ADVIES
ADVIES
CRB 2022-1820
Beperkende voorwaarden bij de commercialisering van bepaalde verzekeringsovereenkomsten over multimedia-apparaten
Advies
Beperkende voorwaarden bij de commercialisering van bepaalde verzekeringsovereenkomsten over multimedia-apparaten
Brussel 15.07.2022
Inbehandelingneming
Bij mail van 14 juni 2022 richtte de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) een adviesvraag aan de bijzondere raadgevende commissie Verbruik met betrekking tot een ontwerpreglement van de FSMA dat beperkende voorwaarden oplegt bij de commercialisering, bij de consumenten, van bepaalde verzekeringsovereenkomsten over multimedia-apparaten. Het advies van de brc Verbruik wordt gevraagd conform artikel 30bis van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.
De subcommissie Financiële diensten, die opdracht kreeg om een ontwerpadvies voor te bereiden, kwam hiervoor bijeen, onder het voorzitterschap van de heer Xxx Xxxxx, op 30 juni 2022. Namen deel aan de werkzaamheden: de dames Xxxxxx (verslaggever, VBO), Hendrickx (Test Aankoop) en Xxx Xxxxxxxx (verslaggever, BV-OECO) en de heren Xxxxxxxx (ACLVB) en Xxx Xxxxxxxx tot Oldenzeel (Assuralia).
De subcommissie kon eveneens een beroep doen op de deskundige medewerking van de heren Xxx Xxxxxx en Greindl (vertegenwoordigers van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten).
Na een stemming op afstand, conform artikel 8 van het huishoudelijk reglement van de brc Verbruik, werd het ontwerpadvies op 15 juli 2022 unaniem goedgekeurd door de plenaire vergadering, onder het voorzitterschap van de xxxx Xxxxxxxx Xxxxxxxx.
Inleiding
Het voorliggende ontwerpreglement van de FSMA strekt ertoe beperkende voorwaarden te verbinden aan de commercialisering, bij consumenten, van bepaalde verzekeringsovereenkomsten over multimedia-apparaten of (software)programma’s die erop kunnen worden geïnstalleerd.
Wanneer consumenten een multimedia-apparaat kopen, kunnen ondernemingen hun een verzekeringspolis voor de schade voorstellen, die de slechte werking, het verlies of de diefstal van dat apparaat dekt. In die sector gebeurt het ook vrij vaak dat de premie in maandelijkse termijnen moet worden betaald. Sommige van die overeenkomsten stellen de consument vrij van de betaling van de eerste maandelijkse termijn (‘gratis dekkingsperiode’) en/of doen de maandelijkse termijnen geleidelijk stijgen in de loop van de overeenkomst.
De wet van 4 april 2014 laat de verzekeringnemer toe om de overeenkomst, als deze via een vooraf getekende polis of een verzekeringsaanvraag tot stand is gekomen, binnen een termijn van veertien dagen na de inwerkingtreding ervan op te zeggen. De betrokken verzekeringsovereenkomsten kennen echter vaak een langere termijn toe (bv. dertig dagen), die veelal overeenstemt met de gratis dekkingsperiode.
Bij deze praktijk bestaat het risico dat de aandacht van de consument gevestigd wordt op een gratis eerste dekkingsperiode (de teaser) en op de mogelijkheid om de overeenkomst tijdens de geldigheidsperiode van de teaser op te zeggen, en dus niet op de kenmerken van het product dat aan de consument ter onderschrijving wordt voorgelegd, zelfs al sluit de overeenkomst totaal niet bij zijn verlangens en behoeften aan. Bovendien kan ook de graduele stijging van de betalingen tot gevolg hebben dat de consument geen zicht krijgt op het totaalbedrag van de premie.
Naar aanleiding van een groot aantal klachten en tijdens inspecties die zij in het kader van haar controleactiviteiten heeft uitgevoerd, heeft de FSMA vastgesteld dat bovenstaande praktijk een ernstig probleem vormt. Momenteel heeft de FSMA geen kennis van dergelijke praktijken vanwege Belgische verzekeraars en gebeuren bovenvermelde aanbiedingen door buitenlandse verzekeraars die in België worden vertegenwoordigd. Naar het oordeel van de FSMA is deze praktijk intrinsiek onverenigbaar met de verplichting om de verlangens en behoeften van de consument te identificeren, en hem verzekeringsovereenkomsten voor te stellen die daarmee in overeenstemming zijn.
Bovendien meent de FSMA dat voornoemde praktijk ongepast is en ernstig afbreuk doet aan de consumentenbescherming. Ze heeft immers tot gevolg dat de wettelijke beschermingsmechanismen (met name de informatieverstrekking, analyse van verlangens en behoeften, en verplichting om overeenkomsten voor te stellen die aansluiten bij wat voorafgaat) niet op passende wijze functioneren. De FSMA is bijgevolg van oordeel dat beperkende maatregelen moeten worden genomen op basis van artikel 30bis van de wet van 2 augustus 2002, om die praktijk te verbieden.
Krachtens deze bepaling is het de FSMA immers toegestaan om aan de hand van een reglement de commercialisering van financiële producten, waaronder verzekeringsproducten, of bepaalde categorieën van financiële producten aan consumenten in België te verbieden of er beperkende voorwaarden aan te verbinden. Het reglement van de FSMA is op alle verzekeringsovereenkomsten van toepassing, dus ook op de verzekeringsovereenkomsten die minder dan 2000 euro per jaar bedragen en waarbij de desbetreffende verzekeraar niet verplicht is zich bij de FSMA in te schrijven.
De FSMA heeft in het verleden reeds gebruik gemaakt van deze machtiging, met betrekking tot het reglement betreffende het commercialiseringsverbod van bepaalde financiële producten aan niet- professionele cliënten, aangenomen op 3 april 2014, en van het reglement tot omkadering van de commercialisering van bepaalde financiële derivaten bij consumenten, aangenomen op 26 mei 2016. Ook in dat kader heeft de toenmalige Raad voor het Verbruik, vandaag de brc Verbruik, advies verleend1. De FSMA stelt voor om deze machtiging op basis van artikel 30bis van de wet van 2 augustus 2002 opnieuw te gebruiken met betrekking tot de bovengenoemde verzekeringspolissen.
ADVIES
De brc Verbruik erkent de bevoegdheid van de FSMA om op basis van voornoemd artikel 30bis reglementen uit te vaardigen die, rekening houdend met de belangen van de afnemers van financiële producten of diensten, een verbod dan wel beperkende voorwaarden opleggen op de commercialisering of bepaalde vormen van commercialisering aan niet-professionele cliënten van financiële producten of van bepaalde categorieën van financiële producten2.
De brc Verbruik is zich bewust van de hierboven geschetste problematiek betreffende de commercialisering van multimediaverzekeringovereenkomsten die momenteel heerst en van het groeiende aantal klachten hieromtrent. Ze begrijpt dan ook de noodzaak om de belangen van de consumenten te beschermen bij de commercialisering van dergelijke verzekeringspolissen en geeft haar goedkeuring aan artikel 2 van het voorliggende ontwerpreglement.
1 Zie respectievelijk Advies van 20 maart 2014 over een voorontwerp van KB betreffende bepaalde informatieverplichtingen bij de commercialisering van financiële producten bij niet-professionele cliënten en over de ontwerpen van reglement betreffende de technische vereisten van het risicolabel en het commercialiseringsverbod van bepaalde financiële producten aan niet- professionele cliënten (RVV 471) en Advies van 18 februari 2016 over een ontwerp van reglement van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) tot omkadering van de commercialisering van bepaalde financiële derivaten bij niet- professionele cliënten (RVV 490).
2 Artikel 30bis van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.
De kenmerken van deze producten rechtvaardigen immers een initiatief dat de commercialisering van dit type verzekeringsovereenkomsten verbiedt, alsook het verbod om de onderschrijving van dergelijke multimediaverzekeringspolissen voor te stellen waarvan de premie in termijnen wordt betaald. Men acht het noodzakelijk dat de premie, op een van bij de aanvang bij overeenkomst vastgestelde manier, in gelijke delen wordt opgesplitst waarvan de betaling regelmatig wordt gespreid over de volledige looptijd van de overeenkomst.
Tot slot gaat de brc Verbruik eveneens akkoord met artikel 3 van het voorliggende ontwerpreglement, dat stelt dat “het reglement in werking treedt op de dag waarop het koninklijk besluit tot goedkeuring ervan in werking treedt”.