COMMISSIE
COMMISSIE
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 30 oktober 2002
inzake een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst
(COMP/E-2/37.784 — Kunstveilinghuizen)
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 4283 def. en rectificaties C(2002) 4283/7 en C(2002) 4283/8)
(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst)
(2005/590/EG)
Op 30 oktober 2002 heeft de Commissie beschikking C(2002) 4283 def. gegeven in een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-overeenkomst. Op 6 november 2002 heeft de Commissie, via schriftelijke procedure C(2002) 4283/7, een rectificatie van de C(2002) 4283/5-versie van beschikking C(2002) 4283 def. en, via schriftelijke procedure C(2002) 4283/8, een rectificatie van de C(2002) 4283/6-versie van beschikking C(2002) 4283 def. goedgekeurd. Overeenkomstig artikel 21 van Verordening nr. 17 van de Raad (1) publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste inhoud van de beschikking, rekening houdend met het rechtmatige belang van ondernemingen bij de bescherming van hun commerciële belangen. Een niet- vertrouwelijke versie van de volledige tekst van de beschikking in de authentieke talen en in de werktalen van de Commissie is te vinden op de website van het directoraat-generaal Concurrentie: xxxx://xxxxxx.xx.xxx/xxxx/xxxxxxxxxxx/xxxxx_xx.xxxx
I. SAMENVATTING VAN DE INBREUK
1. Adressaten
(1) Deze beschikking is gericht tot de volgende ondernemin- gen en/of ondernemersverenigingen:
— Christie’s International plc,
— Sotheby’s Holdings Inc.
2. Duur en aard van de inbreuk
(2) Vanaf 30 april 1993 tot minstens februari 2000 namen Christie’s International plc (hierna „Christie’s” genoemd) en Sotheby’s Holding, Inc. (hierna „Sotheby’s” genoemd), wereldwijd de twee grootste concurrenten op het gebied van de verkoop in commissie bij opbod van zogenaamde kunstvoorwerpen, antiek, meubelen, verzamelobjecten en memorabilia (hierna in het algemeen ook „kunst” ge- noemd), deel aan een tussen hen gesloten voortdurende
(1) PB 13 van 21.2.1962, blz. 204/62. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1216/1999 (PB L 148 van 15.6.1999, blz. 5).
overeenkomst en/of onderlinge afgestemde gedraging op het gebied van prijzen en andere verkoopvoorwaarden voor veilingen, welke in strijd waren met artikel 81, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Ge- meenschap (EG-Verdrag) en artikel 53 van de Overeen- komst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER-overeenkomst).
(3) De ondernemingen spraken onder meer af identieke ver- koopcommissiestructuren te hanteren, op een niet-be- spreekbare schaal van verkoopcommissietarieven over te stappen (ter vervanging van de commissie waarover on- derhandeld kon worden), de commissiekosten te verho- gen en geen speciale voorwaarden meer toe te kennen aan verkopers. Zij legden ook nog andere voorwaarden vast waardoor zij de mededinging tussen beide onderne- mingen in de kunstveilingsector verhinderden of beperk- ten. Voorts voerden zij een controlemechanisme in om ervoor te zorgen dat hun overeenkomst en/of onderlinge afgestemde gedraging werden gerespecteerd.
3. De markt van kunstveilingdiensten
(4) Kunstvoorwerpen, antiek, meubels, verzamelobjecten en memorabilia worden gewoonlijk op veilingen te koop aangeboden. Er gelden geen beperkingen wat het soort voorwerpen betreft dat op een veiling kan worden ver- kocht en de voorwerpen moeten evenmin een bepaalde minimumwaarde hebben. Er kunnen veilingen worden gehouden van een bepaalde individuele collectie of rondom een bepaald thema, een bepaalde categorie goe- deren, een bepaalde kunstperiode of een bepaald soort kunst.
(5) De belangrijkste kunstveilinglocaties zijn voor beide vei- linghuizen Londen en New York, maar er worden regel- matig ook in plaatsen zoals Genève, Zürich, Amsterdam, Rome, Milaan, Hongkong en Melbourne veilingen gehou- den. De voornaamste kunstveilingen worden opgezet en georganiseerd als exclusieve societygebeurtenissen die door de rijken der aarde worden bezocht.
(6) De verkopingen worden lang op voorhand gepland vol- gens een internationaal „veilingseizoen”. De belangrijkste veilingen vinden van oudsher plaats in het voor- en na- jaar, waardoor de inkomsten en bedrijfsresultaten van de veilinghuizen in het tweede en vierde kwartaal pieken.
(7) Eigenaren van goederen, die wensen te verkopen, bren- gen de goederen in bij het veilinghuis, dat zijn verkoops- knowhow biedt, de veiling organiseert, een catalogus uit- brengt en zorgt voor publiciteit vooraf. De goederen worden meestal als individuele stukken (zogenoemde ka- vels) te koop aangeboden. Zelfs stukken die van een hele collectie deel uitmaken, worden met het oog op de vei- ling gewoonlijk in individuele kavels verdeeld. Het vei- linghuis verkoopt het goed als agent van de inbrenger, stuurt de koper de rekening voor de gekochte goederen en maakt het ontvangen bedrag - na inhouding van de commissie, kosten en belastingen - over aan de inbren- ger. De verkoopcommissie - ook courtage of provisie genoemd - die de inbrenger/verkoper wordt aangerekend, is een percentage dat doorgaans wordt berekend over de zogenaamde „hamerprijs”, dit is de prijs waartegen het goed op de veiling aan de eindbieder is toegewezen. Ook aan personen die op veilingen kopen, wordt een percentage van de hamerprijs aangerekend, dat het op- geld wordt genoemd.
4. Functioneren van het kartel
(8) Vanaf april 1993 werden Christie's en Sotheby's het eens over een gezamenlijk plan tot beperking van de mededin- ging door afspraken te maken over een aantal mededin-
(9) De overeenkomst en/of onderlinge afgestemde gedragin- gen tussen Christie's en Sotheby's omvatten met name de volgende elementen:
a) Wat de verkopers betreft:
— afspraak om een nieuwe „glijdende schaal” voor de verkoopcommissie in te voeren (1);
— akkoord over de voorwaarden van toepassing op de schaal, met inbegrip van het niet bespreekbaar maken van de schaal, dus het niet toestaan van uitzonderingen (behalve wanneer overeengeko- men);
— afspraak inzake de concrete voorwaarden voor en de timing van de invoering van de schaal;
— afspraak om te controleren of de ondernemingen zich aan de schaal hielden, door middel van de uitwisseling van lijsten van klanten voor wie uit- zonderingen wel nog waren toegestaan, teneinde toezicht te houden op de uitvoering van de over- eenkomst en alle afwijkingen te ontmoedigen en te bespreken;
— afspraak om verkopers op een veiling geen garan- ties inzake de minimumprijs te bieden;
— afspraak over een formule om de meeropbrengst of het „surplus” met verkopers te delen indien goederen voor een hogere prijs dan de gegaran- deerde prijs worden verkocht;
— afspraak om verkopers geen voorschotten op af- zonderlijke kavels te verstrekken;
— afspraak en/of onderlinge afstemming inzake de voorwaarden waaronder voorschotten bij bepaalde verkopingen worden verstrekt;
— afspraak over de minimumrentevoet voor leningen
— afspraak om de praktijk te beperken van de lage commissies die door professionele verkopers/dea- lers worden betaald, alsmede om de praktijk te beperken om voor professionele verkopers de ver- zekering te betalen;
— afspraak om de betaling van vindersloon tot 1 % van het opgeld te beperken in gevallen waarin er geen verkoopcommissie wordt aangerekend.
b) Wat de kopers betreft:
— afspraak om de kredietvoorwaarden voor professi- onele kopers te beperken tot 90 dagen.
gingsparameters. Deze hadden in de eerste plaats betrek-
king op de voorwaarden voor verkopers, maar ook op de voorwaarden voor kopers en andere elementen. De ver- schillende onderdelen van het plan werden gewijzigd en aangevuld tijdens topmanagementvergaderingen in de ja- ren die volgden en duurden tot februari 2000.
(1) Een glijdende schaal betekent dat het percentage dat de verkoper als commissie op de verkoop wordt aangerekend, verandert bij de over- schrijding van bepaalde drempels. In de praktijk komt dat op het volgende neer: hoe hoger de prijs die voor een ingebracht goed wordt verkregen, hoe lager het percentage dat de verkoper moet betalen.
c) Andere elementen:
— afspraak om de marketingactiviteiten te beperken (geen aanspraken op of verklaringen over markt- aandelen, zich er niet op beroemen marktleider te zijn op de kunstmarkt of in een bepaald markt- segment).
(10) Voorts vonden er met het oog op de uitvoering en/of eventueel vereiste aanpassing van de overeenkomsten on- derling overleg en informatie-uitwisseling plaats tussen partijen tijdens regelmatige bijeenkomsten of (telefoni- sche) contacten over alle onderwerpen of zaken (veilin- gen, verkopers, handelaren, kopers) die aanleiding kon- den geven tot concurrentie tussen hen of die concurren- tie konden aanmoedigen, of die op een andere manier in tegenspraak waren met of een bedreiging vormden voor hun overeenkomst om niet met elkaar te concurreren.
II. GELDBOETES
1. Basisbedrag van de geldboete
Zwaarte van de inbreuk
(11) Gelet op de aard van de onderzochte gedragingen, de reële gevolgen ervan voor de kunstveilingmarkt en met name de in overweging 206 beschreven omstandigheden, alsmede het feit dat deze gedragingen de gehele gemeen- schappelijke markt en de hele EER sinds de oprichting ervan bestreken, is de Commissie van oordeel dat de ondernemingen tot welke de onderhavige beschikking is gericht, een zeer zware inbreuk op artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeen- komst hebben gemaakt.
Aard van de inbreuk
(12) Het kartel vormde een opzettelijke inbreuk op artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst. Hoewel zij zich ten volle bewust wa- ren van de onwettigheid van hun handelingen, hebben de deelnemers samengespannen om een geheime en geïnsti- tutionaliseerde onrechtmatige regeling op te zetten met het doel om de mededinging tussen de twee belangrijkste kunstveilinghuizen te verhinderen. Deze inbreuk bestond hoofdzakelijk in prijsafspraakpraktijken, die, per definitie, de zwaarste soorten inbreuken op artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-overeen- komst zijn.
(13) De kartelregelingen werden op het hoogste niveau van elke deelnemende onderneming uitgedacht, gestuurd en aangemoedigd. Door hun aard zelf leiden zij tot een aanzienlijke vervalsing van de mededinging, die uitslui- tend ten goede komt aan de deelnemende ondernemin- gen, maar zeer nadelig is voor de klanten.
Gevolgen van de inbreuk in de EER
(14) De inbreuk werd gemaakt door de twee grootste onder- nemingen op de markt voor kunstveilingen en had be-
trekking op hun veilingen in de EER en elders. Het ge- zamenlijke plan om de inkomsten te verhogen, werd door beide ondernemingen uitgevoerd. Gezien de grote marktaandelen van de betrokken ondernemingen en het feit dat de overeenkomst gold voor alle veilingen van de ondernemingen in de EER, had zij een daadwerkelijke impact op de EER-markt.
Omvang van de relevante geografische markt
(15) Voor de vaststelling van de zwaarte van de inbreuk gaat de Commissie er derhalve van uit dat de gehele Gemeen- schap en de gehele EER sinds de oprichting ervan de ongunstige invloed van het kartel hebben ondervonden.
(16) De Commissie heeft het basisbedrag van de boete voor beide ondernemingen bijgevolg vastgesteld op 25,2 mil- joen EUR.
Duur van de inbreuk
(17) De Commissie is van oordeel dat de in aanmerking te nemen duur van 30 april 1993 tot 7 februari 2000 loopt. De duur van de inbreuk bestrijkt derhalve een periode van zes jaar en negen maanden. Bijgevolg kan de inbreuk als een inbreuk van lange duur worden be- schouwd, waardoor het op grond van de zwaarte van de inbreuk bepaalde bedrag met 65 % wordt verhoogd.
(18) Op basis van het bovenstaande stelt de Commissie het basisbedrag van de geldboete als volgt vast:
— Christie's: 41,58 miljoen EUR,
— Sotheby's: 41,58 miljoen EUR.
2. Verzwarende of verzachtende omstandigheden
(19) De Commissie is niet van oordeel dat in deze zaak ver- zwarende of verzachtende omstandigheden gelden.
3. Toepassing van de omzetdrempel van 10 %
(20) Omdat het voor Sotheby’s berekende bedrag meer dan 10 % bedraagt van de wereldwijde omzet in het jaar dat aan de beschikking voorafgaat, zal het basisbedrag in overeenstemming met artikel 15, lid 2, van Verordening nr. 17 tot 34,05 miljoen EUR worden beperkt
4. Toepassing van de clementieregeling van 1996 (1)
(21) Aangezien de verzoeken om xxxxxxxxx in 2000 in het kader van de toen geldende clementieregeling werden ingediend, is de clementieregeling van 1996 op deze zaak van toepassing en niet de herziene clementieregeling van 2002.
Niet-oplegging of zeer aanzienlijke vermindering van de geld- boete („deel B”)
(22) Christie’s heeft als eerste de Commissie op de hoogte gebracht van het bestaan van het kartel en bewijsmate- riaal verstrekt dat van doorslaggevend belang was en zonder hetwelk het kartel wellicht niet aan het licht was gekomen. Toen Christie’s deze informatie aanbracht, had de Commissie nog geen onderzoek ingesteld en be- schikte zij evenmin over voldoende gegevens om het bestaan van het kartel te bewijzen. Voorts had Christie's een einde gemaakt aan zijn betrokkenheid bij het kartel, doordat het de Commissie bevestigde dat er geen con- tacten met Sotheby's met betrekking tot de betrokken gedragingen meer plaatsvonden en dat het slechts een paar dagen na het verstrekken van het bewijsmateriaal aan de Commissie een nieuwe regeling voor de verkoop- commissie bekendmaakte. Daarnaast heeft Christie's voortdurend zijn medewerking aan de Commissie ver- leend en is niet vastgesteld dat het Sotheby's heeft ge- dwongen deel te nemen aan het kartel of dat het, ver- geleken bij de deelneming van Sotheby's, een bepalende rol in het kartel heeft gespeeld.
(23) De Commissie is daarom van mening dat Christie’s vol- doet aan de relevante criteria van deel X xxx xx xxxxxx- tieregeling.
Belangrijke vermindering van de geldboete („deel D”)
(24) De Commissie stelt vast dat Sotheby's in de loop van het onderzoek zijn volledige medewerking aan de Commissie
heeft verleend. Voorts heeft het de Commissie inlichtin- gen en bewijsstukken verstrekt die wezenlijk bijdragen tot het aantonen van het bestaan van de inbreuk. Boven- dien heeft het de feiten waarop de Commissie haar be- schuldigingen baseert, niet fundamenteel betwist. Het gaf het bestaan toe van een aantal elementen van de inbreuk zoals deze door de Commissie in deze beschikking wor- den beschreven.
(25) Sotheby's voldoet derhalve aan de voorwaarden van deel D, eerste en tweede streepje, van de clementieregeling.
Conclusie betreffende de toepassing van de clementieregeling
(26) Concluderend, kent de Commissie de adressaten van deze beschikking, gelet op de aard van hun medewerking en in het licht van de voorwaarden van de clementieregeling, de volgende verminderingen van de hun op te leggen geldboeten toe:
— aan Christie's: 100 %,
— aan Sotheby's: 40 %.
5. Beschikking
(27) De volgende boetes worden opgelegd:
— aan Christie's International plc: 0 miljoen EUR,
— aan Sotheby’s Holding, Inc.: 20,4 miljoen EUR.
(28) De genoemde ondernemingen maken onverwijld een eind aan de inbreuken, voorzover zij dat nog niet hebben gedaan. Zij onthouden zich van herhaling van enige han- deling of gedraging die met de in deze procedure aange- toonde inbreuk overeenkomt, of van het goedkeuren van enige maatregel die gelijkaardige doelstellingen of gevol- gen heeft.
(1) Mededeling van de Commissie betreffende het niet opleggen of ver- minderen van geldboeten in zaken betreffende mededingingsregelin- gen (PB C 207 van 18.7.1996, blz. 4).