Subsidieregeling
Subsidieregeling
onderwijsachterstandenbeleid en voorschoolse voorzieningen gemeente Delft
Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft houdende subsidieregels omtrent onderwijsachterstandenbeleid en voorschoolse voorzieningen.
Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Delft;
Gelet op de Wet kinderopvang en de artikelen 165, 166 en 167 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 3, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening gemeente Delft;
Besluit vast te stellen de Subsidieregeling onderwijsachterstandenbeleid en voorschoolse voorzieningen gemeente Delft.
Hoofdstuk Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze subsidieregeling verstaat onder:
a. ASV Delft: Algemene subsidieverordening gemeente Delft 2018;
b. beleidskader: het beleidskader Onderwijsachterstandenbeleid en voorschoolse voorzieningen Delft 2019-2022;
c. basisschool: een Delftse basisschool
d. college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft;
e. peuters: in de gemeente Delft ingeschreven kinderen tussen de 2 en 4 jaar in de Basisregistratie Personen;
f. doelgroeppeuters: Delftse peuters die op indicatie van de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) in aanmerking komen voor VVE van 2,5 tot 4 jaar;
x. xxxxxx: degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 toebehoort en met die onderneming een of meer kindercentra exploiteert die staan vermeld in het LRK;
h. inkomensverklaring: een recente officiële verklaring (voorheen IB60) van de Belastingdienst met daarop de inkomensgegevens van de een persoon in een bepaald belastingjaar;
i. kindercentrum: een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, xxxxxx xxx gastouderopvang.
j. kinderopvangtoeslag: de tegemoetkoming van het Rijk, uitgekeerd via de Belastingdienst aan ouders, bedoeld als bijdrage in de kosten voor de in het LRK geregistreerde kindercentrum;
k. landelijk register kinderopvang (LRK): het register waarin kindercentra zijn opgenomen die voldoen aan de kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang;
l. OAB-school: een Delftse basisschool die op grond van de samenwerkings- en resultaatafspraken is aangemerkt als OAB-school .
m. ouders: xxxxx(s) of verzorger(s) van Delftse (doelgroep)peuters.
n. ouderbijdrage: inkomensafhankelijke vergoeding die ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag betalen aan de houder als bijdrage in de kosten voor de (VVE-)peuterplaats van hun kind;
o. samenwerkings- en resultaatafspraken: de samenwerkings- en resultaatafspraken VVE Delft 2019-2022 die op grond van artikel 67 van de Wet op het primair onderwijs formeel zijn vastgesteld door de gemeente Delft, 3 schoolbesturen en 6 kinderopvangorganisaties.
p. voorschoolse educatie: uitvoering van een door het college gesubsidieerd VVE- programma dat gericht is op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs voor kinderen die nog niet tot een school kunnen worden toegelaten;
q. voorschoolse voorziening: kindercentrum in Delft waar voorschoolse educatie wordt aangeboden en als zodanig is geregistreerd in het LRK;
r. VVE: voor- en vroegschoolse educatie;
s. VVE-programma: een erkend programma waarin op een gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek, en sociaal- emotionele ontwikkeling voor zover dit programma is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut (NJI);
t. Wet: Wet kinderopvang.
Artikel 2 Toepasselijkheid ASV Delft
De ASV Delft is van toepassing, tenzij daarvan in deze subsidieregeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.
Artikel 3 Doelstelling subsidieregeling
Het doel van deze subsidieregeling is het bevorderen van gelijke en optimale ontwikkelkansen voor alle Delftse peuters en basisschool leerlingen door:
a. voldoende en financieel toegankelijk aanbod van kinderopvang voor alle peuters;
b. voldoende en financieel toegankelijk aanbod van kinderopvang met voorschoolse educatie voor doelgroeppeuters;
c. (taal)verrijkingsactiviteiten gericht op het voorkomen of bestrijden van mogelijke onderwijsachterstanden aanvullend op het aanbod voor- en vroegschoolse educatie.
Artikel 4 (Rijks)middelen en verdeelregels
1. Naast de structurele gemeentelijke middelen voor de basisvoorziening peuterplaatsen krijgen gemeenten financiële middelen van het Rijk om goed onderwijsachterstanden- beleid te voeren. Voor- en vroegschoolse educatie (VVE) is onderdeel van het onderwijsachterstandenbeleid. Daarnaast ontvangen gemeenten middelen voor het vergroten van de toegankelijkheid van kinderopvang voor alle peuters waarvan de ouders géén recht hebben op een kinderopvangtoeslag.
De middelen die de gemeente Delft in een begrotingsjaar voor deze bestedingsdoelen ontvangt, bepalen de financiële bandbreedte van deze subsidieregeling.
2. De verdeling van de budgetten vindt plaats via een rangschikking als het college meer aanvragen ontvangt dan dat er aan subsidiebudget beschikbaar is. Van alle aanvragen die tijdig en volledig zijn ingediend, bepaalt het college de rangschikking aan de hand van criteria. De aanvraag die het hoogst scoort komt bovenaan. Het college geeft een lagere rangschikking aan de aanvragen die minder goed scoren.
3. De rangschikking wordt bepaald door de aanvraag te toetsen aan de prioriteiten en
criteria zoals omgeschreven in het beleidskader en genoemd in artikel 11 en artikel 20 van deze subsidieregeling.
Artikel 5 Social Return
1. Indien een subsidie meer dan € 100.000,- per boekjaar bedraagt, is de subsidieontvanger verplicht tot social return door personen met een afstand tot de arbeidsmarkt in te zetten bij de uitvoering van de activiteiten tot een bedrag van ten minste 5% van het subsidiebedrag.
2. In overleg met het college kan een andere verplichting dan bedoeld in het eerste lid worden opgelegd, mits deze bijdraagt aan het doel om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt een grotere kans op werk te bieden.
3. Het college kan bij subsidieverlening besluiten dat de verplichting als bedoeld in het eerste lid niet geldt.
Artikel 6 Aanvraagtermijn
In afwijking van artikel 7 lid 1 van de ASV Delft geldt voor de periode 1 augustus 2019 tot en met 31 december 2019 een aanvraagtermijn tot 30 september 2019.
Hoofdstuk 2 Voorschoolse voorzieningen
Artikel 7 Subsidiabele activiteiten
Het college verstrekt uitsluitend subsidie voor een gecombineerd aanbod van peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen waarbij sprake is van:
1. Een basisaanbod tot 1 januari 2020 voor peuters en doelgroeppeuters van 2 tot 4 jaar:
a. minimaal 2 dagdelen over 2 dagen
b. minimaal 10 en maximaal 10,5 uur per week
c. minimaal 400 en maximaal 420 uur per jaar verdeeld over 40 weken per jaar
2. Een basisaanbod vanaf 1 januari 2020 voor peuters van 2 tot 4 jaar:
a. minimaal 2 dagdelen over 2 dagen
b. minimaal 320 uur en maximaal 440 uur per jaar (waarvan minimaal 160 en maximaal 220 uur per half jaar).
3. Een basisaanbod vanaf 1 januari 2020 voor doelgroeppeuters van 2,5 tot 4 jaar:
a. maximaal 6 uur per dag
b. minimaal 960 en maximaal 990 uur per anderhalf jaar.
Artikel 8 Hoogte subsidiebedrag
1. Als maximum uurtarief per (VVE-)peuterplaats wordt het maximale uurtarief kinderopvangtoeslag voor de dagopvang gehanteerd, zoals bedoeld in het besluit Kinderopvangtoeslag.
2. De inkomensafhankelijke ouderbijdrage voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag is gebaseerd op het maximale uurtarief en de tabel van de kinderopvangtoeslag. Hierbij wordt de indeling in inkomensgroepen van de adviestabel van de VNG gehanteerd.
3. Het college stelt jaarlijks voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar de hoogte van het VVE-jaarbedrag vast. Dit is een vergoeding aan houder per geplaatste doelgroeppeuter voor de extra werkzaamheden ten behoeve van het VVE-programma.
Artikel 9 Berekening subsidiebedrag
Het college berekent het maximale subsidiebedrag per peuter of doelgroeppeuter naar rato van de plaatsingsperiode. Dit doet het college als volgt:
Tot 1 januari 2020
1) peuterplaats: peutertoeslag – ouderbijdrage
2) VVE-peuterplaats: peutertoeslag – ouderbijdrage + VVE –jaarbedrag
Peutertoeslag per bezette (VVE-)peuterplaats : aantal contracturen per jaar x landelijk maximum uurtarief door houder toegepast voor ouders van peuters en doelgroeppeuters die géén recht hebben op kinderopvangtoeslag waarbij: - het door houder gehanteerde uurtarief van toepassing is als dit lager is dan het maximum uurtarief voor dagopvang/kinderopvangtoeslag |
Ouderbijdrage: som van de door houder gefactureerde individuele ouderbijdrage per jaar van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag / aantal geplaatste peuters per jaar waarbij: - ouderbijdrage: vastgestelde inkomensafhankelijke ouderbijdrage per uur x aantal contracturen per jaar |
VVE – jaarbedrag: aantal geplaatste doelgroeppeuters op een VVE-peuterplaats per jaar x VVE-jaarbedrag door houder toegepast op doelgroeppeuters vanaf de leeftijd van 2,5 jaar |
Vanaf 1 januari 2020
1) peuterplaats: peutertoeslag – ouderbijdrage
2) VVE-peuterplaats: peutertoeslag – ouderbijdrage + VVE –jaarbedrag +
compensatie extra uren VVE-aanbod
Peutertoeslag per (VVE-)peuterplaats : aantal contracturen per jaar van (VVE-)peuters van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag x landelijk maximum uurtarief waarbij: - het door houder gehanteerde uurtarief van toepassing is als dit lager is dan het |
maximum uurtarief voor dagopvang/kinderopvangtoeslag |
Ouderbijdrage peuterplaats: som van de door houder gefactureerde individuele ouderbijdrage per jaar van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag / aantal geplaatste peuters en doelgroeppeuters per jaar waarbij: - ouderbijdrage: vastgestelde inkomensafhankelijke ouderbijdrage per uur x aantal contracturen per jaar |
Ouderbijdrage VVE-peuterplaats: som van de door houder gefactureerde individuele ouderbijdrage per jaar van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag / aantal geplaatste doelgroeppeuters per jaar over 660 uur per anderhalf jaar. |
Compensatie extra uren VVE-aanbod: minimaal 300 en maximaal 330 uur x landelijk maximum uurtarief. over anderhalf jaar waarbij houder: - 300 uur berekent bij totale plaatsing van 960 uur, en - 330 uur bij plaatsing van 990 uur - het gehanteerde uurtarief toepast als dit lager is dan het maximum uurtarief voor dagopvang/kinderopvangtoeslag |
VVE – jaarbedrag: aantal geplaatste doelgroeppeuters op een VVE-peuterplaats per jaar x VVE-jaarbedrag door houder toegepast op doelgroeppeuters vanaf de leeftijd van 2,5 jaar |
Artikel 10 Vaststelling en inning ouderbijdrage
De houder past de inkomensafhankelijke ouderbijdrage toe voor de ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag.
1. Voor het bepalen van de hoogte van het inkomen worden de meest recente inkomensverklaringen gebruikt van beide ouders, bij een éénoudergezin de inkomensverklaring van een ouder. Bij een inkomenswijziging van meer dan 10% meldt de ouder dit bij de houder en levert een nieuwe inkomensverklaring in. Bij sterke afwijking van het inkomen of wanneer ouders geen inkomensverklaringen kunnen overleggen, kan gebruik worden gemaakt van aanvullende documenten zoals een salarisstrook, uitkeringsspecificatie, verklaring schuldsanering etc. Uit de documenten dient te blijken dat het inkomen structureel is, en in ieder geval geldt voor de maand voorafgaand aan plaatsing.
2. Xxxxxx int zelf de ouderbijdragen en is verantwoordelijk voor het risico van niet-betalers.
Artikel 11 Verdeelregels
Bij de rangschikking van aanvragen voor (VVE-) peuterplaatsen, zoals bedoeld in artikel 4, lid 2 en artikel 7, geven burgemeester en wethouders voorrang op volgorde van onderstaande prioritering:
1. Aanvragen van houders voor een locatie waarvoor deze houder in het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar subsidie heeft ontvangen, voor maximaal het totaal aantal peuters dat op 1 oktober in het voorafgaande jaar geplaatst was.
2. Aanvragen voor uitbreiding van (VVE-)peuterplaatsen op locaties, waarvoor houders in het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar reeds subsidie hebben ontvangen
3. Aanvragen voor locaties, waarvoor houders in het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar geen subsidie hebben ontvangen en gesitueerd zijn in een van de ‘aandachtswijken’ van Delft.
4. Overige aanvragen.
Artikel 12 De aanvrager
1. Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door de houder van een kindercentrum in Delft.
2. Houders die niet eerder subsidie van de gemeente Delft ontvingen voor (VVE)- peuterplaatsen krijgen een inspectie binnen 8 weken na de aanvraag. Tijdens dit onderzoek beoordeelt GGD-Haaglanden of houder voldoet aan de voorwaarden in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Blijkt uit het inspectierapport dat de houder niet aan alle kwaliteitseisen VVE voldoet, dan komt deze niet in aanmerking voor subsidie.
Artikel 13 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
In aanvulling op artikel 6 lid 2 van de ASV Delft overlegt houder bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens en stukken:
1. De aanvraag is gebaseerd op een reële inschatting van het aantal bezette (VVE)- peuterplaatsen en de te factureren ouderbijdragen. Hiertoe gebruikt houder het Delftse format voorschoolse voorzieningen. Het format voorschoolse voorzieningen is onderdeel van de subsidieaanvraag.
2. Informatie over de invulling van de doorgaande lijn naar de basisschool, het toegepaste VVE-programma en de invulling van de Hbo-coaching.
Artikel 14 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 9 van de ASV Delft kan het college weigeren subsidie te verlenen indien er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:
1. Bij een kindercentrum van houder, op het moment van indiening van de subsidieaanvraag dan wel gedurende de besluitvorming op deze subsidieaanvraag, bestuursrechtelijke handhaving van kracht is of wordt.
2. Het uurtarief voor ouders die een beroep doen op de kinderopvangtoeslag lager is dan het uurtarief dat houder hanteert voor de subsidieaanvraag voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag voor dezelfde (VVE-)peuterplaats.
Artikel 15 Aanvullende verplichtingen van de subsidie ontvanger
Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en artikel 11 van de ASV Delft, zijn aan de subsidie bedoeld in artikel 7 subsidiabele activiteiten, de volgende verplichtingen verbonden:
1. De subsidie ontvanger voldoet aan alle voorschriften voor de basiskwaliteit van kindercentra, gesteld bij of krachtens de wet;
2. De subsidie ontvanger voldoet aan de voorschriften gesteld bij of krachtens het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.
3. De subsidie ontvanger voldoet aan alle Delftse eisen en afspraken zoals verwoord in het beleidskader en zijn verplichtingen op grond van de samenwerkings- en resultaatafspraken.
4. De subsidieontvanger verschaft op verzoek informatie aan de gemeente, de Inspectie van het Onderwijs, het Ministerie van Onderwijs of aan andere door het college aangewezen instanties.
Artikel 16 Aanvullende voorwaarden betreffende kindercentrum
Naast de inschrijving in het LRK als VVE- locatie kan subsidie voor VVE uitsluitend worden verstrekt als een kindercentrum voldoet aan de volgende voorwaarden:
1. Pedagogische medewerkers zijn VVE- gecertificeerd en gecertificeerd voor het werken met het kindvolgsysteem KIJK. Invalkrachten die maximaal 14 dagen invallen, hoeven niet aan deze voorwaarden te voldoen. Nieuw in te zetten personeel dat structureel op een groep wordt ingezet moet de VVE- en KIJK opleiding binnen 1 jaar hebben afgerond.
2. De pedagogisch medewerkers worden ondersteund door een HBO-coach. Een HBO- coach wordt zowel tijdens als buiten openingstijden voor totaal tenminste 0,2 uur per dagdeel per pedagogisch medewerker ingezet (40 weken). Als de HBO-coach tijdens openingsuren coacht, dan is hij/zij boventallig aanwezig. Dit houdt in dat de aanwezigheid van de HBO-coach niet noodzakelijk is om aan de wettelijk verplichte beroepskracht leidster-kindratio te voldoen.
Artikel 17 Verantwoording van de subsidie
In aanvulling van het gestelde in hoofdstuk 4 van de ASV Delft verlangt het college van de subsidie ontvanger:
1. Een halfjaarrapportage over de inhoudelijke voortgang van de activiteiten met daarbij aandacht voor de bezettingsgraad, het gevoerde ouderbeleid, de geboden kwaliteitszorg en de samenwerking met OAB-scholen en overige subsidieontvangers op grond van deze subsidieregeling.
2. Een tussentijdse verantwoording binnen 2 weken na afloop van ieder kwartaal over:
a. het aantal geplaatste (doelgroep)peuters per maand, uitgesplitst naar peuterplaatsen,
VVE-peuterplaatsen en ouders met en zonder kinderopvangtoeslag, en
b. de gefactureerde ouderbijdragen per maand voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag.
Xxxxxx ontvangt hiervoor een door het college opgesteld format.
3. De volgende informatie vast te leggen in een dossier en toegankelijk te maken voor controle door het college:
a. een ondertekende overeenkomst tussen de ouders en de houder
b. inkomensverklaringen van de ouders en overige documenten op basis waarvan de toets niet-recht op kinderopvangtoeslag is uitgevoerd en de inschaling van de ouderbijdrage heeft plaatsgevonden;
c. Indien van toepassing de verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag; Specifiek voor een doelgroeppeuter:
d. een afschrift van de indicatiestelling door de Jeugd Gezondheidszorg.
4. Het college kan op elk gewenst tijdstip een controle uitvoeren. Deze controle kan eventueel worden uitgevoerd door de (gemeentelijke) accountant.
5. Indien uit de tussentijdse verantwoording conform lid 2 blijkt dat het aantal geplaatste peuters 20% of meer afwijkt van het in de beschikking vermelde aantal, vindt een heroverweging van de subsidie plaats. Mocht de heroverweging leiden tot een wijziging van de subsidieverlening, dan ontvangt de subsidie ontvanger een gewijzigd besluit.
Artikel 18 Vaststelling van de subsidie
In aanvulling van het gestelde in hoofdstuk 4 van de ASV Delft vindt de vaststelling van de subsidie plaats op basis van het daadwerkelijke gebruik van peuterplaatsen en VVE- peuterplaatsen.
1. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van het werkelijk aantal kinderen dat gedurende een jaar of een gedeelte van het jaar gebruik heeft gemaakt van de peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen, het geldende uurtarief en het aantal uren dat per peuter gebruik is gemaakt. De gefactureerde ouderbijdragen worden hierop in mindering gebracht.
2. Voor de vaststelling van de subsidie wordt mede gebruik gemaakt van de tussentijdse verantwoordingen, zoals bedoeld in artikel 17, lid 2.
3. Gedurende de subsidieperiode mag houder de werkelijke invulling van de (VVE)- peuterplaatsen aanpassen ten opzichte van de aantallen genoemd in de subsidieaanvraag. Het vastgestelde subsidiebedrag kan echter nooit hoger worden dan het eerder verleende subsidiebedrag.
Hoofdstuk 3 Onderwijsachterstandenbeleid gemeente Delft
Artikel 19 Subsidiabele activiteiten
Het college verstrekt uitsluitend subsidie voor activiteiten die gericht zijn op de ontwikkeling, coördinatie, uitvoering en/of kwaliteitsverbetering van activiteiten die:
1. aanvullend zijn op het aanbod voor- en vroegschoolse educatie in Delft, en
2. die bijdragen aan het voorkomen dan wel terug dringen van onderwijsachterstanden bij Delftse basisschoolleerlingen.
3. waaronder:
a. vindplaatsen, taalladders, thematassen, taalvisites;
b. stedelijke kopklasvoorziening;
c. activiteiten ter aanvulling of versterking van het onderwijsachterstandenbeleid van basisscholen (in de vroegschoolse periode).
Artikel 20 Hoogte subsidiebedrag
1. Voor de subsidiabele activiteiten zoals bedoeld in artikel 19, lid 3 onder c, gelden voor de periode 1 augustus 2019 tot en met 31 december 2020 de onderstaande subsidiebedragen:
a. Basisbedrag van € 13.000 voor basisscholen met een score van meer dan 20% kinderen met een onderwijsachterstand in groep 1 en 2 (peildatum 1 oktober 2018).
b. Toeslag per schoolbestuur voor de basisschool met het hoogste percentage kinderen met een onderwijsachterstand in groep 1 en 2: € 10.500 per kleutergroep (peildatum 1 oktober 2018).
2. Het college stelt jaarlijks voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar de hoogte van de subsidiebedragen vast.
Artikel 21 Verdeelregels
Bij de rangschikking van de aanvragen voor subsidie in het kader van onderwijsachterstandenbeleid zoals bedoeld in artikel 4, lid 2 en artikel 19, geven burgemeester en wethouders voorrang op volgorde van onderstaande prioritering:
1. Duurzame taalimpuls in de voor- en vroegschoolse periode aldus artikel 19, lid 3 onder a;
2. Stedelijke kopklasvoorziening aldus artikel 19, lid 3 onder b;
3. Activiteiten ter aanvulling of versterking van het onderwijsachterstandenbeleid van basisscholen (in de vroegschoolse periode) aldus artikel 19, lid 3 onder c;
4. Activiteiten die passen binnen de uitkomsten van de kwaliteitsdialoog en ontwikkelagenda;
5. Overige aanvragen.
Artikel 22 De aanvrager
Subsidies voor activiteiten genoemd in artikel 20 kunnen worden aangevraagd door de schoolbesturen van Delftse OAB-scholen, de openbare bibliotheek in Delft en/of andere organisaties met aantoonbaar professionele expertise op het gebied van taaleducatie, leesbevordering of andere activiteiten die de taalontwikkeling van Delftse peuters en leerlingen in het basisonderwijs kunnen versterken.
Artikel 23 Aanvullende verplichtingen van de subsidie ontvanger
Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en artikel 11 van de ASV, zijn aan de subsidiabele activiteiten bedoeld in artikel 19, de volgende verplichtingen verbonden:
1. De subsidie ontvanger voldoet aan alle Delftse eisen en afspraken zoals verwoord in het beleidskader en - waar van toepassing - aan zijn verplichtingen op grond van de samenwerkings- en resultaatafspraken.
Hoofdstuk 4 Slotbepalingen
Artikel 24 Overgangsregeling
1. Waar van toepassing blijft de Beleidsregel subsidie peuteropvang en VVE gemeente Delft van toepassing op aanvragen om subsidie die verleend zijn voor de ingangsdatum, zoals bedoeld in artikel 25 lid 1.
2. Als tegemoetkoming in eventuele frictiekosten op een basisschool kan het college voor de jaren 2019 en 2020 eenmalige subsidie verlenen onder de volgende voorwaarden:
a. de activiteiten op deze basisschool worden met ingang van het schooljaar 2019-2020 niet meer vanuit de gemeentelijke subsidie bekostigd;
b. het schoolbestuur besluit om (een deel van) die activiteiten te continueren vanuit het Rijksbudget onderwijsachterstandsmiddelen voor die basisschool.
c. Er doet zich een tijdelijk tekort voor in het schooljaar 2019-2020 voor die school vanwege de stapsgewijze opbouw van de Rijkssubsidie.
3. In afwijking van artikel 7, lid 3 kan houder aan doelgroeppeuters die vóór 1 januari 2020 al gebruik maken van een VVE-peuterplaats het huidige aanbod (artikel 7, lid 1) blijven continueren uiterlijk tot het kind uitstroomt naar de basisschool.
Artikel 25 Ingangsdatum en citeertitel
1. Deze subsidieregeling treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.
2. Deze regeling wordt aangehaald als ‘Subsidieregeling onderwijsachterstandenbeleid en voorschoolse voorzieningen gemeente Delft’.
3. De Beleidsregel subsidie peuteropvang en VVE gemeente Delft wordt ingetrokken.
Aldus besloten in de vergadering van het College d.d. [datum], Burgemeester en wethouders van Delft,
X.X. xxx Xxxxxxxxxxxx-Xxxxxxxxxxxx de burgemeester,
Xx. X. Xxxx de secretaris.
Bijlage 1. Verklaring “geen recht op kinderopvangtoeslag”
De gegevens in deze aanvraag op naam van de ouder/verzorger die geen inkomen heeft.
Voorletters en achternaam :
………………………………………………………..…………………………….……………….
BurgerServicenummer (BSN) :
……………………………………………………………….……………………….…………..
Straatnaam, huisnummer + toevoeging :
…………………………………….……………………………………………….
Postcode en woonplaats :
…………………………………………………………….……………………………………………..
Gegevens kind
U hoeft alleen de gegevens in te vullen van het kind dat gaat deelnemen aan kinderopvang
Voorletters en achternaam :
……………………………………………………………………………………………….………
Geboortedatum :
……………………………………………………………………………………………………………
Hierbij verklaar ik geen recht te hebben op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet kinderopvang1. Dit verklaar ik door de bijgevoegde inkomensverklaring (voorheen IB60 formulier) en eventuele andere aanvullende bewijsstukken. De inkomensverklaring kunt u gratis downloaden bij de Belastingdienst of opvragen via de BelastingTelefoon 0800 - 0543.
De bijgevoegde inkomensverklaring van de Belastingdienst heeft betrekking op het meest recent voltooide kalenderjaar. In de periode tussen 1 januari en 1 juni is echter de inkomensverklaring van het daaraan voorafgaande jaar voldoende2.
Tevens verklaar ik hierbij (maak uw keuze door het juiste vakje aan te kruisen):
❑ (bij 2 ouders) een van ons beiden werkt/studeert niet en heeft geen recht op kinderopvangtoeslag3 en verzoeken daarom in aanmerking te komen voor gesubsidieerde kinderopvang
1 Een overschrijding van het maximum aantal uren kinderopvang waarover men recht heeft op kinderopvangtoeslag (140% van de arbeidsuren van de minstwerkende ouder) geeft geen recht om deze "Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag" in te vullen. In de basis heeft men dan namelijk wel recht op kinderopvangtoeslag.
2 Hierbij kan verzocht worden om na 1 juni een recentere versie op te vragen.
3 U kunt controleren of u recht heeft op kinderopvangtoeslag op xxx.xxxxxxxxx.xx onder het kopje ‘Kan ik een toeslag krijgen?’.
❑ (bij één ouder) ik werk/studeer niet en kan geen aanspraak maken op kinderopvangtoeslag3 en verzoek daarom in aanmerking te komen voor gesubsidieerde kinderopvang
Ik weet dat het onjuist invullen van dit formulier strafbaar is. Ik verklaar ermee bekend te zijn dat mijn gegevens aan de gemeente Delft worden verstrekt en door de gemeente op juistheid kunnen worden gecontroleerd bij andere personen en instanties. Ik weet dat wijzigingen die het recht op een subsidiebijdrage kunnen beïnvloeden, onmiddellijk moeten worden doorgegeven aan de instelling waar de kinderopvang bezocht wordt, onder overlegging van bewijsstukken.
Ondergetekende verklaart dat dit formulier naar waarheid is ingevuld zodat de gemeente kan vaststellen of hij/ zij recht heeft/hebben op een gesubsidieerd tarief voor de kinderopvang.
Handtekening: Plaats en datum :
……………...... ……………......
Toelichting bij de verklaring
Kinderopvangtoeslag
Een ouder die geen recht heeft op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1. van de Wet Kinderopvang , kan bij gebruik van kinderopvang in aanmerking komen voor ‘de gemeentelijke regeling’. De ouder dient met deze ‘verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’ en een inkomensverklaring van de belastingdienst aan de kinderopvang en aan de gemeente te verklaren dat ze geen recht heeft op kinderopvangtoeslag. De gemeente geeft dan een subsidie voor de kinderopvang, zodat de betreffende ouder een lager tarief in rekening gebracht krijgt voor de peuteropvang.
Wat is kinderopvangtoeslag?
Kinderopvangtoeslag is een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang via de Belastingdienst. Of u in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag kunt u controleren op xxx.xxxxxxxxx.xx onder het kopje ‘Kan ik een toeslag krijgen?’.
Kinderopvangtoeslag vraagt u aan bij de Belastingdienst via xxx.xxxxxxxxx.xx. Hier kunt u ook een proefberekening maken.
Tegemoetkoming voor ouder(s)/verzorger(s) met een eigen onderneming
Zelfstandig ondernemers komen in aanmerking voor kinderopvangtoeslag volgens de Wet Kinderopvang . Ook de ouder, die zonder enige vergoeding arbeid verricht in de onderneming van de partner in de zin van art. 3.78 van de Wet Inkomstenbelasting 2001. Dit artikel gaat over de meewerkaftrek, die geldt als de partner tenminste 525 uur per jaar meewerkt. Als de man dus een onderneming heeft en de vrouw (of andersom) minimaal 525 uur per jaar meewerkt, voldoen ze beiden aan de criteria voor de Wet Kinderopvang, hebben
ze dus recht op een tegemoetkoming van de Belastingdienst en kan er dus geen gebruikgemaakt worden van de ‘gemeentelijke regeling’.
Hoe kom ik in aanmerking voor ‘de gemeentelijke regeling’?
Een ouder/verzorger dient aan te tonen dat er geen recht is op de kinderopvangtoeslag. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als u niet allebei een inkomen heeft. U kunt dit aantonen door een inkomensverklaring (voorheen IB60 formulier) aan te vragen bij de Belastingdienst.
Voorwaarde hiervoor is wel dat u een belastingaangifte ingediend heeft.
Niet in alle gevallen blijkt uit de inkomensverklaring dat er geen sprake is van inkomen uit arbeid (bijv. in geval van een uitkering). In dat geval moet u aanvullende verklaring bewijsstukken geen recht op toeslag (zie blad 3) met de daarbij behorende bewijsstukken overleggen waaruit blijkt dat wel sprake is van inkomen maar niet van inkomen uit arbeid.
Wat is een Inkomensverklaring?
Een inkomensverklaring (voorheen IB60 formulier) is in feite bedoeld om andere (overheids)instanties, die geen inzage hebben in de inkomensgegevens van burgers, te informeren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een woonstichting die wil weten hoeveel inkomen iemand heeft om vast te kunnen stellen of iemand voor een bepaalde huurwoning in aanmerking komt. Indien een belastingplichtige een beroep doet op een dergelijke inkomensafhankelijke regeling van een (overheids)instantie dan wenst zij een overzicht waarop de inkomensgegevens van de belastingplichtige staat. Hij kan zich in dit geval wenden tot de Belastingdienst met het verzoek een inkomensverklaring te ontvangen. De verklaring moet aangevraagd worden voor de ouder die geen inkomen heeft, maar deze moet dus wel, eventueel via de partner, een aangifte ingediend hebben. Indien u geen aangifte heeft gedaan en daarom geen inkomensverklaring kunt ontvangen kunt u overwegen alsnog aangifte te doen om een inkomensverklaring te verkrijgen.