Stichting Texels Museum
Stichting Texels Museum
Akkoord bevonden door OR: 15-10-2020 Vastgesteld in MT: 17-11-2020
Versie maart 2021
Toelichting
Algemeen
In de Governance Code Cultuur is aangegeven dat de bestuurder voor de organisatie een integriteitscode vaststelt waarin het concrete regels en algemene gedragslijnen formuleert inzake het integer handelen binnen de organisatie. Het College ter Beoordeling Fondsenwervende instellingen (CBF) heeft dit tevens in de normen opgenomen.
In deze Code is uitgegaan van een organisatie waarbij aan de wettelijke opdracht om de functies van bestuur en intern toezicht te scheiden invulling is gegeven door middel van het zogenoemde raad van toezichtmodel.
Als uitgangspunt voor deze Code is gekozen voor de benadering dat de in de Code geformuleerde regels in beginsel voor alle betrokkenen in dezelfde mate van toepassing zijn (zie artikel 2 van de Code). Dus niet alleen van toepassing op de medewerkers en vrijwilligers op de werkvloer, maar ook op de -bestuurder en de Raad van Toezicht.
Voor zover in statuten en/of in reglementen (bestuursreglement, reglement criteria nevenfuncties) al bepalingen zijn opgenomen inzake het integer handelen van de bestuurder en Raad van Toezicht is daarmee rekening gehouden.
Artikel 1 Begripsbepalingen
Code: De integriteitscode die door de bestuurder voor de stichting is vastgesteld; Bestuur: Het orgaan van de stichting dat de bestuurlijke taken en bevoegdheden uitoefent. Het besturen van de stichting is opgedragen aan de directie; Medewerkers: De personen die een dienstverband bij de stichting hebben of bij de stichting te werk zijn gesteld;
Raad van Toezicht: Het orgaan van de stichting dat het intern toezicht uitoefent; Statuten: De statuten van de stichting;
Stichting: Stichting Texels Museum.
Artikel 2 Reikwijdte integriteitscode
De Code is van toepassing op de medewerkers, vrijwilligers, de bestuurder en de raad van toezicht van de stichting.
Artikel 3 Vaststelling en wijziging Code
Lid 1
De bestuurder stelt de Code vast. Alvorens tot vaststelling danwel wijziging van de Code te besluiten, stelt de bestuurder de raad van toezicht en de ondernemingsraad in de gelegenheid een advies over de voorgenomen vaststelling danwel wijziging uit te brengen. Lid 2
De bestuurder evalueert eenmaal in de vier jaar de werking van de Code, en besluit – met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel – zo nodig de Code te wijzigen.
Lid 3
De bestuurder draagt er zorg voor dat de Code openbaar wordt gemaakt en dat de Code voor medewerkers en derden buiten de stichting toegankelijk is.
Artikel 4 Uitleg en toepassing Code
De bestuurder beslist in die situaties waarin niet is voorzien in de Code, de tekst van de Code die aanleiding geeft tot verschil in interpretatie dan wel dat de toepassing van de Code leidt tot een kennelijke onbillijkheid.
Artikel 5 Kernwaarden integriteit
Binnen de stichting gelden de onderstaande kernwaarden als richtsnoer voor integer handelen en de interne en externe omgangsvormen:
1) Openheid
Openheid houdt in dat de medewerker, de bestuurder en de raad van toezicht van de stichting zich open stellen voor andermans meningen en voor nieuwe ervaringen. Zij geven openheid van zaken. Zij zijn transparant en stellen zich toegankelijk op voor anderen.
2) Betrouwbaarheid
Medewerkers, de bestuurder en de raad van toezicht van de stichting komen hun afspraken na en moeten op elkaar kunnen rekenen. Kennis en informatie waarover zij op grond van hun positie en functie beschikken, gebruiken zij uitsluitend voor het doel waarvoor die kennis en informatie respectievelijk is verworven c.q. verstrekt.
3) Respect
Medewerkers, de bestuurder en de raad van toezicht van de stichting laten alle anderen in hun waarde. Zij respecteren de overtuigingen, meningen en handelswijzen van die anderen voor zover die derden geen schade berokkenen. Zij gaan zorgvuldig met anderen om op een wijze waarop zij ook door anderen benaderd en behandeld zouden willen worden.
Artikel 6 Voorkomen belangenverstrengeling
zie ook Ethische Code Musea, hoofdstuk 8
Lid 1
Medewerkers van de stichting:
x. xxxxxx bij de bestuurder hun financiële of andere belangen in organisaties, instellingen en bedrijven waarmee de stichting zakelijke relaties onderhoudt;
b. voorkomen – in het geval er sprake is van een zakelijke relatie zoals genoemd onder a - bevoordeling dan wel de schijn van bevoordeling in het geval van samenwerking met organisaties, instellingen en bedrijven;
c. onthouden zich van betrokkenheid bij de besluitvorming over opdrachten van aanbieders van diensten aan de stichting in het geval die medewerkers familie- of persoonlijke betrekkingen met die aanbieders hebben.
Lid 2
Het bepaalde in het eerste lid van dit artikel is op overeenkomstige wijze van toepassing op de bestuurder en de leden van de raad van toezicht rekening houdend met wat voor deze leden met betrekking tot het voorkomen van belangenverstrengeling is geregeld in de wet, de statuten en reglementen van de stichting.
Artikel 7 Aannemen giften en geschenken
Lid 1
Geschenken en giften die medewerkers, de bestuurder en de leden van de raad van toezicht uit hoofde van hun functie ontvangen, worden gemeld en geregistreerd en zijn eigendom van de stichting.
Lid 2
Medewerkers, de bestuurder en de leden van de raad weigeren altijd een gift of geschenk in het geval er sprake is van een overleg- of onderhandelingssituatie met de gever.
Artikel 8 Nevenfuncties
Lid 1
Medewerkers melden bij hun leidinggevende al hun nevenfuncties waarvan de uitoefening strijdig is of kan zijn met het belang van de stichting.
Lid 2
Medewerkers vervullen in beginsel geen betaalde of onbetaalde nevenfuncties waarvan de uitoefening strijdig is of kan zijn met het belang van de stichting tenzij de leidinggevende tot het oordeel komt dat het uitoefenen van de desbetreffende nevenfunctie in een specifieke situatie niet leidt tot een belangenverstrengeling of tot schade voor de stichting.
Lid 3
Het bepaalde in het eerste lid van dit artikel is op overeenkomstige wijze van toepassing op de bestuurder en de leden van de raad van toezicht rekening houdend met wat voor hen met betrekking tot het uitoefenen van nevenfuncties is geregeld in de wet, de statuten en reglementen van de stichting.
Artikel 9 Reizen, excursies en evenementen
Lid 1
Het volgen van excursies en bijwonen van evenementen op uitnodiging van derden zijn alleen toegestaan als er ter beoordeling van de leidinggevende geen sprake is van een tegenstrijdig belang voor de stichting.
Lid 2
Een medewerker kan een buitenlandse dienstreis uitsluitend maken nadat de bestuurder daarvoor toestemming heeft verleend. Een verzoek daartoe dient informatie te bevatten over het doel van de reis, het belang voor de stichting en de kosten.
Lid 3
In het geval de bestuurder of een lid van de raad van toezicht een buitenlandse dienstreis wil maken is het bepaalde in het tweede lid van dit artikel van overeenkomstige toepassing. De raad van toezicht beslist over het verzoek.
Artikel 10 Gebruik van voorzieningen van de stichting
Lid 1
Met het oog op het belang van de uit te voeren werkzaamheden kan de bestuurder aan medewerkers op basis van een bruikleenovereenkomst de volgende voorzieningen ter beschikking stellen:
a. een mobiele telefoon;
b. een iPad;
c. overige middelen die van belang zijn voor het uitvoeren van werkzaamheden. Lid 2
De medewerkers gebruiken de in het eerste lid van dit artikel genoemde voorzieningen
overeenkomstig de voorschriften die deel uitmaken van de bruikleenovereenkomst. Lid 3
De bestuurder kan het gebruik van de in het eerste lid van dit artikel genoemde voorzieningen slechts controleren voor zover er sprake is van een vermoeden van misbruik dan wel handelen in strijd met de Code.
Lid 4
Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstig toepassing op de bestuurder rekening houdend met wat voor deze met betrekking tot het gebruik van voorzieningen met de raad van toezicht is afgesproken.
Artikel 11 Xxxxxx (vermoeden) van misstanden
Medewerkers melden het vermoeden van misstanden binnen de stichting niet aan de pers en aan derden buiten de stichting. In het geval van het vermoeden van misstanden binnen de stichting maken de medewerkers gebruik van de voor de stichting geldende klachtenregeling of klokkenluidersregeling.
Opmerkingen bij enkele artikelen
Artikel 3 Vaststelling en wijziging van de Code
De bestuurder stelt de Code vast. Gelet op het uitgangspunt dat de Code van toepassing is op alle betrokkenen ligt het in de rede zowel de ondernemingsraad als de raad van toezicht in de gelegenheid te stellen te adviseren over de vast te stellen integriteitscode.
Artikel 4 Uitleg en toepassing Code
De integriteitscode bevat regels die betrekking hebben op het gedrag van betrokkenen, omgangsvormen en de cultuur van de organisatie. Gelet op dat karakter is het niet uitgesloten dat in de praktijk zich vragen kunnen voordoen of een bepaald gedrag nu wel of niet strookt met de Code. Niet alles is gedetailleerd in regels vast te leggen.
Interpretatie kan aan de orde zijn. Dit artikel legt de taak om het gedrag te toetsen aan de Code primair bij de bestuurder. Komen in de praktijk bepaalde interpretatievragen regelmatig aan de orde dan kan dat voor de bestuurder aanleiding zijn de Code aan te passen.
In het geval het gedrag van de bestuurder onderwerp van discussie is, ligt het in de rede dat de raad van toezicht – gelet op zijn rol als werkgever en intern toezichthouder – de toetsing uitvoert en zo nodig corrigerend optreedt.
Artikel 5 Kernwaarden integriteit
Dit artikel bevat een opsomming en omschrijving van enkele kernwaarden die het begrip integriteit nadere invulling geven.
Artikel 7 Aannemen giften en geschenken
Dit artikel gaat uit van de hoofdlijn dat giften en geschenken, die betrokkenen ontvangen uit hoofde van hun functie, overgedragen worden aan de stichting. In afwijking van deze lijn is het reëel om toe te staan dat kleine giften of geschenken wel behouden mogen worden door betrokkenen. Het is transparant om daarvoor het grensbedrag te bepalen en dit bedrag in de Code vast te leggen.
Artikel 10 Gebruik van voorzieningen van de stichting
In het eerste lid van dit artikel zijn enkele voorzieningen genoemd die door de stichting aan medewerkers ter gebruik verstrekt kunnen worden. Afhankelijk van de eigen situatie en gebruiken kan dit lijstje gewijzigd c.q. aangevuld worden.
Het verdient aanbeveling om tussen werkgever en medewerker per voorziening een gebruiksovereenkomst af te sluiten en daarin concreet een aantal afspraken over het
gebruik vast te leggen. Dat bevordert de transparantie.
Artikel 11 Xxxxxx (vermoeden) van misstanden
Ervaart een betrokkene een situatie binnen de organisatie als ongewenst dan wel als een misstand dan ligt het in de rede dit intern aan de orde te stellen Afhankelijk van de aard en zwaarte van de klacht of misstand kan de betrokkene daartoe gebruik maken van de voor de organisatie geldende klachtenregeling of klokkenluidersregeling. In ieder geval dient een betrokkene ervan af te zien in het geval van een klacht of vermoeden van misstand daarmee direct naar buiten te treden. Wanneer dat wel gebeurt kan een disciplinaire maatregel worden opgelegd.
Artikel 12
In het geval het vermoeden bestaat – al dan niet op grond van een gedane melding - dat binnen de organisatie gehandeld wordt in strijd met de integriteitscode, ligt het primair op de weg van de bestuurder c.q. de raad van toezicht om corrigerend op te treden.
Het is echter ook denkbaar dat de melding betrekking heeft op het handelen van de bestuurder zelf of dat op een gedane melding geen actie volgt. In dat geval kan een betrokkene gebruik maken van de voor de organisatie geldende klachtenregeling.