Inhoudstafel
Inhoudstafel
4. Bevoegdheden inzake toekenning van de vrijstelling
5. Gevallen van “terugkerende goederen” behandeld door andere circulaires
6. Toekenningsvoorwaarden van de vrijstelling van invoerrechten
6.1. Voorwaarden betreffende aanvrager 6.2. Voorwaarden betreffende de goederen 6.3. Termijn
6.5. Afwijking van de voorwaarden 6.5.1. Verlenging van de termijn
6.5.2. Invoer van goederen in meerdere keren 6.5.3. Andere afwijkingen van de voorwaarden
7.3. Onmiddellijke beslissing tot toekenning van de vrijstelling bij de invoer 7.4. Voorwaardelijke vrijstelling
7.4.1. Voorwaardelijke vrijstelling
7.4.2. Zending bevat een groot aantal verschillende voorwerpen – geen tariefindeling 7.4.3. Verlenging
7.5. Aanvraag tot afgifte “a posteriori” van een inlichtingenblad INF 3
7.6. Gebruik van de goederen na invoer
7.7. Formaliteiten bij terugkerende goederen 7.7.1. Bij voorziene terugkeer 7.7.2. Bij niet-voorziene terugkeer
8.1. Goederen die eerder onder de regeling actieve veredeling waren geplaatst
8.2. Goederen die in aanmerking kwamen voor maatregelen op grond van het gemeenschappelijk landbouwbeleid
8.3. Verpakkingsmiddelen in vrij verkeer uitgevoerd uit België en waarvan de wederinvoer in België is voorzien
8.4. Verpakkingsmiddelen uitgevoerd zonder schriftelijke aangifte
8.5. Verpakkingsmiddelen uitgevoerd met schriftelijke aangifte 8.5.1. Formaliteiten bij de uitvoer
8.5.2. Formaliteiten bij de terugkeer
8.6. Materieel toebehorend aan openbare diensten
8.7. Dekzeilen en stuwmateriaal toebehorend aan private ondernemingen 8.8. Internationaal verkeer van vervoermiddelen
8.9. Terugkerende goederen welke voor hun uitvoer uit het douanegebied van de EU waren ingevoerd met toepassing van een preferentiële tariefregeling gebaseerd op een bijzondere bestemming
8.10. Uit België uitgevoerde kleine zendingen welke door de geadresseerde zijn geweigerd 8.11. Door de spoorweg bij vergissing uitgevoerde Belgische goederen
9.1.2. Bijkomende voorwaarden inzake btw 9.1.3. Bijzondere gevallen betreffende btw
Bijlage I – Artikelen 203 tot 207 van de Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie
Bijlage II - Artikelen 135 tot 136, 158 tot 160 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie
Bijlage III – Artikelen 253 tot 256 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie
Bijlage IV - Artikel 40 §1, 2° van het Wetboek van de belasting op de toegevoegde waarde van 3 juli 1969
Bijlage V - Artikel 40 van het KB nr. 7 van 29 december 1992 met betrekking tot de belasting op de toegevoegde waarde
1. Inleiding
1. Deze circulaire regelt de vrijstelling van de rechten en de btw bij invoer van toepassing op terugkerende goederen. Het gaat om
- niet-Uniegoederen die,
- na oorspronkelijk als Uniegoederen uit het douanegebied van de Unie te zijn uitgevoerd,
- dit douanegebied binnen drie jaar opnieuw binnenkomen en
- voor het vrije verkeer worden aangegeven.
Deze invoer wordt enkel op aanvraag van de belanghebbende vrijgesteld van invoerrechten en de vrijstelling wordt nooit automatisch door de douane verleend.
2. Inzake accijnsrechten is er GEEN ENKELE vrijstelling van toepassing.
3. Enkel goederen die afkomstig zijn uit derde landen buiten de EU kunnen in aanmerking komen voor deze vrijstelling.
Alle tijdelijke of definitief uit een lidstaat van de Unie uitgevoerde goederen komen in aanmerking voor de toepassing van de bepalingen van terugkerende goederen. Wanneer het gaat om goederen die tijdelijk worden uitgevoerd, vindt bij hun uitvoer de eerste identificatie van de desbetreffende goederen plaats.
4. Deze circulaire beoogt niet de praktische regeling met betrekking tot de douaneaangifte te beschrijven. Het is nuttig om de circulaire ED (en de website van de
AAD&A: xxxxx://xxxxxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxx_xxxxxxxxx ), evenals de betrokken werkmethodes te raadplegen.
2. Definities
5. “Administratie Operaties (centrale, regionale of lokale component) ”: De dienst van de AAD&A die instaat voor het afleveren van vergunningen.
Goederen welke terugkeren naar het douanegebied van de Europese Unie: De bepalingen van voornoemde Verordeningen van de Raad en van de Commissie steunen op het "één-zijn" van het EU- douanegebied. Zij leggen de regeling vast die van toepassing is op de goederen welke naar dit gebied terugkeren na er voordien te zijn uitgevoerd, ongeacht de lidstaat van uitvoer uit dit gebied en ongeacht de lidstaat waarnaar ze terugkeren.
Voor de toepassing van deze Verordeningen worden de goederen die in een lidstaat worden ingevoerd, na uit een andere lidstaat te zijn uitgevoerd, aangemerkt in de lidstaat van invoer als "terugkerende goederen" of als "wederingevoerde goederen" alhoewel ze niet uit laatstgenoemde lidstaat werden uitgevoerd. Zo kunnen dan ook goederen uitgevoerd uit Italië naar een derde (niet EU land) en nadien ingevoerd in België, hier te lande beschouwd worden als "terugkerende goederen".
Tijdelijke of definitieve uitvoer: Alle tijdelijk of definitief uit een lidstaat van de EU uitgevoerde goederen, dus al dan niet met voorbehoud van latere wederinvoer, komen in aanmerking voor de toepassing van de bepalingen van deze Verordeningen.
Goederen uitgevoerd uit het vrije verkeer of ter beëindiging van een handeling in het kader van actief veredelingsverkeer en die in dezelfde staat terugkeren: Enkel de goederen uitgevoerd uit het douanegebied van de EU alwaar ze zich in het vrije verkeer bevonden en deze uitgevoerd ter beëindiging van een handeling in het kader van actief veredelingsverkeer en welke in dezelfde staat terugkeren, vallen binnen de voorzieningen van deze Verordeningen.
In “dezelfde staat”: Het begrip "dezelfde staat" moet in ruime zin worden beschouwd. In het kader van de regelgeving kan het met een relatief ruime blik worden beschouwd en kan rekening worden gehouden met natuurlijke slijtage, reparatie, revisie of handelingen die nodig zijn om het in goede staat te houden.
Termijn voor de wederinvoer: De goederen moeten terugkeren binnen een termijn van twaalf maanden of drie jaar te rekenen vanaf de datum van hun uitvoer, naargelang het al dan niet gaat om goederen waarvoor de uitvoerformaliteiten met het oog op de toekenning van restituties zijn vervuld.
Gebruik van het carnet ATA: Wat de tijdelijke uitvoer met een carnet ATA betreft, zijn de bepalingen van de "Instructie ATA" van toepassing.[1]
3. Wettelijke basis
6. De wettelijke grondslagen waarvan de teksten als bijlage bij deze circulaire zijn toegevoegd, zijn de volgende:
1)Artikelen 203 tot 207 van de Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie
2)Artikelen 135 tot 136, 158 tot 160 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie
3)Artikelen 253 tot 256 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr.
952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie
4)Artikel 40 §1, 2° van het Wetboek van de belasting op de toegevoegde waarde van 3 juli 1969
5)Artikel 40 van het KB nr. 7 van 29 december 1992 met betrekking tot de belasting op de toegevoegde waarde
6)Er is geen wettelijke basis voor een vrijstelling inzake accijnzen.
4. Bevoegdheden inzake toekenning van de vrijstelling
7. De Administratie Operaties is bevoegd de beslissing tot vrijstelling voor terugkerende goederen toe te kennen. Het plaatselijk hoofd over het kantoor waar de goederen bij de terugkeer worden aangeboden, is bevoegd de vrijstelling te verlenen door deze geval per geval goed te keuren.
5. Gevallen van “terugkerende goederen”
behandeld door andere circulaires
8. Volgende gevallen van "terugkerende goederen" worden niet in deze circulaire behandeld, maar worden geregeld door de ernaast vermelde instructies/circulaires :
a) Vervoermiddelen en laadbakken: Instructie Internationaal Verkeer
b) Wederinvoer van goederen die voorheen uit de regeling actieve veredeling werden uitgevoerd naar derde landen en die opnieuw onder de regeling actieve veredeling worden geplaatst of in het vrije verkeer worden gebracht : Circulaire Actieve Veredeling
c) Interventieproducten die werden uitgevoerd met het oog op hun opslag in het buitenland : Instructie Vergunningen. Deze bepalingen inzake landbouwbeleid zijn nu echter niet meer van toepassing.
6. Toekenningsvoorwaarden van de vrijstelling van invoerrechten
9. Op grond van de artikelen 203 §5 DWU en 158 DA worden terugkerende goederen enkel op aanvraag van de belanghebbende vrijgesteld van invoerrechten wanneer
- het gaat om niet-Uniegoederen die, na oorspronkelijk als Uniegoederen uit het douanegebied van de Unie werden uitgevoerd, het douanegebied opnieuw binnenkomen en in het vrije verkeer worden gebracht
- dit in dezelfde staat waarin zij werden uitgevoerd
- binnen een termijn van 3 jaar (12 maanden voor de goederen inzake het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) – overeenkomstig artikel 159 DA niet van toepassing op dit moment bij de huidige stand van het GLB).
6.1. Voorwaarden betreffende aanvrager
10. Men moet altijd een aanvraag indienen om in aanmerking te komen voor de vrijstelling. Ze wordt nooit automatisch wordt toegekend.
De invoerder moet niet de oorspronkelijke uitvoerder zijn.
De invoerder moet geen eigenaar gebleven zijn van de goederen (in tegenstelling tot de btw-vereisten, zie punt 9.1.2.).
6.2. Voorwaarden betreffende de goederen
11. Voor de toekenning van deze vrijstelling moet het gaan om niet-Uniegoederen die oorspronkelijk als Uniegoederen uit het douanegebied van de Unie zijn uitgevoerd. In dit geval gaat het om definitief uitgevoerde goederen waardoor de status van het goed wijzigt.
Wanneer goederen tijdelijk worden uitgevoerd, behouden zij hun uniestatus wanneer zij terugkeren naar het douanegebied.
Daarnaast moeten ze terugkeren in dezelfde staat waarin zij (tijdelijk) werden uitgevoerd. Dit is het geval wanneer zij slechts behandelingen hebben ondergaan die hun presentatie wijzigen of die noodzakelijk waren om ze te herstellen, te Inspecteren of in goede staat te bewaren.
12. Dit betekent dat deze goederen ongewijzigd blijven, in dezelfde staat als waarin zij zich bevonden toen zij werden uitgevoerd. Elke bewerking, verbetering of verwerking is daarom uitgesloten. De behandelingen die nodig zijn om ze te onderhouden, in goede staat te bewaren of te herstellen (= eerste restauratie zonder toevoeging of wijziging) zijn echter toegestaan.
Voorbeeld 1
Het materiaal op een bouwwerf dat behandeld is door corrosiebeschermende producten om deze tegen roest te beschermen, kan worden toegelaten als terugkerend goed. Elke structurele wijziging die dit materiaal geschikt maakt voor een ander gebruik is echter verboden.
13. De goederen worden geacht in dezelfde staat te zijn wederingevoerd als bij uitvoer, zelfs indien zij andere behandelingen hebben ondergaan dan die welke strikt noodzakelijk waren om ze in dezelfde staat
te bewaren, te herstellen of te onderhouden, indien na het begin van de behandeling duidelijk werd dat deze laatste ongeschikt waren voor het gebruik waarvoor ze waren bestemd.
Voorbeeld 2
Bouwkranen waarvan de wielen worden vervangen door rupsbanden om midden in de xxxx te werken en later blijkt dat het werk op een stabiele ondergrond wordt uitgevoerd.
14. Wanneer de hierboven vermelde goederen behandelingen hebben ondergaan die aanleiding zouden hebben gegeven tot de heffing van invoerrechten indien zij onder de regeling passieve veredeling waren geplaatst, worden deze goederen slechts geacht te zijn teruggekeerd in de staat waarin zij werden uitgevoerd als de behandeling, daaronder begrepen het inbouwen van reserveonderdelen, niet verder gaat dan strikt noodzakelijk is om goederen opnieuw te kunnen gebruiken op dezelfde wijze als op het tijdstip van uitvoer uit het douanegebied van de Unie.
Voorbeeld 3
Een defecte laser wordt uitgevoerd voor reparatie buiten de EU en keert in dezelfde staat terug,
hersteld maar met nieuwe onderdelen. De bijzondere regeling passieve veredeling is hier niet van toepassing.
6.3. Termijn
15. (Tijdelijk) uitgevoerde goederen kunnen, in principe, slechts worden vrijgesteld van invoerrechten wanneer de goederen voor het vrije verkeer worden aangegeven binnen de drie jaar na hun uitvoer.
Aangezien de uitvoerrestituties voor landbouwproducten momenteel niet van toepassing zijn, is de periode van twaalf maanden waarin artikel 159 DA voor deze goederen voorziet, momenteel niet van toepassing.
6.4. Informatie
16. Het bewijs dat aan de voorwaarden voor vrijstelling is voldaan, moet door de aanvrager bij de aanvraag aan de douane worden geleverd.
6.5. Afwijking van de voorwaarden
6.5.1. verlenging van de termijn
17. Wanneer bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen, kan de termijn van drie jaar verlengd worden. De betrokkene moet een schriftelijk, gedateerd en ondertekend elektronisch verzoek voorleggen waarin hij de bijzondere omstandigheden vermeldt die de toekenning van de vrijstelling kunnen rechtvaardigen. Het dossier, voorzien van alle vereiste bescheiden ter zake, wordt door de betrokken douanediensten aan de regionale directeur van het invoerkantoor toegezonden.
Het loutere stilzwijgen van de betrokkene is op geen enkele wijze een bijzondere omstandigheid die een afwijking rechtvaardigt.
Voorbeelden van afwijkingen:
- Kunstwerken die werden uitgeleend aan een museum buiten de Unie aan de hand van een tijdelijke uitvoer voor een termijn van twee jaar, kunnen na tien jaar weer worden ingevoerd als terugkerende goederen met vrijstelling van invoerrechten. Dit werd uitzonderlijk aanvaard omdat de verlenging van de termijn van 3 jaar het gevolg is van de opeenvolgende verlengingen van de tentoonstelling na het onbetwistbare succes ervan gedurende 10 jaar.
- Een Belgisch gezin besluit naar Australië te emigreren en neemt al zijn bezittingen mee, maar de kinderen blijken allergisch voor het klimaat en na 5 jaar moet het gezin terug naar België en het meer gematigde klimaat. Dit is een aanvaardbare reden om de termijn van drie jaar voor terugkeer te verlengen. Hier wordt het regime van terugkerende goederen toegepast gezien dit geval niet beantwoordt aan de voorwaarden van de vrijstelling voor verhuisboedels.
18. Nochtans mogen de goederen, in afwachting van de beslissing van de bevoegde dienst bij operaties en na grondige verificatie en herkenning van de identiteit ervan, worden vrijgegeven met een
aangifte geldiggemaakt voor een termijn van twee maanden, mits zekerheidstelling voor de in het spel zijnde bedragen.
Daarnaast kan men de vrijstelling voor terugkerende goederen nooit op voorhand verlenen voor de komende 25/30 jaar (en zo impliciet de termijn verlengen met 22/27 jaar). Men moet immers de beweging en staat van de goederen kunnen onderzoeken rekening houdend met de toekenningsvoorwaarden van de vrijstelling voor terugkerende goederen. De vrijstelling voor terugkerende goederen mag wel aangevraagd worden bij terugkeer van de goederen en zal toegekend worden op voorwaarde dat alle voorwaarden van de vrijstelling voldaan zijn en de verlenging van de termijn gemotiveerd wordt.
6.5.2. Invoer van goederen in meerdere keren
19. De goederen mogen in verschillende zendingen worden wederingevoerd. Elke zending die afzonderlijk bij een kantoor wordt aangeboden, moet per geval worden onderzocht.
Indien de aanvrager voorheen geen enkele invoer heeft verricht bij het betrokken kantoor, moeten alle noodzakelijke stukken en bewijzen worden voorgelegd.
In het andere geval kunnen alle stukken en bewijzen die reeds in het bezit zijn van de betrokken douanediensten of een gedeelte ervan worden gebruikt als bewijsstuk zonder dat de belanghebbende een volledig nieuw dossier moet indienen: een digitale kopie van het bij een andere douanedienst reeds ingediende dossier volstaat.
De belanghebbende moet de aard, het nummer en de datum van de douanedocumenten vermelden die voor de voorgaande invoerverrichting(en) gevalideerd werden.
6.5.3. Andere afwijkingen van de voorwaarden
20. De afwijkingen met betrekkingen tot GLB-goederen zijn momenteel niet van toepassing, zie punt 8.1.
7. Procedure
7.1. Aanvraag
21. De aanvraag (schriftelijk en indien mogelijk elektronisch) tot toelating om met vrijstelling in te voeren, moet ten laatste op het ogenblik van de invoer van de goederen ingediend worden bij de dienst aangeduid door de Administratie Operaties.
De vrijstelling voor terugkerende goederen wordt uitsluitend op aanvraag verleend en nooit automatisch (art 203 lid 1 DWU).
7.2. Bewijsstukken
22. De vrijstelling van invoerrechten wordt ondersteund door informatie waaruit blijkt dat de voorwaarden voor de vrijstelling zijn vervuld (art 203 lid 6 DWU). De aangever verstrekt deze informatie
aan het douanekantoor waar de douaneaangifte voor het in het vrije verkeer brengen wordt ingediend (art 253 lid 1 IA).
Deze informatie kan op een van de volgende manieren worden verstrekt:
- toegang tot de relevante gegevens van de douaneaangifte tot uitvoer of aangifte tot wederuitvoer op basis waarvan de terugkerende goederen oorspronkelijk uit het douanegebied van de Unie werden uitgevoerd of wederuitgevoerd;
- een door het bevoegde douanekantoor gewaarmerkte afdruk van de douaneaangifte tot uitvoer of aangifte tot wederuitvoer op basis waarvan de terugkerende goederen oorspronkelijk uit het douanegebied van de Unie werden uitgevoerd of wederuitgevoerd;
- een door het bevoegde douanekantoor afgegeven document met de relevante gegevens van deze douaneaangifte tot uitvoer of aangifte tot wederuitvoer;
- een door de douaneautoriteiten afgegeven document waarin wordt verklaard dat de voorwaarden voor de vrijstelling van invoerrechten zijn vervuld (inlichtingenblad INF 3, zie punt 7.5).
23. Deze opsomming is echter niet exhaustief. De nodige informatie kan verstrekt worden door enig ander document waaruit blijkt dat de voorwaarden van de vrijstelling voor terugkerende goederen voldaan worden. De douaneautoriteiten nemen een soepele houding aan inzake bewijsvoering en dit kan dus met alle middelen worden toegelaten voor zover dit het eerdere uniekarakter van de goederen aantoont.
Voorbeeld 1
Een EUR1 certificaat is niet voldoende om de uniestatus van een goed te bepalen gezien dit enkel bevestigt dat het goed in kwestie preferentiële oorsprong heeft in de Unie in de zin van de preferentiële overeenkomst in kwestie.
24. Indien uit de informatie waarover de bevoegde douaneautoriteiten beschikken blijkt dat de voor het vrije verkeer aangegeven goederen oorspronkelijk uit het douanegebied van de Unie zijn uitgevoerd en dat de goederen op dat moment voldeden aan de voorwaarden om vrijstelling van invoerrechten als terugkerende goederen te verlenen, is het niet vereist de hiervoor opgesomde bewijsstukken aan te brengen. Een goedgekeurde lijst van terugkerende goederen moet altijd worden verstrekt ter ondersteuning van de ingediende documenten.
Voorbeeld 2
In het voorbeeld van de Belgische familie vertrokken naar Australië beschikten zij niet langer over uitvoeraangiften, maar over een lijst van wederingevoerde goederen. Dit blijkt voldoende om aan te tonen dat het gaat om gebruikte persoonlijke bezittingen die het roerend goed van een huishouden vormen.
Voorbeeld 3
De Belgische strijdkrachten hebben een noodoperatie in Afrika ondernomen om burgers die in gevaar verkeerden, te repatriëren. Bij uitvoer werd er geen uitvoeraangifte opgemaakt of een lijst bij de douane ingediend voor het materieel (militair en logistiek) dat de Belgische strijdkrachten meenamen. Op basis van de lijst van goederen die bij terugkeer is opgesteld en het certificaat op erewoord (en de kwaliteit van de militaire autoriteit), werd de vrijstelling bij terugzending verleend voor het materieel dat terug werd meegenomen uit Afrika door de Belgische strijdkrachten.
25. Daarnaast moeten deze bewijsstukken ook niet aangebracht worden in gevallen waarin goederen mondeling of door enige andere handeling voor het vrije verkeer kunnen worden aangegeven (art 253 lid 4 eerste zin IA).
Voorbeeld 4
Bij hun terugkomst na een reis buiten de EU, genieten reizigers die in de EU gevestigd zijn van de vrijstelling voor terugkerende goederen voor hun bagage die ze meenemen naar het buitenland.
Het is evenmin van toepassing op het internationale verkeer van verpakkingsmiddelen, vervoermiddelen of bepaalde goederen die zijn toegelaten tot een bijzondere douaneregeling tenzij anders is bepaald. (art 253 lid 4 tweede zin IA)
Voorbeeld 5
Een voertuig dat onder eigen kenteken rijdt, verlaat de EU en keert terug. Het kentekenbewijs is voldoende om van de vrijstelling voor terugkerende goederen te kunnen genieten.
7.3. Onmiddellijke beslissing tot toekenning van de vrijstelling bij de invoer
26. Wanneer het plaatselijke hoofd van het invoerkantoor over alle noodzakelijke elementen beschikt die nuttig zijn om te kunnen beslissen over het toekennen van de vrijstelling voor terugkerende goederen, vindt de invoer plaats onder dekking van een aangifte tot vrij verkeer zonder betaling. Deze aangifte
vermeldt de code “FO1” (vrijstelling van invoerrechten voor terugkerende goederen overeenkomstig art
203 DWU) in de tweede onderverdeling van vak 37.
27. Wanneer het echter gaat om goederen die eerder onder de regeling actieve veredeling waren geplaatst en waarvan de veredelingsproducten na uitvoer of wederuitvoer terugkeren naar de Unie, vindt de invoer plaats onder dekking van een aangifte waarin de code “F04” staat in de tweede onderverdeling van vak 37.
28. De code “F03” wordt gebruikt wanneer de goederen behandelingen hebben ondergaan die aanleiding zouden hebben gegeven tot de heffing van invoerrechten indien zij onder de regeling passieve veredeling waren geplaatst. Deze goederen worden slechts geacht te zijn teruggekeerd in de staat waarin zij werden uitgevoerd als de behandeling, daaronder begrepen het inbouwen van reserveonderdelen, niet verder gaat dan strikt noodzakelijk is om de goederen opnieuw te kunnen gebruiken op dezelfde wijze als op het tijdstip van uitvoer uit het douanegebied van de Unie.
De goederen waarvoor vrijstelling wordt verleend alsook deze waarvoor geen vrijstelling wordt verleend (en deze waarvoor de vrijstelling niet wordt gevraagd bij de wederinvoer), moeten het voorwerp van verschillende aangiften uitmaken.
29. Een onmiddellijke beslissing tot toekenning van de vrijstelling kan ook bij invoer in meerdere keren.
7.4. Voorwaardelijke vrijstelling
30. Een voorwaardelijke vrijstelling voor terugkerende goederen is mogelijk mits borgstelling.
7.4.1. Voorwaardelijke vrijstelling
31. Twee gevallen doen zich voor:
a) Wanneer er geen of onvoldoende bewijs is:
- wanneer de bevoegde ambtenaar niet over alle elementen beschikt om onmiddellijk een eindbeslissing te nemen (er ontbreken bijvoorbeeld bewijsstukken);
- wanneer bepaalde documenten ontbreken en niet kan worden vastgesteld welke autoriteit bevoegd is om over de toekenning van de vrijstelling te beslissen;
b) Wanneer een andere dienst dan het invoerkantoor de bevoegdheid heeft om de vrijstelling toe te kennen (bijvoorbeeld in geval van verlenging van de termijn).
In die gevallen laat het plaatselijke hoofd van het invoerkantoor de goederen met voorwaardelijke vrijstelling toe, onder dekking van een schriftelijke aangifte, onder voorbehoud van borgstelling en gevalideerd voor de nodige periode die niet langer mag zijn dan ZES MAANDEN.
32. De reden voor het toelaten van de goederen onder voorwaardelijke vrijstelling wordt vermeld in het ad-hocvak van de aangifte.
De zekerheid inzake invoerrechten moet het totaal van de in het spel zijnde rechten afdekken en wordt berekend als een forfaitaire heffing van 10% op de totale waarde van de goederen toegelaten met voorwaardelijke vrijstelling.
De zekerheid inzake btw wordt berekend op basis van 21% van de waarde van alle betrokken goederen vermeerderd met de invoerrechten.
7.4.2. Zending bevat een groot aantal verschillende voorwerpen – geen tariefindeling
33. Indien de vrijstelling wordt verleend en indien de zending een groot aantal verschillende voorwerpen omvat waarvan de indeling per tariefpost verhoudingsgewijs al te tijdrovend zou zijn, mag de aangever, wanneer hij dit wenst, de omschrijving van de goederen en de aanduiding van de tariefposten vervangen door de volgende vermelding: “Terugkerende goederen ingevoerd met voorwaardelijke vrijstelling – zie bijgaande lijst – toepassing van Circulaire Terugkerende Goederen 2019”.
Voorbeeld:
Een decor bestaande uit een groot aantal voorwerpen wordt tijdelijk uitgevoerd voor een tentoonstelling in Saoedi-Xxxxxx. Bij tijdelijke uitvoer wordt de factuur afgestempeld door de douane en worden eventueel foto's genomen. Op de douaneaangifte wordt naar dit document verwezen. Op het tijdstip van de wederinvoer bevat de aangifte tot wederinvoer de vermelding "Onder voorwaarden ingevoerde terugkerende goederen met vrijstelling - zie bijgevoegde lijst - toepassing van de circulaire inzake terugkerende goederen voor 2019" en de lijst wordt samen met eventuele foto's als bijlage bij de aangifte tot wederinvoer gevoegd.
34. In dit geval wordt de zekerheidsstelling voor de invoerrechten en de BTW forfaitair berekend op de waarde van alle goederen waarvoor de voorwaardelijke vrijstelling wordt verleend (tegen 21% van de totale waarde van de betrokken goederen, vermeerderd met het bedrag van de eventueel betrokken invoerrechten).
Wanneer de aangever geen gebruik maakt van de hierboven bedoelde mogelijkheid of wanneer het gaat om goederen in een beperkte hoeveelheid, wordt de te stellen zekerheid berekend zodat de juiste heffing van de betrokken belastingen gegarandeerd wordt.
7.4.3. Verlenging
35. De geldigheidstermijn van de invoeraangifte met voorwaardelijke vrijstelling kan, wegens bijzondere omstandigheden en op verzoek van de belanghebbende (bijvoorbeeld om de inverbruikstelling van de erin opgenomen goederen mogelijk te maken), door het plaatselijk hoofd van het invoerkantoor verlengd worden.
7.4.4. Aanzuivering
36. Wanneer de aangiften met voorwaardelijke vrijstelling volledig aangezuiverd kunnen worden door de toekenning van de definitieve vrijstelling (bijvoorbeeld na voorlegging van de bewijsstukken die bij de terugkeer ontbraken), moeten ze worden vervangen op het kantoor van geldigmaking van de definitieve
aangifte met inverbruikstelling. In de vakken ad hoc van deze aangifte mogen de omschrijving van de goederen en de aanduiding van de desbetreffende tariefposten worden weggelaten en vervangen door de vermelding: “Terugkerende goederen – Zuivering door toelating onder definitieve vrijstelling van de invoeraangifte (met voorwaardelijke vrijstelling) nr. . . . . . . . . . . . . . . . dd van het
douanekantoor . . - Toepassing van Circulaire Terugkerende Goederen 2019”. In
dat geval moet er geen nieuwe lijst van de goederen in kwestie worden voorgelegd.
37. Wanneer de aangifte niet regelmatig wordt aangezuiverd (geheel of gedeeltelijk) en de zekerheidsstelling werd opgenomen in de definitieve ontvangsten (geheel of gedeeltelijk), wordt het bedrag van de verschuldigde belastingen berekend op basis van de waarden die werden gebruikt om de zekerheidsstelling te bepalen.
De voorwerpen die niet met definitieve vrijstelling kunnen worden toegelaten, worden onderworpen aan de betaling van de rechten en belastingen op het kantoor van geldigmaking van de invoeraangifte met voorwaardelijke vrijstelling.
7. 5. Aanvraag tot afgifte “a posteriori” van een inlichtingenblad INF 3
38. Wanneer uit België uitgevoerde goederen terugkeren naar een andere lidstaat dan België en indien deze terugkeer niet was voorzien, omdat het ging om een definitieve uitvoer of nog, omdat op het ogenblik van de uitvoer de terugkeer in een dergelijke lidstaat niet werd beoogd, kan de betrokkene op het douanekantoor van uitvoer de afgifte "a posteriori" van een inlichtingenblad INF 3 bekomen onder de voorwaarden zoals hierna teneinde aan de douane van het Unieland van wederinvoer te worden overgelegd.
Het verlenen van de vrijstelling bij wederinvoer behoort tot de bevoegdheid van de douane van de lidstaat van wederinvoer van de goederen maar, indien alle andere voorwaarden zijn vervuld, kan de afgifte van
het inlichtingenblad INF 3 eveneens “a posteriori” geschieden zo de aanvraag op het douanekantoor van
uitvoer wordt ingediend NA de daartoe voorziene termijnen voor wederinvoer.
7.6. Gebruik van de goederen na invoer
39. Er zijn geen voorwaarden voor het behoud of het gebruik van goederen die onder het regime van terugkerende goederen met vrijstelling worden wederingevoerd. Het goed kan dus zonder betaling van douanerechten worden uitgeleend, verhuurd of verpand.
7.7. Formaliteiten bij terugkerende goederen
40. De douaneformaliteiten met betrekking tot terugkerende goederen verschillen naargelang het type uitvoer:
- Ofwel tijdelijke uitvoer waarna de terugkeer voorzien wordt
- Ofwel definitieve uitvoer waarna de terugkeer niet voorzien wordt
7.7.1. Bij voorziene terugkeer 7.7.1.1.Formaliteiten bij uitvoer
41. De uitvoer geschiedt met een aangifte tot tijdelijke uitvoer (regeling 23). Buiten de gegevens vereist door andere wettelijke of reglementaire bepalingen, moet op de aangifte tot tijdelijke uitvoer de reden tot uitvoer onder voorbehoud van wederinvoer worden vermeld. Ook dienen daarop alle gegevens voor te komen die de douane nodig acht om de identificatie van de goederen, evenals de controle op hun hoeveelheid, hun waarde en hun bestemming te vergemakkelijken.
Daarnaast dient men per soort en per type van de goederen, naar gelang het geval, het volgende te vermelden: het aantal stuks, het gewicht en de prijs per stuk, de bijzondere merken welke erop voorkomen en alle andere gegevens welke onontbeerlijk zijn voor de identificatie van de goederen en de zuivering van de documenten.
De vereiste inlichtingen kunnen worden verstrekt op het document of op een borderel waarvan een exemplaar, onder douanezegel, aan elk deel van het document wordt gehecht.
7.7.1.2.“A priori” afgifte van een inlichtingenblad INF 3
42. Wanneer uit België uitgevoerde goederen langs een andere lidstaat dan België terugkeren naar de EU en deze terugkeer is gepland zodra zij door België worden uitgevoerd, kan de belanghebbende bij het douanekantoor van uitvoer de "a priori" afgifte van een INF 3-formulier aanvragen en verkrijgen. Dat
zal moeten worden overgelegd aan de douaneautoriteiten van het EU-land waar de wederinvoer plaatsvindt.
Het verlenen van vrijstelling bij wederinvoer valt onder de bevoegdheid van de douaneautoriteiten van de andere lidstaat van wederinvoer van de goederen, maar het Belgische douanekantoor van uitvoer geeft het inlichtingenblad INF 3 af op het moment dat de tijdelijke aangifte ten uitvoer wordt gevalideerd.
7.7.1.3.Door de bevoegde ambtenaar te nemen maatregelen om de identiteit van de goederen te kunnen herkennen
43. De ambtenaar bevoegd om de toelating door middel van de aangifte te verlenen, bepaalt welke maatregelen zullen worden getroffen ter identificatie van de goederen (aanbrengen van herkenningstekens, vaststelling van blijvende fabrieksmerken en nummers, nemen van monsters op de wijze aangeduid in de werkmethode. Wordt geen aanbrengen van herkenningstekens opgelegd, dan moet uit de toelating blijken welke eisen in de plaats komen (wederinvoer over hetzelfde kantoor, soort van de te nemen monsters, enz.).
44. Indien herkenningstekens worden aangebracht (douaneverzegelingen worden hier bedoeld), kunnen de belanghebbenden vragen dat, met het oog op de integriteit van de afdrukken of merken, gebruik wordt gemaakt van onuitwisbare inkt die zij zelf leveren of van een instrument dat de douane op hun kosten laat vervaardigen.
7.7.1.4. Verificatie bij de uitvoer
45. De ambtenaren doen een grondige verificatie en vermelden in het vak "ad hoc” van de aangifte, het nummer, de kenmerken en de soort van de aangebrachte herkenningstekens, of indien vrijstelling van het aanbrengen daarvan is verleend, de maatregelen die werden getroffen om de goederen te kunnen identificeren.
46. De verificatie en, eventueel, het aanbrengen van de herkenningstekens mogen gebeuren door een kantoor van uitvoer en/of een kantoor van uitgang. De goederen worden daarna hetzij onder de voorwaarden van de regeling douanevervoer verzonden, hetzij ter beschikking gelaten van de aangever die gehouden is deze goederen op het kantoor van uitgang te vertonen. In het laatste geval, wordt een kopie van de aangifte teruggezonden naar de belanghebbende teneinde er de definitieve uitvoer te laten op aantekenen.
7.7.1.5. Uitvoer
47. Na vaststelling van de uitvoer wordt het exemplaar van de aangifte voor de uitvoerder ter beschikking van betrokkene gesteld.
7.7.1.6. Formaliteiten bij terugkeer
48. Het plaatselijk hoofd over het kantoor waar de goederen bij de terugkeer worden aangeboden, is bevoegd de vrijstelling te verlenen, tenzij de machtiging tot uitvoer verleend werd onder de
verplichting de wederinvoer van de goederen te doen geschieden over het kantoor waar de aangifte werd geldig gemaakt.
De goederen mogen in verschillende zendingen worden wederingevoerd.
49. De aanvraag tot wederinvoer wordt ingediend door eenvoudige overhandiging van de invoeraangifte aan het plaatselijk hoofd (regeling 61), gestaafd door het "exemplaar voor aangever" van de uitvoeraangifte (tijdelijke – regeling 23), afgeleverd bij tijdelijke uitvoer.
De toelating wordt verleend door in vak 44 enkel de vermelding "toegestaan" aan te brengen.
De met de verificatie belaste ambtenaren verzekeren zich van de identiteit van de goederen waarna de aangifte wordt geldiggemaakt.
De validatie zal worden uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van de werkmethode.
7.7.2. Bij niet-voorziene terugkeer
50. Goederen die definitief werden uitgevoerd en dus zonder dat maatregelen werden getroffen met het oog op het herkennen van hun identiteit bij de wederinvoer, kunnen eveneens in aanmerking komen om als terugkerende goederen wederingevoerd te worden.
Het plaatselijk hoofd over het invoerkantoor is gemachtigd de vrijstelling te verlenen.
7.7.2.1. Aanvraag tot vrijstelling
51. De aanvraag tot vrije wederinvoer moet schriftelijk worden ingediend, een omstandige omschrijving van de goederen geven, de soort, nummers en merken van de colli's vermelden, alsook de reden van de terugkeer opgeven. De aanvraag moet gestaafd zijn door het document waarmee de uitvoer werd vastgesteld, en door stukken (afschrift van de factuur, kredietnota, gevoerde briefwisseling, enz.) waaruit blijkt dat diezelfde goederen in het vrije verkeer waren wanneer zij werden uitgevoerd en dat ze aan de voorwaarden van het DWU voldeden om te worden uitgevoerd.
Bij deze aanvraag dient tevens een aangifte tot vrij verkeer te worden gevoegd.
7.7.2.2. Onderzoek van de aanvraag
52. Wanneer de overgelegde bewijsstukken afdoende blijken, verleent het plaatselijk hoofd de toelating door de goedkeuring van de invoeraangifte en maakt vervolgens de aanvraag met zijn bijlagen over aan de met de verificatie belaste ambtenaren.
53. Indien daarentegen de overgelegde bewijsstukken niet afdoende blijken, vraagt het plaatselijk hoofd om overlegging van de aanvullende bewijsstukken die hij nodig acht en, in afwachting van de verificatie, geeft hij de goederen vrij met een tijdelijke invoeraangifte (regeling 53) voor een termijn van twee maanden mits zekerheidstelling voor de eventueel verschuldigde bedragen.
De zekerheid voor de invoerrechten moet alle betrokken rechten dekken en wordt berekend als een forfaitaire heffing van 10% op de totale waarde van de met vrijstelling ingevoerde goederen.
De btw-garantie wordt berekend op basis van 21% van de waarde van alle betrokken goederen, inclusief de invoerrechten.
54. Wanneer na de overlegging van die aanvullende bewijsstukken blijkt dat de goederen onder de regeling "terugkeer" kunnen worden toegelaten, wordt de tijdelijke invoeraangifte (regeling 53) gezuiverd en de invoeraangifte tot vrij verkeer (regeling 40) geldig gemaakt.
7.7.2.3. Accijnsgoederen
55. Bij de wederinvoer van accijnsgoederen moeten de accijnzen van kracht op de dag van wederinvoer steeds worden voldaan behoudens wanneer deze goederen onder de accijnsschorsingsregeling worden geplaatst via het statuut van geregistreerde afzender, en onverminderd de formaliteiten inzake douane en btw.
8. Bijzondere gevallen
8.1. Goederen die eerder onder de regeling actieve veredeling waren geplaatst
56. Het regime van terugkerende goederen wordt toegepast op veredelingsproducten die oorspronkelijk vanuit het douanegebied van de Unie zijn wederuitgevoerd als gevolg van een regeling actieve veredeling voor zover deze terugkeren in dezelfde staat. Zie “circulaire AV” voor meer uitleg.
8.2. Goederen die in aanmerking kwamen voor maatregelen op grond van het gemeenschappelijk landbouwbeleid
57. Inzake landbouwproducten voorziet het DWU in specifieke regelgeving inzake uitvoerrestituties. Artikel 204 DWU bepaalt immers dat er geen vrijstelling van invoerrechten wordt verleend voor goederen die hebben genoten van maatregelen op grond van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in het kader waarvan zij uit het douanegebied van de Unie zijn uitgevoerd, behoudens uitzonderlijke gevallen.
Maar zolang de EU geen uitvoerrestituties in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid verleent, wordt deze regelgeving niet meer toegepast.
8.3. Verpakkingsmiddelen in vrij verkeer uitgevoerd uit België en waarvan de wederinvoer in België is voorzien
58. Inzake het internationale verkeer van verpakkingsmiddelen moeten de bewijsstukken zoals hieronder bepaald niet aangebracht worden.
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing :
- op verpakkingen en andere voorwerpen - met uitzondering van vervoermiddelen en containers - vervaardigd en ingericht voor het vervoer van goederen :
• gevuld uitgevoerd en leeg wederingevoerd;
• leeg uitgevoerd en gevuld wederingevoerd;
• gevuld uitgevoerd, en wederingevoerd gevuld met vreemde goederen;
- op dekzeilen, manden, zakken en stuwmateriaal (kaders, kettingen, stuwhout);
- op andere containers dan deze welke als vervoermiddel worden aangemerkt;
- op laadborden, wielstellen en ander klein getuig welke de goederen vergezellen om hun overlading en lossing te vergemakkelijken, alsook op de volledige wielen die op de autovoertuigen worden gemonteerd om deze toe te laten hun eindbestemming te bereiken.
59. De kurken, capsules en andere artikelen voor het sluiten van recipiënten; de bedrukte bladen en strippen van papier, van aluminium, van plastische stoffen, ed. op formaat versneden of op rollen en klaarblijkelijk bestemd voor het verpakken of het omwikkelen van producten, evenals de kleerhangers (kapstokken), de etiketten en de kaarten voor drukknopen worden eveneens als verpakkingsmiddelen beschouwd.
8.4. Verpakkingsmiddelen uitgevoerd zonder schriftelijke aangifte
60. Een elektronische uitvoeraangifte (regeling 23) moet niet worden geldiggemaakt en geen maatregelen om bij de wederinvoer de identiteit te kunnen herkennen moeten worden getroffen, wanneer aan de vijf volgende voorwaarden is voldaan:
a) de verpakkingsmiddelen worden gevuld uitgevoerd;
b) ze zijn bestemd om leeg terug te worden ingevoerd;
c) ze moeten blijvende en onuitwisbare merken dragen, eigen aan een in België gevestigde onderneming;
d) ze moeten naar deze onderneming worden teruggezonden;
e) bij de terugkeer moeten ze duidelijke sporen van gebruik vertonen.
Bij de uitvoer beperkt de douane zich tot het nagaan of de onder a en c vermelde voorwaarden vervuld zijn.
61. De zonder tijdelijke uitvoeraangifte (regeling 23) uitgevoerde verpakkingsmiddelen worden, door mondelinge aangifte, met vrijstelling terug toegelaten indien uit de visitatie van de goederen door de douane blijkt dat aan de hierboven vermelde 5 voorwaarden voldaan werd.
Bij twijfel over het statuut van de verpakkingsmiddelen (nationale of genationaliseerde), wordt de overlegging van aanvullende bewijsstukken geëist.
62. Indien in voorkomend geval een summiere aangifte of een inventaris (mondelinge aangifte) moet worden gezuiverd, geschiedt dit door daarop de volgende door de douane te dateren en te waarmerken vermelding aan te brengen:
"Ambtshalve zuivering - toepassing van punt 9.1.1 van de toepassingsmodaliteiten inzake invoerrechten,
toepassing van de Circulaire terugkerende goederen 2019”.
8.5. Verpakkingsmiddelen uitgevoerd met schriftelijke aangifte
8.5.1. Formaliteiten bij de uitvoer
63. De tijdelijke uitvoer van verpakkingsmiddelen andere dan deze uit punt 8.4, geschiedt zonder voorafgaande machtiging door enig douanekantoor.
Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van 8.4 en volgende, wordt voor de verpakkingsmiddelen uitgevoerd met voorbehoud van latere vrije wederinvoer een tijdelijke uitvoeraangifte (regeling 23) opgesteld, die onafhankelijk is van de documenten in verband met de in de verpakkingen vervatte goederen. Deze wordt ambtshalve geldiggemaakt.
64. Over het algemeen gaat voor verpakkingsmiddelen de douane van het uitvoerkantoor niet over tot het treffen van maatregelen om de identiteit van de goederen te kunnen herkennen, maar de met de verificatie belaste ambtenaren gaan na of de verpakkingsmiddelen in de aangifte duidelijk genoeg zijn omschreven.
8.5.2. Formaliteiten bij de terugkeer
65. De wederinvoer van de verpakkingsmiddelen met vrijstelling geschiedt met aangifte tot wederinvoer (regeling 61) ambtshalve geldig te maken op voorlegging van de tijdelijke uitvoeraangifte (regeling 23).
De in de tijdelijke uitvoeraangifte vermelde verpakkingen maken geen deel uit van afzonderlijke aangiften tot wederinvoer dan die van de goederen welke ze bevatten voor zover ze:
- opnieuw worden ingevoerd (in één of meerdere keren), en
- niet afzonderlijk belastbaar zijn.
66. Hun terugkeer wordt geregistreerd door een eenvoudige verwijzing naar de tijdelijke uitvoeraangifte op de aangifte tot wederinvoer van de goederen welke ze bevatten.
De terugkerende verpakkingsmiddelen waarvoor de tijdelijke uitvoeraangifte geldiggemaakt bij uitvoer niet wordt vertoond, mogen evenwel met vrijstelling worden toegelaten op voorwaarde dat, ten genoegen van de douane wordt aangetoond dat de verpakkingsmiddelen uit het vrije verkeer vanuit België werden uitgevoerd.
8.6. Materieel toebehorend aan openbare diensten
67. Voor laadborden, dekzeilen, koorden, kettingen, stuwhout, manden, zakken en andere verpakkingen die eigendom zijn van de spoorwegmaatschappijen of de Belgische postadministraties en door hen in het internationale verkeer worden gebruikt, mogen vrij de grens overschrijden indien hun herkomst onbetwistbaar kan worden vastgesteld, hetzij door de merken die ze dragen, hetzij op gelijke welke andere wijze. Deze bepalingen zijn eveneens van toepassing op laadborden en andere kleine tuigen bedoeld in punt 8 (zie ook hierna).
8.7. Dekzeilen en stuwmateriaal toebehorend aan private ondernemingen
68. Het stuwmateriaal van geringe waarde (b.v. stuwhout) mag vrij de grens overschrijden. De bepalingen van punt 8.8 zijn overeenkomstig van toepassing op ander stuwmateriaal, evenals voor dekzeilen van private ondernemingen. Dit is eveneens het geval voor laadborden en andere tuigen bedoeld in punt 8.6.
8.8. Internationaal verkeer van vervoermiddelen
69. Inzake het internationale verkeer van vervoermiddel moeten de bewijsstukken zoals bepaald onder
7.2 niet aangebracht worden.
8.9. Terugkerende goederen welke voor hun uitvoer uit het douanegebied van de EU waren ingevoerd met toepassing van een preferentiële tariefregeling gebaseerd op een bijzondere bestemming
70. Indien de terugkerende goederen voor hun uitvoer uit het douanegebied van de Unie
- in het vrije verkeer waren gebracht,
- vrij van rechten dan wel met een verlaagd invoerrecht
- op grond van hun bijzondere bestemming
wordt de vrijstelling slechts verleend indien de goederen voor dezelfde bijzondere bestemming in het vrije verkeer worden gebracht.
71. Indien de goederen niet voor dezelfde bijzondere bestemming in het vrije verkeer worden gebracht, wordt het bedrag aan invoerrechten verminderd met het bedrag dat is geïnd op het tijdstip waarop zij voor het eerst in het vrije verkeer werden gebracht. Als dit laatste bedrag hoger is dan het bedrag dat voortvloeit uit het in het vrije verkeer brengen van de terugkerende goederen, wordt geen terugbetaling verleend.
72. De toelating tot uitvoer van deze goederen met voorbehoud van latere wederinvoer in België of in een andere lidstaat van de Unie, moet vooraf worden aangevraagd aan de bevoegde dienst binnen de AAD&A.
De toelating om de betrokken goederen in België (of andere lidstaat van de EU) te mogen wederinvoeren als terugkerende goederen nadat ze (definitief of onder voorbehoud van latere wederinvoer) uitgevoerd zijn, dient, vóór de terugkeer, eveneens bij de AAD&A worden aangevraagd.
73. Indien op het ogenblik dat de goederen terugkeren de betrokkene nog niet in het bezit is van de vereiste toelating, mogen de goederen, in afwachting van verificatie worden vrijgegeven met een tijdelijke invoeraangifte (regeling 53), geldiggemaakt voor een termijn van twee maanden mits zekerheidstelling voor de in het spel zijnde bedragen. Het dossier wordt vervolgens overgemaakt aan de centrale component van de dienst Operaties.
8.10. Uit België uitgevoerde kleine zendingen welke door de geadresseerde zijn geweigerd
74. Geweigerde kleine zendingen kunnen
- in hun oorspronkelijke en ongeschonden verpakking, en
- in goede staat
worden wederingevoerd en in het vrij verkeer worden gebracht onder dekking van een invoeraangifte (regeling 40) zonder bewijzen in verband met hun eerdere uitvoer wanneer de intrinsieke waarde van elke kleine zending niet meer bedraagt dan €150.
De betrokkene moet bevestigen dat de uitvoer niet is geschied met afschrijving van de accijns of tot zuivering van een doorvoerdocument of van een document voor tijdelijke invoer.
De “Omzendbrief koerierdiensten” dient geraadpleegd worden met betrekking hiertoe.
8.11. Door de spoorweg bij vergissing uitgevoerde Belgische goederen
75. Het plaatselijk hoofd mag de vrije wederinvoer toestaan van goederen of van bagage die bij vergissing en derhalve zonder douanedocument door de spoorweg naar het buitenland werden verzonden.
Daartoe moet de stationschef hem een aanvraag overleggen, gestaafd met de stukken waaruit blijkt dat de ingevoerde goederen inderdaad bij vergissing werden uitgevoerd.
Een verklaring van de buitenlandse autoriteiten dient slechts te worden gevraagd wanneer dat volstrekt noodzakelijk is.
De aanvraag en de overgelegde stukken worden aan de invoeraangifte (regeling 40) gehecht.
9. Bepalingen inzake btw
9.1. Algemeen
76. Gehele vrijstelling van de belasting wordt verleend voor de wederinvoer van goederen die werden uitgevoerd buiten de Unie tot enig ander doel dan de bewerking, de verwerking, de herstelling of de aanpassing en welke die handelingen in het buitenland niet hebben ondergaan.
9.1.1. Algemene bepalingen
77. De vrijstelling wordt verleend rekening houdend met de beperkingen en onder de voorwaarden die zijn gesteld door de bepalingen tot regeling van de vrijstelling inzake het invoerrecht, ook al gaat het om goederen die wegens hun aard of hun herkomst of om enige andere reden niet aan invoerrecht onderworpen zijn.
9.1.2. Bijkomende voorwaarden inzake btw
9.1.2.1. Algemeen
78. Inzake btw zijn er drie bijkomende voorwaarden waaraan voldaan moet worden
1) De wederingevoerde goederen moeten eigendom gebleven zijn van degene die er eigenaar van was bij de uitvoer, EN
2) Ze moeten onderworpen geweest zijn aan de algemene belastingregels voor de binnenlandse markt van een Lidstaat, EN
3) De goederen mogen uit hoofde van uitvoer niet in aanmerking zijn gekomen voor ontheffing of teruggave van de belasting over de toegevoegde waarde
79. Dit betekent dat de wederinvoer moet worden verricht door dezelfde persoon (natuurlijke of rechtspersoon) die de goederen waarvoor de vrijstelling wordt gevraagd, heeft uitgevoerd en eigenaar is gebleven.
Voorbeelden:
- Onderneming A exporteert vaten naar de VS voor gebruik in haar Amerikaanse dochteronderneming. 6 maanden later voerde dezelfde onderneming A deze vaten opnieuw in België in. De vrijstelling kan worden verleend (douane EN BTW).
- Mevrouw A exporteert een paard naar Zwitserland. Mevrouw B koopt het paard. Vervolgens voert mevrouw B dit paard weer in België in om daar te trainen. Er kan vrijstelling van douanerechten gegeven
worden maar NIET met betrekking tot de btw. Deze laatste moet voldaan worden.
- Onderneming A exporteert ovens naar de VS. Onderneming B koopt de platen. Het verkoopt deze ovens vervolgens aan onderneming A. Vervolgens voert onderneming A deze platen weer in België in. Er kan vrijstelling van douanerechten gegeven worden maar NIET met betrekking tot de btw. De btw zal dus door onderneming A betaald moeten worden. Onderneming A bleef immers geen eigenaar van de goederen.
9.1.2.2. Reizigers
80. Goederen die door een reiziger in een taksvrij verkooppunt heeft gekocht alvorens zich per vliegtuig naar een derde land te begeven, kunnen niet genieten van de vrijstelling voor terugkerende goederen bij hun wederinvoer gezien het goederen betreft die van de belasting werden vrijgesteld omwille van hun uitvoer (artikel 40 §1, 2°, a btw-wetboek en artikel 40 van het koninklijk besluit nr. 7 van 29 december 1992). Zij voldoen dus niet aan de 3 voorwaarden om in aanmerking te komen voor de vrijstelling van btw voor terugkerende goederen.
81. Let op, deze goederen kunnen, binnen de daartoe gestelde perken en voorwaarden, wel genieten van de vrijstelling voorzien voor goederen die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers (zie artikel 40 §4 btw-wetboek en artikel 43 van het koninklijk besluit nr. 7 van 29 december 1992).
9.1.2.3.Commerciële aankopen
82. De btw-vrijstelling voor terugkerende goederen wordt niet toegekend indien de persoon die als geadresseerde van de wederingevoerde goederen optreedt ze hier had gekocht met vrijstelling van btw omdat zijn leverancier de goederen rechtstreeks had uitgevoerd met een uitvoerdocument opgesteld op zijn naam of op naam van zijn koper.
83. Indien het gaat om bedrijfsmiddelen, dient aan de douane het bewijs te worden geleverd dat de geadresseerde die goederen niet heeft gekocht met vrijstelling van btw wegens uitvoer; daartoe zal de aankoopfactuur bij de wederinvoer worden geëist.
Indien die factuur niet kan worden voorgelegd, zal hiervan melding gemaakt worden op de invoeraangifte en wordt een kennisgeving van geschil 48 opgemaakt (zie § 582, letter C van de Instructie BTW - 1976) maar er moet geen borg worden gesteld.
9.1.2.4.Goederen die uit een andere EU-lidstaat worden uitgevoerd en opnieuw in België worden ingevoerd
84. De btw-vrijstelling is van toepassing op de goederen die de invoerder in een andere lidstaat dan België heeft aangekocht, voor zover de hierboven genoemde algemene btw-voorwaarden zijn vervuld. De invoerder moet dus op vraag van de Belgische douane kunnen aantonen dat hij de btw heeft voldaan in de lidstaat van aankoop.
9.1.3. Bijzondere gevallen betreffende btw
9.1.3.1. Verpakkingsmiddelen
85. Wat de verpakkingsmiddelen betreft, zal niet uit het oog worden verloren dat :
a) indien, na in het buitenland te zijn gevuld, de verpakkingsmiddelen terug worden ingevoerd door de persoon die ze heeft uitgevoerd, de btw slechts verschuldigd is op de waarde van de goederen vervat in die verpakkingsmiddelen;
b) wanneer de in de wederingevoerde verpakkingsmiddelen vervatte goederen worden verkocht en in verbruik worden gesteld met betaling van de btw in hoofde van een derde, de btw slechts verschuldigd is op de goederen indien de verpakkingsmiddelen worden teruggenomen door de persoon die ze heeft uitgevoerd;
c) de vrijstelling niet kan worden verleend bij de wederinvoer van verpakkingsmiddelen welke samen met de erin vervatte goederen werden verkocht. In dat geval is de btw verschuldigd op de waarde van de verpakkingsmiddelen, hetzij tegen het tarief van de erin vervatte goederen wanneer het gaat om
gebruikelijke verpakkingsmiddelen, hetzij tegen het tarief van toepassing op de verpakkingsmiddelen wanneer deze niet als gebruikelijk kunnen worden aangezien.
9.1.3.2. Postcolli's en zendingen via de spoorweg
86. Xxxxxx eveneens binnen het bepaalde in 10.1 en mogen derhalve met gehele vrijstelling van de btw terug worden ingevoerd:
a) de uit België uitgevoerde postcolli's welke door de geadresseerde zijn geweigerd (zie punt 9.4 voor de toepassingsmodaliteiten inzake invoerrecht van onderhavige circulaire);
b) de door de spoorweg bij vergissing uit België uitgevoerde goederen (zie punt 9.5 voor de toepassingsmodaliteiten inzake invoerrecht van onderhavige circulaire).
9.1.3.3. Verkoop op afstand
87. Uitsluitend in het kader van verkoop op afstand wanneer de goederen kosteloos teruggestuurd kunnen worden en bijgevolg terugkeren naar de Unie, bevestigt de Administratie btw uitdrukkelijk dat, met toepassing van artikel 40 §1, 2°, a) van het wetboek btw, deze goederen kunnen genieten van de vrijstelling terugkerende goederen voor zover aan de toepassingsmodaliteiten inzake invoerrechten is voldaan.
Inzake btw gaat de eigendom van een goed immers niet over op het moment dat de verkoop gesloten wordt maar op het moment dat de klant definitief in het bezit gesteld wordt van het goed.
Voorbeeld
Zalando (België) verkoopt een paar "Union"-schoenen met bestemming Zwitserland. Deze schoenen worden als defect beschouwd door de klant die ze gratis terugstuurt naar België. Wanneer zij opnieuw worden ingevoerd en de voorwaarden voor de vrijstelling van de "aangifte" voor douanedoeleinden zijn vervuld, is ook voor btw-doeleinden aan de voorwaarden voor de vrijstelling van de "aangifte" voldaan. De vrijstelling zal dus worden verleend voor zowel rechten als btw.
9.1.3.4. Gebruikte boeken, grammofoonplaten, muziekcassettes en compact discs
88. Gebruikte boeken, grammofoonplaten, muziekcassettes en compact discs met het stempel van een openbare bibliotheek of discotheek van de Belgische Staat, van de Gemeenschappen of de Gewesten, van een Belgische provincie of gemeente of van een Belgische hogere (officiële of vrije) onderwijsinrichting die door deze bibliotheken of mediatheken worden wederingevoerd na in het buitenland aan lezers of luisteraars te zijn uitgeleend, kunnen gehele vrijstelling van de btw verkrijgen. De stempel mag worden aangebracht op de hoes of het doosje voor zover de titel van de opname daarop voorkomt.
De machtiging tot invoer met vrijstelling wordt verleend door het plaatselijk hoofd van de douane van het kantoor van invoer
Wanneer de vrijstelling wordt toegestaan hoeft bij de wederinvoer geen aangifte te worden overgelegd.
9.1.3.5. Dieren en andere goederen voor de exploitatie van grenslanderijen
89. Land gelegen in het buitenland in de buurt van de grens of grenslanderijen betekent:
a) landen binnen 5.500 meter van de grens in vogelvlucht;
b) grond die gelegen is op het grondgebied van de aan de grens grenzende gemeenten.
Er werden faciliteiten toegekend voor grensoverschrijdend verkeer van dieren en landbouwmaterieel op landbouwgrond in grensgebieden.
Vanwege de geografische ligging en de grenzen van België zijn deze bepalingen niet van toepassing, zelfs niet in het geval van Brexit.
9.2. Aangiften
90. Bij de wederinvoer dient een aangifte tot wederinvoer te worden overgelegd, behalve wanneer, krachtens de bepalingen inzake invoerrecht, geen dergelijke aangifte vereist is (bv. voor bepaalde verpakkingsmiddelen), of wanneer de bepalingen inzake btw een ontslag van document toestaan.
10. Accijnzen
91. Er wordt geen vrijstelling van accijnzen verleend.
11. Samenvattende tabel
92.
Toekenningsvoorwaarden van de vrijstelling voor terugkerende goederen | |
Goederen | Goederen tijdelijk of definitief uitgevoerd uit de EU Wederingevoerd in de EU In dezelfde staat dan deze waarin ze werden uitgevoerd. |
Aangever | Gevestigd in België of in een andere lidstaat van de EU Moet een specifiek en verplicht verzoek tot toekenning van de vrijstelling indienen |
Termijn | Drie jaar na de datum waarop de goederen de Unie verlaten hebben |
Btw | De wederinvoerder = initiële uitvoerder Eigenaar gebleven van de goederen Onderwerpen aan de belastingregels van de interne markt |
12. Slotbepalingen
93. Deze circulaire vervangt de vroegere wettelijke en reglementaire bepalingen (en de commentaren ervan) van Hoofdstuk IV (Terugkerende goederen) van de Instructie Definitieve Vrijstellingen 1984 – DI
510.0 en heft de genoemde bepalingen op.
Voor de administrateur-generaal van de douane en accijnzen Xx Xxxxxxx
Adviseur-generaal
Bijlagen
Bijlage I – Artikelen 203 tot 207 van de Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie
Afdeling I
Terugkerende goederen
Artikel 203
Toepassingsgebied en werking
1. Niet-Uniegoederen die, na oorspronkelijk als Uniegoederen uit het douanegebied van de Unie te zijn uitgevoerd, dit douanegebied binnen drie jaar opnieuw binnenkomen en in het vrije verkeer worden gebracht, worden op aanvraag van de belanghebbende van invoerrechten vrijgesteld.
De eerste alinea is eveneens van toepassing wanneer de terugkerende goederen slechts een deel vertegenwoordigen van de goederen die voordien uit het douanegebied van de Unie werden uitgevoerd.
2. De in lid 1 bedoelde termijn van drie jaar kan worden overschreden om rekening te houden met bijzondere omstandigheden.
3. Indien de terugkerende goederen vóór hun uitvoer uit het douanegebied van de Unie in het vrije verkeer waren gebracht vrij van rechten dan wel met een verlaagd invoerrecht op grond van hun bijzondere bestemming, wordt de in lid 1 bedoelde vrijstelling slechts verleend indien de goederen voor dezelfde bijzondere bestemming in het vrije verkeer worden gebracht.
Indien de goederen niet voor dezelfde bijzondere bestemming in het vrije verkeer worden gebracht, wordt het bedrag aan invoerrechten verminderd met het bedrag dat is geïnd op het tijdstip waarop zij voor het eerst in het vrije verkeer werden gebracht. Als dit laatste bedrag hoger is dan het bedrag dat voortvloeit uit het in het vrije verkeer brengen van de terugkerende goederen, wordt geen terugbetaling verleend.
4. Indien Uniegoederen hun douanestatus van Uniegoederen hebben verloren overeenkomstig artikel 154 en vervolgens in het vrije verkeer worden gebracht, zijn de leden 1, 2 en 3 van toepassing.
5. De vrijstelling van invoerrechten wordt slechts verleend indien de goederen terugkeren in de staat waarin zij werden uitgevoerd.
6. De vrijstelling van invoerrechten wordt ondersteund door informatie waaruit blijkt dat de voorwaarden voor de vrijstelling zijn vervuld.
Artikel 204
Goederen die in aanmerking kwamen voor maatregelen op grond van het gemeenschappelijk landbouwbeleid
Er wordt geen vrijstelling van invoerrechten als bepaald in artikel 203 verleend voor goederen die in aanmerking kwamen voor maatregelen op grond van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in het kader waarvan zij uit het douanegebied van de Unie zijn uitgevoerd, tenzij in specifieke gevallen anders is bepaald.
Artikel 205
Goederen die eerder onder de regeling actieve veredeling waren geplaatst
1. Artikel 203 is van toepassing op veredelingsproducten die oorspronkelijk vanuit het douanegebied van de Unie zijn wederuitgevoerd als gevolg van een regeling actieve veredeling.
2. Op aanvraag van de aangever en mits de aangever de benodigde gegevens verstrekt, wordt het bedrag aan invoerrechten voor de goederen waarop lid 1 betrekking heeft, vastgesteld overeenkomstig artikel 86, lid 3. De datum van aanvaarding van de aangifte tot wederuitvoer wordt beschouwd als de datum van het in het vrije verkeer brengen.
3. De in artikel 203 bedoelde vrijstelling van invoerrechten wordt niet verleend voor veredelingsproducten die zijn uitgevoerd overeenkomstig artikel 223, lid 2, onder c), tenzij wordt gegarandeerd dat er geen goederen onder de regeling actieve veredeling worden geplaatst.
Artikel 206
Bevoegdheidsdelegatie
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 284 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van:
a) de gevallen waarin goederen worden geacht te zijn teruggekeerd in de staat waarin zij werden uitgevoerd;
b) de specifieke gevallen als bedoeld in artikel 204.
Artikel 207
Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden
De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen nader de procedureregels inzake het verstrekken van informatie bedoeld in artikel 203, lid 6.
Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 285, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.
Bijlage II - Artikelen 135 tot 136, 158 tot 160 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie
Artikel 135
Mondelinge aangifte voor het in het vrije verkeer brengen
(Artikel 158, lid 2, van het wetboek)
1. Voor de volgende goederen kan de douaneaangifte voor het vrije verkeer mondeling worden gedaan:
a) goederen zonder handelskarakter;
b) goederen met een handelskarakter die zich in de persoonlijke bagage van reizigers bevinden, mits de waarde ervan niet meer dan 1 000 EUR bedraagt of de nettomassa ervan niet hoger is dan 1 000 kg;
c) producten verkregen door EU-landbouwers op in een derde land gelegen landerijen en producten van de visserij, visteelt en jacht, die in aanmerking komen voor vrijstelling van rechten krachtens de artikelen 35 tot en met 38 van Verordening (EG) nr. 1186/2009;
d) zaaigoed, meststoffen en producten voor de behandeling van bodem en gewassen, ingevoerd door landbouwproducenten in derde landen om te worden gebruikt op aan deze landen grenzende landerijen, die in aanmerking komen voor vrijstelling van rechten krachtens de artikelen 39 en 40 van Verordening (EG) nr. 1186/2009.
2. Voor de in artikel 136, lid 1, bedoelde goederen kan de douaneaangifte voor het vrije verkeer mondeling worden gedaan, op voorwaarde dat de goederen in aanmerking komen voor vrijstelling van invoerrechten als terugkerende goederen.
Artikel 136
Mondelinge aangifte voor tijdelijke invoer en wederuitvoer (Artikel 158, lid 2, van het wetboek)
1. Voor de volgende goederen kan de douaneaangifte voor tijdelijke invoer mondeling worden gedaan:
a) laadborden, containers en vervoermiddelen, en reserveonderdelen, toebehoren en uitrusting van die laadborden, containers en vervoermiddelen, zoals bedoeld in de artikelen 208 tot en met 216;
b) persoonlijke bezittingen en goederen voor sportdoeleinden zoals bedoeld in artikel 219;
c) welzijnsgoederen voor zeelieden, gebruikt aan boord van een schip in de internationale zeevaart zoals bedoeld in artikel 220, onder a);
d) medisch, chirurgisch en laboratoriummateriaal zoals bedoeld in artikel 222;
e) dieren zoals bedoeld in artikel 223, op voorwaarde dat zij zijn bestemd voor het weiden of verweiden of voor werk als trek-, rij- of lastdier;
f) materiaal zoals bedoeld in artikel 224, onder a);
g) door een arts benodigde instrumenten en apparaten voor het verlenen van zorg aan een zieke in afwachting van een orgaantransplantatie, die voldoen aan de voorwaarden van artikel 226, lid 1;
h) materiaal voor hulpverlening bij rampen dat wordt gebruikt bij maatregelen ter bestrijding van de gevolgen van rampen of dergelijke situaties in het douanegebied van de Unie;
i) draagbare muziekinstrumenten die tijdelijk worden ingevoerd door reizigers en die bestemd zijn om te worden gebruikt als beroepsuitrusting;
j) verpakkingsmiddelen die gevuld worden ingevoerd en bestemd zijn om leeg of gevuld te worden wederuitgevoerd, voorzien van onuitwisbare en niet-verwijderbare merktekens ter identificatie van een buiten het douanegebied van de Unie gevestigde persoon;
k) radio- en televisieproductie- en -uitzendingsapparatuur alsook speciaal voor radio- en televisieproductie en -uitzending ingerichte voertuigen en de apparatuur daarvan, ingevoerd door openbare of particuliere organisaties die buiten het douanegebied van de Unie gevestigd zijn en erkend zijn door de douaneautoriteiten die de tijdelijke invoer van deze apparatuur en voertuigen hebben toegestaan;
l) andere goederen, wanneer de douaneautoriteiten dit toestaan.
2. Bij de aanzuivering van een regeling tijdelijke invoer voor de in lid 1 bedoelde goederen kan de aangifte tot wederuitvoer mondeling worden gedaan.
Afdeling I
Terugkerende goederen
Artikel 158
Goederen die worden geacht te zijn teruggekeerd in de staat waarin zij werden uitgevoerd (Artikel 203, lid 5, van het wetboek)
1. Goederen worden geacht te zijn teruggekeerd in de staat waarin zij werden uitgevoerd wanneer zij na uitvoer uit het douanegebied van de Unie slechts behandelingen hebben ondergaan die hun presentatie wijzigen of die noodzakelijk waren om ze te herstellen, te reviseren of in goede staat te bewaren.
2. Goederen worden geacht te zijn teruggekeerd in de staat waarin zij werden uitgevoerd wanneer zij na uitvoer uit het douanegebied van de Unie andere behandelingen hebben ondergaan dan die welke hun presentatie wijzigen of noodzakelijk waren om ze te herstellen, te reviseren of in goede staat te bewaren, waarbij evenwel na aanvang van die behandeling is gebleken dat deze ongeschikt is voor het beoogde gebruik van de goederen.
3. Wanneer de in de leden 1 en 2 bedoelde goederen behandelingen hebben ondergaan die aanleiding zouden hebben gegeven tot de heffing van invoerrechten indien zij onder de regeling passieve veredeling waren geplaatst, worden deze goederen slechts geacht te zijn teruggekeerd in de staat waarin zij werden uitgevoerd als de behandeling, daaronder begrepen het inbouwen van reserveonderdelen, niet verder gaat dan strikt noodzakelijk is om de goederen opnieuw te kunnen gebruiken op dezelfde wijze als op het tijdstip van uitvoer uit het douanegebied van de Unie.
Artikel 159
Goederen die bij uitvoer in aanmerking kwamen voor maatregelen op grond van het gemeenschappelijk landbouwbeleid
(Artikel 204 van het wetboek)
1. Aan terugkerende goederen die bij uitvoer in aanmerking kwamen voor maatregelen op grond van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, wordt vrijstelling van invoerrechten verleend mits aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:
a) de krachtens die maatregelen betaalde restituties of andere bedragen zijn terugbetaald, de bevoegde autoriteiten hebben de nodige stappen ondernomen om te voorkomen dat betalingen voor de goederen in
kwestie krachtens die maatregelen worden verricht, of de andere toegekende financiële voordelen zijn tenietgedaan;
b) de goederen bevonden zich in een van de volgende situaties:
i) zij konden niet op de markt worden gebracht in het land waarnaar zij waren verzonden;
ii) zij zijn teruggezonden door de geadresseerde omdat ze gebreken vertoonden of niet beantwoordden aan de bepalingen van het contract;
iii) zij zijn wederingevoerd in het douanegebied van de Unie omdat ze door omstandigheden buiten de macht van de exporteur niet voor het beoogde doel konden worden gebruikt;
c) de goederen worden aangegeven voor het vrije verkeer in het douanegebied van de Unie binnen twaalf maanden te rekenen vanaf de datum waarop de douaneformaliteiten voor de uitvoer ervan zijn vervuld dan wel later indien de douaneautoriteiten van de lidstaat van wederinvoer daarvoor toestemming hebben verleend in naar behoren gemotiveerde omstandigheden.
2. De in lid 1, onder b), iii), bedoelde omstandigheden zijn de volgende:
a) goederen die naar het douanegebied van de Unie terugkeren als gevolg van vóór de aflevering aan de geadresseerde opgelopen schade, hetzij aan de goederen zelf, hetzij aan het vervoermiddel waarin of waarop zij zijn geladen;
b) goederen die aanvankelijk zijn uitgevoerd om in het kader van een jaarbeurs of soortgelijk evenement te worden verbruikt of verkocht, maar daar niet verbruikt of verkocht zijn;
c) goederen die niet aan de geadresseerde konden worden afgeleverd vanwege het feit dat deze fysiek of juridisch niet in staat was de overeenkomst na te komen die aan de uitvoer van de goederen ten grondslag lag;
d) goederen die als gevolg van natuurlijke, politieke of sociale gebeurtenissen niet aan de geadresseerde konden worden afgeleverd dan wel bij de geadresseerde zijn aangekomen na het verstrijken van de contractuele leveringstermijn;
e) groenten en fruit, waarop de desbetreffende marktordening van toepassing is, die als geconsigneerde goederen zijn uitgevoerd maar niet op de markt van het land van bestemming zijn verkocht.
Artikel 160
Wijze van mededeling van het inlichtingenblad INF 3 (Artikel 6, lid 3, onder a), van het wetboek)
Een document waaruit blijkt dat aan de voorwaarden voor de vrijstelling van invoerrechten is voldaan („inlichtingenblad INF 3”), kan worden ingediend met behulp van andere middelen dan elektronische gegevensverwerkingstechnieken.
Bijlage III – Artikelen 253 tot 256 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van
Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie
Afdeling I
Terugkerende goederen
Artikel 253
Verplichte informatie
(Artikel 203, lid 6, van het wetboek)
1. De aangever verstrekt de informatie waaruit blijkt dat de voorwaarden voor de vrijstelling van invoerrechten zijn vervuld aan het douanekantoor waar de douaneaangifte voor het in het vrije verkeer brengen wordt ingediend.
2. De in lid 1 bedoelde informatie kan op een van de volgende manieren worden verstrekt:
a) toegang tot de relevante gegevens van de douaneaangifte of aangifte tot wederuitvoer op basis waarvan de terugkerende goederen oorspronkelijk uit het douanegebied van de Unie werden uitgevoerd of wederuitgevoerd;
b) een door het bevoegde douanekantoor gewaarmerkte afdruk van de douaneaangifte of aangifte tot wederuitvoer op basis waarvan de terugkerende goederen oorspronkelijk uit het douanegebied van de Unie werden uitgevoerd of wederuitgevoerd;
c) een door het bevoegde douanekantoor afgegeven document met de relevante gegevens van deze douaneaangifte of aangifte tot wederuitvoer;
d) een door de douaneautoriteiten afgegeven document waarin wordt verklaard dat de voorwaarden voor de vrijstelling van invoerrechten zijn vervuld (inlichtingenblad INF 3).
3. Indien uit de informatie waarover de bevoegde douaneautoriteiten beschikken blijkt dat de voor het vrije verkeer aangegeven goederen oorspronkelijk uit het douanegebied van de Unie zijn uitgevoerd en dat de goederen op dat moment voldeden aan de voorwaarden om vrijstelling van invoerrechten als terugkerende goederen te verlenen, is de in lid 2 bedoelde informatie niet vereist.
4. Lid 2 is evenmin van toepassing in gevallen waarin goederen mondeling of door enige andere handeling voor het vrije verkeer kunnen worden aangegeven. Het is evenmin van toepassing op het internationale verkeer van verpakkingsmiddelen, vervoermiddelen of bepaalde goederen die zijn toegelaten tot een bijzondere douaneregeling tenzij anders is bepaald.
Artikel 254
Goederen die bij uitvoer in aanmerking kwamen voor maatregelen op grond van het gemeenschappelijk landbouwbeleid
(Artikel 203, lid 6, van het wetboek)
Een aangifte voor het vrije verkeer van terugkerende goederen waarvoor bij de uitvoer mogelijkerwijs formaliteiten zijn vervuld met het oog op het verkrijgen van restituties of andere bedragen die zijn ingesteld in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, moeten vergezeld gaan van de in artikel 253 van deze verordening bedoelde documenten en van een certificaat dat is opgesteld door de
autoriteiten die in de lidstaat van uitvoer bevoegd zijn voor de toekenning van dergelijke restituties of bedragen.
Wanneer de douaneautoriteiten van het douanekantoor waar de goederen voor vrij verkeer zijn aangegeven, informatie bezitten waaruit blijkt dat er geen restitutie of ander bedrag in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid is toegekend en ook later niet zal worden toegekend, is het certificaat niet vereist.
Artikel 255
Afgifte inlichtingenblad INF 3
(Artikel 6, lid 3, onder a), en artikel 203, lid 6, van het wetboek)
1. De exporteur kan het douanekantoor van uitvoer om een inlichtingenblad INF 3 verzoeken.
2. Wanneer de exporteur op het tijdstip van uitvoer om het inlichtingenblad INF 3 verzoekt, wordt het inlichtingenblad INF 3 door het douanekantoor van uitvoer afgegeven op het tijdstip waarop de formaliteiten bij uitvoer voor de goederen zijn vervuld.
Wanneer het mogelijk is dat de uitgevoerde goederen naar het douanegebied van de Unie zullen terugkeren via verschillende douanekantoren, kan de exporteur verzoeken om meerdere inlichtingenbladen INF3, waarbij elk blad betrekking heeft op een deel van de totale hoeveelheid van de uitgevoerde goederen.
3. Wanneer de exporteur na het vervullen van de uitvoerformaliteiten voor de goederen om een inlichtingenblad INF 3 verzoekt, kan het inlichtingenblad INF 3 door het douanekantoor van uitvoer worden afgegeven indien de informatie over de goederen in het verzoek van de exporteur overeenstemt met de informatie over de uitgevoerde goederen waarover het douanekantoor van uitvoer beschikt, en wanneer er met betrekking tot de goederen geen restitutie of ander bedrag in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid is toegekend en ook later niet zal worden toegekend.
4. Wanneer een inlichtingenblad INF 3 is afgegeven, kan de exporteur vragen of het douanekantoor van uitvoer dit blad vervangt door meerdere inlichtingenbladen INF3, waarbij elk blad betrekking heeft op een deel van de totale hoeveelheid van de goederen die zijn vermeld op het aanvankelijk afgegeven inlichtingenblad INF 3.
5. De exporteur kan alleen om de afgifte van een inlichtingenblad INF 3 vragen voor een gedeelte van de uitgevoerde goederen.
6. Wanneer een inlichtingenblad INF 3 op papier wordt afgegeven, wordt een kopie bewaard door het douanekantoor van uitvoer dat het heeft afgegeven.
7. Wanneer het oorspronkelijke inlichtingenblad INF 3 op papier is afgegeven en is gestolen, verloren of vernietigd, kan het douanekantoor van uitvoer dat het heeft afgegeven op verzoek van de exporteur een duplicaat afgeven.
De afgifte van het duplicaat wordt door het douanekantoor van uitvoer aangetekend op de kopie van het inlichtingenblad INF 3 dat dit kantoor bezit.
8. Wanneer een inlichtingenblad INF 3 op papier wordt afgegeven, wordt het opgesteld met gebruikmaking van het formulier in bijlage 62- 02.
Artikel 256
Communicatie tussen autoriteiten
(Artikel 203, lid 6, van het wetboek)
Op verzoek van het douanekantoor waar de terugkerende goederen voor het vrije verkeer worden aangegeven, deelt het douanekantoor van uitvoer alle tot zijn beschikking staande informatie mee waaruit blijkt dat de voorwaarden voor de vrijstelling van invoerrechten voor deze goederen zijn vervuld.
Bijlage IV - Artikel 40 §1, 2° van het Wetboek van de belasting op de toegevoegde waarde van 3 juli 1969
Artikel 40
§ 1. Van de belasting zijn vrijgesteld:
[…]
2°de wederinvoer, door degene die de goederen heeft uitgevoerd buiten de Gemeenschap:
a) van goederen in de staat waarin ze werden uitgevoerd buiten de Gemeenschap;
b) van goederen die buiten de Gemeenschap een herstelling, een bewerking, een verwerking of een aanpassing hebben ondergaan;
[…]
Bijlage V - Artikel 40 van het KB nr. 7 van 29 december 1992 met betrekking tot de belasting op de toegevoegde waarde
Artikel 40
§ 1. Gehele vrijstelling van de belasting wordt verleend voor de wederinvoer van goederen die werden uitgevoerd buiten de Gemeenschap en waarvoor inzake invoerrecht een regeling van gehele vrijstelling bij wederinvoer is ingesteld bij de artikelen 185 en 186 van de Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek.
§ 2. De vrijstelling wordt verleend met inachtneming van de beperkingen en onder de voorwaarden die zijn gesteld door de bepalingen tot regeling van de vrijstelling inzake het invoerrecht, ook al gaat het om goederen die wegens hun aard of hun herkomst of om enige andere reden niet aan invoerrecht onderworpen zijn.
De wederingevoerde goederen moeten eigendom gebleven zijn van degene die er eigenaar van was bij de uitvoer. Ze moeten bovendien zijn onderworpen geweest aan de algemene belastingregels voor de binnenlandse markt van een Lidstaat en uit hoofde van uitvoer niet in aanmerking zijn gekomen voor ontheffing of teruggave van de belasting over de toegevoegde waarde.
§ 3. Door of vanwege de Minister van Financiën worden de modaliteiten en de formaliteiten bepaald voor de toepassing van de in dit artikel bedoelde vrijstelling.
Interne ref.: DI 514.0 – EOS/DD 015.342
[1] Dezelfde regels zijn van toepassing bij tijdelijke uitvoer met een carnet CPD-Taiwan (zie Omzendbrief D.I. 555.8 van 01.01.1993).