Contract
Uitspraak van de Geschillencommissie Bureau Krediet Registratie, nr. 18.20 d.d. 18 mei 2018 te Amsterdam (mr. H.M. Xxxxxx, mr. C.P. Xxxxxxx, X.X. Xxxxxxxxxx, mr. X.X. Xxxxxxxxxx).
0. Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Commissie te laten beslechten, binnen de door het Reglement Geschillencommissie BKR (hierna: het Reglement) gestelde grenzen. De Commissie heeft kennis genomen van de door partijen overgelegde stukken.
Op eensluidend verzoek van partijen heeft de Commissie besloten tot schriftelijke afdoening van het geschil (artikel 13 lid 2 Reglement).
2. Standpunt van de betrokkene
De raadsvrouwe van de betrokkene maakt namens haar bezwaar tegen de registratie in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van een hypotheek met contractnummer *******817. De overeenkomst wordt gekenmerkt door een achterstandsmelding (A) op 24 oktober 2014. De overeenkomst heeft een werkelijke einddatum per 11 maart 2016.
Betrokkene vordert een bedrag aan materiële schadevergoeding ad EUR 2.193,25, zijnde de factuur van haar raadsvrouwe.
De raadsvrouwe van de betrokkene heeft haar klacht als volgt toegelicht. De betrokkene is een hypothecaire lening aangegaan bij de deelnemer. De lening bestond uit drie delen. De leningen waren verkregen voor de aankoop van een huis in 2009. Xxxxxxxxxx was samen met haar ex-partner eigenaar. In 2012 is de relatie beëindigd. Haar ex-partner bleef in het huis wonen en zou de maandlasten voor zijn rekening nemen. In 2013 heeft betrokkene moeten vaststellen dat haar ex- partner vanaf juni 2013 de maandelijkse hypotheeklasten niet meer had voldaan. Een deel van de achterstand heeft betrokkene (onverschuldigd) betaald. In maart 2016 werd de woning verkocht en bleef een restschuld over van EUR 113.089,50. Een deel betrof de achterstallige rentelasten van in totaal EUR 24.385,92. Dit bedrag diende de ex-partner te dragen, dat heeft de rechter geoordeeld. De ex-partner wilde niet meewerken aan betaling van de volledige schuld en heeft een minimale betalingsregeling getroffen. Xxxxxxxxxx heeft de volledige achterstand ad EUR 112.699,50 aan de deelnemer voldaan op 21 december 2016. Hoewel de restschuld is voldaan, staat er geen H. [Bank] heeft een nieuwe hypotheek afgewezen vanwege de negatieve BKR registratie. Xxxxxxxxxx doet een beroep op disproportionaliteit. De deelnemer was ervan op de hoogte dat:
- betrokkene niet degene is die de achterstand heeft laten ontstaan;
- betrokkene de volledige achterstand uit eigen vermogen ineens heeft betaald;
- van betrokkene geen verplichtingen bekend zijn, die zij niet nakomt.
Betrokkene wil verhuizen vanwege problemen met de (ver)huurder en de wens om dichter bij haar werk te wonen. Het is de enige negatieve registratie op naam van betrokkene. Er was sprake van een incident en betrokkene is geen structurele wanbetaler. Thans is niet voldoende zichtbaar dat betrokkene aan alle betalingsverplichtingen heeft voldaan.
Op het verweer van de deelnemer reageert de raadsvrouwe namens betrokkene dat er geen discussie is over de hoofdelijke aansprakelijkheid. De deelnemer miskent echter het belang van de registratie dat erin ligt dat kredietverstrekkers kunnen beoordelen of betrokkene in staat is aan haar verplichtingen te voldoen. Uit de betalingen door betrokkene kan worden geconcludeerd dat kredietverstrekkers niet hoeven te worden ‘beschermd’. Er is geen sprake van wanbetaling. Het gaat om een schuldenaar die ineens EUR 113.000 aflost, terwijl de helft door de ex-partner moest worden gedragen en de schuld niet is ontstaan door handelen of nalaten van betrokkene. De betrokkene stuurt kopie van een afwijzing door [Bank] voor de aanvraag van een hypotheek. De deelnemer zelf wijst een hypotheekaanvraag ook af.
3. Standpunt van de deelnemer
De deelnemer stelt dat de betrokkene tezamen met haar voormalige partner drie hypothecaire geldleningen heeft afgesloten. Zij waren ieder hoofdelijk aansprakelijk voor de verplichtingen die daaruit voortvloeien. Er diende maandelijks rente te worden betaald over het geleende bedrag. In september 2013 is het dossier overgedragen aan bijzonder beheer vanwege betalingsproblemen. In februari 2014 waren de problemen weer opgelost, maar in maart 2014 gaf betrokkene aan dat de rentelasten niet meer gedragen konden worden. Vanaf april 2014 ontstonden weer achterstanden. Er was veel contact met de afdeling bijzonder beheer. De deelnemer heeft voorgesteld de woning te verkopen. De achterstanden liepen op en betrokkene gaf geen inzicht in haar financiële situatie. De deelnemer stuurt kopie van de vooraankondiging voor registratie van de achterstand d.d. 6 juni 2014 en d.d. 3 september 2013. De A is gemeld op 24 oktober 2014, de achterstand was toen vijf termijnen. In september 2014 ging de woning in de verkoop. Eind 2014 vernam de deelnemer dat er een bodemprocedure liep tussen betrokkene en haar ex-partner om onder andere te bepalen wie de lasten ging dragen. Deze procedure is meerdere malen uitgesteld. De deelnemer heeft betrokkene erop gewezen dat de uitspraak van de rechter geen derdenwerking heeft. In maart 2016 is de woning verkocht, waarna de volledige restschuld (inclusief achterstallige rente) is voldaan in december 2016. De deelnemer heeft een einddatum gemeld. De deelnemer kan geen H plaatsen omdat de overeenkomsten zijn beëindigd. De deelnemer acht de registratie niet disproportioneel omdat
betrokkene niet haar volledige medewerking heeft verleend bij de afdeling bijzonder beheer. Bovendien betrof het een substantiële achterstand die meer dan twee jaar heeft voortbestaan. De belangen van betrokkene zijn niet nader geconcretiseerd. Zij toont geen stukken waaruit blijkt dat zij geen financiering voor een koopwoning kan krijgen vanwege de registratie. Bovendien is dat op zichzelf geen bijzondere omstandigheid die schrapping rechtvaardigt.
De deelnemer stelt tot slot, dat zij het niet eens is met de stelling dat kredietverstrekkers niet hoeven worden beschermd. De achterstand is hoog opgelopen en heeft een lange periode bestaan. Pas na ruim twee jaar is de vordering aan de deelnemer voldaan. De deelnemer ziet geen reden de registratie te verwijderen. Xxxxxxxxxx heeft de restschuld van EUR 113.000 weliswaar afgelost maar de gemachtigde miskent dat de deelnemer vanaf 2013 geconfronteerd is geweest met betalingsachterstanden door toedoen van betrokkene. Zij was verantwoordelijk voor de betalingsverplichtingen. Afspraken met de andere debiteur doen niet ter zake. Het is de deelnemer niet bekend dat de rol van betrokkene in het laten ontstaan van de achterstanden beperkt was.
Betrokkene verleende geen medewerking om tot een oplossing te komen. Niet is gebleken dat betrokkene geen vervangende woonruimte kan vinden door de registratie. Het feit de betrokkene liever een koop- dan een huurwoning heeft is onvoldoende zwaarwegend.
4. Beoordeling van het geschil
Uit de stukken is het volgende komen vast te staan.
De raadsvrouwe van de betrokkene maakt namens haar bezwaar tegen de registratie in CKI van een hypotheek met contractnummer *******817. De overeenkomst wordt gekenmerkt door een A op 24 oktober 2014. De overeenkomst heeft een werkelijke einddatum per 11 maart 2016.
Betrokkene vordert een bedrag aan materiële schadevergoeding ad EUR 2.193,25, zijnde de factuur van haar raadsvrouwe.
Alvorens de deelnemer overgaat tot registratie van een achterstand, is zij reglementair verplicht daarvoor te waarschuwen (een zogenaamde ‘vooraankondiging’), zodat de betrokkene nog in de gelegenheid wordt gesteld de registratie te voorkomen. In beginsel rust op de deelnemer de plicht om aannemelijk te maken dat zij een vooraankondiging heeft verzonden, indien de betrokkene dat betwist.
De administratie van de deelnemer kan tot bewijs strekken. Het is vaste jurisprudentie van de Geschillencommissie dat de deelnemer door overlegging van standaardbrieven en een kopie van het logboek de verzending van de vooraankondiging aannemelijk kan maken. De deelnemer heeft
daaraan voldaan. Uit de door de deelnemer overgelegde stukken is voldoende gebleken dat de deelnemer op 6 juni 2014 een brief heeft verzonden naar het bij haar bekende adres met daarin de vereiste vooraankondiging. De betrokkene heeft de ontvangst van de vooraankondiging overigens niet betwist.
De registratie is technisch juist. De Commissie heeft vervolgens getoetst of de registratie voldoet aan het proportionaliteitsbeginsel. Het proportionaliteitsbeginsel houdt in dat de inbreuk op de belangen van de betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de registratie te dienen doel. Het belang van de registratie is enerzijds de betrokkene te beschermen tegen het aangaan van financiële verplichtingen die zij niet kan dragen en anderzijds dat kredietverstrekkers middels het kredietregistratiesysteem in staat zijn de gegoedheid en het betaalgedrag van potentiële kredietnemers te toetsen en de afweging kunnen maken geen krediet te verlenen aan potentiële wanbetalers. Het hiertegenover staande belang van betrokkene is dat zij in de gelegenheid is kredieten af te sluiten voor het doen van aankopen of zelfs van een woonhuis en daarin niet wordt belemmerd door een negatieve registratie die in veel gevallen verhindert dat de betrokkene een krediet kan afsluiten.
Betrokkene kan zich niet aan haar betalingsverplichting onttrekken door te wijzen naar de ex- echtgenoot die in de interne verhouding na de scheiding verantwoordelijk was voor betaling van rente en aflossing van de hypotheek. Betrokkene had daarvoor met de deelnemer afspraken kunnen en ook moeten maken. Anderzijds is betrokkene wel het contact met de deelnemer blijven onderhouden over de situatie, hetgeen op zich positief is. De reden voor de lange duur van de achterstand is ook het gevolg van het feit dat de deelnemer kennelijk geen executiemaatregelen heeft getroffen, maar heeft gekozen voor vrijwillige onderhandse verkoop. De proportionaliteitstoets valt in het voordeel van betrokkene uit omdat betrokkene de nog immer zeer hoge restschuld in één keer heeft betaald, zodat de deelnemer geen afboekingen op de schuld heeft moeten doen en terwijl inmiddels door een rechter was uitgemaakt dat in de onderlinge verhouding haar ex-partner (grotendeels) verantwoordelijk was voor de inlossing van de schuld. Alles overziende acht de Commissie de registratie van de A disproportioneel.
Ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding oordeelt de Commissie als volgt.
Om voor toewijzing van de schadevordering in aanmerking te komen dient de schadevordering zoveel mogelijk te worden gespecificeerd en onderbouwd met documenten. De betrokkene stuurt kopie van een factuur van haar raadsvrouwe ten bedrage van EUR 2.193,25. Artikel 17 van het Reglement bepaalt dat de door partijen ter zake van het geschil gemaakte kosten voor eigen
rekening komen, tenzij de Geschillencommissie in bijzondere gevallen anders bepaalt. Van bijzondere omstandigheden is de Commissie niet gebleken. De Commissie wijst de vordering tot schadevergoeding af.
5. De beslissing
De Commissie, in aanmerking genomen de toepasselijke reglementen, beslist dat de klacht van de betrokkene gegrond is. De deelnemer dient binnen tien werkdagen na dagtekening van deze beslissing de A te verwijderen. Voorts beslist de Commissie gezien de gegrondheid van de klacht, conform het bepaalde in artikel 9 lid 2 van het Reglement, tot terugbetaling van de door betrokkene betaalde bijdrage ad EUR 50. De schadevordering wordt afgewezen.