Portugal (Overeenkomst van 16.07.1969)
Portugal (Overeenkomst van 16.07.1969)
Overeenkomst tussen België en Portugal tot het vermijden van dubbele belasting en tot regeling van sommige andere aangelegenheden inzake belastingen naar het inkomen.
Goedkeuringswet: 01.12.1970 Overeenkomst ondertekend op 16.07.1969
In werking getreden op 19.02.1971
Verschenen in Belgisch Staatsblad: 02.03.1971
Toepassing vanaf: - Bronbelasting: 01.01.1972 - Andere belastingen:31.12.1972
Bull. 484
xxxx://xxx.xxxxxxx.xx/xxxxxxx/XXX/X0000/X00000000/X00000000.xxx
|
Goedkeuringswet: 10.08.1998 Aanvullende Overeenkomst ondertekend op 06.03.1995
In werking getreden op 05.04.2001
Verschenen in Belgisch Staatsblad: 05.04.2001
Toepassing vanaf: - Bronbelasting: 01.01.2002 - Andere belastingen: 01.01.2002
Bull. 815
|
I. Reikwijdte van de overeenkomst.
Artikel 1. Personen op wie de overeenkomst van toepassing is.
Deze overeenkomst is van toepassing op personen die verblijfhouder zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.
Artikel 2. Belastingen waarop de overeenkomst van toepassing is.
1. Deze overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van elk van de overeenkomstsluitende Staten of van de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan.
2. Als belastingen naar het inkomen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen, of naar bestanddelen van het inkomen, daaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende goederen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.
3. De bestaande belastingen, waarop de overeenkomst van toepassing is, zijn met name:
1* met betrekking tot België :
a) de personenbelasting;
b) de vennootschapsbelasting;
c) de rechtspersonenbelasting;
d) de belasting der niet_verblijfhouders, met inbegrip van de voorheffingen, de opcentiemen op de hierboven vermelde belastingen en voorheffingen, alsmede de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting;
(hierna te noemen "Belgische belasting");
2* met betrekking tot Portugal :
a) de grondbelasting (contribuiçâo predial);
b) de belasting op landbouwnijverheid (imposto sobre a industria agricola);
c) de nijverheidsbelasting (contribuic,ao industrial);
d) de belasting op inkomen van kapitaal (imposto de capitais);
e) de beroepsbelasting (imposto profissional);
f) de aanvullende belasting (imposto complementar):
g) de belasting voor verdediging en ontwikkeling van de overzeese gebieden (in posto para a defesa e valorizaçâo do ultramar);
h) de belasting op meerwaarden (imposto de mais-valias);
i) de opcentiemen op de in a) tot h) vermelde belastingen;
j) de andere belastingen ten behoeve van de plaatselijke gemeenschappen -waarvan het bedrag afhankelijk is van de in a) tot h) vermelde belastingen en de overeenkomstige opcentiemen (hierna te noemen "Portugese belasting").
4. De overeenkomst zal ook van toepassing zijn op elke gelijke of in wezen gelijksoortige belasting, die in de toekomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen wordt geheven. Bij het begin van elk jaar zullen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten elkaar de wijzigingen die tijdens het vorige jaar in hun onderscheidene belastingwetten zijn aangebracht, mededelen.
II. Begripsbepalingen.
Artikel 3. Algemene bepalingen.
1. Indeze overeenkomst, tenzij het zinsverband anders vereist :
1* betekent het woord "België", in aardrijkskundig verband gebruikt, het grondgebied van het Koninkrijk België; betekent het woord "Portugal", in hetzelfde verband gebruikt, Europees Portugal omvattende het continentale grondgebied en de eilandengroepen van de Azoren en Madeira;
2* betekenen de uitdrukkingen "een overeenkomstsluitende Staat" en "de andere overeenkomstsluitende Staat", België of Portugal, al naar het zinsverband vereist;
3* omvat het woord "persoon" elke natuurlijke persoon, elke vennootschap en elke andere vereniging van personen;
4* betekent het woord "vennootschap" elke rechtspersoon of elk ander lichaam dat als zodanig in de Staat waarvan het een verblijfhouder is, belastbaar is ter zake van zijn inkomen;
5* betekenen de uitdrukkingen "onderneming van een overeenkomstsluitende Staat" en "onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat", onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat en een onderneming gedreven door een verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat;
6* betekent de uitdrukking "bevoegde autoriteit" :
a) in België, de autoriteit die volgens de nationale wetgeving bevoegd is, en
b) in Portugal, de Minister van Financiën of zijn vertegenwoordiger.
2. Voor de toepassing van de overeenkomst door een overeenkomstsluitende Staat heeft, tenzij het zinsverband anders vereist, elke niet anders omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen die het onderwerp van de overeenkomst uitmaken.
Artikel 4. Fiscale woonplaats.
1. Voor de toepassing van deze overeenkomst betekent de uitdrukking "verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat" iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid. Zij omvat ook de vennootschappen naar Belgisch recht niet zijnde vennootschappen op aandelen die de aanslag van hun winsten in de personenbelasting hebben gekozen.
2. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepaling van paragraaf 1 verblijfhouder van beide overeenkomstsluitende Staten is, gelden de volgende regels :
a) hij wordt geacht verblijfhouder te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarin hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft. Indien hij in beide overeenkomstsluitende Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht verblijfhouder te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwste zijn (middelpunt van de levensbelangen);
b) indien niet kan worden bepaald in welke overeenkomstsluitende Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft, of indien hij in geen van de overeenkomstsluitende Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht verblijfhouder te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarin hij gewoonlijk verblijft;
c) indien hij in beide overeenkomstsluitende Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht verblijfhouder te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij onderdaan is;
d) indien hij onderdaan is van beide overeenkomstsluitende Staten of van geen van beide, zullen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming regelen.
3. Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepaling van paragraaf 1 verblijfhouder van beide overeenkomstsluitende Staten is, wordt hij geacht verblijfhouder te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarin de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen.
Artikel 5. Vaste inrichting.
1. Voor de toepassing van deze overeenkomst betekent de uitdrukking "vaste inrichting" een vaste bedrijfsinrichting waarin de onderneming haar werkzaamheden geheel of gedeeltelijke uitoefent.
2. De uitdrukking "vaste inrichting" omvat in het bijzonder:
a) een plaats waar leiding wordt gegeven;
b) een filiaal;
c) een kantoor;
d) een fabriek;
e) een werkplaats;
f) een mijn, een steengroeve of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden geëxploiteerd;
g) de uitvoering van een bouwwerk of van conctructiewerkzaamheden waarvan de duur twaalf maanden overschrijdt.
3. Een vaste inrichting wordt niet aanwezig geacht indien:
a) gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen;
b) een aan de onderneming toebehorende goederenvoorraad wordt aangehouden, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering;
c) een aan de onderneming toebehorende goederenvoorraad wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;
d) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming goederen aan te kopen of inlichtingen in te winnen;
e) een vaste bedrijfsinrichting ten behoeve van de onderneming wordt aangehouden, uitsluitend voor reclamedoeleinden, voor het geven van inlichtingen, voor wetenschappelijk onderzoek of voor soortgelijke werkzaamheden die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben.
4. Een persoon -niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger in de zin van paragraaf 5- die in een overeenkomstsluitende Staat voor een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat werkzaam is, wordt als een in de eerstbedoelde Staat aanwezige vaste inrichting van de onderneming beschouwd, indien hij in die Staat een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht aldaar gewoonlijk uitoefent, tenzij zijn werkzaamheden beperkt blijven tot de aankoop van goederen voor de onderneming.
5. Een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat wordt niet geacht een vaste inrichting in de andere overeenkomstsluitende Staat te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij aldaar zaken doet door middel van een makelaar, een algemeen commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, op voorwaarde dat deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.
6. De enkele omstandigheid dat een vennootschap die verblijfhouder is van een overeenkomstsluitende Staat een vennootschap beheerst die verblijfhouder is van de andere overeenkomstsluitende Staat of die in die andere Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting hetzij op andere wijze), stempelt een van beide vennootschappen niet tot een vaste inrichting van de andere.
III. Belastingheffing naar het inkomen.
Artikel 6. Inkomsten uit onroerende goederen.
1. Inkomsten uit onroerende goederen zijn belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin de goederen zijn gelegen.
2. De uitdrukking "onroerende goederen" heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend door het recht van de overeenkomstsluitende Staat waarin de desbetreffende goederen zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en dode have van landbouw- en bosbouwbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of het recht tot exploitatie van minerale aardlagen, bronnen en andere bodemrijkdommen. Schuldvorderingen verzekerd door hypotheken op de bovengenoemde goederen, evenals schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd.
3. De bepaling van paragraaf 1 is van toepassing op inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie of het rechtstreeks genot, uit de verhuring of verpachting, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen. Deze bepaling is eveneens van toepassing op inkomsten uit roerende goederen die volgens het belastingrecht van de overeenkomstsluitende Staat, waarin die goederen zijn gelegen, met inkomsten uit onroerende goederen worden gelijkgesteld.
4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 3 zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen gebezigd voor de uitoefening van een vrij beroep.
Artikel 7. Winsten van ondernemingen.
1. Winsten van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, zijn de winsten van de onderneming in de andere Staat belastbaar, maar slechts voor zover zij aan die vaste inrichting kunnen worden toegerekend.
2. Indien een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, worden in elke overeenkomstsluitende Staat aan die vaste inrichting de winsten toegerekend die zij zou kunnen behalen indien zij een onafhankelijke en zelfstandige onderneming zou zijn, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk zou handelen.
3. Bij het bepalen van de winsten van een vaste inrichting worden als aftrek toegelaten kosten die zijn gemaakt ten behoeve van die vaste inrichting, daaronder begrepen kosten van leiding en algemene beheerskosten, aldus gemaakt hetzij in de Staat waarin de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders, maar met uitsluiting van de kosten die niet aftrekbaar zouden zijn indien de vaste inrichting een onderneming van die Staat was.
4. Bij gebrek aan een regelmatige boekhouding die het mogelijk maakt de winst te bepalen van een onderneming van één van de overeenkomstsluitende Staten, die aan een vaste inrichting in de andere Staat kan worden toegerekend, mag die andere Staat die winst volgens de methoden van zijn wetgeving bepalen, op voorwaarde dat die methoden in overeenstemming zijn met de in dit artikel neergelegde beginselen.
5. Geen winsten worden aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van aankoop door die vaste inrichting van goederen voor de onderneming.
6. Voor de toepassing van de voorgaande paragrafen worden de winsten die aan de vaste inrichting kunnen worden toegerekend, ieder jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat om anders te handelen.
7. Indien in de winsten inkomstenbestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van deze overeenkomst worden behandeld, beletten de bepalingen van dit artikel geenszins de toepassing van die andere artikelen voor de belastingheffing van die inkomstenbestanddelen.
Artikel 8. Zee- en luchtscheepvaartondernemingen.
1. Inafwijking van artikel 7, paragrafen 1 tot 6, zijn winsten uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
2. Indien de plaats van de werkelijke leiding van een zeescheepvaartonderneming in internationaal verkeer zich aan boord van een schip bevindt, wordt deze plaats geacht te zijn gelegen in de overeenkomstsluitende Staat waarin de thuishaven van het schip is gelegen of, indien er geen thuishaven is, in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de exploitant van het schip verblijfhouder is.
Artikel 9. Onderling afhankelijke ondernemingen.
Indien :
een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op, in het kapitaal van, dan wel aan de financiering van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, of dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op, in het kapitaal van, dan wel aan de financiering van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat en van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat.
en in het ene of in het andere geval tussen de twee ondernemingen in hun handels- of financiële betrekkingen, voorwaarden zijn aanvaard of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mogen winsten, welke zonder deze voorwaarden door een van de ondernemingen zouden zijn behaald maar ten gevolge van die voorwaarden niet zijn behaald, worden begrepen in de winsten van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.
Artikel 10. Dividenden.
1. Dividenden toegekend door een vennootschap die verblijfhouder is van een overeenkomstsluitende Staat aan een verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat, zijn in die andere Staat belastbaar.
2. Die dividenden mogen echter in de overeenkomstsluitende Staat, waarvan de vennootschap die de dividenden toekent verblijfhouder is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar de aldus geheven belasting mag niet hoger zijn dan 15 t.h. van het brutobedrag van die dividenden.
Deze paragraaf laat onverlet de belastingheffing van de vennootschap ter zake van de winsten waaruit de dividenden worden betaald.
3. Het woord "dividenden" betekent in dit artikel inkomsten uit aandelen, genotsaandelen of -rechten, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere winstaandelen met uitzondering van schuldvorderingen, alsmede inkomsten van andere maatschappelijke delen, die volgens de belastingwetgeving van de Staat, waarvan de uitkerende vennootschap verblijfhouder is, op dezelfde wijze als inkomsten van aandelen worden belast.
Dit woord omvat eveneens :
a) inkomsten -zelfs toegekend in de vorm van interesten- die belastbaar zijn als inkomsten van belegde kapitalen van vennoten in andere vennootschappen dan op aandelen, die verblijfhouder van België zijn;
b) winsten door een verblijfhouder van Portugal toegekend aan een verborgen vennoot in een vereniging in deelneming.
4. De bepalingen van paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de genieter van de dividenden verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden toekent verblijfhouder is, een vaste inrichting heeft waarmede de participatie die de dividenden oplevert wezenlijk is verbonden. In een zodanig geval zijn de dividenden in die andere Staat belastbaar volgens de wetgeving van die Staat.
5. Indien een vennootschap die verblijfhouder is van een overeenkomstsluitende Staat, winsten of inkomsten verkrijgt uit de andere overeenkomstsluitende Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen van de dividenden, door die vennootschap toegekend aan een verblijfhouder van de eerstbedoelde Staat, noch de niet uitgedeelde winst van de vennootschap onderwerpen aan een bijkomende belasting, zelfs indien de uitgekeerde dividenden of de niet uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit winst of inkomsten herkomstig uit de andere Staat; deze bepaling belet die andere Staat niet de dividenden te belasten die verband houden met een deelneming die wezenlijk verbonden is aan een in die andere Staat door een verblijfhouder van de eerstbedoelde Staat aangehouden vaste inrichting.
Artikel 11. Interest.
1. Interest herkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en toegekend aan een verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat is in die andere Staat belastbaar.
2. Die interest mag echter in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij herkomstig is, volgens de wetgeving van die Staat worden belast, maar de aldus geheven belasting mag niet hoger zijn dan 15 t.h. van het bedrag van de interest.
3. Het woord "interest" betekent in dit artikel inkomsten van overheidsfondsen, van leningobligaties met of zonder hypothecaire waarborg of recht van deelneming in de winsten, zomede onder voorbehoud van het volgende lid, van schuldvorderingen of deposito's van allerlei aard, alsmede loten van leningen en alle andere opbrengsten die volgens de belastingwetgeving van de Staat waaruit de inkomsten herkomstig zijn, op dezelfde wijze worden belast als inkomsten van geleende of gedeponeerde gelden.
Het omvat niet :
a) interest die met dividenden worden gelijkgesteld volgens artikel 10, paragraaf 3, tweede zin, a;
b) interest van handelsschuldvorderingen -met inbegrip van vorderingen vertegenwoordigd door handelspapier- wegens termijnbetaling van leveringen van koopwaar, goederen of diensten door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat aan een verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat;
c) interest van rekeningen-courant of van voorschotten op naam tussen bankondernemingen van beide overeenkomstsluitende Staten.
De in b) en c) van vorig lid bedoelde interest is onderworpen aan de regeling van artikel 7.
4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de genieter van de interest, verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest herkomstig is, een vaste inrichting heeft waarmede de schuldvordering of het deposito, die de interest opleveren, wezenlijk zijn verbonden. In een zodanig geval is de interest in die andere Staat belastbaar volgens de wetgeving van die Staat.
5. Interest wordt geacht uit een overeenkomstsluitende Staat herkomstig te zijn als de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan, of een verblijfhouder van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de interest, ongeacht of hij verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting heeft ten behoeve waaraan de lening die de interest voortbrengt werd aangegaan en die de last van die interest als zodanig draagt, wordt die interest geacht herkomstig te zijn uit de overeenkomstsluitende Staat waarin de vaste inrichting is gelegen.
6. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de schuldeiser of deponent of tussen hen beiden en derden, het bedrag van de interest, gelet op de schuldvordering of het deposito waarvoor hij toegekend is, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de schuldeiser of deponent zou zijn overeengekomen, is de tariefbeperking volgens paragraaf 2 slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In een zodanig geval is het daarboven uitgaande deel van de interest in de overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest herkomstig is belastbaar volgens de wetgeving van die Staat.
Artikel 12. Royalty's.
1. Xxxxxxx'x herkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en toegekend aan een verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat zijn in die andere Staat belastbaar.
2. Die royalty's mogen echter in de overeenkomstsluitende Staat waaruit zij herkomstig zijn, volgens de wetgeving van die Staat worden belast, maar de aldus geheven belasting mag niet hoger zijn dan 5 t.h. van het brutobedrag van de royalty's.
3. Het woord "royalty's" betekent in dit artikel betalingen van elke aard als vergoeding voor het gebruik of voor het recht van gebruik van een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, films daaronder begrepen, van een octrooi, van een fabrieks- of handelsmerk, van een ontwerp of model, van een plan, van een geheim recept of werkwijze, dan wel voor het gebruik of voor het recht van gebruik van een nijverheids-, handels- of wetenschappelijke uitrusting die geen goed is als bedoeld in artikel 6, of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.
4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing, indien de genieter van de royalty's, verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's herkomstig zijn een vaste inrichting heeft waarmede het recht of het goed, die de royalty's opleveren, wezenlijk zijn verbonden. In een zodanig geval zijn de royalty's in die andere Staat belastbaar volgens de wetgeving van die Staat.
5. Xxxxxxx'x worden geacht uit een overeenkomstsluitende Staat herkomstig te zijn als de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan, of een verblijfhouder van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de royalty's, ongeacht of hij verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting heeft ten behoeve waarvan de overeenkomst welke tot de betaling van de royalty's aanleiding geeft werd aangegaan en die de last van de royalty's als zodanig draagt, worden die royalty's geacht herkomstig te zijn uit de overeenkomstsluitende Staat waarin de vaste inrichting is gelegen.
6. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de genieter of tussen hen beiden en derden, het bedrag van de royalty's, gelet op de prestatie waarvoor zij worden toegekend, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de genieter zou zijn overeengekomen, is de tariefbeperking volgens paragraaf 2 slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing.
In een zodanig geval is het daarboven uitgaande deel van de royalty's in de overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's herkomstig zijn belastbaar volgens de wetgeving van die Staat.
Artikel 13. Vermogenswinsten.
1. Winsten verkregen uit de vervreemding van onroerende goederen, als omschreven in artikel 6, zijn belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin die goederen zijn gelegen.
2. Winsten verkregen uit de vervreemding van roerende goederen, deel uitmakende van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft of van roerende goederen behorend tot een vaste basis die een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat voor de uitoefening van een vrij beroep tot zijn beschikking heeft, daaronder begrepen winsten verkregen uit de vervreemding van de vaste inrichting (alleen of te zamen met de gehele onderneming) of van de vaste basis, zijn in die andere Staat belastbaar.
Winsten verkregen uit de vervreemding van schepen en luchtvaartuigen geëxploiteerd in internationaal verkeer, alsmede van roerende goederen die voor de exploitatie daarvan worden gebezigd, zijn echter slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin de inkomsten uit de exploitatie van die schepen en luchtvaartuigen belastbaar zijn volgens artikel 8.
3. Winsten verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen, daaronder begrepen een participatie -welke geen deel uitmaakt van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting als bedoeld in paragraaf 2, lid 1- in een vennootschap op aandelen, zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vervreemder verblijfhouder is.
Artikel 14. Vrije beroepen.
1. Inkomsten verkregen door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat uit de uitoefening van een vrij beroep of andere zelfstandige werkzaamheden van soortgelijke aard zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij die verblijfhouder in de andere Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vaste basis beschikt. Indien hij over zulk een vaste basis beschikt, zijn de inkomsten in de andere Staat belastbaar, maar slechts voor zover zij kunnen worden toegerekend aan de werkzaamheden welke met behulp van die vaste basis worden uitgeoefend.
2. De uitdrukking "vrij beroep" omvat met name zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accountants.
Artikel 15. Niet-zelfstandige beroepen.
1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18, 19, paragraaf 1, en 20, zijn lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere overeenkomstsluitende staat wordt uitgeoefend zijn de ter zake daarvan verkregen beloningen in die andere Staat belastbaar.
Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend :
2. Inafwijking van paragraaf 1 en onder het aldaar vermelde voorbehoud zijn beloningen verkregen door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een in de andere overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende, niet in xxxxxxxxx 0 xxxxxxxx, dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien :
a) de beloningen werkzaamheden vergelden, die in de andere Staat worden uitgeoefend tijdens een tijdvak of tijdvakken welke -met inbegrip van de gewone arbeidsonderbrekingen- gedurende het kalenderjaar een totaal van 183 dagen niet te boven gaan;
b) de beloningen worden betaald door of namens een werkgever die geen verblijfhouder van de andere Staat is; en
c) de last van de beloningen als zodanig niet wordt gedragen door een vaste inrichting of een vaste basis, die de werkgever in de andere Staat heeft.
3. Inafwijking van paragraaf 1 worden beloningen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig in internationaal verkeer geacht betrekking te hebben op werkzaamheden uitgeoefend in de overeenkomstsluitende Staat, waarin de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen en zijn ze in die Staat belastbaar.
Artikel 16. Beheerders en commissarissen van vennootschappen.
1. Tantièmes, presentiegelden en andere soortgelijke uitkeringen, door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat verkregen in zijn hoedanigheid van lid van de raad van beheer of van toezicht, of van een ander gelijkaardig orgaan van een vennootschap, die verblijfhouder is van de andere overeenkomstsluitende Staat, zijn in die andere Staat belastbaar.
2. De beloningen die de in paragraaf 1 bedoelde personen in een andere hoedanigheid ontvangen zijn belastbaar volgens artikel 15.
Artikel 17. Artiesten of sportbeoefenaars.
Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 en 15 zijn inkomsten die beroepsartiesten, zoals toneelspelers, film-, radio- of televisieartiesten en musici, alsmede sportbeoefenaars, als zodanig verkrijgen uit hun persoonlijke werkzaamheden, belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin die werkzaamheden worden verricht.
Artikel 18. Pensioenen.
Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, paragraaf 1, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen, betaald aan een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een vroegere dienstbetrekking, slechts in die Staat belastbaar.
Artikel 19. Openbare beloningen en pensioenen.
1. Beloningen, daaronder begrepen pensioenen, door een overeenkomstsluitende Staat of door een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan, ofwel rechtstreeks ofwel uit door hen in het leven geroepen fondsen betaald aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan, zijn slechts in die Staat belastbaar.
Deze bepaling is niet van toepassing indien de genieter van die inkomsten onderdaan is van de andere Staat zonder terzelfder tijd onderdaan te zijn van de eerstbedoelde Staat.
2. Paragraaf 1 is niet van toepassing op beloningen of pensioenen ter zake van diensten verricht in verband met enig handels- of nijverheidsbedrijf uitgeoefend door een overeenkomstsluitende Staat of door een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan.
Artikel 20. Studenten.
Een student of een voor een beroep of bedrijf opgeleid wordende persoon, die verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat is of vroeger was en die uitsluitend voor zijn onderwijs of opleiding in de andere overeenkomstsluitende Staat verblijft, is in die andere Staat niet belastbaar ter zake van :
betalingen die hem ten behoeve van zijn onderhoud, onderwijs of opleiding worden gedaan uit bronnen buiten die andere Staat;
beloningen die hij ontvangt ter zake van een dienstbetrekking die hij in die andere Staat uitoefent tijdens een tijdvak of tijdvakken welke -met inbegrip van de gewone arbeidsonderbrekingen- gedurende het kalenderjaar een totaal van 183 dagen niet te boven gaan, op voorwaarde dat het totale bedrag van die betalingen en beloningen niet hoger is dan 10.000 Belgische frank per maand of de tegenwaarde daarvan in escudos tegen de officiële wisselkoers.
Artikel 21. Niet uitdrukkelijk vermelde inkomsten.
Bestanddelen van het inkomen van een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat, die naar hun aard of hun herkomst niet in de voorgaande artikelen van de overeenkomst zijn vermeld, en in die Staat aan belasting zijn onderworpen, zijn slechts in die Staat belastbaar.
Artikel 22. Beperking van de uitwerking van de overeenkomst.
1. Generlei bepaling van de overeenkomst kan dusdanig uitwerking hebben dat de belastingheffing beperkt wordt van een vennootschap, verblijfhouder van België, in geval van inkoop van haar eigen aandelen of delen of naar aanleiding van de verdeling van haar maatschappelijk vermogen.
2. Generlei bepaling van de overeenkomst belet Portugal belasting te heffen van winsten voortkomend uit opneming van reserves in het kapitaal van vennootschappen die verblijfhouder zijn van Portugal of uit uitgifte van aandelen met voorrang voor de vennoten van die vennootschappen.
IV. Bepalingen tot voorkoming van dubbele belasting.
Artikel 23.
1. Met betrekking tot verblijfhouders van Portugal wordt dubbele belasting op de volgende wijze voorkomen :
1* indien een verblijfhouder van Portugal inkomsten verkrijgt die volgens die bepalingen van de overeenkomst in België belastbaar zijn, verleent Portugal een vermindering op de belasting over het inkomen van die verblijfhouder tot een bedrag dat gelijk is aan de Belgische belasting op dezelfde inkomsten.
De aldus verleende vermindering zal echter niet hoger zijn dan:
a) dat deel van de Belgische belasting dat verband houdt met het gedeelte van de voormelde inkomsten dat in Portugal belast wordt. gezegd deel van de Belgische belasting zal, met betrekking tot het boven het normaal bedrag uitgaande deel van interesten en royalty's, bedoeld in de artikelen 11, paragraaf 6, en 12, paragraaf 6, onderscheidenlijk berekend worden tegen de tarieven van artikel 11, paragraaf 2, en van artikel 12, paragraaf 2;
b) dat deel van de Portugese belasting, berekend voor de vermindering, dat verband houdt met de in België belaste inkomsten;
2* niettegenstaande de bepaling van 1*, stelt Portugal de in artikel 20 bedoelde beloningen vrij, die door een verblijfhouder van Portugal ontvangen worden ter zake van een in België uitgeoefende dienstbetrekking.
2. Met betrekking tot verblijfhouders van België wordt dubbele belasting op de volgende wijze voorkomen :
1* indien een verblijfhouder van België niet in 2* tot 4* hierna bedoelde inkomsten ontvangt die volgens de bepalingen van de overeenkomst in Portugal belastbaar zijn, stelt België deze inkomsten vrij van belasting, maar om het bedrag van zijn belasting over het overige inkomen van die verblijfhouder te berekenen mag België hetzelfde tarief toepassen alsof die inkomsten niet waren vrijgesteld.
Indien deze verblijfhouder een andere vennootschap is dan een vennootschap op aandelen, is de hierboven bedoelde vrijstelling van toepassing op haar vennoten voor zover de inkomsten volgens de Belgische wetgeving ten name van die vennoten belastbaar zijn op een andere wijze dan als inkomsten van in de vennootschap belegde kapitalen;
2* indien een verblijfhouder van België inkomsten verkrijgt die in Portugal belastbaar zijn volgens artikel 10, paragraaf 2, artikel 11, paragrafen 2 en 6, of artikel 12, paragrafen 2 en 6, verleent België, eensdeels op de personenbelasting in verband met dividenden en, anderdeels op dezelfde belasting of op de vennootschapsbelasting in verband met de andere bedoelde inkomsten, een vermindering die overeenstemt met het forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting, bepaald onder de voorwaarden en volgens het tarief van de Belgische wetgeving, maar dit tarief mag niet lager zijn dan dat van de belasting die in Portugal van dezelfde inkomsten is geheven overeenkomstig artikel 10, paragraaf 2, artikel 11, paragraaf 2, of artikel 12, paragraaf 2, naar het geval.
In afwijking van de bepalingen van zijn wetgeving verleent België die vermindering eveneens uit hoofde van de voormelde inkomsten die volgens de overeenkomst en de algemene bepalingen van de Portugese wetgeving in Portugal belastbaar zijn, indien die inkomsten aldaar tijdelijk van belasting zijn vrijgesteld ingevolge bijzondere wetsbepalingen ter bevordering van investeringen die noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van de economie van de Portugese Republiek. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten stellen in onderlinge overeenstemming de inkomsten vast die het voordeel van deze bepaling zullen genieten;
3* indien een vennootschap, verblijfhouder van België, aandelen of delen in eigendom bezit van een vennootschap die verblijfhouder is van Portugal en aldaar aan de nijverheidsbelasting is onderworpen, worden de dividenden die haar door deze laatste vennootschap worden toegekend, in België vrijgesteld van de vennootschapsbelasting, voor zover vrijstelling zou worden verleend indien beide vennootschappen verblijfhouder van België waren geweest. Deze bepaling belet niet dat van die dividenden roerende voorheffing wordt geheven overeenkomstig de Belgische wetgeving, maar het tarief van die voorheffing mag niet hoger zijn dan het verschil tussen het hoogste tarief van de vennootschapsbelasting dat van toepassing is op het geheel of op een deel van de winsten van vennootschappen verblijfhouders van België, en het in artikel 10, xxxxxxxxx 0, xxxxxxxx tarief;
4* indien een vennootschap, verblijfhouder van België, gedurende het ganse boekjaar van een vennootschap op aandelen, die verblijfhouder is van Portugal en aldaar aan de nijverheidsbelasting is onderworpen, aandelen of delen van deze laatste vennootschap in uitsluitende eigendom heeft bezeten, wordt zij eveneens vrijgesteld van de roerende voorheffing welke volgens de Belgische wetgeving op de dividenden van die aandelen of delen is verschuldigd, op voorwaarde dat zij zulks schriftelijk aanvraagt binnen de termijn waarin haar jaarlijkse aangifte moet worden ingediend; maar bij de wederuitkering van die van roerende voorheffing vrijgestelde dividenden aan haar eigen aandeelhouders, mogen die dividenden niet in aanmerking worden gebracht van de aan de roerende voorheffing te onderwerpen uitgekeerde dividenden. Deze bepaling is niet van toepassing als de eerste vennootschap op geldige wijze de aanslag van haar winsten in de personenbelasting heeft gekozen;
5* indien volgens de Belgische wetgeving verliezen, welke een onderneming van België in een in Portugal gelegen vaste inrichting heeft geleden, voor de belastingheffing van die onderneming in België werkelijk in mindering van de winsten werden gebracht, is de vrijstelling volgens 1* niet van toepassing op de winsten van andere belastbare tijdperken, die aan die inrichting zijn toe te rekenen, in de mate dat die winsten ook in Portugal voor enig belastbaar tijdperk van belasting werden vrijgesteld wegens hun compensatie met die verliezen.
V. Bijzondere bepalingen.
Artikel 24. Non-discriminatie.
1. Onderdanen van een overeenkomstsluitende Staat worden in de andere overeenkomstsluitende Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of drukkender is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan onderdanen van die andere Staat onder gelijke omstandigheden zijn of kunnen worden onderworpen.
2. De uitdrukking "onderdanen" betekent :
1* alle natuurlijke personen, die de nationaliteit van een overeenkomstsluitende Staat bezitten;
2* alle rechtspersonen, personenvennootschappen en verenigingen opgericht overeenkomstig de wetgeving die van kracht is in een overeenkomstsluitende Staat.
3. Staatlozen worden in een overeenkomstsluitende Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of drukkender is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan onderdanen van die Staat onder gelijke omstandigheden zijn of kunnen worden onderworpen.
4. Generlei bepaling van deze overeenkomst mag dusdanig worden uitgelegd :
1* dat een overeenkomstsluitende Staat verplicht zou zijn aan verblijfhouders van de andere overeenkomstsluitende Staat de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en belastingverminderingen uit hoofde van gezinstoestand of -lasten te verlenen, die hij aan zijn eigen verblijfhouders verleent;
2* dat zij België belet onderdanen van Portugal die geen verblijfhouder van België zijn maar aldaar over een woning beschikken, te belasten op het minimum-inkomstenbedrag dat door zijn wetgeving bepaald is met betrekking tot niet-verblijfhouders die al dan niet onderdanen van België zijn en aldaar over een woning beschikken.
5. De belastingheffing van een vaste inrichting, die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen.
Deze bepaling belet niet dat de winsten, welke kunnen worden toegerekend aan de in een overeenkomstsluitende Staat gelegen vaste inrichting waarover een vennootschap, die verblijfhouder is van de andere overeenkomstsluitende Staat, of een andere vereniging van personen, waarvan de plaats van werkelijke leiding in die andere Staat is gelegen, de beschikking heeft, in de eerstbedoelde Staat gezamenlijk worden belast tegen het tarief dat door zijn nationale wetgeving is vastgesteld, op voorwaarde dat dit tarief niet hoger is dan het maximumtarief van de belasting welke van toepassing is op het geheel of op een deel van de winsten van vennootschappen die verblijfhouder zijn van de eerstbedoelde Staat.
6. Behoudens het geval van toepassing van artikel 9 kunnen interest, royalty's en andere kosten, die door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat aan een verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat worden betaald, voor de vaststelling van de belastbare winsten van die onderneming in mindering worden gebracht op dezelfde voorwaarden, alsof zij aan een verblijfhouder van de eerstbedoelde Staat zouden zijn betaald.
7. Ondernemingen van een overeenkomstsluitende Staat, waarvan het kapitaal geheel of ten dele onmiddellijk of middellijk in het bezit is van, of wordt beheerst door een of meer verblijfhouders van de andere overeenkomstsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of drukkender is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan andere soortgelijke ondernemingen van die eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden onderworpen.
8. Indit artikel betekent de uitdrukking "belastingheffing" de belastingen die bedoeld zijn in artikel 2.
Artikel 25. Regeling voor onderling overleg.
1. Indien een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat van oordeel is dat de maatregelen van een overeenkomstsluitende Staat of van beide Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een dubbele belastingheffing die niet in overeenstemming is met deze overeenkomst, kan hij, onverminderd de rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving van die Staten voorziet, schriftelijk een met redenen omkleed verzoek om herziening van die belastingheffing richten aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staat, waarvan hij verblijfhouder is. Dat verzoek moet worden ingediend binnen een termijn van twee jaren vanaf de betekening van de tweede aanslag of, met betrekking tot een bij de bron verschuldigde belasting, vanaf de storting van die tweede aanslag.
2. De in paragraaf 1 bedoelde bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat te regelen, ten einde een dubbele belastingheffing die niet in overeenstemming is met de overeenkomst, te vermijden.
3. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de toepassing van de overeenkomst in onderlinge overeenstemming op te lossen. Indien een mondelinge gedachtenwisseling voor het bereiken van overeenstemming bevorderlijk voorkomt, kunnen de bevoegde autoriteiten te dien einde bijeenkomen.
4. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten plegen overleg omtrent de administratieve maatregelen die voor de uitvoering van de bepalingen van de overeenkomst nodig zijn en met name omtrent de bewijzen die de verblijfhouders van elke Staat moeten voorleggen om in de andere Staat de bij deze overeenkomst vastgestelde belastingvrijstellingen of -verminderingen te genieten.
Artikel 26. Uitwisseling van inlichtingen.
1. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit die nodig zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van de overeenkomst en aan die van de nationale wetten van de overeenkomstsluitende Staten met betrekking tot de belastingen waarop de overeenkomst van toepassing is, voor zover de belastingheffing waarin deze voorzien in overeenstemming is met de overeenkomst.
Elke aldus bekomen inlichting moet geheim worden gehouden; buiten de belastingplichtige of zijn gevolmachtigde, mag zij slechts worden medegedeeld aan personen of autoriteiten die belast zijn met de vestiging of de invordering van de in de overeenkomst bedoelde belastingen en met de desbetreffende bezwaarschriften en verhalen, alsmede aan de gerechtelijke autoriteiten met het oog op strafrechtelijke vervolgingen.
2. Ingeen geval mogen de bepalingen van paragraaf 1 aldus worden uitgelegd, dat zij een van de overeenkomstsluitende Staten de verplichting opleggen :
a) administratieve maatregelen te nemen, welke afwijken van zijn eigen wetgeving of van zijn administratieve praktijk of van die van de andere overeenkomstsluitende Staat:
b) bijzonderheden te verstrekken, die niet verkrijgbaar zouden zijn volgens zijn eigen wetgeving of binnen het raam van zijn normale administratieve praktijk of die van de andere overeenkomstsluitende Staat;
c) inlichtingen te verstrekken- die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.
Artikel 27. Diplomatieke en consulaire ambtenaren.
De bepalingen van deze overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die leden van diplomatieke zendingen of consulaire posten ontlenen aan de algemene regelen van het volkenrecht of aan de bepalingen van bijzondere akkoorden.
Artikel 28. Uitbreiding tot andere gebieden.
1. Deze overeenkomst kan ongewijzigd of met noodzakelijke wijzigingen worden uitgebreid tot geheel of tot elk deel van het grondgebied van Portugal dat niet onder de toepassing van de overeenkomst valt en dat gelijksoortige belastingen heft als de belastingen waarop de overeenkomst van toepassing is. Zodanige uitbreiding treedt in werking vanaf de datum, met de wijzigingen en op de voorwaarden -daaronder begrepen de voorwaarden met betrekking tot beëindiging van de toepassing- welke tussen de overeenkomstsluitende Staten in onderlinge overeenstemming worden vastgelegd bij diplomatieke notawisseling of op andere wijze in overeenstemming met hun grondwettelijke bepalingen.
2. Tenzij door de twee overeenkomstsluitende Staten anders is overeengekomen, zal de opzegging van de overeenkomst door een van hen op grond van artikel 30, op de in dat artikel bepaalde voorwaarden, een einde maken aan de toepassing van de overeenkomst ten opzichte van elk deel van het grondgebied van Portugal waartoe zij overeenkomstig dit artikel is uitgebreid.
VI. Slotbepalingen.
Artikel 29. Inwerkingtreding.
1. De overeenkomst zal worden bekrachtigd en de bekrachtigingsoorkonden zullen zo spoedig mogelijk te Lissabon worden uitgewisseld.
2. De overeenkomst zal in werking treden op de vijftiende dag die volgt op de dag van de uitwisseling van de bekrachtigingsoorkonden en zij zal van toepassing zijn :
A. Met betrekking tot België :
1* op de bij de bron verschuldigde belastingen ten aanzien waarvan het tot belasting aanleiding gevende feit zich voordoet met ingang van 1 januari van het jaar volgend op dat waarin de overeenkomst in werking is getreden;
2* op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken, eindigend met ingang van 31 december van het jaar volgend op dat waarin de overeenkomst in werking is getreden;
3* in afwijking van 1* en 2*, wat artikel 8 betreft, op de belastingen geheven naar winsten behaald tijdens met ingang van 31 december 1963 afgesloten boekjaren.
B. Met betrekking tot Portugal :
1* op de bij de bron verschuldigde belastingen ten aanzien waarvan het tot belasting aanleiding gevende feit zich voordoet met ingang van 1 januari van het jaar volgend op dat waarin de overeenkomst in werking is getreden;
2* op de andere belastingen geheven naar inkomsten die verband houden met het kalenderjaar volgend op dat waarin de overeenkomt in werking is getreden, en met de volgende jaren;
3* in afwijking van 1* en 2*, wat artikel 8 betreft, op de belastingen geheven naar winsten die verband houden met het kalenderjaar 1963 en met de volgende jaren.
Artikel 30. Opzegging.
Deze overeenkomst zal voor onbepaalde tijd in werking blijven; maar elke overeenkomstsluitende Staat kan, met ingang van het derde jaar vanaf het jaar van de uitwisseling van de bekrachtigingsoorkonden, ten minste zes maanden vóór het einde van enig kalenderjaar aan de andere overeenkomstsluitende Staat langs diplomatieke weg een schriftelijke opzegging doen toekomen. In dat geval zal de overeenkomst voor de laatste maal van toepassing zijn:
A. Met betrekking tot België :
1* op de bij de bron verschuldigde belastingen ten aanzien waarvan het tot belasting aanleiding gevende feit zich voordoet ten laatste op 31 december van het jaar van opzegging;
2* op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken, eindigend ten laatste op 31 december van het jaar van opzegging.
B. Met betrekking tot Portugal :
1* op de bij de bron verschuldigde belastingen ten aanzien waarvan het tot belasting aanleiding gevende feit zich voordoet ten laatste op 31 december van het jaar van opzegging;
2* op de andere belastingen geheven naar inkomsten die verband houden met het jaar van opzegging.
Ten blijke waarvan de Gevolmachtigden van beide Staten deze Overeenkomst hebben ondertekend en daaraan hun zegel hebben gehecht.
Gedaan te Brussel op 16 juli1969 intweevoud in de Nederlandse de Franse en de Portugese taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek.
Voor het Koninkrijk België :
Xxxxxx Xxxxxx.
Voor de Portugese Republiek :
X. Xxxxx de Xxxxx Xxxxxx.
Slotprotocol
Bij de ondertekening van de overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting en tot regeling van sommige andere aangelegenheden inzake belastingen naar het inkomen, heden tussen België en Portugal gesloten zijn de ondergetekende Gevolmachtigden overeengekomen dat de volgende bepalingen een integrerend deel van die overeenkomst zullen uitmaken.
1. Beheerders en commissarissen van vennootschappen
Ad artikel 16 paragraaf 1
1* De in deze bepaling bedoelde vennootschappen zijn :
a) vennootschappen die verblijfhouder van België zijn en onderworpen zijn aan het belastingstelsel van de vennootschappen op aandelen;
b) vennootschappen verblijfhouders van Portugal die de vorm hebben van een naamloze vennootschap van een vennootschap bij wijze van geldschieting op aandelen of van een vennootschap per quota (sociedadc por quotas).
2* De in deze bepaling bedoelde uitkeringen zijn de uitkeringen die aan de bedoelde personen worden verleend anders dan uit hoofde van de uitoefening van werkelijke en vaste functies.
2. Dividenden van een vennootschap verblijfhouder van Portugal ontvangen door een vennootschap verblijfhouder van België
Ad artikel 23 paragraaf 2, 3* en 4*
Indien ten gevolge van wijzigingen in de Belgische wetgeving na de ondertekening van de overeenkomst, de vrijstelling van vennootschapsbelasting die in België van toepassing is op dividenden van vennootschappen, verblijfhouders van België, ontvangen door een andere vennootschap, verblijfhouder van België, mocht worden beperkt tot bepaalde deelnemingen, zal artikel 23, paragraaf 2, 3* en 4*, van de overeenkomst nog slechts van toepassing zijn op dividenden van soortgelijke deelnemingen in vennootschappen, verblijfhouders van Portugal. In een zodanig geval zal de dubbele belasting van dividenden die geen verband houden met zulke deelnemingen voorkomen worden overeenkomstig artikel 23, paragraaf 2, 2*.
Gedaan te Brussel op 16 juli1969, intweevoud, in de Nederlandse, de Franse en de Portugese taal.
Voor het Koninkrijk België :
Xxxxxx Xxxxxx.
Voor de Portugese Republiek :
X. Xxxxx de Xxxxx Xxxxxx.
De bekrachtigingsoorkonden werden uitgewisseld te Lissabon op 4 februari 1971.
Overeenkomstig de bepalingen van artikel 29, ' 2, zijn deze akten in werking getreden op 19 februari 1971.