Contractstandaarden Toelichting op kader, begrippen en keuzes binnen de aanpak, versie 1.0, d.d. 6 april 2022
Toelichting op kader, begrippen en keuzes binnen de aanpak, versie 1.0, d.d. 6 april 2022 |
Inhoud
2
Wat we bedoelen met een ‘contractstandaard’ 2
2. Contractstandaarden: juridisch perspectief
4
Ad 2. Randvoorwaarden (of: niet-kernbedingen) 5
3. Contractstandaarden: scope
6
Voorbeeld 1: technische geschiktheidseisen 7
Voorbeeld 2: indexeringsclausule 8
4. Beleidsvrijheid en administratieve lasten
9
5. Contractstandaarden: opbouw en methodiek
10
5.1 Contractstandaard jeugdhulp 11
Deel 1: Jeugdhulpaanbieder gebonden deel 11
Deel 2: Gemeente gebonden deel 11
Voorbeeld 3: declarabele tijd 12
5.2 Contractstandaard jeugdbescherming en jeugdreclassering 13
5.3 Inhoud van de inkoopdocumentstandaard 13
1 / 16
Samen werken we aan het verminderen van de administratieve lasten
| Xxxxxxxxxxx@x-xxxxxxxxxxxxx.xx | xxx.x-xxxxxxxxxxxxx.xx |
Wat we bedoelen met een ‘contractstandaard’
Deze notitie beoogt te voorzien in een toelichting op de aanpak ter uitvoering van het project Contractstandaarden.
In dit project worden contractstandaarden ontwikkeld voor overeenkomsten en
inkoopdocumenten, voor de ‘inkoop’ van jeugdhulp via (Europese) aanbestedingstrajecten en open house. Daarbij wordt rekening gehouden met de drie uitvoeringsvarianten (inspanningsgericht, taakgericht en outputgericht). In het project contractstandaarden wordt onderscheid gemaakt tussen kernbedingen, niet-kernbedingen (randvoorwaarden) en algemene voorwaarden1. Deze notitie beoogt duidelijkheid te bieden over de inhoud van deze begrippen en het afwegingskader. Tot slot wordt ingegaan op de vraag welke onderdelen wel of niet tot de scope van de opdracht behoren.
Het begrip contractstandaarden zou eenvoudig kunnen worden verward met het begrip standaardcontract. Een standaardcontract, ook wel modelovereenkomst genoemd, is een standaardovereenkomst die veelvuldig wordt overgenomen of waaraan bepaalde bedrijfstakken zich plegen te houden, omdat anders telkens het wiel moet worden uitgevonden. Denk aan model huurovereenkomsten voor bedrijfsruimten of voor softwarelicenties. Twee voorbeelden die laten zien dat voor heel verschillende onderwerpen heel verschillende standaardcontracten beschikbaar worden gesteld. Die verschillen gelden ook bij het inkopen en contracteren van jeugdhulp. Eén standaardcontract voor een veelvormig fenomeen als jeugdhulp is alleen al daarom moeilijk voorstelbaar, zo niet onmogelijk. Bij de voorbereidingen van het project contractstandaarden was deze conclusie snel getrokken, maar wat het dan wel moest worden, was nog even zoeken. Dat diversiteit in contracten extra lasten oplevert betekent uiteraard niet dat standaardisatie voor alle diversiteit een oplossing kan zijn. Immers, is elke gemeente verantwoordelijk voor de uitvoering van de Jeugdwet, reden waarom elke gemeente de ruimte heeft gekregen om lokaal, regionaal of op een andere schaal, passend beleid te voeren en daarvoor contracten te sluiten met jeugdhulpaanbieders. Eén maat die iedereen past, kan dus ook om deze reden niet aan de orde zijn.
Voor wat dan wel mogelijk is hebben we gekeken naar de wijze van contracteren door de zorgkantoren in het kader van de Wet langdurige zorg. Contracten in dit domein hebben voor veel jeugdhulpaanbieders een herkenbare structuur (zie toelichting in paragraaf 5). De contracten bestaan uit drie delen. Bij nadere verkenning bleek verder dat die structuur de verschillende beleidsmatige en sturingsbehoeften van gemeenten, de verschillen in het aanbod en gewenste vormen van samenwerking met jeugdhulpaanbieders goed kan faciliteren (deel 1). Daarnaast is het maken van individuele afspraken en eensluidende afspraken met meerdere partijen en op basis van dit geheel aangaan van passende overeenkomsten voor de inkoop van jeugdhulp goed mogelijk
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
1 De algemene voorwaarden vallen niet binnen de scope van het project. Met algemene voorwaarden doelen we op bepalingen die niet specifiek zijn geschreven voor één overeenkomst. In de contractstandaarden worden de algemene inkoopvoorwaarden van de VNG als uitgangspunt genomen. Indien daarvan wordt afgeweken wordt dit uitdrukkelijk vermeld in de contractstandaarden voor de overeenkomst.
(deel 1). Tot slot bieden deel 2 en 3 de mogelijkheid om landelijke afspraken (deel 3) tussen gemeenten en alle jeugdhulpverleners (deel 2) vast te leggen.
In de contractstandaarden wordt - zoals gezegd - onderscheid gemaakt tussen kernbedingen, niet- kernbedingen en algemene voorwaarden. Een kernbeding geeft de kern van prestaties weer. Het betreft zoals de ‘essentialia’ van de overeenkomst. De gekozen structuur voor de contractstandaard voorziet in de mogelijkheid voor gemeenten om voor alle benodigde en/of gewenste vormen van jeugdhulp, de kwaliteitseisen, de in te zetten deskundigheid en methodiek waaraan de hulp moet voldoen en de daarvoor te betalen prijs en/of het tarief te beschrijven.
Dit zogenaamde ‘kernbeding’ is onderwerp van het eerste deel van de contractstandaard. Dit deel biedt de vrijheid voor de gemeente om binnen de kaders van de Jeugdwet, jeugdhulp in te kopen die voorziet in de lokale behoeften, bij de jeugdhulpaanbieder die de gemeente daarvoor wenst te contracteren. Dit deel betreft dus alleen de afspraken tussen de gemeente en een individuele jeugdhulpaanbieder en niet de afspraken met alle te contracteren jeugdhulpaanbieders.
In de contractstandaarden zijn er ook standaarden ontwikkeld voor de zogenaamde ‘niet-kern- bedingen’. Dit betreft randvoorwaarden die specifiek zien op de betreffende overeenkomst (bijvoorbeeld - doch niet uitsluitend - voorwaarden over bekostiging en verantwoording). De zogenaamde niet-kernbedingen zijn ondergebracht van het tweede deel en derde deel van de contractstandaard (zie voor een juridische toelichting paragraaf 2).
Daarop ziet het tweede deel van de contractstandaard waarin de gemeente afspraken voor één of meer vormen van jeugdhulp vastlegt, die gelden voor alle daarvoor gecontracteerde jeugdhulpaanbieders. Ook hier hebben gemeenten en aanbieders de vrijheid om zelf binnen de kaders van de Jeugdwet, jeugdhulp in te kopen die voorziet in de lokale behoeften, bij de jeugdhulpaanbieder die de gemeente daarvoor wenst te contracteren. Bij de niet-kernbedingen wordt een onderscheid gemaakt tussen gemeente- of regio specifieke randvoorwaarden en randvoorwaarden die landelijk kunnen worden afgestemd. De eerste vallen buiten de scope van de opdracht. Randvoorwaarden die landelijk kunnen worden afgestemd en waarbij beleidsvrijheid een minder belangrijke rol speelt vallen wel onder de scope van dit project. Daarvoor heeft het ketenbureau zelf aan de hand van literatuur een afwegingskader ontwikkeld (zie toelichting paragraaf 3). Hierin wordt rekening gehouden met de beleidsvrijheid van gemeenten en de administratieve lasten.
Bij de randvoorwaarden die landelijk kunnen worden afgestemd, krijgen de gemeenten de keuze om de niet-kernbedingen die de beleidsvrijheid van de gemeente raken al dan niet te gebruiken (paragraaf 4 geeft een toelichting). Voor deze onderwerpen geldt daarnaast dan wel dat áls zij daarover afspraken willen maken, dat dient te gebeuren door gebruik te maken van een standaardbepaling. Voorbeelden van zo’n facultatief op te nemen bepaling is de mogelijkheid om de overeenkomst tussentijds te wijzigen en het desgewenst hanteren van een budgetplafond dat geldt voor alle jeugdhulpaanbieders. Dit laatste voorbeeld is daarmee te onderscheiden van een budgetplafond dat voor een individuele jeugdhulpaanbieder zou kunnen gelden en dat daarmee in het eerste deel van deze contractstandaard thuishoort.
Naast de onderwerpen die een plaats krijgen in het eerste en tweede deel van de contractstandaard zijn er onderwerpen die worden opgenomen in het derde, ‘algemeen deel’. De bepalingen in dit deel zijn verplicht voor alle gemeenten en alle jeugdhulpaanbieders bij het contracteren van jeugdhulp. Met andere woorden het is niet de bedoeling dat partijen gaan afwijken van deze bepalingen, ook niet door daarover afspraken te maken in het eerste en/of het tweede deel van de overeenkomst. Denk hierbij aan bepalingen die zien op het verstrekken van informatie aan de gemeente mits deze verstrekking niet leidt tot vermijdbare administratieve lasten of een bepaling over het gebruik van het landelijk berichtenverkeer passend bij het bekostigingsmodel van de betreffende uitvoeringsvariant of aan bepalingen die gaan over declaratie en betaling of die gaan over duur en einde van de overeenkomst, enzovoort.
Bij het standaardiseren wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de modelbepalingen die zijn opgeleverd door het programma I en A van VWS. Wanneer er een uitgewerkte modelbepaling is, zal deze gebruikt worden en zo nodig nader ingevuld en als die bepaling er niet is wordt deze alsnog opgesteld.
Bij de afweging om bepaalde artikelen wel of niet in een bepaald deel van de contract standaard op te nemen is een belangrijke rol toebedeeld aan de begeleidingsgroep en de internetconsultatierondes. Hoe dit proces precies verloopt is opgenomen in het plan van aanpak van 30 november 2021.
In een later stadium van het project volgen de contractstandaarden voor inkoopdocumenten voor jeugdhulp. De fase van contractering volgt op een van de uitgevoerde inkoopprocedures (Europese aanbesteding met - en zonder voorselectie, meervoudig onderhands, enkelvoudig onderhands, open house). Deze stap gaat vooraf aan de contractering. De afspraken die in de contractstandaarden voor overeenkomsten worden gemaakt over kernbedingen, niet-kernbedingen (randvoorwaarden) en algemene voorwaarden hebben dan ook een rechtstreekse relatie met de onderwerpen die worden beschreven in de inkoopdocumenten. Hierbij geldt hetzelfde afwegingskader als voor de contractstandaard voor de overeenkomst. In paragraaf 5.3 wordt dit onderwerp toegelicht.
2. Contractstandaarden: juridisch perspectief
Het project Contractstandaarden is gericht op het verminderen van diversiteit in voorwaarden in overeenkomsten jeugdzorg, door middel van standaardisatie. Om te kunnen bepalen wat er is te standaardiseren, zijn definities nodig. Wat is bijvoorbeeld een overeenkomst?
Uit het Burgerlijk Wetboek en de overeenkomsten die gemeenten en jeugdzorgaanbieders sluiten in de praktijk, volgt dat de overeenkomsten waarin standaardisatie moet plaatsvinden
‘wederkerige overeenkomsten’ zijn.2 Gemeenten en jeugdzorgaanbieders spreken in overeenkomsten het volgende af:
- De gemeenten betalen een prijs voor de levering van jeugdzorg en krijgen daarmee recht op levering van die jeugdzorg;
- De jeugdzorgaanbieders leveren jeugdzorg voor een prijs te betalen door de gemeente en krijgen daarmee recht op betaling van die prijs.
De wederkerige overeenkomsten (verder: overeenkomsten) die gemeenten en jeugdzorgaanbieders sluiten zijn ‘rechtshandelingen’. Met deze rechtshandelingen beogen gemeenten en jeugdzorgaanbieders juridisch hun wederzijdse verbintenissen vast te leggen en daarmee juridisch afdwingbaar te maken (vordering van nakoming mogelijk te maken).
Elke overeenkomst bestaat vervolgens uit drie onderdelen:
1. Kernbedingen;
2. Niet-kernbedingen (of: randvoorwaarden specifiek voor de overeenkomst);
3. Optioneel: Algemene voorwaarden (voorwaarden te gebruiken in elke overeenkomst).
Een kernbeding geeft de kern van prestaties weer. Het betreft zoals dat heet de ‘essentialia’ van de overeenkomst. Als kernbeding zijn te beschouwen die bedingen die als zij zouden ontbreken de overeenkomst onvoldoende bepaalbaar maken. De overeenkomst komt dan niet tot stand.3 De parlementaire geschiedenis noemt als voorbeelden van kernbedingen onder andere de te betalen prijs, vaststelling van het loon en/of van de daarvoor te verrichten dienst(en). Kernbedingen in overeenkomsten voor jeugdzorg bestaan dus – in ieder geval - uit de te betalen prijs en de te
leveren jeugdzorg, waarbij de jeugdzorg wel duidelijk (als: ‘bepaalbaar’) moet zijn omschreven.
Algemene voorwaarden zijn bedingen ‘die zijn opgesteld om in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen’, niet zijnde kernbedingen.4 Een voorbeeld is de set algemene inkoopvoorwaarden waar gemeenten vaak naar verwijzen in hun overeenkomsten met jeugdzorgaanbieders. Deze algemene inkoopvoorwaarden gebruiken zij ook voor andere
overeenkomsten, bijvoorbeeld voor de levering van kantoormeubilair of de inhuur van externen.
Ad 2. Randvoorwaarden (of: niet-kernbedingen)
Resteren nog de bedingen die geen kernbedingen zijn, maar die ook geen algemene voorwaarden zijn. Dit zijn bedingen die dus niet tot de kern van de prestaties behoren. Ook zonder deze bedingen, komt nog steeds een overeenkomst tot stand. Ze zijn echter alleen bruikbaar in deze specifieke overeenkomsten, dus tussen gemeenten en jeugdzorgaanbieders die afspraken maken over de levering van jeugdzorg.
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
2 Art. 6:213 lid 1 jo. 6:261 lid 1 BW.
3 Art. 6:227 BW.
4 Art. 6:231 sub a BW.
Stel dat een gemeente en een jeugdzorgaanbieder een specifiek te betalen prijs overeenkomen voor een specifiek te leveren type jeugdzorg. Daarnaast maken zij afspraken over de bekostigingsvariant, de wijze van verantwoorden, de inzet van eHealth indien mogelijk, samenwerking, et cetera en leggen deze in aanvullende bedingen vast. Deze aanvullende bedingen zijn geen kernbedingen, want ook zonder de aanvullende bedingen is (al) sprake van een overeenkomst.5 Zij vormen echter ook geen algemene voorwaarden, want de bedingen zijn specifiek voor deze overeenkomst opgesteld.
Het project Contractstandaarden richt zich niet op de kernbedingen. Het standaardiseren van het type jeugdhulp en de (hoogte van de) prijs en die gemeenten en jeugdzorgaanbieders afspreken, valt buiten de reikwijdte van het project. Uiteraard is dit wel mogelijk, bijvoorbeeld door landelijk tarieven te bepalen voor landelijk vast te stellen ‘inspanningen’, ‘output’ of ‘taken’. Maar zoals gezegd houdt dit project zich daar niet mee bezig.
Het project Contractstandaarden richt zich ook niet op algemene voorwaarden, althans niet op generieke algemene voorwaarden. Dat wil zeggen, gemeenten verklaren vaak hun eigen algemene inkoopvoorwaarden van toepassing op de overeenkomsten voor jeugdzorg. Dit zijn doorgaan (maar niet altijd) de VNG Algemene inkoopvoorwaarden (verder te noemen: AIV VNG). Het project contractstandaarden gaat uit ervan uit dat de AIV VNG van toepassing zijn. Het is niet de bedoeling met het project Contractstandaardisatie deze generieke algemene inkoopvoorwaarden te vervangen. Daar waar wordt afgeweken van de AIV VNG wordt concreet vermeld.
Het project Contractstandaarden is dus gericht op het identificeren, standaardiseren van de vorm
Figuur 1: Focus op randvoorwaarden
en waar mogelijk normeren van de inhoud, van randvoorwaarden6 en is specifiek bedoeld voor een bepaalde overeenkomst die gemeenten en zorgaanbieders aangaan voor de levering en uitvoering van jeugdhulp.
Met randvoorwaarden bedoelen we afspraken of bedingen die richting geven aan de wijze waarop aanbieders de jeugdhulp leveren. Randvoorwaarden gaan bijvoorbeeld - maar niet uitsluitend - over bekostiging, doelgroepen, toegangsmanagement, verantwoording, uitsluitingsgronden, geschiktheidseisen en contractmanagement. Gebleken
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
5 Tenzij bijvoorbeeld ‘samenwerking’ als duidelijk en begrijpelijk onderdeel(!) is geformuleerd van het specifieke type jeugdzorg; in dat geval is het onderdeel van het kernbeding.
6 De hier bedoelde randvoorwaarden, in de literatuur ook wel aangeduid als ‘niet-kernbedingen’ worden in dit project onderscheiden van de
‘kernbedingen’. Een kernbeding betreft de essentie van de afspraak en wordt gedefinieerd als de prijs die wordt betaald voor een eenheid in te zetten deskundigheid, methodiek, dienst of product tegen bepaalde kwalitatieve voorwaarden. Ook de algemene voorwaarden vallen niet binnen de scope van het project. Met algemene voorwaarden doelen we op bepalingen die niet specifiek zijn geschreven voor één overeenkomst en die afspraken regelen over bijvoorbeeld opzegging, ontbinding en overmacht.
is dat deze randvoorwaarden in de praktijk zorgen voor hoge administratieve lasten. Met de aanpak passen we het Pareto-principe7 toe en beogen daarmee 80 procent van de lasten te verminderen door het standaardiseren van 20 procent van randvoorwaarden. Eventuele mogelijkheden tot standaardisatie van randvoorwaarden die betrekking hebben op innovatie, samenwerking, bouwen aan vertrouwen en dergelijke plaatsen we vooralsnog buiten de scope van dit project.
Voorbeeld 1: technische geschiktheidseisen en beroepsbekwaamheid
De meeste overeenkomsten jeugdzorg bevatten een beding waarin is opgenomen dat de jeugdzorgaanbieder bij de uitvoering van de overeenkomst blijft voldoen aan de technische geschiktheidseisen voor technische of beroepsbekwaamheid waar deze aan moet voldoen om voor de opdracht in aanmerking te komen. Die eisen zijn dan dus gesteld in de aanbestedings- of toelatingsprocedure. De jeugdzorgaanbieder moet aantonen te voldoen aan die eis. Bij de uitvoering van de overeenkomst moet deze dan aan de eis blijven voldoen. Een voorbeeld van een technische of beroepsbekwaamheidseis is het voldoen aan bepaalde onderwijs- en beroepskwalificaties van (het personeel van) de jeugdzorgaanbieder. 8
De administratieve last voor wat betreft dit voorbeeld kan bestaan uit:
1) Jeugdzorgaanbieders die voor dezelfde jeugdzorg bij verschillende gemeenten met verschillende onderwijs- en beroepskwalificaties hun geschiktheid moeten aantonen en/of bewijsmateriaal op verschillende manieren moeten aanleveren;
2) Jeugdzorgaanbieders die in de uitvoering van overeenkomsten steeds door verschillende gemeenten op verschillende manieren en verschillende momenten een toets krijgen op de onderwijs- en beroepskwalificaties;
Hoewel strikt genomen de inspanningen van gemeenten niet onder de definitie van administratieve lasten vallen, moeten gemeenten bij nieuwe overeenkomsten steeds opnieuw bedenken welke onderwijs- en beroepskwalificaties passend zijn bij bepaalde jeugdzorg.
De in dit voorbeeld beschreven administratieve lasten zijn op te lossen door een standaardbeding (randvoorwaarde) te formuleren waarin is opgenomen hoe een jeugdzorgaanbieder altijd bij alle gemeenten voor bepaalde typen jeugdzorg hun onderwijs- en beroepskwalificaties kunnen aantonen. Het verlaagt de administratieve lasten omdat jeugdzorgaanbieders steeds met hetzelfde
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
7 xxxxx://xx.xxxxxxxxx.xxx/xxxx/Xxxxxx-xxxxxxxx
8 Strikt genomen biedt artikel 2.90 Aw 2012 alleen de mogelijkheid om technische en beroepsbekwaamheidseisen voor de dienstverlener, de aannemer of van het leidinggevend personeel van de onderneming. Het in te zetten personeel van de onderneming valt daar niet onder. Zeker niet als dit ook in relatie met de uitvoering van de opdracht wordt uitgevraagd. Echter in het zogenaamde ‘verlicht regime’ wordt artikel 2.90 Aw 2012 niet rechtstreeks van toepassing verklaard (in artikel 2.38 en 2.39 Aw 2012). Daarnaast speelt de vraag of het (voortdurend) opvragen van bewijsstukken van het (bij de uitvoering van de opdracht in te zetten) personeel wel proportioneel is. Dat dit mag, is bekrachtigd in de jurisprudentie (rechtbank Noord Nederland, 16 december 2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:5195. Er is nog geen hogere rechtspraak bekend. In dit memo wordt vooralsnog gebruik gemaakt van de ruimte die het verlicht regime biedt. Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat geen beroep worden gedaan kan worden op deze interpretatie van in de situatie waarin de gemeente gemotiveerd kiest voor een ‘gewone’ Europese aanbesteding. Voor die situatie is 2.90 Aw 2012 onverkort van toepassing. Indien een gemeenten gebruik wil maken van de standaardisatie van de geschiktheidseisen, is aan de gemeente zelf om een risico-afweging te maken.
bewijsmateriaal kunnen aantonen nog te voldoen aan de eis, vervat in het standaardbeding. Dit verlaagt ook de lasten voor gemeenten die dit standaardbeding altijd kunnen opnemen en ook precies weten hoe ze deze kunnen toetsen. Het standaardiseren van dit beding heeft weinig invloed op de beleidsvrijheid van gemeenten. Zij kunnen nog steeds op basis van lokale behoeften vaststellen welke jeugdzorg zij willen contracteren. Als zij bepaalde jeugdzorg contracteren, valt alleen de mogelijkheid weg daar zelf kwaliteitseisen te bedenken op het terrein van onderwijs- en beroepskwalificaties. Dit hoeft niet problematisch voor de gemeentelijke beleidsvrijheid te zijn omdat in de jeugdzorg hier aan de aanbodkant landelijke standaarden voor gelden (curricula voor MBO-, HBO- en WO opleidingen, CAO verplichtingen, beroepsregistraties, etc.).
Voorbeeld 2: indexeringsclausule
Gemeenten zijn na de wetswijziging maatschappelijk verantwoord inkopen maatschappelijke ondersteuning en jeugdzorg ook in de jeugdzorg verplicht redelijke tarieven te hanteren in overeenkomsten. Onderdeel daarvan is het opnemen van een indexeringsclausule. In de wetgeving is echter niet voorgeschreven hoe die clausule eruit moet zien. Dit leidt in de praktijk tot verschillende indexeringsclausules qua inhoud, zoals percentages, tijdstip van indexeren en grondslag van de indexering (OVA9, CBS/CPI10).
De administratieve last voor wat betreft dit voorbeeld kan bestaan uit:
1) Gemeenten die bij nieuwe overeenkomsten elke keer opnieuw moeten bedenken hoe zij indexeren en welke clausule zij daarvoor opstellen, waarbij zij rekening moeten houden met landelijke ontwikkelingen op het gebied van wetgeving en jurisprudentie (bijvoorbeeld: hoofdlijnenakkoord GGZ) en de eigen begroting;
2) Jeugdzorgaanbieders die in inkooptrajecten moeten vaststellen welke indexeringsclausule een gemeente gebruikt en wat voor gevolgen deze heeft voor de eigen financiële positie;
3) Jeugdzorgaanbieders die in hun contractmanagement steeds moeten nagaan of gemeenten waarmee zij contracten hebben wel (tijdig en inhoudelijk) indexeren volgens de clausule in de overeenkomst.
De hiermee verbonden administratieve last is op te lossen door een standaardbeding voor indexeringen op te stellen. Gemeenten en jeugdzorgaanbieders weten dan, dat als zij contracteren, hoe en wanneer indexering van de prijsstelling plaatsvindt. Meer dan het eerste voorbeeld raakt het standaardiseren van dit beding de beleidsvrijheid van gemeenten. Hoewel gemeenten straks verplicht zijn om redelijke tarieven te hanteren met een inclusief een indexeringsclausule, zijn gemeenten bij het ontbreken van een standaard, vrij om zelf te bepalen hoe die indexering eruit ziet. Standaardisatie betekent dat zij voor een deel invloed kwijt raken op de financiële ontwikkeling van een prijsstelling (de precieze indexering is vooraf nooit te voorspellen).
Voorwaarden voor standaardisatie zijn daarom:
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
9 xxxxx://xxx.xxx.xx/xxxxxxxxxx/xxxxxx-xx-xxxxxxxxxx/xxx-xx-xxx-xxxxxxxxxxxxxxxx-xxxx-xxxxxxxxx-xxxxxx
10 xxxxx://xxx.xxx.xx/xx-xx/xxxxxxx/xxxxxxxxxxxxxxxxxx
1) dat het Rijk de indexeringsclausule gebruikt om budgetten voor jeugdzorg aan gemeenten ook te indexeren en/of
2) dat er voldoende beleidsvrijheid overblijft voor gemeenten om het eigen macrobudget te beïnvloeden om de indexeringen op te vangen als het Rijksbudget onvoldoende hoog is (bijvoorbeeld via de toegang).
4. Beleidsvrijheid en administratieve lasten
Uit de voorbeelden blijkt dat er een relatie is tussen de beleidsvrijheid van gemeenten en de praktijk die aantoont dat dit leidt tot diversiteit in afspraken naar vorm en inhoud, over de randvoorwaarden voor de levering en uitvoering van jeugdzorg, in gemeenten. De diversiteit waar in het project contractstandaarden op wordt gedoeld is de diversiteit die niet de kern(bedingen) van de afspraken tussen gemeenten en zorgaanbieders raakt, maar die wel als gevolg van diversiteit in randvoorwaarden, leidt tot extra en daarmee vermijdbare administratieve lasten voor zorgaanbieders. Hoe deze begrippen worden gedefinieerd en hoe ze in dit project een rol spelen wordt hierna toegelicht.
4.1 Administratieve lasten Administratieve lasten omschrijven we als alle kosten die burgers, professionals of bedrijven moeten maken om bij de uitvoering van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 te voldoen aan (informatie)verplichtingen van partijen anders dan de Rijksoverheid, zoals gemeenten, verzekeraars en zorgkantoren. Het betreft het verzamelen, bewerken, registreren, bewaren en ter beschikking stellen van
Figuur 2: Berekening kosten regeldruk, bron ministerie van EZK
informatie, maar ook de kosten die gemaakt worden om te voldoen aan normen, standaarden, gedragscodes en alle overige eisen gericht op het borgen van doelen gesteld door de betreffende partij. Met het standaardiseren van de randvoorwaarden ontwikkelt het project in feite ‘branche- specifieke’ algemene voorwaarden.
Beleidsvrijheid gaat over de mogelijkheden van gemeenten om zelf te kunnen beslissen over de inzet van hun middelen. Hoewel er geen absoluut objectieve maat voor het vaststellen voor de mate van beleidsvrijheid bestaat kan wel inzicht worden verkregen in de factoren die dit (mede) bepalen, zoals de mate waarin de gemeente:
1) vrij is om zelf haar beleidsdoelen vast te stellen;
2) vrij is de daarmee verbonden taken vast te stellen;
3) gebonden is aan regels over besluitvorming;
4) zelf aanvullende regels kan stellen;
5) gehouden is te voldoen aan uitvoeringsvoorschriften;
6) vrij is te kiezen in de samenwerking;
7) is onderworpen aan toezicht;
8) in staat is te de inkomsten en uitgaven te beïnvloeden
Figuur 3: Dimensies en gradaties van beleidsvrijheid, bron Raad voor het Openbaar Bestuur
Per factor kan de uitkomst variëren van geheel vrij, wenselijk, dwingend tot verplicht. Door de taken aan de hand van deze termen te scoren ontstaat een indicatie van de mate van formele beleidsvrijheid. Dit resulteert in een glijdende schaal van het geheel gebonden zijn bij het stellen en uitvoeren van de beleidsdoelen, een beperkte mate van vrijheid, het gedeeltelijk vrij zijn tot het nagenoeg geheel vrij zijn.
Op een schaal van 1-10 (1 is geen en 10 is maximale beleidsvrijheid) leidt dit voor de formele beleidsvrijheid op de clusters van het gemeentefonds voor het beleidsterrein Jeugd tot een indicatieve score van 3 en voor Maatschappelijke ondersteuning tot
een score van 4. Ter vergelijking scoort Inkomen en participatie indicatief een 2 en Cultuur en ontspanning een 9. De mate van beleidsvrijheid van gemeenten op het beleidsterrein Jeugd is dus beperkt. Dit is de reden om bij het standaardiseren de focus te leggen op de randvoorwaarden in contracten en de kernbedingen (in te kopen producten en diensten, vereiste kwaliteit en prijs) in de afbakening en daarmee buiten de scope van het project contractstandaarden te plaatsen. Soms is echter sprake van een grenssituatie zoals het hiervoor beschreven tweede voorbeeld laat zien. Waar deze grensgevallen zich voordoen, zullen de voor- en nadelen van standaardisatie extra aandacht behoeven en zal daarover met alle betrokken partijen het gesprek worden gevoerd.
5. Contractstandaarden: opbouw en methodiek
Bij de aanpak van de standaardisatie van randvoorwaarden maken we gebruik van de opbouw en methodiek, ontwikkeld door de zorgkantoren in de Wet langdurige zorg (Wlz). Achtergrond van deze keuze is dat deze werkwijze goed aansluit bij de gemeentelijke beleidsruimte in de Jeugdwet. Voordelen zijn verder de herkenbaarheid voor jeugdhulpaanbieders die eveneens actief zijn in de Wlz en ook dat deze opbouw en methodiek sinds enige jaren succesvol wordt toegepast. Er vinden dan ook veel minder rechtszaken plaats over de inkoop van WLZ dan in de jeugdzorg. De zorgkantoren hebben voor specifieke randvoorwaarden (de niet-kernbedingen) een landelijke standaard afgesproken waarvan zij niet afwijken. Naast deze landelijke standaard is een format afgesproken waarbinnen zorgkantoren eigen afspraken mogen maken met zorgaanbieders. Het project contractstandaarden voorziet uiteindelijk in de oplevering van een standaard
inkoopdocumentstandaard en een contractstandaard voor jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering.
5.1 Contractstandaard jeugdhulp
De contractstandaard jeugdhulp bestaat uit 3 delen, die hieronder - in concept - worden beschreven en toegelicht. LET WEL: alle onderwerpen worden besproken met de Begeleidingsgroep en in meerdere consultatierondes. Hierdoor kunnen bepalingen nog wijzigen of zelfs vervallen. Ook kunnen bepalingen worden toegevoegd. Verder voorzien we elke bepaling van een toelichting.
Deel 1: Jeugdhulpaanbieder gebonden deel
Inhoud | Toelichting |
Deel 1.A: Algemene gegevens - Partijen bij de overeenkomst - Categorieën van jeugdhulp - Overwegingen - Wet- en regelgeving - Structuur van de overeenkomst en de bijlagen - Ingangsdatum, looptijd, verleningsopties - Ondertekening Deel 1.B.: Specifieke afspraken (1:1) tussen de gemeente en één jeugdhulpaanbieder - Samenwerking - Innovatie - Pilots - …. | Dit deel van de overeenkomst betreft uitsluitend een voorgeschreven format, maar is geen inhoudelijke standaard. Hierin leggen de gemeente en één jeugdhulpaanbieder het kernbeding vast (inspanning/resultaat, specifieke kwaliteitseisen, prijsstelling). Daarnaast kunnen de gemeente en één jeugdhulpaanbieder in dit deel gebruik maken van de beleidsvrije ruimte door aanvullende afspraken te maken over bijvoorbeeld samenwerking, innovatie en pilots. |
Deel 2: Gemeente gebonden deel
Inhoud | Toelichting |
Deel 2: Gemeente gebonden deel - Levering van jeugdhulp11 - Niet nakoming - Kwaliteitsrapportages - Productieafspraak - Nadere doelmatigheidseisen - Social return on investment (SROI) - Toetreding nieuwe Jeugdhulpaanbieder (vrije toetreding) | Dit deel van de overeenkomst betreft een voorgeschreven format dat is bedoeld voor afspraken tussen één gemeente en alle te contracteren jeugdhulpaanbieders. Het betreft de beleidsvrije ruimte die is bestemd voor aanvullende afspraken over bijvoorbeeld samenwerking, innovatie en pilots. |
–––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––
11 Mogelijk dat de grijs gemarkeerde onderwerpen landelijk worden geregeld en de NZa daarin een rol gaat vervullen.
- Toetreding nieuwe Jeugdhulpaanbieder (beperkte toetreding) - Bestedingsruimte (omvang vastgelegd in deel 1b) - … | Ook kan sprake zijn facultatieve onderwerpen waarvoor geldt, dat als (!) de gemeente en jeugdzorgaanbieders bepaalde afspraken willen maken, sprake is van een verplichte standaard. |
Inhoud | Toelichting |
Deel 3: Algemeen deel relevant voor jeugdhulp verbijzonderd naar uitvoeringsvariant Intentie en afbakening - Doel overeenkomst - Verantwoorde jeugdhulp - Evenwichtige uitvoering - Redelijkheid en billijkheid - Begrippen en bronvermeldingen Hoofdstuk 1: Levering van jeugdhulp Inspanningsgericht, Outputgericht en Taakgericht - Voorschriften toewijzing jeugdhulp - Verantwoorde jeugdhulp (professionele standaarden, regelgeving, kwalificaties, gepast gebruik) - Gevolgen bevindingen IGJ - Vertrouwenspersoon - Bijhouden gegevens in CRM-systeem - Indexering - Continuïteit van jeugdhulp - Wachttijden - Cliëntenstop door Jeugdhulpaanbieder - Zorgweigering en -beëindiging - Wijziging hulpbehoefte - Onderaanneming Hoofdstuk 2: Informatievoorziening, overleg en uitwisseling gegevens - Informatievoorziening aan de Gemeente Hoofdstuk 3: iJw - iJw (alleen inspannings- en outputgerichte varianten) | Dit deel van de overeenkomst bevat naast een voorgeschreven format, ook landelijke standaarden. Alle gemeenten en jeugdhulpaanbieders moeten deel 3 gebruiken bij hun inkoop en zij kunnen daarvan niet afwijken (ook niet in deel 1 en deel 2 van de overeenkomst). Hoewel de wet dus beleidsvrije ruimte biedt op onderdelen die deel 3 regelt, spreken gemeenten en jeugdzorgaanbieders met elkaar landelijk af deze ruimte in te vullen zoals opgenomen in deel 3 en daarvan niet af te wijken. 1) De voor jeugdhulpaanbieder voor het leveren van een product declarabele tijd bestaat uit cliënt- contacttijd, indirect cliëntgebonden tijd en groepscontacttijd. Overige tijd is niet declarabel. In de Verwijzing is rekening gehouden met een gemiddelde omvang indirect cliëntgebonden tijd. In de Verwijzing is rekening gehouden met de omvang van direct en indirect cliëntgebonden tijd. 2) Cliëntcontacttijd is tijd die begeleidend en/of behandelend personeel van de jeugdhulpaanbieder besteedt aan de directe interactie met een jeugdige en/of zijn/haar (gezins-)systeem en sociaal netwerk (overige gezins-/familieleden, verwijzers en overige betrokken (jeugd)hulpverleners). Het contact vindt plaats in het kader van het hulpverleningsplan. Partijen rekenen tot dit contact in ieder geval: face-to- face, telefonisch of via elektronisch contact (zoals beeldbellen, chat en berichten) indien ingezet als begeleidings-/behandelcomponent (eHealth). 3) Indirect cliëntgebonden is tijd die begeleidend en/of behandelend personeel van de jeugdhulpaanbieder |
Inhoud | Toelichting |
Hoofdstuk 4: Declaratie en betaling - Onverschuldigde betaling - Declaratie en betaling van geleverde jeugdhulp - Uitgangspunten voor betaling Hoofdstuk 5: Fraude, niet nakoming en geschillen - UBO (Ultimate Benificial Owner) - Fraude - Niet Nakoming Hoofdstuk 6: Duur en einde overeenkomst - Duur en einde overeenkomst - Overdracht van rechten en fusie - Financiële verantwoordelijkheid Hoofdstuk 7: Slotbepalingen - Algemene slotbepalingen - Vrijwaring - Wijziging van omstandigheden | besteedt aan een jeugdige en/of zijn/haar (gezins- )systeem en sociaal netwerk (overige gezins- /familieleden, verwijzers en overige betrokken (jeugd)hulpverleners) in het kader van de levering van een product aan de jeugdige. Partijen rekenen hiertoe in ieder geval: voorbereidingstijd, verslaglegging, casus gebonden overleg, schrijven van brief of email, reistijd werk-werk. Voor producten waar verblijf van toepassing is én producten met tijdseenheid ‘dagdeel’ dient jeugdhulpaanbieder rekening te houden met alle indirect cliëntgebonden tijd binnen de tijdseenheid. Als voorbeeld: een dagdeel van 4 uren bestaat dus uit het totaal van directe en indirecte cliëntgebonden tijd. 4) Groepscontacttijd is de totale tijd die begeleidend en/of behandelend personeel van de jeugdhulpaanbieder aanwezig is op een groep, gedeeld door het aantal jeugdigen dat aan de groep deelneemt. Per jeugdige declareert de jeugdhulpaanbieder naar rato van ingezette groepscontacttijd. 5) Niet-cliëntgebonden tijd is tijd die begeleidend en/of behandelend personeel van de jeugdhulpaanbieder niet besteedt aan jeugdigen. Partijen rekenen hier in ieder geval toe: organisatieoverleg, beleidsmatig overleg, reflectie/intervisie. |
5.2 Contractstandaard jeugdbescherming en jeugdreclassering
Informatie volgt.
5.3 Inhoud van de inkoopdocumentstandaard
Voor het vaststellen van de standaarden voor het inkoopdocument gelden de zelfde uitgangspunten als bij het vaststellen van de standaarden voor de standaard voor de overeenkomst zoals beschreven in deze toelichting.
De inkoopdocumentstandaard is gebaseerd op een Europese aanbestedingsprocedure voor sociale en andere specifieke diensten (SAS). Dit is een voor gemeenten voorgeschreven aanbestedingsprocedure (art. 2.38 Aanbestedingswet 2012), tenzij de gemeenteraad anders beslist.
De inkoopdocumentstandaard bestaat uit drie soorten tekstblokken. Er zijn tekstblokken waarbij de gemeente volledig vrij is deze in te vullen. Er zijn tekstblokken waarbij de tekst is
voorgeschreven, maar waarbij de gemeente uit verschillende opties kan kiezen. Tot slot zijn er tekstblokken waarbij de tekst vaststaat en de gemeente niets kan wijzigen.
Een voorbeeld van het eerste type tekstblok is te vinden in paragraaf 2.4 van de standaard. Daar vult een gemeente haar algemene beleidsuitgangspunten in. Een voorbeeld van het tweede type tekstblok is te vinden in paragraaf 3.2.1 van de standaard. Daar kiest de gemeente voor een bepaalde uitvoeringsvariant. Het voorstel voor de tekst is daar:
[De Gemeente] past voor de voorzieningen in de overeenkomst de inspanningsgerichte/outputgerichte/taakgerichte uitvoeringsvariant toe. [Bij inspanningsgericht: [De Gemeente] betaalt voor de levering van voorzieningen in een afgesproken tijdseenheid tegen een bepaald tarief] of [Bij outputgericht: [De Gemeente] betaalt voor de levering van voorzieningen in een afgesproken output tegen een bepaald tarief] of [De Gemeente] betaalt voor de levering van voorzieningen binnen een afgesproken taak tegen
een bepaald budget].
Een voorbeeld van het laatste type tekstblok is te vinden in paragraaf 4.1. Daarin neemt de gemeente geschiktheidseisen op en voor een deel daarvan is het voorstel de tekst vast te leggen volgens onderstaand voorbeeld:
Geschiktheidseis voor personeel en daarvoor op te vragen bewijs |
- De jeugdzorgaanbieder beschikt over personeel dat: 1) Voor het leveren van de jeugdhulp voldoet aan de eisen zoals gesteld in de Dienstomschrijvingen. Zijn er geen eisen gesteld in de Dienstomschrijvingen dan beschikt de jeugdzorgaanbieder voor het leveren van de diensten over personeel dat voldoet aan de eisen gesteld aan zijn functie conform de geldende FWG XXX Xxxxxxxxx (of andere van toepassing zijnde CAO). 2) Beschikt over de, voor het uitvoeren van de diensten, benodigde (voor)opleidingen en certificeringen. 3) De Norm van verantwoorde werktoedeling toepast. Dit betekent dat alle professionals die de jeugdzorgaanbieders inzet vakbekwaam zijn en dat zij voor sommige werkzaamheden alleen geregistreerde professionals inzet. Het BIG-register en het Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ) zijn hiervoor de wettelijk erkende registers. 4) Beschikt over een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) zoals omschreven in artikel 4.1.6 Jeugdwet bij indiensttreding. De (potentiële) jeugdzorgaanbieder monitort de personeelsleden op hun doen en laten, gerelateerd aan de geldende eisen voor de VOG. De (potentiële) jeugdzorgaanbieder dient de Verklaring Omtrent Gedrag op aanvraag van de Holland Rijnland te kunnen overleggen. 5) De Nederlandse taal beheerst. 6) Indien dit ingehuurd personeel betreft, dit van dezelfde kwaliteit is als eigen personeel. 7) Hetgeen toepast dat is beschreven in het ‘Kwaliteitskader Xxxxx’. - Aanvullend geldt voor Jeugd-GGZ behandeling hoog specialistisch (productcode: 54003): 1) (Potentiële) jeugdzorgaanbieder is specifiek voor hoog specialistische jeugd-GGZ-behandelingen verbonden aan een academisch centrum en/of beschikt voor de betreffende behandeling over het TOP GGZ-keurmerk van de Stichting Topklinische GGZ. 2) Deze eis geldt niet voor hoog specialistische forensische Jeugd-GGZ en voor hoog specialistische traumabehandeling die de (potentiële) jeugdzorgaanbieder biedt in of vanuit een gespecialiseerd centrum. |
Geschiktheidseis voor personeel en daarvoor op te vragen bewijs |
3) Bovenstaande geldt ook voor vrijgevestigde jeugdzorgaanbieders. 4) Als bewijsmiddel geldt een Rechtsgeldig ondertekende eigen verklaring. 5) NB.1: vrijgevestigde jeugdzorgaanbieders dienen de eigen verklaring vergezeld te doen gaan van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG). 6) NB.2: De inkopende organisatie kan verdere bewijsmiddelen verlangen ter verificatie |
De inhoudsopgave van de inkoopdocumentstandaard ziet er als volgt uit:
Inhoudsopgave inkoopdocumentstandaard |
DEFINITIES 1. INLEIDING 2. AANBESTEDENDE DIENST EN UITGANGSPUNTEN 2.1 Aanbestedende dienst 2.2 Contactgegevens 2.3 Norm verantwoord opdrachtgeverschap 2.4 Algemene beleidsuitgangspunten 3. BESCHRIJVING OPDRACHT 3.1 Beschrijving van de opdracht 3.1.1 Omschrijving perce(e)l(en) 3.1.2 Doelstellingen per product/perceel 3.2 Bekostiging 3.2.1 Uitvoeringsvariant 3.2.2 Berekening tarieven 3.2.3 Afrekening 3.2.4 Indexering 3.3 Overeenkomst en algemene voorwaarden 3.3.1 Type overeenkomst 3.3.2 Looptijd 3.4 Algemene voorwaarden 3.5 Monitoring en sturing 4. AANBESTEDINGSVOORWAARDEN 4.1 Inleiding 4.2 Uitsluitingscriteria 4.1 Geschiktheidseisen (voorbeeld 4, hierna) 4.2 Geschiktheidseisen alle percelen 4.3 Geschiktheidseisen (sub)percelen 4.3.1 Perceel n#: 4.3.2 Perceel n#: 4.4 Uitvoeringseisen 4.5 Selectiecriteria 5. GUNNINGSCRITERIA |
Inhoudsopgave inkoopdocumentstandaard |
6. PROCEDURE VOOR AANMELDING EN BEOORDELING 6.1 Procedure 6.2 Procedurevoorschriften 6.3 Beoordeling van verzoeken tot deelname en/of inschrijvingen 6.3.1 Stap 1: Controle op uitsluitingscriteria 6.3.2 Stap 2: Controle op geschiktheidseisen 6.3.4 Stap 3: Controle op akkoord uitvoeringseisen 6.3.5 Stap 4: Beoordeling selectiecriteria 6.3.6 Stap 5: Dialoog (optioneel) 6.3.7 Stap 6: Beoordeling gunningscriteria 6.3.8 Beoordelingscommissie 6.3.9 Planning 6.4 Aanmelden als hoofdaannemer, combinatie of groepsonderneming 6.4.1 Hoofdaannemer 6.4.2 Combinatie 6.4.3 Groepsonderneming 6.5 Vragen over de procedure en de documenten 6.6 Klachten en Beroepsprocedure 6.6.1 Klachten 6.6.2 Instellen van beroep |