VERTALING
VERTALING
Overeenkomst ter bestrijding van doping
Preambule
De lidstaten van de Raad van Europa, de andere Staten die partij zijn bij het Europees Cultureel Verdrag en andere Staten die deze overeenkomst hebben ondertekend,
overwegend dat het doel van de Raad van Europa is het tot stand brengen van een grotere eenheid tussen zijn leden teneinde de idealen en beginselen die hun gemeenschappelijk erfdeel zijn, veilig te stellen en te verwezenlijken en hun economische en sociale vooruitgang te bevorderen
zich ervan bewust dat sport een belangrijke rol dient te spelen bij de bescherming van de gezondheid, bij de zedelijke en lichamelijke opvoeding en bij de bevordering van internationaal begrip
bezorgd over het toenemende gebruik van dopingmiddelen en dopingmethoden door sportmensen in alle takken van de sport en de gevolgen daarvan voor de gezondheid van sportmensen en de toekomst van de sport
indachtig het feit dat dit probleem een bedreiging vormt voor de ethische beginselen en de opvoedende waarden vervat in het Olympisch Handvest, in het Internationale Handvest voor Sport en Lichamelijke Opvoeding van UNESCO en in resolutie 76(41) van het
Comité van Ministers van de Raad van Europa, bekend als het “Europees handvest inzake sport voor allen”
gelet op de regelingen, beleidslijnen en verklaringen inzake de bestrijding van doping, aangenomen door de internationale sportorganisaties
zich bewust van het feit dat de verantwoordelijkheden van de overheden en de particuliere sportorganisaties ten aanzien van het bestrijden van doping in de sport elkaar aanvullen, met name wat betreft het waarborgen van een goed verloop van sportevenementen, gebaseerd op het beginsel van eerlijk spel en wat betreft het beschermen van de gezondheid van allen die daaraan deelnemen
erkennend dat deze overheden en organisaties hiertoe op alle passende niveaus moeten samenwerken
herinnerend aan de resoluties inzake doping, aangenomen door de Conferentie van Europese ministers verantwoordelijk voor Sport, name Resolutie nr. 1, aangenomen tijdens de 6de Conferentie te Reykjavik in 1989
met
in herinnering roepend dat het Comité van Ministers van de Raad van Europa Resolutie (67) 12 inzake doping van atleten, aanbeveling
nr. R(79)8 inzake doping in de sport, aanbeveling nr. R(84)19 inzake het “Europees Handvest inzake de bestrijding van doping in de sport” en aanbeveling nr. R(88) 12 inzake het zonder voorafgaande waarschuwing houden van dopingcontroles buiten wedstrijden, reeds heeft aangenomen
herinnerend aan Aanbeveling nr. 5 inzake doping, aangenomen door de 2de Internationale Conferentie van Ministers en Hoge Ambtenaren verantwoordelijk voor Sport en Lichamelijke Opvoeding, georganiseerd door UNESCO te Moskou in 1988
niettemin vastbesloten nadere maatregelen te nemen, in hechtere samenwerking, gericht op de vermindering en de uiteindelijke uitbanning van doping in de sport op basis van de in die akten vervatte ethische waarden en praktische maatregelen,
zijn het volgende overeengekomen
Artikel 1
Doel van de Overeenkomst
De Partijen verbinden zich ertoe, in het streven naar de verminde- ring en uiteindelijke uitbanning van doping in de sport, binnen de grenzen van hun onderscheiden constitutionele bepalingen, de nood- zakelijke stappen te nemen om de bepalingen van deze Overeenkomst toe te passen.
Artikel 2
Begripsomschrijvingen en werkingssfeer van de Overeenkomst
1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt verstaan onder:
a. ,,doping in de sport”: de toediening aan sportmensen, of het
gebruik door hen, van farmacologische groepen van dopingmiddelen of dopingmethoden;
b. ,,farmacologische groepen van dopingmiddelen of dopingme- thoden” behoudens het tweede lid hieronder, de groepen van dopingmiddelen of dopingmethoden die door de bevoegde interna- tionale sportorganisaties zijn verboden en die voorkomen op de lijsten die zijn -goedgekeurd -door de Commissie van Toezicht overeenkom- stig het bepaalde in artikel 11, eerste lid, letter b ;
C. ,,sportmensen: personen die regelmatig deelnemen aan xxxxxx- niseerde sportactiviteiten.
2. Totdat een lijst van verboden farmacologische groepen van dopingmiddelen en dopingmethoden door de Commissie van Toe- zicht is goedgekeurd overeenkomstig het bepaalde in artikel 11, eerste lid, letter b, is de lijst in het aanhangsel bij -deze Overeenkomst van toepassing.
Artikel 3
Coördina tie op binnenlands niveau
1. De Partijen coördineren de ‘beleidslijnen en maatregelen van hun overheidsdiensten* en andere openbare organen die betrokken zijn bij de bestrijding van doping in de sport.
2. Zij dragen er zorg voor dat deze Overeenkomst in de praktijk wordt toegepast, en met name dat aan de vereisten krachtens artikel 7 wordt voldaan, door de uitvoering van een aantal bepalingen van deze Overeenkomst, wanneer er aanleiding toe is, op te dragen aan een aangewezen gouvernementele of niet-gouvernementele sportautori- teit of sportorganisatie.
Artikel 4
Maatregelen ter beperking van de beschikbaarheid en het gebruik van verboden dopingmiddelen en dopingmethoden
1. Wanneer er aanleiding toe is nemen de Partijen wetten, regelin- gen of bestuurlijke maatregelen aan ter beperking van de beschikbaar- heid (met name bepalingen ter beheersing van het verkeer, het bezit, de invoer, de verspreiding en de verkoop) alsmede van het gebruik in de sport van verboden dopingmiddelen en dopingmethoden en in het bijzonder van anabole steroïden.
2. Hiertoe hanteren de Partijen of, wanneer van toepassing, de bevoegde niet-gouvernementele organisaties, als criterium voor de verlening van overheidssubsidies aan sportorganisaties de vraag of zij daadwerkelijk regelingen ter bestrijding van doping toepassen.
3. Voorts verbinden de Partijen zich ertoe:
a. hun sportorganisaties te ondersteunen bij de financiering van dopingcontroles en -analyses, hetzij door rechtstreekse subsidies of bijdragen, hetzij door erkenning van de kosten van die controles en analyses bij de vaststelling van de totale subsidies of bijdragen die aan die organisaties worden toegekend;
b. passende stappen te ondernemen om de toekenning van bijdra- gen of subsidies uit overheidsmiddelen voor trainingsdoeleinden aan individuele sportmensen die zijn geschorst wegens een dopingovertre- ding in de sport, te weigeren voor de duur van de schorsing;
c. de uitvoering door hun sportorganisaties van door de bevoegde internationale sportorganisaties vereiste dopingcontroles aan te moe- digen en in voorkomende gevallen te vergemakkelijken, ongeacht of deze controles tijdens of buiten wedstrijden plaatsvinden;
d. het sluiten van overeenkomsten door sportorganisaties waarbij wordt toegestaan dat hun leden in andere landen worden getest door daartoe bevoegde teams voor dopingcontrole aan te moedigen en te vergemakkelijken.
4. De Partijen behouden zich het recht voor regelingen ter bestrij- ding van doping aan te nemen en op eigen initiatief en voor eigen
verantwoordelijkheid dopingcontroles te houden, mits -deze verenig- baar zijn met de desbetreffende beginselen van deze Overeenkomst.
Artikel 5
Laboratoria
1. Elke Partij verbindt zich tot:
a. het oprichten of het vergemakkelijken van de oprichting op haar grondgebied van één of meer laboratoria voor dopingcontrole die in aanmerking kunnen komen voor erkenning krachtens de criteria die zijn aangenomen door de bevoegde internationale sportorganisaties en zijn goedgekeurd door de Commissie van Toezicht overeenkomstig het bepaalde in artikel 11, eerste lid, letter b; of
b. het ondersteunen van haar sportorganisaties bij het verkrijgen van toegang tot een dergelijk laboratorium op het grondgebied van een andere Partij.
2. Deze labortoria worden aangemoedigd om:
a. passende maatregelen te nemen om bekwaam personeel in dienst te nemen en te behouden, op te leiden en bij te scholen;
b. passende programma ’s uit te voeren voor onderzoek en ontwik- keling betreffende dopingmiddelen en dopingmethoden die worden gebruikt of vermoedelijk worden gebruikt voor doping in de sport, en betreffende analytische biochemie en farmacologie, ten einde een beter inzicht te verkrijgen in de effecten van de verschillende stoffen op het menselijk lichaam en de gevolgen ervan voor sportprestaties;
c. nieuwe gegevens uit hun onderzoeken snel te publiceren en te verspreiden.
Artikel 6
Onderwijs
1. De Partijen verbinden zich ertoe voorlichtingsprogramma ’s en informatiecampagnes te ontwerpen en uit te voeren, ‘wanneer er aanleiding toe is ’in samenwerking met de betrokken sportorganisaties en de massamedia, waarin de nadruk wordt gelegd op de gevaren voor de gezondheid inherent aan doping-en op de schade die doping toebrengt aan de ethische waarden in de sport. Die programma ’s en campagnes worden gericht op zowel jongeren op scholen en bij sportverenigingen als hun ouders, alsmede op volwassen sportmen- sen, sportfunctionarissen, coaches en trainers. Voor degenen die werkzaam zijn op medisch gebied, zal in deze onderwijsprogramma ’s de nadruk worden gelegd op de medische ethiek.
2. De Partijen verbinden zich tot het stimuleren en bevorderen van onderzoek, in samenwerking met de betrokken regionale, nationale en internationale sportorganisaties, naar manieren en middelen om wetenschappelijk gebaseerde fysiologische en psychologische trai- ningsprogramma ’s te ontwerpen waarin de integriteit van de individu wordt geëerbiedigd.
Artikel 7
Samenwerking met sportorganisaties inzake door hen te nemen maatre- gelen
1. De Partijen verbinden zich ertoe hun sportorganisaties en, door hun tussenkomst, de internationale sportorganisaties aan te moedigen tot het formuleren en toepassen van alle onder hun bevoegdheid vallende passende maatregelen ter bestrijding van doping in de sport.
2. Hiertoe moedigen zij hun sportorganisaties aan hun onderschei- den rechten, verplichtingen en taken te verduidelijken en met elkaar in overeenstemming te brengen, met name door harmonisatie van:
a. hun regelingen ter bestrijding van doping op basis van de door de bevoegde internationale sportorganisaties overeengekomen rege- lingen
b. lijsten van verboden farmacologische groepen van dopingmid- delen en dopingmethoden op basis van de door de bevoegde interna- tionale sportorganisaties overeengekomen lijsten
c. procedures voor dopingcontrole;
d. disciplinaire procedures, waarbij zij de internationaal aanvaar- de algemene rechtsbeginselen toepassen en de fundamentele rechten van sportmensen die onder verdenking staan, eerbiedigen. Met name de volgende beginselen dienen te worden toegepast:
(i)
(ii)
(iii)
e .
er dient een duidelijk onderscheid te zijn tussen het orgaan dat een overtreding meldt en de tuchtcommissie;
de betrokken personen hebben recht op rechtvaardige wijze te worden gehoord en het recht op bijstand of vertegenwoordi- ging;
er dienen duidelijke en uitvoerbare bepalingen te bestaan voor
beroep tegen gedane uitspraken;
procedures voor het opleggen van doeltreffende straffen aan
sportfunctionarissen, artsen, veeartsen, coaches, fysiotherapeuten en anderen die verantwoordelijk zijn voor of medeplichtig zijn aan overtredingen door sportmensen van de regelingen ter bestrijding van doping;
f. procedures voor de wederzijdse erkenning van schorsingen en andere straffen, opgelegd door andere sportorganisaties in hetzelfde of een ander land.
3. Voorts stimuleren de Partijen hun sportorganisaties:
a. op doeltreffende schaal dopingcontroles in te voeren niet alleen bij wedstrijden maar ook, zonder voorafgaande waarschuwing, daar- buiten; die controles dienen op een voor alle sportmensen rechtvaar- dige wijze te worden uitgevoerd en dienen het testen en opnieuw testen te omvatten van personen die, in voorkomende gevallen, willekeurig worden uitgekozen;
b. met sportorganisaties van andere landen overeenkomsten te sluiten waarbij wordt toegestaan dat een sportman of -vrouw die in een ander land traint, wordt getest door een daartoe bevoegd team voor dopingcontrole van dat land;
c. de regelingen voor de toelating tot deelneming aan sportevene- menten duidelijker te maken en te harmoniseren; deze regelingen zullen criteria omvatten betreffende de bestrijding van doping;
d. actieve deelneming van sportmensen zelf aan de bestrijding van doping door internationale sportorganisaties te stimuleren;
e. volledig_en doelmatig gebruik te maken van de beschikbare faciliteiten voor dopinganalyse in de in artikel 5 voorziene laborato- ria, zowel tijdens als buiten sportwedstrijden;
f. wetenschappelijke trainingsmethoden te bestuderen en richtlij- nen te ontwerpen om sportmensen van alle leeftijden te beschermen, aangepast aan de desbetreffende sport.
Artikel 8
Internationale samen werking
1. De Partijen werken nauw samen ten aanzien van de door deze Overeenkomst bestreken aangelegenheden en stimuleren soortgelijke samenwerking tussen hun sportorganisaties.
2. De Partijen verbinden zich ertoe:
a. hun sportorganisaties aan te moedigen door hun werkwijze de toepassing van de bepalingen van deze Overeenkomst binnen alle internationale sportorganisaties waarbij zij zijn aangesloten, te bevor- deren, met name door te weigeren aanspraken op wereldrecords of regionale records te erkennen tenzij deze vergezeld gaan van een gelegaliseerd verslag met een negatieve uitslag van de dopingcontro- le;
b. de samenwerking tussen de medewerkers van de overeenkom- stig artikel 5 op hun grondgebied opgerichte of reeds werkzame laboratoria voor dopingcontrole te bevorderen; en
c. bilaterale en multilaterale samenwerking tussen hun bevoegde organen, autoriteiten en organisaties op gang te brengen ten einde de in artikel 4, eerste lid, omschreven doelstellingen ook op internatio- naal niveau te verwezenlijken.
3. De Partijen die beschikken over overeenkomstig artikel 5 op-hun grondgebied opgerichte of reeds werkzame laboratoria, verbinden zich ertoe andere Partijen te ondersteunen ten einde hen in staat te stellen de nodige ervaring, vaardigheden en technieken te verwerven om hun eigen laboratoria op te richten.
Artikel 9
Verstrekking van informatie
Elke Partij stuurt de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa in één van de officiële talen van de Raad van Europa alle relevante informatie betreffende wettelijke en andere maatregelen die zij heeft genomen ten einde aan de voorwaarden van deze Overeenkomst te voldoen.
Artikel 10
Commissie van Toezicht
1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt hierbij een Commissie van Toezicht ingesteld.
2. Iedere Partij kan door één of meer afgevaardigden worden vertegenwoordigd in de Commissie van Toezicht. Elke Partij heeft één stem.
3. Iedere in artikel 14, eerste lid, bedoelde Staat die geen Partij bij deze Overeenkomst is, kan door een waarnemer worden vertegen- woordigd in de Commissie van Toezicht.
4. De Commissie van Toezicht kan, bij unaniem besluit, iedere niet-lidstaat van de Raad van Europa die geen Partij bij de Overeen- komst is, en iedere betrokken sportorganisatie of andere professionele organisatie uitnodigen zich door een waarnemer te laten vertegen- woordigen bij één of meer van haar bijeenkomsten.
5. De Commissie van Toezicht wordt bijeengeroepen door de Secretaris-Generaal. Haar eerste bijeenkomst wordt gehouden zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is, en in ieder geval binnen één jaar na de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst. De Com- missie van Toezicht komt daarna bijeen wanneer dit noodzakelijk blijkt, op initiatief van de Secretaris-Generaal of van een Partij.
6. De meerderheid van de Partijen vormt het vereiste quorum voor het houden van een bijeenkomst van de Commissie van Toezicht.
7. De bijeenkomsten van de Commissie van Toezicht zijn niet openbaar.
8. Behoudens de bepalingen van deze Overeenkomst stelt de Commissie van Toezicht haar eigen procedureregels op en neemt deze bij consensus aan.
Artikel 11
1. De Commissie van Toezicht ziet toe op de toepassing van deze Overeenkomst. Zij kan met name:
a. de bepalingen van deze Overeenkomst voortdurend bezien en eventueel noodzakelijke wijzigingen bestuderen;
b. haar goedkeuring hechten aan de lijst bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, en herzieningen daarvan, van farmacologische groepen van dopingmiddelen en dopingmethoden die zijn verboden door de bevoegde internationale sportorganisaties, en aan de criteria voor erkenning van laboratoria bedoeld in artikel 5, eerste lid, letter a, en door die organisaties aangenomen herzieningen daarvan, en de datum vaststellen waarop de desbetreffende beslissingen in werking treden;
c. overleg plegen met de betrokken sportorganisaties
d. aanbevelingen aan de Partijen doen betreffende de voor de toepassing van deze Overeenkomst te nemen maatregelen;
e. passende maatregelen aanbevelen om de betrokken internatio- nale organisaties en het publiek op de hoogte te houden van de in het kader van deze Overeenkomst ondernomen activiteiten;
f. aanbevelingen aan het Comité van Ministers doen betreffende het uitnodigen van niet-lidstaten van de Raad van Europa om tot deze Overeenkomst toe te treden;
g. voorstellen doen ter vergroting van de doeltreffendheid van deze Overeenkomst.
2. Voor de uitvoering van haar taken kan de Commissie van Toezicht op eigen initiatief bijeenkomsten van groepen deskundigen beleggen.
Artikel 12
Na elke bijeenkomst stuurt de Commissie van Toezicht het Comité van Ministers van de Raad van Europa een verslag van haar werk en van de werking van de Overeenkomst.
Artikel 13
Wijzigingen van de artikelen van de Overeenkomst
1. Wijzigingen van de artikelen van deze Overeenkomst kunnen worden voorgesteld door een Partij, het Comité van Ministers van de Raad van Europa of de Commissie van Toezicht.
2. Ieder wijzigingsvoorstel wordt door de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa toegezonden aan de Staten bedoeld in artikel 14 en aan iedere Staat die is toegetreden of is uitgenodigd toe te treden tot deze Overeenkomst in overeenstemming met de bepalingen van artikel 16.
3. Iedere door een Partij of door het Comité van Ministers voorgestelde wijziging wordt uiterlijk twee maanden de bijeen- komst waarop deze moet worden bezien, toegezonden aan de Com- missie van Toezicht. De Commissie van Toezicht stelt het Comité van Ministers in kennis van haar mening inzake de voorgestelde wijziging, wanneer er aanleiding toe is in overleg met de bevoegde sportorgani- saties.
4. Het Comité van Ministers bestudeert de voorgestelde wijziging en de mening van de Commissie van Toezicht en kan de wijziging aannemen.
5. De tekst van een door het Comité van Ministers in overeenstem- ming met het vierde lid van dit artikel aangenomen wijziging wordt aan de Partijen toegezonden voor aanvaarding.
6. Iedere in overeenstemming met het vierde lid van dit artikel aangenomen wijziging treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van één maand nadat alle Partijen de Secretaris-Generaal in kennis hebben gesteld van hun aanvaarding daarvan.
SLOTBEPALINGEN
Artikel 14
1. Deze Overeenkomst staat ter ondertekening open voor de lidstaten van de Raad van Europa, andere Staten die Partij zijn bij het Europees Cultureel Verdrag, en niet-lidstaten die hebben deelgeno- men aan de opstelling van deze Overeenkomst, die hun instemming te worden gebonden tot uitdrukking kunnen brengen door:
a. ondertekening zonder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaar- ding of goedkeuring, of
b. ondertekening onder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaar- ding of goedkeuring, gevolgd door bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.
2. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring wor- den nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa.
Artikel 15
1. Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van een maand na de datum waarop vijf Staten, waaronder ten minste vier lidstaten van de Raad van Europa, hun instemming door deze Overeenkomst te worden gebonden tot uitdrukking hebben gebracht overeenkomstig de bepalingen van artikel 14.
2. Ten aanzien van iedere ondertekenende Staat die later zijn instemming door deze Overeenkomst te worden gebonden tot uit- drukking heeft gebracht, treedt de Overeenkomst in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van één maand na de datum van ondertekening of van nederlegging van de akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.
Artikel 16
Na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst kan het Comité van Ministers van de Raad van Europa, na raadpleging van de Partijen, iedere Staat die geen lid is van de Raad van Europa uitnodigen toe te treden tot de Overeenkomst, zulks bij een besluit genomen met de meerderheid, voorzien in artikel 20, letter d, van het Statuut van de Raad van Europa en met algemene stemmen van de vertegenwoordigers van de Overeenkomstsluitende Staten die het recht hebben in het Comité van Ministers zitting te hebben.
2. Ten aanzien van iedere toetredende Staat treedt de Overeen- komst in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van één maand na de datum van nederleg- ging van de akte van toetreding bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa.
Artikel 17
1. Iedere Staat kan bij ondertekening of bij nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, aangeven op welk grondgebied of welke grondgebieden deze Over- eenkomst van toepassing zal zijn.
2. Iedere Staat kan te allen tijde daarna door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa gerichte verklaring de toepasselijkheid van deze Overeenkomst uitbreiden tot ieder ander in de verklaring genoemd grondgebied. De Overeenkomst treedt ten aanzien van dit grondgebied in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van één maand na de datum van ontvangst van de verklaring door de Secretaris-Generaal.
3. Iedere krachtens he t bepaalde in de twee voorgaande leden afgelegde verklaring kan, ten aanzien van ieder in die verklaring genoemd grondgebied, worden ingetrokken door middel van een aan de Secretaris-Generaal gerichte kennisgeving.. De intrekking wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van zes maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-Generaal.
Artikel 18
1. Iedere Partij kan deze Overeenkomst te allen tijde opzeggen door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa gerichte kennisgeving.
2. De opzegging wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt öp het verstrijken van een tijdvak van zes maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-Gene- raal.
Artikel 19
De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa stelt de Partijen, de andere lidstaten van de Raad van Europa, de andere Staten die Partij zijn bij het Europees Cultureel Verdrag, de niet-lidstaten die hebben deelgenomen aan het opstellen van deze Overeenkomst, alsmede iedere Staat die ertoe is toegetreden of is uitgenodigd ertoe toe te treden, in kennis van:
a. iedere ondertekening overeenkomstig artikel 14;
b. de nederlegging van iedere akte van bekrachtiging, aanvaar- ding, goedkeuring of toetreding overeenkomstig de artikelen 14 of 16;
c. iedere datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst overeenkomstig de artikelen 15 en 16;
d. iedere overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 gedane medede- ling;
e. ieder ingevolge het bepaalde in artikel 12 opgesteld verslag;
f. ieder wijzigingsvoorstel of iedere wijziging, aangenomen over- eenkomstig artikel 13, en de datum waarop de wijziging van kracht wordt;
g. iedere overeenkomstig het bepaalde in artikel 17 afgelegde verklaring
h. iedere overeenkomstig het bepaalde in artikel 18 gedane kennis- geving, alsmede de datum waarop de opzegging van kracht wordt;
i. iedere andere handeling, kennisgeving of mededeling betrek- king hebbend. op deze Overeenkomst.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, zijnde daartoe behoorlijk gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
GEDAAN TE Straatsburg, op 16 november 1989, in de Engelse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek, in een enkel exemplaar, dat zal worden nedergelegd in het archief xxx.xx Raad van Europa. De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa doet hiervan voor. eensluidend gewaarmerkte afschriften toekomen aan iedere lidstaat van de Raad van Europa, aan de andere Staten die Partij zijn bij het Europees Cultureel Verdrag, aan de niet-lidstaten die hebben deelgenomen aan het opstellen van deze Overeenkomst en aan iedere Staat die is uitgenodigd ertoe toe te treden.
Bijlage
Referentielijst van verboden dopingstoffen en -methoden
1. Verboden groepen van stoffen
A. Stimulantia
B. Narcotica
C. Anabole steroïden
D. Bètablokkers
E. Diuretica
F. Peptide hormonen en analoga ll. Verboden dopingmethoden
A. Bloeddoping
B. Farmacologische, chemische en fysieke manipulatie
III. Groepen van verboden middelen onder bepaalde omstandigheden
A. Alcohol
B. Marihuana
C. Lokale anesthetica
D. Corticosteroïden
Voorbeelden
1. Verboden groepen van stoffen
A. Stimulantia amfepramon amfetaminil amifenazol amfetamine benzfetamine coffeïne* cathine chloorfentermine clorprenaline cocaïne
cropropamide (bestanddeel van “micorene”) crotetamide (bestanddeel van “micorene”) dimetamfetamine
efedrine etafedrine etamivan etilamfetamine fencamfamine fenetylline fenproporex furfenorex mefenorex
methamfetamine methoxyfenamine methylefedrine methylfenidaat morazon nicethamide pemoline pentetrazol fendimetrazine fenmetrazine fentermine fenylpropanolamine pipradol
prolintan propylhexedrine pyrovaleron strychnine
en verwante stoffen
*In geval van coffeïne wordt een monster als positief beschouwd bij een concentratie in de urine hoger dan 12 microgram per milliliter.
B. Narcotische analgetica alfaprodine
anileridine buprenorfine codeïne dextromoramide dextropropoxyfeen diamorfine (heroïne) dihydrocodeïne dipipanon ethoheptazine ethylmorfine levorfanol
methadon morfine nalbufine pentazocine pethidine fenazocine trimeperidine
en verwante stoffen
C. Anabole steroïden bolasteron
boldenon clostebol
dehydrochloormethyltestosteron fluoxymesteron
mesterolon
metadiënon metenolon methyltestosteron nandrolon norethandrolon oxandrolon oxymesteron oxymetholon stanozolol testosteron*
en verwante stoffen
*In geval van testosteron wordt een monster als positief beschouwd indien de toediening van testosteron of een andere manipulatie leidt tot een testosteron/epitestosteron ratio in de urine die groter is dan 6.
D.Bètablokkers acebutolol alprenolol
atenolol labetalol metoprolol nadolol oxprenolol propanolol sotalol
en verwante stoffen.
E. Diuretica acetazolamide amiloride bendroflumethiazide benzthiazide bumetanide canrenoïnezuur chloormerodrine chloortalidon diclofenamide etacrynezuur furosemide hydrochloorthiazide mersalyl spironolacton triamtereen
en verwante stoffen.
F. Peptide hormonen en analoga
choriongonadotrofine (HCG - menselijk choriongonadotrofine) corticotropine (ACTH)
groeihormoon (HGH, somatotropine)
ll. Verboden methoden
A. Bloeddoping
B. Farmacologische, chemische en fysieke manipulatie
III. Groepen van verboden middelen onder bepaalde omstandigheden
A. Alcohol
B. Marihuana
C. Lokale anesthetica
D. Corticosteroïden Nota
Bovenstaande lijst is de lijst van verboden groepen van dopingstoffen en -methoden die is aangenomen door het Internationaal Olympisch Comité in april 1999