Contract
4 Algemene toelatingsvoorwaarden
4.1 De algemene uitgangspunten van het toelatingsbeleid
4.1.1 Restrictief toelatingsbeleid
Een vergunning tot verblijf kan worden geweigerd op aan het algemeen belang ont- leende gronden (art. I l, vijfde lid, Vw en art. 13 Vw). Bij de toepassing van deze bepa- lingen wordlt een restrictief beleid gevoerd, dat zijn reden vindt in de bevolkings- en werkgelegenheidssituatie in Nederland.
In het algemeen komen op grond van dit beleid, behoudens verplichtingen voort- vloeiende uit internationale overeenkomsten (zie vreemdelingen slechts voor toelating in aanmerking indien met hun aanwezigheid een wezenlijk Nederlands belang wordt gediend (zie 4.1.3) of indien er sprake is van klemmende redenen van
aard (zie 4.1.4).
Vreemdelingen die op grond van dit - restrictieve -beleid, gezien de categorie waar- toe zij behoren, voor toelating in aanmerking kunnen komen zullen in het algemeen:
- moeten beschikken over een geldige m w afgegeven in het land van herkomst of van bestendig:verblijf (art. 16a Vw, art. 52a en Vc 94);
- moeten beschikken over voldoende middelen van bestaan (zie 4.2); en
- geen gevaar mogen opleveren voor de openbare rust, de openbare orde of de natio- nale veiligheid (zie 4.3).
Deze algemene vereisten gelden niet gelijkelijk voor alle categorieën vreemdelingen. Voor de toelating van bepaalde categorieën vreemdelingen zijn bijzondere criteria ontwikkeld. Bijzondere regelingen, als hier bedoeld, zijn opgenomen in deel B.
4.1.2 Bijzondereregelingenop grond van internationale overeenkomsten
Nederland heeft bij internationale overeenkomsten verplichtingen op zich genomen in verband de toelating van bepaalde categorieën vreemdelingen. Zie voor bij- zondere regelingen als hier bedoeld:
B4: vreemdelingen die behoren tot één van de in art. 1, onder a, b en c Vw genoemde gemeenschapsonderdanen;
onderdanen van staten waarmee de Europese Gemeenschappen en hun Lidsta- ten Europa-overeenkomst of een Associatieovereenkomst hebben gesloten; onderdanen van de Verenigde Staten van Amerika op wie het verdrag van vriendschap, handel en scheepvaart van toepassing is;
onderdanen van de Republiek Suriname op wie de Overeenkomst inzake verblijf en vestiging (1975) nog van toepassing is.
4.1.3 Toelating op grond van een wezenlijk Nederlands belang
Toelating kan worden verleend indien een wezenlijk Nederlands belang daartoe aan- leiding geeft. Dit belang kan bijvoorbeeld van economische of culturele aard zijn.
Voor de beantwoording van de vraag of met aanwezigheid van de vreemdeling een wezenlijk Nederlands belang wordt gediend, zal in vele gevallen het oordeel van bewindslieden van andere ministeries dan dat van Justitie van belang zijn.
Hierbij valt te denken aan het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (werknemers),het Ministerie van Economische Zaken (zelfstandigen), het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (sportlieden)of het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en (kunstenaars).
Sdu Uitgevers VC (juni 2000. A4 - 29
Zie voor bijzondere regelingen als hier bedoeld:
B1 buitenlandse werknemers;
B12: vreemdelingen die een zelfstandig beroep of bedrijf willen uitoefenen, met inbegrip van het horecabedrijf.
4.1.4 Toelating op grond van klemmenderedenen van humanitaire aard
Als uitwerking van het algemene uitgangspunt dat vreemdelingen kunnen worden toegelaten op grond van klemmende redenen van humanitaire aard, zijn voor een aantal categorieën vreemdelingen bijzondere criteria ontwikkeld.
Zie voor bijzondere regelingen als hier bedoeld:
vreemdelingen die in Nederland willen verblijven voor gezinshereniging of gezinsvorming;
B2: secundaire migranten;
B3: buitenlandse pleegkinderen;
B7: asielzoekers en vluchtelingen indien het betreft de categorie vermeld in onder- deel 8.5.1;
B15: vreemdelingen die in Nederland willen verblijven voor familiebezoek;
B16: vreemdelingen die in Nederland een medische behandeling willen ondergaan; B18: ex-Nederlanders.
4.2 Voldoende middelen van bestaan
Om voor toelating in aanmerking te komen, dienen vreemdelingen zelfstandig en duurzaam te beschikken over voldoende middelen van bestaan. Het niet zelfstandig kunnen beschikken over voldoende middelen van bestaan is een aan het algemeen belang ontleende grond, als bedoeld in art. 11, vijfde lid, Vw, voor weigering van een vergunning tot verblijf en van verlenging van de geldigheidsduur daarvan.
De vergunning tot verblijf kan worden ingetrokken, indien de vreemdeling niet meer beschikt over voldoende middelen van bestaan (art. 12, aanhef en onder b, Vw).
Zie voor bijzondere bepalingen in dit verband:
vreemdelingen die in Nederland willen verblijven voor gezinshereniging of gezinsvorming;
voortgezet verblijf van vreemdelingen die een afhankelijke verblijfstitel hebben verloren;
B2: secundaire migranten;
B4: gemeenschapsonderdanen als bedoeld in art. 1, onder a, b en c Vw;
voortgezet verblijf van vreemdelingen op wie het Europees verdrag betreffende medische of sociale bijstand van toepassing is;
B11: vreemdelingen die een werkloosheids- of arbeidsongeschiktheidsuitkering genie- ten.
4.2.1 Invulling van voldoende middelen van bestaan
Onder voldoende middelen van bestaan wordt verstaan een netto-inkomen dat ten minste gelijk is aan het bestaansminimum in de zin van de Abw.
Inkomen
Als inkomen geldt:
- een inkomen uit arbeid in loondienst en een inkomen uit arbeid als zelfstandige;
- een inkomen uit gesubsidiëerde arbeid:
* de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW);
Sdu VC (juni
* In- en doorstroombanen (ID-banen);
* WIW-dienstbetrekking jongeren;
*
* langdurig werklozen (tijdelijk en permanent);
* schoonmaakdiensten voor particulieren
- een uitkering waarvoor premie wordt betaald; voor de vol- gende inkomensvervangende uitkeringen krachtens sociale verzekeringswetten wordt premie betaald:
* de Werkloosheidswet;
de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering;
de Ziektewet;
* de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet;
* de Algemene Ouderdomswet; en
* de Algemene Nabestaandenwet.
NB: bij de berekening van het inkomen worden duurzame inkomsten een neven- betrekking
Als (bestanddeel van) inkomen kan worden meegerekend:
- die ontvangen wordt voor kinderen;
- vakantiegeld;
- overwerkvergoeding, mits structureel;
- onregelmatigheidstoeslag, mits structureel;
- uitbetaling van dertiende maand, mits contractueel vastgelegd;
- stijging het netto-inkomen door verandering belastingschaal doordat men in het huwelijk treedt (blijkens verklaring van werkgever belastingdienst);
- soldij (militaire dienst).
Als (bestanddeel van) inkomen geldt niet (m.a.w. hebben geen invloed op de bepaling van de hoogte van het inkomen):
- bijdragen uit de openbare kas in de vorm van uitkeringen op grond van sociale voorzieningen (dat wil zeggen voorzieningen waarvoor geen premie wordt betaald); premie wordt betaald voor uitkeringen krachtens:
* de Wet Werkloosheidsvoorziening (overgangsregeling op grond van art. 5 van de
Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid, Stb. 1986,567);
* de Toeslagenwet;
* de Wet inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
werkloze werknemers;
* de Algemene Bijstandswet;
- bijdragen in de vorm van subsidies (bijvoorbeeld huursubsidie en bijdragen uit het Fonds beeldende kunsten, vormgeving en bouwkunst, het Fonds voor de scheppende toonkunst etc.);
- een beurs op grond van de Wet Studiefinanciering (Stb. 1991, 112);
- alimentatie die betaald wordt aan
- reiskostenvergoeding;
- toekomstige loonsverhoging;
- kinderbijslag;
- winstdeling;
- huursubsidie;
- periodieke giften;
- uit rente (tenzij deze inkomsten duurzaam zijn. Hiervan is sprake indien deze op het moment van de aanvraag, naast het nog beschikbaar zijn voor een periode van ten minste één jaar, reeds gedurende een periode van ten minste één jaar beschikbaar zijn geweest. Dit dient te worden aangetoond met de betreffende opgave aan de Inspecteur der Belastingen; zie
Uitgevers - VC (juni 2000, A4 - 31
- inkomsten uit aandelen obligaties (tenzij deze inkomsten duurzaam. Hiervan is sprake indien deze op het moment van de aanvraag, naast het nog beschikbaar zijn voor een periode van ten minste één jaar, reeds gedurende een periode van ten minste één jaar beschikbaar zijn geweest. Dit dient te worden aangetoond met de betreffende opgave aan de Inspecteur der Belastingen; zie B1
- dat betaald wordt;
- huurlkostgeld dat ontvangen wordt (tenzij uit belastinggegevens blijkt dat deze inkomsten duurzaam zijn);
- hypotheeklasten;
- schulden bij derden;
- tegoeden bij derden;
- schulden bij bank;
- schulden bij werkgever;
- tegoeden bij werkgever (met uitzondering van loontegoeden).
Normbedrag
Het netto-inkomen moet ten minste gelijk zijn aan de nettonormbedragen van uitke- ringen op grond van de Abw aan categorieën van alleenstaanden respectievelijk echt- paren. Deze normbedragen, die halfjaarlijks worden bijgesteld, kunnen worden opge- vraagd bij de Gemeentelijke Sociale Dienst.
Voor bepaalde in deel B behandelde categorieën geldt een afwijkend normbedrag.
Duurzaamheid
Middelen van bestaan worden als duurzaam beschouwd indien deze voor een periode van nog ten minste één jaar beschikbaar zijn.
De duurzaamheid moet aantoonbaar zijn voor:
- werknemers door het overleggen van loonstroken, werkgeversverklaringen etc.;
- zelfstandigen door het overleggen van een balans, een winst- en verliesrekening en maandelijkse opgaven van bedrijfsresultaten.
Een inkomen krachtens de Werkloosheidswet is duurzaam indien hierover nog mini- maal drie jaar beschikt kan worden. In gevallen van gezinshereniging en -vorming zoals beschreven in hoofdstuk B1 geldt dat een inkomen krachtens de Werkloosheids- wet als duurzaam kan worden beschouwd indien hierover nog minimaal een jaar kan worden beschikt.
4.3 Beleid ten aanzien van de openbare rust, de openbare orde of de nationale veiligheid
4.3.1 Algemeen
Gevaar opleveren voor de openbare rust, de openbare orde of de nationale veiligheid is een aan het algemeen belang ontleende grond, als bedoeld in art. 11, vijfde lid, Vw, voor weigering van een vergunning tot verblijf en van verlenging van de geldigheids- duur daarvan.
Onder gevaar voor de openbare rust en openbare orde zijn mede begrepen gevaar voor de goede zeden, de volksgezondheid of de (goede) internationale betrekkingen. De vergunning tot verblijf kan worden ingetrokken indien de vreemdeling inbreuk heeft gemaakt op de openbare rust of de openbare orde, dan wel een gevaar vormt voor de nationale veiligheid (art. 12, aanhef en onder c, Vw).
Als een vreemdeling Nederland is binnengekomen zonder dat is voldaan aan de vereis- ten ten aanzien van het bezit van een document voor grensoverschrijding (zie 2.2) of in
32 - A4 Uitgevers 26)
toelatingsvoorwaarden
Nederland .verblijft zonder te hebben voldaan aan de verplichtingen in het belang van het toezicht op vreemdelingen (zie kan dit grond opleveren de aanvraag om een vergunning tot verblijf niet in te willigen om redenen van openbare orde.
De openbare orde is in het bijzonder in het geding wanneer de vreemdeling een straf- baar feit heeft begaan. De toelating tot Nederland kan worden geweigerd dan wel het voortgezet verblijf in Nederland worden ontzegd indien de vreemdeling ten aanzien van het strafbare feit een gevangenisstraf of - in geval van toelating- een vrijheidsont- nemende maatregel is opgelegd.
Uitgangspunt van het beleid ten aanzien van de ontzegging van het voortgezet verblijf is dat, naarmate de banden van de vreemdeling met Nederland sterker zijn, de inbreuk op de openbare orde ernstiger dient te zijn.
De ernst van de inbreuk op de openbare orde wordt bepaald aan de hand de straf- maat. Om te beoordelen of het voortgezet verblijf aan een vreemdeling kan worden ontzegd, wordt de hoogte van de opgelegde straf gerelateerd aan de duur van het ver- blijf van de vreemdeling in Nederland, op het moment dat het misdrijf werd gepleegd. Dit is het principe van de zogenaamde glijdende schaal.
In samenhang hiermee wordt het voortgezet verblijf van een vreemdeling hier te
lande op van art. 9, of 10, eerste lid, Vw na een veroordeling alleen ontzegd
indien er aanleiding bestaat om de vreemdeling overeenkomstig het gestelde in art. 21, eerste lid, onder b, Vw ongewenst te verklaren. In een dergelijk geval maakt immers de ernst van het gevaar voor de openbare orde het wenselijk dat de vreemde- ling een aantal jaren de toegang tot en het verblijf in Nederland, zelfs voor een kortstondig verblijf, wordt ontzegd. Derhalve vallen ongewenstverklaring en ont- zegging van het voortgezet verblijf samen indien er sprake is van een gevangenisstraf.
Voor de beleidsregels inzake ongewenstverklaring wordt verwezen naar
Bijzondere categorieën
Bijzondere bepalingen bestaan in dit verband voor:
- gemeenschapsonderdanen die behoren tot één van de in art. onder a, b en c genoemde categorieën (gemeenschapsonderdanen)(art. 97 zie
- vreemdelingen die als onderdaan van de Republiek Suriname rechten ontlenen aan de Overeenkomst tussen Nederland en Suriname inzake het verblijf en de vestiging van wederzijdse onderdanen van 1975 (zie
- vreemtlelingen die als Turkse werknemers in de zin van het Besluit 1/80 kunnen worden aangemerkt (zie
Asielzoekers
Voor asielzoekers geldt naast het bovenstaande dat toelating in Nederland wordt
geweigerd artikel van toepassing is.
van het Vluchtelingenverdrag of artikel 15, tweede lid, Vw
Ook de gezinsleden van een vreemdeling aan wie artikel wordt tegengeworpen, komen in beginsel niet in aanmerking voor verblijf in Nederland. Zie en
4.3.2 Vreemdelingen die een strafbaar feit hebben begaan
4.3.2.1 Weigering van toelating
De eerste toelating, waaronder tevens wordt begrepen een voorwaardelijke vergun- ning tot verblijf, wordt geweigerd op grond van elke onvoorwaardelijke gevangenis-
Uitgevers - (juni 2000,
26) A4 -
straf of vrijheidsbenemende maatregel wegens een misdrijf, ook in gevallen waarin sprake is van een rechterlijke uitspraak die nog niet onherroepelijk is geworden.
Ditzelfde geldt indien uit het vonnis blijkt dat in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of vrijheidsontnemende maatregel een veroordeling is uitgesproken tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemene nutte (dienstverlening), alsook indien een onvoorwaardelijke geldboete is opgelegd. Een aanvaard transactieaanbod wordt eveneens aangemerkt als grond om de eerste toelating te weigeren.
Een uitspraak van een buitenlandse rechter kan eveneens van belang zijn voor de openbare orde hier te lande; voor de handelwijze geldt dat het gestelde in 4.3.2.2, ad c van overeenkomstige toepassing is.
Voor de beoordeling van de verblijfsaanspraken is een individuele belangenafweging, gericht op het misdrijf en de beoordeling daarvan, niet nodig.
Slechts indien de vreemdeling bijzondere omstandigheden, zoals bedoeld in artikel Awb, stelt en aannemelijk maakt, is er reden om af te wijken van dit beleid. Deze bijzondere omstandigheden kunnen geen verband houden met het gepleegde mis- drijf of de beoordeling ervan. Die afweging heeft reeds plaatsgevonden in het kader
van de strafrechtelijke vervolging.
Het enkele ontbreken van een gevaar voor recidive is onvoldoende om te spreken van bijzondere omstandigheden. Bij de beoordeling van de verblijfsaanspraken nadat een vreemdeling een delict heeft gepleegd gaat het niet om de beoordeling van het toe- komstig onzekere feit dat betrokkene niet meer een (soortgelijk) delict zal plegen. Wel kan het ontbreken van een gevaar voor recidive in samenhang met andere bijzondere omstandigheden leiden tot het oordeel dat gebruik moet worden gemaakt van de inherente afwijkingsbevoegdheid.
Het algemeen belang wordt gediend met handhaving van een restrictief toelatingsbe- leid, zeker op het gebied van de openbare orde. Dit leidt tot de vaststelling dat vreem- delingen, die een of meer misdrijven hebben gepleegd en daarvoor een van de hier- voor genoemde sancties is opgelegd dan wel een transactieaanbod is aanvaard, niet in aanmerking komen voor de verlening van een vergunning tot verblijf of de aanvullen- de bescherming zoals geboden wordt door artikel 12b Vw.
4.3.2.2 Ontzegging van voortgezet verblijf
Algemene voorwaarden Het voortgezet verblijf kan alleen worden ontzegd indien sprake is van
a. een gevangenisstraf,
b. die (gedeeltelijk) onvoorwaardelijk is opgelegd,
c. door een Nederlandse of buitenlandse rechter,
d. wegens een opzettelijk begaan misdrijf,
e. waartegen een straf van tenminste drie jaar is bedreigd en
f. die onherroepelijk is geworden.
Ad c Ook een uitspraak van een buitenlandse rechter kan van belang zijn voor de openbare orde hier te lande.
Indien de straf door een buitenlandse rechter is opgelegd, dient te worden bezien of het desbetreffende strafbare feit ook naar Nederlands recht een misdrijf is, of dit straf- bare feit in Nederland een vergelijkbare strafbedreiging heeft en of de strafmaat ver- gelijkbaar is met de straf die zou zijn opgelegd door de Nederlandse rechter wanneer het delict in Nederland zou zijn gepleegd. In geval hieromtrent verschillen met de Nederlandse situatie bestaan, dient te worden beoordeeld of het strafbare feit, wan-
- A4 Uitgevers (juni 26)
Algemene toelatingsvoorwaarden
neer het Nederland zou zijn gepleegd en tot een rechterlijke uitspraak zou hebben geleid, reden zou zijn geweest tot ontzegging van voortgezet verblijf. Hierover neemt het IND-district contact op met de officier van justitie (arrondissementsparket).
Voor het geval dat naar aanleiding hiervan door de bevoegde buitenlandse autoritei- ten om uitlevering wordt gevraagd, wordt verwezen naar A6.
Glijdende schaal Ontzegging van voortgezet verblijf en ongewenstverklaring vindt plaats overeenkomstig een glijdende schaal. Daarbij is het uitgangspunt dat een ver- tot een straf die boven de in de glijdende schaal aangegeven beleidsnorm
uitstijgt, steeds tot ongewenstverklaring en ontzegging van voortgezet verblijf zal lei- den. De criteria voor ongewenstverklaring en ontzegging van voortgezet verblijf zijn neergelegd in de volgende glijdende schaal:
verblijfsduur strafmaat meer dan
minder dan drie jaar 9 maanden
van ten minste drie maar minder dan vier jaar 18 maanden van ten minste vier maar minder dan vijf jaar 2 l maanden van ten minste vijf maar minder dan zes jaar 24 maanden van ten minste zes maar minder dan zeven jaar 30 maanden van ten minste zeven maar minder dan acht jaar 36 maanden van ten minste acht maar minder dan negen jaar 45 maanden van ten minste negen maar minder dan tien jaar maanden van ten minste tien maar minder dan vijftien jaar 60 maanden van ten minste vijftien maar minder dan twintig jaar 96 maanden
Bij een verblijfsduur van ten minste twintig jaar is ongewenstverklaring en ontzegging van voortgezet verblijf op grond van een inbreuk op de openbare orde niet mogelijk. De 'strafmaat' betreft de duur van (het onvoorwaardelijk gedeelte) van de opgelegde straf; in geval van een verblijfsduur van minder dan vijf jaar wordt voor het bepalen van de strafmaat tevens rekening gehouden met eerder opgelegde straffen.
Als 'verblijfsduur' geldt de periode dat de vreemdeling voorafgaand aan het begaan van het strafbare feit onafgebroken in Nederland heeft verbleven op grond van de art.
en 10 Vw.
Bijzondere criteria In de volgende gevallen wordt naast de in deze paragraaf beschreveri glijdende schaal nog aan bijzondere criteria getoetst.
Deze afwijkingen van de glijdende schaal zijn de volgende.
a. Houders van een verblijfsrecht op grond van art. 10, tweede lid, Vw Gelet op de aard van dit verblijfsrecht zijn ongewenstverklaring en ontzegging van voortgezet ver- blijf op grond van een inbreuk op de openbare orde niet mogelijk (zie 9). Van de hou- der van verblijfsrecht op grond van art. 10, tweede lid, Vw die tevens houder is van een verblijfstitel op grond van art. 9 of 10, eerste lid, Vw wordt de laatstbedoelde ver- blijfstitel niet ingetrokken in verband met een inbreuk op de openbare orde.
Bij verlies van het verblijfsrecht op grond van art 10, tweede lid, Vw kan die inbreuk op
I Hij een van ten minste tien maar minder dan vijftien jaar vindt alleen en
van voortgezet verblijf plaats iiidien liet een veroordeling wegens een ernstig geweldsmisdrijf of in verdovende
2 Rij een verblijfsduur van tcii minste vijftieii minder dan twintig jaar ontzeg- ging van verblijf plaats indien een veroordeling handel in verdovende op grote betreft.
Uitgevers - (november A4 -
Toelating
de openbare orde echter wel alsnog leiden tot de beslissing dat de vreemdeling niet voor voortgezet verblijf in aanmerking komt. De vreemdeling wordt van deze moge- lijkheid door de Staatssecretaris van Justitie en door tussenkomst van de korpschef op de hoogte gesteld met gebruikmaking van formulier De korpschef dient zorg te dragen voor de uitreiking van deze brief en tevens aantekening te houden van de wijze en datum van uitreiking.
b. Minderjarige vreemdelingen met een in Nederland Nederlandse
Om reden van hun bijzondere banden met Nederland vinden ongewenstverklaring en ontzegging van voortgezet verblijf op grond van een inbreuk op de openbare orde niet plaats ten aanzien van deze vreemdelingen.
c. Vreemdelingen die in Nederland zijn geboren dan voor levensjaar tor Nederland zijn toegelaten Om reden van bijzondere banden met Nederland geldt voor hen dat bij een verblijfsduur van ten minste vijftien jaar geen
verklaring en ontzegging van voortgezet verblijf meer plaats vinden en bij een ver- blijfsduur van ten minste tien en minder dan vijftien jaar alleen in geval van veroorde- ling wegens handel op grote schaal in verdovende middelen.
d. Procedurele aspecten Aangezien de beslissingen over ontzegging van voortgezet verblijf en ongewenstverklaring op grond van een inbreuk op de openbare orde in geval van veroordeling steeds samenvallen, dient de IND steeds bij de besluitvorming te worden betrokken.
In alle gevallen waarin een inbreuk op de openbare orde overeenkomstig het hierbo- ven beschreven beleid mogelijk kan leiden tot en ontzegging van voortgezet verblijf, dient de korpschef een bijzondere aanwijzing te vragen dan wel een voorstel te doen aan de Minister van Justitie.
In deze gevallen moet de vreemdeling worden gehoord.
Ook moet de vreemdeling in de gelegenheid worden gesteld feiten en omstandighe- den naar voren te brengen die naar zijn mening bij de beslissing in aanmerking moe- ten worden genomen.
Door de vreemdeling genoemde personen die volgens zijn verklaring iets in zijn voor- deel zouden kunnen aanvoeren, moeten zoveel mogelijk worden gehoord.
Een vlotte en goede besluitvorming is ermee gediend dat bij een voorstel of advies tot verblijfsbeëindiging aan de Minister van Justitie alle relevante feiten en omstandighe- den zo uitvoerig mogelijk worden belicht (formulier D16, vraag 41 en 42; nadere toe- lichting onder punt 43).
4.3.3 Gevaar voor de volksgezondheid
De openbare orde is ook in het geding indien de vreemdeling een gevaar oplevert voor de volksgezondheid. Een vreemdeling kan een gevaar opleveren voor de volksgezond- heid indien hij lijdt aan een bepaalde ziekte of gebrek.
Tuberculose is thans de enige ziekte die als gevaar voor de volksgezondheid wordt beschouwd.
Daarom dient iedere vreemdeling die voor langer dan drie maanden verblijf in Neder- land beoogt een tuberculose-onderzoek te ondergaan.
Deze verplichting geldt niet voor onderdanen van de EG, Australië, Canada, Finland, Israël, Japan, Monaco, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Oostenrijk, Suriname, de Verenigde Staten van Amerika, IJsland, Zweden en Zwitserland (met inbegrip van Liechtenstein).
36 - A4 Uitgevers 25)
Algemene
De toelating kan worden geweigerd indien de vreemdeling niet meewerkt aan het of niet bereid is zich voor tuberculose te laten behandelen. Dit
is xxxxx uitgewerkt in 6.12.
4.3.4 Ongewenste politieke activiteit
Politieke activiteiten van een vreemdeling die gevaar opleveren voor de openbare rust, de openbare orde (met inbegrip van de goede internationale betrekkingen) of de nationale veiligheid kunnen grond vormen hem (voortgezet) verblijf te ontzeggen.
•
Indien er het oordeel van de korpschef gebleken is van of gegronde reden te vre- zen is voor zulke activiteiten, moet hij het geval voorleggen aan de Minister van Justi- tie door middel van formulier
Dit geldt zowel voor het geval dat hij grond aanwezig acht de vergunning tot verblijf of verlenging van de geldigheidsduur daarvan te weigeren, als indien hij grond aanwezig acht de vergunning tot verblijf in te trekken.
In spoedeisende gevallen moet telefonisch contact worden opgenomen met de IND (zie
Mede ter voorkoming van activiteiten als hier bedoeld, kunnen voorschriften in het belang de openbare rust, de openbare orde of de nationale veiligheid aan de ver- gunning tot verblijf worden verbonden (zie 6.12.2).
4.4 Vreemdelingen op de Nederlandse Arbeidsmarkt
Tussen de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) en de Vreemdelingenwet (Vw)bestaat een nauwe samenhang. Het algemene uitgangspunt in de Wav (art. 2 Wav) is dat het een werkgever verboden is een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zon- der tewerkstellingsvergunning
Het verbod is niet van toepassing ten aanzien van vreemdelingen die behoren tot:
- de categorie als genoemd in artikel 3 Wav (onder andere nen);en
- die beschikken over een krachtens de Vw afgegeven vergunning die is voorzien van een aantekening van de Minister van Justitie waaruit blijkt dat aan die vergunning geen beperkingen zijn verbonden voor het verrichten van arbeid (art. 4
4.4.1 Verschillende arbeidsmarktaantekeningen
Op het document waaruit het rechtmatig verblijf blijkt kunnen verschillende marktaantekeningen worden geplaatst. Voor de vreemdeling is het van groot belang dat de juiste arbeidsmarktaantekening zo spoedig mogelijk wordt geplaatst op zijn document waaruit het rechtmatig verblijf blijkt. Een verkeerde aantekening kan immers grote gevolgen hebben voor zijn mogelijkheden om arbeid te verrichten.
Het is van belang dat de korpschef de vreemdeling wijst op de rechten die voortvloei- en uit deze aantekening.
4.4.1.1 Arbeid is vrij toegestaan. Een hiervoor niet vereist
De vreemdeling is met deze aantekening volledig vrij op de arbeidsmarkt. Indien deze aantekening is afgegeven, behoudt de vreemdeling dit recht totdat de aanzegging dat
Uitgevers VC (november A4 -
hij Nederland dient te verlaten onherroepelijk is geworden. Dit betekent dat de vreemdeling dit recht ook behoudt gedurende de aanvraag om verlenging van de gel- digheidsduur of tijdens de of beroepsprocedure (zie hiervoor Vc). Wanneer de beperking wijzigt waaronder de vergunning tot verblijf aan hem is ver- leend, blijft de arbeidsmarktaantekening ongewijzigd (bijv. indien de beperking van een bij Nederlandse echtgenoot wijzigt in een voor studie).
De volgende categorieën vreemdelingen hebben per definitie recht op deze marktaantekening op hun document waaruit het rechtmatig verblijf blijkt:
- vreemdelingen die op grond van artikel 10 Vw in Nederland verblijven;
- houders van een vergunning tot verblijf zonder beperking;
- alle EUIEER-onderdanen en gemeenschapsonderdanen (art. 10 lid 1 onder c Vw).
4.4.1.2 Arbeid is slechts toegestaan de werkgever een
De vreemdeling heeft hiermee een beperkt recht om zich op de arbeidsmarkt te
ven. Slechts indien zijn (feitelijke)werkgever beschikt over een ten behoeve van zijn tewerkstelling, is het de vreemdeling toegestaan om arbeid te verrichten (bijv. vreemdelingen die in het kader van het verrichten van arbeid in loondienst tot Neder- land worden toegelaten alsmede hun gezinsleden krijgen deze aantekening). Deze aantekening kan echter wijzigen. Indien de vreemdeling gedurende een ononderbro- ken tijdvak van drie jaar heeft beschikt over een vergunning tot verblijf met deze aan- tekening, heeft hij recht op de aantekening 'arbeid is vrij toegestaan. Een is niet vereist'.
Arbeid is niet toegestaan
Het is de vreemdeling niet toegestaan arbeid in Nederland te verrichten (bijv. vreem- delingen die als au pair of student tot Nederland worden toegelaten).
4.4.2 Continueren van de vrije toegang tot de arbeidsmarkt
Op 5 december 1997 is het besluit van 14 november 1997 (Stb. 1997,583) tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 augustus 1995 ter uitvoering van de Wet arbeid vreemdelingen (Stb. 406) in werking getreden. Dit besluit heeft betrekking op vreem- delingen die op grond van hun (eerdere) verblijfsrecht vrij tot de Nederlandse arbeidsmarkt zijn toegelaten. Zij behouden hun vrije toegang tot de Nederlandse arbeidsmarkt, zolang zij de beslissing op hun aanvraag om (voortgezet) verblijf met instemming van de Minister van Justitie in Nederland mogen afwachten.
De achtergrond van dit besluit is gelegen in de ongewenste gevolgen die de voorheen geldende regeling bleek te hebben. In die situatie zouden werkgevers een moe- ten aanvragen en bij weigering daarvan de vreemdeling moeten ontslaan, terwijl de vreemdeling nadien weer het recht op vrije toegang tot de arbeidsmarkt zou (kunnen) verkrijgen. Ook uit oogpunt van de Staat is het te verkiezen dat vreemdelingen, aan wie voortgezet verblijf wordt toegestaan, beschikken over een werkkring, waarmee zij in hun onderhoud kunnen (blijven) voorzien.
Het besluit van 14 november 1997 heeft uitdrukkelijk géén betrekking op vreemdelin- gen:
- die voor het verrichten van arbeid in loondienst in bezit dienen te zijn van een
tewerkstellingsvergunning; of
- aan wie het verrichten van arbeid niet is toegestaan.
38 - A4 Uitgevers - VC Aanv 25)
oelatingcvoorwaarden
Bij die onder de werking van dit besluit vallen, dient in het paspoort of vergelijkbaar identiteitsdocument een sticker voor verblijfsaantekeningen als bedoeld te worden aangebracht, met de aantekening 'arbeid wel toege- staan; tewerkstellingsvergunning niet vereist'. Het is van belang dat de korpschef de vreemdeling wijst op de rechten die voortvloeien uit deze aantekening.
Het is niet van belang of de vreemdeling al in het bezit was van een werkkring. Deze werkkring kan namelijk ook op een later tijdstip gevonden worden. De vreemdeling dient echter zelf actief werk te zoeken, omdat bemiddeling via een arbeidsbureau in deze periode niet is toegestaan.
Uit het feit dat een vreemdeling in het bezit is van de hierbedoelde
tekening kan echter niet worden afgeleid dat met zijn voortgezet verblijf het wezenlijk Nederlancls belang in de zin van de Vreemdelingenwet wordt gediend op grond waar- van opnieuw toelating zou moeten worden verleend.
Hieronder worden de situaties beschreven, waarop het besluit betrekking heeft, omdat de vreemdeling met instemming van de Minister van Justitie de betreffende procedure in Nederland mag afwachten.
Intrekking van de vergunning tot verblijf
De vreemdeling die op basis van de (voorwaardelijke) vergunning tot verblijf vrij toe- gang had tot de Nederlandse arbeidsmarkt, heeft in deze situatie recht op de arbeids- marktaantekening 'arbeid wel toegestaan; tewerkstellingsvergunning niet vereist'. Het plaatsen van de arbeidsmarktaantekening staat los van de reden van de intrek- king van de vergunning tot verblijf.
Aanuraag om verlenging van de geldigheidsduur van de vergunning tot verblijf
De vreemdeling die op basis van de (voorwaardelijke) vergunning tot verblijf vrij toe- gang had de Nederlandse arbeidsmarkt, heeft recht op de arbeidsmarktaanteke- ning 'arbeid wel toegestaan; tewerkstellingsvergunning niet vereist'. Het gaat hier ook om vreemdelingen, op wier aanvraag om voortgezet verblijf al positief beslist is, maar die nog in afwachting zijn van de uitreiking van het betreffende verblijfsdocument.
Het is van belang dat deze aantekening zo spoedig mogelijk geplaatst wordt.
4.4.2.3 Uitzetting wordt achterwege gelaten hangende bezwaar (of stratief beroep)
In de situatie als bedoeld in artikel 32 lid 1 Vw heeft de vreemdeling die direct vooraf- gaand aan deze procedure op basis van een (voorwaardelijke) vergunning tot verblijf vrij toegang had tot de Nederlandse arbeidsmarkt, recht op de arbeidsmarktaanteke- ning 'arbeid wel toegestaan; tewerkstellingsvergunning niet vereist.'
4.4.2.4 Uitzetting wordt achterwege gelaten hangende een verzoek om voorlopige voorziening
De vreemdeling die direct voorafgaand aan deze procedure op basis van een (voor- waardelijke) vergunning tot verblijf vrij toegang had tot de Nederlandse arbeidsmarkt, aan wie het op grond van Vc is toegestaan de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening in Nederland af te wachten, heeft recht op de arbeids-
'arbeid wel toegestaan; tewerkstellingsvergunning niet vereist.'
Uitgevers (november 1999, 25)
Toelating
4.4.2.5 Uitzetting blijft de uitspraak de president voorlopige voorziening
De vreemdeling die direct voorafgaand aan deze procedure op basis van een (voor- waardelijke) vergunning tot verblijf vrij toegang had tot de Nederlandse arbeidsmarkt heeft recht op de arbeidsmarktaantekening 'arbeid wel toegestaan;
vergunning niet vereist'.
Uitzetting wordt gelaten de rechtbank
De vreemdeling die direct voorafgaand aan deze procedure op basis van een (voor- waardelijke) vergunning tot verblijf vrij toegang had tot de Nederlandse arbeidsmarkt, aan wie het op grond van Vc is toegestaan de behandeling van het beroep op de rechtbank in Nederland af te wachten, heeft recht op de arbeidsmarktaantekening 'arbeid wel toegestaan; tewerkstellingsvergunning niet vereist.'
Het betreft over het algemeen zaken waarin in de of administratief
fase niet door een onafhankelijke beroepsinstantie over de verwijderingsvraag is geoordeeld.
4.4.3 Uitstel van vertrek is verleend in overige gevallen (bijv. art.
25 Vw, uw, etc.)
Het uitstel van vertrek op grond van artikel 25 Vw of enige andere reden houdt geen verband met de procedure met betrekking tot de aanvraag om voortgezet verblijf. Hier dient arbeidsmarktaantekening 'arbeid niet toegestaan' te worden geplaatst.
-