Niet-wetgevingshandelingen)
(Niet-wetgevingshandelingen)
INTERNaTIONaLE OVEREENKOMSTEN
Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de regering van de Republiek India betreffende samenwerking op het gebied van onderzoek en ontwikkeling inzake het vreedzame gebruik van kernenergie
DE EUROPESE GEMEENSCHaP VOOR aTOOMENERGIE,
hierna “de Gemeenschap” of “Euratom” genoemd,
enerzijds, en
DE REGERING VaN DE REPUBLIEK INDIa,
hierna “India” genoemd,
anderzijds,
hierna gezamenlijk de “partijen” genoemd,
VERLaNGENDE een langdurige en stabiele wetenschappelijke en technologische samenwerking verder te ontwikkelen, gericht op het gemeenschappelijk belang inzake vreedzaam en niet-explosief gebruik van kernenergie, gebaseerd op wederzijdse voordelen en wederkerigheid en in overeenstemming met hun respectieve wetgeving en internationale verplichtingen;
OVERWEGENDE de Overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de regering van de Republiek India die in 2002 werd ondertekend, in het kader waarvan er actief is samengewerkt en informatie is uitgewisseld;
OVERWEGENDE in het bijzonder de Overeenkomst inzake samenwerking tussen de Europese Gemeenschap voor atoomenergie en de regering van de Republiek India bij onderzoek op het gebied van fusie-energie, die op 17 mei 2010 in werking is getreden;
OVERWEGENDE het belang voor de Gemeenschap en India van wetenschap en technologie voor de economische en sociale ontwikkeling;
OVERWEGENDE dat de toepassing van de resultaten van de wetenschappelijke en technologische samenwerking zodanig moet worden bevorderd dat hun gemeenschappelijk economisch en sociaal belang daarmee wordt gediend;
OVERWEGENDE dat de Gemeenschap en India momenteel de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten voortzetten inzake het vreedzame gebruik van kernenergie en dat de deelname aan elkaars onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten wederzijdse voordelen oplevert;
OVERWEGENDE dat de samenwerking tussen de Gemeenschap en India op het gebied van het vreedzame gebruik van kernenergie verder moet bijdragen tot onderzoek op gebieden van gezamenlijk belang;
BEVESTIGEND de steun van de regering van India, de Gemeenschap en de regeringen van haar lidstaten voor de doelstellingen van de Internationale Organisatie voor atoomenergie (International atomic Energy agency, hierna “IaEa” genoemd);
OVERWEGENDE dat zowel India als de Gemeenschap en al haar lidstaten specifieke veiligheidscontroleovereenkomsten hebben gesloten met de IaEa;
OVERWEGENDE dat de veiligheidscontroleovereenkomst tussen India en de IaEa voorziet in samenwerking met India op het gebied van het vreedzame gebruik van kernenergie en de verdere ontwikkeling van het Indiase civiele nucleaire programma op een duurzame langetermijnbasis;
OPMERKENDE dat nucleaire veiligheidscontroles in de Gemeenschap worden toegepast uit hoofde van hoofdstuk 7 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor atoomenergie (hierna “het Euratom-Verdrag” genoemd) en uit hoofde van veiligheidscontroleovereenkomsten tussen de Gemeenschap, haar lidstaten en de IaEa;
Eraan HERINNEREND dat deze overeenkomst ten uitvoer moet worden gelegd overeenkomstig het Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal van 29 oktober 1979 (INFCIRC/274) en de wijziging daarvan (INFCIRC/274/Rev1/ Mod1) waarbij de Gemeenschap, haar lidstaten en India partij zijn;
ERKENNENDE dat India, de Gemeenschap en haar lidstaten een vergelijkbaar hoog niveau van ontwikkeling hebben bereikt wat betreft het vreedzame gebruik van kernenergie en de veiligheid waarin wordt voorzien door hun respectieve wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake gezondheid, veiligheid, vreedzame toepassingen van kernenergie en milieubescherming,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:
1. “partijen”: de regering van India en de Europese Gemeenschap voor atoomenergie; “partij”: een van deze partijen;
2. “de Gemeenschap”: zowel
a) de rechtspersoon die is opgericht bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor atoomenergie, als
b) het grondgebied waarop het Euratom-Verdrag van toepassing is;
3. “samenwerkingsactiviteit”: een activiteit die de partijen ontplooien of ondersteunen op grond van deze overeenkomst, met inbegrip van gemeenschappelijk onderzoek;
4. “informatie”: wetenschappelijke of technische gegevens, resultaten of methoden van onderzoek en ontwikkeling die voortvloeien uit het gemeenschappelijke onderzoek, alsmede eventuele andere informatie die volgens de partijen en/of de deelnemers aan het gemeenschappelijke onderzoek moet worden verstrekt of uitgewisseld uit hoofde van deze overeenkomst of het op grond daarvan verrichte onderzoek;
5. “intellectuele eigendom”: intellectuele eigendom als gedefinieerd in artikel 2 van het Verdrag tot oprichting van de Wereldorganisatie voor intellectuele eigendom, gedaan te Stockholm op 14 juli 1967;
6. “gezamenlijk onderzoek”: onderzoek en bijhorend onderwijs en opleiding of technologische ontwikkeling die ten uitvoer worden gelegd met of zonder financiële steun van één of van beide partijen en die samenwerking inhouden tussen deelnemers van zowel de Gemeenschap als India en die door de partijen of de deelnemers aan de tenuitvoerlegging van de wetenschappelijke onderzoeksprogramma’s schriftelijk als gezamenlijk onderzoek zijn aangewezen. Wanneer er slechts financiering is door één partij, gebeurt de aanwijzing door die partij en de deelnemers aan dat project;
7. “deelnemer”: xxxx xxxxxxx, elk onderzoeksinstituut, elke juridische entiteit of onderneming, of elk ander orgaan, met inbegrip van wetenschappelijke en technologische organisaties en agentschappen, waaraan een partij heeft toegestaan deel te nemen aan samenwerkingsactiviteiten in het kader van deze overeenkomst, inclusief de partijen zelf;
8. “resultaten van intellectuele activiteiten”: informatie en/of intellectuele eigendom;
9. “personen”: elke natuurlijke persoon, onderneming of andere entiteit die door de partijen is aangewezen waarop de onder de respectieve territoriale bevoegdheid van de partijen geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van toepassing zijn;
10. “nucleair materiaal”:
1. “splijtgrondstoffen”, te weten uranium met de isotopenverhouding die in de natuur wordt aangetroffen; verarmd uranium-235; thorium; alle hierboven vermelde materialen in de vorm van metaal, van legeringen, van chemische verbindingen of van concentraten; elk ander materiaal dat één of meer van de bovengenoemde materialen bevat in een concentratie die door de Raad van Beheer van de IaEa uit hoofde van artikel XX van het statuut van de IaEa van 26 oktober 1956 (hierna “het statuut” genoemd) wordt vastgesteld en waarvan de bevoegde instanties van
beide partijen elkaar schriftelijk in kennis stellen dat zij deze aanvaarden; en elk ander materiaal dat door de Raad van Beheer van de IaEa uit hoofde van artikel XX van het statuut wordt vastgesteld en waarvan de bevoegde instanties van de partijen elkaar schriftelijk in kennis stellen dat zij deze aanvaarden;
2. “bijzondere splijtstoffen”, te weten plutonium; uranium-233; verrijkt uranium-233 of uranium-235; elk materiaal dat een of meer van de bovengenoemde stoffen bevat; en elk ander materiaal dat door de Raad van Beheer van de IaEa uit hoofde van artikel XX van het statuut wordt vastgesteld en waarvan de bevoegde instanties van beide partijen elkaar schriftelijk in kennis stellen dat zij dit aanvaarden. De term “bijzondere splijtstoffen” omvat geen “splijtgrondstoffen”;
11) “uitrusting”: belangrijke installaties, machines of instrumenten of belangrijke onderdelen daarvan, die speciaal zijn ontworpen of vervaardigd om in nucleaire activiteiten te worden gebruikt, zoals vermeld in artikel 4;
12) “teruggewonnen of als bijproduct geproduceerd nucleair materiaal”: bijzondere splijtstoffen die zijn vervaardigd uit op grond van deze overeenkomst overgedragen nucleair materiaal.
Artikel 2
Doel
1. Het algemene doel van deze overeenkomst is om, op basis van wederzijds voordeel, gelijkheid en wederkerigheid, de samenwerking op het gebied van onderzoek en ontwikkeling (hierna “O&O” genoemd) en het vreedzame en niet- explosieve gebruik van kernenergie, te bevorderen en te vergemakkelijken, met het oog op een versterking van de algemene samenwerkingsrelatie tussen de Gemeenschap en India overeenkomstig de behoeften en prioriteiten van hun nucleaire programma’s.
2. Deze overeenkomst heeft tot doel de samenwerking op het gebied van onderzoek en ontwikkeling tussen de Gemeenschap en India te bevorderen en met name de deelname van de onderzoeksentiteiten van elke partij aan de onderzoeksprojecten die door de andere partij in relevante onderzoeksprogramma’s worden uitgevoerd, te vergemakkelijken.
3. Niets in deze overeenkomst kan worden opgevat als de partijen bindend tot enige vorm van exclusiviteit en elke partij behoudt het recht om onafhankelijk van de andere zakelijke activiteiten te ondernemen.
4. De tenuitvoerlegging van deze overeenkomst dient op zodanige wijze te geschieden dat:
a) de nucleaire activiteiten op het grondgebied van beide partijen niet worden belemmerd of vertraagd;
b) geen inmenging in deze activiteiten plaatsvindt;
c) zij in overeenstemming is met de zorgvuldige beheerpraktijken die voor een economisch verantwoord en veilig beheer van deze activiteiten vereist zijn.
5. Deze overeenkomst mag niet worden gebruikt:
a) voor inmenging in het kernenergiebeleid of de kernenergieprogramma’s van de partijen dan wel om de bevordering van het vreedzame gebruik van kernenergie tegen te werken;
b) om het vrije verkeer van materiaal, nucleair materiaal of uitrusting op het grondgebied van de Gemeenschap of van India te belemmeren.
Artikel 3
Beginselen
De samenwerkingsactiviteiten worden uitgevoerd op basis van de volgende beginselen:
1. wederzijds voordeel gebaseerd op een algeheel evenwichtige verdeling van de voordelen;
2. wederzijdse toegang tot de onderzoeks- en technologische ontwikkelingsactiviteiten van elke partij;
3. tijdige uitwisseling van informatie die van invloed kan zijn op de werkzaamheden van deelnemers aan samenwerkings activiteiten;
4. daadwerkelijke bescherming van intellectuele eigendom en billijke verdeling van de intellectuele-eigendomsrechten.
Artikel 4
O&O-samenwerkingsgebieden
Samenwerking in het kader van deze overeenkomst is mogelijk voor alle activiteiten inzake onderzoek en technologische ontwikkeling die zijn bedoeld in de Euratom-kaderprogramma’s van de Gemeenschap voor onderzoeks- en opleidingsacti viteiten inzake kernenergie uit hoofde van artikel 7 van het Euratom-Verdrag en O&O-activiteiten in India op het gebied van het vreedzame gebruik van kernenergie in de overeenkomstige wetenschappelijke en technologische domeinen. Deze samenwerking wordt uitgevoerd binnen het kader van de respectieve bevoegdheden en programma’s van elke partij, en in overeenstemming met hun wetten en internationale verplichtingen. Zij kan betrekking hebben op de volgende O&O- gebieden:
— nucleaire veiligheid van reactoren, behalve de reactoren met hoogverrijkt (boven 20 % U235) uranium, en veiligheid van de installaties en de splijtstofcyclus in die reactoren;
— stralingsbescherming en toezicht op de omgeving;
— beheer van radioactief afval, met name vermindering van het volume, conditionering en gedrag bij opslag;
— buitenbedrijfstelling, ontsmetting en ontmanteling van nucleaire installaties;
— nucleaire beveiliging: methoden en technologieën om nucleaire en radioactieve ongevallen en incidenten te voorkomen, te detecteren en hierop te reageren;
— nucleaire veiligheidscontroles;
— fundamenteel en toegepast onderzoek in nucleaire wetenschappen, met inbegrip van toepassingen van nucleaire technologieën voor met name landbouw, gezondheidszorg, industriële isotopen;
— beheerste kernfusie;
— onderwijs en opleiding;
— andere domeinen van samenwerking op het gebied van civiel nucleair O&O zoals gezamenlijk overeengekomen door de partijen voor zover passend in hun respectieve programma’s.
De in dit artikel bedoelde samenwerking tussen de partijen kan ook plaatsvinden tussen gemachtigde personen en ondernemingen die op het grondgebied van de onderscheiden partijen zijn gevestigd.
Artikel 5
Vormen van samenwerking
1. Met inachtneming van hun respectieve toepasselijke wetten, voorschriften en beleidslijnen bevorderen de partijen zoveel mogelijk de medewerking van deelnemers in het kader van deze overeenkomst, met het doel vergelijkbare mogelijkheden te bieden voor deelname aan hun respectieve wetenschappelijke en technologische O&O-activiteiten.
2. De samenwerkingsactiviteiten kunnen de volgende vormen aannemen:
a) deelname van Indiase onderzoeksentiteiten aan O&O-projecten binnen de kaderprogramma’s van Euratom van de Gemeenschap voor nucleaire onderzoeks- en trainingsactiviteiten, en deelname van in de Gemeenschap gevestigde onderzoeksentiteiten aan soortgelijke Indiase O&O-programma’s. Een dergelijke deelname is onderworpen aan de voor iedere partij in de O&O-programma’s geldende regels en procedures;
b) gezamenlijke O&O-projecten: deze worden alleen uitgevoerd wanneer de deelnemers een programma voor technologiebeheer (PTB) hebben opgesteld zoals aangegeven in bijlage a bij deze overeenkomst;
c) bezoeken en uitwisselingen van studenten, wetenschappers en technische deskundigen;
d) gezamenlijk organiseren van wetenschappelijke seminars, conferenties, symposia, workshops en korte opleidingen, alsmede deelname van deskundigen aan deze activiteiten;
e) uitwisseling, delen en overdracht van monsters, materialen, instrumenten en apparatuur voor experimentele doeleinden;
f) uitwisseling van informatie over praktijken, wetten, voorschriften en programma’s die relevant zijn voor de samenwerking in het kader van deze overeenkomst;
g) elke andere modaliteit als aanbevolen door het stuurcomité dat is opgericht overeenkomstig artikel 10, die met de bij de partijen gehanteerde beleidslijnen en procedures in overeenstemming wordt geacht.
Artikel 6
Vreedzaam gebruik
1. De samenwerking in het kader van deze overeenkomst vindt uitsluitend plaats met het oog op vreedzame en niet- explosieve doeleinden.
2. De partijen zorgen ervoor dat materiaal, nucleair materiaal en uitrusting die op grond van deze overeenkomst zijn overgedragen, en nucleair materiaal dat is teruggewonnen of als bijproduct is geproduceerd, niet voor andere dan vreedzame en niet-explosieve doeleinden wordt gebruikt.
Artikel 7
Nucleaire veiligheid
De bepalingen van het Verdrag inzake nucleaire veiligheid (CNS-IaEa, document INFCIRC/449), dat moet worden
uitgevoerd met inbegrip van de beginselen van de Verklaring van Wenen inzake nucleaire veiligheid (IaEa:
CNS/DC/2015/2/Rev.1, document INFCIRC/872) en waarbij India, de Gemeenschap en haar lidstaten partij zijn, zijn van toepassing. Voor de partijen en de Gemeenschap en haar lidstaten ontstaan geen andere verplichtingen dan die opgelegd door het Verdrag inzake nucleaire veiligheid.
Artikel 8
Nucleaire veiligheid
1. In het kader van deze overeenkomst aan India overgedragen nucleair materiaal en uitrusting, evenals opeenvolgende generaties nucleair materiaal dat wordt teruggewonnen of als bijproduct wordt geproduceerd, is en blijft onderworpen aan de veiligheidscontroles van de IaEa op grond van de Overeenkomst tussen de regering van India en de IaEa voor de toepassing van veiligheidscontroles op civiele nucleaire installaties (INFCIRC/754), die op 11 mei 2009 in werking trad, het aanvullend Protocol bij die overeenkomst (INFCIRC/754), dat op 25 juli 2014 in werking trad (INFCIRC/754/add.6) en alle latere addenda;
2. In het kader van deze overeenkomst aan de lidstaten van de Gemeenschap overgedragen nucleair materiaal en uitrusting, evenals opeenvolgende generaties nucleair materiaal dat wordt teruggewonnen of als bijproduct wordt geproduceerd, is en blijft onderworpen aan de veiligheidscontroles van Euratom krachtens het Euratom-Verdrag en aan de veiligheidscontroles van de IaEa op grond van de volgende overeenkomsten:
i) de Overeenkomst tussen de Republiek Oostenrijk, het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Republiek Finland, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Portugese Republiek, het Koninkrijk Spanje, het Koninkrijk Zweden, de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Xxxxxxxxx, xx Xxxxxxxxx Xxxxx, xx Xxxxxxxxx Xxxxx, xx Xxxxxxxxx Xxxxxxxx, de Slowaakse Republiek, de Republiek Bulgarije, Roemenië, de Republiek Kroatië, de Gemeenschap en de IaEa, ter uitvoering van artikel III, leden 1 en 4, van het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens van 5 april 1973, als aangevuld bij een aanvullend Protocol van 22 september 1998 (INFCIRC/193) en alle latere addenda;
ii) de Overeenkomst tussen het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, de Gemeenschap en de IaEa inzake de toepassing van veiligheidscontrole in het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland in verband met het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens van 6 september 1976, als aangevuld bij een aanvullend Protocol van 22 september 1998 (INFCIRC/263) en alle latere addenda, en
iii) de Overeenkomst van 27 juli 1978 tussen Frankrijk, de Gemeenschap en de IaEa inzake de toepassing van veiligheids controle in Frankrijk als aangevuld bij een aanvullend Protocol van 22 september 1998 (INFCIRC/290) en alle latere addenda;
iv) indien de IaEa besluit dat de toepassing van de IaEa-veiligheidscontroles niet langer mogelijk is, moeten de verstrekker en de ontvanger overleg plegen en overeenstemming bereiken over passende verificatiemaatregelen. Indien er geen overeenstemming is, moet de ontvanger op verzoek van de verstrekker de teruggave van overgedragen en afgeleid nucleair materiaal of uitrusting die aan deze overeenkomst is onderworpen, toestaan.
Artikel 9
Heroverdrachten
1. De ontvangende partij verzoekt de verstrekkende partij vooraf om schriftelijke toestemming voor een heroverdracht buiten de jurisdictie van de partijen van materiaal, nucleair materiaal en uitrusting die in overeenstemming met deze overeenkomst werden overgedragen.
2. De ontvangende partij verzoekt de verstrekkende partij eveneens vooraf om schriftelijke toestemming voor overdracht van materiaal, nucleair materiaal, verwante technologieën en uitrusting die zijn teruggewonnen, geproduceerd of afgeleid door het gebruik van oorspronkelijk door de verstrekkende partij aan haar overgedragen materiaal, nucleair materiaal en uitrusting.
3. De ontvangende partij zorgt ook voor waarborgen op regeringsniveau van de derde partij aan wie zij de in lid 1 bedoelde heroverdracht of de in lid 2 bedoelde overdracht wenst te doen, waarin wordt bevestigd dat de herovergedragen of overgedragen goederen:
a) uitsluitend worden gebruikt voor vreedzame en niet-explosieve doeleinden, en
b) onder de IaEa-veiligheidscontroles vallen.
Elke overdracht of heroverdracht van materiaal, nucleair materiaal of uitrusting die in het kader van deze overeenkomst wordt uitgevoerd, geschiedt overeenkomstig de desbetreffende internationale verbintenissen van de ondertekenende partijen en van de lidstaten van de Gemeenschap.
Artikel 10
Coördinatie en vergemakkelijking van samenwerkingsactiviteiten
1. Voor de coördinatie en vergemakkelijking van samenwerkingsactiviteiten in het kader van deze overeenkomst wordt namens India zorg gedragen door het Departement atoomenergie en namens de Gemeenschap door de diensten van de Europese Commissie die verantwoordelijk zijn voor het beheer van onderzoeksactiviteiten in het kader van de Euratom- kaderprogramma’s; deze instanties treden op als uitvoerende organen.
2. De uitvoerende organen richten een stuurcomité voor de samenwerking op het gebied van onderzoek en ontwikkeling op, hierna “stuurcomité” te noemen, dat toeziet op het beheer van deze overeenkomst; dit comité bestaat uit een gelijk aantal officiële vertegenwoordigers van beide partijen; het comité stelt zijn eigen reglement van orde vast.
3. Het stuurcomité heeft onder meer tot taak:
a) de verschillende in artikel 5 bedoelde O&O-samenwerkingsactiviteiten te stimuleren en er toezicht op te houden;
b) aanbevelingen te doen voor gezamenlijke O&O-projecten, met het oog op financiering door de partijen als projecten voor gezamenlijke rekening, welke projecten zijn voorgesteld naar aanleiding van de goedgekeurde tekst van een gemeenschappelijke uitnodiging tot het indienen van voorstellen die gelijktijdig door de uitvoerende organen is gepubliceerd.
Gezamenlijke projecten die door wetenschappers van de ene partij zijn voorgesteld voor deelname aan de programma’s van de andere partij, worden door iedere partij geselecteerd overeenkomstig de onderscheiden selectieprocedures van iedere partij, waarbij eventueel deskundigen van beide partijen kunnen worden betrokken;
c) op grond van artikel 5, lid 2, onder a), voor het volgend jaar van alle voor O&O-samenwerking in aanmerking komende sectoren die prioritaire sectoren of subsectoren van gemeenschappelijk belang aan te wijzen waarin samenwerking wordt nagestreefd;
d) op grond van artikel 5, lid 2, onder c), aan de wetenschappers van beide partijen voorstellen te doen met betrekking tot de pooling van hun projecten, daar waar deze projecten onderling complementair zijn en er sprake van wederzijds voordeel zou zijn;
e) na te gaan of artikel 5, lid 2, onder e), f) en g), volledig in overeenstemming met deze overeenkomst worden uitgevoerd;
f) aanbevelingen te doen op grond van artikel 5, lid 2;
g) advies te verlenen aan de partijen over de wijze waarop de samenwerking kan worden uitgebreid en verbeterd overeenkomstig de in deze overeenkomst neergelegde beginselen;
h) te beoordelen of de overeenkomst efficiënt functioneert en ten uitvoer wordt gelegd;
i) jaarlijks aan de partijen verslag uit te brengen over de stand en de doeltreffendheid van de samenwerking in het kader van deze overeenkomst.
4. De algemene regel is dat het stuurcomité jaarlijks vergadert, op basis van een vooraf gezamenlijk vastgelegd schema; de vergaderingen moeten afwisselend in de Gemeenschap en in India plaatsvinden. Op verzoek van één of beide partijen kunnen buitengewone vergaderingen worden belegd.
5. Besluiten van het stuurcomité worden bij consensus vastgesteld. Op elke vergadering worden notulen opgemaakt die een verslag bevatten van de besluiten en de voornaamste onderwerpen die zijn besproken. Deze notulen worden overeengekomen door de aangewezen covoorzitters van het stuurcomité.
6. andere kosten dan reis- en verblijfskosten die rechtstreeks uit de vergaderingen van het stuurcomité voortvloeien,
komen ten laste van de partij die als gastheer optreedt. andere door of namens het stuurcomité gemaakte kosten komen ten laste van de partij waartoe de leden behoren.
Artikel 11
Financiering
1. De samenwerkingsactiviteiten zijn afhankelijk van de beschikbaarheid van toegewezen middelen en onderworpen aan de van toepassing zijnde wetten en voorschriften, beleidslijnen en programma’s van de partijen. Kosten die door de deelnemers aan samenwerkingsactiviteiten worden gemaakt, zullen geen aanleiding geven tot enigerlei overdracht van middelen tussen de partijen.
2. Wanneer specifieke samenwerkingsprogramma’s van een van de partijen voorzien in financiële steun aan deelnemers van de andere partij, worden dergelijke subsidies of financiële bijdragen verstrekt in overeenstemming met de wetten en voorschriften van toepassing op het grondgebied van de respectieve partij. In dat geval stelt een specifieke overeenkomst de voorwaarden vast die moeten worden toegepast, en die niet in tegenspraak zijn met de voorwaarden van deze overeenkomst.
Artikel 12
Toelating van personeel en apparatuur
Elke partij treft alle redelijke maatregelen en stelt alles in het werk om, binnen de op de grondgebieden van beide partijen geldende wetten en voorschriften, de toegang tot, het verblijf op en het vertrek uit haar grondgebied te vergemakkelijken voor bij de samenwerkingsactiviteiten in het kader van deze overeenkomst betrokken c.q. gebruikte personen, materiaal, gegevens, monsters, instrumenten en apparatuur voor experimentele doeleinden.
Artikel 13
Verspreiding en gebruik van informatie
1. Voor de in India gevestigde onderzoeksinstellingen die aan communautaire O&O-projecten deelnemen, gelden met betrekking tot de eigendom, de verspreiding en het gebruik van informatie en de intellectuele eigendom die uit deze deelneming voortvloeien, de regels voor de verspreiding van de onderzoeksresultaten van de specifieke O&O-programma’s van de Gemeenschap, alsmede de bepalingen van bijlage a.
2. Voor de in de Gemeenschap gevestigde onderzoeksinstellingen die aan Indiase O&O-projecten deelnemen, gelden met betrekking tot de eigendom, de verspreiding en het gebruik van informatie en de intellectuele eigendom die uit deze deelneming voortvloeien, de regels en procedures die van toepassing zijn op de Indiase onderzoeksentiteiten, alsmede de bepalingen van bijlage a.
3. Deze overeenkomst wordt niet gebruikt om commerciële of industriële voordelen te verkrijgen of om zich te mengen in de commerciële of industriële belangen, binnenlands dan wel internationaal, van elk van beide partijen of gemachtigde personen, noch om zich te mengen in het nucleaire beleid van elk van beide partijen of van de regeringen van de lidstaten van de Gemeenschap.
Artikel 14
Vertrouwelijkheid
Onverminderd artikel 12 verbindt elke partij zich tot vertrouwelijkheid, voor een periode van minimaal tien jaar vanaf het beëindigen of verstrijken van deze overeenkomst, van alle informatie, feiten of gebeurtenissen betreffende de andere partij die niet rechtstreeks samenhangen met het onderwerp van deze overeenkomst en waarvan zij in de loop van de uitvoering ervan kennis hebben genomen, voor zover deze informatie niet openbaar is gemaakt (op een andere manier dan via bekendmaking door een partij in strijd met deze overeenkomst of een andere verplichting).
Artikel 15
Bilaterale samenwerkingsovereenkomsten op nucleair gebied
Deze overeenkomst doet geen afbreuk aan bestaande bilaterale overeenkomsten, in het bijzonder de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap voor atoomenergie en de regering van de Republiek India betreffende samenwerking op het gebied van fusie-energie, die op 17 mei 2010 in werking is getreden, toekomstige overeenkomsten met inbegrip van toekomstige amendementen of wijzigingen in bestaande overeenkomsten die werden gesloten tussen India en individuele lidstaten van de Gemeenschap.
Artikel 16
Toepasselijk recht
Deze overeenkomst wordt geïnterpreteerd in overeenstemming met de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die in de Gemeenschap en in India van kracht zijn, alsmede met de internationale verplichtingen van de partijen. In het geval van de Gemeenschap omvat het toepasselijke recht het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), het Euratom-Verdrag en alle secundaire wetgeving.
Artikel 17
Inwerkingtreding, beëindiging, stopzetting en regeling van geschillen
1. Deze overeenkomst treedt in werking op de datum waarop de partijen elkaar er schriftelijk van in kennis hebben gesteld dat hun respectieve interne procedures die noodzakelijk zijn voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst, zijn voltooid.
2. Deze overeenkomst blijft van kracht gedurende een termijn van tien jaar. Daarna wordt deze overeenkomst automatisch verlengd met bijkomende termijnen van vijf jaar, tenzij een partij de andere partij in kennis stelt van haar voornemen deze overeenkomst te beëindigen op grond van de in de leden 5 en 6 bepaalde procedure.
3. De bijlagen bij deze overeenkomst vormen een integraal onderdeel van deze overeenkomst en kan overeenkomstig lid 4 worden gewijzigd.
4. Deze overeenkomst kan met instemming van de partijen worden gewijzigd. Wijzigingen treden in werking op de datum waarop de partijen elkaar er schriftelijk van in kennis hebben gesteld dat hun onderscheiden interne procedures voor de wijziging van deze overeenkomst zijn voltooid.
5. Elke partij kan, doordat zij de andere partij daarvan zes maanden van tevoren schriftelijk in kennis stelt, deze overeenkomst opzeggen. Het aflopen of de beëindiging van deze overeenkomst heeft geen invloed op de geldigheid of de looptijd van enige in het kader van de overeenkomst getroffen regeling, noch op specifieke rechten en verplichtingen die uit hoofde van bijlage a bij deze overeenkomst zijn ontstaan.
6. als een van de partijen of een lidstaat van de Gemeenschap op enig moment na de inwerkingtreding van deze
overeenkomst enige actie onderneemt die leidt tot een materiële schending van de verplichtingen in het kader van deze overeenkomst, beschikt de andere partij over het recht de samenwerking in het kader van deze overeenkomst stop te zetten of deze overeenkomst geheel of gedeeltelijk op te schorten of te beëindigen als zij zulks schriftelijk mededeelt.
7. alle vraagstukken of geschillen in verband met de interpretatie of tenuitvoerlegging van deze overeenkomst worden
in onderlinge overeenstemming tussen de partijen geregeld binnen het kader van het stuurcomité dat uit hoofde van artikel 10 wordt opgericht.
8. Niettegenstaande de gehele of gedeeltelijke stopzetting van de samenwerking in het kader van deze overeenkomst of de beëindiging van deze overeenkomst om enigerlei reden, blijven de bepalingen van de artikelen 6, 8, 9, 13 en 14 en het individuele PTB dat ingevolge bijlage a is gesloten, van toepassing op de in het kader van deze overeenkomst uitgevoerde gezamenlijke activiteiten, zolang deze overeenkomst van kracht is.
Artikel 18
Authentieke talen
Deze overeenkomst is opgesteld in tweevoud in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Hinditaal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend.
Voor de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie
Xxxxxx XxXXXXX 10 juli 2020
Voor de Regering van de Republiek India Departement Atoomenergie
K.N. VYaS 15 juli 2020
INTELLECTUELE-EIGENDOMSRECHTEN
Uit hoofde van deze overeenkomst gecreëerde of verschafte rechten op intellectuele eigendom worden toegekend in overeenstemming met deze bijlage.
TOEPaSSING
Deze bijlage is van toepassing op gezamenlijk onderzoek dat op grond van de overeenkomst wordt verricht, tenzij door de partijen uitdrukkelijk anderszins wordt overeengekomen.
I. Houderschap, toekenning en uitoefening van rechten
1. Voor de toepassing van deze bijlage heeft “intellectuele eigendom” de betekenis als gedefinieerd in artikel 1.
2. Deze bijlage heeft betrekking op de toekenning van rechten en belangen tussen de partijen en hun deelnemers. Elke partij of haar deelnemers zorgen ervoor dat de andere partij of haar deelnemers de rechten op intellectuele eigendom kunnen ontvangen die zijn toegekend overeenkomstig de bepalingen van deze bijlage. Deze bijlage houdt geen wijziging in van of doet geen afbreuk aan de toekenning van rechten, belangen en royalty’s tussen een partij en haar onderdanen of deelnemers en de regels voor de verspreiding en het gebruik van informatie die worden geregeld overeenkomstig de wetten en gebruiken van de partij in kwestie en overeenkomstig de verdragen van de Wereldorganisatie voor intellectuele eigendom en de respectieve nationale regels inzake intellectuele eigendom.
3. De partijen passen de volgende principes toe, die in specifieke contractuele regelingen worden opgenomen:
a) effectieve bescherming van intellectuele eigendom, met inbegrip van copyright voor software. De partijen zorgen ervoor dat zij en/of hun deelnemers elkaar binnen een redelijke termijn in kennis stellen van eventuele intellectuele eigendom die uit deze overeenkomst of uitvoeringsregelingen voortkomt en tijdig de nodige voorzieningen treffen om deze intellectuele eigendom te beschermen waar nodig;
b) doeltreffende exploitatie van resultaten;
c) bij de vaststelling van de rechten en belangen van de partijen en hun deelnemers wordt rekening gehouden met de bijdragen van de partijen of hun deelnemers;
d) non-discriminatoire behandeling van deelnemers van de andere partij in vergelijking met de behandeling die de eigen deelnemers genieten, wat betreft eigendom, gebruik en verspreiding van informatie en eigendom, toekenning en uitoefening van intellectuele-eigendomsrechten;
e) bescherming van vertrouwelijke zakelijke informatie.
4. De deelnemers ontwikkelen gezamenlijk een PTB. Het PTB is een specifieke overeenkomst tussen de deelnemers aan gezamenlijk onderzoek, waarin hun onderscheiden rechten en verplichtingen zijn omschreven, waaronder die in verband met de eigendom en het gebruik, met inbegrip van de publicatie, van informatie en intellectuele eigendom die voortvloeien uit het gemeenschappelijke onderzoek. Wat de intellectuele eigendom betreft, zal het PTB doorgaans onder meer een regeling betreffende eigendom, bescherming, gebruikersrechten voor onderzoek- en ontwikkelings doeleinden, exploitatie en verspreiding, met inbegrip van regelingen voor gezamenlijke publicatie, de rechten en verplichtingen van gastonderzoekers en procedures voor de beslechting van geschillen omvatten. Het PTB bevat ook een regeling omtrent het behandelen van nieuwe en bestaande informatie, het verlenen van vergunningen en de te leveren prestaties. Het PTB wordt ontwikkeld met inachtneming van de bij iedere partij geldende regels en voorschriften zonder afbreuk te doen aan de verdragen van de Wereldorganisatie voor intellectuele eigendom en de respectieve nationale regels inzake intellectuele eigendom, de doelstellingen van het gemeenschappelijke onderzoek, de respectieve financiële of andere bijdragen van de partijen en hun deelnemers, de voor- en nadelen van het verlenen van vergunningen per grondgebied of per toepassingsgebied, de door de geldende nationale wetgeving opgelegde voorwaarden, de noodzaak van procedures voor het beslechten van geschillen en andere factoren die door de deelnemers relevant worden geacht. De rechten en verplichtingen in verband met de onderzoekswerkzaamheden van gastonderzoekers met betrekking tot intellectuele eigendom worden eveneens in het gezamenlijke PTB opgenomen. De PTB moet door het verantwoordelijke financieringsorgaan of ministerie van de bij de financiering van het onderzoek betrokken partij worden goedgekeurd, voordat de specifieke O&O-samenwerkingscontracten waaraan de PTB’s gehecht zijn, worden gesloten.
5. Informatie of intellectuele eigendom die voortvloeit uit gemeenschappelijk onderzoek en niet in een PTB is geregeld, wordt toegewezen overeenkomstig de beginselen van het PTB dat zo snel mogelijk wordt goedgekeurd. als er geen PTB is of in geval van niet-overeenstemming die niet kan worden opgelost volgens de overeengekomen procedure voor het beslechten van geschillen, komt de informatie of intellectuele eigendom toe aan alle deelnemers aan het gemeenschappelijke onderzoek dat de informatie of de intellectuele eigendom heeft voortgebracht. Elke deelnemer op wie deze bepaling van toepassing is, heeft dan het recht die informatie of intellectuele eigendom zonder geografische beperking voor eigen commerciële doeleinden te gebruiken.
6. Overeenkomstig het toepasselijke nationale recht en rekening houdend met de hierboven vermelde principes, zorgt elke partij ervoor dat de andere partij en haar deelnemers over de intellectuele-eigendomsrechten kunnen beschikken die hun zijn toegekend.
7. Met inachtneming van de mededingingsvoorwaarden op de onder deze overeenkomst vallende gebieden streeft elke partij ernaar dat de op grond van deze overeenkomst en de daaruit voortvloeiende regelingen verkregen rechten zodanig worden uitgeoefend, dat met name de verspreiding en het gebruik van gegevens die in het kader van deze overeenkomst zijn ontstaan, bekendgemaakt of anderszins beschikbaar gesteld, worden aangemoedigd.
8. De beëindiging of het aflopen van deze overeenkomst heeft geen gevolgen voor de rechten of verplichtingen van deelnemers wat betreft intellectuele-eigendomsrechten in verband met lopende goedgekeurde projecten als geregeld volgens deze bijlage.
II. Werken die onder het auteursrecht vallen en wetenschappelijke publicaties
auteursrechten die aan de partijen of hun deelnemers toebehoren, worden geregeld overeenkomstig de Berner Conventie
(akte van Parijs 1971) en de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPS-
Overeenkomst). Behoudens het bepaalde in deel I, de mogelijkheid om een intellectuele-eigendomsrecht te verwerven en het bepaalde in deel III, en tenzij in het PTB anders is overeengekomen, geschiedt de publicatie van de onderzoeksresultaten gezamenlijk door de partijen of de deelnemers. Met inachtneming van deze algemene regel gelden de volgende procedures:
1. Indien door een partij of door haar deelnemers in wetenschappelijke en technische tijdschriften, artikelen, rapporten, boeken en video-opnamen resultaten worden gepubliceerd van gemeenschappelijk onderzoek in het kader van deze overeenkomst, ontstaat voor de andere partij of haar deelnemers het wereldwijd geldende niet-exclusieve, onherroepelijke recht met vrijstelling van royalty’s, om die werken te vertalen, te reproduceren, te bewerken, te verspreiden en openbaar te maken.
2. De partijen streven naar de verspreiding op een zo ruim mogelijke schaal van wetenschappelijke geschriften die het resultaat zijn van gemeenschappelijk onderzoek op grond van deze overeenkomst en die door onafhankelijke uitgevers zijn gepubliceerd.
3. Op alle voor publicatie bestemde exemplaren van een werk waarop auteursrechten rusten en dat uit hoofde van deze bepaling tot stand is gekomen, dient de naam van de auteur(s) van het werk te worden vermeld tenzij de auteur uitdrukkelijk wenst daarvan af te zien. Ook moet op elk exemplaar op een duidelijk zichtbare plaats worden verwezen naar de gezamenlijke steun van de partijen.
III. Geheime informatie
a. Op schrift gestelde geheime informatie
1. Elke partij, haar instanties of haar deelnemers, naargelang het geval, stelt in een zo vroeg mogelijk stadium, op gepaste schriftelijke wijze en bij voorkeur in het PTB, vast welke informatie zij niet openbaar wenst te maken met betrekking tot deze overeenkomst. Daarbij moet onder meer rekening worden gehouden met:
a) het geheime karakter van de informatie, in die zin dat de gegevens - als geheel of in de gegeven samenstelling van de onderdelen - niet algemeen bekend zijn bij deskundigen en voor hen ook niet gemakkelijk toegankelijk zijn met wettige middelen;
b) de feitelijke of de potentiële handelswaarde van de informatie ingevolge het geheime karakter ervan;
c) de voorafgaande bescherming van de informatie, in die zin dat door de wettelijk bevoegde persoon onder de gegeven omstandigheden redelijke maatregelen zijn genomen om de geheimhouding van de gegevens te garanderen. De partijen en hun deelnemers mogen in bepaalde gevallen overeenkomen dat, tenzij anders aangegeven, de bij het gemeenschappelijke onderzoek op grond van deze overeenkomst verschafte, uitgewisselde of gecreëerde informatie geheel of gedeeltelijk geheim moet blijven.
2. Elke partij zorgt ervoor dat geheime informatie door de andere partij gemakkelijk als zodanig kan worden herkend, bijvoorbeeld door een passend kenteken of een beperkend opschrift of een passende geheimhoudingsovereenkomst. Dit geldt ook voor de gehele of gedeeltelijke reproductie van de desbetreffende gegevens met hetzelfde kenteken of opschrift. Een partij die op grond van deze overeenkomst geheime informatie ontvangt, respecteert het vertrouwelijke karakter van deze gegevens. Deze beperkingen worden automatisch opgeheven wanneer de gegevens in kwestie door de eigenaar worden vrijgegeven.
3. In het kader van de overeenkomst door één van de partijen verstrekte geheime informatie mag door de ontvangende partij worden verspreid onder personen die behoren tot of in dienst zijn van de ontvangende partij en andere betrokken departementen of instellingen van de ontvangende partij die voor de specifieke doeleinden van het lopende gemeenschappelijke onderzoek gemachtigd zijn, mits deze geheime gegevens op grond van een schriftelijk akkoord inzake de vertrouwelijkheid worden verspreid en gemakkelijk, zoals in lid 2 vermeld, als zodanig kunnen worden herkend.
4. Indien de partij die uit hoofde van deze overeenkomst geheime gegevens verstrekt, hiermee schriftelijk instemt, mag de ontvangende partij deze gegevens op een ruimere schaal verspreiden dan volgens lid 3 is toegestaan. De partijen werken samen procedures uit voor het aanvragen en verkrijgen van voorafgaande schriftelijke toestemming voor de verspreiding op ruimere schaal; elke partij verleent deze goedkeuring voor zover dit in het kader van haar binnenlands beleid en haar nationale voorschriften en wetten mogelijk is.
B. Niet op schrift gestelde geheime informatie
1. als geheime informatie door een partij mondeling wordt verstrekt, en in het bijzonder tijdens seminars, vergaderingen, bezoeken aan gebouwen of laboratoria, zijn de bepalingen van de leden 1 tot en met 4 van deel III a van overeenkomstige toepassing, voor zover de verstrekker en de ontvanger van deze geheime of andere vertrouwelijke of geprivilegieerde informatie gezamenlijk en voorafgaand aan de mondelinge verstrekking, een memorandum hebben opgesteld waarin de beperkingen en de inhoud van deze mondelinge communicatie worden beschreven.
2. Beheer
Elke partij probeert ervoor te zorgen dat geheime informatie die zij uit hoofde van deze overeenkomst ontvangt, wordt beheerd zoals in de overeenkomst is bepaald. Indien één van de partijen zich realiseert dat zij niet in staat is, of redelijkerwijs verwacht niet in staat te zullen zijn, om de in dit deel vervatte bepalingen inzake niet-verspreiding na te leven, stelt zij de andere partij daarvan onmiddellijk in kennis. De betrokken partijen plegen vervolgens overleg om een passende gedragslijn vast te stellen.