Contract
Volledige en doorlopende tekst van de statuten van Stichting Pensioenfonds Rockwool, na statutenwijziging de dato 22 september 2022.
STATUTEN:
Artikel 1 Terminologie
In deze statuten wordt verstaan onder:
a. het fonds: de stichting Stichting Pensioenfonds Rockwool;
b. het bestuur: het bestuur van het fonds;
c. de vennootschap: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid: Rockwool B.V., met zetel te Roermond, alsmede de (directe of indirecte) dochtermaatschappijen waarvoor de "CAO voor Rockwool B.V." geldt;
x. xxxxx: de situatie waarin een bestuurder tijdelijk niet in staat is om zijn functie te vervullen, als gevolg van:
(i) schorsing;
(ii) zwangerschaps- en bevallingsverlof;
(iii) tegenstrijdig belang;
(iv) ziekte; dan wel
(v) onbereikbaarheid;
in de gevallen bedoeld onder (iv) en (v) zonder dat gedurende een termijn van twee (2) maanden de mogelijkheid van contact tussen het betreffende lid van het bestuur en het fonds heeft bestaan;
e. de directie: de directie van de vennootschap;
x. xx xxxxxxxxx: de werknemer of gewezen werknemer die voldoet aan de in het pensioenreglement gestelde vereisten;
g. de gewezen deelnemer: de deelnemer die het deelnemerschap aan het fonds anders dan door overlijden of door het bereiken van de pensioendatum heeft beëindigd;
h. ontstentenis: de situatie waarin een bestuurder niet langer in functie is door terugtreden, overlijden of ontslag;
i. de pensioengerechtigde: een ieder van wie het pensioen overeenkomstig het pensioenreglement is ingegaan;
j. het pensioenreglement: het op grond van deze statuten bepaalde tot stand gekomen pensioenreglement van het fonds; en
k. de uitvoeringsovereenkomst: overeenkomst tussen het fonds en de vennootschap waarin de afspraken tussen het fonds en de vennootschap over de uitvoering van de pensioenregeling zijn vastgelegd.
Artikel 2 Naam en zetel
1. Het fonds draagt de naam: Stichting Pensioenfonds Rockwool.
2. Het fonds is statutair gevestigd in de gemeente Roermond.
Artikel 3
Doel en Werkingssfeer
1. Het fonds heeft ten doel deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden en hun nabestaanden, inclusief gewezen partners, te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, invaliditeit en overlijden overeenkomstig het bepaalde in het pensioenreglement.
2. Het fonds tracht zijn doel te bereiken door:
a. voor zover eigen beheer wordt gevoerd te werken volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota betreffende het te voeren beleid;
b. voor zover geen eigen beheer wordt gevoerd het sluiten van overeenkomsten van verzekering met een of meer gekwalificeerde verzekeraars als bedoeld in de Pensioenwet; en
c. alle andere wettige middelen.
3. Uitbesteding van werkzaamheden, voor zover wettelijke bepalingen zich daartegen niet verzetten, is slechts toegestaan op basis van schriftelijke overeenkomsten die voldoen aan het door het bestuur vastgestelde uitbestedingsbeleid.
4. Het fonds verricht slechts activiteiten in verband met het doel van het fonds en werkzaamheden die daarmee verband houden.
Artikel 4 Middelen
1. De middelen van het fonds bestaan uit:
a. de vaste bijdrage van de vennootschap – waarvan de bijdrage van de deelnemers een onderdeel is - op grond van de uitvoeringsovereenkomst die is gesloten tussen het fonds en de vennootschap;
b. uitkeringen uit herverzekering;
c. inkomsten uit beleggingen;
d. alle andere baten, met dien verstande dat erfstellingen niet anders dan onder het voorrecht van boedelbeschrijving kunnen worden aanvaard; en
e. de inkomende overdracht van reserves na aanvang van het dienstverband van de werknemer met de vennootschap.
2. De uitgaven van het fonds bestaan uit:
a. uitkeringen als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de statuten;
b. premies en koopsommen voor herverzekering;
c. uitgaven, welke het bestuur ter nakoming van het doel of voor het beheer van het fonds noodzakelijk acht; en
d. de uitgaande overdracht van reserves van gewezen deelnemers na beëindiging van het dienstverband met de vennootschap.
3. Belegging van gelden vindt slechts plaats in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden op grond van het schriftelijk vastgelegde beleggingsbeleid dat in
overeenstemming is met de prudent person regel als bedoeld in artikel 135 van de Pensioenwet en daarop gebaseerde regelgeving.
Leningen en garantstellingen zijn in beginsel niet toegestaan. Deze kunnen slechts plaatsvinden voor zover zij voldoen aan de bepalingen van artikel 136 van de Pensioenwet en daarop gebaseerde regelgeving.
Artikel 5
Bestuur: samenstelling, benoeming, belet en ontstentenis
1. Het fonds heeft een paritair bestuur.
2. Het bestuur bestaat uit minimaal vier (4) personen van wie, bij een bestuur bestaande uit vier
(4) personen:
- twee (2) personen, onder wie de voorzitter, op voordracht van de directie worden benoemd door het bestuur;
- één (1) persoon op voordracht van de werknemersvertegenwoordiging in het verantwoordingsorgaan als bestuurder namens de deelnemers wordt benoemd door het bestuur; en
- één (1) persoon op voordracht van de gepensioneerdenvertegenwoordiging in het verantwoordingsorgaan als bestuurder namens pensioengerechtigden wordt benoemd door het bestuur.
Indien het bestuur besluit dat het bestuur uit meer dan vier (4) personen bestaat, wordt het bestuur met een even aantal personen uitgebreid, waarbij de helft van de personen, onder wie de voorzitter, op voordracht van de directie worden benoemd door het bestuur, en de andere helft op voordracht van de werknemersvertegenwoordiging en de gepensioneerdenvertegenwoordiging in het verantwoordingsorgaan, op basis van de onderlinge getalsverhouding tussen de deelnemers en de pensioengerechtigden.
2. Het bestuur stelt een profielschets op voor elke te benoemen bestuurder en maakt deze bekend aan degene die een bestuurder voor benoeming kunnen voordragen. Bij de (her)benoeming van een bestuurder benoemt het bestuur een (voorgedragen) kandidaat slechts indien deze voldoet aan de profielschets. Indien het bestuur een voorgedragen kandidaat voor benoeming afwijst, verzoekt het bestuur degene die hem heeft voorgedragen een andere kandidaat bestuurder voor benoeming voor te dragen. Het bestuur deelt elke voorgenomen nieuwe benoeming of herbenoeming van een bestuurder vooraf mede aan De Nederlandsche Bank overeenkomstig artikel 106 van de Pensioenwet. Het bestuur benoemt de kandidaat bestuurder niet eerder dan nadat De Nederlandsche Bank heeft ingestemd met de voorgenomen benoeming.
3. Bestuurders worden voor vier (4) jaar benoemd en kunnen worden herbenoemd rekening houdend met de termijnen die zijn vastgelegd in de Code Pensioenfondsen. Bij een tussentijdse vacature wordt het nieuwe bestuurslid benoemd voor de tijd, die het aftredende bestuurslid nog te vervullen had.
4. Door het bestuur wordt een rooster van aftreden vastgesteld.
5. Het bestuur kiest elke vier (4) jaar een secretaris, bij voorkeur uit de bestuursleden die op voordracht van het verantwoordingsorgaan zijn benoemd.
6. Het dagelijks bestuur wordt gevormd door de voorzitter en de secretaris van het bestuur. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de bestuursbesluiten en is met inachtneming van de statuten en de Pensioenwet bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking, welke verband houden met de doelstelling van het fonds, doch steeds binnen het kader van een genomen bestuursbesluit.
7. Indien en zolang het bestuur uit meer dan vier (4) personen bestaat, wordt eens in de vier (4) jaar de herkomst van de bestuursleden die op voordracht van het verantwoordingsorgaan zijn benoemd, heroverwogen aan de hand van de op dat moment bestaande verhouding tussen het aantal deelnemers en pensioengerechtigden. Deze vaststelling wordt vastgelegd in een bestuursbesluit en voor zover nodig in een statutenwijziging.
8. In geval van belet of ontstentenis van een of meerdere bestuurders zijn de overige bestuurders, belast met het besturen van het fonds mits ten aanzien van ten minste twee (2) bestuursleden géén sprake is van belet of ontstentenis. De overblijvende bestuurders trachten zo spoedig mogelijk te voorzien in de ontstane vacature(s).
9. In geval van belet of ontstentenis van meerdere bestuurders, waardoor niet ten minste twee bestuurders beschikbaar blijven, is het verantwoordingsorgaan bevoegd om voor de duur van het belet of de ontstentenis een of meerdere personen aan te wijzen, al dan niet uit zijn midden, zodat het bestuur uit twee bestuurders blijft bestaan om de bestuurstaken tijdelijk waar te nemen totdat de situatie van belet of ontstentenis met betrekking tot het betreffende bestuurslid is geëindigd. De perso(o)n(en) die wordt/worden aangewezen om tijdelijk, tezamen met de overige bestuursleden de taken van het bestuur uit te oefenen, zijn betrouwbaar en voor de uitoefening van de taken geschikt. Indien een lid van het verantwoordingsorgaan op grond van het bepaalde in dit artikellid de bestuurstaken waarneemt, is hij gedurende en met betrekking tot die periode niet bevoegd de in deze statuten en in het reglement verantwoordingsorgaan aan (de leden van) het verantwoordingsorgaan toegekende bevoegdheden uit te oefenen.
Artikel 6
Bestuur: schorsing en ontslag
1. Een bestuurder kan door het bestuur worden geschorst of ontslagen:
a. Indien de bestuurder niet naar behoren functioneert;
b. Indien de bestuurder frequent en zonder opgaaf van redenen tijdens vergaderingen van het fonds afwezig is;
c. Indien zich naar het oordeel van het bestuur een onverenigbaarheid van hoedanigheden voordoet en de bestuurder, na daartoe te zijn gemaand, hierin geen verandering heeft gebracht;
d. Wegens gedragingen waardoor de goede naam of belangen van het fonds worden geschaad;
e. Indien de bestuurder in gebreke blijft te voldoen aan de aan het bestuurslidmaatschap gestelde verplichtingen of handelt in strijd met de statuten of reglementen van de stichting;
f. Indien de bestuurder te maken krijgt met een wijziging van omstandigheden of andere reden op grond waarvan zijn handhaving als bestuurder redelijkerwijs niet kan worden verwacht;
g. Indien de bestuurder op aanwijzing van De Nederlandsche Bank niet langer mag functioneren als bestuurder.
2. Een bestuurder die is geschorst, verliest gedurende de periode van schorsing alle aan zijn functie verbonden rechten en bevoegdheden.
3. Een bestuurder over wiens schorsing of ontslag wordt beraadslaagd, wordt ter vergadering in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.
4. Een besluit tot schorsing wordt met meerderheid van stemmen genomen, met dien verstande dat de stem van de te schorsen bestuurder hierbij buiten beschouwing wordt gelaten. Een schorsing die niet binnen drie maanden door een besluit tot verlenging of ontslag wordt gevolgd, eindigt door het verloop van die termijn.
5. Een besluit tot ontslag wordt met meerderheid van stemmen genomen, met dien verstande dat de stem van de bestuurder over wiens ontslag wordt gestemd hierbij buiten beschouwing wordt gelaten. Dit besluit wordt genomen in een vergadering waarin alle bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd zijn, behoudens eventueel de desbetreffende bestuurder.
6. Het bestuurslidmaatschap eindigt voorts door:
a. overlijden;
b. bedanken;
c. beëindiging dienstverband met de vennootschap,
d. een daartoe strekkend besluit tot ontslag, genomen op voorstel van de geleding in het verantwoordingsorgaan die het lid heeft voorgedragen, wegens niet naar behoren functioneren;
e. het aanvaarden van een andere functie binnen het fonds;
f. faillissement, surseance van betaling of onder curatele of onder- bewindstelling van het betrokken bestuurslid;
g. ontslag door de Rechtbank op grond van artikel 298 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
7. Een besluit tot ontslag van een bestuurder als bedoeld in onderdeel d. kan slechts unaniem worden genomen nadat de betreffende bestuurder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze betreffende het voorgenomen besluit toe te lichten. Het besluit wordt schriftelijk en gemotiveerd vastgelegd.
Artikel 7
Bestuur: vergaderingen en besluiten
1. Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of tenminste twee (2) leden dit wensen, doch tenminste viermaal per jaar. De secretaris roept de vergadering bijeen door middel van een convocatie, welke tenminste vijf (5) werkdagen voor de dag der vergadering moet worden verzonden.
In spoedeisende gevallen, ter beoordeling van de voorzitter, kan van deze termijn worden afgeweken.
Een bestuurder kan zich ter vergadering uitsluitend door een medebestuurder laten vertegenwoordigen.
2. Het bestuur besluit, behoudens het bepaalde in de artikelen 15 lid 1 en lid 5 en artikel 17 lid 2 van deze statuten, met gewone meerderheid van stemmen in een vergadering, waarin tenminste de helft van de bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd is.
3. Xxxxxx, niet en niet juist uitgebrachte stemmen tellen niet mee. Bij staking van stemmen komt geen besluit tot stand. Over personen wordt schriftelijk en over zaken wordt xxxxxxxxx gestemd, tenzij de voorzitter anders beslist. De bestuursleden hebben ieder één (1) stem.
4. Besluitvorming door het bestuur kan in plaats van in een vergadering ook schriftelijk of op reproduceerbare wijze langs elektronische weg worden genomen, mits het desbetreffende voorstel aan alle in functie zijnde bestuursleden is voorgelegd en geen van hen zich tegen deze wijze van besluitvorming verzet.
5. Van bestuursvergaderingen worden notulen gehouden, welke, na goedkeuring door het bestuur, door de voorzitter en de secretaris worden getekend.
6. Het bestuur is belast met het besturen van de zaken van het fonds en is met inachtneming van deze statuten en de Pensioenwet bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking, geen uitgezonderd.
7. Ieder der bestuursleden is bevoegd deskundigen te raadplegen, alsmede zich krachtens een bestuursbesluit waarbij ten minste een/vierde (1/4e) van de bestuursleden zich daarvoor heeft uitgesproken, ter vergadering door een deskundige te laten bijstaan.
8. Het fonds wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door het bestuur of door twee (2) gezamenlijk handelende bestuursleden, van wie één (1) óf de voorzitter óf de secretaris is.
9. Het bestuur is bevoegd om commissies in te stellen.
10. De bestuursleden mogen datgene waarvan zij met betrekking tot de vennootschap, het fonds, de pensioengerechtigden, deelnemers en de gewezen deelnemers kennis hebben gekregen, niet verder bekend maken dan hun functie met zich meebrengt.
11. Bij het vervullen van zijn taak zorgt het bestuur er voor dat alle belanghebbenden zich door het bestuur op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
12. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten van de personen die het beleid van het fonds bepalen of mede bepalen, stelt het bestuur van het fonds De Nederlandsche Bank daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.
13. Voor de vaststelling of aan een quorum - als omschreven in deze statuten - is voldaan, leden van het bestuur instemmen omtrent de besluitvorming danwel stem uitbrengen, worden vacatures alsmede bestuurders, ten aanzien waarvan belet geldt als bedoeld in artikel 1, onder
d. niet meegerekend en derhalve buiten beschouwing gelaten.
14. Een bestuurder neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming, indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting en de daaraan verbonden organisatie. Wanneer hierdoor geen bestuursbesluit kan worden
genomen wordt het besluit genomen door het bestuur onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen en behoeft een dergelijk besluit goedkeuring van het verantwoordingsorgaan.
Artikel 8
Bestuur: zelfevaluatie
Het bestuur evalueert jaarlijks zijn eigen functioneren. De voorzitter voert daartoe individuele gesprekken met de andere bestuurders. Tijdens deze gesprekken wordt aandacht besteed aan het functioneren van individuele bestuurders en van het bestuur als geheel. Het bestuur zal tevens eens in de drie (3) jaar haar eigen functioneren zowel voor het bestuur als geheel, als voor de individuele bestuursleden afzonderlijk, door middel van ondersteuning van een externe partij (laten) evalueren en de resultaten bespreken in een speciaal daartoe belegde vergadering. Het bestuur rapporteert in het bestuursverslag over de evaluatie van het functioneren van het bestuur. De te nemen acties als gevolg van de resultaten van de driejaarlijkse evaluatie zullen worden opgenomen in het deskundigheidsplan. Artikel 9
Beleggingsadviescommissie
1. Het bestuur draagt het beleggen van gelden op aan een beleggingsadviescommissie.
2. De beleggingsadviescommissie bestaat uit ten minste twee (2) personen, te weten:
a. een door het bestuur aangewezen bestuurslid; en
b. een door het bestuur aangewezen beleggingsdeskundige.
De beleggingsadviescommissie belegt de gelden volgens een door haar vast te stellenbeleid, dat vooraf door het bestuur is goedgekeurd.
Artikel 10 Verantwoording
1. Het bestuur legt verantwoording af over het beleid en de wijze waarop dat wordt uitgevoerd en heeft daarvoor op grond van artikel 115 van de Pensioenwet een verantwoordingsorgaan vastgesteld.
2. De inrichting en bevoegdheden zijn vastgesteld in een reglement. Het reglement kan middels een bestuursbesluit worden gewijzigd, nadat het bestuur hierover advies heeft gevraagd aan het verantwoordingsorgaan.
3. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit vier (4) leden, waarvan één (1) lid, op voordracht van de directie, wordt benoemd het bestuur, twee (2) leden door verkiezingen worden gekozen door en uit de deelnemers waarna deze twee (2) leden worden benoemd door het bestuur en één (1) lid door verkiezingen wordt gekozen door en uit de pensioengerechtigden waarna dit lid wordt benoemd door het bestuur.
4. De leden van het verantwoordingsorgaan worden benoemd en gekozen voor een periode van vier (4) jaar. De aftredende leden kunnen terstond voor eenzelfde periode worden benoemd dan wel gekozen. Het aantal malen dat herbenoeming/ herverkiezing kan plaatsvinden is gemaximeerd op twee maal. De maximale zittingsduur is daarmee bepaald op twaalf (12) jaar.
5. Behalve door periodiek aftreden, niet gevolgd door herbenoeming/ herverkiezing eindigt het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan door:
a. bedanken;
b. voor zover het leden betreft die op voordracht van de directie of door en uit de deelnemers zijn gekozen, beëindiging van het dienstverband bij de werkgever;
c. overlijden;
d. een daartoe strekkend besluit van de geleding die het lid heeft gekozen, na het horen van het betreffende lid en gehoord de visitatiecommissie;
e. ontslag door het bestuur, na goedkeuring door de visitatiecommissie, als een van de volgende situaties zich voordoet:
- het lid ontvangt geen verklaring omtrent gedrag meer die relevant is voor financiële instellingen;
- het lid overtreedt de interne gedragscode en/of integriteitsregeling van het fonds of de vennootschap;
- het lid voldoet niet meer aan de kwalificatie die bij benoeming gevraagd werd (actieve deelnemer, gewezen deelnemer of pensioengerechtigde); of
- er is een andere zwaarwegende reden die erom vraagt dat een benoeming eindigt.
f. het aanvaarden van een andere functie binnen het fonds; of
g. faillissement, surseance van betaling of onder curatele of onder bewindstelling van het betrokken lid.
6. Het bestuur stelt voor iedere nieuwe benoeming/verkiezing een competentievisie op van de eisen van het te vervangen lid.
Het bestuur neemt jaarlijks het oordeel van het verantwoordingsorgaan over het handelen van het bestuur, het door het bestuur uitgevoerde beleid, evenals over beleidskeuzes voor de keuzes en de schriftelijke en beargumenteerde reactie van het bestuur op dit oordeel, op in het bestuursverslag.
Artikel 11 Intern Toezicht
1. Het intern toezicht wordt uitgevoerd door jaarlijkse visitatie door een visitatiecommissie, die bestaat uit tenminste drie natuurlijke personen. De leden van de visitatiecommissie zijn onafhankelijk en laten dit tot uiting komen in het toezicht.
2. Het bestuur stelt de profielschets vast, na advies van het verantwoordingsorgaan.
3. Een lid van de visitatiecommissie is maximaal 8 (acht) jaar betrokken bij het fonds.
4. Een lid van de visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur na een bindende voordracht van het verantwoordingsorgaan en ontslagen door het bestuur nadat het betreffende lid en de visitatiecommissie zijn gehoord en het verantwoordingsorgaan een bindend advies heeft uitgebracht.
5. De leden van de visitatiecommissie dienen geschikt te zijn voor de uitoefening van het intern toezicht.
6. De visitatiecommissie heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken van het fonds. De visitatiecommissie is ten minste belast met het
toezien op adequate risicobeheersing en met het toezien of evenwichtige belangenafweging door het bestuur is toegepast.
7. Het bestuur weegt de aanbevelingen van de visitatiecommissie zorgvuldig en motiveert afwijkingen.
8. De visitatiecommissie legt verantwoording af over de uitvoering van de taken aan het verantwoordingsorgaan, de vennootschap en in het bestuursverslag.
9. Het fonds verstrekt desgevraagd aan de visitatiecommissie tijdig alle inlichtingen en gegevens, die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt.
Artikel 12
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota
Het fonds stelt een actuariële en bedrijfstechnische nota vast waarin in elk geval een omschrijving is opgenomen van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet is voorgeschreven. Het fonds legt voornoemde nota alsmede iedere wijziging daarvan binnen twee weken na totstandkoming van die wijziging over aan De Nederlandsche Bank.
Artikel 13 Boekjaar
Het boekjaar van het fonds valt samen met het kalenderjaar.
Artikel 14 Bestuursverslag
1. Jaarlijks binnen zes (6) maanden na afloop van het boekjaar stelt het fonds de jaarrekening en het bestuursverslag vast. In de jaarrekening en het bestuursverslag wordt een volledig beeld gegeven van de financiële toestand van het fonds (waaronder de uitvoeringskosten en de premie) en het gevoerde beleid (waaronder de duurzaamheid van het beleggingsbeleid).
2. De jaarrekening moet zijn voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid, ondertekend door een accountant als bedoeld in artikel 2:393 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
3. Het fonds legt de jaarrekening en het bestuursverslag ter inzage bij het fonds en publiceert dit op de website van het fonds.
4. Het fonds verstrekt het bestuursverslag en de jaarrekening over het verstreken boekjaar tevens aan De Nederlandsche Bank.
Artikel 15
Vaststellen en wijzigen van pensioenreglement en statuten
1. Het bestuur stelt een pensioenreglement vast, waarin bepaald wordt wie deelnemers aan het fonds zijn en op welke wijze de pensioenen van de deelnemers worden berekend. Het pensioenreglement kan door het bestuur slechts worden gewijzigd, hetzij
(i) met een meerderheid van drie/vierde (3/4e) van de stemmen, uitgebracht in een vergadering, waarbij het voltallige bestuur aanwezig of vertegenwoordigd is, danwel
(ii) met een meerderheid van twee/derde (2/3e) van de stemmen, uitgebracht in een vergadering waarbij vijfenzeventig procent (75%) van de bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd is. Indien het bestuur uit meer dan vier (4) personen bestaat wordt de
uitkomst bij toepassing van het genoemde percentage van vijfenzeventig procent (75%) als bedoeld in de vorige volzin onder (ii) afgerond naar boven op een heel aantal.
2. Het bestuur kan in voor de deelnemers gunstige zin van de bepalingen van het pensioenreglement afwijken.
3. Bepalingen van het pensioenreglement, welke in strijd zijn met de statuten, zijn nietig.
4. Het bestuur draagt er zorg voor dat de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en overige belanghebbenden van de geldende statuten en reglementen kennis kunnen nemen middels de website van het fonds.
5. De statuten kunnen worden gewijzigd door het bestuur. Een besluit tot statutenwijziging kan door het bestuur slechts worden genomen met drie/vierde (3/4e) meerderheid in een vergadering waarbij het voltallige bestuur aanwezig of vertegenwoordigd is, of met twee/derde (2/3e) meerderheid van stemmen in een vergadering, waarin vijfenzeventig procent (75%) van de bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd is. Indien het bestuur uit meer dan vier (4) personen bestaat wordt de uitkomst bij toepassing van het genoemde percentage van vijfenzeventig procent (75%) als bedoeld in de vorige volzin afgerond naar boven op een heel aantal. De deelnemers en de directie hebben een hoorrecht. Dit betekent dat zij hun oordeel over de statutenwijziging aan het bestuur kenbaar kunnen maken.
Artikel 16
Financieel voorbehoud
1. Indien er sprake is van een vermogenstekort in de zin van artikel 134 van de Pensioenwet kan het bestuur eenzijdig besluiten de aanspraken van de deelnemers en de gewezen deelnemers, en de rechten van de pensioengerechtigden naar evenredigheid van de pensioenaanspraken te verminderen.
2. Het fonds stelt de vennootschap, de deelnemers, de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden onverwijld schriftelijk in kennis van het in lid 1 van dit artikel bedoelde voorgenomen bestuursbesluit.
3. De vermindering als bedoeld in lid 1 van dit artikel, kan op zijn vroegst drie (3) maanden, nadat de pensioengerechtigden hierover zijn geïnformeerd en één (1) maand, nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, de vennootschap en toezichthouders hierover zijn geïnformeerd, worden gerealiseerd.
4. Het bestuur van het fonds stelt een beleidskader op in het kader van het toepassen van kortingen, inhaalkortingen, toeslagen, inhaaltoeslagen en anderszins.
Artikel 17
Ontbinding en liquidatie
1. Het bestuur kan besluiten tot ontbinding van het fonds.
2. Een besluit tot ontbinding kan door het bestuur slechts worden genomen met drie/vierde (3/4e) meerderheid in een vergadering waarbij het voltallige bestuur aanwezig of vertegenwoordigd is, of met twee/derde (2/3e) meerderheid van stemmen in een vergadering, waarin vijfenzeventig procent (75%) van de bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd is. Indien het bestuur uit meer dan vier (4) personen bestaat wordt de uitkomst bij toepassing van het genoemde
percentage van vijfenzeventig procent (75%) als bedoeld in de vorige volzin afgerond naar boven op een heel aantal. De deelnemers en de directie hebben een hoorrecht. Dit houdt in dat zij hun oordeel over de ontbinding dan wel liquidatie aan het bestuur kenbaar kunnen maken.
3. De vereffening van het fonds geschiedt door het bestuur, dat daarbij handelt met inachtneming van de aanspraken van de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en overige belanghebbenden overeenkomstig de reglementen.
Tijdens de vereffening wordt in een eventueel optredende vacature door het bestuur zelf voorzien. Overigens blijven gedurende de vereffening de bepalingen van de statuten en reglementen van het fonds zoveel mogelijk van kracht.
4. Het fonds is alsdan verplicht tot collectieve waardeoverdracht van de waarde van alle ten laste van het fonds verworven aanspraken en rechten op pensioen aan een andere pensioenuitvoerder als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet. Het voornemen tot een dergelijke waardeoverdracht wordt door het bestuur uiterlijk drie (3) maanden voor de beoogde datum van waardeoverdracht schriftelijk gemeld aan de toezichthouder. Het bestuur zal ervoor zorg dragen dat de nieuwe pensioenuitvoerder de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en overige belanghebbenden in het bezit stelt van een bewijsstuk van hun door de collectieve waardeoverdracht verworven rechten en aanspraken op pensioen.
5. Een eventueel na vereffening overblijvend batig saldo zal worden bestemd tot verhoging van de over te dragen aanspraken en rechten op pensioen als bedoeld in lid 4, zoveel mogelijk naar evenredigheid van deze pensioenen en aanspraken op pensioen. Indien deze bestemming niet mogelijk zal zijn, zal het batig saldo zoveel mogelijk worden aangewend in overeenstemming met het doel van het fonds. Bij een eventueel negatief saldo zullen, indien en voor zover dit mogelijk is op grond van wet- en regelgeving, de rechten en aanspraken op pensioen als bedoeld in lid 4 worden verminderd, en wel zoveel mogelijk naar evenredigheid van deze rechten en aanspraken op pensioen.
Artikel 18
Klachten en Geschillen
Klachten van belanghebbenden over de wijze van uitvoering van de taken van het fonds en geschillen tussen belanghebbenden en het fonds worden afgehandeld conform het Reglement inzake klachten- en geschillenprocedure van het fonds.
Artikel 19
Slotbepaling en inwerkingtreding
In alle gevallen, waarin niet door statuten of reglementen van het fonds is voorzien, beslist het bestuur.