Zitting 1972 - 12 123 (R 879 ) -L
Zitting 1972 - 12 123 (R 879 ) -L
Overeenkomst inzake economische samenwerking tussen het Koninkrijk der Nederlandsen en het Koninkrijk Thailand, met Protocol; Bangkok,
6 juni 1972
BRIEF VAN DE MINISTER VAN XXXXXXXXXXXX XXXXX
Xx. 0
'x-Xxxxxxxxxx, 8 november 1972.
Ter griffie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen: 20 november 1972.
De wens, dat deze overeenkomst aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal zal worden onder- worpen, kan door of namens de Kamer of door ten minste dertig leden der Kamer of door de GevoImach- tigd Minister van Suriname onderscheidenlijk de Xxxxx- Xxxxxx Antillen te kennen worden gegeven uiterlijk op 20 december 1972.
Ter voldoening aan het bepaalde in het tweede lid van artikel 60 en onder verwijzing naar het derde lid van artikel 61 van de Grondwet, alsook naar het eerste lid van artikel 24 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij de Engelse tekst en de vertaling in het Nederlands over te leggen van de op 6 juni 1972 te Bangkok tot stand gekomen O ver- eenkomst inzake economische samenwerking tussen het Ko- ninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Thailand, met Protocol (Trb. 1972, 80).
Een toelichtende nota bij deze overeenkomst, met protocol, gelieve u hiernevens aan te treffen.
De goedkeuring wordt voor het gehele Koninkrijk gevraagd.
Aan de Gouverneurs van Suriname en de Nederlandse An- tillen is verzocht hogergenoemde stukken op 20 november 1972 over te leggen aan de Staten van Suriname, onderscheidenlijk van de Nederlandse Antillen.
De Gevolmachtigd Ministers van Suriname en van de Ne- derlandse Antillen zijn van deze overlegging in kennis gesteld.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
X. XXXXXXXXX.
Aan
de Heer Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
TOELICHTENDE NOTA
De onderhavige op 6 juni 1972 te Bangkok tot stand geko- komen overeenkomst (Trb. 1972, 80) vloeit voort uit het in 1965 aangevangen beleid inzake de versterking en uitbreiding van de economische betrekkingen met - in overleg met het georganiseerde bedrijfsleven - voor dit doel gekozen ontwik- kelingslanden.
Laatstelijk kwamen in het kader van dit beleid tot stand een Overeenkomst inzake economische samenwerking met Ma- leisië (Trb. 1971, 152) en een gelijknamige overeenkomst met Marokko (Trb. 1972, 14).
De onderhavige overeenkomst heeft ten doel de economische samenwerking met Thailand te stimuleren; zij heeft in het bijzonder ten doel investeringen over en weer, die in het kader van die samenwerking worden gedaan, een zo goed mogelijke bescherming te bieden en ondernemers tevens zekerheid te ver- schaffen over het in beide landen in de naaste toekomst te voeren beleid met betrekking tot de behandeling van investe- ringen.
Er werd naar gestreefd in de overeenkomst bepalingen op te nemen die voldoen aan de hier te lande gestelde voorwaar- den voor herverzekering tegen niet-commerciële risico's ver- bonden aan investeringen in ontwikkelingslanden. Deze voor- waarden zijn in het bijzonder omschreven in artikel 7, letter b, van de op 26 juni 1969 in werking getreden Wet herverzeke- ring investeringen (Stb. 1969, 268). Zij houden in dat met de regering van het land waar de investering plaatsvindt een be-
12 123 (R879) 1
2
vredigende voorziening moet zijn getroffen met betrekking tot de regels welke ten aanzien van Nederlandse investeringen al- daar zullen gelden; voorts dat er een regeling moet zijn ge- troffen voor de procedure ingeval van geschil tussen een Nederlandse investeerder en het betrokken land, dan wel voor het verhaal van uitkeringen wegens verliezen die op grond van de in die wet bedoelde herverzekeringen zullen moeten worden vergoed. Aan deze voorwaarden kon, naar het oordeel van on- dergetekenden, in het algemeen worden voldaan, waarbij wordt opgemerkt dat Thailand niet wilde instemmen met het op- nemen in de overeenkomst van een bepaling die zou voorzien in een internationale procedure, bijvoorbeeld op de voet van het Verdrag van Washington (laatstelijk Trb. 1970, 100), ter regeling van een geschil tussen een investeerder en het betrok- ken land. Een dergelijke regeling werd voorbarig geacht zo- lang de Thailandse regering dienaangaande nog geen princi- pieel standpunt had ingenomen.
Bij de formulering van de regels met betrekking tot inves- teringen werd mede in aanmerking genomen het onder auspi- ciën van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) opgestelde en op 12 oktober 1967 door de Raad dier Organisatie aangenomen model voor een Verdrag inzake de bescherming van de eigendom van buitenlanders. Ook dit model komt, naar het oordeel van ondergetekenden, in de onderhavige overeenkomst op bevredigende wijze tot uit- drukking.
Wat betreft de investeringsbescherming in het bijzonder werden de volgende bepalingen overeengekomen:
— de rechtvaardige en billijke behandeling van investeringen, zulks op basis van meestbegunstigde-natie-behandeling (ar- tikel Vil).
Thailand wil zich niet verbinden een investeerder de keuze te bieden tussen meestbegunstigde-natie-behandeling of na- tionale behandeling.
— de erkenning van het beginsel van de vrijheid van transfer en het toestaan, met inachtneming van de desbetreffende re- gelingen en gebruiken te dezer zake, van liberale transfer- modaliteiten met betrekking tot een aantal uit economische en uit investeringsactiviteiten voortvloeiende betalingen (artikel VIII). De verwijzing naar de verplichtingen van elk der partijen als lid van het Internationale Monetaire Fonds werd op verzoek van Thailand opgenomen. Thailand beoogt door deze verwijzing duidelijk te maken dat, ingeval de ont- wikkeling van de Thailandse betalingsbalans tot een minder liberaal transfer-regiem zou noodzaken, eventueel door te voeren transfer-restricties niettemin in overeenstemming zul- len met de regels van het IMF.
Bij gelegenheid van de afsluiting van de onderhandelingen over de overeenkomst werd in een door de delegatievoor- zitters ondertekend „Memorandum of Understanding" de overeenstemming vastgelegd dat de bevoegde autoriteiten van elk der overeenkomstsluitende partijen, ingeval zij enige transfer-beperking zouden instellen, bij de behandeling van transfer-aanvragen van onderdanen van de andere partij, die investeringen hebben gedaan op haar grondgebied, behoorlijk rekening zullen houden met de bijzondere positie van die in- vesteringen;
— de omschrijving van de voorwaarden welke het onrecht- matig karakter ontnemen aan maatregelen leidend tot onvrij- willig bezitsverlies, zulks met waarborgen wat betreft de betaling en de vrije transfer van een rechtvaardige schade- loosstelling (artikel IX);
— de erkenning van subrogatie ingeval van een uitkering we- gens niet-commerciële schade (artikel X);
— een overgangsregeling van tien jaar ten aanzien van vóór de beëindiging van de overeenkomst gedane investeringen (artikel XIV, derde lid).
De overeenkomst beschermt alle investeringen van Neder- landse onderdanen, zoals omschreven in artikel I.
Volgens dit artikel zal een naar Thailands recht opgerichte rechtspersoon waarbij een onderdaan (natuurlijk of rechts- persoon) van het Koninkrijk een direct overwegend belang heeft, voor de doeleinden van de overeenkomst slechts dan als onderdaan van het Koninkrijk worden beschouwd, indien daartoe door Thailand toestemming is verleend dan wel daar- over tussen de investeerder en Thailand overeenstemming is bereikt.
Minderheidsbelangen van onderdanen van de ene partij in rechtspersonen die onderdaan van de andere partij zijn, worden, voor zover zij niet aangemerkt kunnen worden als investe- ringen, beschermd doordat in de desbetreffende artikelen van de overeenkomst niet alleen over investeringen wordt gespro- ken maar over investeringen, goederen, rechten en belangen.
Wat de overige aspecten van de economische samenwerking betreft werden bepalingen over de volgende onderwerpen over- eengekomen:
- de bevordering van de economische samenwerking (artikelen II en lil);
— het verlenen van kredietfaciliteiten ter zake van de levering van kapitaalgoederen en de uitvoering van openbare werken en het toestaan van de transfer van daaruit voortvloeiende betalingen (artikel IV);
— derde-landen-behandeling op het gebied van de belasting- heffing (artikel V).
Thailand wilde er niet toe overgaan een belastingplichtige de keus te laten tussen derde-landen-behandeling en nationale behandeling. Van Thailandse zijde werd verklaard dat er geen verschil in behandeling is tussen Thais en vreemde- lingen.
Ook een inmiddels geparafeerde Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Thailand ter vermijding van dubbele belastingheffing gaat van bedoeld non-discriminatiebeginsel uit;
- nationale behandeling op het gebied van de bescherming van de industriële eigendom, onverminderd het bepaalde in multilaterale conventies ter zake (artikel VI).
In een protocol bij de overeenkomst werd bepaald dat enige verwijzing in de overeenkomst naar meestbegunstigde-natie- behandeling niet van toepassing zal zijn op voordelen welke een partij verplicht is te geven aan onderdanen van een derde land krachtens een overeenkomst tot oprichting van een douane-unie of een interim-overeenkomst leidend tot het vor- men van een zodanige unie. Voor wat Thailand betreft dient deze afspraak te worden gezien tegen de achtergrond van de in het kader der Associatie van Zuidoost-Aziatische landen op te bouwen regionale samenwerking.
Wat betreft de economische samenwerking in het algemeen zijn voorts van belang artikel XI, houdende instelling van een Gemeenschappelijke Commissie, en artikel XII, houdende een regeling tot verplichte volkenrechtelijke arbitrage.
De overeenkomst zal een initiële looptijd hebben van tien jaren en voorziet in de mogelijkheid tot verlenging voor onbe- paalde tijd met dien verstande dat de overeenkomst na het verstrijken van de initiële periode door elk der partijen kan worden opgezegd met inachtneming van een termijn van één jaar (artikel XIV, tweede lid).
Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft zal de over- eenkomst voor het gehele Koninkrijk gelden (artikel XIII). Naar het oordeel van de ondergetekenden bieden de bepa- lingen van de overeenkomst een goede basis voor het bevor- deren van de economische samenwerking met Thailand, terwijl deze bepalingen, zoals in de aanhef is vermeld, beantwoorden aan voorwaarden zoals gesteld in het kader van de Wet her-
verzekering investeringen.
3
De sluiting van de overeenkomst wordt ook van Thailandse zijde gezien als een belangrijke bijdrage tot de verdere ontwik- keling van de economische betrekkingen tussen beide landen en tot het totstandbrengen van samenwerking op dat gebied.
De Minister van Economische Zaken,
X. XXXXXXX.
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,
WESTERTERP.
De Minister van Financiën,