RIJKSINSTITUUT VOOR ZIEKTE - EN INVALIDITEITSVERZEKERING
RIJKSINSTITUUT VOOR ZIEKTE - EN INVALIDITEITSVERZEKERING
Openbare instelling opgericht bij de wet van 9 augustus 1963 Xxxxxxxxxxxx 000 - 0000 Xxxxxxx
Dienst Geneeskundige Verzorging
OVEREENKOMST AANGAANDE DE DIAGNOSE EN DE BEHANDELING VAN HET OB- STRUCTIEF SLAAPAPNEUSYNDROOM
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkerin- gen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op de artikelen 22, 6° en 23, § 3;
Op voorstel van het College van geneesheren-directeurs, ingesteld bij de Dienst voor geneeskun- dige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;
Wordt overeengekomen wat volgt, tussen:
enerzijds,
het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging, ingesteld bij de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzeke- ring (Riziv), verder in de tekst aangeduid als het Verzekeringscomité
en anderzijds,
het centrum voor de diagnose en de behandeling van het obstructief slaapapneusyn- droom van #ZIEKENHUIS# #CAMPUS# te #LOCALITEIT#, verder in de tekst aange- duid als “het centrum”.
Artikel 1.
In deze overeenkomst worden volgende begrippen als volgt afgekort:
- obstructief slaapapneusyndroom: OSAS
- continue positieve druk langs de neus tijdens de slaap of “nasal continuous positive airway pressure”: nCPAP
- “automatic positive airway pressure”: auto-CPAP
- mandibulair repositie-apparaat: MRA
- polygrafie: PG
- home-polygrafie: HPG
- obstructieve apneu-hypopneu index: OAHI
- obstructieve apneu index: OAI
VOORWERP VAN DE OVEREENKOMST
Artikel 2.
Deze overeenkomst regelt de tussenkomst van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging in de behandeling van OSAS met nCPAP en in de behandeling van OSAS met een MRA. Ze bepaalt onder meer de voorwaarden betreffende de rechthebbenden en het centrum in de zin van deze overeenkomst, de voorziene terugbetaalbare verstrekkingen, evenals de be-
RIZIV-INAMI Dienst voor geneeskundige verzorging – Service des soins de santé 7.85.###.##
dragen en de betalingsmodaliteiten van de prijzen en honoraria van de verstrekkingen. Ze om- schrijft bovendien ook de betrekkingen tussen de diverse betrokkenen bij deze overeenkomst, te weten de inrichtende macht van het centrum, het centrum, de gespecialiseerde medico- technische dienstverleners waarop het centrum beroep kan doen, de rechthebbenden van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, de doorverwijzers van de rechthebben- den, de verzekeringsinstellingen en de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Riziv.
HET CENTRUM
Artikel 3.
§ 1. Het centrum dat de diagnose en de behandeling van OSAS in de zin van deze overeen- komst verzekert, is een functionele eenheid die deel uitmaakt van een ziekenhuis. Ieder zieken- huis kan slechts 1 keer deze overeenkomst afsluiten.
Het centrum biedt zijn activiteiten in het kader van deze overeenkomst aan op één site van het ziekenhuis waarvan het centrum deel uitmaakt.
Het centrum kan de activiteiten die deze overeenkomst voorziet en vergoedt, nooit aanbieden in een ander ziekenhuis dan het ziekenhuis waarvan het centrum deel uitmaakt.
§ 2. Alleen ziekenhuizen die in 2015 activiteiten aanboden in het kader van de overeenkomst aangaande de diagnose en de behandeling van het obstructief slaapapneesyndroom die ze hadden gesloten met het Verzekeringscomité van het Riziv en die toen van toepassing was (verder in deze tekst aangeduid als “de vroegere nCPAP-overeenkomst”), kunnen tot onderha- vige overeenkomst toetreden.
Om te kunnen toetreden tot onderhavige overeenkomst, moet het centrum in het kader van de vroegere nCPAP-overeenkomst gemiddeld op jaarbasis minstens 250 rechthebbenden behan- deld hebben in 2015, tenzij het centrum in het kader van de vroegere nCPAP-overeenkomst uitsluitend of in meer dan 75 % van de gevallen pediatrische rechthebbenden (< 16 jaar) be- handelde.
Of een kandidaat-centrum aan deze voorwaarden voldoet, zal worden nagegaan op basis van de in artikel 21 bedoelde productiecijfers. In geval van twijfel, kan ook gebruik worden gemaakt van andere methodes om dit na te gaan.
§ 3. Het multidisciplinair team van het centrum bestaat minstens uit :
1) een geneesheer-specialist in inwendige geneeskunde (580 of 584), in pneumologie (620 of 624), in neurologie (770 of 774), in neuropsychiatrie (760 of 764) of in psychiatrie (780 of 784)
en als het centrum ook kinderen (< 16 jaar) behandelt, een geneesheer-specialist in kin- dergeneeskunde (pediater) (690 of 694)
Elke in 1) bedoelde arts voldoet aan volgende voorwaarden :
• is gedurende minimum 0,25 VTE (9,5 u/week) werkzaam in het centrum voor de dia- gnose en behandeling van slaapstoornissen.
• heeft, als hij in 2016 reeds deel uitmaakte van het in het kader van de vroegere
nCPAP-overeenkomst voorziene team, in dat jaar gemiddeld op jaarbasis minimum 250 rechthebbenden in het kader van de vroegere nCPAP-overeenkomst behandeld. Of de artsen van het centrum op basis van het aantal patiënten van het centrum, aan deze voorwaarden kunnen voldoen, zal worden nagegaan op basis van de in artikel 21 bedoelde productiecijfers. In geval van twijfel, kan ook gebruik worden gemaakt van andere methodes om dit na te gaan.
• behandelt vanaf het kalenderjaar 2017 per kalenderjaar gemiddeld op jaarbasis mi- nimum 250 verschillende rechthebbenden met nCPAP of met een MRA in het kader van onderhavige overeenkomst. Een rechthebbende kan slechts één keer worden geteld, zelfs als hij/zij in de loop van een kalenderjaar beide OSAS-behandelingen heeft gekregen. Of de artsen van het centrum op basis van het aantal patiënten van het centrum, aan deze voorwaarden kunnen voldoen, zal worden nagegaan op basis van de in artikel 21 bedoelde productiecijfers. In geval van twijfel, kan ook gebruik worden gemaakt van andere methodes om dit na te gaan.
• heeft tegen uiterlijk 01/01/2019 met succes één van de opleidingen inzake diagnose en behandeling van slaapstoornissen gevolgd die vermeld zijn in bijlage 1 bij deze overeenkomst. Indien het een opleiding betreft waaraan geen evaluatie is verbonden, dient de arts alle lessen van de opleiding te hebben bijgewoond. Een opleiding die niet wordt vermeld op de lijst, wordt aanvaard als uit een advies van de Belgian As- sociation for Sleep Research and Sleep Medicine (verder in de tekst aangeduid met de afkorting BASS) hierover blijkt dat deze opleiding gelijkwaardig is aan de opleidin- gen op de lijst.
• is een geaccrediteerd arts conform de reglementering van het RIZIV hieromtrent en woont binnen de activiteiten die hij/zij bijwoont voor het behalen en behouden van zijn/haar accreditatie, jaarlijks activiteiten in verband met de diagnose en behandeling van slaapstoornissen bij ter waarde van 10 accrediteringspunten. Deze voorwaarde geldt vanaf het kalenderjaar 2017. Teneinde te beoordelen welke activiteiten verband houden met de diagnose en behandeling van slaapstoornissen, kan het advies van de BASS worden ingewonnen.
• beschikt over de bijzondere beroepstitel van somnoloog van xxxxx die beroepstitel ingevoerd is.
De eerste 3 hierboven vermelde voorwaarden zijn niet van toepassing voor een pediater. Ze zijn evenmin van toepassing op een andere arts die werkzaam is in een centrum dat uit- sluitend of in meer dan 75 % van de gevallen pediatrische patiënten (< 16 jaar) behandelt.
Een arts die in 2016 geen deel uitmaakte van het in het kader van de vroegere nCPAP- overeenkomst voorziene team, kan alleen deel uitmaken van het team van het centrum als hij voorafgaandelijk één van de opleidingen heeft gevolgd die vermeld zijn in bijlage 1 bij deze overeenkomst of die als gelijkwaardig worden beschouwd. Indien het een opleiding betreft waaraan geen evaluatie van de bekwaamheid is verbonden, dient de arts alle lessen van de opleiding te hebben bijgewoond. Aan de voorwaarden betreffende het minimum aantal van 250 patiënten per kalenderjaar, dient een dergelijke arts pas te voldoen vanaf het eerste volledige kalenderjaar dat hij deel uitmaakt van het team van het centrum.
Het aantal in 1) bedoelde artsen waarover het centrum moet beschikken, is afhankelijk van het aantal rechthebbenden dat het centrum in het kader van deze overeenkomst behandelt met nCPAP of met een MRA : indien het centrum 900 patiënten of meer bereikt, moet het centrum er voor zorgen dat het aantal artsen dat exclusief instaat voor de diagnose en be- handeling van slaapstoornissen, de verhouding respecteert van minimum 0,1 VTE arts per
300 patiënten, waarbij 1 VTE (= 1 voltijdse) gelijkgesteld wordt met 38 uur per week. Om veelvuldige aanpassingen van het vereiste aantal in 1) bedoelde artsen te voorkomen, ba- seert het centrum zich voor het in een bepaald kalenderjaar vereiste aantal in 1) bedoelde artsen op het gemiddeld aantal rechthebbenden dat in het kader van deze overeenkomst of de vroegere nCPAP-overeenkomst behandeld werd in de 2 voorafgaande, volledige kalen- derjaren, zoals dat kan afgeleid worden uit de in artikel 21 van deze overeenkomst bedoel- de productiecijfers.
Als er binnen het centrum meerdere artsen werkzaam zijn die voldoen aan de voorwaar- den, zal één van hen worden aangeduid als verantwoordelijke geneesheer van het centrum en voor het Riziv als contactpersoon voor de toepassing van de overeenkomst fungeren.
2) een geneesheer-specialist voor otorhinolaryngologie (NKO-arts) (410 of 414)
Elke in 2) bedoelde arts heeft zich bijgeschoold inzake de diagnose en behandeling van slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen, en is een geaccrediteerd arts conform de re- glementering van het RIZIV hieromtrent. Vanaf het kalenderjaar 2017 zal deze arts ieder kalenderjaar, om zijn accreditering te behalen of te behouden, activiteiten bijwonen die ver- band houden met de diagnose en behandeling van slaapgerelateerde ademhalingsstoor- nissen. Deze activiteiten zullen minstens 20 % van het totaal aantal bij te wonen activiteiten vertegenwoordigen. Teneinde te beoordelen welke activiteiten verband houden met de dia- gnose en behandeling van slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen, kan het advies van de BASS worden ingewonnen.
Als er in het centrum geen in 2) bedoelde arts werkzaam zou zijn die aan bovenstaande voorwaarden voldoet, zal het centrum hiervoor beroep doen op een in 2) bedoelde arts die werkzaam is in een ander ziekenhuis dat met het Verzekeringscomité de overeenkomst in- zake diagnose en behandeling van het obstructief slaapapneesyndroom heeft gesloten. Deze externe arts zal alleen in aanmerking worden genomen als NKO-arts van het centrum indien uit een schriftelijk samenwerkingsakkoord dat wordt gesloten tussen de 2 betrokken ziekenhuizen en de betrokken artsen blijkt dat deze NKO-arts als gespecialiseerde NKO- arts zal fungeren voor het centrum waarmee onderhavige overeenkomst is gesloten, dat zijn patiënten naar deze NKO-arts zal verwijzen indien dit geïndiceerd is of voorzien is in deze overeenkomst. In het samenwerkingsakkoord dienen de NKO-arts en het externe zie- kenhuis zich ook te engageren om de bepalingen van deze overeenkomst met betrekking tot de diagnose en behandeling van OSAS-patiënten na te leven ;
3) een verpleegkundige, kinesitherapeut of paramedicus die samen met de behandelende arts mee instaat voor de educatie van de rechthebbenden aangaande de nCPAP- behandeling, de keuze van het masker en de opvolging van de therapietrouw. Deze ver- pleegkundige, kinesitherapeut of paramedicus moet hiervoor wettelijk bevoegd zijn en hier- voor specifiek gevormd zijn. De verantwoordelijke arts van het centrum staat garant voor de bekwaamheid van deze medewerker of medewerkers.
Indien het centrum zelf het onderhoud en/of herstel van het nCPAP-toestel en toebehoren op zich neemt, kan deze medewerker ook hiermee worden belast. Deze taak mag echter ook geheel of gedeeltelijk worden toevertrouwd aan een technicus.
Het aantal in 3) bedoelde medewerkers waarover het centrum moet beschikken, is afhan- kelijk van het aantal rechthebbenden dat het centrum in het kader van deze overeenkomst behandelt met nCPAP en van de keuze die het centrum maakt om de behandeling van
OSAS met nCPAP volledig in eigen beheer te realiseren of hiervoor in toepassing van arti- kel 5 van deze overeenkomst gedeeltelijk beroep te doen op een gespecialiseerde medico- technische dienstverlener. Indien het centrum er voor kiest om de behandeling van OSAS met nCPAP volledig in eigen beheer te realiseren, dient het centrum per rechthebbende minimum over 0,1 VTE medewerker te beschikken per 300 rechthebbenden, waarbij 1 VTE overeenstemt met 38 uur per xxxx.Xx veelvuldige aanpassingen van het vereiste aantal in 3) bedoelde medewerkers te voorkomen, baseert het centrum zich voor het in een be- paald kalenderjaar vereiste aantal in 3) bedoelde medewerkers op het gemiddeld aantal rechthebbenden dat in het kader van deze overeenkomst behandeld werd in de 2 vooraf- gaande, volledige kalenderjaren. Het aantal rechthebbenden kan afgeleid worden uit de productiecijfers, bedoeld in artikel 21 van deze overeenkomst.
4) een tandheelkundige, orthodontist, stomatoloog of maxillo-faciale chirurg Xxxx in 4) bedoelde medewerker voldoet aan volgende voorwaarden:
• heeft zich bekwaamd in de behandeling van OSAS met een MRA via een postgraduate opleiding.
• heeft in 2016 bij minimum 20 patiënten een MRA geplaatst in het kader van de toenma- lige reglementering betreffende de verzekeringstegemoetkoming in de kosten van een MRA. Deze patiënten kunnen zowel patiënten zijn bij wie in het bedoelde kalenderjaar voor het eerst een MRA is geplaatst als patiënten bij wie in het bedoelde kalenderjaar het MRA is vervangen.
• plaatst vanaf 2017 per kalenderjaar bij minimum 20 rechthebbenden die aan de criteria van artikel 6 van deze overeenkomst beantwoorden, een MRA. Deze rechthebbenden kunnen zowel patiënten zijn bij wie in het bedoelde kalenderjaar voor het eerst een MRA is geplaatst als patiënten bij wie in het bedoelde kalenderjaar het MRA is vervan- gen. Deze rechthebbenden mogen ook meegeteld worden als ze in de loop van het bedoelde kalenderjaar de MRA-behandeling al stopgezet hebben.
• is een geaccrediteerd tandheelkundige of arts conform de reglementering van het RIZIV hieromtrent en woont vanaf het kalenderjaar 2017 binnen de activiteiten die hij/zij bijwoont voor het behalen en behouden van zijn/haar accreditering jaarlijks activiteiten in verband met de diagnose en behandeling van slaapgerelateerde ademhalingsstoor- nissen bij, ter waarde van 10 accrediteringspunten. Teneinde te beoordelen welke acti- viteiten verband houden met de diagnose en behandeling van slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen, kan het advies van de BASS worden ingewonnen.
Vanaf 2018 dient een nieuwe tandheelkundige of arts die in 2017 geen deel uitmaakte van het team van het centrum, zich voorafgaandelijk te hebben bekwaamd in de behandeling van OSAS met een MRA via een postgraduate opleiding om deel te kunnen uitmaken van het team van het centrum. Aan de voorwaarden betreffende het minimum aantal MRA- patiënten per kalenderjaar dient een nieuwe tandheelkundige of arts pas te voldoen vanaf het 3de volledige kalenderjaar dat hij deel uitmaakt van het team van het centrum.
Als er in het centrum geen in 4) bedoelde medewerker werkzaam zou zijn die aan boven- staande voorwaarden voldoet, zal het centrum hiervoor beroep doen op een externe me- dewerker die wel aan deze voorwaarden voldoet. Deze externe medewerker zal alleen in aanmerking worden genomen als medewerker van het centrum indien uit een schriftelijk samenwerkingsakkoord dat wordt gesloten tussen de externe medewerker en het centrum, blijkt dat betrokkene als de in 4) bedoelde medewerker zal fungeren voor het centrum waarmee onderhavige overeenkomst is gesloten, en dat het centrum zijn patiënten bij wie
een MRA-behandeling wordt overwogen, naar deze externe medewerker zal verwijzen. In- dien deze externe medewerker zijn activiteiten uitoefent in het kader van een ander zieken- huis dan het ziekenhuis waarvan het centrum deel uitmaakt, moet ook het ziekenhuis waar- in de externe medewerker werkzaam is, de samenwerkingsovereenkomst mee afsluiten. In het samenwerkingsakkoord :
• dienen de externe medewerker en het externe ziekenhuis zich te engageren om de bepalingen van deze overeenkomst met betrekking tot de MRA-behandeling na te leven ;
• moeten er onder meer concrete afspraken worden gemaakt over :
⮚ de wijze waarop er samengewerkt wordt en informatie wordt uitgewisseld over alle elementen van de behandeling ;
⮚ de vergoedingen die het centrum aan de externe medewerker is verschuldigd voor zijn werk.
§ 4. Het centrum verbindt zich ertoe om tegen 30 april 2017, op basis van het inlichtingenformu- lier dat als bijlage 2 bij deze overeenkomst is gevoegd, aan de Dienst voor geneeskundige ver- zorging van het Riziv de namen mee te delen van de in § 3 bedoelde artsen en tandheelkundi- gen die werkzaam zijn in het centrum of waarmee het centrum samenwerkt op basis van een schriftelijk samenwerkingsakkoord en die op dat ogenblik aan de vermelde voorwaarden vol- doen. Het centrum verbindt er zich ook toe om elke wijziging in dat verband onmiddellijk mee te delen aan de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Riziv en desgevallend ook onmid- dellijk te signaleren aan die Riziv-dienst dat een arts niet voldoet aan één van de vermelde voorwaarden, in het bijzonder de voorwaarden waarvan pas begin 2018 of in de daaropvolgen- de jaren kan worden beoordeeld of eraan is voldaan.
De Dienst voor geneeskundige verzorging van het Riziv zal in een omzendbrief aan de verzeke- ringsinstellingen voor elk centrum meedelen welke in § 3, 1), 2) en 4) bedoelde artsen en tand- heelkundigen werkzaam zijn in het centrum.
In het geval dat het centrum tijdelijk niet over een in § 3, 1), 2) en 4) bedoelde arts of tandheel- kundige beschikt, blijven de door de adviserend geneesheer toegestane verstrekkingen voor een rechthebbende verder vergoedbaar gedurende de in artikel 17 bedoelde periode van ten- lasteneming die de adviserend geneesheer reeds heeft toegestaan, zolang onderhavige over- eenkomst van kracht blijft. Wat de aanvragen om tenlasteneming van de verstrekkingen voor nieuwe rechthebbenden en de aanvragen om verlenging van de reeds eerder toegestane perio- de van tenlasteneming van de verstrekkingen betreft, geldt het volgende :
• In geval de in § 3, 1) bedoelde arts ontbreekt, kan geen enkele aanvraag nog worden ingediend.
• In geval een in § 3, 2) of 4) bedoelde arts of tandheelkundige ontbreekt, kunnen geen aanvragen voor nieuwe MRA-behandelingen meer worden ingediend ;
• In geval de in § 3, 4) bedoelde arts of tandheelkundige ontbreekt, kunnen ook geen aan- vragen voor verlenging van de MRA-behandeling meer worden ingediend.
Indien het centrum slechts over een beperkt aantal teamleden van een bepaalde discipline be- schikt, dient het een noodplan op te stellen met de maatregelen die het dient te nemen in het geval het tijdelijk niet meer over een teamlid van een bepaalde discipline zou beschikken. Dat het centrum niet meer over een teamlid van een bepaalde discipline beschikt, kan voor het Ver- zekeringscomité overigens een motief vormen om deze overeenkomst op te zeggen.
§ 5. Het centrum kan binnen het eigen ziekenhuis steeds beroep doen op artsen van andere disci-
plines om, zo nodig, een alternatieve behandeling van OSAS in te stellen of comorbiede aandoe- ningen te behandelen. Het gaat minstens om een maxillo-faciaal chirurg – als de in § 3, 4) bedoel- de medewerker of één ervan geen maxillo-faciaal chirurg is - en een arts nauw betrokken in de be- handeling van obesitas.
Het centrum kan binnen het eigen ziekenhuis ook steeds beroep doen op een psycholoog en een diëtist.
§ 6. Zowel de teamleden van het centrum, zoals bedoeld in § 3 van onderhavig artikel, als de con- sulenten van het centrum, zoals bedoeld in § 5 van onderhavig artikel, kunnen voor verschillende ziekenhuizen werken die met het Verzekeringscomité de overeenkomst inzake diagnose en be- handeling van het obstructief slaapapneesyndroom hebben gesloten. Iedere in § 3, 1) bedoelde arts kan echter maximum in 2 ziekenhuizen actief zijn in het kader van de overeenkomst inzake diagnose en behandeling van het obstructief slaapapneesyndroom.
§ 7. Indien het Verzekeringscomité overeenkomsten zou sluiten met ziekenhuizen die gespeciali- seerd zijn in de diagnose en behandeling van andere slaapstoornissen dan OSAS en/of overeen- komsten zou sluiten met ziekenhuizen die OSAS behandelen met andere behandelingsmethodes dan nCPAP en MRA, dient het centrum :
• ofwel deel uit te maken van een ziekenhuis dat dergelijke overeenkomst of overeenkom- sten heeft afgesloten met het Verzekeringscomité ;
• ofwel binnen het jaar na het afsluiten van een eerste overeenkomst in deze domeinen door het Verzekeringscomité, een samenwerkingsakkoord te sluiten met een ziekenhuis dat dergelijke overeenkomst of overeenkomsten gesloten heeft, over o.m. de doorverwijzing van bepaalde patiënten naar de ziekenhuizen met dergelijke overeenkomst of overeen- komsten.
§ 8. Op het vlak van de infrastructuur en de uitrusting moet het centrum beschikken over :
1) een slaaplaboratorium waar per nacht tegelijk minimum 2 PSG’s zoals beschreven in arti- kel 4 van deze overeenkomst kunnen worden verricht bij volwassen personen. De ruimten van het slaaplaboratorium beantwoorden aan de vereisten van de ziekenhuisnormen en zijn ruimtelijk gegroepeerd in eenzelfde setting. Het slaaplaboratorium bestaat minstens uit :
a) 2 bedden voor slaaponderzoek.
Ieder bed voor slaaponderzoek is uitgerust met een videomonitoring en gelokali- seerd in een individuele kamer die echter niet het statuut van een eenpersoonska- mer hoeft te hebben. Iedere kamer is voldoende ruim en ingericht met afdoende voorzieningen voor geluidsisolatie, verduistering, ventilatie en temperatuurregeling. Sanitaire voorzieningen zijn aanwezig in de nabijheid van de kamers.
b) een afzonderlijke kamer die voldoende ruimte en ergonomie biedt en gebruikt wordt voor de opstelling van de polysomnografen, de schermen voor monitoring en de bu- relen voor de technische en verpleegkundige staf.
Als het centrum beschikt over bedden voor slaaponderzoek voor kinderen zijn deze bedden ook gelegen in het slaaplaboratorium.
2) de nodige uitrusting voor het uitvoeren van een PG of HPG.
§ 9. In afwijking van de bepalingen van § 1, tweede alinea van dit artikel, kan deze overeen- komst tijdelijk, gedurende maximum 5 jaar, op twee sites worden toegepast indien de verple- gingsinrichting (= het ziekenhuis) waarmee deze overeenkomst gesloten is, na het sluiten van deze overeenkomst een fusie aangaat met een andere verplegingsinrichting waarmee ook de overeenkomst inzake diagnose en behandeling van OSAS gesloten is. De nieuwe gefusioneer- de verplegingsinrichting dient in dat geval de nodige organisatorische maatregelen te nemen om na uiterlijk 5 jaar één van beide overeenkomsten te kunnen stopzetten en de Dienst voor geneeskundige verzorging van het RIZIV schriftelijk (via een aangetekende brief) mee te delen welke overeenkomst wordt stopgezet, wat in een omzendbrief aan de verzekeringsinstellingen zal worden meegedeeld. De andere overeenkomst kan gewoon blijven doorlopen, mits de nieuwe verplegingsinrichting alle rechten en plichten die voortvloeien uit de overeenkomst over- neemt en dat ook uitdrukkelijk verklaart in voormelde aangetekende brief.
Zolang (binnen voormelde periode van maximum 5 jaar na de ziekenhuisfusie) de activiteiten die beide gefusioneerde verplegingsinrichtingen aanbieden in het kader van deze overeen- komst, niet volledig zijn geïntegreerd, kunnen de in artikel 21 gevraagde productiecijfers afzon- derlijk worden opgegeven en kunnen de in artikel 22 bedoelde jaarverslagen afzonderlijk wor- den opgemaakt. Het is echter ook toegelaten in de productiecijfers de gerealiseerde verstrek- kingen te groeperen op het identificatienummer van één van de entiteiten (met name het identi- ficatienummer van de overeenkomst die ook in de toekomst zal worden voortgezet) en voor de andere entiteit te vermelden dat de productie nul is. In geen geval kan eenzelfde verstrekking twee keer worden opgenomen in de productiecijfers, met name zowel in de productiecijfers van de ene prefusie-entiteit als in die van de andere prefusie-entiteit. Een analoge werkwijze is ook mogelijk voor de jaarverslagen.
De bepalingen van deze paragraaf zijn ook van toepassing op verplegingsinrichtingen die vóór
1 januari 2017 voor diverse campussen van de verplegingsinrichting telkens een nCPAP- overeenkomst hadden afgesloten, maar vanaf 1 januari 2017 nog slechts over één overeen- komst inzake de diagnose en behandeling van OSAS beschikken.
§ 10. Indien de verplegingsinrichting waarmee deze overeenkomst gesloten is, in het kader van een defusie van ziekenhuizen wordt opgesplitst in meerdere afzonderlijke verplegingsinrichtin- gen, kan deze overeenkomst (in het kader van het defusie-akkoord) automatisch worden over- genomen door één van beide verplegingsinrichtingen die na de defusie ontstaan, mits deze nieuwe (gedefusioneerde) verplegingsinrichting alle rechten en plichten die voortvloeien uit de overeenkomst overneemt. Het komt de verantwoordelijken van de verplegingsinrichting waar- mee deze overeenkomst gesloten is en van de nieuwe verplegingsinrichting die de rechten en plichten van de overeenkomst overneemt, toe om schriftelijk (via een gezamenlijke, aangete- kende brief gericht aan de Dienst voor geneeskundige verzorging van het RIZIV) mee te delen welke verplegingsinrichting (in het kader van het defusie-akkoord) de activiteiten van de over- eenkomst zal voortzetten en daartoe de rechten en plichten van de overeenkomst overneemt.
Indien beide verplegingsinrichtingen die na de defusie van ziekenhuizen ontstaan, de activitei- ten waarin deze overeenkomst voorziet, aan hun patiënten wensen aan te bieden, komt onder- havige overeenkomst (met inbegrip van de in artikel 16 en 17 bedoelde toegestane individuele perioden van tenlasteneming) automatisch te vervallen op de datum dat de defusie ingaat en dienen beide verplegingsinrichtingen minstens 4 maanden voor de defusie ingaat, een aan- vraag in te dienen om een nieuwe overeenkomst met het Verzekeringscomité te sluiten. In hun aanvraagdossier dienen de betrokken verplegingsinrichtingen aan te tonen dat ze ook na de defusie ieder afzonderlijk aan alle voorwaarden van de overeenkomst beantwoorden. De nieu- we overeenkomsten kunnen dan ten vroegste in werking treden op de datum dat de defusie van
kracht wordt. Voor de patiënten die in het kader van de nieuwe overeenkomsten met de ge- defusioneerde verplegingsinrichtingen zullen worden opgevolgd, dient in dat geval vanaf de da- tum dat de nieuwe overeenkomst van kracht wordt, opnieuw een individuele aanvraag om ten- lasteneming van de revalidatie te worden ingediend, conform de procedure die is voorzien in artikel 16.
Artikel 4.
§ 1. Het centrum verricht elke PSG in het kader van deze overeenkomst, zowel diagnostische PSG’s als titratie-PSG’s, gedurende 1 nacht, dit is gedurende minimum 8 uur waarbij minstens vol- gende parameters worden geregistreerd:
- bilateraal E.O.G.,
- bilateraal E.E.G. in 2 afleidingen,
- X.X.X. xxxxxxx of submentaal,
- bilateraal EMG van tibialis anterior of bilaterale bewegingssensor,
- de SaO2,
- de “oxygen desaturation index” (cut-off 3 %)
- het gesnurk,
- de lichaamshouding,
- de oronasale luchtstroom gemeten door middel van een druksensor via neusbril en door middel van een oronasale thermistor; als de PSG gebeurt onder CPAP wordt de lucht- stroom gemeten door het in de PSG geïntegreerd flowsignaal van de CPAP,
- het E.C.G. in 1 afleiding,
- gevalideerde methode voor ademhalingsinspanning, bvb. registratie van oesofagale druk of van thoracale + abdominale bewegingssignalen,
- videoregistratie (gelijktijdige registratie van beeld en geluid).
§ 2. Elke PSG moet aanvatten op het moment dat de patiënt wil gaan slapen en de lichten in de slaapruimte worden gedoofd. Vanaf dat moment moet de registratie minimum 8 uur duren.
De registratie van minimum 8 uur moet blijken uit de gegevens van het protocol.
De registratie van minimum 8 uur heeft tot doel om de patiënt de gelegenheid te geven voor een normale nachtrust en zoveel mogelijk uren slaap te registreren. De patiënt moet niet daadwerkelijk 8 uur slapen.
Als de in artikel 3, § 3, 1) bedoelde arts echter oordeelt dat de werkelijke slaaptijd van de patiënt te kort is om tot betrouwbare resultaten te komen, moet het centrum de PSG opnieuw verrichten, zelfs als er gedurende 8 uur een PSG is afgenomen.
Het protocol van elke verrichte PSG vermeldt het begin- en einduur van de PSG en omvat een sta- tistische beschrijving van de slaapkenmerken en grafisch weergegeven curven ervan die de hele nacht beslaan (minstens een hypnogram en SaO2 trend). Op basis van de registratiegegevens be- rekent het protocol ook de OAHI of de OAI.
Het protocol en uittreksels van de tracés worden bewaard in het dossier van de rechthebbende, samen met de anamnestische gegevens over de slaap, de gegevens van het klinisch onderzoek, de resultaten van eventueel andere verrichte onderzoeken en de gegevens over de ingestelde be- handeling(en).
Het resultaat van iedere PSG wordt met de rechthebbende besproken.
§ 3. Iedere PSG in het kader van deze overeenkomst gebeurt in de daartoe bestemde lokalen van het centrum, onder permanente aanwezigheid en toezicht van een verpleegkundige of paramedi- cus die hiervoor wettelijk bevoegd is en die specifiek gevormd is inzake het afnemen van een PSG. De verantwoordelijke arts van het centrum staat garant voor de bekwaamheid van deze medewer- ker.
Indien voor een patiënt die zich aanmeldt in het centrum, een diagnostische PSG reeds uitge- voerd is in een ander ziekenhuis dan het ziekenhuis waartoe het centrum behoort, kan een in arti- kel 3, § 3, 1) bedoelde arts van het centrum, op basis van het protocol en, zo nodig, ook uittrek- sels van de tracés van de PSG, oordelen dat deze diagnostische PSG niet herhaald hoeft te wor- den in het centrum. Als deze arts beslist om toch een nieuwe diagnostische PSG te verrichten, zal het centrum deze nieuwe diagnostische PSG niet aanrekenen aan de rechthebbende en ook niet aan de verzekeringsinstelling van de rechthebbende.
§ 4. Iedere PSG die het centrum verricht in het kader van deze overeenkomst, wordt manueel ge- scoord door een competent personeelslid van het centrum.
Als dit niet gebeurt door de in artikel 3, § 3, 1) bedoelde arts van het centrum maar door een me- dewerker, ziet die arts het protocol en de uittreksels van het tracé nogmaals na. Die arts is de eindverantwoordelijke voor het protocol van de PSG en de diagnostische accuraatheid ervan.
Als de PSG manueel gescoord wordt door een medewerker, moet die medewerker hiervoor wette- lijk bevoegd zijn en specifiek gevormd zijn inzake het manueel scoren van een PSG. De verant- woordelijke arts van het centrum staat garant voor de bekwaamheid van deze medewerker.
§ 5. De diagnostische PSG en de titratie-PSG kunnen nooit in dezelfde nacht worden verricht.
§ 6. Als de titratie verricht wordt door middel van een titratie-PSG, zal het centrum steeds zelf de titratie-PSG verrichten. De titratie-PSG kan dus nooit in een ander ziekenhuis worden gerealiseerd dan het ziekenhuis waarvan het centrum deel uitmaakt.
Artikel 5.
§ 1. Het centrum kan voor de organisatie van de behandeling van OSAS met nCPAP ofwel be- roep doen op gespecialiseerde medico-technische dienstverleners, ofwel dit volledig in eigen be- heer doen.
Indien het centrum ervoor kiest om een gespecialiseerde medico-technische dienstverlener in te schakelen, zal het centrum hierover met de medico-technische dienstverlener een contract sluiten dat de verplichtingen van beide partijen omschrijft en dat minstens het volgende regelt :
• De onderdelen van de behandeling waarvoor de medico-technische dienstverlener in- staat ;
• De plaats of plaatsen waar de gespecialiseerde medico-technische dienstverlener de overeengekomen diensten aanbiedt (in het centrum, bij de rechthebbende thuis,…) ;
• De beschikbaarheid voor de rechthebbenden die het centrum van de gespecialiseerde medico-technische dienstverlener verwacht, bv. 24 u./24, 7 dagen op 7 ter beschikking staan van de rechthebbenden en in staat zijn een technisch probleem binnen de 24 uur bij de patiënt thuis op te lossen, zodat de rechthebbende zijn nCPAP-behandeling de vol- gende nacht kan verder zetten ;
• De kwalificaties van het personeel dat de medico-technische dienstverlener hiervoor moet inzetten, rekening gehouden met de wettelijke bepalingen ter zake ;
• Het noodzakelijke overleg en de communicatie tussen het centrum en de gespecialiseerde medico-technische dienstverlener ;
• De afspraken en regels betreffende het respect van de privacy van de rechthebbenden die door de medico-technische dienstverlener in acht moeten worden genomen ;
• De vergoeding die het centrum hiervoor aan de medico-technische dienstverlener ver- schuldigd is en de betalingsmodaliteiten ter zake.
Zodra de registratie van de gespecialiseerde medico-technische dienstverleners bij het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG) wettelijk verplicht is, kan het centrum alleen beroep doen op medico-technische dienstverleners die voor de diensten die ze in het kader van deze overeenkomst leveren, bij het FAGG geregistreerd zijn.
De bepalingen van de contracten met de gespecialiseerde medico-technische dienstverleners kunnen nergens in tegenspraak zijn met wettelijke bepalingen of met de bepalingen van onderha- vige overeenkomst.
§ 2. Als het centrum voor de organisatie van de behandeling van OSAS met nCPAP beroep doet op een gespecialiseerde medico-technische dienstverlener, zal die laatste altijd volgende onder- delen van de behandeling van OSAS met nCPAP op zich nemen:
a) het aan de rechthebbende ter beschikking stellen van het nodige materiaal (auto-CPAP- toestel, nCPAP-toestel, toebehoren) en het bijhouden van een gedetailleerd register be- treffende het type materiaal dat aan iedere rechthebbende ter beschikking wordt gesteld, teneinde de traceerbaarheid ervan te verzekeren ;
b) het onderhoud van het materiaal ;
c) het herstel en zo nodig, de vervanging van het materiaal ;
d) het aanleren aan de rechthebbende en zijn omgeving van het gebruik van het materiaal en het noodzakelijk basis-onderhoud ;
e) de terugname van het auto-CPAP-toestel na afloop van de titratieperiode ;
f) de terugname van het nCPAP-toestel en eventueel de verwarmde luchtbevochtiger op het einde van de behandeling ;
g) het sensibiliseren van de rechthebbende en zijn omgeving opdat de rechthebbende thera- pietrouw zou zijn en blijven ;
h) de opvolging van de rechthebbende inzake therapietrouw :
- het motiveren van de rechthebbende en zijn omgeving opdat de rechthebbende the- rapietrouw zou zijn en blijven;
- het toezicht op de therapietrouw van de rechthebbende: regelmatig uitlezen van de registratiegegevens en de rapportage van die gegevens aan het centrum.
i) het uitlezen en overmaken van de uitdraai van het auto-CPAP-toestel aan het centrum.
Wat betreft de in g) en h) vermelde dienstverlening, zal het centrum die dienstverlening samen met de gespecialiseerde medico-technische dienstverlener op zich nemen.
Voor bovenstaande dienstverlening is het centrum is aan de gespecialiseerde medico-technische dienstverlener altijd minstens 1,45 € (BTW inbegrepen) per dag en per rechthebbende verschul- digd.
Indien de registratie van de gespecialiseerde medico-technische dienstverleners bij het FAGG verplicht wordt maar de gespecialiseerde medico-technische dienstverleners bepaalde hierboven
vermelde onderdelen van de behandeling wettelijk niet op zich zouden kunnen nemen, primeren deze wettelijke bepalingen op de bepalingen van onderhavige overeenkomst.
§ 3. De gespecialiseerde medico-technische dienstverleners waarop het centrum beroep doet, kunnen nooit als partij worden beschouwd in het kader van onderhavige overeenkomst. In het ka- der van onderhavige overeenkomst is het centrum ten opzichte van de rechthebbende, de verze- keringsinstelling van de rechthebbende en het RIZIV dan ook als enige verantwoordelijk voor de correcte toepassing van onderhavige overeenkomst.
In het contract dat het centrum met elke gespecialiseerde medico-technische dienstverlener moet sluiten, kan er wel afgesproken worden hoe het centrum zich tegenover de gespecialiseerde me- dico-technische dienstverlener kan verhalen, als deze dienstverlener de aangegane verplichtin- gen inzake de behandeling van OSAS met nCPAP niet nakomt.
§ 4. Het centrum zal via het inlichtingenformulier dat als bijlage 2 bij deze overeenkomst is ge- voegd, het Riziv tegen 30 april 2017 informeren over zijn keuze om de behandeling met nCPAP volledig in eigen beheer aan te bieden of hiervoor beroep te doen op een gespecialiseerde medi- co-technische dienstverlener. Het centrum zal het Riziv hiervan onmiddellijk op de hoogte bren- gen als het deze keuze hierna zou wijzigen.
DE RECHTHEBBENDEN OP TEGEMOETKOMING VOOR BEHANDELING VAN OSAS
Artikel 6.
De rechthebbenden van deze overeenkomst zijn rechthebbende van de verzekering en lijden aan OSAS.
De diagnose OSAS wordt gesteld bij een symptomatische patiënt door middel van anamnese, kli- nisch onderzoek en een PSG zoals beschreven in artikel 4 van deze overeenkomst.
Bij een dergelijke rechthebbende van 16 jaar of ouder toont de diagnostische PSG een OAHI aan van ≥ 15,00/uur, conform de omschrijving van de OAHI in artikel 7.
Bij een dergelijke rechthebbende die jonger is dan 16 jaar, toont de diagnostische PSG een OAHI aan van ≥ 5,00/uur of een OAI van ≥ 1,00/uur, conform de omschrijving van de OAHI en de OAI in artikel 7.
Voor rechthebbenden die voor het eerst behandeld worden met nCPAP of met een MRA en voor rechthebbenden die gedurende méér dan een jaar niet meer behandeld zijn geweest met nCPAP of MRA of van wie de behandeling met nCPAP of MRA gedurende méér dan een jaar niet meer ten laste is genomen door de verzekering, mag de diagnostische PSG op de begindatum van de tenlasteneming van de behandeling in het kader van deze overeenkomst nooit meer dan 2 jaar geleden zijn verricht geweest. Voor deze rechthebbenden die maximum 2 jaar geleden een di- agnostische PSG hebben ondergaan, is alleen een nieuwe diagnostische PSG nodig als de klini- sche toestand van de rechthebbende sindsdien is veranderd.
Voor rechthebbenden die overschakelen van een behandeling met nCPAP naar een behandeling met MRA of omgekeerd, moet er geen nieuwe diagnostische PSG worden verricht als de periode tussen de einddatum van de ene behandeling en de begindatum van de andere behandeling maximum een jaar bedraagt.
Artikel 7.
§ 1. De OAHI is het gemiddeld aantal obstructieve apneus + obstructieve hypopneus per 60 minu- ten bij EEG geregistreerde slaap. Voor de bepaling van dit gemiddelde houdt men rekening met de som van het totaal aantal obstructieve apneus + het totaal aantal obstructieve hypopneus (= a) ge- durende het totaal aantal minuten bij EEG geregistreerde slaap (= b) zoals deze elementen blijken uit de PSG bedoeld in artikel 4.
De OAHI = (a/b) x 60.
§ 2. De OAI is het gemiddeld aantal obstructieve apneus per 60 minuten bij EEG geregistreerde slaap. Voor de bepaling van dit gemiddelde houdt men rekening met het totaal aantal obstructieve apneus (= a) gedurende het totaal aantal minuten bij EEG geregistreerde slaap (= b) zoals deze elementen blijken uit de PSG bedoeld in artikel 4. Een apneu wordt gemeten met een thermistor (bij technisch probleem kan als alternatieve sensor de druksensor worden gebruikt of de summatie van de thoracale en abdominale banden ; onder CPAP wordt de luchtstroom gemeten door het in de polysomnografie geïntegreerd flowsignaal van de CPAP.
De OAI = (a/b) x 60.
§ 3. Een apneu is een volledig stoppen van het ademen, gedefinieerd als een vermindering van de amplitude van een valide meting van de ademhaling gedurende de slaap, tot ≥ 90 % onder de ba- seline.
Een hypopneu is een voorbijgaande vermindering van het ademen die beantwoordt aan volgende criteria:
1) Een vermindering van de amplitude van een valide meting van de ademhaling gedurende de slaap, tot ≥ 30 % onder de baseline.
2) Die vermindering van de amplitude gaat gepaard met
- ofwel een daling van de SaO2 van ≥ 3 %,
- ofwel een arousal zoals bepaald in § 4.
Bij patiënten vanaf 16 jaar kan een persoon een apneu of hypopneu scoren als er gedurende ≥ 10 seconden sprake is van de supra beschreven amplitudevermindering. Bij patiënten < 16 jaar is de minimumduur voor obstructieve apneus en hypopneus equivalent aan minstens 2 adem- cycli.
Bij personen met een stabiel ademhalingspatroon gedurende de slaap wordt de baseline bepaald als de gemiddelde amplitude bij stabiel ademhalen en oxygenatie in de twee minuten die de ge- beurtenis voorafgaan.
Bij personen zonder stabiel ademhalingspatroon wordt de baseline bepaald als de gemiddelde amplitude van de drie diepste ademhalingsbewegingen in de twee minuten die de gebeurtenis voorafgaan.
§ 4. Een arousal is een abrupte wijziging in EEG frequentie die theta-, alfa- en/of andere golven met frequenties >16 Hz omvat, met uitsluiting van “spindles” (= spoelvormige complexen van 12-14 Hz golven met duur tussen 0,5 - 1,5 seconden), en die aan de volgende voorwaarden voldoet :
1) Een persoon kan alleen een EEG arousal scoren als hij vooraf al minimum 10 seconden de kenmerken van een slaapstadium vertoonde.
2) Er zijn minimum 10 seconden kenmerken van tussenliggende slaap vereist vóór een 2de
EEG arousal kan gescoord worden.
3) De wijziging in EEG frequentie duurt minimum 3 seconden om als arousal gescoord te kunnen worden.
4) Arousals gedurende NREM slaap kunnen voorkomen zonder gelijktijdige toename van submentale EMG amplitude.
5) Arousals gedurende REM slaap kunnen alleen gescoord worden zo zij gepaard gaan met gelijktijdige toename van submentale EMG amplitude.
6) Arousals kunnen nooit gescoord worden enkel op basis van toename van submentale EMG amplitude.
7) Artefacten, K complexen of deltagolven worden niet als arousal gescoord tenzij ze gepaard gaan met een abrupte wijziging in EEG frequentie zoals bepaald in de 1ste alinea van on- derhavig artikel, in minimum 1 afleiding. Als dergelijke activiteit een abrupte wijziging in EEG frequentie voorafgaat, is zij niet begrepen in de duur van 3 seconden bepaald in 3). Wanneer zij voorvallen gedurende een abrupte wijziging in EEG frequentie worden artefac- ten of delta golf activiteit wel begrepen in de duur van 3 seconden bepaald in 3).
8) Niet aansluitende maar opeenvolgende EEG en EMG veranderingen die elk minder dan 3 seconden maar samen meer dan 3 seconden duren, worden niet als arousals gescoord.
9) Plots optreden van alfa activiteit van < 3 seconden gedurende NREM slaap wordt niet als EEG arousal gescoord. Drie seconden alfa slaap worden niet als arousal gescoord tenzij een episode van 10 seconden alfavrije slaap voorafgaat.
10) Overgangen van een slaapstadium naar een ander volstaan op zich niet om als arousals
gescoord te worden, tenzij ze aan de voormelde voorwaarden voldoen.
BEHANDELING VAN OSAS
Artikel 8.
§ 1. Bij elke rechthebbende moet er steeds onderzocht worden of de rechthebbende nood heeft aan een conservatieve behandeling die kan gericht zijn op :
• gewichtsreductie;
• actieve levenswijze (voldoende bewegen);
• alcoholabstinentie in de avond;
• stoppen met roken;
• het vermijden van sederende medicatie.
De in artikel 3, § 3, 1) bedoelde arts van het centrum beslist welke OSAS-behandeling het meest aangewezen is voor de rechthebbende, hierbij rekening houdende met de mening van de rechthebbende en zo nodig, na het advies van artsen van andere disciplines hierover te hebben ingewonnen. De arts van het centrum kiest hiervoor een behandeling uit het volledige spectrum van OSAS-behandelingen. De behandelingen met nCPAP of met een MRA die voorwerp zijn van deze overeenkomst, zijn slechts enkele van de mogelijke behandelingen.
In geval van behandeling van OSAS met nCPAP of met een MRA, schrijft de in artikel 3, § 3, 1) bedoelde arts die OSAS-behandeling voor.
§ 2. De behandeling van OSAS met een MRA kan enkel worden aangeboden aan een recht- hebbende ≥ 18 jaar.
Vooraleer bij een rechthebbende ≥ 18 jaar te kiezen voor een behandeling van OSAS met een MRA :
- moet de in artikel 3, § 3, 2) bedoelde NKO-arts, op basis van een klinisch onderzoek van de rechthebbende en eventuele bijkomende onderzoeken op het niveau van de boven- ste luchtwegen, bevestigen dat de OSAS-behandeling met MRA bij deze rechthebbende geïndiceerd is. Eventueel kan ook een in artikel 3, § 3, 2) bedoelde NKO-arts die werkt voor een ander ziekenhuis dat de overeenkomst inzake diagnose en behandeling van OSAS met het Verzekeringscomité heeft gesloten, bevestigen dat de OSAS- behandeling met MRA bij deze rechthebbende geïndiceerd is als de rechthebbende er de voorkeur aan geeft op die NKO-arts beroep te doen ;
- en moet de in artikel 3, § 3, 4) bedoelde tandheelkundige, orthodontist, stomatoloog of maxillo-faciaal chirurg, na klinische controle met beeldvorming, bevestigen dat het mo- gelijk is om een individueel vervaardigd titreerbaar MRA bij de rechthebbende te plaat- sen en dat er hiervoor geen tandheelkundige of orthodontische contra-indicaties zijn.
§ 3. Vooraleer bij een rechthebbende < 16 jaar te kiezen voor een behandeling van OSAS met nCPAP, moet er steeds worden nagegaan of andere OSAS-behandelingen waaronder ade- notonsillectomie een oplossing kunnen bieden.
§ 4. Als er bij een rechthebbende (ongeacht de leeftijd) een adenotonsillectomie is verricht, kan er met de behandeling van OSAS met nCPAP of met een MRA pas worden gestart, van zodra het resultaat van de adenotonsillectomie voor de nachtelijke ademhaling en zuurstofsaturatie geëvalueerd is. Die evaluatie met behulp van een PSG kan ten vroegste 3 maand na het ver- richten van de adenotonsillectomie plaatsvinden.
§ 5. Alle in het kader van onderhavige overeenkomst gebruikte medische hulpmiddelen moeten conform zijn met alle geldende Europese en Belgische wetten, regels en normen.
BEHANDELING VAN OSAS MET NCPAP
Artikel 9.
§ 1. Vooraleer een rechthebbende zijn behandeling van OSAS met nCPAP kan starten, moet de behandelingsdruk worden bepaald die de rechthebbende nodig heeft (= titratie) en moet de in arti- kel 3 § 3, 1) bedoelde arts aantonen dat er dankzij de nCPAP-behandeling sprake is van een ge- kwantificeerde verbetering van de ademhaling.
§ 2. De in artikel 3, § 3, 1) bedoelde arts is verantwoordelijk voor de titratie en beslist hoe de titratie wordt verricht:
• ofwel door middel van een PSG (= titratie-PSG) in het centrum,
• ofwel door middel van een auto-CPAP-toestel bij de rechthebbende thuis (= auto-CPAP- titratie thuis), gevolgd door een polygrafie (PG) in het centrum of door een home-polygrafie (HPG).
De auto-CPAP-titratie, gevolgd door een PG of HPG, kan enkel worden verricht bij een rechtheb- bende met een OAHI van ≥ 30/uur die niet lijdt aan één of meerdere van volgende comorbiditei- ten :
- obesity hypoventilation syndrome
- nasale obstructie of voorafgaande uvulopalatoplastiek
- centraal apneu van > 5/uur, periodieke ademhaling of Xxxxxx-Xxxxxx xxxxxxxxxx
- een andere slaapstoornis dan OSAS
- één van volgende cardiovasculaire aandoeningen:
• recent hartinfarct (< 3 maand)
• gekende cardiale ejectiefractie < 40 %
- gekend COPD met FEV1 < 50 % voorspelde waarden
- patiënt met een gekende restrictieve longfunctie die te wijten is aan een “chest wall”- pathologie of aan een osteo-articulaire of neuromusculaire ziekte
- gekende neurologische stoornis
- gekende ernstige psychiatrische aandoening
- “Suspected central respiratory drive defect”
- gebruik van meerdere psychofarmaca
- gebruik van opioïden of vergelijkbare opioïdgeneesmiddelen
Er wordt vanuit gegaan dat gemiddeld bij 61 % van de patiënten de titratie zal gebeuren aan de hand van een titratie-PSG. Bij de resterende 39 % van de patiënten zal de titratie gebeuren door middel van een auto-CPAP-toestel, gevolgd door een PG of HPG.
§ 3. Indien de in artikel 3, § 3, 1) bedoelde arts opteert voor een titratie-PSG, moet deze worden verricht overeenkomstig de bepalingen van artikel 4 van deze overeenkomst. Op basis van de re- sultaten van de titratie-PSG zal bedoelde arts aantonen dat er in vergelijking met de diagnostische PSG sprake is van een gekwantificeerde verbetering van de ademhaling.
§ 4. De auto-CPAP-titratie thuis met een auto-CPAP-toestel omvat alle onderstaande elementen, welke verzekerd worden onder de eindverantwoordelijkheid van de in artikel 3, § 3, 1) bedoelde arts :
a) het ter beschikking stellen van een auto-CPAP-toestel dat minstens uitgerust is met dezelf- de kenmerken als het nCPAP-toestel, zoals omschreven in artikel 10, § 2, 1ste lid ;
b) het ter beschikking stellen van alle toebehoren dat nodig is voor de auto-CPAP titratie thuis waaronder onder meer het masker, de zuiveringsfilters, de leidingen en het toebehoren voor het vasthechten.
Wat betreft het masker is er een aanbod van maskers beschikbaar, zoals omschreven in artikel 10, § 3, 2de lid ;
c) het herstel en zo nodig, de vervanging van het materiaal ;
d) het aanleren aan de rechthebbende en zijn omgeving van het gebruik van het materiaal en het noodzakelijk basis-onderhoud ;
e) de terugname van het auto-CPAP-toestel na afloop van de titratieperiode, d.i. het aantal nachten dat de rechthebbende het auto-CPAP-toestel moet gebruiken, vastgelegd door de in artikel 3, § 3, 1) bedoelde arts ;
f) het sensibiliseren van de rechthebbende en zijn omgeving opdat de rechthebbende gedu- rende de titratieperiode het auto-CPAP-toestel elke nacht maximaal (bij voorkeur geduren- de de ganse slaap) zou gebruiken ;
g) de opvolging van de therapietrouw van de rechthebbende inzake het gebruik van het auto- CPAP-toestel ;
h) het uitlezen van de uitdraai van het auto-CPAP-toestel ;
i) de titratie, dit is het definitief vaststellen van de noodzakelijke druk bij de nCPAP- behandeling door de in artikel 3, § 3, 1) bedoelde arts.
Als het centrum voor de bovenstaande elementen met uitzondering van punt i) beroep doet op een gespecialiseerde medico-technische dienstverlener, zal deze laatste steeds instaan voor alle in a) tot en met h) vermelde onderdelen van de auto-CPAP titratie thuis.
§ 5. Indien de in artikel 3, § 3, 1) bedoelde arts voor de titratie opteert voor het gebruik van een au- to-CPAP-toestel, zal deze arts de efficiëntie van de behandeling met nCPAP aantonen door middel van een nachtelijke PG die verricht wordt in het centrum of bij de rechthebbende thuis (= HPG), terwijl de patiënt een nCPAP-toestel gebruikt (auto-CPAP-toestel of gewoon CPAP-toestel). De HPG kan enkel worden verricht als de rechthebbende hiermee instemt en hij in staat is om de ho- me-polygraaf correct te gebruiken.
De PG of HPG zal in het kader van deze overeenkomst steeds worden verricht met een polygraaf type 3, zoals omschreven door de American Association of Sleep Medicine (AASM). Dit toestel meet minstens volgende kanalen :
• ofwel minstens 1 respiratoire bewegingsband en 1 kanaal luchtdebiet (waarbij de drukflow vanuit het CPAP toestel dient te worden geïncorporeerd of waarbij een pneumotachograaf dient te worden ingebouwd die geconnecteerd is met het masker), ofwel 2 respiratoire bewegingskanalen
• 1 ECG afgeleide
• de zuurstof saturatie op basis van de “oxygen desaturation index” (cut-off 3 %).
De PG of HPG kan voor een rechthebbende nooit in dezelfde nacht worden verricht als de di- agnostische PSG.
De bepalingen die krachtens artikel 4, §§ 2, 4 en 6 van toepassing zijn op de PSG, zijn ook van toepassing op de PG en HPG. Indien de PG verricht wordt in het centrum, zijn ook de bepalingen van artikel 4, § 3, 1ste alinea van toepassing op de PG. Indien gekozen wordt voor een HPG, zal een competente medewerker die hiervoor wettelijk bevoegd is en die specifiek gevormd is inzake het afnemen van een HPG, het gebruik van de HPG aan de rechthebbende en eventueel zijn om- geving uitleggen. De verantwoordelijke arts van het centrum staat garant voor de bekwaamheid van deze medewerker.
In geval van PG of HPG, zullen de apneus en hypopneus worden bepaald zoals omschreven in artikel 7, behalve dat er meer gebruik kan worden gemaakt van de hierboven bedoelde alterna- tieve sensoren in plaats van een thermistor en dat het arousal-criterium vervalt.
Het rapport van elke verrichte PG of HPG vermeldt het begin- en einduur van de PG of HPG en omvat een statistische beschrijving van de resultaten en grafisch weergegeven curven ervan die de hele nacht beslaan (met minstens de weergave van de SaO2 trend). Op basis van de registra- tiegegevens berekent het rapport ook de OAHI of de OAI, hierbij uitgaande van het begin- en einduur van de PG of HPG, aangezien de werkelijke slaaptijd niet is gekend.
§ 6. De tenlasteneming van de behandeling van OSAS met nCPAP in het kader van deze over- eenkomst kan ten vroegste van start gaan de dag nadat een in artikel 3, § 3, 1) bedoelde arts de efficiëntie van de behandeling met nCPAP heeft aangetoond door middel van een PSG, een PG of HPG.
§ 7. De kosten van de titratie-PSG in het centrum of van de auto-CPAP-titratie thuis, gevolgd door een PG of HPG, zijn begrepen in het nCPAP-startforfait vermeld in artikel 12 van deze overeen- komst.
Artikel 10.
§ 1. Voor iedere rechthebbende omvat de behandeling van OSAS met nCPAP alle in onderhavig artikel vermelde elementen, welke verzekerd worden onder de eindverantwoordelijkheid van de in artikel 3, § 3, 1) bedoelde arts. In toepassing van artikel 5 van deze overeenkomst kan het centrum voor de praktische organisatie van deze behandeling eventueel beroep doen op een gespeciali- seerde medico-technische dienstverlener.
§ 2. Aan iedere rechthebbende wordt een nCPAP-toestel ter beschikking gesteld dat aan zijn/haar individuele behoeften beantwoordt en dat minstens is uitgerust met volgende kenmerken :
• SmartStart/SmartStop-systeem:
⮚ SmartStart = het toestel start automatisch door het inademen in het masker
⮚ SmartStop = het toestel stopt als de rechthebbende het masker niet draagt
• RAMP-functie: functie die het mogelijk maakt om, naast de gewenste behandelingsdruk, een startdruk en een opbouwtijd in te stellen waardoor bij het inslapen de druk vanaf de startdruk geleidelijk zal toenemen tot de ingestelde behandelingsdruk
• Registratie van minstens volgende parameters + bewaren van deze parameters gedu- rende minimum 12 maanden :
⮚ parameters om de therapie-efficiëntie te valideren:
o de residuele AHI
o lekkage
o open of gesloten luchtwegdetectie
o flow limitatie
o ademfrequentie
o snurken
⮚ gebruiksparameters:
o aantal nachten tijdens welke het toestel gebruikt is en aantal nachten tij- dens welke het toestel niet gebruikt is
o aantal uren gebruik per nacht
o gemiddeld gebruik tijdens een bepaalde periode
o het niveau van de geleverde druk
• mogelijkheid om de therapiegegevens te visualiseren in verslagen en gedetailleerde curven
• geluidsdrukniveau < 28 Db (luchtbevochtiger inbegrepen)
• nauwkeurigheid van de druk : de statische druk mag maximaal variëren van ± 0,5 cm H2O tot 15 cm H2O
Als de rechthebbende zich op een hogere CPAP-druk oncomfortabel voelt, wordt een nCPAP- toestel ter beschikking gesteld dat oplossingen kan bieden voor die problematiek (bv. een toestel dat uitgerust is met een functie die bij het begin van de uitademing de druk tijdelijk verlaagt).
Als de rechthebbende nasale problemen (vb. rhinitis) heeft, wordt een nCPAP-toestel ter beschik- king gesteld waarin een verwarmde luchtbevochtiger geïntegreerd is. De verwarmde luchtbevoch- tiger kan ook deel uitmaken van het in § 3 vermelde toebehoren.
§ 3. Het centrum stelt tevens alle toebehoren dat nodig is voor de behandeling van OSAS met nCPAP thuis ter beschikking van de rechthebbende. Het betreft onder meer het masker, de zuive- ringsfilters, de leidingen en toebehoren voor het vasthechten.
Om tegemoet te kunnen komen aan de individuele behoeften van de rechthebbenden, beschikt het centrum of de gespecialiseerde medico-technische dienstverlener over verschillende soorten mas- kers (neusmasker, neus-mondmasker, neusdoppenmasker) in verschillende maten.
Het centrum zal steeds trachten zo veel mogelijk tegemoet te komen aan de individuele behoeften van de rechthebbende zodat die zich zo comfortabel mogelijk voelt bij de behandeling. Daartoe zal het centrum eventueel een masker of ander toebehoren gratis vervangen, ook als het niet defect is. Ook indien een masker of ander toebehoren defect is, zal het centrum dit gratis vervangen tenzij het defect te wijten is aan verkeerd gebruik of gebrekkig onderhoud.
§ 4. Naast het ter beschikking stellen van een nCPAP-toestel en toebehoren zoals omschreven in
§ 2 en § 3, omvat de behandeling met nCPAP ook nog de verschillende diensten die omschreven worden in artikel 5 § 2 van deze overeenkomst.
§ 5. Als een rechthebbende voor de eerste keer in zijn leven wordt behandeld met nCPAP, omvat de behandeling gedurende een eenmalige periode van maximum 6 maanden, alle in onderhavig artikel vermelde elementen, zij het dat het om een intensievere periode gaat met betrekking tot de opleiding van de rechthebbende, het sensibiliseren van de rechthebbende voor de behandeling en de opvolging van de rechthebbende inzake therapietrouw.
§ 6. De in artikel 3 § 3, 1) bedoelde arts zal de huisarts van de rechthebbende bij het begin van de behandeling en daarna minstens jaarlijks informeren over de diagnose van OSAS bij de recht- hebbende en de behandeling van de rechthebbende met nCPAP.
BEHANDELING VAN OSAS MET EEN MRA
Artikel 11.
§ 1. Voor iedere rechthebbende omvat de behandeling van OSAS met een MRA de volgende ele- menten :
1) het individueel en op maat vervaardigen van een MRA dat :
• de onderkaak voorwaarts verplaatst en fixeert teneinde een verruiming van de bo- venste luchtweg te bewerkstelligen en collapsibiliteit te voorkomen ;
• volgens minstens 1 as in de ruimte verstelbaar is ;
• bestaat uit een afzonderlijke boven- en ondertandenboog ;
• vervaardigd is uit harde kunststof ;
• voorzien is van knopankers of een binnenlaag met zachte kunststof om de retentie rond de tanden te verhogen ;
• kan worden uitgerust met een microthermometer-sensor om het effectieve gebruik van het MRA te meten. Een dergelijke microthermometer-sensor zal alleen ge-
plaatst worden op vraag van of met het akkoord van de in artikel 3, § 3, 1) bedoelde arts. Er wordt vanuit gegaan dat het zinvol is om jaarlijks bij 20 % van de MRA- patiënten het effectieve gebruik van het MRA gedurende een jaar te meten.
Het MRA zal worden vervaardigd door een tandtechnisch laboratorium dat zijn activiteiten inzake het vervaardigen van hulpmiddelen op maat (waaronder MRA’s), conform de hier- voor voorziene procedure, gemeld heeft aan het Federaal Agentschap voor geneesmidde- len en gezondheidsproducten (FAGG) en dat hulpmiddelen op maat en MRA's vervaardigt conform de Belgische en Europese reglementering en de ISO-norm voor het vervaardigen van dergelijke producten. Het tandtechnisch laboratorium zal het MRA vervaardigen in op- dracht van de in artikel 3, § 3, 4) bedoelde tandheelkundige of arts die voorafgaandelijk precisieafdrukken van de tandenbogen van de rechthebbende zal maken, tenzij de in artikel 3 § 3, 2) bedoelde NKO-arts dit al heeft gedaan.
Het MRA is eigendom van de rechthebbende en mag alleen door de rechthebbende wor- den gebruikt.
2) diverse opdrachten van de in artikel 3, § 3, 4) bedoelde tandheelkundige of arts :
a) het testen van het MRA bij de rechthebbende ;
b) de opleiding van de rechthebbende inzake het gebruik van het MRA en het noodza- kelijk basisonderhoud ;
c) de titratie van het MRA, d.i. het gradueel verhogen van de onderkaakpositie binnen de fysieke tolerantiegrenzen van de rechthebbende om tot een maximaal effectieve behandeling te komen ;
d) het aanleren aan de rechthebbende hoe die het MRA eventueel nog verder kan titre- ren ;
e) de regelmatige controle van de toestand van het MRA ;
f) het onderhoud van het MRA ;
g) de controle van eventuele neveneffecten op de dentale en paradontale conditie ;
h) zo nodig, het herstel en/of de rebasing van het MRA, waarvoor eventueel beroep kan worden gedaan op het hierboven bedoeld erkend tandtechnisch laboratorium ;
i) samen met de in artikel 3, § 3, 1) bedoelde arts :
• het sensibiliseren van de rechthebbende en zijn omgeving voor de behandeling
• en het opvolgen van de therapietrouw, waarbij, op basis van een bevraging van de rechthebbende of eventueel via de ingebouwde microthermometer-sensor, dient te worden nagegaan of de rechthebbende zijn MRA gemiddeld minimum 4 uur per nacht gebruikt ;
j) in geval van een ingebouwde microthermometer-sensor : het uitlezen van het ge- heugen van de sensor ;
k) het met de rechthebbende bespreken van de uitgelezen gegevens van de sensor over het effectief gebruik van het MRA en het meedelen van deze gegevens aan de in artikel 3, § 3, 1) bedoelde arts ;
l) het bijhouden van een gedetailleerd register betreffende het type MRA en het type sensor dat aan iedere rechthebbende ter beschikking wordt gesteld, teneinde de tra- ceerbaarheid ervan te verzekeren.
De tandheelkundige of arts kan de opdrachten vermeld onder b, f en j eventueel delegeren naar een bevoegde en competente assistent, die hiervoor kan instaan onder de supervisie van de tandheelkundige of arts.
3) het verrichten, door de in artikel 3, § 3, 1) bedoelde arts of onder zijn supervisie, van min- stens één PG of HPG in de eerste 5 maanden dat de rechthebbende het MRA gebruikt, teneinde aan te tonen dat de behandeling leidt tot een gekwantificeerde verbetering van de ademhaling.
De PG of HPG wordt verricht nadat de rechthebbende het MRA reeds een periode heeft gebruikt en het MRA voldoende is getitreerd.
Een tweede PG of HPG wordt verricht na bijkomende titratie van het MRA, als op basis van de eerste PG of HPG geen voldoende verbetering van de ademhaling kon worden aange- toond. Deze tweede PG of HPG wordt verricht in de eerste 6 maanden dat de rechtheb- bende het MRA gebruikt.
De PG of HPG dient te beantwoorden aan de voorwaarden van artikel 9 § 5 van deze over- eenkomst.
De in artikel 3, § 3, 1) bedoelde arts brengt de in artikel 3, § 3, 2) bedoelde arts en de in ar- tikel 3, § 3, 4) bedoelde tandheelkundige of arts onverwijld op de hoogte van het resultaat van iedere PG of HPG en overlegt met hen over de voortzetting en eventuele aanpassing van de behandeling.
De PG of HPG mag eventueel door de in artikel 3, § 3, 1) bedoelde arts worden vervangen door een PSG zoals omschreven in artikel 4.
§ 2. De in artikel 3 § 3, 1) bedoelde arts zal de huisarts van de rechthebbende bij het begin van de behandeling met een MRA informeren over de diagnose van OSAS bij de rechthebbende en de behandeling van de rechthebbende met een MRA. De in artikel 3 § 3, 1) bedoelde arts zal de huisarts ook informeren over de eventuele stopzetting van de behandeling met een MRA.
TERUGBETAALBARE VERSTREKKINGEN EN PRIJS
Artikel 12.
§ 1. In het kader van deze overeenkomst kunnen voor de in de artikelen 9 en 10 omschreven be- handeling van OSAS met nCPAP twee soorten dagforfaits worden aangerekend:
• het nCPAP-startforfait
• het nCPAP-basisforfait
§ 2. Het nCPAP-basisforfait vergoedt :
• het ter beschikking stellen van een nCPAP-toestel zoals omschreven in artikel 10, § 2 ;
• het ter beschikking stellen van alle noodzakelijke toebehoren zoals bedoeld in artikel 10,
§ 3 ;
• de activiteiten bedoeld in artikel 10, §§ 4 en 6.
Het nCPAP-startforfait vergoedt dezelfde elementen als het nCPAP-basisforfait, aangevuld met :
• de titratie-PSG in het centrum of de auto-CPAP-titratie thuis, gevolgd door een PG of HPG, zoals nader omschreven in artikel 9 ;
• de activiteiten bedoeld in artikel 10, § 5.
§ 3. Het nCPAP-startforfait kan voor een rechthebbende worden aangerekend gedurende een niet- onderbroken periode van 6 maanden (van dag x van een bepaalde maand tot dag x-1 zes maan- den later). Deze periode van 6 maanden begint te lopen de dag dat de in artikel 10 omschreven behandeling met nCPAP effectief van start gaat en ten vroegste vanaf de dag na de in artikel 9 be- doelde titratie-PSG, PG of HPG.
Het nCPAP-startforfait kan slechts voor een rechthebbende worden aangerekend als de rechtheb- bende voor de eerste keer in zijn/haar leven een behandeling van OSAS met nCPAP start. Dat de rechthebbende voordien reeds met een MRA is behandeld geweest, vormt geen beletsel voor het aanrekenen van het nCPAP-startforfait, als de rechthebbende overschakelt naar een nCPAP- behandeling en voor het eerst in zijn leven met nCPAP wordt behandeld.
Voor een rechthebbende die vroeger al met nCPAP behandeld is geweest, in het centrum of in een ander ziekenhuis dat onderhavige overeenkomst met het Verzekeringscomité heeft gesloten of in het kader van vroegere nCPAP-overeenkomsten, kan geen nCPAP-startforfait worden aangere- kend, behalve in volgende gevallen :
• Indien een rechthebbende tijdens de niet-onderbroken periode van 6 maanden van nCPAP-centrum verandert, kan het centrum dat de nCPAP-behandeling voortzet, het nCPAP-startforfait verder aanrekenen tot de einddatum van de initiële periode van 6 maanden, ook als de nCPAP-behandeling zelf onderbroken is geweest.
• als de rechthebbende gedurende minimum een jaar niet meer behandeld is geweest met nCPAP (maar eventueel wel met een MRA) en als daarenboven voor die rechthebbende 5 jaar verlopen zijn sinds het eerste startforfait nCPAP voor die rechthebbende werd aange- rekend.
§ 4. Het nCPAP-startforfait (pseudocode ######) bedraagt 2,99 €. Het nCPAP-basisforfait (pseudocode ######) bedraagt 1,74 €.
In toepassing van de bepalingen van het koninklijk besluit van 29 april 1996 tot vaststelling van de vermindering van de tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitke- ringen in de honoraria en prijzen vastgesteld in sommige overeenkomsten met de revalidatie- inrichtingen, dienen de aan de verzekeringsinstellingen gefactureerde nCPAP-startforfaits en nCPAP-basisforfaits voor sommige rechthebbenden te worden verminderd met het in het koninklijk besluit voorziene bedrag.
§ 5. Minimum 0,07 € van het in § 4 vermeld nCPAP-startforfait en nCPAP-basisforfait, wordt ge- acht te worden aangewend voor de vergoeding van de in artikel 3 § 3, 1) bedoelde arts of artsen voor de medische supervisie en de coördinatie van de behandeling met nCPAP. Het nCPAP- startforfait bevat daarnaast ook nog vergoedingen voor de verrichte titratie-PSG’s, PG’s en HPG’s.
Artikel 13.
§ 1. In het kader van deze overeenkomst kunnen voor de in artikel 11 omschreven behandeling van OSAS met een MRA twee soorten forfaits worden aangerekend :
• het MRA-startforfait
• het MRA-basisforfait
§ 2. Het MRA-basisforfait vergoedt vooral de opvolging van een rechthebbende die reeds minimum 6 maanden een MRA gebruikt. Het betreft meer bepaald de activiteiten die vermeld worden in arti- kel 11 § 1, 2), zij het dat de onder de punten a, b, c en d vermelde activiteiten vooral plaatsvinden in de eerste maanden van gebruik van het MRA.
Het MRA-startforfait vergoedt gedurende 6 maanden alle activiteiten die vermeld worden in artikel 11 § 1, zij het dat de activiteiten die vermeld worden in artikel 11 § 1, 2) e tot en met k dikwijls vooral zullen plaatsvinden nadat een rechthebbende reeds 6 maanden een MRA gebruikt.
§ 3. Het MRA-startforfait kan voor een rechthebbende worden aangerekend gedurende een niet- onderbroken periode van 6 maanden die begint te lopen de dag dat de in artikel 3, § 3, 4) bedoel- de tandheelkundige of arts het in artikel 11 § 1, 1) bedoeld MRA aflevert aan de rechthebbende voor gebruik en de in artikel 11 § 1, 2) a, b, c en d vermelde activiteiten zijn verricht.
Na afloop van de niet-onderbroken periode van 6 maanden tijdens welke een startforfait kan wor- den aangerekend, kan voor de rechthebbende alleen het MRA-basisforfait worden aangerekend.
Indien een rechthebbende tijdens de voor het startforfait voorziene periode van 6 maanden van centrum verandert, kan voor die rechthebbende geen startforfait meer worden aangerekend vanaf de datum van tenlasteneming in het andere centrum.
§ 4. Indien het noodzakelijk is het MRA van een rechthebbende te vervangen door een nieuw MRA omdat het MRA versleten is of niet meer geschikt is voor de rechthebbende, kan voor die recht- hebbende opnieuw een MRA-startforfait gedurende 6 maanden worden aangerekend, op voor- waarde dat het nieuwe MRA pas ten vroegste 5 jaar na de datum van aflevering van het vorige MRA in gebruik genomen wordt.
§ 5. Indien een rechthebbende in de periode van 5 jaar die volgt op de datum van aflevering van het MRA zijn behandeling met een MRA stopzet en eventueel overschakelt naar een behandeling met nCPAP, maar in diezelfde periode van 5 jaar toch nog opnieuw zou overschakelen naar een behandeling met MRA, kan geen MRA-startforfait meer worden aangerekend maar wel een MRA- basisforfait. Als die rechthebbende de behandeling met een MRA pas herneemt na de periode van 5 jaar die gevolgd is op de datum van aflevering van het MRA, dient de in artikel 3 § 3, 4) bedoel- de tandheelkundige of arts na te gaan of het bestaande MRA nog verder kan worden gebruikt dan wel vervangen moet worden. Alleen in het geval dat het oude MRA vervangen moet worden door een nieuw MRA en dit minimum 5 jaar na de datum van aflevering van het oude MRA, kan opnieuw het MRA-startforfait worden aangerekend.
Een rechthebbende die reeds twee maal zijn behandeling met een MRA heeft stopgezet om over te schakelen naar een nCPAP-behandeling, komt niet meer in aanmerking voor de ver- goeding van het MRA-startforfait of het MRA-basisforfait.
§ 6. Het MRA-startforfait bedraagt 5,64 €. Het wordt aangerekend met :
• pseudocode ###### voor een rechthebbende die voor het eerst een MRA gebruikt
• pseudocode ###### voor een rechthebbende van wie het MRA vernieuwd moet worden nadat de verzekering eerder al is tussengekomen in de kosten van een MRA, eventueel op basis van de vroegere reglementering
Het MRA-basisforfait (pseudocode ######) bedraagt 0,43 €.
Artikel 14.
Per dag en per rechthebbende kan slechts één dagforfait worden aangerekend:
• hetzij het nCPAP-startforfait
• hetzij het nCPAP-basisforfait
• hetzij het MRA-startforfait
• hetzij het MRA-basisforfait
BEHANDELING VAN OSAS MET NCPAP: BEGRENZING VAN DE GROEI PER JAAR
Artikel 15.
§ 1. Het totaal aantal vergoedbare verstrekkingen inzake behandeling van OSAS met nCPAP dat in een zelfde kalenderjaar wordt gerealiseerd en aan de verzekeringsinstellingen wordt aangere- kend (ongeacht de facturatiedatum), mag jaarlijks met maximum 15,00 % stijgen.
Dit maximumpercentage geldt voor het totaal aantal verstrekkingen van het centrum én alle andere ziekenhuizen die met het Verzekeringscomité een OSAS-overeenkomst hebben gesloten die de behandeling van OSAS met nCPAP vergoedt.
Het in 2014 geboekte aantal dagforfaits (24.528.663 dagforfaits = gemiddeld 67.201,82 patiënten op jaarbasis) geldt daarbij als het referentiejaar, op basis waarvan het maximum vergoedbare aan- tal dagforfaits in alle volgende jaren zal worden vastgesteld.
§ 2. Als het College van geneesheren-directeurs en het Verzekeringscomité vaststellen dat het to- taal aantal verstrekkingen van alle centra met een overeenkomst in een bepaald kalenderjaar met meer dan 15,00 % is gestegen, zullen de in artikel 12, § 4 vermelde prijzen in de loop van een vol- gend kalenderjaar worden verminderd, teneinde de overschrijding van het aanvaardbare stijgings- percentage van 15,00 % volledig te compenseren zodat die overschrijding niet tot extra-uitgaven voor de verzekering leidt. Vooraleer eventueel over te gaan tot deze prijsvermindering, zal de in artikel 24 bedoelde Akkoordraad echter de gelegenheid worden geboden om enerzijds kennis te nemen van de stijging met meer dan 15 % en om anderzijds eventuele andere voorstellen uit te werken die de overschrijding van het aanvaardbare stijgingspercentage van 15,00 % volledig com- penseren zodat die overschrijding niet tot extra-uitgaven voor de verzekering leidt.
§ 3. De vaststelling van een overschrijding van het aanvaardbare stijgingspercentage van 15,00 % in een bepaald kalenderjaar gebeurt op basis van de door de verzekeringsinstellingen geboekte uitgaven voor het nCPAP-startforfait en het nCPAP-basisforfait (totaal van het aantal geboekte verstrekkingen op de pseudocodes ###### en ######). Daarbij kan worden rekening gehouden met eventuele facturatieversnellingen of facturatievertragingen.
§ 4. In geval van een overschrijding van het aanvaardbare stijgingspercentage van 15,00 % in een bepaald kalenderjaar stelt het Verzekeringscomité – als er op voorstel van de Akkoordraad geen andere maatregelen worden genomen - de nieuwe prijzen van de in artikel 12 vermelde verstrek- kingen vast en de datum waarop die ingaan, zonder dat er hierover een wijzigingsclausule bij de overeenkomst moet worden gesloten. Het in artikel 5 § 2 vermelde bedrag van minimum 1,45 € dat in geval van een uitgebreide dienstverlening minimaal aan de externe medico-technische dienst- verlener is verschuldigd, zal dan verhoudingsgewijs ook worden verminderd.
§ 5. Het RIZIV deelt desgevallend de door het Verzekeringscomité vastgestelde nieuwe prijzen van de in artikel 12 vermelde verstrekkingen en de datum vanaf welke deze van kracht zijn, mee aan het centrum en aan de verzekeringsinstellingen.
PROCEDURE VAN AANVRAAG EN AKKOORD VOOR TEGEMOETKOMING IN DE BIJ DEZE OVEREENKOMST VOORZIENE VERSTREKKINGEN
Artikel 16. Aanvraag tot tegemoetkoming
§ 1. De in de artikelen 12 en 13 vermelde verstrekkingen komen slechts in aanmerking voor tege- moetkoming door de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, als de adviserend ge- neesheer van de verzekeringsinstelling van de rechthebbende zich gunstig uitgesproken heeft over de tenlasteneming ervan door de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging. De advi- serend geneesheer is hiervoor bevoegd, rekening er mee gehouden dat onderhavige overeen- komst, voor alle ziekenhuizen die ze afsluiten, wordt beschouwd als de voortzetting van de vroege- re nCPAP-overeenkomst en daardoor onder de toepassing valt van artikel 138, 2°, g) van het KB van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
§ 2. Een aanvraag tot tenlasteneming van een behandeling van een rechthebbende in het kader van deze overeenkomst, heeft ofwel betrekking op de behandeling van die rechthebbende met nCPAP, ofwel op de behandeling van die rechthebbende met een MRA. Een aanvraag kan voor eenzelfde rechthebbende nooit op beide behandelingen betrekking hebben.
Voor iedere rechthebbende die wenst over te schakelen van een behandeling met nCPAP naar een behandeling met MRA of omgekeerd, dient een aanvraag tot wijziging van de ten laste geno- men behandeling te worden ingediend. Ook voor de vervanging van een MRA door een nieuw MRA dient een aanvraag tot wijziging en verlenging van de behandeling te worden ingediend.
§ 3. Iedere aanvraag tot tegemoetkoming en tot verlenging of wijziging van de tegemoetkoming wordt ingediend door de rechthebbende volgens de bepalingen van de artikelen 139, 142 § 2 en 144 van het K.B. van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
In toepassing van de bepalingen van artikel 139 van het voormelde koninklijk besluit, dient de rechthebbende de aanvraag in door middel van een formulier dat is goedgekeurd door het Verze- keringscomité. Het Verzekeringscomité kan dit aanvraagformulier te allen tijde vervangen door een ander formulier.
Bij de aanvraag wordt een medisch verslag gevoegd, opgesteld door een in artikel 3, § 3, 1) be- doelde arts volgens het model in bijlage 3 bij deze overeenkomst. Het College van geneesheren- directeurs kan dit model te allen tijde vervangen door een ander model.
In toepassing van de bepalingen van artikel 142, § 2 van het voormelde koninklijk besluit, is in ge- val van akkoord van de adviserend geneesheer, de tegemoetkoming van de verzekering slechts verschuldigd voor de werkelijk uitgevoerde verstrekkingen die verricht zijn vanaf de datum die door de adviserend geneesheer wordt vastgesteld. Die datum kan nooit vroeger zijn dan 30 dagen vóór de datum dat de adviserend geneesheer de aanvraag tot tegemoetkoming heeft ontvangen.
Het centrum verbindt zich ertoe de rechthebbende te helpen bij het indienen van een aanvraag tot
tegemoetkoming.
De inrichtende macht van het centrum verbindt zich ertoe de kosten voor eventuele verstrekkingen waarvoor de verzekering niet tussenkomt omwille van het laattijdig indienen van de aanvraag, niet te vorderen bij de rechthebbende als het centrum de verantwoordelijkheid nam om zelf de aan- vraag tot tegemoetkoming in te dienen.
§ 4. Voor een nieuwe rechthebbende, met name een rechthebbende die nog nooit met nCPAP en ook nog nooit met MRA behandeld is geweest of voor wie de verzekering gedurende meer dan een jaar geen behandeling met nCPAP of MRA meer heeft ten laste genomen (ongeacht of de be- handeling in die periode is voortgezet geweest of niet), dienen volgende documenten in bijlage bij het medisch verslag te worden gevoegd :
• Indien het een aanvraag voor een nCPAP-behandeling betreft : het protocol van de di- agnostische PSG, alsook het protocol van de titratie-PSG of het rapport van de PG of HPG. De aanvraag kan bijgevolg pas worden ingediend, nadat de titratie-PSG, de PG of de HPG is verricht. Indien de aanvraag een rechthebbende betreft voor wie de verzekering gedu- rende meer dan een jaar geen behandeling met nCPAP of MRA meer heeft ten laste ge- nomen, dienen deze onderzoeken niet herhaald te worden indien de diagnostische PSG voor die rechthebbende maximum 2 jaar voor de datum van de hervatting van de behande- ling is verricht geweest.
• Indien het een aanvraag voor een MRA-behandeling betreft :
⮚ het protocol van de diagnostische PSG ;
⮚ het verslag van de in artikel 3, § 3, 2) bedoelde NKO-arts en het verslag van de in arti- kel 3, § 3, 4) bedoelde tandheelkundige of arts waaruit blijkt dat de rechthebbende een geschikte kandidaat is voor behandeling van OSAS met een MRA ;
De aanvraag kan pas worden ingediend nadat de in artikel 3, § 3, 4) bedoelde tandheel- kundige of arts het MRA heeft afgeleverd aan de rechthebbende.
§ 5. Voor de aanvragen tot verlenging van de tegemoetkoming voor de ingestelde behandeling wordt alleen een nieuwe PSG, PG of HPG verricht als de in artikel 3, § 3, 1) bedoelde arts dit nodig acht.
Voor de behandeling met nCPAP wordt er bij de aanvragen tot verlenging een printout van de ge- heugenregistratie van het nCPAP-toestel van de rechthebbende gevoegd.
Voor de behandeling met een MRA wordt bij elke aanvraag tot verlenging een verslag, opgesteld door de in artikel 3, § 3, 4) bedoelde tandheelkundige of arts, gevoegd, waarin deze, op basis van een bevraging van de rechthebbende of op basis van gegevens over het effectief gebruik, beves- tigt dat de rechthebbende zijn MRA gemiddeld minimum 4 uur per nacht gebruikt en dat er geen contra-indicaties zijn om de MRA-behandeling verder te zetten. Bij het einde van de periode van 6 maanden tijdens welke het MRA-startforfait kan worden aangerekend, wordt bij de aanvraag voor verlenging van de MRA-behandeling het rapport van de in artikel 11, § 1, 3) bedoelde PG of HPG gevoegd.
In het geval een rechthebbende overschakelt van een MRA-behandeling naar een nCPAP- behandeling, dient bij de aanvraag tot wijziging het protocol van de onder nCPAP-behandeling ver- richte titratie-PSG of het rapport van de onder nCPAP-behandeling verrichte PG of HPG te worden gevoegd.
In het geval een rechthebbende overschakelt van een nCPAP-behandeling naar een MRA- behandeling, dient bij de aanvraag tot wijziging het verslag van de in artikel 3, § 3, 2) bedoelde
NKO-arts en het verslag van de in artikel 3, § 3, 4) bedoelde tandheelkundige of arts te worden gevoegd, teneinde aan te tonen dat de rechthebbende een geschikte kandidaat is voor behande- ling van OSAS met een MRA. Ook in geval van een aanvraag voor de vervanging van een MRA door een nieuw MRA, dient bij de aanvraag een recent verslag van de in artikel 3, § 3, 2) bedoelde NKO-arts en een recent verslag van de in artikel 3, § 3, 4) bedoelde tandheelkundige of arts te worden gevoegd, teneinde aan te tonen dat de rechthebbende een geschikte kandidaat is voor de voortzetting van de behandeling van OSAS met een MRA.
§ 6. Het centrum verbindt zich ertoe om aan de adviserend geneesheer alle inlichtingen te ver- schaffen die de adviserend geneesheer nuttig acht om zich te kunnen uitspreken over een aan- vraag tot (verlenging van) tegemoetkoming.
Artikel 17. Periode van verzekeringstegemoetkoming
§ 1. Indien aan alle voorwaarden is voldaan, geldt een eerste akkoord van tenlasteneming van de nCPAP-verstrekkingen, voor een rechthebbende die nog nooit met nCPAP behandeld is geweest of voor wie de verzekering gedurende 3 maanden of langer geen behandeling met nCPAP of MRA meer heeft ten laste genomen (ongeacht of de behandeling in die periode is voortgezet geweest of niet), voor een periode van 3 maanden vanaf de begindatum van de behandeling.
Zolang de rechthebbende zijn nCPAP-toestel gemiddeld minimum 4 uur per nacht gebruikt en aan alle andere voorwaarden is voldaan, geldt elk volgend akkoord voor een periode van maximum 12 maanden.
Voor de eerste verlenging wordt het effectief gemiddeld gebruik van het nCPAP-toestel geëvalu- eerd op basis van een periode van minimum 2 maanden.
Indien een verlenging van de tenlasteneming met 12 maanden is toegestaan, wordt voor de vol- gende verlenging het effectief gemiddeld gebruik van het nCPAP-toestel geëvalueerd op basis van een periode van minimum 10 maanden.
Indien een rechthebbende tijdens de voorbije periode van tenlasteneming zijn nCPAP-toestel ge- middeld minder dan 4 uur per nacht gebruikte (= gebrekkige therapietrouw) of indien het nCPAP- toestel het werkelijke gebruik omwille van een technisch probleem niet registreerde, kan slechts een nieuw akkoord voor de tenlasteneming van de nCPAP-verstrekkingen worden gegeven voor een periode van 3 maanden :
• Indien in die bijkomende periode van 3 maanden, op basis van een evaluatieperiode van minimum 2 maanden, de rechthebbende zijn nCPAP-toestel gemiddeld minder dan 4 uur per nacht gebruikt, kan de behandeling met nCPAP niet meer worden voortgezet en komt de rechthebbende gedurende een jaar niet meer in aanmerking voor een behandeling met nCPAP in het kader van deze overeenkomst.
• Indien in die bijkomende periode van 3 maanden de rechthebbende zijn nCPAP-toestel gemiddeld minimum 4 uur per nacht gebruikt, kan nadien opnieuw een akkoord van tenlas- teneming voor een periode van 12 maanden worden gegeven. Indien de rechthebbende in die periode van 12 maanden of in de volgende periode van 12 maanden, zijn nCPAP- toestel gemiddeld minder dan 4 uur per nacht blijkt te gebruiken, komt de rechthebbende gedurende een jaar niet meer in aanmerking voor een behandeling met nCPAP in het ka- der van deze overeenkomst.
Voor een rechthebbende van wie de nCPAP-behandeling wordt stopgezet omdat hij zijn nCPAP- toestel gemiddeld minder dan 4 uur per nacht gebruikte, kan, na afloop van bovenbedoelde perio-
de van een jaar tijdens welke de nCPAP-behandeling niet meer kan worden ten laste genomen, een nieuwe behandeling met nCPAP, conform de bepalingen van artikel 6, alleen ten laste worden genomen indien de rechthebbende nog steeds aan alle voorwaarden van deze overeenkomst be- antwoordt, wat onder meer moet blijken uit een nieuwe diagnostische PSG, tenzij de oorspronkelij- ke diagnostische PSG op de datum van de hervatting van de nCPAP-behandeling maximum 2 jaar oud is en de klinische toestand van de rechthebbende in die periode niet veranderd is. De nieuwe aanvraag tot tegemoetkoming moet ook een verantwoordingsnota bevatten waarin de in artikel 3, § 3, 1) bedoelde arts toelicht waarom hij verwacht dat de rechthebbende nu wel aan de voorwaarden van therapietrouw zal voldoen.
§ 2. Indien aan alle voorwaarden is voldaan, geldt een eerste akkoord van tenlasteneming van de MRA-verstrekkingen, voor een rechthebbende die nog nooit met MRA behandeld is geweest of van wie het oude MRA vervangen is geweest door een nieuw MRA, voor een periode van 6 maan- den vanaf de datum van aflevering van het MRA. Voor een rechthebbende die reeds met MRA be- handeld werd maar voor wie de verzekering gedurende meer dan 3 maanden geen behandeling met MRA meer heeft ten laste genomen (ongeacht of de behandeling in die periode is voortgezet geweest of niet), geldt het akkoord voor de hervatting van de behandeling voor 3 maanden.
Ieder volgend akkoord geldt voor een periode van maximum 12 maanden, op voorwaarde dat :
• op het einde van de periode van 6 maanden waarvoor een MRA-startforfait kan worden aangerekend, aan de hand van de in artikel 11 § 1, 3) bedoelde PG of HPG, de efficiëntie van de MRA-behandeling kan worden aangetoond.
• bij elke aanvraag tot verlenging de in artikel 3, § 3, 4) bedoelde tandheelkundige of arts, op basis van een bevraging van de rechthebbende of op basis van gegevens over het effectief gebruik, in een verslag bevestigt dat de rechthebbende zijn MRA gemiddeld minimum 4 uur per nacht gebruikt en dat er geen contra-indicaties zijn om de MRA-behandeling verder te zetten. Indien de rechthebbende zijn MRA gemiddeld minder dan 4 uur per nacht gebruikt, kan slechts een akkoord worden gegeven voor 3 maanden en gelden verder dezelfde re- gels als voor nCPAP zoals vermeld in § 1.
§ 3. De periode van verzekeringstegemoetkoming voor de behandeling van een rechthebbende met nCPAP of met een MRA eindigt zodra het centrum de behandeling stopzet. Indien de recht- hebbende deze behandeling zelf stopzet, eindigt de periode van verzekeringstegemoetkoming zo- dra één van de in artikel 3 § 3 vermelde artsen, tandheelkundigen of andere medewerkers hiervan op de hoogte is gebracht.
De in artikel 3 § 3, 1) bedoelde arts zal de adviserend geneesheer onverwijld op de hoogte bren- gen van de datum van stopzetting van de behandeling.
§ 4. Indien voor een rechthebbende die met nCPAP wordt behandeld, een aanvraag wordt inge- diend voor een behandeling met MRA of omgekeerd, loopt het akkoord voor de tenlasteneming van de vorige behandeling af op de dag die de dag voorafgaat dat de verzekering de gewijzigde behandeling begint ten laste te nemen.
Indien een rechthebbende die gevolgd wordt door het centrum, zijn behandeling met nCPAP of MRA wenst voort te zetten in een ander ziekenhuis, loopt het akkoord voor de tenlasteneming in het centrum eveneens af op de dag die de dag voorafgaat dat de verzekering de behandeling in het andere ziekenhuis begint ten laste te nemen.
Het komt de rechthebbende toe om zijn beslissing om voor zijn OSAS-behandeling op een ander ziekenhuis beroep te doen, tijdig te betekenen aan het centrum, in de regel voordat een ander zie-
kenhuis instaat voor de behandeling. In geval van onterecht in rekening brengen van verstrekkin- gen door het centrum, ten gevolge van laattijdige betekening of niet-betekening door de rechtheb- bende van bedoelde beslissing, dient deze laatste zelf bedoelde verstrekkingen aan het centrum te vergoeden. Het centrum zal de rechthebbende mondeling en schriftelijk informeren over deze be- palingen.
Teneinde in het belang van de rechthebbenden problemen ter zake zo veel mogelijk te voorkomen en/of te beperken, zal de adviserend geneesheer het centrum verwittigen in het geval dat een rechthebbende – voor wie nog een akkoord van tenlasteneming in het centrum lopende is of voor wie dat akkoord maximaal 2 maanden is afgelopen - een aanvraag om tenlasteneming indient voor tenlasteneming van zijn OSAS-behandeling in een ander ziekenhuis. De verzekeringsinstelling en haar adviserend geneesheer kunnen echter niet verantwoordelijk worden gesteld voor de niet- vergoedbaarheid (voor een bepaalde rechthebbende) van de verstrekkingen waarin deze over- eenkomst voorziet, indien de adviserend geneesheer zou hebben nagelaten het centrum ervan te verwittigen dat een rechthebbende een aanvraag om tenlasteneming van een OSAS-behandeling van een ander ziekenhuis heeft ingediend.
Ingeval een rechthebbende overschakelt van een nCPAP-behandeling naar een MRA-behandeling of omgekeerd, of in het geval dat een rechthebbende zijn behandeling met nCPAP of MRA wenst voort te zetten in een ander ziekenhuis, is, conform de bepalingen van artikel 6, een nieuwe di- agnostische PSG niet nodig als de periode tussen de twee behandelingen niet groter is dan een jaar.
INDIVIDUEEL DOSSIER
Artikel 18.
Voor elke rechthebbende die met nCPAP of met een MRA wordt behandeld, houdt het centrum een individueel dossier bij dat volgende elementen bevat :
• de diagnosestelling van OSAS :
⮚ de anamnese
⮚ de gegevens van het klinisch onderzoek
⮚ het protocol en de uittreksels van tracés van de PSG
• de comorbiditeiten
• de ingestelde conservatieve behandeling(en)
• de motivering van de keuze om de rechthebbende te behandelen met nCPAP of met een MRA
• in geval van behandeling met nCPAP : het protocol en de uittreksels van de titratie-PSG, de PG of HPG + de outprints van het effectief gebruik van het toestel ;
• in geval van behandeling van OSAS met een MRA : de resultaten van de verrichte vooron- derzoeken ; het rapport en de uittreksels van tracés van de PG’s en/of HPG’s.
• de reden(en) van stopzetting van de behandeling of van overschakeling naar een andere behandeling.
BETREKKINGEN TUSSEN DE (INRICHTENDE MACHT VAN HET) CENTRUM, DE VERZEKE- RINGSINSTELLING EN HET RIZIV
Artikel 19. Facturatie van de verstrekkingen
§ 1. Het centrum factureert het bedrag van de tegemoetkoming van de verzekering aan de verze- keringsinstelling van de rechthebbende op basis van de magneetband van het ziekenhuis waarvan het centrum deel uitmaakt (verplichte elektronische facturatie, via magnetische drager). Minstens eenmaal per kalenderjaar ontvangt de rechthebbende een overzicht op papier van wat het centrum voor hem aan de verzekeringsinstelling heeft aangerekend.
Alleen de in de artikelen 12 en 13 omschreven verstrekkingen die effectief gerealiseerd zijn in de periode die de adviserend geneesheer toegekend heeft, kunnen aangerekend worden aan de ver- zekeringsinstellingen.
§ 2. Iedere vergoedbare dag van daadwerkelijke verstrekking kan slechts aan de betrokken verze- keringsinstelling worden aangerekend na afloop van die dag.
De prijzen en honoraria die kunnen worden aangerekend voor een vergoedbare dag van daadwer- kelijke verstrekking, zijn de prijzen en honoraria die van toepassing zijn op de datum van die dag van daadwerkelijke verstrekking.
§ 3. Ingeval een rechthebbende gehospitaliseerd wordt nadat de periode van tenlasteneming van de behandeling met nCPAP of MRA in het kader van deze overeenkomst is aangevat, blijft de in de artikelen 12 en 13 vermelde verzekeringstussenkomst verschuldigd. De periode van tenlasteneming van de behandeling met nCPAP of MRA kan echter nooit van start gaan in een periode dat de rechthebbende gehospitaliseerd is in een algemeen ziekenhuis (met inbegrip van de psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis). De periode van tenlasteneming van de behandeling met nCPAP of MRA kan wel van start gaan in een periode dat de rechtheb- bende gehospitaliseerd is in een psychiatrisch ziekenhuis.
§ 4. Het centrum verbindt zich ertoe voor de in de artikelen 9, 10, 11, 12 en 13 omschreven ver- strekkingen geen enkel supplement van wie ook te vorderen.
De in artikel 3 § 3 bedoelde artsen en tandheelkundigen kunnen echter wel de verstrekkingen van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen aanrekenen inzoverre voldaan is aan de voorwaarden van die nomenclatuur. Aangezien alle tussenkomsten die noodzakelijk zijn voor de MRA-behandeling worden vergoed via het MRA-startforfait en dit vanaf de voorbereiding van het vervaardigen van een MRA tot 6 maanden na het afleveren van het MRA, kunnen in die periode evenwel geen verstrekkingen van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen worden aangerekend die verband houden met de MRA-behandeling.
De in het centrum verrichte PSG’s alsmede de raadplegingen en andere verstrekkingen van de in artikel 3 § 3 bedoelde artsen en tandheelkundigen die volledig of gedeeltelijk betrekking hebben op de diagnose en behandeling van OSAS, mogen voor de rechthebbenden van deze overeenkomst alleen worden aangerekend tegen het officiële honorarium op basis waarvan de verzekeringste- gemoetkoming berekend wordt en dat op de website van het RIZIV kan geraadpleegd worden (het betreft hier in principe de tarieven voor zogenaamde « geconventioneerde » artsen).
Herstellingen of vervangingen die het gevolg zijn van verkeerd gebruik of verlies van het materiaal of gebrekkig onderhoud door de rechthebbende, kunnen eventueel aan de rechthebbende worden aangerekend.
De inrichtende macht van het centrum neemt elke verantwoordelijkheid op zich betreffende de conformiteit van de aan de verzekeringsinstellingen aangerekende verstrekkingen met alle bepa-
lingen van de overeenkomst. Dit geldt ook voor de MRA-behandelingen die gerealiseerd zijn in samenwerking met een in artikel 3, § 3, 4) bedoelde externe tandheelkundige of arts en voor de nCPAP-behandelingen die gerealiseerd zijn met tussenkomst van een in artikel 5 bedoelde gespe- cialiseerde medico-technische dienstverlener. Indien de vergoeding voor bepaalde verstrekkingen wordt teruggevorderd omdat ze niet conform de bepalingen van deze overeenkomst zijn verricht, zal dat uitsluitend bij het centrum gebeuren.
Artikel 20. Boekhouding
De inrichtende macht van het centrum voert een boekhouding op basis van het genormaliseerd minimum boekhoudkundig plan voor de ziekenhuizen (K.B. van 14.8.1987). De boekhoudkundige gegevens met betrekking tot de toepassing van deze overeenkomst worden in een afzonderlijke kostenrubriek geboekt zodat de inkomsten en uitgaven van deze overeenkomst onmiddellijk ge- kend zijn.
De inrichtende macht moet de bewijsstukken van de inkomsten en uitgaven gedurende 7 jaar bewaren.
Binnen die termijn moet de boekhouding altijd voor de Dienst voor geneeskundige verzorging van het RIZIV toegankelijk zijn.
Enkel op expliciete vraag van de Dienst voor geneeskundige verzorging maakt de inrichtende macht van het centrum aan die Dienst een overzicht van de boekhoudkundige gegevens met betrekking tot de toepassing van de overeenkomst over aan de hand van een door die Dienst opgesteld model.
Artikel 21. Productiecijfers
§ 1. Het centrum houdt een register bij waarin per rechthebbende wordt vermeld met welke OSAS- behandeling hij behandeld wordt en voor welke dagen welk vergoedbaar forfait kan worden aangerekend.
§ 2. Op basis van de gegevens van het in § 1 vermeld register stelt het centrum zijn productiecijfers op (= het aantal gerealiseerde verstrekkingen per type en per maand, vermenigvuldigd met hun respectievelijke prijzen). Vóór het einde van de maand die volgt op het einde van ieder trimester bezorgt het centrum de productiecijfers voor dat trimester aan de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Riziv via de informaticatoepassing die het Riziv daartoe bezorgde. Deze informaticatoepassing vermeldt alle soorten verstrekkingen waarvoor de verplichte ziekteverzekering in het kader van de overeenkomst kan tegemoetkomen, met hun omschrijving, prijs en pseudocode.
Elke gerealiseerde verstrekking (dagforfait) mag slechts één keer in de productiecijfers worden opgenomen. Verstrekkingen waarvan bij voorbaat vaststaat dat ze niet vergoedbaar zijn (bijvoorbeeld omdat ze niet beantwoorden aan de voorwaarden van deze overeenkomst of omdat de patiënt buiten het kader van de verplichte ziekteverzekering verzekerd is of omdat de patiënt niet meer verzekerd is), moeten in de productiecijfers niet worden opgenomen.
§ 3. Het centrum verbindt zich ertoe op verzoek van de Dienst voor geneeskundige verzorging of de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle van het RIZIV alle nodige documenten voor te leggen ter staving van de bezorgde productiecijfers. Het opzettelijk bezorgen van verkeerde
productiecijfers heeft de onmiddellijke schorsing van betalingen door de verzekeringsinstellingen in het raam van deze overeenkomst tot gevolg.
§ 4. Het centrum verbindt zich tot de nauwgezette naleving van de instructies betreffende het be- zorgen van de productiecijfers. Als de productiecijfers niet voor het einde van de maand die volgt op het einde van een trimester worden doorgestuurd, wordt het centrum per aangetekende brief aan zijn verplichtingen herinnerd. Als de productiecijfers 30 kalenderdagen na de verzending van de aangetekende brief nog altijd niet zijn bezorgd, worden de uitbetalingen van de verzekerings- instellingen aan het centrum ambtshalve opgeschort tot aan deze verbintenis voldaan is.
§ 5. Het centrum wijst een contactpersoon aan die belast wordt met het bezorgen van de produc- tiecijfers. Het centrum deelt zijn persoonlijke gegevens (naam, rechtstreeks telefoonnummer en e- mail-adres) mee aan de Dienst voor geneeskundige verzorging van het RIZIV en brengt de Dienst eveneens op de hoogte van elke wijziging in die gegevens.
§ 6. Rekening gehouden met de bepalingen van artikel 15, zal de dienst voor geneeskundige verzorging van het Riziv het centrum en de andere ziekenhuizen die de overeenkomst inzake diagnose en behandeling van OSAS met het Verzekeringscomité hebben afgesloten, minstens 2 keer per jaar, op basis van de doorgestuurde productiecijfers, informeren (eventueel via e-mail) over de globale evolutie van het aantal OSAS-behandelingen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het aantal nCPAP-behandelingen en het aantal MRA-behandelingen.
Artikel 22. Jaarverslag
§ 1. De inrichtende macht van het centrum en de verantwoordelijke arts van het centrum verbinden zich ertoe om elk jaar, uiterlijk tegen 31 maart van het kalenderjaar x+1, aan de Dienst voor geneeskundige verzorging van het RIZIV ter attentie van het College van geneesheren-directeurs een verslag te bezorgen van het gebruik dat tijdens het vorige kalenderjaar x van deze overeenkomst is gemaakt.
Dit verslag wordt opgesteld volgens het model en de instructies in bijlage 4 bij deze overeenkomst. Het College van geneesheren-directeurs kan dit model te allen tijde vervangen door een ander model.
Het verslag kan ook per e-mail worden overgemaakt.
Een eerste dergelijk verslag betreft het kalenderjaar 2017.
§ 2. Bij niet tijdig nakomen ervan, herinnert de Dienst voor geneeskundige verzorging van het RIZIV het centrum per aangetekende brief aan zijn verplichtingen. Als het jaarverslag 30 kalenderdagen na de verzending van de aangetekende brief nog altijd niet is bezorgd volgens het opgelegde model en de voorziene instructies, worden de uitbetalingen van de verzekeringsinstellingen aan het centrum ambtshalve opgeschort tot aan deze verbintenis voldaan is.
§ 3. Enkel een alsnog volledig en correct nakomen van de verbintenis bedoeld in § 1 van dit artikel heft een in § 2 van dit artikel bedoelde ambtshalve opschorting op. In voorkomend geval worden de verzekeringsinstellingen bij omzendbrief van deze opheffing van opschorting ingelicht.
§ 4. De dienst voor geneeskundige verzorging van het Riziv zal het centrum en de andere ziekenhuizen die de overeenkomst inzake diagnose en behandeling van OSAS met het
Verzekeringscomité hebben afgesloten, informeren (eventueel via e-mail) over de gegevens van alle jaarverslagen, nadat deze gegevens zijn verwerkt en meegedeeld geweest aan het College van geneesheren-directeurs. De gegevens kunnen per ziekenhuis en per provincie worden meegedeeld, zonder de naam en het identificatienummer van de ziekenhuizen te vermelden.
Artikel 23.
Het centrum verbindt er zich toe om de Dienst voor geneeskundige verzorging van het RIZIV alle bijkomend gevraagde informatie te bezorgen met het oog op de controle op de naleving van deze overeenkomst op therapeutisch of financieel vlak of in het raam van het algemeen beheer van de overeenkomsten met revalidatiecentra en met centra die gecoördineerde multidisciplinaire zorgprogramma’s verlenen.
Het centrum verbindt zich ertoe elke afgevaardigde van het RIZIV of de verzekeringsinstellingen toe te laten de bezoeken af te leggen die hij voor het vervullen van zijn taak nuttig acht.
AKKOORDRAAD
Artikel 24.
§ 1. In het kader van deze overeenkomst wordt een Akkoordraad opgericht.
Deze Akkoordraad bestaat enerzijds uit de leden van het College van geneesheren-directeurs en anderzijds uit :
• 8 vertegenwoordigers van de in artikel 3 § 3, 1) bedoelde artsen, waaronder 4 vertegenwoordigers van de universitaire ziekenhuizen en 4 vertegenwoordigers van de algemene ziekenhuizen waarmee onderhavige overeenkomst is afgesloten.
• 2 vertegenwoordigers van de in artikel 3 § 3, 2) bedoelde artsen.
• 4 vertegenwoordigers van de in artikel 3 § 3, 4) bedoelde artsen of tandheelkundigen.
De hierboven bedoelde vertegenwoordigers van de centra dienen voor de helft Nederlandstalig te zijn en voor de helft Franstalig.
De Akkoordraad wordt voorgezeten door de Voorzitter van het College van geneesheren- directeurs.
§ 2. In functie van de agenda van een vergadering kunnen ook volgende betrokkenen worden uitgenodigd om deel te nemen aan vergaderingen van de Akkoordraad :
• Vertegenwoordigers van patiëntenverenigingen ;
• Vertegenwoordigers van de bedrijven die materiaal voor de behandeling met nCPAP of MRA fabriceren en/of verkopen ;
• Vertegenwoordigers van de artsenverenigingen die zetelen in het Verzekeringscomité ;
• Vertegenwoordigers van de tandheelkundigenverenigingen die zetelen in het Verzekeringscomité ;
• Vertegenwoordigers van de organisaties van ziekenhuizen die zetelen in het Verzekeringscomité.
§ 3. De Akkoordraad heeft onder meer een adviserende functie met betrekking tot :
• de toepassing van deze overeenkomst en de vragen en problemen die zich in dit verband stellen. In deze context kan de Akkoordraad ook aanpassingen van deze overeenkomst voorstellen in functie van een kwaliteitsvolle zorgverlening aan de beoogde rechthebbenden ;
• de kwaliteitsbewaking zowel op het vlak van de individuele patiënt, als op het vlak van de geconventioneerde inrichtingen als wat het systeem zelf van tegemoetkoming in de kosten van de OSAS-behandelingen betreft, uiteraard in volle respect van de privacy op elk niveau ;
• de evolutie van de aantallen rechthebbenden van deze overeenkomst ;
• de evolutie van de kostprijs van het materiaal dat deze overeenkomst vergoedt ;
• de personeelsbehoeften in het kader van deze overeenkomst.
§ 4. De Akkoordraad wordt samengeroepen op gemotiveerde beslissing van de Voorzitter. De Voorzitter roept in elk geval de Akkoordraad samen op vraag van het Verzekeringscomité.
OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 25.
§ 1. Lopende individuele akkoorden voor de tenlasteneming van de nCPAP-behandeling die betrekking hebben op een periode die geheel of gedeeltelijk onder de toepassingstermijn van deze overeenkomst valt, maar die werden toegekend in het kader van de vroegere nCPAP- overeenkomst (overeenkomst die vanaf 1 januari 2017 door onderhavige overeenkomst vervangen wordt), blijven geldig in het kader van onderhavige overeenkomst, tot aan de normale einddatum van die akkoorden.
Aanvragen van een rechthebbende voor de tenlasteneming van een nieuwe nCPAP-behandeling die aanvangt vóór 1 januari 2017, worden beoordeeld in functie van de criteria vermeld in de vroegere nCPAP-overeenkomst die van toepassing was tot en met 31 december 2016. Ook aanvragen voor de verlenging van de nCPAP-behandeling die betrekking hebben op een periode die aanvangt vóór 1 januari 2017, worden beoordeeld in functie van de criteria vermeld in de vroegere nCPAP-overeenkomst.
Voor alle bovenbedoelde rechthebbenden dient vanaf 1 januari 2017 het in artikel 12 § 4 vermelde nCPAP-basisforfait te worden aangerekend, met behulp van de corresponderende pseudocode vermeld in datzelfde artikel.
Alleen indien het een rechthebbende betreft die zijn nCPAP-behandeling gestart is ten vroegste op 1 oktober 2016 en die in de periode van 1 oktober 2015 tot en met 30 september 2016 geen enke- le dag met nCPAP behandeld is geweest, dient voor die rechthebbende tot en met 31 maart 2017 het in artikel 12 § 4 vermelde nCPAP-startforfait te worden aangerekend, met behulp van de cor- responderende pseudocode vermeld in datzelfde artikel.
§ 2. Een rechthebbende voor wie de verzekering in de periode 2012-2016 tussen gekomen is in de kosten van een MRA in het kader van de regeling voor de nomenclatuurverstrekkingen 317295 en 317306, komt, vanaf de datum van de verstrekking 317295 of 317306 die hij genoten heeft, 5 jaar lang niet in aanmerking voor de MRA-verstrekkingen van artikel 13 van deze overeenkomst. Na afloop van deze periode van 5 jaar kan hij in aanmerking komen voor de vervanging van zijn MRA door een nieuw MRA dat kan worden vergoed op basis van de bepalingen van onderhavige over-
eenkomst, mits hij voldoet aan alle criteria van deze overeenkomst. Als deze rechthebbende in de bedoelde periode van 5 jaar, op basis van een bevraging van de rechthebbende of op basis van gegevens over het effectief gebruik, zijn MRA gemiddeld minimum 4 uur per nacht heeft gebruikt, is een nieuwe diagnostische PSG niet nodig. Het MRA-startforfait en het MRA-basisforfait kan al- leen worden vergoed voor een rechthebbende van wie het MRA ten vroegste 5 jaar na de datum van de verstrekking 317295 of 317306 die hij genoten heeft, wordt vervangen door een nieuw MRA.
§ 3. Aanvragen van een rechthebbende voor de tenlasteneming van een nieuwe nCPAP- behandeling of MRA-behandeling en aanvragen voor de verlenging van de nCPAP-behandeling die betrekking hebben op een periode die ten vroegste aanvangt op 1 januari 2017, worden beoor- deeld in functie van de bepalingen van onderhavige overeenkomst.
§ 4. Ieder nCPAP-toestel waarover een centrum of een medico-technische dienstverlener op 31 december 2016 beschikt en dat beantwoordt aan de voorwaarden van de nCPAP-overeenkomst die tot die datum van kracht was maar niet beantwoordt aan bepaalde criteria van de artikelen 9 en 10 van onderhavige overeenkomst, mag verder worden gebruikt tot het 5 jaar oud is en afgeschre- ven is. Daardoor is het onder meer mogelijk dat bij de in artikel 16 § 5 bedoelde aanvragen voor verlenging van de tenlasteneming geen printout van de geheugenregistratie van het nCPAP- toestel kan worden gevoegd. Voor rechthebbenden voor wie in toepassing van artikel 17 van deze overeenkomst slechts een periode van tenlasteneming van 3 maanden nCPAP-behandeling kan worden toegekend, moet in die periode van tenlasteneming van 3 maanden steeds een nCPAP- toestel worden gebruikt dat over de mogelijkheid van een printout van de geheugenregistratie be- schikt en moet die printout steeds bij de aanvraag om verlenging van de tenlasteneming worden gevoegd na afloop van die periode van tenlasteneming van 3 maanden.
SLOTBEPALINGEN
Artikel 26.
§ 1. Deze overeenkomst, opgemaakt in twee exemplaren en behoorlijk ondertekend door beide partijen, treedt in werking op 1 januari 2017.
§ 2. De bijlagen bij deze overeenkomst maken integrerend deel uit van de overeenkomst, maar wijzigen niets aan de eigenlijke bepalingen ervan. De artikelen van de overeenkomst primeren bijgevolg op de bijlagen. Het gaat om de volgende bijlagen :
• Bijlage 1: Lijst van opleidingen inzake diagnose en behandeling van slaapstoornissen (opleidingen te volgen door de artsen bedoeld in artikel 3, § 3, 1°)
• Bijlage 2: Inlichtingenformulier over het centrum (ingevuld te bezorgen aan het Riziv tegen 30 april 2017)
• Bijlage 3: Model van medisch verslag dat bij iedere aanvraag om tenlasteneming moet worden gevoegd
• Bijlage 4: Model van jaarverslag dat door de inrichting moet worden bezorgd aan de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Riziv
Om praktische redenen kunnen de bijlagen bij deze overeenkomst aangepast worden door het College van geneesheren-directeurs.
§ 3. Deze overeenkomst vernietigt en vervangt vanaf 1 januari 2017 alle voorgaande overeenkomsten inzake de diagnose en behandeling van OSAS met nCPAP die met dezelfde verplegingsinrichting (hetzelfde ziekenhuis) gesloten zijn en die tot dan toe nog van toepassing waren.
§ 4. Deze overeenkomst blijft geldig tot en met 31 december 2018. Ze kan echter ook vóór die datum op elk ogenblik door een van beide partijen worden opgezegd met een bij de post aangetekende brief die aan de andere partij is gericht. De overeenkomst verstrijkt in dat geval na afloop van een opzeggingstermijn van drie maanden die ingaat op de eerste dag van de maand die volgt op de datum van verzending van de aangetekende brief.
Voor de inrichtende macht van het centrum, | Voor het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging, Brussel, |
De Gemachtigde namens de inrichtende macht, | De Leidend Ambtenaar, X. XX XXXXXX, Directeur-generaal. |
Voor het centrum, De verantwoordelijke arts, |