Convenant Landelijk Tarievenkader OV-chipkaart 2009
Convenant Landelijk Tarievenkader OV-chipkaart 2009
PARTIJ bij het Convenant Landelijk Tarievenkader OV-chipkaart 2009
A)
Het regionaal openbaar lichaam ,
ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de voorzitter (naam)
of
ten deze bij machtiging rechtsgeldig vertegenwoordigd door de portefeuillehouder--------------------
------(naam portefeuille), (naam)
handelend ter uitvoering van het besluit van het dagelijks bestuur d.d betreffende het
aangaan en ondertekenen van het Convenant Landelijk Tarievenkader OV-chipkaart 2009.
B)
De provincie ,
ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de Commissaris van de Koningin----------------
of
ten deze bij machtiging rechtsgeldig vertegenwoordigd door de gedeputeerde----------------------
(naam),
handelend ter uitvoering van het besluit van gedeputeerde staten d.d betreffende
het aangaan en ondertekenen van het Convenant Landelijk Tarievenkader OV-chipkaart 2009.
C)
Het openbaar lichaam OV-bureau Groningen-Drenthe,
ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de voorzitter (naam)
Of
ten deze bij machtiging rechtsgeldig vertegenwoordigd door de portefeuillehouder (naam
portefeuille), (naam),
handelend ter uitvoering van het besluit van het dagelijks bestuur d.d betreffende het
aangaan en ondertekenen van het Convenant Landelijk Tarievenkader OV-chipkaart 2009.
Overwegende dat:
a. de Partijen elk een bestuursovereenkomst hebben gesloten met de Minister van Verkeer en Waterstaat over de invoering van de OV-chipkaart;
b. daarin is afgesproken om de OV-chipkaart in te voeren als betaalmiddel en vervoerbewijs in het regionaal openbaar vervoer;
c. het de bedoeling is dat het huidige stelsel van nationale tarieven en vervoerbewijzen komt te vervallen;
d. de Partijen op grond van de Wp2000 dan volledige tariefvrijheid hebben voor het regionaal openbaar vervoer;
e. de Partijen op grond van artikel 32 van de Wp2000 verplicht zijn aan de door hen te verlenen openbaarvervoerconcessies voorschriften te verbinden voor de tarieven en modellen van vervoerbewijzen;
f. het uit het oogpunt van helderheid voor de reiziger en openbaar vervoerbedrijven die concessiehouder zijn wenselijk is om landelijke afspraken te maken over onderdelen van het tarievenbeleid inzake de OV-chipkaart en die vast te leggen in een convenant;
g. deze afspraken zo beperkt mogelijk in aantal, eenvoudig, billijk, goed communiceerbaar en acceptabel voor consumentenorganisaties op landelijk en op regionaal niveau moeten zijn;
h. deze afspraken budgettair neutraal dienen te zijn en de Partijen ruimte moeten geven een eigen tariefbeleid te voeren;
i. de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat bij brief d.d. 29 februari 2008 de Tweede Kamer het Aanvalsplan OV-Chipkaart heeft aangeboden;
j. namens de Partijen in het Aanvalsplan OV-Chipkaart is afgesproken, dat genoemd Convenant wordt vastgesteld en dat de Partijen elk een tarievenplan vaststellen;
k. de Minister van Verkeer en Waterstaat bevoegd is tot het opheffen van de verplichting het Nationaal Vervoerbewijs te accepteren (afschaffing van het NVB)
Gehoord hebbende:
1. de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat
2. de openbaar vervoerbedrijven
3. Trans Link Systems
4. de landelijke werkgroep chipkaart van de ROCOV’s.
Komen overeen als volgt:
Artikel 1: Definities
In aanvulling op:
I. de Wet personenvervoer 2000;
II. het Besluit personenvervoer 2000;
III. de begrippenlijst OV-chipkaart die als bijlage 2 bij het Convenant is gevoegd, wordt in dit Convenant verstaan onder:
a. Convenant: het onderhavige convenant
b. Bijlagen: de bijlagen behorende bij dit convenant
c. Wp2000: de Wet personenvervoer 2000
d. Bp2000: het Besluit personenvervoer 2000
e. Concessieverlener: een concessieverlenende overheid als bedoeld in artikel 20 van de Wet personenvervoer 2000;
f. Concessiehouder: het openbaar vervoer bedrijf dat beschikt over een geldige concessie voor het verrichten van openbaar vervoer
g. Vervoervoorwaarden: de voorwaarden die het openbaar vervoerbedrijf verbindt aan het reizen met het openbaar vervoer
h. NVB: een nationaal vervoerbewijs als bedoeld in artikel 30 lid 1 van de Wet personenvervoer 2000
i. Regionaal openbaar vervoer: het openbaar vervoer (bus, tram, metro, trein) waarvoor de Partijen elk concessieverlener zijn, waaronder is inbegrepen het opgedragen vervoer op grond van artikel 2, tweede lid, van de Wp 2000 voor zover de OV-chipkaart daar in gebruik is (OV te water).
j. Stadsregio: een regionaal openbaar lichaam zoals omschreven in artikel 1 van de Wet personenvervoer 2000.
Artikel 2: Tariefgrondslag
1. Partijen stellen per openbaar vervoervoorziening een standaard ritprijs vast.
2. De standaard ritprijs is opgebouwd uit een vaste voet en een afstandsafhankelijk deel
3. De standaard ritprijs is uitgangspunt voor het toepassen van kortingen.
4. De hoogte van de vaste voet is in het gehele regionale openbaar vervoer dezelfde en wordt door partijen gezamenlijk vastgesteld.
5. De bepaling van het afstandsafhankelijke deel van het tarief geschiedt op basis van:
a. De afstand in kilometers of delen daarvan, gemeten langs de route die tussen instaphalte en uitstaphalte door het voertuig wordt gevolgd. Een Partij kan besluiten hier om praktische en/of commerciële redenen van af te wijken.
b. Een vaste prijs per kilometer. Een Partij is vrij in het bepalen van de hoogte van deze prijs.
6. Een Partij kan
• teneinde een eenheidstarief (“flat fare”) te realiseren, een vast bedrag voor het afstandsafhankelijke deel vaststellen, ongeacht de ritlengte;
• teneinde het bijzondere karakter van een openbaar vervoervoorziening tot uitdrukking te brengen, het afstandsafhankelijke deel met een afstandsonafhankelijke toeslag verhogen.
7. In afwijking van het gestelde onder 5 sub b. mag in hoge uitzonderingsgevallen een Partij een degressief tarief toepassen en dan alleen op ritniveau en binnen het gebied van de betreffende Partij, of van meer Partijen, als zij daarover nadere afspraken maken.
8. Behoudens het gestelde in lid 1 en 2 zijn Partijen vrij in het vaststellen van reisproducten en bijzondere tarieven.
Artikel 3: Onderlinge verplichtingen
1. Partijen hebben de vrijheid om hun eigen tariefbeleid te voeren, maar binden zich aan een aantal gemeenschappelijke afspraken die zijn vastgelegd in bijlage 1.
2. Partijen vertalen de in bijlage 1 vastgelegde afspraken in de voorschriften die aan de door hen verleende concessies zijn verbonden of in nadere, op grond van de concessies te maken, afspraken met de concessiehouders.
Artikel 4: Beheer van het Convenant
1. Elk van de Partijen kan aanpassingen van het Convenant voorstellen aan de andere Partijen.
2. De Partijen kunnen gezamenlijk andere gemeenschappelijke onderwerpen waarvan wordt vastgesteld dat het noodzakelijk of nuttig is dat die worden toegevoegd aan het Convenant toevoegen en bevestigen dit door ondertekening.
3. De Partijen maken uiterlijk 1 maart 2010 nadere afspraken over de organisatie van het beheer van het Convenant, alsmede over de daarmee gemoeide kosten. Tot het moment van inwerkingtreding van deze organisatie beheren de Stadsregio’s kader Verkeer en Vervoer (SkVV) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) het convenant gezamenlijk.
4. De Partijen betrekken bij de nadere afspraken het afstemmen en/of coördineren van informatievoorziening inzake de tarieven aan de reizigers.
5. De Partijen betrekken bij de nadere afspraken het tot stand komen van tarieven voor producten die landelijk of concessieoverstijgend zijn.
6. De Partijen betrekken bij de nadere afspraken de regelingen die (gezamenlijke) concessiehouders hanteren voor het reizen in het openbaar vervoer.
Artikel 5: Evaluatie
De Partijen zullen jaarlijks in de maand september de uitvoering van het Convenant evalueren.
Artikel 6: Wijziging van de omstandigheden
1. De bijlagen van dit Convenant kunnen worden gewijzigd in een overleg van de portefeuillehouders van de Partijen.
2. Ingeval van veranderde omstandigheden die dwingen tot een andere uitvoering van het Convenant, voeren de Partijen overleg over de eventuele gevolgen van die verandering voor de uitvoering van het Convenant.
3. Wijziging van het Convenant vergt instemming van alle Partijen.
Artikel 7: Duur en uittreden
1. Het Convenant treedt in werking na ondertekening door de helft van de provincies, de stadsregio’s en het openbaar lichaam OV-bureau Groningen-Drenthe tezamen en geldt voor onbepaalde tijd.
2. In afwijking van het gestelde in lid 1 hebben de artikelen 1 tot en met 4 van bijlage 1 een beperkte geldigheidsduur, die in de desbetreffende artikelen wordt aangegeven.
3. Elke Partij kan per 1 januari van een jaar, voor het eerst een jaar na afschaffing van het Nationaal Vervoerbewijs (NVB) in Nederland uit het Convenant treden door dit schriftelijk te melden bij de in artikel 4.3 vermelde beheerders van het Convenant. De Partij die uit het Convenant wil treden doet deze melding pas nadat het voornemen tot opzegging met redenen omkleed is medegedeeld aan de andere Partijen en met de andere Partijen is overlegd om tot wegneming van bedoelde redenen te komen.
4. Tussen de melding als bedoeld in lid 3 en de ingangsdatum van uittreding geldt een termijn van minimaal één jaar.
Artikel 8: Geschillen
1. Een Partij die meent dat een geschil in verband met het Convenant bestaat, deelt dat schriftelijk aan de andere Partijen mee. De mededeling bevat een aanduiding van het geschil.
2. Binnen 20 werkdagen na dagtekening van de in artikel 8.1 bedoelde mededeling zendt elke Partij zijn zienswijze omtrent het geschil, alsmede een voorstel voor een oplossing daarvan, aan de andere Partijen.
3. Binnen 10 werkdagen na afloop van de in artikel 8.2 genoemde termijn overleggen de Partijen over een oplossing van het geschil. Elke Partij kan zich door deskundigen doen bijstaan. Indien één van de Partijen binnen 20 werkdagen na dagtekening van de in artikel
8.1 bedoelde mededeling de wens daartoe kenbaar maakt, wordt het overleg voorgezeten door een door de Partijen gezamenlijk te benoemen voorzitter.
4. Elke Partij draagt de eigen kosten, voortvloeiend uit de procedure van artikel 8.1 tot en met artikel 8.3. De kosten van de in artikel 8.3 bedoelde voorzitter worden door elke Partij voor een gelijk deel gedragen.
5. De geschillenregeling vervat in de artikelen 8.1 tot en met 8.4 laat onverlet de mogelijkheden het geschil voor te leggen aan de daartoe bevoegde rechter.
Artikel 9: Overige bepalingen
1. Indien een of meer bepalingen van het Convenant ongeldig blijken te zijn of te worden, bijvoorbeeld als gevolg van strijdigheid met bestaande, gewijzigde of nieuwe publiekrechtelijke wet- of regelgeving, zullen de Partijen in overleg treden teneinde het Convenant zodanig te wijzigen, dat het geen ongeldige bepalingen meer bevat en dat het doel dat met het Convenant wordt beoogd zoveel mogelijk wordt bereikt.
2. De bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het Convenant.
3. Dit Convenant is van toepassing op het regionale openbaar vervoer.
4. In afwijking van lid 3 is dit Convenant niet van toepassing op het vervoer per trein, tenzij de desbetreffende concessieverlener, na overleg met de betrokken vervoerder, anders bepaalt.
5. Ingeval van strijdigheid tussen het bepaalde in het Convenant en het bepaalde in een bijlage van het Convenant prevaleert het bepaalde in het Convenant.
6. Het IPO is aanspreekpunt voor de Provincies, het SkVV is aanspreekpunt voor de Stadsregio’s.
Artikel 10: Schade bij niet nakomen Convenant
Aantoonbare schade bij de andere partijen, veroorzaakt door niet-naleving van het Convenant, wordt verhaald bij de partij die de schade heeft veroorzaakt.
Artikel 11: Citeertitel
Het Convenant wordt aangehaald als “Landelijk Tarievenkader OV-chipkaart 2009”.
PARTIJ bij het Convenant Landelijk Tarievenkader OV-chipkaart 2009
Getekend te op 2009
Het regionaal openbaar lichaam -------------
(handtekening) (naam)
of
Getekend te De Provincie
op 2009
-
(handtekening) (naam)