AKTE
AKTE
BETREFFENDE DE TOETREDINGSVOORWAARDEN VOOR DE REPUBLIEK BULGARIJE EN ROEMENIË EN DE AANPASSING VAN DE VERDRAGEN WAAROP DE EUROPESE UNIE IS GEGROND
Overeenkomstig artikel 2 van het Toetredingsverdrag is deze Akte van toepassing wanneer het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa op 1 januari 2007 niet in werking is getreden, en blijft zij toepasselijk tot de datum van inwerkingtreding van het Verdrag tot vast- stelling van een Grondwet voor Europa.
EERSTE DEEL BEGINSELEN
ARTIKEL 1
In de zin van deze Akte:
– worden met de uitdrukking "oorspronkelijke Verdragen" bedoeld:
a) het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG-Verdrag), en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EGA-Verdrag), zoals deze Verdragen zijn aangevuld of gewijzigd bij verdragen of andere rechtshandelingen die vóór de onderhavige toetreding in werking zijn getreden,
b) het Verdrag betreffende de Europese Unie (EU-Verdrag), zoals aangevuld of gewijzigd bij verdragen of andere rechtshandelingen die vóór de onderhavige toetreding in werking zijn getreden;
– worden met de uitdrukking "huidige lidstaten" bedoeld, het Koninkrijk België, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland;
– wordt met de uitdrukking "de Unie" bedoeld de Unie zoals tot stand gebracht bij het EU-Verdrag;
– wordt met de uitdrukking "de Gemeenschap" bedoeld één of beide van de in het eerste streepje vermelde Gemeenschappen, naar gelang van het geval;
– worden met de uitdrukking "nieuwe lidstaten" bedoeld de Republiek Bulgarije en Roemenië;
– worden met de uitdrukking "Instellingen" bedoeld de bij de oorspronkelijke Verdragen opgerichte Instellingen.
ARTIKEL 2
Onmiddellijk na de toetreding zijn de oorspronkelijke Verdragen en de door de Instellingen en de Europese Centrale Bank vóór de toetreding genomen besluiten verbindend voor Bulgarije en Roemenië en in deze staten toepasselijk onder de voorwaarden waarin door die Verdragen en deze Akte wordt voorzien.
ARTIKEL 3
1. Bulgarije en Roemenië treden toe tot de door de Vertegenwoordigers van de Regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, genomen besluiten en gesloten overeenkomsten.
2. Bulgarije en Roemenië bevinden zich ten aanzien van de verklaringen, resoluties of andere standpuntbepalingen van de Europese Raad of de Raad, alsmede ten aanzien van die welke betrekking hebben op de Gemeenschap of de Unie en in onderling overleg tussen de lidstaten zijn aanvaard, in dezelfde situatie als de huidige lidstaten; zij zullen derhalve de beginselen en beleids- lijnen die hieruit voortvloeien eerbiedigen, en de maatregelen treffen die nodig zouden kunnen blijken ter verzekering van de toepassing daarvan.
3. Bulgarije en Roemenië treden toe tot de in bijlage I opgesomde verdragen, overeenkomsten en protocollen. Deze verdragen, overeenkomsten en protocollen treden in werking ten aanzien van Bulgarije en Roemenië op de data die door de Raad worden bepaald in de in lid 4 bedoelde besluiten.
4. De Raad brengt op aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement met eenparigheid van stemmen de ingevolge de toetreding vereiste aanpassingen aan in de verdragen, overeenkomsten en protocollen als bedoeld in lid 3, en maakt de aangepaste tekst bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.
5. Bulgarije en Roemenië verbinden zich ertoe om met betrekking tot de verdragen, overeen- komsten en protocollen als bedoeld in lid 3 administratieve en andere regelingen in te voeren in de trant van de regelingen die de huidige lidstaten of de Raad voor de datum van toetreding hebben aangenomen, en de praktische samenwerking tussen de Instellingen en organisaties van de lidstaten te faciliteren.
6. De Raad kan op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen bijlage I aanvullen met de verdragen, overeenkomsten en protocollen die vóór de datum van toetreding zijn ondertekend.
ARTIKEL 4
1. De bepalingen van het Schengenacquis zoals dat in het kader van de Europese Unie is opge- nomen door middel van het Protocol dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna het "Schengenprotocol" genoemd), en de daarop voortbouwende of op een andere wijze daaraan gerelateerde rechtsbesluiten die zijn opgesomd in bijlage II, evenals alle andere dergelijke rechtsbesluiten die eventueel worden aangenomen vóór de toetredingsdatum, zijn vanaf de datum van toetreding verbindend voor en toepasselijk in Bulgarije en Roemenië.
2. De bepalingen van het Schengenacquis zoals dat in het kader van de Europese Unie is opge- nomen, en de daarop voortbouwende of op een andere wijze daaraan gerelateerde rechtsbesluiten welke niet in lid 1 bedoeld worden, zijn vanaf de datum van toetreding verbindend voor Bulgarije en Roemenië, maar zijn in elk van voornoemde staten slechts toepasselijk op grond van een daartoe strekkend besluit van de Raad, nadat overeenkomstig de toepasselijke Schengenevaluatieprocedures is geconstateerd dat in de respectieve staten aan de nodige voorwaarden voor de toepassing van alle onderdelen van het betreffende acquis is voldaan.
De Raad besluit na raadpleging van het Europees Parlement met eenparigheid van stemmen van de leden die de regeringen vertegenwoordigen van de lidstaten ten aanzien waarvan de bepalingen van dit lid reeds van kracht zijn en van de vertegenwoordiger van de regering van de lidstaat ten aanzien waarvan die bepalingen van kracht moeten worden. De leden van de Raad die de regeringen van Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland vertegenwoordigen, nemen aan dit besluit deel voorzover het verband houdt met de bepalingen van het Schengenacquis en de daarop voortbouwende of op een andere wijze daaraan gerelateerde rechtsbesluiten waaraan deze lidstaten deelnemen.
ARTIKEL 5
Vanaf de datum van toetreding nemen Bulgarije en Roemenië aan de Economische en Monetaire Unie deel als lidstaat met een derogatie in de zin van artikel 122 van het EG-Verdrag.
ARTIKEL 6
1. De door de Gemeenschap of uit hoofde van artikel 24 of artikel 38 van het EU-Verdrag met een of meer derde staten, met een internationale organisatie of met een onderdaan van een derde staat gesloten of voorlopig toegepaste overeenkomsten of akkoorden, zijn verbindend voor Bulgarije en Roemenië, en wel onder de in de oorspronkelijke Verdragen en in deze Akte neer- gelegde voorwaarden.
2. Bulgarije en Roemenië verbinden zich ertoe onder de in deze Akte neergelegde voorwaarden toe te treden tot de door de huidige lidstaten en de Gemeenschap gezamenlijk gesloten of onder- tekende overeenkomsten of akkoorden.
De toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de overeenkomsten of akkoorden met specifieke derde landen of internationale organisaties die gezamenlijk zijn gesloten of ondertekend door de Gemeenschap en de huidige lidstaten, wordt geregeld door de sluiting van een protocol bij die overeenkomsten of akkoorden door de Raad, handelend met eenparigheid van stemmen namens de lidstaten, en het (de) betrokken derde land(en) of internationale organisatie. De Commissie voert namens de lidstaten onderhandelingen over deze protocollen, op basis van door de Raad met eenparigheid van stemmen goedgekeurde onderhandelingsrichtsnoeren en in overleg met een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten. De Commissie dient een ontwerp van de te sluiten protocollen in bij de Raad.
Deze procedure geldt onverminderd de uitoefening van de eigen bevoegdheden van de Gemeenschap, en laat de verdeling van bevoegdheden tussen de Gemeenschap en de lidstaten op het gebied van de sluiting van dergelijke overeenkomsten in de toekomst dan wel andere, niet met de toetreding verband houdende wijzigingen, onverlet.
3. Vanaf hun toetreding tot de in lid 2 bedoelde overeenkomsten en akkoorden, verwerven Bulgarije en Roemenië dezelfde rechten en verplichtingen uit hoofde van die overeenkomsten en akkoorden als de huidige lidstaten.
4. Vanaf de datum van toetreding, en in afwachting van de inwerkingtreding van de nodige protocollen als bedoeld in lid 2, passen Bulgarije en Roemenië de bepalingen toe van de overeen- komsten en akkoorden die vóór de toetreding door de huidige lidstaten en de Gemeenschap gezamenlijk zijn gesloten, met uitzondering van de met Zwitserland gesloten overeenkomst over het vrije verkeer van personen. Deze verplichting geldt tevens voor de overeenkomsten en akkoorden die door de Unie en de huidige lidstaten in onderlinge overeenstemming voorlopig worden toegepast.
In afwachting van de inwerkingtreding van de protocollen als bedoeld in lid 2 nemen de Gemeenschap en de lidstaten, gezamenlijk optredend als dat passend is, en binnen hun respectieve bevoegdheden, de passende maatregelen.
5. Bulgarije en Roemenië treden toe tot de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds 1, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000.
6. Bulgarije en Roemenië verbinden zich ertoe onder de in deze Akte neergelegde voorwaarden toe te treden tot de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte 2, zulks overeen- komstig artikel 128 van die Overeenkomst.
7. Vanaf de datum van toetreding worden de door de Gemeenschap met derde landen gesloten bilaterale textielovereenkomsten en -regelingen door Bulgarije en Roemenië toegepast.
De door de Gemeenschap toegepaste kwantitatieve beperkingen op de invoer van textielproducten en kleding worden aangepast om rekening te houden met de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Gemeenschap. Te dien einde kan door de Gemeenschap met de betrokken derde landen nog voor de toetreding worden onderhandeld over wijzigingen van de bovengenoemde bilaterale overeenkomsten en regelingen.
Indien de wijzigingen van de bilaterale textielovereenkomsten en -regelingen op de datum van toetreding nog niet in werking zijn getreden, verricht de Gemeenschap de nodige aanpassingen van haar regels betreffende de invoer van textielproducten en kleding uit derde landen om rekening te kunnen houden met de toetreding van Bulgarije en Roemenië.
1 PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.
2 PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.
8. De door de Gemeenschap toegepaste kwantitatieve beperkingen op de invoer van staal en staalproducten worden aangepast op basis van de invoer van Bulgarije en Roemenië, over de afgelopen jaren, van staalproducten van oorsprong uit de betrokken leverancierlanden.
Te dien einde wordt nog voor de toetreding onderhandeld over de nodige wijzigingen in de door de Gemeenschap met derde landen gesloten bilaterale overeenkomsten en regelingen op het gebied van staal.
Indien de wijzigingen van de bilaterale overeenkomsten en regelingen op de datum van toetreding nog niet in werking zijn getreden, is de eerste alinea van toepassing.
9. Visserijovereenkomsten die vóór de toetreding door Bulgarije en Roemenië met derde landen werden gesloten, worden beheerd door de Gemeenschap.
De rechten en plichten die voor Bulgarije en Roemenië uit deze overeenkomsten voortvloeien, blijven onverlet gedurende de periode waarin de bepalingen van deze overeenkomsten voorlopig worden gehandhaafd.
Zo spoedig mogelijk, en in ieder geval vóór het verstrijken van de in de eerste alinea bedoelde overeenkomsten, stelt de Raad, in elk apart geval, op voorstel van de Commissie, met gekwalifi- ceerde meerderheid van stemmen de passende besluiten vast voor het voortzetten van de daaruit voortvloeiende visserijactiviteiten, met inbegrip van de mogelijkheid om bepaalde van deze overeenkomsten met ten hoogste één jaar te verlengen.
10. Met ingang van de datum van toetreding zeggen Bulgarije en Roemenië elke vrijhandels- overeenkomst met derde landen, inclusief de Midden-Europese Vrijhandelsovereenkomst, op.
Voorzover de overeenkomsten tussen Bulgarije, Roemenië of beide staten enerzijds, en één of meer derde landen anderzijds, niet verenigbaar zijn met de verplichtingen die voortvloeien uit deze Akte, treffen Bulgarije en Roemenië alle passende maatregelen om de geconstateerde onverenigbaarheden weg te werken. Indien Bulgarije of Roemenië moeilijkheden ondervindt om een overeenkomst aan te passen die vóór de toetreding is gesloten met één of meer derde landen, trekt het zich uit die overeenkomst terug met inachtneming van de daarin vervatte voorwaarden.
11. Bulgarije en Roemenië treden onder de in deze Akte neergelegde voorwaarden toe tot de interne overeenkomsten welke door de lidstaten werden gesloten met het oog op de toepassing van de in lid 2, lid 5 en lid 6, bedoelde overeenkomsten en akkoorden.
12. Bulgarije en Roemenië treffen, zo nodig, passende maatregelen om zo nodig hun positie ten aanzien van internationale organisaties en internationale overeenkomsten waarbij de Gemeenschap of andere lidstaten eveneens partij zijn, aan te passen aan de rechten en verplichtingen die voort- vloeien uit hun toetreding tot de Unie.
Met name zeggen zij, op de datum van toetreding of zo spoedig mogelijk daarna, de internationale visserijovereenkomsten en hun lidmaatschap van de internationale visserijorganisaties op waarbij ook de Gemeenschap partij is, tenzij hun lidmaatschap geen verband houdt met visserijzaken.
ARTIKEL 7
1. De bepalingen van deze Akte kunnen, tenzij anders is bepaald, uitsluitend worden geschorst, gewijzigd of ingetrokken door middel van de procedures voorzien in de oorspronkelijke Verdragen die het mogelijk maken tot een herziening van die Verdragen te komen.
2. De door de Instellingen genomen besluiten waarop de in deze Akte vastgestelde overgangs- maatregelen zijn gebaseerd, behouden hun eigen rechtskarakter; met name blijven de voor deze besluiten geldende wijzigingsprocedures van toepassing.
3. De bepalingen van deze Akte waarvan het doel of het gevolg is dat besluiten van de Instellingen anders dan bij wijze van overgangsmaatregel worden ingetrokken of gewijzigd, verkrijgen hetzelfde rechtskarakter als de daardoor ingetrokken of gewijzigde bepalingen en zijn onderworpen aan dezelfde regels als laatstgenoemde bepalingen.
ARTIKEL 8
Ten aanzien van de toepassing van de oorspronkelijke Verdragen en van de door de Instellingen genomen besluiten gelden, bij wijze van overgang, de in deze Akte neergelegde afwijkende bepalingen.
TWEEDE DEEL AANPASSING DER VERDRAGEN
TITEL I INSTITUTIONELE BEPALINGEN
ARTIKEL 9
1. Artikel 189, tweede alinea, van het EG-Verdrag en artikel 107, tweede alinea, van het Euratom-Verdrag worden vervangen door:
"Het aantal leden van het Europees Parlement bedraagt niet meer dan 736."
2. Vanaf de aanvang van de zittingsperiode 2009-2014 wordt in artikel 190, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en in artikel 108, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie de eerste alinea vervangen door:
"2. Het aantal in elke lidstaat gekozen vertegenwoordigers is als volgt vastgesteld:
België | 22 |
Bulgarije | 17 |
Tsjechië | 22 |
Denemarken | 13 |
Duitsland | 99 |
Estland | 6 |
Griekenland | 22 |
Spanje | 50 |
Frankrijk | 72 |
Ierland | 12 |
Italië | 72 |
Cyprus | 6 |
Letland | 8 |
Litouwen | 12 |
Luxemburg | 6 |
Hongarije | 22 |
Malta | 5 |
Nederland | 25 |
Oostenrijk | 17 |
Polen | 50 |
Portugal | 22 |
Roemenië | 33 |
Slovenië | 7 |
Slowakije | 13 |
Finland | 13 |
Zweden | 18 |
Verenigd Koninkrijk | 72." |
ARTIKEL 10
1. Artikel 205, lid 2, van het EG-Verdrag en artikel 118, lid 2, van het Euratom-Verdrag worden vervangen door:
"2. Voor de besluiten van de Raad waarvoor een gekwalificeerde meerderheid is vereist, worden de stemmen der leden als volgt gewogen:
België | 12 |
Bulgarije | 10 |
Tsjechië | 12 |
Denemarken | 7 |
Duitsland | 29 |
Estland | 4 |
Griekenland | 12 |
Spanje | 27 |
Frankrijk | 29 |
Ierland | 7 |
Italië | 29 |
Cyprus | 4 |
Letland | 4 |
Litouwen | 7 |
Luxemburg | 4 |
Hongarije | 12 |
Malta | 3 |
Nederland | 13 |
Oostenrijk | 10 |
Polen | 27 |
Portugal | 12 |
Roemenië | 14 |
Slovenië | 4 |
Slowakije | 7 |
Finland | 7 |
Zweden | 10 |
Verenigd Koninkrijk | 29 |
De besluiten van de Raad komen tot stand wanneer zij ten minste 255 stemmen hebben verkregen en de meerderheid van de leden voorstemt, ingeval zij krachtens dit Verdrag moeten worden genomen op voorstel van de Commissie.
In de overige gevallen komen de besluiten tot stand wanneer zij ten minste 255 stemmen hebben verkregen en ten minste twee derden van de leden voorstemmen.";
2. In artikel 23, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt de derde alinea vervangen door:
"De stemmen van de leden van de Raad worden gewogen overeenkomstig artikel 205, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. De besluiten komen tot stand wanneer zij ten minste 255 stemmen hebben verkregen en ten minste twee derden van de leden voorstemmen.
Een lid van de Raad kan verlangen dat bij besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wordt nagegaan of de lidstaten die de gekwalificeerde meerderheid vormen ten minste 62% van de totale bevolking van de Unie vertegenwoordigen. Indien blijkt dat niet aan deze voorwaarde is voldaan, is het besluit niet aangenomen.";
3. Artikel 34, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt vervangen door:
"3. Ingeval voor de besluiten van de Raad een gekwalificeerde meerderheid van stemmen is vereist, worden de stemmen van de leden gewogen overeenkomstig artikel 205, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en komen de besluiten tot stand wanneer zij ten minste 255 stemmen hebben verkregen, en ten minste twee derden van de leden voorstemmen. Een lid van de Raad kan verlangen dat bij besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wordt nagegaan of de lidstaten die de gekwalificeerde meerderheid vormen ten minste 62% van de totale bevolking van de Unie vertegenwoordigen. Indien blijkt dat niet aan deze voorwaarde is voldaan, is het besluit niet aangenomen.";
ARTIKEL 11
1. Artikel 9, lid 1, van het Protocol, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, betreffende het statuut van het Hof van Justitie wordt vervangen door:
"De gedeeltelijke vervanging van de rechters, die om de drie jaar plaatsvindt, heeft beurtelings betrekking op veertien en op dertien rechters.".
2. Artikel 48 van het Protocol, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, betreffende het statuut van het Hof van Justitie wordt vervangen door:
"Artikel 48
Het Gerecht bestaat uit zevenentwintig rechters.".
ARTIKEL 12
Artikel 258, tweede alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en artikel 166 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, betreffende de samenstelling van het Economisch en Sociaal Comité, worden vervangen door:
"Het aantal leden van het Comité is als volgt vastgesteld:
België | 12 |
Bulgarije | 12 |
Tsjechië | 12 |
Denemarken | 9 |
Duitsland | 24 |
Estland | 7 |
Griekenland | 12 |
Spanje | 21 |
Frankrijk | 24 |
Ierland | 9 |
Italië | 24 |
Cyprus | 6 |
Letland | 7 |
Litouwen | 9 |
Luxemburg | 6 |
Hongarije | 12 |
Malta | 5 |
Nederland | 12 |
Oostenrijk | 12 |
Polen | 21 |
Portugal | 12 |
Roemenië | 15 |
Slovenië | 7 |
Slowakije | 9 |
Finland | 9 |
Zweden | 12 |
Verenigd Koninkrijk | 24" |
ARTIKEL 13
Artikel 263, derde alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, betreffende de samenstelling van het Comité van de Regio's, wordt vervangen door:
"Het aantal leden van het Comité is als volgt vastgesteld:
België | 12 |
Bulgarije | 12 |
Tsjechië | 12 |
Denemarken | 9 |
Duitsland | 24 |
Estland | 7 |
Griekenland | 12 |
Spanje | 21 |
Frankrijk | 24 |
Ierland | 9 |
Italië | 24 |
Cyprus | 6 |
Letland | 7 |
Litouwen | 9 |
Luxemburg | 6 |
Hongarije | 12 |
Malta | 5 |
Nederland | 12 |
Oostenrijk | 12 |
Polen | 21 |
Portugal | 12 |
Roemenië | 15 |
Slovenië | 7 |
Slowakije | 9 |
Finland | 9 |
Zweden | 12 |
Verenigd Koninkrijk | 24" |
ARTIKEL 14
Het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de statuten van de Europese Investeringsbank wordt hierbij als volgt gewijzigd:
1. In artikel 3 wordt tussen de tekst voor België en die voor de Tsjechische Republiek het volgende ingevoegd:
"– de Republiek Bulgarije,"
en tussen de tekst voor Portugal en die voor Slovenië: "– Roemenië,"
2. In artikel 4, lid 1, eerste alinea,
a) wordt de inleidende zin vervangen door:
"1. Het kapitaal van de Bank bedraagt 164.795.737.000 EUR, waarin door de lidstaten voor de volgende bedragen wordt deelgenomen*:
(*) De cijfers voor Bulgarije en Roemenië zijn indicatief en gebaseerd op de voor 2003 door Eurostat gepubliceerde gegevens."
b) wordt tussen de tekst voor Ierland en die voor Slowakije het volgende ingevoegd: "Roemenië 846 000 000"
c) en wordt tussen de tekst voor Slovenië en die voor Litouwen het volgende ingevoegd: "Bulgarije 296 000 000".
3. In artikel 11, lid 2, worden de eerste, tweede en derde alinea’s, vervangen door:
"2. De Raad van bewind bestaat uit achtentwintig bewindvoerders en achttien plaatsvervangers.
De bewindvoerders worden door de Raad van gouverneurs voor een periode van vijf jaar benoemd, waarbij iedere lidstaat een bewindvoerder aanwijst. Ook de Commissie wijst een bewindvoerder aan.
De plaatsvervangende bewindvoerders worden door de Raad van gouverneurs voor een periode van vijf jaar benoemd, en wel als volgt:
- twee plaatsvervangers aangewezen door de Bondsrepubliek Duitsland,
- twee plaatsvervangers aangewezen door de Franse Republiek,
- twee plaatsvervangers aangewezen door de Italiaanse Republiek,
- twee plaatsvervangers aangewezen door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,
- een plaatsvervanger in onderlinge overeenstemming aangewezen door het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek,
- een plaatsvervanger in onderlinge overeenstemming aangewezen door het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden,
- twee plaatsvervangers in onderlinge overeenstemming aangewezen door het Koninkrijk Denemarken, de Helleense Republiek, Ierland en Roemenië,
- twee plaatsvervangers in onderlinge overeenstemming aangewezen door de Republiek Estland, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden,
- drie plaatsvervangers aangewezen in onderlinge overeenstemming door de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek,
- een plaatsvervanger aangewezen door de Commissie.".
ARTIKEL 15
Artikel 134, lid 2, eerste alinea van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, betreffende de samenstelling van het Wetenschappelijk en Technische Comité wordt vervangen door:
"2. Het Comité bestaat uit eenenveertig leden, benoemd door de Raad na raadpleging van de Commissie.".
TITEL II ANDERE AANPASSINGEN
ARTIKEL 16
De laatste zin van artikel 57, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap wordt vervangen door:
"Voor beperkingen uit hoofde van nationaal recht in Bulgarije, Estland en Hongarije geldt als datum 31 december 1999.".
ARTIKEL 17
Artikel 299, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap wordt vervangen door:
"1. Dit verdrag is van toepassing op het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groot- hertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.".
ARTIKEL 18
1. Artikel 314, tweede alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap wordt vervangen door:
"Krachtens de Toetredingsverdragen zijn de teksten van dit Verdrag in de Bulgaarse, de Tsjechische, de Deense, de Engelse, de Estse, de Finse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Slowaakse, de Sloveense, de Spaanse en de Zweedse taal eveneens gelijkelijk authentiek.".
2. Artikel 225, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie wordt vervangen door:
"Krachtens de Toetredingsverdragen zijn de teksten van dit Verdrag in de Bulgaarse, de Tsjechische, de Deense, de Engelse, de Estse, de Finse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Slowaakse, de Sloveense, de Spaanse en de Zweedse taal eveneens gelijkelijk authentiek.".
3. Artikel 53, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt vervangen door:
"Krachtens de Toetredingsverdragen zijn de teksten van dit Verdrag in de Bulgaarse, de Tsjechische, de Estse, de Finse, de Hongaarse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Roemeense, de Slowaakse, de Sloveense en de Zweedse taal eveneens gelijkelijk authentiek."
DERDE DEEL PERMANENTE BEPALINGEN
TITEL I
AANPASSINGEN VAN BESLUITEN VAN DE INSTELLINGEN
ARTIKEL 19
Ten aanzien van de besluiten genoemd in bijlage III van deze Akte vinden de aanpassingen plaats die in die bijlage worden omschreven.
ARTIKEL 20
De ingevolge de toetreding noodzakelijke aanpassingen van de besluiten vermeld in de lijst in bijlage IV van deze Akte, worden verricht overeenkomstig de in die bijlage vervatte richtsnoeren.
TITEL II OVERIGE BEPALINGEN
ARTIKEL 21
De in bijlage V van deze Akte opgesomde maatregelen worden toegepast op de in die bijlage bepaalde voorwaarden.
ARTIKEL 22
De Raad kan, met eenparigheid van stemmen, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement besluiten tot de aanpassingen van de bepalingen van deze Akte betreffende het gemeenschappelijk landbouwbeleid welke nodig kunnen blijken ten gevolge van een wijziging van de communautaire voorschriften.
VIERDE DEEL TIJDELIJKE BEPALINGEN
TITEL I OVERGANGSMAATREGELEN
ARTIKEL 23
De in de bijlagen VI en VII bij deze Akte vermelde besluiten zijn ten aanzien van Bulgarije en Roemenië van toepassing onder de in die bijlagen neergelegde voorwaarden.
TITEL II INSTITUTIONELE BEPALINGEN
ARTIKEL 24
1. In afwijking van het maximumaantal leden van het Europees Parlement als vastgesteld in artikel 189, tweede alinea, van het EG-Verdrag en in artikel 107, tweede alinea, van het EGA- Verdrag, wordt met het oog op de toetreding van Bulgarije en Roemenië het aantal leden van het Europees Parlement verhoogd met het onderstaande aantal vertegenwoordigers van deze landen vanaf de datum van toetreding tot het begin van de zittingsperiode 2009-2014 van het Europees Parlement:
Bulgarije 18
Roemenië 35.
2. Bulgarije en Roemenië gaan vóór 31 december 2007 elk over tot de verkiezing, door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen, van het in lid 1 vastgestelde aantal vertegenwoordigers van hun volk in het Europees Parlement, overeenkomstig het bepaalde in de Akte betreffende de verkiezing van de vertegenwoordigers in het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen 1.
3. Indien de verkiezingen worden gehouden na de datum van toetreding, dan worden de vertegenwoordigers in het Europees Parlement van de volkeren van Bulgarije en Roemenië in afwijking van artikel 190, lid 1, van het EG-Verdrag en van artikel 108, lid 1, van het Euratom- Verdrag, voor de periode vanaf de datum van toetreding tot de in lid 2 bedoelde verkiezingen, aangewezen door de volksvertegenwoordigingen van deze Staten uit hun midden, zulks volgens de door elk dezer Staten vastgestelde procedure.
1 PB L 278 van 8.10.1976, blz. 5. Akte laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2002/772/EG, Euratom (PB L 283 van 21.10.2002, blz. 1).
TITEL III FINANCIËLE BEPALINGEN
ARTIKEL 25
1. Vanaf de datum van toetreding storten Bulgarije en Roemenië de volgende bedragen overeenkomende met hun aandeel in het kapitaal gestort voor het geplaatste kapitaal als gedefinieerd in artikel 4 van de statuten van de Europese Investeringsbank 1.
Bulgarije 14.800.000 EUR
Roemenië 42.300.000 EUR.
Deze bijdragen worden gestort in acht gelijke termijnen die vervallen op 31 mei 2007, 31 mei 2008, 31 mei 2009, 30 november 2009, 31 mei 2010, 30 november 2010, 31 mei 2011 en
30 november 2011.
1 De vermelde getallen zijn indicatief en gebaseerd op de voor 2003 door Eurostat gepubliceerde gegevens.
2. Bulgarije en Roemenië dragen, in acht gelijke termijnen die vervallen op de in lid 1 genoemde data, bij tot de reserves, de met reserves gelijk te stellen voorzieningen, alsmede tot het nog naar de reserves en voorzieningen over te boeken bedrag, bevattende het saldo van de verlies- en winst- rekening, zoals deze aan het einde van de maand voorafgaande aan de toetreding zijn vastgesteld en in de balans van de Bank voorkomen, door storting van bedragen die overeenkomen met de volgende percentages van de reserves en voorzieningen 1:
Bulgarije 0,181%
Roemenië 0,517%.
3. De in lid 1 en 2 bedoelde stortingen worden door Bulgarije en Roemenië verricht in contanten in euro's, behoudens een door de Raad van gouverneurs met eenparigheid van stemmen besloten afwijking.
1 De vermelde getallen zijn indicatief en gebaseerd op de voor 2003 door Eurostat gepubliceerde gegevens.
ARTIKEL 26
1. Bulgarije en Roemenië betalen de volgende bijdragen aan het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal bedoeld in Besluit 2002/234/EGKS van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 27 februari 2002 betreffende de financiële gevolgen van de beëindiging van het EGKS-Verdrag en betreffende het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal 1:
(miljoen EUR - huidige prijzen)
Bulgarije 11,95
Roemenië 29,88.
2. De bijdragen aan het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal worden in vier termijnen betaald, te beginnen in 2009, volgens het onderstaande schema, steeds op de eerste werkdag van de eerste maand van elk jaar:
2009: 15%
2010: 20%
2011: 30%
2012: 35%.
1 PB L 79 van 22.3.2002, blz. 42.
ARTIKEL 27
1. Vanaf de datum van toetreding worden de aanbesteding, de contractsafsluiting, de uitvoering en de betaling inzake pretoetredingsbijstand in het kader van het Phare-programma 1 en het programma voor grensoverschrijdende samenwerking in het kader van Phare 2, alsmede inzake bijstand in het kader van de overgangsfaciliteit bedoeld in artikel 31, beheerd door een uitvoeringsinstantie in Bulgarije en Roemenië.
Van de voorafgaande goedkeuring door de Commissie van de aanbesteding en het sluiten van de overeenkomst zal worden afgezien bij een besluit van de Commissie te dien einde, nadat er door de Commissie een erkenningsprocedure is toegepast en het versterkte gedecentraliseerde uitvoerings- systeem (EDIS) positief is beoordeeld overeenkomstig de criteria en de voorwaarden van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1266/1999 van de Raad van 21 juni 1999 betreffende de coördinatie van de bijstand aan de kandidaat-lidstaten in het kader van de pretoetredingsstrategie en houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 3906/89 3, en van artikel 164 van de verordening betreffende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen 4.
Indien de beslissing van de Commissie om af te zien van voorafgaande goedkeuring niet is genomen vóór de toetreding, heeft dat tot gevolg dat overeenkomsten die zijn ondertekend tussen de toetredingsdatum en de datum waarop de Commissie haar beslissing neemt, niet in aanmerking komen voor pretoetredingsbijstand.
1 Verordening (EEG) nr. 3906/89 van de Raad van 18.12.1989 betreffende economische hulp ten gunste van bepaalde landen van Midden- en Oost-Europa (PB L 375 van 23.12.1989,
blz. 11). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 769/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 1).
2 Verordening (EG) nr. 2760/98 van de Commissie van 18 december 1998 betreffende de tenuitvoerlegging van een programma voor grensoverschrijdende samenwerking in het kader van het Phare-programma (PB L 345 van 19.12.1998, blz. 49). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1822/2003 (PB L 267 van 17.10.2003, blz. 9).
3 PB L 161 van 26.6.1999, blz. 68.
4 Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25.6.2002 (PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1).
Indien evenwel, bij wijze van uitzondering, het besluit van de Commissie om af te zien van voorafgaande goedkeuring pas na de toetredingsdatum kan worden genomen om redenen die niet kunnen worden toegeschreven aan de autoriteiten van Bulgarije of Roemenië, kan de Commissie in naar behoren gemotiveerde gevallen aanvaarden dat overeenkomsten die zijn gesloten tussen de toetredingsdatum en de datum van het besluit van de Commissie, in aanmerking komen voor pretoetredingsbijstand, en dat de uitvoering van de pretoetredingsbijstand nog gedurende een beperkte periode wordt voortgezet, op voorwaarde dat de Commissie vooraf haar goedkeuring verleent aan de aanbesteding en het sluiten van de overeenkomst.
2. Financiële verplichtingen die vóór de toetreding in het kader van de in lid 1 bedoelde financiële pretoetredingsinstrumenten of na de toetreding in het kader van de in artikel 31 bedoelde overgangsfaciliteit zijn aangegaan, met inbegrip van het sluiten en de registratie van de specifieke juridische verplichtingen die vervolgens zijn aangegaan en de betalingen die na de toetreding zijn verricht, blijven vallen onder de regels en voorschriften van de financiële instrumenten in het kader van de pretoetredingsbijstand, en blijven ten laste van de desbetreffende begrotingshoofdstukken totdat de betrokken programma's en projecten worden afgesloten. Onverminderd hetgeen voorafgaat, worden procedures inzake overheidsopdrachten die worden ingeleid na de toetreding, uitgevoerd overeenkomstig de toepasselijke communautaire richtlijnen.
3. De laatste programmeringsperiode voor de in lid 1 bedoelde pretoetredingsbijstand valt samen met het laatste jaar dat aan de toetreding voorafgaat. Voor de acties uit hoofde van deze programma's dient binnen de twee volgende jaren een overeenkomst te worden gesloten. Er worden geen verlengingen toegestaan voor de termijn van de overeenkomsten. Bij wijze van uitzondering en in naar behoren gemotiveerde gevallen, is een beperkte verlenging van de termijnen voor de uitvoering van de overeenkomsten mogelijk.
Onverminderd hetgeen voorafgaat, kunnen pretoetredingsmiddelen gedurende de eerste twee jaar na de toetreding ter dekking van administratieve kosten als omschreven in lid 4 worden vastgelegd.
Voor audit- en evaluatiekosten kunnen pretoetredingsmiddelen tot vijf jaar na de toetreding worden vastgelegd.
4. Om te zorgen voor de noodzakelijke geleidelijke beëindiging van de in lid 1 bedoelde financiële instrumenten voor de pretoetredingsbijstand en van het ISPA-programma 1, kan de Commissie alle passende maatregelen treffen om in Bulgarije en Roemenië het nodige statutaire personeel te handhaven gedurende een periode van maximaal negentien maanden na de toetreding. Tijdens die periode genieten de ambtenaren, het tijdelijk personeel en de arbeidscontractanten die voor de toetreding in Bulgarije en Roemenië gedetacheerd waren en die in die lidstaten in dienst moeten blijven na de toetreding, bij wijze van uitzondering dezelfde financiële en materiële voor- waarden als die welke door de Commissie vóór de toetreding werden toegepast overeenkomstig het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Gemeenschappen zoals die zijn vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 2. De administratieve uitgaven, met inbegrip van de salarissen van andere personeelsleden, worden gefinancierd uit de begrotingspost "Stapsgewijze vermindering van de pretoetredingssteun voor nieuwe lidstaten" of overeenkomstige begrotingsposten in het kader van het passende beleidsonderdeel van de algemene begroting van de Europese Gemeen- schappen dat betrekking heeft op de uitbreiding.
1 Verordening (EG) nr. 1267/1999 van de Raad van 21.6.1999 tot instelling van een pretoetredingsinstrument voor structuurbeleid (PB L 161 van 26.6.1999, blz. 73). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 769/2004 (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 1).
2 PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 723/2004 (PB L 124 van 27.4.2004, blz. 1).
ARTIKEL 28
1. Maatregelen waarop op de datum van toetreding een besluit inzake bijstand uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1267/1999 tot instelling van een pretoetredingsinstrument voor structuur- beleid van toepassing is, en die op die datum nog niet volledig zijn uitgevoerd, worden geacht door de Commissie te zijn goedgekeurd uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1164/94 van de Raad van 16 mei 1994 tot oprichting van een Cohesiefonds 1. De bedragen die nog moeten worden vastgesteld met het oog op de uitvoering van bedoelde maatregelen, worden uit hoofde van de op de datum van toetreding geldende verordening inzake het Cohesiefonds vastgesteld en toegewezen aan het met deze verordening overeenstemmende hoofdstuk van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen. Tenzij in de leden 2 tot en met 5 wordt voorzien in een andere regeling, zijn de bepalingen betreffende de uitvoering van maatregelen die zijn goedgekeurd uit hoofde van de laatstgenoemde verordening van toepassing op die maatregelen.
1 PB L 130 van 25.5.1994. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003 (PB L 236 van 23.9.2003, blz. 33).
2. Elke procedure met betrekking tot een overheidsopdracht in verband met een in lid 1 bedoelde maatregel waarvoor op de datum van toetreding al een uitnodiging tot inschrijving is bekend- gemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, wordt uitgevoerd overeenkomstig de in die uitnodiging tot inschrijving vastgestelde voorschriften. Het bepaalde in artikel 165 van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, is evenwel niet van toepassing. Elke procedure met betrekking tot een overheidsopdracht in verband met een in lid 1 bedoelde maatregel waarvoor nog geen uitnodiging tot inschrijving is bekend- gemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, wordt uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van de Verdragen en de op grond daarvan aangenomen maatregelen, en met inacht- neming van het communautaire beleid, onder andere met betrekking tot milieubescherming, vervoer, trans-Europese netwerken, mededinging en gunningen van overheidsopdrachten.
3. De betalingen die door de Commissie worden verricht uit hoofde van een in lid 1 bedoelde maatregel, worden gekoppeld aan de vroegste openstaande betalingsverplichting die in eerste instantie is uitgevoerd krachtens Verordening (EG) nr. 1267/1999 en vervolgens krachtens de dan geldende verordening inzake het Cohesiefonds.
4. De voorschriften betreffende het in aanmerking nemen van uitgaven uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1267/1999 blijven van toepassing op de in lid 1 bedoelde maatregelen, uitgezonderd in naar behoren gemotiveerde gevallen waarover door de Commissie op verzoek van de betrokken lidstaat een besluit wordt genomen.
5. De Commissie kan, in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen, voor de in lid 1 bedoelde maatregelen specifieke afwijkingen toestaan van de voorschriften die uit hoofde van de op de datum van toetreding geldende verordening inzake het Cohesiefonds worden toegepast .
ARTIKEL 29
Wanneer de termijn voor meerjarenvastleggingen in het kader van het SAPARD-programma 1 met betrekking tot de bebossing van landbouwland, steun voor de oprichting van producenten- groeperingen of milieuregelingen voor de landbouw, de toegestane uiterste datum voor betalingen in het kader van SAPARD overschrijdt, zullen de uitstaande vastleggingen worden gedekt binnen het programma voor plattelandsontwikkeling voor het tijdvak 2007-2013. Indien in dit verband specifieke overgangsmaatregelen nodig zijn, worden deze vastgesteld volgens de procedure van artikel 50, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen 2.
1 Verordening (EG) nr. 1268/1999 van de Raad van 21 juni 1999 inzake steunverlening door de Gemeenschap voor pretoetredingsmaatregelen op het gebied van landbouw en plattelands- ontwikkeling in de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa gedurende de pretoetredingsperiode (PB L 161 van 26.6.1999, blz. 87). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2008/2004 (PB L 349 van 25.11.2004, blz. 12).
2 PB L 161 van 26.6.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003 (PB L 236 van 23.9.2003, blz. 33).
ARTIKEL 30
1. Bulgarije, dat, zoals toegezegd, eenheid 1 en eenheid 2 van de kerncentrale van Kozloduy voor 2003 definitief gesloten heeft, om die vervolgens te ontmantelen, zegt toe eenheid 3 en eenheid 4 van deze centrale in 2006 definitief te zullen sluiten en vervolgens te zullen ontmantelen.
2. In de periode 2007-2009 zal de Gemeenschap Bulgarije financiële steun verlenen ter onder- steuning van de ontmantelingswerkzaamheden en van de inspanningen om de gevolgen van de sluiting en ontmanteling van de eenheden 1 tot en met 4 van de kerncentrale in Kozloduy te ondervangen.
De steun omvat onder meer het volgende: maatregelen ter ondersteuning van de ontmanteling van de eenheden 1 tot en met 4 van de kerncentrale van Kozloduy; maatregelen voor aanpassing aan de milieu-eisen, overeenkomstig het acquis, voor modernisering van de conventionele sectoren voor de productie, het transport en de distributie van energie in Bulgarije, en maatregelen voor de verbete- ring van de energie-efficiëntie, de bevordering van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en de verbetering van de energievoorzieningszekerheid.
Voor de periode 2007-2009 zal de steun 210 miljoen EUR (prijzen van 2004) aan vastleggings- kredieten belopen, vast te leggen in gelijke bedragen van 70 miljoen EUR per jaar (prijzen van 2004).
De steun (of delen daarvan) kan beschikbaar worden gesteld als een bijdrage van de Gemeenschap aan het Internationale steunfonds voor de ontmanteling van Kozloduy, dat beheerd wordt door de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling.
3. De Commissie kan voorschriften voor de uitvoering van de in lid 2 bedoelde steunverlening vaststellen overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegd- heden 1. Daartoe wordt de Commissie bijgestaan door een comité. De artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EC zijn van toepassing. De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn bedraagt zes weken. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.
ARTIKEL 31
1. Voor het eerste jaar na de toetreding verstrekt de Unie tijdelijke financiële bijstand, hierna de “overgangsfaciliteit” genoemd, aan Bulgarije en Roemenië voor de ontwikkeling en versterking van hun administratieve en justitiële capaciteit om de communautaire wetgeving uit te voeren en te handhaven, en de uitwisseling van beste praktijken tussen overeenkomstige instanties in verschil- lende landen te bevorderen. Uit deze bijstand zullen projecten voor institutionele ontwikkeling en daarmee samenhangende beperkte, kleinschalige investeringen worden gefinancierd.
1 PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
2. Deze bijstand is gericht op de permanente noodzaak om de institutionele capaciteit op bepaalde terreinen te versterken door een optreden dat niet door de structuurfondsen of door de fondsen voor plattelandsontwikkeling kan worden gefinancierd.
3. Voor samenwerkingsverbanden tussen overheidsinstanties met het oog op institutionele ontwikkeling blijft de procedure met betrekking tot het doen van voorstellen via het netwerk van contactpunten in de lidstaten van toepassing; deze procedure is vastgelegd in de kaderovereen- komsten met de lidstaten met betrekking tot de pretoetredingssteun.
De vastleggingskredieten voor de overgangsfaciliteit voor Bulgarije en Roemenië bedragen, tegen de prijzen van 2004, 82 miljoen EUR in het eerste jaar na de toetreding en zijn bestemd voor nationale en horizontale prioriteiten. De kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.
4. Over de bijstand uit hoofde van de overgangsfaciliteit wordt besloten en de uitvoering ervan wordt bepaald overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 3906/89 van de Raad betreffende econo- mische hulp ten gunste van bepaalde landen van Midden- en Oost-Europa.
ARTIKEL 32
1. Hierbij worden een cashflow- en Schengenfaciliteit als tijdelijk instrument ingesteld om Bulgarije en Roemenië vanaf de datum van toetreding tot eind 2009 te helpen bij het financieren van acties aan de nieuwe buitengrenzen van de Unie met het oog op de uitvoering van het Schengenacquis en de controle aan de buitengrenzen, alsook bij het verbeteren van de cashflow in de nationale begroting .
2. Voor de periode 2007-2009 worden de volgende bedragen (prijzen van 2004) ter beschikking gesteld van Bulgarije en Roemenië in de vorm van forfaitaire steunbetalingen uit hoofde van de tijdelijke cashflow- en Schengenfaciliteit:
(miljoen EUR - prijzen van 2004)
2007 | 2008 | 2009 | |
Bulgarije | 121,8 | 59,1 | 58,6 |
Roemenië | 297,2 | 131,8 | 130,8 |
3. Ten minste 50% van elke toewijzing per land in het kader van de tijdelijke cashflow- en Schengenfaciliteit moet worden gebruikt om Bulgarije en Roemenië te steunen bij hun verplichting om maatregelen aan de nieuwe buitengrens van de Unie voor de uitvoering van het Schengenacquis en ter controle van de buitengrenzen te financieren.
4. Een twaalfde van elk jaarlijks bedrag wordt op de eerste werkdag van elke maand in het betreffende jaar aan Bulgarije en Roemenië uitbetaald. De forfaitaire steunbetalingen worden binnen drie jaar na de eerste betaling gebruikt. Bulgarije en Roemenië dienen, uiterlijk zes maanden na de termijn van drie jaar, een overzichtsverslag in over de wijze waarop de forfaitaire steun- betalingen uit hoofde van het Schengengedeelte van de tijdelijke cashflow- en Schengenfaciliteit zijn gebruikt, met een verklaring waarin de uitgaven worden gerechtvaardigd. Eventuele ongebruikte of onterecht uitgegeven middelen worden teruggevorderd door de Commissie.
5. De Commissie kan de voor de werking van de tijdelijke cashflow- en Schengenfaciliteit noodzakelijke technische bepalingen aannemen.
ARTIKEL 33
1. Zonder vooruit te lopen op toekomstige beleidsbeslissingen zijn de totale vastleggings- kredieten voor structurele maatregelen voor Bulgarije en Roemenië voor een periode van drie jaar (2007-2009) als volgt:
(miljoen EUR - prijzen van 2004)
2007 | 2008 | 2009 | |
Bulgarije | 539 | 759 | 1 002 |
Roemenië | 1 399 | 1 972 | 2 603 |
2. Gedurende deze drie jaar (2007-2009) worden de reikwijdte en de aard van de interventies binnen deze vaste middelentoewijzingen per land vastgesteld op basis van de dan toepasselijke bepalingen voor uitgaven voor structurele maatregelen.
ARTIKEL 34
1. Naast de op de datum van toetreding van kracht zijnde verordeningen betreffende plattelands- ontwikkeling zijn de bepalingen van de Afdelingen I tot en met III van Bijlage VIII tijdens de periode 2007-2009 van toepassing op Bulgarije en Roemenië, en zijn de specifieke financiële bepalingen van Afdeling IV van bijlage VIII gedurende de volledige programmeerperiode
2007-2013 van toepassing op Bulgarije en Roemenië.
2. Zonder vooruit te lopen op toekomstige beleidsbeslissingen bedragen de vastleggings- kredieten uit het garantiegedeelte van het EOGFL voor plattelandsontwikkeling voor Bulgarije en Roemenië tijdens de periode van drie jaar (2007-2009) 3041 miljoen EUR (prijzen van 2004).
3. Indien nodig, worden voor de toepassing van bijlage VIII uitvoeringsbepalingen aangenomen overeenkomstig de procedure van artikel 50, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/1999.
4. Indien nodig, past de Raad met gekwalificeerde meerderheid van de stemmen, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, bijlage VIII aan, teneinde voor samenhang met de verordeningen betreffende plattelandsontwikkeling te zorgen.
ARTIKEL 35
De in de artikelen 30, 31, 32, 33 en 34 bedoelde bedragen worden jaarlijks overeenkomstig de prijs- bewegingen aangepast door de Commissie als onderdeel van de jaarlijkse technische aanpassingen van de financiële vooruitzichten.
TITEL IV OVERIGE BEPALINGEN
ARTIKEL 36
1. Indien zich voor het einde van een periode van ten hoogste drie jaar na de toetreding ernstige en mogelijk aanhoudende moeilijkheden voordoen in een sector van het economische leven, dan wel moeilijkheden die de economische toestand van een bepaalde streek ernstig kunnen verstoren, kan Bulgarije of Roemenië machtiging vragen om beschermingsmaatregelen te nemen, zodat de toestand weer in evenwicht kan worden gebracht en de betrokken sector kan worden aangepast aan de economie van de interne markt.
Onder dezelfde voorwaarden kan een van de huidige lidstaten verzoeken gemachtigd te worden beschermingsmaatregelen te nemen ten opzichte van Bulgarije, Roemenië of beide.
2. Op verzoek van de betrokken staat stelt de Commissie door middel van een spoedprocedure onverwijld de beschermingsmaatregelen vast welke zij noodzakelijk acht, waarbij zij de voor- waarden en praktische regels voor de toepassing ervan aangeeft.
In geval van ernstige economische moeilijkheden spreekt de Commissie zich op uitdrukkelijk verzoek van de betrokken lidstaat uit binnen een termijn van vijf werkdagen na de ontvangst van het met redenen omkleed verzoek. De aldus getroffen maatregelen zijn onmiddellijk van toepassing, houden rekening met de belangen van alle betrokken partijen en leiden niet tot grenscontroles.
3. De overeenkomstig lid 2 toegestane maatregelen kunnen afwijkingen van de regels van het EG-Verdrag en van deze Akte inhouden, voorzover en voor zolang zij strikt noodzakelijk zijn om de in lid 1 bedoelde doelstellingen te verwezenlijken. Bij voorrang moeten die maatregelen worden gekozen die de werking van de interne markt het minst verstoren.
ARTIKEL 37
Bij niet-naleving door Xxxxxxxxx of Roemenië van in het kader van de toetredingsonderhandelingen aangegane verbintenissen, waardoor de werking van de interne markt ernstig wordt verstoord, met inbegrip van verbintenissen inzake sectoraal beleid betreffende economische activiteiten met grensoverschrijdende gevolgen, of bij onmiddellijke dreiging van een dergelijke verstoring, kan de Commissie tot aan het einde van een periode van ten hoogste drie jaar na de toetreding op een met redenen omkleed verzoek van een lidstaat, dan wel op eigen initiatief, passende maatregelen treffen.
Deze maatregelen moeten evenredig zijn, en er moet voorrang worden gegeven aan maatregelen die de werking van de interne markt het minst verstoren en, in voorkomend geval, aan de toepassing van de bestaande sectorale vrijwaringsmechanismen. Deze vrijwaringsmaatregelen mogen echter niet worden gebruikt als middel tot willekeurige discriminatie, noch als verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten. Op een vrijwaringsclausule kan zelfs vóór de toetreding een beroep gedaan worden op basis van de bevindingen van het toezicht, en de aangenomen maatregelen worden vanaf de eerste dag van toetreding van kracht, tenzij hierin een latere datum is bepaald. De maatregelen worden niet langer gehandhaafd dan strikt noodzakelijk is, en zij worden in elk geval ingetrokken wanneer de betrokken verplichting is nagekomen. Zij kunnen evenwel tot na de in de eerste alinea bedoelde periode worden toegepast indien de betrokken verplichtingen niet zijn nagekomen. In antwoord op de vooruitgang die door de betrokken nieuwe lidstaat bij het nakomen van zijn verplichtingen is geboekt, kan de Commissie in voorkomend geval de maatregelen aanpassen. De Commissie stelt de Raad tijdig in kennis alvorens zij vrijwaringsmaatregelen intrekt, en zij houdt terdege rekening met de desbetreffende opmerkingen van de Raad.
ARTIKEL 38
Indien er zich in Bulgarije of Roemenië ernstige tekortkomingen of directe risico's op dergelijke tekortkomingen voordoen bij de omzetting, de stand van de uitvoering of de toepassing van de kaderbesluiten of andere ter zake doende verbintenissen, samenwerkingsinstrumenten en besluiten betreffende wederzijdse erkenning in strafzaken uit hoofde van titel VI van het EU-Verdrag en richtlijnen en verordeningen inzake wederzijdse erkenning in burgerlijke zaken uit hoofde van titel IV van het EG-Verdrag, kan de Commissie tot aan het einde van een periode van ten hoogste drie jaar na de toetreding op een met redenen omkleed verzoek van een lidstaat, dan wel op eigen initiatief, en na overleg met de lidstaten, passende maatregelen treffen, waarbij zij de voorwaarden en praktische regels voor de toepassing ervan aangeeft.
Deze maatregelen kunnen de vorm aannemen van een tijdelijke schorsing van de toepassing van de betrokken bepalingen en besluiten in de betrekkingen tussen Bulgarije en Roemenië en een andere lidstaat of andere lidstaten, zonder afbreuk te doen aan de verdere nauwe justitiële samenwerking. Op een vrijwaringsclausule kan zelfs vóór de toetreding een beroep gedaan worden op basis van de bevindingen van het toezicht, en de aangenomen maatregelen worden vanaf de eerste dag van toetreding van kracht, tenzij hierin een latere datum is bepaald. De maatregelen worden niet langer gehandhaafd dan strikt noodzakelijk is, en zij worden in elk geval ingetrokken wanneer de betrokken tekortkomingen zijn verholpen. Zij kunnen evenwel tot na de in de eerste alinea bedoelde periode worden toegepast zo lang de betrokken tekortkomingen blijven bestaan. In antwoord op de vooruitgang die door de betrokken nieuwe lidstaat bij het verhelpen van de aangegeven tekort- komingen is geboekt, kan de Commissie in voorkomend geval de maatregelen aanpassen na overleg met de lidstaten. De Commissie stelt de Raad tijdig in kennis alvorens zij vrijwaringsmaatregelen intrekt, en zij houdt terdege rekening met de desbetreffende opmerkingen van de Raad.
ARTIKEL 39
1. Indien uit de voortdurende monitoring door de Commissie van de door Bulgarije en Roemenië in het kader van de toetredingsonderhandelingen aangegane verbintenissen en met name de monitoringverslagen van de Commissie, duidelijk blijkt dat de stand van voorbereiding voor de aanneming en uitvoering van het acquis in Bulgarije en Roemenië zodanig is dat er een ernstig gevaar bestaat dat één van beide staten op een aantal belangrijke gebieden klaarblijkelijk niet gereed is om voor de datum van toetreding van 1 januari 2007 te voldoen aan de voorwaarden voor lidmaatschap, kan de Raad, met eenparigheid van stemmen op basis van een aanbeveling van de Commissie, besluiten dat de datum van toetreding van dat land met één jaar wordt uitgesteld tot 1 januari 2008.
2. Onverminderd lid 1 kan de Raad, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op basis van een aanbeveling van de Commissie, het in lid 1 bedoelde besluit nemen ten aanzien van Roemenië indien ernstige tekortkomingen werden geconstateerd met betrekking tot de naleving door Roemenië van één of meer van de in bijlage IX, punt I, opgesomde verplichtingen en vereisten.
3. Onverminderd lid 1 en artikel 37, kan de Raad, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op basis van een aanbeveling van de Commissie en na een in het najaar 2005 uit te voeren gedetailleerde beoordeling van de vooruitgang van Roemenië op mededingingsgebied, het in lid 1 bedoelde besluit nemen ten aanzien van Roemenië indien er ernstige tekortkomingen werden geconstateerd met betrekking tot de naleving door Roemenië van de in het kader van de Europaovereenkomst 1 aangegane verplichtingen of van één of meer van de verplichtingen en vereisten in bijlage IX, punt II.
4. In geval van een besluit overeenkomstig de leden 1, 2 of 3, neemt de Raad met gekwalifi- ceerde meerderheid van stemmen onmiddellijk een besluit over de aanpassingen die noodzakelijk zijn geworden door het besluit tot uitstel bij deze Akte, met inbegrip van daaraan gehechte bijlagen en aanhangsels.
ARTIKEL 40
Teneinde de goede werking van de interne markt niet te verstoren mag de tenuitvoerlegging van de nationale voorschriften van Bulgarije en Roemenië gedurende de in de bijlagen VI en VII bedoelde overgangsperioden niet leiden tot grenscontroles tussen de lidstaten.
1 Europaovereenkomst houdende oprichting van een associatie tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Roemenië, anderzijds (PB L 357 van 31.12.1994, blz. 2).
ARTIKEL 41
Indien overgangsmaatregelen nodig zijn ter vergemakkelijking van de overgang van de in Bulgarije en Roemenië bestaande regeling naar die welke voortvloeit uit de toepassing van het gemeen- schappelijk landbouwbeleid overeenkomstig het bepaalde in deze Akte, worden deze maatregelen door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 25, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen 1 of, naar gelang van het geval, van de desbetreffende artikelen van de andere verordeningen houdende een gemeenschappelijke ordening der landbouwmarkten of volgens de desbetreffende procedure van de toepasselijke wetgeving. De in dit artikel bedoelde overgangsmaatregelen kunnen worden aangenomen gedurende een tijdvak dat drie jaar na de datum van toetreding verstrijkt; de toepassing ervan is beperkt tot dat tijdvak. De Raad kan dit tijdvak met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement verlengen.
De overgangsmaatregelen die betrekking hebben op de toepassing van ingevolge de toetreding vereiste maar niet in deze Akte gespecificeerde instrumenten betreffende het gemeenschappelijk landbouwbeleid, worden vóór de datum van toetreding door de Raad op voorstel van de Commissie met een gekwalificeerde meerderheid aangenomen of, indien die maatregelen gevolgen hebben voor oorspronkelijk door de Commissie aangenomen instrumenten, door de Commissie volgens de procedure die is vereist voor de aanneming van de betrokken instrumenten.
1 PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78.
ARTIKEL 42
Indien er overgangsmaatregelen nodig zijn om de overgang te vergemakkelijken van de in Bulgarije en Roemenië bestaande regeling naar de regeling die voortvloeit uit de toepassing van de commu- nautaire veterinaire en fytosanitaire wetgeving en wetgeving inzake voedselveiligheid, dienen deze maatregelen door de Commissie volgens de in de toepasselijke wetgeving vastgestelde procedure te worden aangenomen. Deze maatregelen worden genomen gedurende een tijdvak dat drie jaar na de datum van toetreding verstrijkt; de toepassing ervan is beperkt tot dat tijdvak.
VIJFDE DEEL
BEPALINGEN BETREFFENDE DE TENUITVOERLEGGING VAN DEZE AKTE
TITEL I
HET IN WERKING STELLEN VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN
ARTIKEL 43
Het Europees Parlement brengt in zijn Reglement de aanpassingen aan die door de toetreding noodzakelijk zijn geworden.
ARTIKEL 44
De Raad brengt in zijn Reglement van Orde de aanpassingen aan die door de toetreding nood- zakelijk zijn geworden.
ARTIKEL 45
Van elke nieuwe lidstaat wordt op de dag van toetreding een onderdaan benoemd tot lid van de Commissie. De nieuwe leden van de Commissie worden met gekwalificeerde meerderheid van stemmen en in overeenstemming met de voorzitter van de Commissie door de Raad benoemd, na raadpleging van het Europees Parlement.
De ambtstermijn van de aldus benoemde leden eindigt tegelijk met die van de leden die op het tijdstip van toetreding in functie zijn.
ARTIKEL 46
1. Bij het Hof van Justitie en bij het Gerecht van eerste aanleg worden elk twee rechters benoemd.
2. De ambtstermijn van één van de in lid 1 bedoelde rechters bij het Hof van Justitie loopt af op 6 oktober 2009. Deze rechter wordt door het lot aangewezen. De ambtstermijn van de andere rechter loopt af op 6 oktober 2012.
De ambtstermijn van één van de overeenkomstig lid 1 benoemde rechters bij het Gerecht van Eerste Aanleg loopt af op 31 augustus 2007. Deze rechter wordt door het lot aangewezen. De ambtstermijn van de andere rechter loopt af op 31 augustus 2010.
3. Het Hof van Justitie brengt in zijn reglement voor de procesvoering de aanpassingen aan die door de toetreding noodzakelijk zijn geworden.
Het Gerecht van eerste aanleg brengt, in overeenstemming met het Hof van Justitie, in zijn reglement voor de procesvoering de aanpassingen aan die door de toetreding noodzakelijk zijn geworden.
Het aldus aangepaste reglement voor de procesvoering moet door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen worden goedgekeurd.
4. Voor het wijzen van het vonnis in zaken die op de datum van toetreding bij het Hof of het Gerecht aanhangig zijn en waarvoor de mondelinge procedure vóór deze datum is ingeleid, komen het Hof en het Gerecht in voltallige zitting of de Kamers bijeen in de samenstelling van voor de toetreding, en passen zij het reglement voor de procesvoering toe zoals dit op de dag voor de toetredingsdatum gold.
ARTIKEL 47
De Rekenkamer wordt aangevuld door de benoeming van twee extra leden met een ambtstermijn van zes jaar.
ARTIKEL 48
Het Economisch en Sociaal Comité wordt aangevuld door de benoeming van 27 leden die de verschillende economische en sociale componenten van de georganiseerde civiele samenleving in Bulgarije en Roemenië vertegenwoordigen. De ambtstermijn van de aldus benoemde leden eindigt tegelijk met die van de leden die op het tijdstip van toetreding in functie zijn.
ARTIKEL 49
Het Comité van de Regio's wordt aangevuld door de benoeming van 27 leden die een regionaal of lokaal lichaam uit Bulgarije en Roemenië vertegenwoordigen, en die ofwel in een regionaal of lokaal lichaam gekozen zijn, ofwel politiek verantwoording schuldig zijn aan een gekozen vergadering. De ambtstermijn van de aldus benoemde leden eindigt tegelijk met die van de leden die op het tijdstip van toetreding in functie zijn.
ARTIKEL 50
De door de toetreding noodzakelijk geworden aanpassingen van de statuten en van de reglementen van orde van de bij de oorspronkelijke Verdragen ingestelde comités geschieden zo spoedig mogelijk na de toetreding.
ARTIKEL 51
1. Nieuwe leden van de bij de Verdragen of door een besluit van de Instellingen opgerichte comités, groepen of andere organen, worden benoemd onder de voorwaarden en overeenkomstig de procedures voor de benoeming van leden van deze comités, groepen of andere organen. De ambts- termijn van de nieuw benoemde leden eindigt tegelijk met die van de leden die op het tijdstip van toetreding in functie zijn.
2. De bij de Verdragen of door een besluit van de Instellingen opgerichte comités of groepen met een vast aantal leden, ongeacht het aantal lidstaten, worden bij de toetreding volledig vernieuwd, tenzij de ambtstermijn van de huidige leden binnen het jaar na de toetreding verstrijkt.
TITEL II
TOEPASSING VAN DE BESLUITEN VAN DE INSTELLINGEN
ARTIKEL 52
Vanaf het tijdstip van toetreding wordt ervan uitgegaan dat de richtlijnen en beschikkingen in de zin van artikel 249 van het EG-Verdrag en van artikel 161 van het EGA-Verdrag, eveneens tot Bulgarije en Roemenië zijn gericht, voorzover deze richtlijnen en beschikkingen tot alle huidige lidstaten zijn gericht. Behoudens wat richtlijnen en beschikkingen betreft die in werking zijn getreden overeenkomstig artikel 254, leden 1 en 2, van het EG-Verdrag, wordt ervan uitgegaan dat van deze richtlijnen en beschikkingen onmiddellijk na de toetreding kennis is gegeven aan Bulgarije en Roemenië.
ARTIKEL 53
1. Bulgarije en Roemenië stellen de maatregelen in werking die nodig zijn om vanaf de datum van toetreding uitvoering te geven aan de richtlijnen en beschikkingen in de zin van artikel 249 van het EG-Verdrag en van artikel 161 van het EGA-Verdrag, tenzij in de onderhavige Akte een andere termijn is vastgesteld. Uiterlijk op de datum van toetreding of, in voorkomend geval, binnen de in de onderhavige Akte vastgestelde termijn, stellen zij de Commissie van deze maatregelen in kennis.
2. Voorzover wijzigingen die door de onderhavige Akte zijn aangebracht in de richtlijnen in de zin van artikel 249 van het EG-Verdrag en artikel 161 van het EGA-Verdrag, een wijziging van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de huidige lidstaten vereisen, stellen de huidige lidstaten de maatregelen in werking die nodig zijn om vanaf het tijdstip van toetreding uitvoering te geven aan de gewijzigde richtlijnen, tenzij in de onderhavige Akte een andere termijn is vastgesteld. Uiterlijk op de datum van toetreding of, indien later, binnen de in de onderhavige Akte vastgestelde termijn, stellen zij de Commissie van deze maatregelen in kennis.
ARTIKEL 54
De wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen voor de bescherming van de gezondheid van de werknemers en van de bevolking op het grondgebied van Bulgarije en Roemenië tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren worden overeenkomstig artikel 33 van het EGA-Verdrag, door deze Staten aan de Commissie medegedeeld binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de toetreding.
ARTIKEL 55
Naar aanleiding van een met redenen omkleed verzoek van Xxxxxxxxx of Roemenië dat uiterlijk op de datum van toetreding aan de Commissie is gericht, kan de Raad, op voorstel van de Commissie, of de Commissie, indien het oorspronkelijke besluit door de Commissie was aangenomen, maatregelen nemen houdende tijdelijke afwijkingen van de besluiten van de Instellingen die tussen 1 oktober 2004 en de datum van toetreding zijn vastgesteld. De maatregelen worden aangenomen overeenkomstig de stemregels die gelden voor de aanneming van de besluiten waarvoor om een tijdelijke afwijking is verzocht. Als deze afwijkingen na de toetreding worden aangenomen, dan kunnen zij vanaf de datum van toetreding worden toegepast.
ARTIKEL 56
Indien besluiten van de Instellingen van vóór de toetreding in verband met de toetreding moeten worden aangepast, en in deze Akte of de bijlagen daarvan niet in de noodzakelijke aanpassingen is voorzien, past de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen‚ op voorstel van de Commissie, of de Commissie, indien het oorspronkelijke besluit door de Commissie was aangenomen, daartoe de nodige besluiten aan. Als deze aanpassingen na de toetreding worden aangenomen, kunnen zij vanaf de datum van toetreding worden toegepast.
ARTIKEL 57
Behoudens andersluidende bepalingen, stelt de Raad, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, de bepalingen vast die nodig zijn ter uitvoering van de bepalingen van deze Akte.
ARTIKEL 58
De teksten van de besluiten van de Instellingen en de Europese Centrale Bank die vóór de toetreding zijn aangenomen en door de Raad, de Commissie of de Europese Centrale Bank in de Bulgaarse en de Roemeense taal zijn opgesteld, zijn vanaf het tijdstip van toetreding op gelijke wijze authentiek als de in de huidige talen vastgestelde teksten. Zij worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt, wanneer de teksten in de huidige talen aldus zijn bekendgemaakt.
TITEL III SLOTBEPALINGEN
ARTIKEL 59
Bijlagen I tot en met IX en de aanhangsels daarbij maken een integrerend deel van deze Akte uit.
ARTIKEL 60
De Regering van de Italiaanse Republiek zendt aan de Regeringen van de Republiek Bulgarije en Roemenië een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal toe van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeen- schap voor Atoomenergie en de Verdragen tot wijziging of aanvulling daarvan, met inbegrip van de Verdragen betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, van de Helleense Republiek, van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden, alsook van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek.
De teksten van deze Verdragen die zijn opgesteld in de Bulgaarse en de Roemeense taal, worden aan de onderhavige Akte gehecht. Deze teksten zijn op gelijke wijze authentiek als de teksten van de in de eerste alinea genoemde Verdragen die zijn opgesteld in de huidige talen.
ARTIKEL 61
De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie zal een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de internationale overeenkomsten die zijn nedergelegd in het archief van het secretariaat-generaal, aan de Regeringen van de Republiek Bulgarije en Roemenië toezenden.
BIJLAGE I
Lijst van verdragen, overeenkomsten en protocollen waartoe Bulgarije en Roemenië bij toetreding toetreden (als bedoeld in artikel 3, lid 3, van de Toetredingsakte)
1. Verdrag van 19 juni 1980 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst ter ondertekening opengesteld te Rome op 19 juni 1980 (PB L 266 van 9.10.1980, blz. 1)
– Verdrag van 10 april 1984 inzake de toetreding van de Helleense Republiek tot het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, ter ondertekening opengesteld te Rome op 19 juni 1980 (PB L 146 van 31.5.1984, blz. 1)
– Eerste Protocol van 19 december 1988 betreffende de uitlegging door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, voor ondertekening opengesteld te Rome op 19 juni 1980 (PB L 48 van 20.2.1989, blz. 1)
– Tweede Protocol van 19 december 1988 waarbij aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen bepaalde bevoegdheden worden toegekend inzake de uitlegging van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, ter ondertekening opengesteld te Rome op 19 juni 1980 (PB L 48 van 20.2.1989, blz. 17)
– Verdrag van 18 mei 1992 inzake de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek tot het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, ter ondertekening opengesteld te Rome op
19 juni 1980 (PB L 333 van 18.11.1992, blz. 1)
– Verdrag van 29 november 1996 betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, ter ondertekening opengesteld te Rome op 19 juni 1980, en tot het Eerste en het Tweede Protocol betreffende de uitlegging ervan door het Hof van Justitie (PB C 15 van 15.1.1997, blz. 10)
2. Verdrag van 23 juli 1990 ter afschaffing van dubbele belasting in geval van winstcorrecties tussen verbonden ondernemingen (PB L 225 van 20.8.1990, blz. 10)
– Verdrag van 21 december 1995 betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot het Verdrag ter afschaffing van dubbele belasting in geval van winstcorrecties tussen verbonden ondernemingen
(PB C 26 van 31.1.1996, blz. 1)
– Protocol van 25 mei 1999 tot wijziging van het Verdrag van 23 juli 1990 ter afschaffing van dubbele belasting in geval van winstcorrecties tussen verbonden ondernemingen (PB L 202 van 16.7.1999, blz. 1)
3. Overeenkomst van 26 juli 1995, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB C 316 van 27.11.1995, blz. 49)
– Protocol van 27 september1996, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, bij de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB C 313 van 23.10.1996, blz. 2)
– Protocol van 29 november 1996, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de prejudiciële uitlegging, door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB C 151 van 20.5.1997, blz. 2)
– Tweede Protocol van 19 juni 1997, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, bij de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB C 221 van 19.7.1997,
blz. 12)
4. Overeenkomst van 26 juli 1995, op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-overeenkomst) (PB C 316 van 27.11.1995, blz. 2)
– Protocol van 24 juli 1996, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de prejudiciële uitlegging, door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, van de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst (PB C 299 van 9.10.1996, blz. 2)
– Protocol van 19 juni 1997, opgesteld op basis van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 41, lid 3, van de Europol-overeenkomst, betreffende de voorrechten en immuniteiten van Europol, de leden van zijn organen, zijn adjunct-directeuren en zijn personeelsleden (PB C 221 van 19.7.1997, blz. 2)
– Protocol van 30 november 2000, opgesteld op grond van artikel 43, lid 1, van de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-overeenkomst), tot wijziging van artikel 2 en de bijlage bij die overeenkomst (PB C 358 van 13.12.2000, blz. 2)
– Protocol van 28 november 2002, tot wijziging van de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-overeenkomst) en het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van Europol, de leden van zijn organen, zijn adjunct- directeuren en zijn personeelsleden (PB C 312 van 16.12.2002, blz. 2)
– Protocol van 27 november 2003, opgesteld op basis van artikel 43, lid 1, van de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-overeenkomst), tot wijziging van die overeenkomst (PB C 2 van 6.1.2004, blz. 3)
5. Overeenkomst van 26 juli 1995, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake het gebruik van informatica op douanegebied (PB C 316 van 27.11.1995, blz. 34)
– Protocol van 29 november 1996, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de prejudiciële uitlegging, door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, van de Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied (PB C 151 van 20.5.1997, blz. 16)
– Protocol van 12 maart 1999, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende het toepassingsgebied van het witwassen van opbrengsten in de overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied, alsmede betreffende de opneming van het registratienummer van het vervoermiddel in de overeenkomst (PB C 91 van 31.3.1999, blz. 2)
– Protocol van 8 mei 2003, vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie tot wijziging, wat betreft de vorming van een referentie- bestand van onderzoeksdossiers op douanegebied, van de Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied (PB C 139 van 13.6.2003, blz. 2)
6. Overeenkomst van 26 mei 1997, opgesteld op basis van artikel K.3, lid 2, onder c), van het Verdrag betreffende de Europese Unie ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn
(PB C 195 van 25.6.1997, blz. 2)
7. Overeenkomst van 18 december 1997, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de douaneadministraties (PB C 24 van 23.1.1998, blz. 2)
8. Overeenkomst van 17 juni 1998, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de ontzegging van de rijbevoegdheid (PB C 216 van 10.7.1998, blz. 2)
9. Overeenkomst van 29 mei 2000, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie (PB C 197 van 12.7.2000, blz. 3)
– Protocol van 16 oktober 2001, vastgesteld door de Raad overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, bij de Overeenkomst betreffende de weder- zijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie (PB C 326 van 21.11.2001, blz. 2).
BIJLAGE II
Lijst van de bepalingen van het Schengenacquis zoals dat in het kader van de Europese Unie is opgenomen
en van de daarop voortbouwende of anderszins daarmee verband houdende rechtsbesluiten die voor de nieuwe lidstaten vanaf de toetreding
bindend en toepasselijk zijn
(bedoeld in artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte)
1. Het op 14 juni 1985 ondertekende Akkoord tussen de Regeringen van de Staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen 1.
2. De volgende bepalingen van de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst 2 ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord betreffende de geleide- lijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, de bijbehorende Slotakte en desbetreffende gemeenschappelijke verklaringen, zoals die zijn gewijzigd bij een aantal van de hieronder in punt 8 vermelde rechtsbesluiten:
1 PB L 239 van 22.9.2000, blz. 13.
2 PB L 239 van 22.9.2000, blz. 19. Overeenkomst laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 871/2004 van de Raad (PB L 162 van 30.4.2004, blz. 29).
Artikel 1, voorzover het betrekking heeft op het bepaalde in dit punt; de artikelen 3 tot en met 7, met uitzondering van artikel 5, lid 1, onder d); artikel 13; de artikelen 26 en 27; artikel 39; de artikelen 44 tot en met 59; de artikelen 61 tot en met 63; de artikelen 65 tot en met 69; de artikelen 71 tot en met 73; de artikelen 75 en 76; artikel 82; artikel 91; de artikelen 126 tot en met 130, voorzover zij betrekking hebben op het bepaalde in dit punt; en artikel 136; de gemeenschappelijke verklaringen 1 en 3 van de Slotakte.
3. De volgende bepalingen van de Overeenkomsten betreffende de toetreding tot de op
19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, de Slotakten daarvan en de desbetreffende gemeenschappelijke verklaringen, zoals die zijn gewijzigd bij een aantal van de hieronder in punt 8 vermelde rechts- besluiten:
a) de op 27 november 1990 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Italiaanse Republiek:
– artikel 4,
– Gemeenschappelijke Verklaring nr. 1 in Deel II van de Slotakte;
b) de op 25 juni 1991 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje:
– artikel 4,
– Gemeenschappelijke Verklaring nr. 1 in Deel II van de Slotakte,
– Verklaring nr. 2 in Deel III van de Slotakte;
c) de op 25 juni 1991 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Portugese Republiek:
– de artikelen 4, 5 en 6,
– Gemeenschappelijke Verklaring nr. 1 in Deel II van de Slotakte;
d) de op 6 november 1992 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Helleense Republiek:
– de artikelen 3, 4 en 5,
– Gemeenschappelijke Verklaring nr. 1 in Deel II van de Slotakte,
– Verklaring nr. 2 in Deel III van de Slotakte;
e) de op 28 april 1995 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk:
– artikel 4,
– Gemeenschappelijke Verklaring nr.1 in Deel II van de Slotakte;
f) de op 19 december 1996 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken:
– de artikelen 4, 5, lid 2, en 6,
– de Gemeenschappelijke Verklaringen 1 en 3 in Deel II van de Slotakte;
g) de op 19 december 1996 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Republiek Finland:
– de artikelen 4 en 5,
– de Gemeenschappelijke Verklaringen 1 en 3 in Deel II van de Slotakte,
– Verklaring van de Regering van de Republiek Finland betreffende de Åland-eilanden in Deel III van de Slotakte;
h) de op 19 december 1996 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Zweden:
– de artikelen 4 en 5,
– de Gemeenschappelijke Verklaringen 1 en 3 in Deel II van de Slotakte.
4. De volgende overeenkomsten die door de Raad zijn gesloten overeenkomstig artikel 6 van het Schengenprotocol:
– de Overeenkomst die op 18 mei 1999 is gesloten tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, met inbegrip van de daaraan gehechte bijlagen, slotakte, verklaringen en briefwisseling 1, goedgekeurd bij Besluit 1999/439/EG van de Raad 2;
– de Overeenkomst die op 30 juni 1999 is gesloten door de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de vaststelling van de rechten en verplichtingen tussen enerzijds Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en anderzijds de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen, op de gebieden van het Schengenacquis die op deze staten van toepassing zijn 3, goedgekeurd bij Besluit 2000/29/EG van de Raad 4;
– de Overeenkomst die op 25 oktober 2004 is ondertekend door de Raad van de Europese Unie en de Zwitserse Federatie inzake de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 5.
1 PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.
2 PB L 176 van 10.7.1999, blz. 35.
3 PB L 15 van 20.1.2000, blz. 2.
4 PB L 15 van 20.1.2000, blz. 1.
5 In zoverre deze overeenkomst, in afwachting van de sluiting ervan, voorlopig wordt toegepast.
5. Het bepaalde in de volgende besluiten van het Uitvoerend Comité dat is ingesteld bij de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, zoals die zijn gewijzigd bij een aantal van de hieronder in punt 8 vermelde rechtsbesluiten:
SCH/Com-ex (93) 10 Besluit van het Uitvoerend Comité van 14 december 1993 betreffende de verklaringen van de ministers en staatssecretarissen
SCH/Com-ex (93) 14 Besluit van het Uitvoerend Comité van 14 december 1993 betreffende de verbetering van de praktijk inzake de justitiële samenwerking op het gebied van de bestrijding van sluikhandel in verdovende middelen
SCH/Com-ex (94) 16 herz. Besluit van het Uitvoerend Comité van 21 november 1994 betreffende de aanschaf van gemeenschappelijke in- en uitreisstempels
SCH/Com-ex (94) 28 herz. Besluit van het Uitvoerend Comité van 22 december 1994 betreffende de verklaring voor het met zich meevoeren van verdovende middelen en psychotrope stoffen als bedoeld in artikel 75
SCH/Com-ex (94) 29 2e herz. Besluit van het Uitvoerend Comité van 22 december 1994 betreffende de inwerkingstelling van de Schengenuitvoeringsovereenkomst van 19 juni 1990
SCH/Com-ex (95) 21 Besluit van het Uitvoerend Comité van 20 december 1995 betreffende de snelle uitwisseling tussen de Schengenstaten van statistische en concrete gegevens welke wijzen op een eventuele disfunctionaliteit aan de buitengrenzen
SCH/Com-ex (98) 1 2e herz. Besluit van het Uitvoerend Comité van 21 april 1998 betreffende de rapportage door de Task Force, voorzover het betrekking heeft op het bepaalde in punt 2 dezes
SCH/Com-ex (98) 26 def. Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 september 1998 betreffende de oprichting van de Permanente Commissie Schengenuitvoeringsovereenkomst
SCH/Com-ex (98) 35 2e herz. Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 september 1998 betref- fende de terbeschikkingstelling van het Gemeenschappelijk Handboek aan de EU-toetredings- kandidaten
SCH/Com-ex (98) 37 def. 2 Besluit van het Uitvoerend Comité van 27 oktober 1998 betreffende het actieplan ter bestrijding van illegale immigratie, voorzover het betrekking heeft op het bepaalde in punt 2 dezes
SCH/Com-ex (98) 51 3e herz. Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 december 1998 betref- fende de grensoverschrijdende politiële samenwerking op verzoek bij de voorkoming en opsporing van strafbare feiten
SCH/Com-ex (98) 52 Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 december 1998 betreffende de leidraad voor de grensoverschrijdende politiële samenwerking, voorzover het betrekking heeft op het bepaalde in punt 2 dezes
SCH/Com-ex (98) 57 Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 december 1998 betreffende de invoering van een geharmoniseerd formulier ter staving van een uitnodiging, een garantstellings- verklaring (-toezegging) of huisvestingsverklaring
SCH/Com-ex (98) 59 herz. Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 december 1998 betreffende de gecoördineerde inzet van documentenadviseurs
SCH/Com-ex (99) 1 2e herz. Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende het acquis inzake verdovende middelen
SCH/Com-ex (99) 6 Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende het Schengenacquis op het gebied van telecommunicatie
SCH/Com-ex (99) 7 2e herz. Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende de verbindingsfunctionarissen
SCH/Com-ex (99) 8 2e herz. Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende de algemene beginselen voor betaling van informanten en vertrouwenspersonen
SCH/Com-ex (99) 10 Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende de illegale vuurwapenhandel
SCH/Com-ex (99) 13 Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende de nieuwe versies van het Gemeenschappelijk Handboek en van de Gemeenschappelijke Visuminstructie:
– Bijlagen 1 tot en met 3, 7, 8 en 15 van de Gemeenschappelijke Visuminstructie
– Het Gemeenschappelijk Handboek, voorzover het betrekking heeft op het bepaalde in punt 2 dezes, met inbegrip van de Bijlagen 1, 5, 5A, 6, 10 en 13
SCH/Com-ex (99) 18 Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende de verbetering van de politiële samenwerking bij de voorkoming en opsporing van strafbare feiten.
6. De volgende verklaringen van het Uitvoerend Comité dat is ingesteld bij de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen onder- tekende Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappe- lijke grenzen, voorzover zij betrekking hebben op de in bovenstaand punt 2 vermelde bepalingen:
SCH/Com-ex (96) decl. 6 2e herz. Verklaring van het Uitvoerend Comité van 26 juni 1996 inzake de uitlevering
SCH/Com-ex (97) decl. 13 2e herz. Verklaring van het Uitvoerend Comité van 9 februari 1998 inzake de ontvoering van minderjarigen.
7. De volgende besluiten van de Centrale Groep die is ingesteld bij de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen onder- tekende Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappe- lijke grenzen, voorzover zij betrekking hebben op de in bovenstaand punt 2 vermelde bepalingen:
SCH/C (98) 117 Besluit van de Centrale Groep van 27 oktober 1998 betreffende het actieplan ter bestrijding van illegale immigratie
SCH/C (99) 25 Besluit van de Centrale Groep van 22 maart 1999 betreffende de algemene beginselen voor de betaling van informanten en vertrouwenspersonen.
8. De volgende rechtsbesluiten die voortbouwen op het Schengenacquis of die daar anderszins verband mee houden:
Verordening (EG) nr. 1683/95 van de Raad van 29 mei 1995 betreffende de invoering van een uniform visummodel (PB L 164 van 14.7.1995, blz. 1)
Beschikking 1999/307/EG van de Raad van 1 mei 1999 tot vaststelling van de wijze waarop het Schengensecretariaat in het secretariaat-generaal van de Raad wordt opgenomen (PB L 119 van 7.5.1999, blz. 49)
Besluit 1999/435/EG van de Raad van 20 mei 1999 tot vaststelling, in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag betreffende de Europese Unie, van de rechtsgrondslag van elk van de bepalingen of besluiten die het Schengenacquis vormen (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 1)
Besluit 1999/436/EG van de Raad van 20 mei 1999 tot vaststelling, in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag betreffende de Europese Unie, van de rechtsgrondslagen van elk van de bepalingen of besluiten die het Schengenacquis vormen (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 17)
Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31)
Besluit 1999/848/EG van de Raad van 13 december 1999 betreffende de volledige toepassing van het Schengenacquis in Griekenland (PB L 327 van 21.12.1999, blz. 58)
Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43)
Besluit 2000/586/JBZ van de Raad van 28 september 2000 tot vaststelling van een procedure voor de wijziging van artikel 40, leden 4 en 5, artikel 41, lid 7, en artikel 65, lid 2, van de Overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord van 14 juni 1985 betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (PB L 248 van 3.10.2000, blz. 1)
Besluit 2000/751/EG van de Raad van 30 november 2000 houdende derubricering van sommige delen van het Gemeenschappelijk Handboek, aangenomen door het bij de Schengenuitvoerings- overeenkomst van 14 juni 1985 ingestelde Uitvoerend Comité (PB L 303 van 2.12.2000, blz. 29)
Besluit 2000/777/EG van de Raad van 1 december 2000 inzake de inwerkingstelling van het Schengenacquis in Denemarken, Finland en Zweden, alsmede in IJsland en Noorwegen (PB L 309 van 9.10.2000, blz. 24)
Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrij- gesteld (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1)
Verordening (EG) nr. 789/2001 van de Raad van 24 april 2001 tot verlening van uitvoerings- bevoegdheden aan de Raad met betrekking tot bepaalde gedetailleerde voorschriften en praktische procedures voor de behandeling van visumaanvragen (PB L 116 van 26.4.2001, blz. 2)
Verordening (EG) nr. 790/2001 van de Raad van 24 april 2001 tot verlening van uitvoerings- bevoegdheden aan de Raad met betrekking tot bepaalde gedetailleerde voorschriften en praktische procedures inzake de uitvoering van de controle en de bewaking aan de grenzen (PB L 116 van 26.4.2001, blz. 5)
Beschikking 2001/329/EG van de Raad van 24 april 2001 betreffende de bijwerking van deel VI en van de bijlagen 3, 6 en 13 van de Gemeenschappelijke Visuminstructie en van de bijlagen 5 a), 6 a) en 8 van het Gemeenschappelijk Handboek, voorzover zij betrekking heeft op bijlage 3 van de Gemeenschappelijke Visuminstructie en bijlage 5 a) van het Gemeenschappelijk Handboek
(PB L 116 van 26.4.2001, blz. 32)
Richtlijn 2001/51/EG van de Raad van 28 juni 2001 tot aanvulling van het bepaalde in artikel 26 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 (PB L 187 van 10.7.2001, blz. 45)
Besluit 2001/886/JBZ van de Raad van 6 december 2001 betreffende de ontwikkeling van een Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (PB L 328 van 13.12.2001, blz. 1)
Verordening (EG) nr. 2414/2001 van de Raad van 7 december 2001 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij over- schrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (PB L 327 van 12.12.2001, blz. 1)
Verordening (EG) nr. 2424/2001 van de Raad van 6 december 2001 betreffende de ontwikkeling van een Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (PB L 328 van 13.12.2001, blz. 4)
Verordening (EG) nr. 333/2002 van de Raad van 18 februari 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor een blad waarop een visum kan worden aangebracht dat door lidstaten wordt afgegeven aan houders van een reisdocument dat door de lidstaat die het blad opstelt niet wordt erkend (PB L 53 van 23.2.2002, blz. 4)
Verordening (EG) nr. 334/2002 van de Raad van 18 februari 2002 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1683/95 betreffende de invoering van een uniform visummodel (PB L 53 van 23.2.2002, blz. 7)
Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002,
blz. 20)
Beschikking 2002/352/EG van de Raad van 25 april 2002 betreffende de herziening van het Gemeenschappelijk handboek (PB L 123 van 9.5.2002, blz. 47)
Besluit 2002/353/EG van de Raad van 25 april 2002 houdende derubricering van deel II van het Gemeenschappelijk handboek, aangenomen door het bij de Schengenuitvoeringsovereenkomst van 14 juni 1985 ingestelde Uitvoerend Comité (PB L 123 van 9.5.2002, blz. 49)
Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen (PB L 157 van 15.6.2002, blz. 1)
Beschikking 2002/587/EG van de Raad van 12 juli 2002 betreffende de herziening van het Gemeenschappelijk handboek (PB L 187 van 16.7.2002, blz. 50)
Kaderbesluit 2002/946/JBZ van de Raad van 28 november 2002 tot versterking van het strafrechte- lijk kader voor de bestrijding van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf (PB L 328 van 5.12.2002, blz. 1)
Richtlijn 2002/90/EG van de Raad van 28 november 2002 tot omschrijving van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf (PB L 328 van 5.12.2002, blz. 17)
Besluit 2003/170/JBZ van de Raad van 27 februari 2003 betreffende het gezamenlijk gebruik van verbindingsofficieren die gedetacheerd zijn door de rechtshandhavende autoriteiten van de lidstaten (PB L 67 van 12.3.2003, blz. 27)
Verordening (EG) nr. 453/2003 van de Raad van 6 maart 2003 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (PB L 69 van 13.3.2003, blz. 10)
Besluit 2003/725/JBZ van de Raad van 2 oktober 2003 houdende wijziging van artikel 40, leden 1 en 7, van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten Akkoord van 14 juni 1985 betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen
(PB L 260 van 11.10.2003, blz. 37)
Richtlijn 2003/110/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de ondersteuning bij door- geleiding in het kader van maatregelen tot verwijdering door de lucht (PB L 321 van 6.12.2003, blz. 26)
Verordening (EG) nr. 377/2004 van de Raad van 19 februari 2004 betreffende de oprichting van een netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen (PB L 64 van 2.3.2004, blz. 1)
Beschikking 2004/466/EG van de Raad van 29 april 2004 houdende opneming in het Gemeen- schappelijk Handboek van een bepaling betreffende doelgerichte grenscontroles op begeleide minderjarigen (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 136)
Richtlijn 2004/82/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verplichting voor vervoerders om passagiersgegevens door te geven (PB L 261 van 6.8.2004, blz. 24)
Beschikking 2004/573/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake het organiseren van gezamenlijke vluchten voor de verwijdering van onderdanen van derde landen tegen wie individuele verwijderingsmaatregelen zijn genomen van het grondgebied van twee of meer lidstaten (PB L 261 van 6.8.2004, blz. 28)
Beschikking 2004/574/EG van de Raad van 29 april 2004 tot wijziging van het Gemeenschappelijk Handboek (PB L 261 van 6.8.2004, blz. 36)
Beschikking 2004/512/EG van de Raad van 8 juni 2004 betreffende het opzetten van het Visum- informatiesysteem (VIS) (PB L 213 van 15.6.2004, blz. 5)
Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lid- staten van de Europese Unie (PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1)
Verordening (EG) nr. 2133/2004 van de Raad van 13 december 2004 waarbij voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de verplichting wordt ingevoerd om in de reisdocumenten van onder- danen van derde landen bij het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten systematisch een stempel aan te brengen, en waarbij de bepalingen van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen en het Gemeenschappelijk Handboek daartoe worden gewijzigd (PB L 369 van 16.12.2004, blz. 5)
Verordening (EG) nr. 2252/2004 van de Raad van 13 december 2004 betreffende normen voor de veiligheidskenmerken van en biometrische gegevens in door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten (PB L 385 van 29.12.2004, blz. 1).
BIJLAGE III
Lijst bedoeld in artikel 19 van de Toetredingsakte: aanpassingen van besluiten van de Instellingen
1. VENNOOTSCHAPSRECHT INDUSTRIËLE-EIGENDOMSRECHTEN
I. GEMEENSCHAPSMERK
31994 R 0040: Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het Gemeen- schapsmerk (PB L 11 van 14.1.1994, blz. 1), gewijzigd bij:
– 31994 R 3288: Verordening (EG) nr. 3288/94 van de Raad van 22.12.1994 (PB L 349 van 31.12.1994, blz. 83),
– 32003 R 0807: Verordening (EG) nr. 807/2003 van de Raad van 14.4.2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36),
– 12003 T: Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden en de aanpassing van de Verdragen - Toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek (PB L 236 van 23.9.2003, blz. 33)
– 32003 R 1653: Verordening (EG) nr. 1653/2003 van de Raad van 18.6.2003 (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 36),
– 32003 R 1992: Verordening (EG) nr. 1992/2003 van de Raad van 27.10.2003 (PB L 296 van 14.11.2003, blz. 1),
– 32004 R 0422: Verordening (EG) nr. 422/2004 van de Raad van 19.2.2004 (PB L 70 van 9.3.2004, blz. 1).
Artikel 159 bis, lid 1, wordt vervangen door:
"1. Vanaf de datum van toetreding van Bulgarije, Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije, hierna "de nieuwe lidstaten" te noemen, wordt de geldigheid van een voor de desbetreffende datum van toetreding uit hoofde van deze verordening ingeschreven of aangevraagd Gemeenschapsmerk uitgebreid tot het grondgebied van de nieuwe lidstaten, waardoor het dezelfde rechtsgevolgen in de gehele Gemeenschap krijgt.".
II. AANVULLEND BESCHERMINGSCERTIFICAAT
1. 31992 R 1768: Verordening (EEG) nr. 1768/92 van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen (PB L 182 van 2.7.1992, blz. 1), gewijzigd bij:
– 11994 N: Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden en de aanpassing van de Verdragen - Toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden (PB C 241 van 29.8.1994, blz. 21),
– 12003 T: Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden en de aanpassing van de Verdragen - Toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek (PB L 236 van 23.9.2003, blz. 33).
a) Aan artikel 19 bis wordt het volgende toegevoegd:
"(k) In Bulgarije kan een certificaat worden verkregen voor alle geneesmiddelen die in Bulgarije door een geldig basisoctrooi worden beschermd en waarvoor de eerste vergunning voor het in de handel brengen als geneesmiddel in Bulgarije na
1 januari 2000 is verleend, op voorwaarde dat de aanvraag voor een certificaat wordt ingediend binnen zes maanden na de datum van toetreding;
(l) In Roemenië kan een certificaat worden verkregen voor alle geneesmiddelen die in Roemenië door een geldig basisoctrooi worden beschermd en waarvoor de eerste vergunning voor het in de handel brengen als geneesmiddel in Roemenië na
1 januari 2000 is verleend. In de gevallen waarin de in artikel 7, lid 1, voorgeschreven periode reeds is verstreken, wordt de mogelijkheid om een certificaat aan te vragen toe- gestaan voor een periode van zes maanden die uiterlijk op de toetredingsdatum ingaat.".
b) Artikel 20, lid 2, wordt vervangen door:
"2. Deze verordening is van toepassing op de aanvullende beschermingscertificaten die voor de desbetreffende datum van toetreding worden verleend op grond van de nationale wet- geving in Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije.".