Overeenkomst inzake realisatie windopgave gemeente Lansingerland
Overeenkomst inzake realisatie windopgave gemeente Lansingerland
Partijen:
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, vertegenwoordigd door gedeputeerde de heer J.F. Xxxxx, daartoe gemachtigd ingevolge hun besluit van 7 november 2017, PZH-2017-615820941, hierna te noemen: “Gedeputeerde Staten”,
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lansingerland, ten deze vertegenwoordigd door wethouder J. Xxxxxxxxx, daartoe gemachtigd ingevolge hun besluit van 7 november 2017 hierna te noemen : “het college”,
Overwegende dat:
• De provincie Zuid-Holland actief wil bijdragen aan een schone, betaalbare en toekomstbestendige energievoorziening, waarbij naast het beperken van energieverbruik, de inzet van in Nederland opgewekte, schone energie kansen biedt om te innoveren en concurrerend te blijven en bij te dragen aan het beschermen van het klimaat. De provincie doet dit samen met andere partijen;
• De gemeente duurzaam wil ontwikkelen, bouwen en actief de toepassing van alternatieve energiebronnen wil stimuleren. Hierbij werkt de gemeente samen met inwoners, bedrijven en instellingen. De gemeente wil een energie neutrale gemeente worden. De gemeente heeft zich in stadsregio Rotterdam verband voor 12 MW gecommitteerd aan het convenant Windenergie regio Rotterdam;
• Het Rijk, het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en circa
veertig andere organisaties op 31 januari 2013 een Nationaal Energieakkoord hebben gesloten over de realisatie van 6000 MW (54 PJ) operationeel windvermogen in 2020;
• Op grond van dat akkoord in juni 2013 in IPO-verband is afgesproken dat de provincies de ruimte die
nodig is voor de opgave (voor Zuid-Holland is dat 735,5 MW) uiterlijk op 30 juni 2014 planologisch hebben vastgelegd in de provinciale structuurvisie en/of verordening;
• Provinciale Staten op 9 juli 2014 het provinciale beleid op het gebied van windenergie op land hebben
vastgelegd in de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) en in de Verordening ruimte 2014 de ‘locaties windenergie’ hebben aangewezen waar gemeenten in hun bestemmingsplannen nieuwe windturbines mogen toestaan;
• De gemeente en de provincie, alsmede de andere gemeenten binnen stadsregio Rotterdam en het Havenbedrijf, op 21 juni 2012 het Convenant realisatie windenergie stadsregio Rotterdam, d.d. 21-06- 2012 (Verder te noemen het Convenant) hebben gesloten, waarin de deelnemers als
Ovk Ll, 26-09-2017 T17.12745
inspanningsverplichting op zich hebben genomen tenminste 100 en additioneel 50 MW in de regio Rotterdam te realiseren;
• In 2013 bleek dat de opgave van 150 MW in de regio Rotterdam niet haalbaar was met de oorspronkelijk aangewezen locaties in het Convenant;
• De deelnemers aan het Convenant gezamenlijk zijn gaan zoeken naar mogelijkheden om de daarin geformuleerde doelstelling alsnog te halen;
• De gemeenten in de voormalige stadsregio Rotterdam in december 2016 een gezamenlijke “handreiking” bij de provincie hebben ingediend met hun eigen voorstel voor windlocaties;
• Vorenbedoelde handreiking onvoldoende is gebleken om de in het Convenant benoemde doelstelling te behalen;
• Voor de Rotterdamse regio op dit moment nog 105 MW aan nieuwe locaties nodig is om de in het Convenant bedoelde doelstelling van 150 MW te kunnen halen;
• De ervaring leert dat er nog locaties afvallen op weg naar realisatie en Gedeputeerde Staten er veiligheidshalve voor kiezen een groter aantal MW aan locaties voor windenergie aan te wijzen;
• Partijen zich dan ook genoodzaakt zien om ter uitwerking en op onderdelen aanpassing van het Convenant, nadere afspraken met elkaar te maken;
• In de VRM (Programma Ruimte) ook is opgenomen dat de exploitant bij de ontwikkeling van een locatie windenergie een participatieplan dient op te stellen en de omgeving daarbij dient te betrekken;
• In de gemeente een gedeelte van Hoefweg-Noord (verder te noemen: locatie Prisma) is aangewezen als locatie voor windenergie;
• De provincie in het kader van een herziening van de VRM het voornemen heeft om de locatie Prisma uit te breiden en Hoefweg-Zuid (verder te noemen: locatie Bleizo) aan deze locatie windenergie toe te voegen;
• De gemeenteraad van Lansingerland bij besluit van 20 april 2017 door middel van een zienswijze op de Verordening ruimte en Milieu- windenergie is ingegaan op de multimodale vervoersknoop station Lansingerland –Zoetermeer die in 2018 in gebruik wordt genomen en de daarmee samenhangende
c.q. in dat verband te ontwikkelen functies en voorzieningen, die enerzijds zijn aangewezen op de vervoersknoop en anderzijds daaraan ondersteunend zijn en waarbij de grondposities en het kunnen beschikken over de benodigde gronden van cruciaal belang zijn;
• De gemeenteraad het plaatsen van windturbines als mogelijkheid ziet, op voorwaarde dat dit past in de
voorgestane gebiedsontwikkeling;
• Gelet op het vorenstaande de gemeente welwillend staat tegenover het uitbreiden van de locaties Bleizo en Prisma;
• Gedeputeerde Staten kennis genomen hebben van de diverse maatschappelijke en ruimtelijke belangen verbonden aan de locatie Prisma/Bleizo en zich bewust zijn van het maatschappelijk belang van de in 2018 te openen multimodale vervoersknooppunt;
• De gemeente, gelet op de gevoeligheden van locatie Prisma/Bleizo heeft aangeboden de locatie uit te breiden met een gedeelte van het glastuinbouwgebied Overbuurtschepolder, één en ander zoals is beschreven in vorenbedoelde zienswijze;
• Gedeputeerde Staten voornemens zijn aan PS voor te stellen de Overbuurtschepolder en Bleizo als locatie op te nemen in de gewijzigde VRM;
• Dat het aan de gemeente is om samen met een ontwikkelaars van windenergie en andere belanghebbenden in het gebied zoals omwonenden, ondernemers, buurgemeenten en grondeigenaren de verschillende belangen af te wegen en te bepalen wat de beste plek is voor windturbines binnen de begrenzing van een locatie en de daarbij geldende voorwaarden (waaronder turbine-type, participatie-eisen etc.);
• De gemeenteraad van Lansingerland op 7 juli 2016 de Routekaart Windenergie heeft vastgesteld, waarin zij drie sporen volgt en dat zij als onderdeel daarvan actief uitdraagt dat windturbines mogelijk zijn binnen de in de VRM benoemde locatie windenergie;
Ovk Ll, 26-09-2017 T17.12745
• De gemeente derhalve voornemens is om ten behoeve van de realisatie van deze locatie te zorgen voor de daarvoor benodigde besluitvorming door het bevoegd gezag;
Voorts overwegende dat:
• Op grond van artikel 9f, eerste en tweede lid van de Elektriciteitswet 1998 Gedeputeerde Staten het bevoegde gezag is, met uitsluiting van het in eerste aanleg bevoegde bestuursorgaan (tenzij dit een bestuursorgaan van het Rijk is) voor de besluitvorming en voor de coördinatie en voorbereiding van de besluiten die nodig zijn voor het oprichten van een windpark met een capaciteit van ten minste 5 maar niet meer dan 100 MW;
• Gedeputeerde Staten, op grond van het zesde lid van die wet, deze bevoegdheidstoedeling niet van
toepassing kunnen verklaren, indien, gelet op de omvang, de aard en ligging van het betreffende windpark redelijkerwijze niet te verwachten valt dat uitoefening van deze bevoegdheden door Gedeputeerde Staten de besluitvorming in betekenende mate zal versnellen of daaraan anderszins aanmerkelijke voordelen zijn verbonden;
• De gemeente al geruime tijd in gesprek is met initiatiefnemers, bewoners en grondeigenaren met het oogmerk om op de voorgestelde VRM-locatie in Lansingerland te komen tot duurzame opwekking van energie door de plaatsing van windturbines, waardoor de verwachting gerechtvaardigd is dat de hiervoor bedoelde versnelling wordt gerealiseerd;
Komen het volgende overeen :
Artikel 1: Definities
a. Locatie windenergie: de locatie voor de plaatsing van windturbines op het grondgebied van de gemeente, zoals bedoeld in artikel 2.4.1 van de door Provinciale Staten vastgestelde Verordening Ruimte 2014 en de bijbehorende kaart, met inbegrip van de voorgenomen uitbreiding in het kader van de thans lopende herzieningsprocedure van de VRM 2014 en de door de gemeente voorgedragen uitbreiding daarvan met de naastliggende Overbuurtschepolder.
b. Participatieplan: plan waarbij is aangegeven via welke participatievormen omwonenden in het proces zullen/kunnen worden betrokken (participatie in planning, financiële participatie en/of participatie in exploitatie).
c. Convenant: Convenant realisatie windenergie stadsregio Rotterdam, door partijen ondertekend op 21 juni 2012.
Artikel 2: Verplichtingen gemeente
a. Het college neemt de inspanningsverplichting op zich dat er, bij voorkeur vóór 31-12-2020, op de Locatie windenergie windturbines worden gerealiseerd met een totaal opgesteld vermogen van ten minste 12 MW. Onder deze inspanningsverplichting valt ook het actief zoeken naar een initiatiefnemer indien deze niet of niet meer beschikbaar is.
b. Indien het college een ontvankelijke aanvraag op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ontvangt, al dan niet in combinatie met een verzoek tot wijziging van het bestemmingsplan, gericht op de realisatie van windturbines op de Locatie windenergie, spant het college zich tot het uiterste in om daarover zo spoedig mogelijk te beslissen. Het college neemt een
Ovk Ll, 26-09-2017 T17.12745
aanvraag zo spoedig mogelijk in behandeling en streeft naar voortvarende besluitvorming daarover. Daarbij worden geen eisen gesteld anders dan voortvloeiende uit de nationale of provinciale kaders.
c. Het college spant zich er, met het oog op het gewenste maatschappelijk draagvlak, voor in om - in samenspraak met de initiatiefnemer - ervoor te zorgen dat de omgeving zoveel mogelijk in het windpark kan participeren c.q. kan meeprofiteren van de geplande ontwikkelingen. Met het oog daarop bevordert het college dat door de initiatiefnemer zo spoedig mogelijk een participatieplan wordt opgesteld.
Artikel 3: Verplichtingen provincie
a. Gedeputeerde Staten zien, conform het bepaalde in artikel 9f, zesde lid van de Elektriciteitswet 1998, af van de uitoefening van de aan hen in het eerste en tweede lid van dat artikel toebedeelde bevoegdheden inzake de besluitvorming over en de coördinatie en voorbereiding van de besluiten die nodig zijn voor het oprichten van een windpark op de locatie met een capaciteit van ten minste 5 maar niet meer dan 100 MW.
b. Deze bevoegdheden komen bij het college te liggen met ingang van de dag na ondertekening van de overeenkomst; het college beslist daarover binnen de in de considerans beschreven juridische, ruimtelijke en maatschappelijke kaders. Indien echter mocht blijken dat het college niet of niet tijdig voldoet aan de in artikel 2, sub a tot en met c, opgenomen inspanningsverplichtingen, zijn Gedeputeerde Staten bevoegd om de in artikel 3a genoemde bevoegdheden alsnog zelf uit te oefenen.
c. Gedeputeerde Staten zullen niet eerder over gaan tot het toepassen van het hiervoor sub b 2e volzin bepaalde, dan na overleg met het college.
Artikel 4: Algemene bepalingen
a. Deze overeenkomst kan uitsluitend schriftelijk worden aangevuld en/of gewijzigd;
b. Indien de in de considerans genoemde zienswijze van de gemeente d.d. 20 april 2017 niet of niet geheel door Provinciale Staten wordt overgenomen treden partijen in overleg over mogelijke aanpassing van deze overeenkomst.
c. Indien zich een situatie voordoet waarin deze overeenkomst niet voorziet en die de voortgang, kwaliteit en/of omvang van de locatie op enigerlei wijze belemmert, zijn partijen gehouden om in nader overleg te treden zodat de gerezen belemmeringen zoveel mogelijk worden weggenomen.
d. Indien een partij van mening is dat de doelstelling zoals bedoeld in deze overeenkomst niet meer haalbaar is, brengt deze partij de andere partij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte, waarna partijen met elkaar in overleg treden.
Artikel 5 Bestuursovereenkomst is aanvullend op het Convenant
a. De afspraken uit deze overeenkomst zijn aanvullend op het gesloten Convenant, de afspraken uit het Convenant blijven onverkort van toepassing.
b. Indien het Convenant niet wordt aangepast/ verlengd, eerbiedigen partijen de afspraken uit het Convenant tot het tijdstip dat deze overeenkomst eindigt.
Ovk Ll, 26-09-2017 T17.12745
Artikel 6 Voortgang en overleg
Partijen zullen ieder half jaar met elkaar in overleg treden met betrekking tot de voortgang van het proces en de uitvoering van onderhavige overeenkomst. Daartoe stelt het college schriftelijk voor 1 juni en 1 december van elk jaar een voortgangsrapportage op m.b.t. de plan- en besluitvorming rond de realisatie van windturbines op de locatie windenergie.
Artikel 7 Toepasselijk recht en geschillen
a. Op deze overeenkomst is het Nederlandse recht van toepassing.
b. Ingeval geschillen ontstaan tussen Partijen zullen Partijen middels overleg tot een oplossing trachten te komen. Een geschil is aanwezig, indien één partij dat schriftelijk en gemotiveerd mededeelt aan de ander partij.
c. Indien partijen niet tot een minnelijke oplossing van enig geschil kunnen komen, zullen zij dit ter beoordeling voorleggen aan de bevoegde burgerlijke rechter.
Artikel 8: Inwerkingtreding en werkingsduur
Deze overeenkomst treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening en eindigt van rechtswege op het moment dat het college alle op haar uit hoofde van deze overeenkomst rustende inspanningsverplichtingen is nagekomen.
Aldus opgemaakt en ondertekend in tweevoud
Te …………………………… op ……………………………….
Namens Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, J.F. Xxxxx, gedeputeerde
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lansingerland,
J. Xxxxxxxxx, wethouder
Ovk Ll, 26-09-2017 T17.12745