BELGISCH ARBITRAGEHOF VOOR DE SPORT
BELGISCH ARBITRAGEHOF VOOR DE SPORT
ARBITRALE UITSPRAAK
Zaak 306/23
Arbiter: Xxxx-Xxxxxx XXXX (alleen zetelend arbiter) Pleitzitting: 12 juli 2023
Inzake :
[…];
Verzoekster, hierna ook genoemd “[A]”,
vertegenwoordigd door Meester Xxxxxxx XXXXXXXX en Meester Xxxxxx XXXXXXXXXX, advocaten met kantoor te 0000 Xxxxxx, Xxxxx Xxx Xxxxxxxxxxxxxx 33A;
tegen:
[…];
Verweerster, hierna ook genoemd “[B]”,
vertegenwoordigd door Meester Xxxxxxx XX XXXXXXXXX, advocaat met kantoor te 0000 Xxxxxxx, Xxxxxxxxxxx 00.
I. DE PROCEDURE:
Xxxxxxxxxxx heeft een verzoekschrift in de Franse taal neergelegd en een dossier van stukken samen met haar besluiten neergelegd. Verweerster heeft geen besluiten opgesteld. Zij heeft ter zitting een bundel neegelegd.
Partijen hebben hun besluiten en middelen toegelicht op de zitting van 12 juli 2023 en waren akkoord dat de zitting in het Nederlands zou verlopen en dat de sententie in de Nederlandse taal zou opgesteld worden.
Op deze zitting waren aanwezig:
- Voor [A]: Meester Xxxxxx XXXXX;
- Voor [B]: Xxxxxxx Xxxxxxx XX XXXXXXXXX en Meester Xxxxxxx XXXXXXXX.
Partijen hebben geen bezwaar tegen de geanonimiseerde publicatie van de in deze zaak te nemen beslissing op de website van het BAS (xxx.xxx-xxxx.xx).
II. VOORWERP VAN DE VORDERINGEN
[A] verzoekt het BAS
- zich bevoegd te verklaren om kennis te nemen van het aan haar oordeel onderworpen geschil.
- haar vordering van verzoekster ontvankelijk en gegrond te verklaren en dienvolgens:
- een materiële vergissingen uit haar betrokken Intermediary Agreement recht te zetten en bijgevolg te zeggen voor recht dat:
o verzoekster in het kader van de bemiddeling van de arbeidsovereenkomst tussen de speler […] en [B] is opgetreden op verzoek van de speler (en niet op verzoek van [B]).
o de Intermediary Agreement door partijen werd ondertekend op 04.03.2022.
- [B] te veroordelen tot betaling van:
o een bedrag van € 13.228,32 uit hoofde van de hogervermelde openstaande facturen 202223-005 en 202223-125, te vermeerderen met de nalatigheidinteresten op openstaande facturen vanaf de respectievelijke vervaldata van de facturen tot datum van algehele betaling;
o een bedrag van € 80,00 uit hoofde van de forfaitaire invorderingskosten conform artikel 5 van de wet van 02.08.2002.
- [B] te veroordelen tot de kosten van de arbitrage, alsook tot een bijdrage in de advocatenkosten van verzoekster naar analogie met de rechtsplegingsvergoeding (artikel 1022 Ger. W.), in voorliggende discussie begroot op het bedrag van € 1.650,00.
III. DE FEITEN EN OMSTANDIGHEDEN
1. [A] is een Belgische onderneming die wereldwijd diensten verleent als voetbalmakelaar van voetbalspelers en voetbalclubs. (hierna genoemd: “verzoekster”) Zij is in die hoedanigheid geregistreerd als tussenpersoon bij de Koninklijke Belgische Voetbalbond (hierna genoemd: “KBVB”) onder het nummer INTERMED-BEL-[…], alsook bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest onder het registratie-/ erkenningsnummer […].
[B] is de onderneming achter de gelijknamige Belgische voetbalclub die aangesloten is bij de KBVB en aantreedt in de Belgische nationale voetbalcompetitie divisie 1A, ook gekend onder de benaming ‘Jupiler Pro League’. (hierna genoemd: “[B]”)
2. Verzoekster is tussengekomen bij de transfer van de speler […] (hierna genoemd: “de speler”) van […] naar [B].
Ter voorbereiding van de realisatie van de transfer werd in de maanden januari, februari en maart 2022 tussen de (sportief) verantwoordelijken van de betrokken clubs en verzoekster over en weer gemaild over de diverse overeenkomsten die gepaard gaan met een transfer, zijnde de transferovereenkomst, de arbeidsovereenkomst en de commissieovereenkomst. Het was daarbij voor alle partijen duidelijk dat verzoekster optrad voor de speler. (stuk 1)
In dit verband heeft verzoekster namens de speler onderhandeld en bemiddeld met [B] met oog op de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst, hetgeen resulteerde in een contract voor een bepaalde duur van twee seizoenen (2022-23 en 2023-24), met een optie voor één bijkomend seizoen (2024-25). (stuk 2)
In het licht van deze transactie werd ook een ‘Intermediary Agreement’ ondertekend door [B], de speler en verzoekster waarin bepaald werd dat [B] een commissievergoeding aan verzoekster zal betalen t.b.v. 10% van het brutosalaris van de speler:
COMMISSION The Club will pay a commission of 10% on the Player’s month salary, group insurance and signature bonus to the Intermediary as follows upon invoicing by the Intermediary addressed to the Club :
Instalment Amount (excL VAT) Due date
2022-2023 | 1 | 5.466,25 € | [1/3] | 01/09/2022 |
2 | 5.466,25 € | [2/3] | 01/03/2023 | |
3 Various & optional (depending on the actual gross salary) | ||||
[3/3] | 01/06/2023 | |||
2023-2024 | 4 | 5.466,25 € | [1/3] | 01/09/2023 |
5 | 5.466,25 € | [2/3] | 01/03/2024 | |
6 Various & optional (depending on the actual gross salary) | ||||
[3/3] | 01/06/2024 | |||
2024-2025 | 7 | 6.133,75 € | [1/3] | 01/09/2024 |
(if option) | 8 | 6.133,75 € | [2/3] | 01/03/2025 |
9 Various & optional (depending on the actual gross salary) |
[3/3] 01/06/2025
(stuk 3)
3. Ter uitvoering van de ‘Intermediary Agreement’ stelde verzoekster inmiddels de onderstaande facturen op die zij aan [B] overmaakte ter betaling:
Factuur 202223-025 dd. 15.09.2022 t.b.v. € 6.614,16 (incl. BTW) – (stuk 3)
Factuur 202223-125 dd. 15.03.2023 t.b.v. € 6.614,16 (incl. BTW) – (stuk 4)
4. Nadat verzoekster op 23.09.2022 haar eerste factuur met nummer 202223-025 overmaakte, merkte [B] per e-mail van 20.10.2022 op dat de factuur was opgemaakt op naam van de speler, waarbij aan verzoekster de vraag werd gesteld te bevestigen of zij gemandateerd was door de club of door de speler. (stuk 5)
Xxxxxxxxxxx heeft daarop nazicht gedaan en stelde vast dat er ten tijde van de onderhandelingen klaarblijkelijk twee versies van de Intermediary Agreement circuleerden.
In het initiële ontwerp dat [B] op 26.01.2022 aan verzoekster overmaakte, stond zij correct aangeduid als makelaar van de speler. Op dit ontwerp formuleerde verzoekster dezelfde dag slechts één enkele opmerking in verband met de duur van de overeenkomst. Voor het overige was het ontwerp wat haar betreft in orde. (stuk 1a)
Om een door verzoekster ongekende reden werd in februari 2022 echter een andersluidende ‘Intermediary Agreement’ opgesteld waarin verkeerdelijk vermeld staat dat verzoekster zou zijn opgetreden op initiatief van de club, hetgeen uiteraard niet overeenstemt met de werkelijkheid.
De wijziging ten opzichte van het eerder meegedeelde ontwerp is op het ogenblik dat de transfer werd afgerond en alle overeenkomsten werden ondertekend door de partijen helaas aan de aandacht van verzoekster ontsnapt, zodat er uiteindelijk een verkeerde versie van de ‘Intermediary Agreement’ werd ondertekend. (stuk 3)
Hierbij moet ook worden opgemerkt dat zowel de arbeidsovereenkomst als de Intermediary Agreement werd ondertekend op 04.03.2022 (en niet op 25.02.2022 zoals verkeerdelijk vermeld op de respectievelijke overeenkomst). Dit blijkt ontegensprekelijk uit de e- mailcorrespondentie tussen de betrokken partijen in maart 2022. Ook de data werden dus door een onoplettendheid in hoofde van de opsteller van de documenten ([B]) niet aangepast. (stuk 1b)
5. Per e-mail van 02.11.2022 heeft verzoekster het bovenstaande toegelicht en verduidelijkt dat zij de speler vertegenwoordigde. [B] werd dan ook verzocht om de materiële vergissing in de Intermediary Agreement recht te zetten. Xxxxxxxxxxx stelde voor de overeenkomst te vervangen door een nieuwe, correcte versie, dan wel om een addendum aan de bestaande overeenkomst op te maken. (stuk 6)
Aangezien verzoekster hier geen antwoord op ontving, heeft zij [B] op 22.11.2022 een herinnering verstuurd per e-mail, waarop zij wederom geen antwoord mocht ontvangen. (stuk 7)
Per e-mail van 27.01.2023 heeft verzoekster vervolgens nogmaals op bijzonder uitgebreide wijze het bovenstaande feitenrelaas toegelicht en werd [B] aangemaand om te reageren op het eerdere verzoek tot rechtzetting, alsook om de eerste factuur te betalen. Opnieuw heeft verzoekster geen enkele reactie of betaling van [B] mogen ontvangen. (stuk 8)
6. Aangezien [B] geen enkele medewerking verleende, heeft verzoekster het dossier overhandigd aan haar raadslieden, die [B] op 20.03.2023 per aangetekend schrijven en per e- mail hebben aangemaand om de openstaande facturen (202223-025 en 202223-125) te betalen. Daarbij werd opnieuw toegelicht hoe de materiële vergissing in de Intermediary Agreement tot stand was gekomen en werd [B] uitdrukkelijk verzocht dit recht samen te zetten door opmaak van een nieuwe, correcte versie, dan wel om een addendum aan de bestaande overeenkomst op te maken. (stuk 9)
7. [B] reageerde dan eindelijk per e-mail van 20.03.2023 dat zij niet kon overgaan tot betaling van de facturen omdat zij geen goedkeuring zou hebben verkregen van het Clearing Departement van de KBVB:
« Nous n’avons pas reçu l’accord du Clearing car la convention signée par l’intermédiaire et déposée au Clearing mentionne que l’intermédiaire agit pour le compte du club et le Clearing a relevé qu’il n’y avait pas de mandat valable déposé. Il s’avère que l’intermédiaire agissait pour le compte du joueur mais a néanmoins signé la convention erronée qui a donc, entretemps, xxx xxxxxxx xxxxxx du Clearing.
Ceci a été porté à la connaissance de [A] et, comme vous le savez sans doute, nous n’avons pas le droit de procéder à un paiement sans l’accord écrit du clearing.
J’ajoute que nonobstant les autres points soulevés, les factures ne sont payables qu’une fois l’accord du clearing obtenu, il ne peut donc y être appliqué d’intérêts ou pénalités de retard qu’à partir de la date d’obtention dudit accord, en cas d’inexécution fautive. »
(stuk 10)
[B] ontkende evenwel niet dat de overeenkomst een vergissing bevatte, maar besloot zich te verstoppen achter het feit dat zij geen clearing zou hebben ontvangen van de KBVB.
8. Xxxxxxxxxxx heeft daarop onmiddellijk telefonisch contact opgenomen met de clearing verantwoordelijke bij de KBVB voor [B] (m.n. de heer […]), die verzoekster bevestigde dat indien een corrigerende versie van de overeenkomst zou worden voorgelegd, de KBVB haar goedkeuring zou kunnen geven tot betaling van de openstaande facturatie.
Per brief van 23.03.2023 hebben de raadslieden van verzoekster (i) het standpunt van [B]
uitgebreid en gemotiveerd weerlegd, (ii) [B] ingelicht over het standpunt van de KBVB en
(iii) wederom aangeboden om de materiële vergissing(en) in de Intermediary Agreement recht te zetten door opmaak van een corrigerende overeenkomst of addendum. (stuk 11)
9. Per e-mail van 23.03.2023 antwoordde de heer […] van [B] dat hij van de Nederlandstalige brief van de raadslieden van verzoekster niet naar behoren kon beantwoorden gezien hij de inhoud ervan niet begreep. (stuk 12)
De raadslieden van verzoekster hebben zich dezelfde dag uitsluitend naar de heer […] van [B] gericht die het Nederlands machtig is en die in persoon betrokken was bij de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst & Intermediary Agreement. Aan hem werden de voormelde brieven van 20.03.2023 en 23.03.2023 gemakshalve nogmaals overgemaakt (hij stond reeds in cc) met alweer de vraag of [B] bereid was om een corrigerende overeenkomst of addendum op te maken. (stuk 13)
De heer […] gaf geen enkele reactie. Er volgde wel nog tussen 27.03.2023 en 29.03.203 wel nog correspondentie met de heer […], waarbij de raadslieden van verzoekster verzochten dat hij intern met de heer […] zou afstemmen aangezien er inhoudelijk totaal naast de kwestie werd
geantwoord. Verzoekster had de situatie immers al tot vervelens toe uit de doeken gedaan. (stuk 14)
10. Op 31.03.2023 ontvingen de raadslieden van verzoekster een ontwerp van de corrigerende Intermediary Agreement vanwege [B] waarin verzoekster correct als makelaar van de speler werd aangemerkt. (stuk 15)
De raadslieden van verzoekster hebben daarvan onmiddellijk de goede ontvangst bevestigd en meegedeeld dit ontwerp samen met verzoekster na te zijn. (stuk 16)
Per e-mail van 05.04.2023 – 09:36 hebben de raadslieden van verzoekster nog enkele verduidelijkingen aan het ontwerp toegevoegd en overgemaakt aan [B], die door [B] werden aanvaard. (stuk 17)
Per e-mail van 05.04.2023 – 13:48 werd de definitieve corrigerende Intermediary Agreement door [B] opgestuurd naar de raadslieden van verzoekster ter ondertekening:
« Voici pour signature » (stuk 18)
Dezelfde dag werd een door verzoekster en de speler getekende versie van de corrigerende Intermediary agreement opgestuurd naar [B] met verzoek om (i) een tegengetekende versie terug te bezorgen, alsook om (ii) de door beide partijen ondertekende versie samen met de openstaande facturen voor te leggen aan de KBVB ter registratie en goedkeuring. (stuk 19)
11. Aangezien de raadslieden van verzoekster geen tegengetekende versie ontvingen en zonder antwoord bleven, hebben zij op 13.04.2023 een herinnering gestuurd. (stuk 20)
Op 15.04.2023 ontvingen de raadslieden van verzoekster een e-mail van mevrouw […], de personal assistent van de heer […], waarbij in bijlage plots een aangepaste versie van de arbeidsovereenkomst van de speler was gevoegd en waarbij werd meegedeeld dat [B] pas de corrigerende Intermediary Agreement zouden ondertekenen na ontvangst van een door de speler ondertekende arbeidsovereenkomst. (stuk 21)
De raadslieden van verzoekster hebben […] op 17.04.2023 geantwoord dat een aanpassing van de arbeidsovereenkomst niet nodig was. (stuk 22)
Bij nazicht van de bijgevoegde nieuwe arbeidsovereenkomst stelden de raadslieden van verzoekster bovendien vast dat deze in twee aanpassingen voorzag ten opzichte van de bestaande arbeidsovereenkomst:
- De looncomponent van de groepsverzekering viel weg
- De tekenpremie werd met € 10.000 verminderd
De raadslieden van verzoekster hebben [B] op 19.04.2023 daarover aangeschreven en meegedeeld dat het weinig serieus was dat [B] deze aanpassingen niet eens spontaan meedeelde. [B] werd nog een laatste maal aangemaand om (i) een tegengetekende versie van
de corrigerende Intermediary Agreement terug te sturen en (ii) deze overeenkomst samen met de facturen voor te leggen aan de KBVB. (stuk 23)
Aangezien [B] hier geen gevolg aan heeft gegeven, hebben de raadslieden van verzoekster op 26.04.2023 kennisgegeven dat een procedure bij het BAS zou worden opgestart. (stuk 24)
12. [B] heeft zich in dit dossier allesbehalve te goeder trouw gedragen, wel Integendeel. Haar houding getuigt niet alleen van een manifeste onwil om tot een vergelijk te komen, zij handelt daarenboven volstrekt te kwader trouw nu blijkt dat zij munt heeft proberen slaan uit deze situatie door op geniepige wijze de loonvoorwaarden van één van haar spelers te willen wijzigen.
Aangezien de verwoede pogingen van verzoekster om de zaak in der minne te regelen vruchteloos zijn gebleken, was zij genoodzaakt het BAS te vatten teneinde materiële vergissing(en) uit de Intermediary Agreement te laten rechtzetten en betaling te verkrijgen van de overeengekomen commissievergoeding.
De zaak werd op vraag van verweerster verdaagd teneinde een minnelijk akkoord alsnog mogelijk te maken.
Op de zitting van 12 juli 2023 heeft zij een voorstel van aangepast Intermediary Agreement voorgesteld waarin zij erkent dat verzoekster in deze is opgetreden als agent van de speler en voorstelde zijn commissie te berekenen op basis van het totaal huidig salarispakket van de speler zoals door deze goedgekeurd.
IV. BEOORDELING:
4.1. DE BEVOEGDHEID VAN HET BAS
Het oorspronkelijk verzoekschrift was opgesteld in de Franse taal.
Ter zitting bevestigen partijen hun akkoord met de bevoegdheid van het BAS en de wijziging van de taal van de procedure in het Nederlands.
Er worden geen ontontvankelijkheidsmiddelen ingeroepen. Het BAS is derhalve bevoegd en de zaak is ontvankelijk.
4.2. TEN GRONDE
4.2.1. Eerste Middel - De materiële vergissing(en) uit de ‘Intermediary Agreement’ dienen rechtgezet te worden
13. Op grond van artikel 5.32 BW, de vertrouwensleer en de aanvullende werking van de goede trouw dient [B] als medecontractant mee te werken aan de rechtzetting van een materiële vergissing in de Intermediary Agreement:
“Een materiële vergissing die voortvloeit uit een ongewilde discrepantie tussen de werkelijke gemeenschappelijke wil van de partijen en hun verklaarde wil, leidt niet tot de nietigheid van het contract, maar kan steeds worden rechtgezet.”
Deze bepaling verankert naar geldend recht de mogelijkheid voor de rechter om materiële vergissingen van contractspartijen recht te zetten. Ze heeft betrekking op het geval waar partijen een gemeenschappelijke werkelijke wil hebben, maar waar die wil onvrijwillig afwijkt van hun verklaarde wil.
14. Het is duidelijk dat bij de redactie en de totstandkoming van de Intermediary Agreement materiële vergissingen hebben plaatsgevonden.
De vergissing bestaat er enerzijds in dat verzoekster in de ondertekende Intermediary Agreement ten onrechte aangemerkt staat als optredend op verzoek van de club, terwijl zij in werkelijkheid optrad voor de speler. Anderzijds is op de ondertekende Intermediary agreement ook een verkeerde datum van ondertekening opgenomen.
Deze materiële vergissing(en) blijkt in casu ontegensprekelijk uit de concrete feitelijke omstandigheden, meer bepaald uit:
(i) Het feit dat verzoekster in het verleden al meermaals een vertegenwoordigingsovereenkomst met de betrokken speler registreerde bij de KBVB en het voor iedere betrokken partij ten tijde van de transactie bekend was dat zij louter optrad voor de speler;
(ii) De voorbereidende e-mailcorrespondentie en het bij de e-mail van 26.01.2022 gevoegde initiële ontwerp van Intermediary Agreement waarin verzoekster correct stond aangeduid als makelaar van de speler;
(iii) De overeenkomsten zijn gedateerd op 25.02.2022, terwijl uit het e-mailverkeer blijkt dat de ondertekening van de arbeidsovereenkomst en de Intermediary Agreement plaatsvond op vrijdag 04.03.2022.
(iv) De navolgende e-mailcorrespondentie tussen partijen en meer specifiek uit het maandenlange stilzwijgen van [B] na de ontdekking en toelichting van de materiële vergissing(en) en de verschillende verzoeken tot rechtzetting vanwege verzoekster;
(v) Het feit dat [B] in haar e-mail van 20.03.2023 als antwoord op de ingebrekestelling van de raadslieden van verzoekster geen woord rept over de daarin aangehaalde materiële vergissing, maar [B] zich uitsluitend beperkt tot het standpunt dat zij de factuur niet kan/mag betalen zonder akkoord van de KBVB.
(vi) Het feit dat [B] op 31.03.2023 toch een corrigerende Intermediary Agreement heeft opgesteld, zij de beperkte opmerkingen van de raadsman van verzoekster heeft aanvaard en het ontwerp uiteindelijk ter ondertekening heeft overgemaakt aan de raadsman van verzoekster.
15. Verzoekster kan enkel besluiten dat [B] het bestaan van de discrepantie niet ontkent, laat staan dat zij deze ontkracht. Meer nog, samen met verzoekster zal het BAS vaststellen dat
[B] te kwader trouw handelt nu zij deze materiële vergissing in weerwil van diverse verzoeken van verzoekster klaarblijkelijk niet wil rechtzetten, maar zij zich liever verstopt achter een vermeende (en overigens niet bewezen) weigering van het Clearing Departement van KBVB om zich aan haar betalingsverplichting te proberen onttrekken. Dit gaat vanzelfsprekend niet op.
Het BAS stelt het bestaan van de materiële vergissing vast die ook ter zitting door de raadslieden van verweerster erkend wordt en waardoor deze in overeenstemming met artikel 5.32 BW kan rechtgezet worden zoals voorgesteld door verzoekster onder voorbehoud van wat volgt.
4.2.2. Tweede Xxxxxx - Xx facturen zijn verschuldigd bij gebrek aan tijdig en gegrond protest
16. Op [B] rust als onderneming de verplichting, omwille van een vlot en efficiënt economisch verkeer, om op brieven en aanspraken te reageren wanneer niet wordt ingestemd met de inhoud ervan. Het niet reageren, geldt als vermoeden van aanvaarding. Deze regel is inherent aan het Belgische recht.
Bovendien wordt in ondernemingszaken algemeen aanvaard dat het niet protesteren van de factuur het vermoeden oplevert dat de geadresseerde het met de factuur en de inhoud ervan eens is. Krachtens artikel 8.11 van het Burgerlijk Wetboek levert een door een onderneming aanvaarde of niet binnen een redelijke termijn betwiste factuur immers het bewijs op van de aangevoerde rechtshandeling tegen deze onderneming.
17. De enige opmerking die [B] na ontvangst van de eerste factuur formuleerde is dat zij niet kan overgaan tot betaling omdat zij geen goedkeuring heeft verkregen van het Clearing Departement van de KBVB, hetgeen werd herhaald ten aanzien van de raadslieden van verzoekster.
Bij nazicht van de correspondentie tussen de betrokken partijen ten tijde van de onderhandelingen over en de realisatie van de transfer, legde verzoekster onmiddellijk uit dat er kennelijk een onjuiste versie van de overeenkomst was ondertekend, aangezien zij namens de speler optrad. Verzoekster bood daarop aan, een verbeterende versie te ondertekenen ter vervanging van de foutieve versie (stuk 6).
Ondanks twee herinneringen van 22.11.2022 en 27.01.2023 heeft de [B] nooit geantwoord, waaruit blijkt dat de [B] de inhoud van de correspondentie en het standpunt van verzoekster aanvaardde (stukken 7-8).
Pas nadat de raadsman van verzoekster de [B] op 20.03.2023 formeel had aangemaand om de eerste factuur te betalen, antwoordde de [B] dat zij niet het recht had om enige betaling te verrichten zonder schriftelijke toestemming van de clearing (stuk 9).
Dit antwoord is niet alleen manifest laat (zes maanden na ontvangst van de factuur), het is ook volledig ongegrond.
De Intermediary Agreement bevat inderdaad een opschortende voorwaarde die bepaalt dat:
« Les paiements dus à l'intermédiaire ne seront effectués qu'après réception d'une autorisation écrite de la chambre de compensation de la RBFA. »
Uit artikel 5.144 van het BW volgt evenwel dat [B] dient mee te werken aan het vervullen van de opschortende voorwaarde voor de betaling van de commissievergoedingen uit de Intermediary Agreement:
“Wanneer een partij door haar fout de vervulling van de voorwaarde verhindert, kan de andere partij haar voor vervuld houden.”
Uit het voorgaande blijkt dat [B] haar medewerkingsplicht niet is nagekomen door te weigeren de materiële fout in de Bemiddelingsovereenkomst te herstellen. Een dergelijke inmenging was reeds materieelrechtelijk gesanctioneerd op grond van het beginsel van de goede trouw bij de uitvoering van overeenkomsten, waarvan het oude artikel 1178 BW (thans artikel 5.144) een toepassing vormde.
18. In navolging van de e-mail van 20.03.2023 heeft verzoekster navraag gedaan bij het Clearing Departement die haar wist mee te delen dat [B] de factuur 202223-025 in oktober 2022 heeft voorgelegd aan het Clearing Departement. Na ontvangst van de factuur heeft het Clearing Departement aan [B] de vraag gesteld of verzoekster gemandateerd was door de speler, dan wel door de club.
Per e-mail van 20.10.2022 heeft [B] diezelfde vraag gesteld aan verzoekster. Zoals hierboven tot vervelens toe wordt herhaald, hebben zowel verzoekster in haar e-mails van 02.11.2022, 22.11.2022 en 27.01.2023, als haar raadslieden per brieven van 20.03.2023 en 23.03.2023 uitgebreid toegelicht dat verzoekster voor de speler optrad en er aldus een discrepantie was tussen hetgeen de Intermediary agreement vermeldde en wat de werkelijke wil van de partijen was. [B] werd daarbij telkenmale vriendelijk verzocht dit recht te zetten, maar xxxxx zich liever in stilzwijgen of verstopte zich achter het vermeende gebrek aan goedkeuring van de KBVB.
Zoals hierboven reeds werd uiteengezet vloeit uit de aanvullende werking van de goede trouw voort dat [B] de verplichting heeft om mee te werken aan de rechtzetting van de materiële vergissing(en). Door de aanhoudende weigering van [B] om de verschrijvingen recht te zetten,
de corrigerende Intermediary Agreement te ondertekenen en deze samen met de openstaande facturen ter goedkeuring voor te leggen aan het Clearing Department van de KBVB, begaat [B] een fout die de vervulling van de contractuele voorwaarde verhindert, zodat verzoekster en het BAS de opschortende voorwaarde voor vervuld kunnen beschouwen.
De enige opmerking die [B] formuleerde om aan haar betalingsverplichting te ontsnappen, is dan ook volstrekt ongegrond, zodat verzoekster gerechtigd is op betaling van de openstaande facturen die overeenstemmen met de contractueel overeengekomen commissievergoeding.
4.2.3. Interesten wegens laattijdige betaling
19. De Intermediary agreement is onderhavig aan het Belgisch recht. Bijgevolg dient toepassing gemaakt te worden van de bepalingen van de Wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties. Artikel 5 en 6 van de desbetreffende wet bepalen dat:
- “Indien de schuldeiser zijn contractuele en wettelijke verplichtingen heeft vervuld en het verschuldigde bedrag niet op tijd heeft ontvangen, wordt het openstaande bedrag vanaf de daarop volgende dag van rechtswege en zonder ingebrekestelling verhoogd met een intrest, behalve indien de schuldenaar bewijst dat hij niet verantwoordelijk is voor de vertraging.”
- “Als er verwijlintrest overeenkomstig de bepalingen van deze wet verschuldigd is, wordt het openstaande bedrag van rechtswege en zonder ingebrekestelling verhoogd met een forfaitaire vergoeding van 40 euro voor de invorderingskosten van de schuldeiser.
Bovenop dit forfaitaire bedrag heeft de schuldeiser recht op een redelijke schadeloosstelling voor alle andere invorderingskosten welke dat vaste bedrag te boven gaan en die ontstaan zijn door de laattijdige betaling, hierin begrepen de rechtsplegingvergoeding overeenkomstig de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek.”
Verzoekster heeft recht op nalatigheidsinteresten vanaf de respectievelijke vervaldata van de facturen, alsook op een forfaitaire vergoeding van €40,00 per onbetaalde factuur.
Daarenboven is verzoekster gerechtigd op een rechtsplegingsvergoeding conform het arbitragereglement van het BAS dat in artikel 28.5 voorziet dat “De eventuele andere kosten en uitgaven verbonden aan de arbitrage, zoals de honoraria en kosten van de door het arbitragecollege benoemde deskundigen of de uitgaven gedaan door de partijen, behoren niet tot de arbitragekosten. Het arbitragecollege beslist wie deze kosten en uitgaven draagt.”
Verzoekster vordert in overeenstemming met artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek de betaling van een rechtsplegingsvergoeding als tegemoetkoming in de advocatenkosten van verzoekster. De vordering van verzoekster is een in geld waardeerbare vordering van tussen 10.000,01 EUR en 20.000,00 EUR, zodat de rechtsplegingsvergoeding dient te worden bepaald op het geïndexeerde basisbedrag van € 1.650,00.
4.3. DE ARBITRAGEKOSTEN
De kosten van de arbitrageprocedure omvatten :
- administratiekosten: | 350,00€ |
- kosten van aanhangig making : | 1.322,83€ |
- kosten van de enige arbiter: | 407,70€ |
2.080,53€ |
Gelet op het ontbreken van schriftelijke conclusies en het ontbreken van de medewerking van verweerster om tot rechtzetting van de materiële vergissing in tempore non suspecto en haar kennelijk gebrek aan instructies ter zitting, dient verweerster te worden veroordeeld om de kosten van de arbitrageprocedure integraal ten laste te nemen, overeenkomstig artikel 30.2 van het reglement van het BAS.
V. BESLISSING:
OM DEZE REDENEN,
Het arbitragecollege aangesteld volgens het Reglement van het Belgisch Arbitragehof voor de Sport
- Verklaart de vordering ontvankelijk en gegrond;
- Stelt vast dat de Intermediary overeenkomst behept was met een materiele vergissing en dat deze door partijen dient verbeterd te worden zoals voorgesteld door verzoekster, onder voorbehoud van de vermelding van de commissie op de groepsverzekering die - zoals toegelicht ter zitting - niet voorzien is in de huidige arbeidsovereenkomst van de speler, en bevestiging dat zij is opgesteld door [A] als agent van de heer […] (speler);
- Dienvolgens veroordeelt verweerster tot betaling aan verzoekster van het niet betwiste bedrag van € 13.228,32 uit hoofde van de hogervermelde niet betwiste openstaande facturen 202223-005 en 202223-125, onder voorbehoud van eventuele vermindering voor het bedrag dat zou berekend zijn op een niet bestaande groepsverzekering, te vermeerderen met de nalatigheidinteresten op openstaande facturen vanaf de respectievelijke vervaldata van de facturen tot datum van algehele betaling;
- Veroordeelt verweerster tot de kosten van de arbitrageprocedure, hetzij het bedrag van 2.080,53 €;
- Veroordeelt verweerster tot mededeling van de niet betwiste facturen aan het Clearing Departement van de KBVB voor goedkeuring;
- Veroordeelt verweerster tot de forfaitaire invorderingskosten van 80,00 €;
- Veroordeelt verweerster tot de rechtsplegingsvergoeding van 1.650,00 €.
Aldus uitgesproken te Brussel op de zetel van het Belgisch Arbitragehof voor de Sport op 17 augustus 2023.