Samenwerkingsafspraken tussen gemeenten
Samenwerkingsafspraken tussen gemeenten
in Holland Rijnland en Midden-Holland en de
Gecertificeerde Xxxxxxxxxxxx 0000 -0000
Xxxxx Xxxxxxx Xxxxxxxx Xxxxx Xxxxxx-Xxxxxxx
Mei 2015
INLEIDING 3
Verwijzingen naar overige protocollen 3
1. ALGEMENE AFSPRAKEN 4
1.1 Intentieverklaring en geldigheid afspraken 4
1.2 Overleg 4
1.3 Handelen en samenwerking bij calamiteiten, incidenten en bij publiciteitsgevoelige casuïstiek 4
1.4 Woonplaatsbeginsel 5
1.5. Verwijzingen 5
2. JEUGDHULP BIJ MAATREGELEN JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING 5
2.1 Vorm en inhoud hulpverleningsplan en voortgangsrapportages 5
2.2 GEGEVENSREGISTRATIE/ -UITWISSELING / CORV 5
2.3 Jeugdbeschermingstafel 5
2.4 Werken vanuit één gezin, één plan, één regisseur en samenwerking met het JGT/Sociaal team 6
2.5 Verschuiven van dwang naar preventieve hulpverlening 6
2.6 Jeugdreclassering 6
2.7 Adolescentenstrafrecht 7
2.8. Inzetten van jeugdhulp 7
2.8.1 INZETTEN VAN JUEGDHULP IN DRANGKADER 7
2.8.2 WIJZE VAN INZETTEN VAN JEUGDHULP 7
2.9 Xxxxxx aan hulpverlening 8
2.10 Buitenregionale zorg 8
2.11 Overleg van gecertificeerde instelling met JGT/sociaal team 8
2.12 HET INZETTEN VAN EEN PGB 8
3. HANDELEN BIJ OBSTRUCTIES BIJ INZET EN UITVOERING VAN JEUGDHULP 9
4. INZET VAN ADVIES EN DESKUNDIGHEID 10
5. HOOFD- EN ONDERAANNEMERSCHAP 10
6. ONDERTEKENING 11
Inleiding
Dit protocol is de basis voor de samenwerking tussen de gemeenten in Holland Rijnland en Midden- Holland (tezamen HollandsMidden) en de Gecertificeerde Instellingen (GI); stichting Jeugdbescherming xxxx, Xxxxxxx Xxxxxxxxx Groep, Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering en Stichting Christelijke Jeugdzorg (SGJ). Daarmee wordt voldaan aan de verplichting in de Jeugdwet, artikel 3.5 lid 3, inhoudende dat de gemeenten en de GI hun wijze van overleggen en samenwerking in een protocol vastleggen. De inhoud van dit protocol is deels gebaseerd op de “Handreiking uitvoering jeugdbescherming en jeugdreclassering: afspraken tussen gemeenten en gecertificeerde instellingen” van het Transitiebureau Jeugd.
Daar waar in de navolgende tekst het begrip ‘protocol’ wordt gebruikt worden de samenwerkingsafspraken bedoeld. Partijen prefereren de term ‘samenwerkingsafspraken’ maar sluiten aan bij de in art. 3.5 lid 3 van de Jeugdwet gebruikte term ‘protocol
Aan het protocol is inhoud gegeven door vertegenwoordigers van de gemeenten en de GI’s.
In dit protocol worden afspraken op hoofdlijnen en, daar waar nodig, specifiek vastgelegd. Na vaststelling van dit protocol worden zo nodig op basis van en met inachtneming van dit protocol nadere werkafspraken en werkprocessen gemaakt tussen de instanties voor wie de afspraken in dit protocol van toepassing zijn. In gevallen waarin dit protocol onvoldoende duidelijkheid biedt of waarin gemeenten en/of gecertificeerde instellingen zich niet houden aan de afspraken, treden gemeenten en de GI’s zo spoedig mogelijk in overleg.
Naast deze afspraken zijn er ook (wettelijke, landelijke en eerder vastgestelde) documenten welke van toepassing zijn.
Landelijk:
1. De Jeugdwet en Besluit Jeugdwet
2. Het normenkader ten behoeve van certificering van uitvoerende organisaties voor jeugdbescherming en jeugdreclassering
Jeugdhulp regio Hollands-Midden:
3. Regionaal samenwerkingsprotocol Jeugd Midden-Holland / Holland Rijnland en de Raad voor de Kinderbescherming (1 november 2014)
4. Incidenten & Calamiteitenprotocollen van gemeenten en gecertificeerde instellingen
5. Brochure ‘tarieven 2014 voor Jeugdbescherming en Jeugdreclassering’, juni 2014
Jeugdhulp regio Holland Rijnland:
6. Regionaal Transitie arrangement (RTA) jeugdhulp
7. Beleidsplan Visie op Jeugd
8. Contracten van gemeenten met de GI’s
9. UTC (Uitnodiging tot Contractering) en percelen, inclusief de offertes
10. Samenwerkingsafspraken Jeugdbeschermingstafel Holland Rijnland
11. Privacy Protocol Jeugdhulp Holland Rijnland
12. Nadere regels PGB
Jeugdhulp regio Midden-Holland:
13. Regionaal Transitie Arrangement (RTA) Jeugdhulp Midden-Holland
14. Gebundelde krachten
15. Lokale Beleidsplannen Sociaal Xxxxxx
00. “Basisovereenkomst jeugdhulp” en “Deelovereenkomst levering jeugdhulp”, tussen gemeente en gecertificeerde instellingen
17. Nadere regels PGB
Verwijzingen naar overige protocollen
• GI’s commiteren zich aan de voortzetting van landelijke protocollen en convenanten en handelen conform de inhoud ervan.
• GI’s en de Raad voor de Kinderbescherming maken werkafspraken conform de landelijke kaders, zoals die zijn opgenomen in de bijlagen 1 en 2 bij de handreiking ‘Terughoudend waar het kan, doorpakken waar nodig’ van november 2013.
Het begrip ‘jeugd- en gezinsteam’ (Holland Rijnland) en ‘sociaal team’ (Midden-Holland) In dit protocol verstaan we onder ‘sociaal team’ en ‘jeugd en gezinsteam’ de door het college van B en W gemandateerde entiteit of de entiteit waarin door het college gemandateerde professionals werken. In het Mandatenoverzicht geeft elk college B&W zelf aan welke entiteit of professional het college taken mandateert.
1. Algemene afspraken
1.1 Intentieverklaring en geldigheid afspraken
De colleges B&W van de samenwerkende gemeenten in de regio’s Holland Rijnland en Midden- Holland, te weten voor de regio Holland-Rijnland: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen en Zoeterwoude en voor de regio Midden-Holland: Bodegraven-Reeuwijk, Gouda, Krimpenerwaard, Waddinxveen en Zuidplas, (hierna te noemen ‘de gemeenten’) en de gecertificeerde instellingen: Xxxxxxx Xxxxxxxxx Groep, Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering , Jeugdbescherming west en Stichting Christelijke Jeugdzorg (SGJ), (hierna te noemen: ‘de GI’s’) spreken af dat zij in de onderlinge samenwerking zullen handelen volgens de afspraken in dit protocol.
Voor alle afspraken geldt dat hiervan gemotiveerd afgeweken kan worden na wederzijdse instemming tussen gemeenten en GI.
De geldigheidsduur van dit samenwerkingsprotocol is 2015 en 2016, onder voorbehoud van contractering van de GI’s, en kan met instemming van partijen verlengd en aangepast worden. Bijstelling vindt plaats in een overleg als bedoeld in artikel 1.3 en behoeft de instemming van zowel de gemeenten als de GI’s.
Ten behoeve van afspraken die opgenomen zijn in dit document houden gemeenten en GI’s een contactenlijst actueel en stellen elkaar daar van op de hoogte.
1.2 Overleg
De gemeenten en de GI’s overleggen op initiatief van de gemeenten minimaal één keer per jaar over de samenwerking. In een ambtelijk overleg wordt de algemene stand van zaken en de ontwikkelingen besproken en wordt het protocol geëvalueerd. In dit overleg worden bijstellingen van dit samenwerkingsprotocol voorgesteld en via bestuurlijk overleg in de colleges van de gemeenten vastgesteld. Deze voorbereiding is belegd bij de operationele vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling en bij vertegenwoordigers uit naam van de gemeenten/regio.
Laatstgenoemde vertegenwoordigers zijn gezamenlijk aanspreekpunt voor zowel de gemeenten als de GI’s en initiëren en organiseren het ambtelijk en het bestuurlijk overleg. Zij onderhouden tussentijds contact op beleidsniveau. Deze medewerkers kennen elkaar en kunnen elkaar (telefonisch of anderszins) consulteren.
1.3 Handelen en samenwerking bij calamiteiten, incidenten en bij publiciteitsgevoelige casuïstiek
De gemeenten en GI’s hebben een eigen calamiteitenprotocol dat in werking treedt bij een ernstige calamiteit met en rond jeugdigen waarvoor de GI uitvoeringsverantwoordelijkheid draagt.. De uitvoering van dit protocol gebeurt in samenhang en afstemming met andere gemeentelijke afspraken en protocollen m.b.t. veiligheid, openbare orde en maatschappelijke onrust. Het initiatief tot informeren en afstemmen ligt bij de gemeente. Voor de (regionale) afspraken rond calamiteiten, incidenten wordt verwezen naar de protocollen in beide regio’s. In de bijlagen zijn contactpersonen opgenomen.
De gemeenten en de GI’s stemmen bij (publiciteitsgevoelige) calamiteiten en bij casuïstiek waarbij de media betrokken is met elkaar af – met inachtneming van eigen interne procedures – hoe zij omgaan met de media.
De gemeenten en de GI’s spreken af dat bij calamiteiten en in publiciteitsgevoelige casuïstiek contact is tussen de gemeente en de GI’s. Waar nodig zal dit contact plaatsvinden op het niveau van de verantwoordelijke bestuurders (directieniveau). Dit contact is er op gericht om overeenstemming te vinden over de wijze van externe communicatie.
Indien voor, tijdens of na het uitvoeren van de maatregel een casus publiciteitsgevoelig blijkt te zijn of lijkt te worden, dan betrekken de uitvoerend werkers van de GI’s de leidinggevenden en woordvoerders van de GI bij het signaal op basis waarvan gemeenten worden geïnformeerd en betrokken. De GI’s en JGT/sociale teams houden elkaar wederzijds op de hoogte van ontwikkelingen en overleggen bij eventuele activiteiten of publiciteit. Gezamenlijk wordt bepaald wat de rol van de gemeente is.
Interne protocollen van partijen blijven van toepassing.
1.4 Woonplaatsbeginsel
Artikel 12 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek luidt als volgt (eerste lid): “Een minderjarige volgt de woonplaats van hem die het gezag over hem uitoefent, de onder curatele gestelde die van zijn curator. Oefenen beide ouders tezamen het gezag over hun minderjarige kind uit, doch hebben zij niet dezelfde woonplaats, dan volgt het kind de woonplaats van de ouder bij wie het feitelijk verblijft dan wel laatstelijk heeft verbleven”.
Wanneer sprake is van voogdij door een GI is het werkelijke verblijf van de jeugdige bepalend.
Xxxxxxx een GI de voogdij heeft over een jeugdige die niet bij zijn ouders verblijft maar in een pleeggezin of in een residentiële instelling, is niet de gemeente waar de ouders van het kind verblijven, verantwoordelijk voor het inzetten van jeugdhulp of de uitvoering van de voogdijmaatregel. Alle eventueel benodigde hulp voor die jeugdige zal moeten worden georganiseerd en gefinancierd door de gemeente waar de betrokken jeugdige op dat moment werkelijk verblijft; dus de gemeente waar het betrokken pleeggezin woont of waar de betrokken residentiële instelling zich bevindt. Die gemeente (of JGT/ST) kan immers het beste beoordelen wat nodig is te zorgen dat de jeugdige zich in een veilige en stabiele situatie verder kan ontwikkelen.
Ten slotte is geregeld dat als de woonplaats van de ouders onbekend is er altijd een verantwoordelijke gemeente is. De plaats van het werkelijk verblijf van de jeugdige is dan bepalend op het moment van de hulpvraag. Uitgangspunt is daarbij het bestendige werkelijke verblijf van die jeugdige.
De kinderrechter bepaalt wie de maatregel uitvoert. Die zal letten op certificering van de organisatie en of er een contract is met de betreffende regio uitgaande van het woonplaatsbeginsel. Als daar redenen toe zijn, kan de rechter ook bepalen dat een niet gecontracteerde GI de maatregel uitvoert. Dan is de gemeente gehouden die GI te betalen voor de uitvoering van de maatregel. Overdracht naar een andere GI is mogelijk, afhankelijk van het perspectief op het duurzame verblijf van de jeugdige.
1.5. Verwijzingen
In de regio Holland Rijnland is een werkwijze “verwijzingen en contracteren buiten regionale aanbieders en niet-gecontracteerde aanbieders” opgesteld. De GI’s hebben daarin alleen mandaat om via zorgtoewijzing gecontracteerde zorg in te zetten voor uitvoering van de maatregel. Voor inzet van niet-gecontracteerde hulp zijn de GI’s gehouden een beargumenteerd verzoek te doen, conform de werkwijze, aan de TWO die advies vraagt aan het expertteam van Holland Rijnland. De bepalingen van art. 2 van de Jeugdwet zijn hier van toepassing.
Voor Midden Holland geldt dat in principe alleen gebruik kan worden gemaakt van regionaal, bovenregionaal of landelijke gecontracteerde zorg. Slecht op advies van een expertteam en het niet voorhanden zijn van aanwezige zorg kan een andere zorgpartij worden gecontracteerd.
2. Jeugdhulp bij maatregelen jeugdbescherming en jeugdreclassering
Het werk van de GI’s voor jeugdbescherming en jeugdreclassering zal ingebed moeten zijn in de lokale voorzieningen en aansluiten bij het beleid dat door de gemeenten is vastgesteld.
Uitgangspunt voor zowel de GI, als voor de gemeenten is dat er zoveel mogelijk continuiteit is in hulp, met zo wening mogelijk contactpersonen en duidelijke regie op het proces. Gemeenten en GI’s streven naar een zo kort en licht mogelijke inzet van het gedwongen kader, zodat beindigen van de maatregel en (indien noodzakelijk) teruggeleiden naar het wijk/jeugdteam mogelijk wordt.
2.1 Vorm en inhoud hulpverleningsplan en voortgangsrapportages
Daar waar gemeenten eisen stellen ten aanzien van bijvoorbeeld de gegevensuitwisseling en de voortgangsrapportages, informeren gemeenten de GI’s daarover.
Gemeenten stellen geen eisen naar inhoudelijke verantwoording op casusniveau. Er kunnen wel voorwaarden/eisen worden gesteld aan aard en omvang van verantwoordingsitems.
Ook worden de GI’s tijdig op de hoogte gesteld van werkprocessen en werkafspraken en worden zij waar noodzakelijk bij het opstellen hiervan betrokken.
Gemeenten kunnen op deze gebieden alleen eisen stellen die voldoen aan hetgeen wettelijk mogelijk is en wat in de contracten is verwoord.
2.2 Gegevensregistratie/ -uitwisseling / CORV
Het ondersteuningsplan/gezinsplan wordt geregistreerd in het systeem van de JGT/sociale teams. De samenwerkende gemeenten dragen zorg voor dit registratiesysteem.
Maatregelen worden geregistreerd in het registratiesysteem van de GI’s.
Het formele berichtenverkeer rond de maatregelen gaat via CORV. Alle ketenpartners binnen het gedwongen jeugdkader zijn aangesloten op het systeem CORV, voor beveiligde, geautomatiseerde gegevensoverdracht op casusniveau. Technische en organisatorische maatregelen dienen te zorgen voor een passend niveau van beveiliging, gelet op de risico’s die de verwerking en de aard van de te beschermen gegevens met zich meebrengen. in principe met toestemming van de ouders/jeugdige.
In de contracten tussen de gemeenten en de GI’s staan de afspraken weergegeven over de levering van beleidsinformatie. Zie bijlage 1.
2.3 Jeugdbeschermingstafel
GI’s en gemeenten werken volgens het vastgestelde werkproces in het Samenwerkingsprotocol met de Raad voor de Kinderbescherming. Bepalen of preventieve jeugdbescherming (met of zonder raadsonderzoek) noodzakelijk is, gebeurt aan de Jeugdbeschermingstafel, waarbij zoveel als mogelijk aangesloten dient te worden bij het ondersteuningsplan dat het JGT/ sociaal team samen met de jeugdige en het gezin heeft opgesteld.
Bij de jeugdbeschermingstafel is een jeugdbeschermer aanwezig vanuit de GI’s.
2.4 Werken vanuit één gezin, één plan, één regisseur en samenwerking met het JGT/Sociaal team
Om ieder kind geschikte hulp, zorg of bescherming te bieden en een doorgaande lijn in de hulp voor de jeugdige te bewerkstelligen, is een intensieve samenwerking tussen gecertificeerde instellingen en JGT’s/sociale teams noodzakelijk, dan wel met gespecialiseerde jeugdhulpaanbieders.
1. Van de GI-medewerker wordt verwacht dat hij zich conformeert aan de werkwijze “één gezin, één plan, één regisseur” en waar mogelijk en wenselijk integraal werkt met het JGT/Sociaal team: het JGT/Sociaal Team is betrokken als er een concrete hulpvraag is.
2. Waarbij het JGT/sociale team een hulpverleningstaak en de GI een veiligheidstaak heeft. De JGT-/sociaal teammedewerker is een vaste factor voor de jeugdige en het gezin.
3. De door de GI in te zetten medewerker wordt “tijdelijk toegevoegd” (voor de duur van de maatregel of ter voorkoming van een maatregel) aan het gezinssysteem en draagt zorg voor een soepele overdracht van de regie naar iemand in de eigen sociale omgeving van de jeugdige en/of in het lokale veld als de veiligheid van het kind niet meer zorgelijk is.
4. Het JGT/sociaal team blijft indien nodig de procesregie houden over het één gezin, één plan, vóór, tijdens en na beëindiging van de maatregel. Het bewaken van de procesregie houdt in dat het één gezin, één plan principe bewaakt wordt. Daarbij is er bij de GI’s en gemeenten het besef dat naast een jeugdmaatregel meer ingezet kan worden zoals een Wmo-voorziening of schuldhulp welke bijdragen aan de oplossing voor de jeugdige en het gezin. De inhoudelijke bepaling en welke jeugdhulp (aanvullend) ingezet moet worden op het moment dat een maatregel is ingezet, ligt bij de GI’s. Deze heeft dan een kaderstellende en controlerende taak. De gemeente daarentegen is verantwoordelijk voor de inzet van de gevraagde hulp, conform de Jeugdwet.
5. De gemeente en de GI’s streven naar een zo ‘kort en licht’ mogelijke inzet van het gedwongen kader, zodat beëindiging van de maatregel en afschalen naar het JGT/sociaal team dan wel gespecialiseerde jeugdhulp mogelijk wordt.
6. De GI hoeft bij het overleg en de afstemming met het JGT/sociaal team geen overeenstemming te hebben met het sociaal team over de (aanvullende) inzet van jeugdhulp, maar sluit wel zoveel mogelijk aan bij het gezinsplan/ondersteuningsplan. Wel blijft de gemeente verantwoordelijk voor de inzet van de gevraagde jeugdhulp. In Holland Rijnland en Midden- Holland is afgesproken dat de GI zonder tussenkomst een gecontracteerde jeugdhulpaanbieder kan inschakelen. Echter, er is voor de GI geen vrijheid een niet-gecontracteerde in te schakelen.
7. JGT/Sociaal teams gebruiken waar mogelijk en passend de via CORV ontvangen notificaties
over opgelegde maatregelen om het JGT/sociaal team te verbinden met de desbetreffende gecertificeerde instelling.
8. Wanneer zicht is op eindigen van een maatregel neemt de GI tijdig contact op met het JGT/sociaal team om een nazorgtraject in te kunnen zetten.
2.5 Verschuiven van dwang naar preventieve hulpverlening
In de contractering (Midden-Holland) is vastgelegd dat gemeenten een verschuiving beogen in de zorg en de inzet van dwang naar hulpverlening in het vrijwillig kader en gebruik van vrij toegankelijke zorg. Naast de inzet van de werkwijze “één gezin, één plan, één regisseur” wordt er een intensieve samenwerking beoogd tussen het sociale team (hulpverleningstaak) en de GI (veiligheidstaak) waarbij de JGT-/sociaal teammedewerker een vaste factor is voor de jeugdige en het gezin. Tevens is afgesproken om de professionals in de reguliere hulpverlening en in de jeugd en gezinsteams te ondersteunen en toe te rusten met kennis om dwangmaatregelen te kunnen voorkomen. In 2015 wordt dit verder uitgewerkt.
2.6 Jeugdreclassering1
De rechter kan als bijzondere voorwaarde aangeven dat een jongere bepaalde vormen van jeugdhulp moet volgen. De jeugdreclassering houdt toezicht op het naleven van de voorwaarden, begeleidt jongeren daarbij en bepaalt in de praktijk hoe de eis van de rechter wordt ingevuld met een concreet hulpaanbod. Ook het OM en de RvdK, alsmede de functionarissen binnen de justitiële jeugdinstellingen, kunnen jeugdreclassering inzetten. Jeugdreclassering biedt dan in opdracht van de Raad voor de Kinderbescherming vrijwillige begeleiding.
De gemeenten zijn in deze gevallen verplicht de noodzakelijke jeugdhulp te leveren, in principe bij alleen gecontracteerde aanbieders. Het vonnis van de rechter is leidend.
2.7 Adolescentenstrafrecht
Sinds 1 april 2014 geldt het adolescentenstrafrecht. Dat betekent onder andere een verruiming van de leeftijdgrens tot waar de rechter een jongvolwassene kan veroordelen volgens het jeugdstrafrecht.
Dit betekent dat ook jeugdreclassering en jeugdhulp kan worden ingezet voor jongeren tot 23 jaar. Als een maatregel loopt in het kader van adolescententrafrecht valt dit onder de jeugdwet en is het de (financiële) verantwoording van de gemeenten.
2.8 Inzetten van jeugdhulp
Indien in het kader van een jeugdbeschermingsmaatregel of een jeugdreclasseringsmaatregel de inzet van jeugdhulp noodzakelijk geacht wordt, kan de GI op eigen initiatief en zonder toestemming jeugdhulp inschakelen bij de gecontracteerde aanbieders.
2.8.1 Inzet van jeugdhulp in drang kader
In het contract HR en MH is opgenomen dat op verzoek van een gemeente de GI zorg kan bieden voordat mogelijk sprake is van een Kinderbeschermingsmaatregel of Jeugdreclasseringsmaatregel. Het inzetten van deze (drang)maatregel geschiedt altijd op grond van de gemaakte afspraken met het lokale team of de Jeugdbeschermingstafel en de GI. Bij de inzet van deze specifieke deskundigheid heeft de medewerker van de GI, die dit uitvoert, GEEN bevoegdheid tot het inzetten van jeugdhulp. Wanneer dit wel aanvullend nodig is, lopen afspraken daarover via het JGT/sociaal team. Hierover zijn afspraken gemaakt in de inkoopcontracten tussen gemeenten en GI’s.
De termijnen van inzet van preventieve jeugdbescherming (met of zonder raadsonderzoek) worden aan de Jeugdbeschermingstafel bepaald. Dit stemt de GI af met het JGT/sociaal team tijdens het gesprek aan de jeugdbeschermingstafel.
2.8.2 Wijze van inzetten van jeugdhulp
In Holland Rijnland is een uniform verwijsformulier opgesteld dat integraal zal worden gebruikt door alle verwijzers, aanbieders en de GI’s. Het formulier “bepaling jeugdhulp” van de GI’s is
1 Inzet van jeugdhulp in het kader van een strafrechtelijke beslissing
hieraan ondergeschikt. Het formulier dat is ontwikkeld door de GI’s is geïntegreerd in het verwijsformulier. Dit integrale verwijsformulier heeft ten doel de rechtmatigheid van het inzetten van hulp te borgen. De GI draagt er zorg voor dat eventuele eigen (verwijs)formulieren voldoen aan de registratievoorwaarden.
Voor de regio Midden-Holland geldt dat de jeugdhulpaanbieders bij aanmelding van een cliënt doorgeven aan de gemeente dat er zorg gestart gaat worden. Zij doen dit middels het meldingsformulier dat door de inkooporganisatie is aangedragen.
2.9 Xxxxxx aan hulpverlening
De samenwerkende gemeenten dragen zorg voor een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod van (regionale) hulpverlening. Zij zorgen voor een toereikend aanbod voor de GI’s waarbij cliënten binnen marges de keuze hebben voor een instelling die aansluit bij hun behoeften en de persoonskenmerken van de jeugdige en ouders, alsmede bij hun levensovertuiging en culturele achtergrond. De keus is echter beperkt tot de aanbieders die gecontracteerd zijn.
Op de site xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xxx is het totale gecontracteerde zorgaanbod voor Holland Rijnland te vinden.
Op de site van xxx.xxxxx.xx is het totale gecontracteerde zorgaanbod voor Midden Holland te vinden.
2.10 Buitenregionale zorg
In HR geldt het beleid dat buitenregionale plaatsingen zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. Voor de (buiten)regionale jeugdhulp die een GI gewenst of noodzakelijk vindt en die niet door de gemeenten is ingekocht, neemt de GI contact op met de regionale inkooporganisatie Holland Rijnland (TWO). De TWO kan dit verzoek inbrengen in het regionale expertteam. Het expertteam adviseert de TWO over het verzoek en over de eventuele mogelijkheid, zo nodig door combinatie van aanbieders, toch regionaal te kunnen aanbieden. HR heeft in overleg met het expertteam een werkwijze “niet-gecontracteerden en buitenregionalen” opgesteld die dient te worden gevolgd. Het verzoek van de GI wordt dus niet automatisch opgevolgd.
Om onnodige administratie te vermijden kan de GI in Holland Rijnland een adviesvraag direct aan het Expertiseteam stellen. Het expertiseteam onderzoekt of regionaal aanbod toch mogelijk is en adviseert het TWO hierover. Als de TWO instemt handelt de GI (met berichtgeving aan het JGT) de zaak verder af conform de procedure die beschreven is in “de werkwijze”. Van plaatsingen wordt het JGT op de hoogte gesteld, om reden dat a) ook in het gezin soms begeleiding zal moeten worden geboden en b) omdat uithuisplaatsingen zo kort mogelijk dienen te duren en voorbereiding op terugkeer gemeenschappelijk gewenst is.
Voor de (buiten)regionale jeugdhulp die nodig is in Midden Holland, die niet door de gemeenten is ingekocht, neemt de GI contact op met de regionale inkooporganisatie Netwerk Sociaal Domein Midden Holland.
2.11 Overleg van gecertificeerde instelling met JGT/sociaal team
Er wordt gewerkt met de werkwijze “één gezin, één plan, één regisseur” en dus integraal. De benodigde overlegvormen worden hiertoe ingericht.
De gemeenten dragen zorg voor een contactpersoon waardoor het JGT/sociaal team betrokken kan worden bij de cliënt (één gezin, één plan, één regisseur) en waarmee voor cliënten de inzet van het gedwongen kader afgebouwd kan worden en tijdige warme overdracht plaatsvindt. Dit overzicht wordt aan de GI gegeven.
Ten behoeve van afspraken die opgenomen zijn in dit protocol houden gemeenten en GI’s de contactenlijst actueel en stellen elkaar daar van op de hoogte.
2.12 Het inzetten van een PGB
Uitgangspunt is dat een GI geen Persoonsgebonden budget (PGB) inzet. Echter, in uitzonderingsgevallen kan een PGB noodzakelijk zijn om het maatwerk wat nodig is, te leveren. In dat geval kan de GI alleen in overleg met het JGT/sociaal team een PGB inzetten. Het PGB wordt alleen ingezet wanneer dit noodzakelijk wordt bevonden om maatwerk te leveren en waar de door de gemeente gecontracteerde Zorg in Natura niet voldoet. De beschreven Xxxxxx regels van de PGB zijn leidend.
In de gevallen waarin een PGB wordt toegekend, treedt in principe de ouder op als budgethouder. De GI is budgethouder daar waar het voogdij bij de GI ligt, maar ook daar waar het wenselijk is en ouders akkoord gaan. De SVB voert het trekkingsrecht uit. De in 2014 gemaakte afspraken met de zorgverzekeraars en zorgkantoor over PGB’s en budgethouders welke doorlopen in 2015, worden in 2015 gehandhaafd, tot een herbeoordeling van die PGB’s heeft plaats gevonden door het JGT/sociaal team.
3. Handelen bij obstructies bij inzet en uitvoering van jeugdhulp
Bij het inzetten van en de uitvoering van jeugdhulp kunnen stagnaties optreden, die de inzet van juiste en tijdige jeugdhulp frustreren. De aanleiding kan divers zijn. Er kan verschil zijn van inzicht waardoor de jeugdhulp niet start of mogelijk te laat start waardoor de veiligheid in het geding is, of er kan geoordeeld worden dat het jeugdhulp aanbod kwalitatief onvoldoende is of wachttijden onverantwoord lang zijn.
Gemeenten en GI’s spreken af dat bij dergelijke stagnaties door uitvoerenden als eerste geëscaleerd wordt naar het management niveau van de GI’s en jeugdhulpaanbieders. Het aanspreekpunt van het gezin is degene die, geïnformeerd en betrokken is bij dergelijke obstructies.
Gemeenten en GI’s registreren en monitoren het opgetreden van obstructies en nemen deze mee als agendapunt in het periodieke overleg tussen de gecertificeerde instelling en de samenwerkende gemeenten.
Opschalingsmodel (bron: calamiteitenprotocol Holland Rijnland):
1. Stagnatie van jeugdhulp Stap 1
Acties door de uitvoerders van het gezinsplan
Indien het samenstellen of de uitvoering van het gezinsplan stagneert onderneemt de zorgcoördinator de volgende acties:
• Er wordt kort stil gestaan bij de oorzaak van de stagnatie: is er een verkeerde inschatting gemaakt van de situatie? Is er een verschil van inzicht over wat er aan de hand is of wat er nodig is?
• Met de uitvoerders van het gezinsplan (gezinsleden, professionals, netwerkleden) worden opnieuw afspraken gemaakt over te ondernemen acties.
• De zorgcoördinator legt vast wie welke acties uitvoert, en op welke termijn deze acties tot welke resultaten moeten hebben geleid.
• Als de zorgcoördinator merkt dat een van de uitvoerders zijn aandeel niet (tijdig) levert en daarmee de uitvoering belemmert, spreekt hij deze daarop aan.
• De andere betrokkenen spreken de zorgcoördinator aan als die zijn afspraken niet nakomt.
Stap 2
A: Bij stagnatie vanuit de betrokken professionals en/of organisaties
De verantwoordelijkheid voor het oplossen van dilemma’s over de inhoud van de zorg ligt bij de organisaties. Bij STAP 1 zetten de professionals maximaal in om met elkaar de zorg weer op gang te brengen. Als dat ondanks herhaalde pogingen niet lukt kan het nodig zijn om de managers/coaches en eventueel de bestuurders te betrekken. Zij bekijken eerst wat vanuit hun organisatie nog kan worden bijgedragen aan de oplossing van het ontstane probleem (bijvoorbeeld als er onbedoeld wachttijden zijn ontstaan of als de zorg coördinatie niet of onvoldoende tot stand komt). Daarbij gaan zij met creativiteit en souplesse te werk. Waar nodig samen met collega’s van de andere organisaties of in overleg met de inspectie. Managers en bestuurders leggen uiterlijk binnen 1 week vast welke acties ondernomen moeten worden, welk resultaat dat moet opleveren en binnen welke termijn.
Als blijkt dat het knelpunt (mede) wordt veroorzaakt doordat een collega-organisatie niet (tijdig) het beloofde aandeel levert dan spreken zij hun collega manager of bestuurder hierop aan. Waar nodig wordt contact opgenomen met de gemeente en spreekt die een gecontracteerde organisatie aan op hun functioneren.
Soms kan zorg nodig zijn die de financiële en/of organisatorische mogelijkheden van een organisatie overstijgt. Dan wordt met de betreffende gemeente een oplossing gezocht.
B: Bij stagnatie vanuit het gezin
Het kan zijn dat gezinsleden niet (langer) meewerken aan het opstellen of uitvoeren van het gezinsplan. Als er na stap 1 betrokkenen zijn die zich zorgen maken over de veiligheid of de ontwikkeling van de kinderen onderneemt de zorgcoördinator opnieuw actie. Waar nodig doet hij dit samen met betrokken gezinsleden, professionals, of netwerkleden.
Er wordt gebruik van actieve outreachende en motiverende interventies. Daar waar een verschil van mening is over de noodzaak van hulp wordt toch weer gezocht naar een ingang om de hulp op te starten. Er wordt opnieuw gesproken over mogelijk perspectief en het belang van het aanvaarden van hulp voor het gezin. Hiervoor is het vaak nodig buiten de gebaande paden te gaan. Soms is een combinatie van zorg, aandringen en/of een maatregel nodig om de zorg op gang te brengen.
Als deze interventies niet binnen de gestelde termijn tot succes leiden wordt er weer gekeken naar de oorzaak van de stagnatie en de ernst van de zorgen. Indien er sprake is van een (vermoeden van) kindermishandeling, worden de stappen van de Meldcode Kindermishandeling en Huiselijk Geweld (verder) gevolgd. Iedere professional neemt hierin verantwoordelijkheid en doet noodzakelijke stappen.
Het JGT/sociaal team kan zo nodig een Jeugdbeschermingstafel organiseren, als er nog wel contact is met het gezin en er voldoende informatie aanwezig is.
4. Inzet van advies en deskundigheid
Gemeenten hebben in de contractering afspraken gemaakt over de mogelijke inzet van deskundigheid en advies. Gemeenten (JGT/sociaal team) betrekken de GI tijdig bij cliënten. Partijen zijn daarmee samen verantwoordelijk om de inzet van het gedwongen kader te verminderen.
5. Hoofd- en onderaannemerschap
De GI’s hebben de opdracht medio 2015 te komen met voorstellen die leiden naar een zodanige integratie van uitvoering JB/JR dat zij een financieel-technische voordeur hebben v.w.b. contracten, financiën en verantwoording. De voorstellen moeten voorzien in uniforme kwaliteitsgaranties en – methodieken. HM heeft daarbij voorkeur voor hoofdaannemerschap- onderaannemerschap maar als de GI’s met elkaar tot andere voorstellen komen die tegemoet komen aan de eisen, zijn die bespreekbaar.
Ontwikkelagenda:
De samenwerkende gemeenten in beide regio’s en de GI’s zijn de volgende ontwikkelagenda overeengekomen:
Planvorming rond de geformuleerde werkwijze hoofdaannemerschap–onderaannemerschap;
1. De GI’s hebben de opdracht om medio 2015 te komen met voorstellen die leiden naar een zodanige integratie van uitvoering JB/JR dat zij één financieel-technische voordeur hebben voor wat betreft contracten, financiën en verantwoording. Ook dienen de voorstellen te voorzien in uniforme kwaliteitsgaranties en – methodieken. Er bestaat daarbij voorkeur voor hoofdaannemerschap-onderaannemerschap maar als de GI’s met elkaar tot andere voorstellen komen die tegemoet komen aan de eisen, zijn die bespreekbaar.
2. De (door)ontwikkeling) van de jeugdbeschermingstafel;
3. De verschuiving van de inzet van dwangmaatregelen, drang én Jeugdreclassering naar het vrijwillig kader.
In 2015 wordt bovenstaand verder uitgewerkt.
6. Ondertekening
Gemeente ………………………………. Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering
hierbij rechtsgeldig vertegenwoordigd door hierbij rechtsgeldig vertegenwoordigd door
(Naam en functie) (Naam en functie)
.....................................................................
………………………………………………….
Handtekening: Handtekening:
Datum en plaats Datum en plaats
……………………………………………… ………………………………………………..
Xxxxxxx Xxxxxxxxx Groep Jeugdbescherming west
hierbij rechtsgeldig vertegenwoordigd door hierbij rechtsgeldig vertegenwoordigd door
(Naam en functie) (Naam en functie)
………………………………………………… ………………………………………………..
Handtekening: Handtekening:
Datum en plaats Datum en plaats
…………………………………………………… ………………………………………………..
Stichting Christelijke Jeugdzorg (SGJ) hierbij rechtsgeldig vertegenwoordigd door (Naam en functie)
………………………………………………..
Handtekening:
Datum en plaats
Bijlage 1: Verantwoordingseisen
Hollands Midden (Uit het contract van de GI)
10.6 Opdrachtgever heeft behoefte aan tijdige informatie op opdrachtnemersniveau en op gemeenteniveau. Daarom wordt voor enkele onderdelen gevraagd deze gegevens op kwartaalbasis, uitgesplitst naar gemeenten te verstrekken aan de Opdrachtgever.
De Opdrachtgever wil ieder kwartaal informatie op gemeentelijk niveau ontvangen over:
- Aantal Cliënten;
- Informatie over capaciteit en productie;
- Aantallen klachten.
Aanleverdata kwartaalrapportages:
- Periode 1 januari tot 1 april, peildatum 1 januari en 1 april
Uiterste aanleveringsdatum 1 mei.
- Periode 1 april tot 1 juli, peildatum 1 juli Uiterste aanleveringsdatum 1 augustus.
- Periode 1 juli tot 1 oktober, peildatum 1 oktober Uiterste aanleveringsdatum 1 november.
- Periode 1 oktober tot 1 januari, peildatum 1 januari Uiterste aanleveringsdatum 1 februari.
10.7 De huidige kwaliteitssystemen en meetsystemen dienen in stand gehouden te worden.
10.8 In overeenstemming met de systematiek van Beleidsinformatie zoals opgenomen in artikel 6.5 Uitvoeringsbesluit Jeugdwet, levert Opdrachtnemer twee (2) keer per jaar (op 1 januari en op 1 juli) informatie aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Per unieke Jeugdige wordt aangeleverd (voor zover van toepassing):
a) BSN, versleuteld;
b) geboortejaar;
c) geslacht;
d) postcode;
e) type ingezette Kinderbeschermingsmaatregelen of Jeugdreclasseringsmaatregelen;
f) startdatum Kinderbeschermingsmaatregelen of Jeugdreclasseringsmaatregelen;
g) einddatum Kinderbeschermingsmaatregelen of Jeugdreclasseringsmaatregelen;
h) Verwijzer Jeugdhulp;
i) wijze afsluiten Kinderbeschermingsmaatregelen of Jeugdreclasseringsmaatregelen.
10.9 Opdrachtnemer levert reguliere verantwoording in het Jaardocument Jeugd aan via het CIBG (Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg).
10.10 Opdrachtnemer levert de verantwoording in het Jaardocument Jeugd aan Opdrachtgever indien vanuit CIBG geen informatie op Opdrachtnemersniveau richting gemeenten of Opdrachtgever geleverd wordt.
10.11 De Opdrachtnemer neemt te allen tijde de in Bijlage 1 opgenomen voorschriften omtrent verantwoording in acht.