REGELING BIJ EEN VERMOEDEN VAN EEN MISSTAND TNO 2024 1 juli 2024
REGELING BIJ EEN VERMOEDEN VAN EEN MISSTAND TNO 2024 1 juli 2024
BEPALINGEN
Algemene bepalingen
Artikel 1. Definities
Artikel 2. Vertrouwelijkheid
Bescherming betrokken partijen
Artikel 3. Informatie, advies en ondersteuning Artikel 4. Onschuldpresumptie
Artikel 5. Bescherming tegen benadeling
Artikel 6. Bescherming tegen benadeling bij openbaarmaking
Procedure interne melding
Artikel 7. Melding doen over een Vermoeden van een misstand Artikel 8. Behandeling van de Melding
Artikel 9. Instellen van en informeren over het onderzoek Artikel 10. Uitvoering van het onderzoek
Artikel 11. Standpunt ten aanzien van een definitief onderzoeksrapport Artikel 12. Bezwaar bij de RvB
Externe melding
Artikel 13. Melding bij een Externe instantie
Het Meldpunt Integriteit
Artikel 14. Meldpunt Integriteit
Registratie en verslaglegging
Artikel 15. Registratie van Meldingen Artikel 16. Jaarverslag
Slotbepalingen
Artikel 17. Bevoegde rechterlijke instantie Artikel 18. Publicatie
Artikel 19. Inwerkingtreding
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1. DEFINITIES
In deze Regeling wordt verstaan onder:
1.1. Beklaagde: degene tegen wiens handelen de Xxxxxxx zich richt, zijnde een natuurlijk persoon, dan wel TNO als rechtspersoon;
1.2. Betrokken derde: een derde die verbonden is met een Melder en die kan worden benadeeld door TNO of een persoon of organisatie waarmee de Melder anderszins in een Werkgerelateerde context verbonden is, of een rechtspersoon die eigendom is van de Melder, waarvoor de Melder werkt of waarmee de Melder anderszins werkgerelateerd verbonden is;
1.3. Degene die de Melder bijstaat: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een Melder adviseert in het meldingsproces in een Werkgerelateerde context en wiens advisering vertrouwelijk is;
1.4. Externe instantie: de autoriteiten die als bevoegd zijn aangewezen om kennis te nemen van een Melding op grond van artikel 2c van de Wet. Dit zijn:
- de Autoriteit Consument en Markt (ACM);
- de Autoriteit Financiële Markten (AFM);
- de Autoriteit persoonsgegevens (AP);
- De Nederlandsche Bank N.V. (DNB);
- het Huis voor Klokkenluiders;
- de Inspectie gezondheidszorg en jeugd (IGJ);
- de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa);
- de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS), en
- nader bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling aangewezen organisaties en bestuursorganen, of onderdelen daarvan;
1.5. Functionaris: zoals bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel e, van de Wet;
1 Zie bijlage 1 voor voorbeelden van onderwerpen in het kader van schendingen van het Unierecht. Deze bijlage betreft tevens de uiteenzetting van de onderwerpen die worden verstaan onder het in dit artikel 1.21
1.6. Huis voor Klokkenluiders: zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet;
1.7. Integrity officer: de Medewerker die als zodanig is aangewezen door de RvB;
1.8. Leidinggevende: de Medewerker die namens TNO (i) direct leiding geeft aan de Melder of (ii) direct leiding geeft aan de leidinggevende van de Melder of (iii) leiding geeft aan een Unit of een afdeling van de Services Organisatie (MD);
1.9. MD: Managing Director van een Unit of van een afdeling van de Services Organisatie van TNO;
1.10. Medewerker: degene die in dienst van TNO krachtens een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht of een publiekrechtelijke aanstelling arbeid verricht of heeft verricht, dan wel degene die bij TNO anders dan via een arbeidsovereenkomst of aanstelling arbeid verricht of heeft verricht;
1.11. Xxxxxx: een natuurlijke persoon die in de context van zijn werkgerelateerde activiteiten een Vermoeden van een misstand meldt overeenkomstig artikel 7 van de Regeling of openbaar maakt overeenkomstig artikel 6 van de Regeling. Onder Xxxxxx wordt onder andere begrepen een aandeelhouder, sollicitant en eenieder die werkt onder toezicht en leiding van aannemers, onderaannemers en leveranciers;
1.12. Melding: de melding van een Vermoeden van een misstand;
1.13. Meldpunt Integriteit: commissie die is belast met de ontvangst, behandeling en inname van een standpunt (conform artikel 11 van de Regeling) met betrekking tot een Melding, en het onderzoek zoals omschreven in artikel 14, tweede lid van de Regeling;
1.14. NGWI: Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit;
1.15 Ondernemingsraad: de ondernemingsraad van TNO;
1.16. Onderzoeker: degene aan wie het Meldpunt Integriteit het onderzoek naar het Vermoeden van de misstand opdraagt;
1.17. Regeling: deze Regeling bij een Vermoeden van een misstand TNO 2024;
1.18. Richtlijn: Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305);
1.19. RvB: Raad van Bestuur van TNO;
1.20. RvT: Raad van Toezicht van TNO;
1.21. Schending van het Unierecht1: handeling of nalatigheid die:
a. onrechtmatig is en betrekking heeft op Uniehandelingen en beleidsterreinen die binnen het in artikel 2 van de Richtlijn bedoelde materiële toepassingsgebied vallen, of
b. het doel of de toepassing ondermijnt van de regels in de Uniehandelingen en beleidsterreinen die binnen artikel 2 van de Richtlijn bedoelde materiële toepassingsgebied vallen;
1.22. Vermoeden van een misstand: een vermoeden van een Melder dat binnen TNO, of bij een andere organisatie, indien hij2 door zijn werkzaamheden voor TNO met die organisatie in aanraking is gekomen, sprake is van een misstand voor zover het vermoeden is gebaseerd op redelijke gronden, die voortvloeien uit de kennis die de Melder bij TNO heeft opgedaan of die voortvloeien uit de kennis die de Melder heeft gekregen door zijn werkzaamheden bij een ander bedrijf of een andere organisatie.
Onder misstand wordt verstaan:
a. een Schending of een gevaar voor Schending van het Unierecht of
onder sub a en sub b genoemde “die binnen artikel 2 van de Richtlijn bedoelde materiële toepassingsgebied vallen.”
2 Overal waar in deze Regeling ‘hij’/‘zijn’ wordt gelezen kan ook ‘zij’/‘haar’ of ‘hen’/‘hun’ worden gelezen.
b. een handeling of nalatigheid waarbij het maatschappelijk belang in het geding is bij:
1° een schending of een gevaar voor schending van een wettelijk voorschrift of van interne regels die een concrete verplichting inhouden en die op grond van een wettelijk voorschrift voor TNO gelden dan wel door TNO zijn vastgesteld, zoals de wetenschappelijke of zakelijke integriteitnormen uit de NGWI of de TNO code, dan wel
2° een gevaar voor de volksgezondheid, voor de veiligheid van personen, voor de aantasting van het milieu of voor het goed functioneren van de openbare dienst of een onderneming als gevolg van een onbehoorlijke wijze van handelen of nalaten.
Het maatschappelijk belang is in ieder geval in het geding indien de handeling of nalatigheid niet enkel persoonlijke belangen raakt en er sprake is van oftewel een patroon of structureel karakter dan wel de handeling of nalatigheid ernstig of omvangrijk is;
1.23. Vertrouwenspersoon: interne vertrouwenspersoon benoemd door de RvB om als zodanig op te treden (handelend overeenkomstig de ‘Werkwijze Decentrale vertrouwenspersonen en Centrale vertrouwenspersoon’), of een externe vertrouwenspersoon beschikbaar gesteld door de arbodienst waar TNO gebruik van maakt;
1.24. Werkgerelateerde context: toekomstige, huidige of vroegere werkgerelateerde activiteiten waardoor, ongeacht de aard van die werkzaamheden, personen informatie kunnen verkrijgen over misstanden en waarbij die personen te maken kunnen krijgen met benadeling als bedoeld in artikel 17da van de Wet, indien zij dergelijke informatie zouden melden;
1.25. Wet: de Wet bescherming klokkenluiders.
Artikel 2. VERTROUWELIJKHEID
2.1. Zorgvuldige omgang informatie. TNO draagt er zorg voor dat de informatie over een Melding zodanig wordt bewaard dat deze fysiek en digitaal alleen toegankelijk is voor diegenen die bij de behandeling van de Melding betrokken zijn. TNO houdt rekening met geldende wet- en regelgeving omtrent privacy.
2.2. Vertrouwelijkheid door Xxxxxx en Beklaagde. De Melder en de Beklaagde nemen zorgvuldigheid en vertrouwelijkheid in acht aangaande de Melding, de procedure van de Melding en de zaken die voortvloeien uit de Melding. Dit staat het door de Melder en de Beklaagde inschakelen van juridische bijstand op eigen kosten niet in de weg.
2.3. Vertrouwelijkheid door betrokkenen. Al diegenen die bij de indiening en behandeling van de Melding betrokken zijn, maken de identiteit van de Melder en de Beklaagde niet bekend, dan aan degenen voor wie het noodzakelijk is. De betrokkenen gaan vertrouwelijk met de Melding om. Als een wettelijk voorschrift verplicht tot het mededelen van de identiteit van de Melder of de Beklaagde, wordt deze daarvan vooraf in kennis gesteld, tenzij die informatie het gerelateerde onderzoek of de gerechtelijke procedure in gevaar zou kunnen brengen.
BESCHERMING BETROKKEN PARTIJEN
Artikel 3. INFORMATIE, ADVIES EN ONDERSTEUNING
3.1. Advies Melder. Een Melder kan ter informatie en advies bij het melden van een Vermoeden van een misstand:
a) een Vertrouwenspersoon in vertrouwen raadplegen;
b) via het Meldpunt Integriteit een jurist van Corporate Legal & Compliance verzoeken om informatie over de Regeling;
c) de afdeling advies van het Huis voor Klokkenluiders, bedoeld in art. 3a van de Wet, in vertrouwen raadplegen.
3.2. Advies Beklaagde. Een Beklaagde kan ter informatie en advies:
a) een Vertrouwenspersoon in vertrouwen raadplegen;
b) via het Meldpunt Integriteit een jurist van Corporate Legal & Compliance verzoeken om informatie over de Regeling;
c) diens leidinggevende informeren in verband met de Melding.
3.3. Advies RvB en RvT. De RvB en de RvT kunnen de Integrity officer, een Vertrouwenspersoon of een jurist verzoeken om advies in verband met een Melding.
3.4. Advies Betrokken derde. Een Betrokken derde kan de afdeling advies van het Huis voor Klokkenluiders, bedoeld in art. 3a van de Wet, in vertrouwen raadplegen.
Artikel 4. ONSCHULDPRESUMPTIE
4.1. Onschuldbeginsel. TNO gaat uit van het onschuldbeginsel. Dat betekent dat de Beklaagde onschuldig wordt geacht totdat door adequaat bewijs vast is komen te staan dat de Beklaagde zich schuldig heeft gemaakt aan een misstand.
4.2. Verzoek tot onderzoek door Xxxxxxxxx. Een Beklaagde kan naar aanleiding van een Melding zelf een verzoek doen tot onderzoek bij het Meldpunt Integriteit. Het Meldpunt Integriteit oordeelt of het verzoek gehonoreerd wordt of wijst dit gemotiveerd af.
Artikel 5. BESCHERMING TEGEN BENADELING
5.1. Geen nadelige gevolgen voor rechtspositie.
Een Melder, Degene die de Melder bijstaat, een Betrokken derde en het Meldpunt Integriteit die redelijke gronden heeft om aan te nemen dat de gemelde informatie over het Vermoeden van een Misstand juist is, geniet bescherming tegen benadeling tijdens en na de behandeling van een Melding.
Onder benadeling, al dan niet een dreiging met of een poging tot, wordt in ieder geval verstaan:
a. ontslag of schorsing;
b. een boete als bedoeld in artikel 650 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
c. demotie;
d. het onthouden van bevordering;
e. een negatieve beoordeling;
f. een schriftelijke berisping;
g. overplaatsing naar een andere vestiging;
h. discriminatie;
i. intimidatie, pesterijen of uitsluiting;
j. smaad of laster; en
k. voortijdige beëindiging van een overeenkomst voor het leveren van goederen of diensten.
Onder benadeling wordt tevens verstaan een dreiging met en een poging tot benadeling.
5.2. Treffen van beschermingsmaatregelen. TNO zal zich inspannen om benadeling vanwege een Melding te voorkomen. Het Meldpunt Integriteit zal de Melder en indien nodig wordt geacht Degene die de Melder bijstaat en een Betrokken derde benaderen teneinde maatregelen ter bescherming te kunnen treffen. Het doel is om dergelijke maatregelen in overleg met de Melder, Degene die de Melder bijstaat en een Betrokken derde te treffen. De Melder kan zich overeenkomstig artikel 3 van deze Regeling wenden tot een Vertrouwenspersoon voor informatie, advies en ondersteuning bij het overleg over de beschermingsmaatregelen.
5.3. Bij niet juist gedrag Melder. Wanneer (er aanwijzingen zijn dat) de Xxxxxx zich niet houdt aan het volgen van deze Regeling of er aanwijzingen zijn dat Xxxxxx zich niet heeft gehouden aan normen uit de TNO code voorafgaand of tijdens het volgen van deze Regeling, kan dit gedrag onderwerp van onderzoek zijn. Onderzoek hiernaar kan echter niet gestart worden zonder advies van het Meldpunt Integriteit en een besluit van de RvB (behoudens besluiten van de RvT).
5.4. Maatregelen bij ontbreken redelijke gronden. Indien blijkt dat de Xxxxxx geen redelijke gronden heeft om aan te nemen dat de gemelde informatie over het Vermoeden van een Misstand juist is, behoudt TNO zich het recht voor juridische maatregelen tegen Melder te nemen.
Artikel 6. BESCHERMING TEGEN BENADELING BIJ OPENBAARMAKING
6.1. Voorwaarden. De bescherming tegen benadeling conform artikel 5 van deze Regeling geldt ook tijdens en na openbaarmaking van een Vermoeden van een misstand door de Melder, onder de voorwaarden dat:
x. xx Xxxxxx redelijke gronden heeft om aan te nemen dat de gemelde informatie over het Vermoeden van een misstand op het moment van de openbaarmaking juist is;
b. de Melder voorafgaand aan de openbaarmaking een melding heeft gedaan bij TNO en/of bij een Externe instantie; en
x. xx Xxxxxx op basis van informatie, zoals bedoeld in artikel 9.5 van de Regeling, redelijke gronden heeft om aan te nemen dat een onderzoek onvoldoende voortgang heeft.
6.2. Dreigend of reëel gevaar. Een Melder mag eveneens tijdens en na openbaarmaking van een Vermoeden van een misstand niet worden benadeeld, als hij redelijke gronden heeft om aan te nemen dat:
a. de misstand een dreigend of reëel gevaar kan zijn voor het algemeen belang;
b. een risico bestaat op benadeling bij melding aan een bevoegde autoriteit of een andere bevoegde instantie; of
c. het niet waarschijnlijk is dat de misstand doeltreffend wordt verholpen.
6.3. Personen. Het gemelde onder lid 1 en 2 geldt ook voor Degene die de Melder bijstaat, een Betrokken derde en het Meldpunt Integriteit.
PROCEDURE INTERNE MELDING
Artikel 7. MELDING DOEN OVER EEN VERMOEDEN VAN EEN MISSTAND
7.1. Bij wie melden. Een Melder met een Vermoeden van een misstand kan, zelf of via de Vertrouwenspersoon, een Melding doen, bij het Meldpunt Integriteit.
7.2. Xxxxx xxx xxxxxx. Een Melding kan worden ingediend op de volgende manieren:
a. schriftelijk;
b. mondeling via de telefoon of andere spraakberichtsystemen, of
c. op verzoek van de Melder binnen een redelijke termijn middels een gesprek op locatie.
7.3. Vastlegging mondelinge melding. Indien wordt gekozen om een Melding mondeling (al dan niet op locatie) in te dienen, wordt deze geregistreerd door het maken van een opname van het gesprek in een duurzame en opvraagbare vorm, of door een volledige en nauwkeurige schriftelijke weergave van het gesprek. In geval een opname van een gesprek, dient de Melder voorafgaand toestemming te verlenen. In geval er een schriftelijke weergave van het gesprek wordt opgesteld, krijgt de Melder de gelegenheid om deze te controleren, te corrigeren en voor akkoord te tekenen.
7.4. Anoniem melden. Indien de Melding via een Vertrouwenspersoon wordt gedaan, kan de Melder de Vertrouwenspersoon opleggen de identiteit van de Melder niet bekend te maken. Bij een dergelijke anonieme melding verloopt alle correspondentie over de Melding tussen het Meldpunt Integriteit en de Melder via de Vertrouwenspersoon. Een Melder kan gedurende de behandeling van de Melding zijn verzoek om zijn identiteit niet bekend te maken, herroepen.
7.5. Ontvangstbevestiging Melding. Het Meldpunt Integriteit legt de datum waarop een Melding ontvangen is schriftelijk vast en bevestigt de ontvangst uiterlijk binnen zeven dagen aan de Melder.
7.6 Informeren RvB en RvT. Het Meldpunt Integriteit stelt de RvB op de hoogte van de ontvangst en de aard van de Melding, tenzij één of meer RvB-leden betrokken zijn bij de Melding.
Indien één of meerdere RvB-leden betrokken zijn en het Meldpunt Integriteit de Melding ontvankelijk acht op basis van artikel 8, wordt de RvT hierover geïnformeerd en houdt het Meldpunt Integriteit de RvT ook op de hoogte van de voortgang van de behandeling van de Melding. De RvT ontvangt eveneens het standpunt en de opvolging van het standpunt.
Indien de urgentie van de situatie waar de melding betrekking op heeft naar het oordeel van de RvB (dan wel de RvT) dat vereist, kan de RvB (dan wel de RvT) direct maatregelen nemen. De RvB (dan wel de RvT) laat zich daarbij adviseren door het Meldpunt Integriteit.
Artikel 8. BEHANDELING VAN DE MELDING
8.1. Ontvankelijkheidstoets door Meldpunt Integriteit. In het geval er een Melding wordt gedaan, zal door het Meldpunt Integriteit een ontvankelijkheidstoets worden uitgevoerd. Het Meldpunt Integriteit voert een ontvankelijkheidstoets uit aan de hand van:
a) de definitie van een Vermoeden van een misstand;
b) of de Melding voldoende concreet is;
c) eerder of lopend onderzoek naar dezelfde kwestie;
d) de wetenschap dat er al passende maatregelen zijn genomen;
e) de feiten waarover redelijke zekerheid bestaat;
f) of de Melding past binnen deze Regeling, ten opzichte van de Externe klachtregeling en de Individuele klachtregeling.
Indien het Meldpunt op basis van haar ontvankelijkheidstoets van mening is dat er geen sprake is van een Vermoeden van een misstand (en deze om die reden niet ontvankelijk verklaart), maar wel een organisatiebelang ziet om de kwestie op te pakken, kan het Meldpunt bepalen op welke wijze daarmee wordt omgegaan.
8.2. Strafbare feiten. Het Meldpunt kan op basis van haar ontvankelijkheidstoets de Melding doorsturen naar bestuursorganen of diensten die zijn belast met de opsporing van strafbare feiten. De Melder wordt hiervan op de hoogte gesteld.
8.3. Oordeel ontvankelijkheid. Het Meldpunt Integriteit neemt binnen drie weken vanaf de dag van de Melding een standpunt in over de ontvankelijkheid van de Melding en bevestigt dit schriftelijk aan de Melder.
8.4. Verduidelijking Melding. Het Meldpunt Integriteit kan de Melder om verduidelijking van de Melding vragen. Indien de verduidelijking van significante invloed voor de Melding kan zijn, kan het Meldpunt Integriteit de termijn uit artikel 8.3 opschorten. In geval van een anonieme melding wordt de Melder er door de Vertrouwenspersoon op gewezen als de verduidelijking eventueel tot identificatie van de Melder kan leiden.
Artikel 9. INSTELLEN VAN EN INFORMEREN OVER HET ONDERZOEK
9.1. Onderzoek. Het Meldpunt Integriteit kan nader onderzoek instellen om tot een beoordeling van de Melding te komen.
9.2. Waarborg onafhankelijkheid. Indien onderzoek wordt ingesteld, wordt dit uitgevoerd door Onderzoekers die voldoende onafhankelijk en onpartijdig zijn. Dat betekent in ieder geval dat zij op geen enkele wijze betrokken zijn bij het Vermoeden van een misstand.
9.3. Informeren onderzoek en onderzoeksopdracht. Het Meldpunt Integriteit informeert de Melder, de Beklaagde en de Leidinggevende over het instellen van het onderzoek. Zij ontvangen van het Meldpunt Integriteit de onderzoeksopdracht, tenzij hiertegen naar oordeel van het Meldpunt Integriteit ernstige bezwaren bestaan.
9.4. Gerubriceerde informatie. Als de verwachting is dat de Onderzoekers te maken kunnen krijgen met gerubriceerde documenten, wordt hiermee rekening gehouden bij de selectie van de Onderzoekers.
9.5. Termijn. Het Meldpunt Integriteit informeert de Melder en de Beklaagde uiterlijk binnen 3 maanden vanaf verzending van de ontvangstbevestiging over:
a. de beoordeling van de Melding; en voor zover van toepassing over:
b. de als opvolging van de Melding door de Leidinggevende geplande of genomen maatregelen conform artikel 11.3; en
c. de redenen van die opvolging.
Indien de Melding nog niet binnen 3 maanden kan worden beoordeeld, worden Melder en de Beklaagde daarvan op de hoogte gesteld en wordt er een termijn aangegeven wanneer het standpunt over de Melding wordt verwacht.
Artikel 10. UITVOERING VAN HET ONDERZOEK
10.1. Horen. De Onderzoekers stellen in ieder geval de Melder en de Beklaagde in de gelegenheid te worden gehoord. Daarnaast kunnen de Onderzoekers ook anderen horen, indien zij het relevant achten voor het onderzoek.
10.2. Inzicht in relevante documenten en correspondentie. De Onderzoekers kunnen met inachtneming van gerubriceerde informatie3 binnen TNO alle documenten en correspondentie inzien en opvragen die zij voor het doen van het onderzoek redelijkerwijs nodig achten.
10.3. Wederhoor. De Onderzoekers stellen een concept-onderzoeksrapport op en stellen in ieder geval de Melder en de Beklaagde in de gelegenheid om wederhoor te kunnen geven op de feitelijke bevindingen van het concept-onderzoeksrapport of op een gedeeltelijk afschrift in het geval het onderzoek breder is dan de Melding, tenzij hiertegen ernstige bezwaren bestaan.
3 Conform het Besluit Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie 2013 (VIRBI 2013) en diens opvolgers.
10.4. Onderzoeksrapport. De Onderzoekers stellen vervolgens een concept- onderzoeksrapport vast en delen dat met het Meldpunt Integriteit. Het Meldpunt Integriteit wordt in de gelegenheid gesteld om waar nodigaanvullende vragen te stellen over het concept-onderzoeksrapport naar aanleiding van de onderzoeksopdracht. Daarna leveren de Onderzoekers het definitieve onderzoeksrapport op aan het Meldpunt Integriteit.
Artikel 11. STANDPUNT TEN AANZIEN VAN EEN DEFINITIEF ONDERZOEKS- RAPPORT
11.1. Standpunt naar aanleiding van onderzoek. Het Meldpunt Integriteit neemt binnen drie weken na ontvangst van het onderzoeksrapport van de Onderzoekers een standpunt in. De Melder, de eventuele Beklaagde, de Leidinggevende en de RvB ontvangen het standpunt en een afschrift van het definitieve onderzoeksrapport of een gedeeltelijk afschrift in het geval het onderzoek breder is dan de Melding, tenzij hiertegen ernstige bezwaren bestaan.
11.2. Inhoud standpunt. Een standpunt van het Meldpunt Integriteit omvat in ieder geval een weging van het onderzoeksrapport. Indien van toepassing kan een standpunt tevens adviezen bevatten ter opvolging.
11.3. Opvolging standpunt. De Leidinggevende stelt binnen vier weken na ontvangst van het standpunt het Meldpunt Integriteit en de RvB op de hoogte van eventuele gegeven opvolging aan het standpunt. Indien het vermoeden van een misstand betrekking heeft op een andere Unit of Services Organisatie waarin de Melder werkzaam is, kan een ander persoon dan de Leidinggevende voornoemde handelingen verrichten. Ook kan diegene worden geïnformeerd zoals bedoeld in artikel 9.3 en 11.1.
11.4. Afschrift bericht aan Externe instantie. Indien het Meldpunt Integriteit naar aanleiding van het onderzoeksrapport een Externe instantie op de hoogte stelt, overlegt deze dit zo nodig met de RvB en stuurt de Melder en de Beklaagde van dit bericht een afschrift, tenzij hiertegen ernstige bezwaren bestaan.
Artikel 12. BEZWAAR BIJ DE RVB
12.1. Bezwaar bij RvB. De Melder kan bezwaar indienen bij de RvB binnen 10 werkdagen na verzending van en indien de Melder het niet eens is met:
a. het niet-ontvankelijkheidsoordeel van het Meldpunt Integriteit, of
b. het standpunt van het Meldpunt Integriteit.
12.2. Bevestiging bezwaar. In geval van een bezwaar bij de RvB stuurt de secretaris van de RvB uiterlijk binnen zeven dagen een ontvangstbevestiging aan de Melder. De RvB kan de Melder om verduidelijking van het bezwaar vragen.
12.3 Informeren Meldpunt Integriteit en Beklaagde. De secretaris van de RvB informeert het Meldpunt Integriteit over het bezwaar. Het Meldpunt Integriteit informeert de eventuele Beklaagde.
12.4. Termijn beslissing op bezwaar. De RvB heeft ten aanzien van het bezwaar op basis van lid 1 van dit artikel 12, 8 weken de tijd om tot een beslissing te komen. De termijn gaat lopen vanaf de dag van verzending van het bezwaar door de Melder. De RvB kan deze termijn verlengen onder vermelding van deugdelijke motivering.
12.5 Verschaffing informatie. Ter behandeling van het bezwaar verschaft het Meldpunt Integriteit alle daartoe door de RvB van belang geachte informatie.
EXTERNE MELDING
Artikel 13. MELDING BIJ EEN EXTERNE INSTANTIE
Een Melder, Degene die de Melder bijstaat, een Betrokken derde en het Meldpunt Integriteit kunnen een Vermoeden van een misstand extern melden bij een Externe Instantie.
HET MELDPUNT INTEGRITEIT
Artikel 14. MELDPUNT INTEGRITEIT
14.1. Samenstelling Meldpunt Integriteit. Het Meldpunt Integriteit bestaat tenminste uit een externe voorzitter, een externe plaatsvervanger en twee leden. Het Meldpunt Integriteit wordt ondersteund door de Integrity officer en kan zich laten ondersteunen door een jurist. De vaste voorzitter is een externe deskundige en is aangesteld door de RvB met instemming van de OR.
14.2. Onderzoek op verzoek. Het Meldpunt Integriteit kan op verzoek van de RvB of RvT ook onderzoek naar een Vermoeden van een misstand begeleiden (d.w.z. onderzoek zonder voorafgaande Melding bij het Meldpunt Integriteit). Hier brengt zij altijd vooraf de RvB van op de hoogte, tenzij één of meerdere RvB-leden betrokken zijn.
REGISTRATIE EN VERSLAGLEGGING
Artikel 15. REGISTRATIE VAN MELDINGEN
TNO houdt een register bij van elke ontvangen Melding, in overeenstemming met de zorgvuldigheidsvereisten zoals neergelegd in artikel 2 van deze Regeling. In aanvulling op het voorgaande informeert de Functionaris jaarlijks de RvB en de Ondernemingsraad over het aantal anonieme meldingen en de aard van deze meldingen.
Artikel 16. JAARVERSLAG
In het jaarverslag wordt naar aanleiding van de Regeling vermeld:
a) het aantal Meldingen van een Vermoeden van een misstand;
b) het aantal Meldingen dat door het Meldpunt niet ontvankelijk werd verklaard;
c) het aantal onderzoeken dat door het Meldpunt Integriteit werd begeleid;
d) het aantal bezwaarprocedures dat ingesteld is.
SLOTBEPALINGEN
Artikel 17. BEVOEGDE RECHTERLIJKE INSTANTIE
Op deze regeling is Nederlands recht van toepassing. Als bij of naar aanleiding van deze Regeling een geschil ontstaat dat niet onderling kan worden opgelost, dan zal dat uitsluitend worden voorgelegd aan de bevoegde rechter te Den Haag.
Artikel 18. PUBLICATIE
TNO draagt er zorg voor dat deze Regeling wordt gepubliceerd op het intranet en openbaar wordt gemaakt op de relevante websites van TNO.
Artikel 19. INWERKINGTREDING
Deze regeling vervangt de Regeling bij een vermoeden van een misstand 2019 en het Addendum bij Regeling vermoeden van een misstand 2019. Deze regeling treedt in werking op 1 juli 2024.
Bijlage 1
Schending van het Unierecht
Een Melding kan gaan over een Schending van het Unierecht. Dat zijn regels vastgelegd in een Europese verordening of richtlijn. In de Richtlijn is bepaald over welke onderwerpen die Europese regelgeving moet gaan, denk aan:
• overheidsopdrachten;
• financiële diensten, producten en markten, voorkoming van witwassen van geld en terrorismefinanciering;
• productveiligheid en productconformiteit;
• veiligheid van het vervoer;
• bescherming van het milieu;
• stralingsbescherming en nucleaire veiligheid;
• veiligheid van levensmiddelen en dierenvoeding, diergezondheid en dierenwelzijn;
• volksgezondheid;
• consumentenbescherming;
• bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens en beveiliging van netwerk- en informatiesystemen;
• inbreuken waardoor de financiële belangen van de Unie als bedoeld in artikel 325 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden geschaad;
• inbreuken in verband met de interne markt (als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie).