AANSPRAKELIJKHEID BUITEN OVEREENKOMST
Xxx xxx Xxxxxxxx
XXXXXXXX
0 - 0000
XXXXXXXXXXXXXXXXX XXXXXX OVEREENKOMST
HERSTELPLICHT
Herstelplicht - Verscheidene daders - Hoofdelijkheid - Bijdrage aan de schade - Opdracht van de rechter
Wanneer schade is veroorzaakt door de samenlopende fouten van verschillende personen, staat het aan de rechter om, in de verhouding tussen degenen die deze fouten hebben begaan, te oordelen in welke mate de fout van ieder van hen tot de schade heeft bijgedragen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. ……
- Art. 0000 Xxxxxxxxxx Wetboek
3 december 2014
3 december 2014
P.2013.1976.F AC nr. ...
Herstelplicht - Verscheidene daders - Hoofdelijkheid - Bijdrage aan de schade - Opdracht van de rechter
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
3 december 2014
3 december 2014
SCHADE
P.2013.1976.F AC nr. ...
Schade - Materiële schade - Elementen en grootte - Overheidssector - Personeelslid - Getroffene - Ongeval veroorzaakt door een derde - Werkgever - Betaling zonder tegenprestatie - Omvang van de schade - Bewijs - Voorwerp
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
30 januari 2015
30 januari 2015
C.2014.0276.N AC nr. ...
Schade - Materiële schade - Elementen en grootte - Overheidssector - Personeelslid - Getroffene - Ongeval veroorzaakt door een derde - Werkgever - Betaling zonder tegenprestatie - Omvang van de schade - Bewijs - Voorwerp
De werkgever in de overheidssector die aanvoert schade te hebben geleden als gevolg van een door de fout van een derde veroorzaakt ongeval waarvan zijn personeelslid het slachtoffer werd, doordat hij de wedde en de daarop rustende lasten heeft moeten betalen zonder arbeidsprestaties te ontvangen, dient zijn schade in oorzakelijk verband met de fout te bewijzen; de werkgever dient derhalve niet alleen het bedrag van de betaalde wedde te bewijzen, maar ook dat die wedde betaald is voor een periode tijdens dewelke het personeelslid, als gevolg van het ongeval, arbeidsongeschikt was; hij kan daarvan het bewijs leveren met alle middelen (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 870 Gerechtelijk Wetboek
- Artt. 1315, 1382 en 0000 Xxxxxxxxxx Xxxxxxx
00 januari 2015
30 januari 2015
C.2014.0276.N AC nr. ...
Schade - Beoordelingsbevoegdheid - Raming - Peildatum - Overheidssector - Personeelslid - Getroffene - Ongeval veroorzaakt door een derde - Eigen schade van de werkgever - Geschil tussen de werkgever en zijn verzekeraar en de verzekeraar van de voor het ongeval aansprakelijke persoon - Geneeskundige dienst - Vaststellingen - Bewijswaarde
Het optreden van de geneeskundige dienst is enkel bedoeld om de verplichtingen te bepalen die overeenkomstig de Arbeidsongevallenwet Overheidspersoneel aan de werkgever zijn opgelegd; in het geschil tussen de overheidswerkgever en zijn verzekeraar, enerzijds, en de verzekeraar van de voor het ongeval aansprakelijke persoon, anderzijds, over de schade van de werkgever, kunnen de vaststellingen van de geneeskundige dienst worden aangevoerd als een feitelijk vermoeden, waarvan de beoordeling aan de rechter is overgelaten (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 1349, 1353, 1382 en 0000 Xxxxxxxxxx Wetboek
- Art. 8 KB 24 jan. 1969 betreffende de schadevergoeding, ten gunste van de personeelsleden van de overheidssector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk
30 januari 2015
30 januari 2015
C.2014.0276.N AC nr. ...
Schade - Beoordelingsbevoegdheid - Raming - Peildatum - Overheidssector - Personeelslid - Getroffene - Ongeval veroorzaakt door een derde - Eigen schade van de werkgever - Geschil tussen de werkgever en zijn verzekeraar en de verzekeraar van de voor het ongeval aansprakelijke persoon - Geneeskundige dienst - Vaststellingen - Bewijswaarde
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
30 januari 2015
30 januari 2015
ACCOUNTANT
C.2014.0276.N AC nr. ...
- Beroepsinstituut van erkende boekhouders en fiscalisten - Uitvoerende kamers - Beslissing - Beroep - Rechtskundig assessor - Termijn - Aanvang
De kennisgeving van de beslissing aan de betrokkene alleen doet de termijn van beroep ook ingaan
t.a.v. de rechtskundige assessor die optreedt als vertegenwoordiger van dat instituut.
- Artt. 53, tweede lid, en 48, eerste en tweede lid KB 27 nov. 1985 tot bepaling van de regels inzake de organisatie en de werking van de beroepsinstituten die voor de dienstverlenende intellectuele beroepen zijn opgericht
- Art. 45 Wet 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen
8 januari 2015
8 januari 2015
D.2014.0015.F AC nr. ...
- Beroepsinstituut van erkende boekhouders en fiscalisten - Uitvoerende kamers - Beslissing - Beroep - Rechtskundig assessor - Hoedanigheid
Wanneer de rechtskundige assessor beroep instelt tegen een beslissing van een uitvoerende kamer, treedt hij op als vertegenwoordiger van het Beroepsinstituut van erkende boekhouders en fiscalisten.
- Art. 45/1, § 12 Wet 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen
8 januari 2015
8 januari 2015
D.2014.0015.F AC nr. ...
ARBEID
ARBEIDSTIJDEN EN RUSTTIJDEN
Arbeidstijden en rusttijden - Controleapparaat in het wegvervoer - Controle van de door de apparaten en tachograafkaarten geregistreerde gegevens - Apparatuur aangewend door de bevoegde ambtenaren
De bepalingen van appendix 10 en 11 van bijlage 1B van de Verordening (EG) 3821/85 van de Raad zijn niet van toepassing op de apparatuur die aangewend wordt door de bevoegde ambtenaren om de controle op de toepassing van de bepalingen van de verordening te controleren (1). (1) Zie concl. OM.
3 februari 2015
3 februari 2015
P.2013.0951.N AC nr. ...
Arbeidstijden en rusttijden - Controleapparaat in het wegvervoer - Controle van de door de apparaten en tachograafkaarten geregistreerde gegevens - Apparatuur aangewend door de bevoegde ambtenaren
Conclusie van plaatsvervangend advocaat-generaal Xx Xxxxx.
3 februari 2015
3 februari 2015
ARBEIDSONGEVAL
P.2013.0951.N AC nr. ...
OVERHEIDSPERSONEEL. BIJZONDERE REGELS
Overheidspersoneel - Bijzondere regels - Personeelslid - Getroffene - Ongeval veroorzaakt door een derde - Eigen schade van de werkgever - Geschil tussen de werkgever en zijn verzekeraar en de verzekeraar van de voor het ongeval aansprakelijke persoon - Geneeskundige dienst - Vaststellingen - Bewijswaarde
Het optreden van de geneeskundige dienst is enkel bedoeld om de verplichtingen te bepalen die overeenkomstig de Arbeidsongevallenwet Overheidspersoneel aan de werkgever zijn opgelegd; in het geschil tussen de overheidswerkgever en zijn verzekeraar, enerzijds, en de verzekeraar van de voor het ongeval aansprakelijke persoon, anderzijds, over de schade van de werkgever, kunnen de vaststellingen van de geneeskundige dienst worden aangevoerd als een feitelijk vermoeden, waarvan de beoordeling aan de rechter is overgelaten (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 1349, 1353, 1382 en 0000 Xxxxxxxxxx Wetboek
- Art. 8 KB 24 jan. 1969 betreffende de schadevergoeding, ten gunste van de personeelsleden van de overheidssector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk
30 januari 2015
30 januari 2015
C.2014.0276.N AC nr. ...
Overheidspersoneel - Bijzondere regels - Personeelslid - Getroffene - Ongeval veroorzaakt door een derde - Eigen schade van de werkgever - Geschil tussen de werkgever en zijn verzekeraar en de verzekeraar van de voor het ongeval aansprakelijke persoon - Geneeskundige dienst - Vaststellingen - Bewijswaarde
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
30 januari 2015
30 januari 2015
VERGOEDING
C.2014.0276.N AC nr. ...
Vergoeding - Allerlei - Fonds voor Arbeidsongevallen - Tussenkomst - Betaling - Voorwaarde - Verzekeraar die in gebreke blijft
De arbeidsongevallenverzekeraar blijft niet in gebreke in de zin van artikel 58, §1, 3°, Arbeidsongevallenwet, in de versie die op de feiten van toepassing is, wanneer hij de toepassing van de Arbeidsongevallenwet op het ongeval betwijfelt of weigert het ongeval ten laste te nemen; in dat geval worden die bepaling en artikel 60 van dezelfde wet, waardoor het Fonds voor arbeidsongevallen de door hem betaalde vergoedingen ten laste van de in gebreke zijnde
verzekeraar kan recupereren, niet toegepast (1). (1) Zie de concl. OM in Pas. 2015 nr. … .
- Art. 63, § 2, eerste tot derde lid Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971
- Artt. 58, § 1, 3°, 60, eerste lid Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971
5 januari 2015
5 januari 2015
C.2013.0385.F AC nr. ...
Vergoeding - Allerlei - Fonds voor Arbeidsongevallen - Tussenkomst - Betalingen - Voorwaarde - Verzekeraar die in gebreke blijft
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
5 januari 2015
5 januari 2015
ARBEIDSVOORZIENING
ARBEIDSBEMIDDELING
C.2013.0385.F AC nr. ...
Arbeidsbemiddeling - Private arbeidsbemiddeling - Commissieloon voor de bemiddelaar van de betaalde sportbeoefenaar - Berekeningswijze
Krachtens artikel 8, § 3, van het decreet van 10 december 2010 betreffende de private arbeidsbemiddeling, wordt het commissieloon voor de bemiddeling van de betaalde sportbeoefenaar berekend op het voorziene totale brutojaarinkomen van de betaalde
sportbeoefenaar voor de totale duur van het contract; met het begrip 'contract' in artikel 8, § 3, van voormeld decreet wordt bedoeld het contract dat de betaalde sportbeoefenaar afsluit ten gevolge van de welbepaalde bemiddelingsopdracht en niet het contract dat de werknemer afsluit met de bemiddelaar (1). (1) Zie concl. OM.
3 februari 2015
3 februari 2015
P.2013.0908.N AC nr. ...
Arbeidsbemiddeling - Private arbeidsbemiddeling - Strafbare activiteiten
Conclusie van plaatsvervangend advocaat-generaal Xx Xxxxx.
3 februari 2015
3 februari 2015
P.2013.0908.N AC nr. ...
Arbeidsbemiddeling - Private arbeidsbemiddeling - Strafbare activiteiten
De activiteiten die erop gericht zijn werknemers bij te staan bij het zoeken van een nieuwe tewerkstelling of werkgevers bij het zoeken van werknemers, zijn strafbaar indien niet aan de wettelijke vereisten daartoe is voldaan, ook wanneer die activiteiten slechts resulteren in de bijstand aan een enkele werknemer of een enkele werkgever (1). (1) Zie concl. OM.
- thans opgeheven door het Decr. Vl. 10 dec. 2010 betreffende de private arbeidsbemiddeling
- Art. 2, 1°, a) Decr.Vl. 13 april 1999 met betrekking tot de private arbeidsbemiddeling in het Vlaamse Gewest
3 februari 2015
3 februari 2015
P.2013.0908.N AC nr. ...
Arbeidsbemiddeling - Private arbeidsbemiddeling - Commissieloon voor de bemiddelaar van de betaalde sportbeoefenaar - Berekeningswijze
Conclusie van plaatsvervangend advocaat-generaal Xx Xxxxx.
3 februari 2015
3 februari 2015
P.2013.0908.N AC nr. ...
ARCHITECT (TUCHT EN BESCHERMING VAN DE TITEL)
- Uitoefening van het beroep - Voorwaarde - Aangaan van een verplichte verzekering - Niet- verzekerd - Gevolgen voor de architectuurovereenkomst
Hoewel het aangaan van de verplichte verzekering een geldigheidsvoorwaarde is voor de uitoefening van het beroep van architect, volgt uit de artikelen 2, § 4, en 11, vierde lid, van de wet van 20 februari 1939 op de bescherming van de titel en van het beroep van architect, zoals gewijzigd bij de wet van 15 februari 2006 betreffende de uitoefening van het beroep van architect in het kader van een rechtspersoon, niet dat, gesteld dat de niet-verzekering bewezen is, dit van rechtswege tot valsheid van de architectuurovereenkomst leidt.
4 februari 2015
4 februari 2015
ARTS
P.2014.1148.F AC nr. ...
- Ziekenhuis - Ziekenhuisgeneesheer - Afzetting - Medische Raad - Advies - Procedure
Uit artikel 127, §1 Ziekenhuiswet volgt dat de ziekenhuisbeheerder de beslissing tot afzetting kan nemen, zonder de in de artikelen 127, §§2 en 3, en 128 Ziekenhuiswet bepaalde procedure te moeten volgen, indien de medische raad zich niet met een tweederde meerderheid van de stemgerechtigde leden tegen de afzetting uitspreekt (1). (1) Artt. 125 en 127 Ziekenhuiswet, in de versie zoals van toepassing voor de coördinatie bij KB 10 juli 2008.
8 december 2014
8 december 2014
C.2012.0390.N AC nr. ...
- Ziekenhuis - Ziekenhuisgeneesheer - Afzetting - Medische Raad - Advies - Opzegging
De regel dat de medische raad aan de beheerder een advies verstrekt over de afzetting van ziekenhuisgeneesheren, behalve bij afzetting om dringende reden, vereist niet dat de afzetting wordt opgelegd als sanctie; hij is ook van toepassing wanneer de beheerder de overeenkomst met de ziekenhuisgeneesheer wil beëindigen door een contractueel bedongen opzegging (1). (1) Artt.
125 en 127 Ziekenhuiswet, in de versie zoals van toepassing voor de coördinatie bij KB 10 juli 2008.
- Art. 125, eerste lid, 7° Gecoördineerde wet op de ziekenhuizen 7 aug. 1987
8 december 2014
8 december 2014
C.2012.0390.N AC nr. ...
BANKBREUK EN BEDRIEGLIJK ONVERMOGEN
- Bedrieglijk onvermogen - Vereisten - Uitvoerbare titel - Tenuitvoerlegging
Opdat het misdrijf van bedrieglijk onvermogen bestaat en schade kan veroorzaken, is niet vereist dat de schuldeiser gepoogd heeft een titel ten uitvoer te leggen of dat hij zelfs maar beschikt over een uitvoerbare titel en evenmin heeft de tijdelijke onmogelijkheid voor de schuldeiser om met betrekking tot zijn schuldvordering een concreet middel van tenuitvoerlegging te laten gelden een invloed op het bestaan van het misdrijf.
20 januari 2015
20 januari 2015
P.2014.1276.N AC nr. ...
- Bedrieglijk onvermogen - Gedwongen tenuitvoerlegging - Belemmering - Schade - Burgerlijke partijstelling door de schuldeisers - Ontvankelijkheid - Bevoegdheid van de curator
De gedongen tenuitvoerlegging kan belemmerd worden door het feit dat de schuldenaar tijdens zijn faillissement zijn bezit feitelijk of juridisch onttrekt aan die tenuitvoerlegging, waardoor de schuldeisers kunnen worden benadeeld zodat zij een rechtmatig belang hebben om ook tijdens de periode van het faillissement tegen de gefailleerde klacht met burgerlijke partijstelling te doen wegens bedrieglijk onvermogen en de rechter die klacht kan ontvankelijk verklaren wanneer de schuldeisers hun beweringen over de schade die zij door dit misdrijf zouden hebben geleden aannemelijk maken; het middel dat aanvoert dat tijdens het faillissement enkel de curator een ontvankelijke klacht met burgerlijke partijstelling wegens bedrieglijk onvermogen kan doen, faalt naar recht.
20 januari 2015
20 januari 2015
P.2014.1276.N AC nr. ...
- Bedrieglijk onvermogen - Constitutieve bestanddelen
Het in artikel 490bis Strafwetboek bepaalde misdrijf van bedrieglijk onvermogen is geen faillissementsmisdrijf, maar deze bepaling is van toepassing op elke schuldenaar die op enig moment de constitutieve bestanddelen van die bepaling verenigt, te weten het bedrieglijk organiseren van zijn onvermogen om zijn bezit feitelijk of juridisch te onttrekken aan ge- dwongen tenuitvoerlegging van zijn schuldeisers en het zich onttrekken aan zijn verplichting tot het betalen van een voldoende vaststaande, vervallen en opeisbare schuld, ongeacht welke van die bestanddelen het andere in de tijd voorafgaat (1). (1) Cass. 5 december 2000, XX X.00.0000.X, AC 2000, nr. 667; Cass. 8 juni 1988,
AR 6644, AC 1987-1988, nr. 615; Cass. 17 april 1991, AR 8761, AC 1990-1991, nr. 428; zie Cass. 30
april 1991, AR 3130, AC 1990-1991, nr. 453 , waar een zelfde redenering wordt toegepast inzake bankbreuk; X. XXXXXXXXX,” Bedrieglijk bewerken van onvermogen”, Memorialis Postal, 35/6; X. XX XXXX, “ Bedrieglijk onvermogen. Het strafrecht als druk op de ketel voor burgerlijke verplichtingen.”
In Liber Amicorum Xxxxx Xx Xxxx, 184-189; X. XX XXXXXXXXXX, “ Des infractions liées à l’état de faillite”, in Les infractions contre les biens, Xxxxxxx, 0000, 199-200; X. XXXXXXX, «Bedrieglijk onvermogen », RW 1989-1990, 286-289;
X. XXXXXXX, “Bedrieglijk onvermogen”, noot onder Antwerpen 27 oktober 1995, RW 1996-1997, 54
20 januari 2015
20 januari 2015
BEDRIJFSREVISOR
P.2014.1276.N AC nr. ...
- Uitvoeren van private expertises - Geldigheid
Het is de bedrijfsrevisoren toegelaten private expertises uit te voeren als bedoeld in artikel 34, 2°, van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen en wanneer zij die activiteit uitoefenen handelen zij als een expert waarvan de toegang tot het beroep door de wet is geregeld als bedoeld bij artikel 1, 1°, KB Bedrijfsrevisor (1). (1) Zie B. Xx Xxxxxx, Het beroepsgeheim van de bedrijfsrevisor, ICCI, 2009, nr. 2, p. 22 (nr. 45).
13 januari 2015
13 januari 2015
P.2014.0564.N AC nr. ...
BELASTING OVER DE TOEGEVOEGDE WAARDE
- Bewijsmiddelen - Proces-verbaal - Gebrek aan bijzondere bewijswaarde - Gevolg - Taak van de
rechter
De enkele omstandigheid dat een door artikel 59, §1, eerste lid, Btw-wetboek bedoeld proces- verbaal niet de door artikel 59, §1, tweede lid, Btw-wetboek bedoelde bijzondere bewijswaarde
heeft omdat het geen volledige en juiste weergave van de feiten bevat, heeft niet tot gevolg dat een erop gesteund dwangbevel wettelijke grondslag mist; de rechter is ertoe gehouden te onderzoeken of de in het proces-verbaal vermelde gegevens niet als eenvoudige inlichtingen in aanmerking kunnen worden genomen en als grondslag kunnen dienen van een bewijs op grond van feitelijke vermoedens.
- Art. 59, § 1, eerste en tweede lid Wetboek van de Belasting over de Toegevoegde Waarde
12 december 2014
12 december 2014
F.2013.0137.N AC nr. ...
- Levering in België - Buitenlandse leverancier - Belgische medecontractant - Btw - Hoofdelijkheid
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxx.
18 december 2014
18 december 2014
F.2013.0068.F AC nr. ...
- Dwangbevel - Bestuurshandeling - Uitdrukkelijke motivering - Afdoende motivering - Rechter - Feitelijke beoordeling
Ook al komt het de feitenrechter toe om in feite te oordelen of de motivering van de beslissing afdoende is, toch mag hij het wettelijke begrip van de motiveringsplicht die rust op de overheden, niet miskennen.
18 december 2014
18 december 2014
BEROEPSGEHEIM
F.2013.0174.F AC nr. ...
- Persoon die uit hoofde van zijn staat of beroep kennis draagt van een inlichting onder embargo - Onthulling aan een derde van het bestaan van de inlichting - Schending van het beroepsgeheim
Het enkele feit van aan een derde het bestaan te onthullen van een inlichting onder embargo kan een schending van het beroepsgeheim opleveren.
- Art. 458 Strafwetboek
28 januari 2015
28 januari 2015
P.2014.1664.F AC nr. ...
BESLAG
BEWAREND BESLAG
Bewarend beslag - Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen - Bewarend beslag op goederen - Aard - Doel - Termijn - Verstrijken van de termijn
Het verstrijken van de termijn voor het onderzoek of de analyse van de goederen die op grond van artikel 6, §1 van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 juncto artikel 1 van het ministerieel besluit van 18 december 2002 bij administratieve maatregel onder bewarend beslag werden
geplaatst, leidt tot het beëindigen van dit bewarend beslag; het verstrijken van die termijn heeft niet de nietigheid tot gevolg van het uit dit bewarend beslag voortvloeiende onderzoek.
- Art. 1 MB 18 december 2002 genomen in uitvoering van artikel 6, §1 van het KB van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de
Voedselketen en tot wijziging van diverse wetteli
- Art. 6, § 1 KB 22 feb. 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen
17 februari 2015
17 februari 2015
P.2013.2027.N AC nr. ...
BETEKENINGEN EN KENNISGEVINGEN
ALLERLEI
Allerlei - Ziekte- en invaliditeitsverzekering - Betwisting tussen instellingen belast met de toepassing van de wetten en verordeningen inzake ziekte- en invaliditeitsverzekering - Aard van de beslissing - Gevolg - Cassatieberoep - Aanvang
Wanneer in een geschil waarin een betwisting bestaat tussen instellingen belast met de toepassing van de wetten en verordeningen inzake de ziekte- en invaliditeitsverzekering, betreffende de rechten en plichten die daaruit voor hen voortvloeien, namelijk een materie die geregeld wordt door artikel 580, 4°, van het Gerechtelijk Wetboek en niet door de bepalingen bedoeld in artikel 704, §2, van dat wetboek, de griffier aan de partijen kennis geeft van de beslissing bij gerechtsbrief, doet die kennisgeving de termijn om cassatieberoep in te stellen niet ingaan; in dat geval begint de termijn pas te lopen vanaf de betekening van de beslissing.
- Artt. 580, 4°, 704, § 2, en 1073 Gerechtelijk Wetboek
1 december 2014
1 december 2014
S.2013.0115.F AC nr. ...
BEWIJS
BURGERLIJKE ZAKEN
Burgerlijke zaken - Vermoedens - Aansprakelijkheid buiten overeenkomst - Overheidssector - Personeelslid - Getroffene - Ongeval veroorzaakt door een derde - Eigen schade van de werkgever - Geschil tussen de werkgever en zijn verzekeraar en de verzekeraar van de voor het ongeval aansprakelijke persoon - Geneeskundige dienst - Vaststellingen - Bewijswaarde
Het optreden van de geneeskundige dienst is enkel bedoeld om de verplichtingen te bepalen die overeenkomstig de Arbeidsongevallenwet Overheidspersoneel aan de werkgever zijn opgelegd; in het geschil tussen de overheidswerkgever en zijn verzekeraar, enerzijds, en de verzekeraar van de voor het ongeval aansprakelijke persoon, anderzijds, over de schade van de werkgever, kunnen de vaststellingen van de geneeskundige dienst worden aangevoerd als een feitelijk vermoeden, waarvan de beoordeling aan de rechter is overgelaten (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 1349, 1353, 1382 en 0000 Xxxxxxxxxx Wetboek
- Art. 8 KB 24 jan. 1969 betreffende de schadevergoeding, ten gunste van de personeelsleden van de overheidssector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk
30 januari 2015
30 januari 2015
C.2014.0276.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Algemeen - Aansprakelijkheid buiten overeenkomst - Overheidssector - Personeelslid - Getroffene - Ongeval veroorzaakt door een derde - Werkgever - Betaling zonder tegenprestatie - Omvang van de schade - Bewijs - Voorwerp
De werkgever in de overheidssector die aanvoert schade te hebben geleden als gevolg van een door de fout van een derde veroorzaakt ongeval waarvan zijn personeelslid het slachtoffer werd, doordat hij de wedde en de daarop rustende lasten heeft moeten betalen zonder arbeidsprestaties te ontvangen, dient zijn schade in oorzakelijk verband met de fout te bewijzen; de werkgever dient derhalve niet alleen het bedrag van de betaalde wedde te bewijzen, maar ook dat die wedde betaald is voor een periode tijdens dewelke het personeelslid, als gevolg van het ongeval, arbeidsongeschikt was; hij kan daarvan het bewijs leveren met alle middelen (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 870 Gerechtelijk Wetboek
- Artt. 1315, 1382 en 0000 Xxxxxxxxxx Xxxxxxx
00 januari 2015
30 januari 2015
C.2014.0276.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Vermoedens - Aansprakelijkheid buiten overeenkomst - Overheidssector - Personeelslid - Getroffene - Ongeval veroorzaakt door een derde - Eigen schade van de werkgever - Geschil tussen de werkgever en zijn verzekeraar en de verzekeraar van de voor het ongeval aansprakelijke persoon - Geneeskundige dienst - Vaststellingen - Bewijswaarde
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
30 januari 2015
30 januari 2015
C.2014.0276.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Algemeen - Aansprakelijkheid buiten overeenkomst - Overheidssector - Personeelslid - Getroffene - Ongeval veroorzaakt door een derde - Werkgever - Betaling zonder tegenprestatie - Omvang van de schade - Bewijs - Voorwerp
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
30 januari 2015
30 januari 2015
BORGTOCHT
C.2014.0276.N AC nr. ...
- Voorlopige hechtenis - Invrijheidstelling onder borgsom - Vervolging van de beklaagde - Verschijning in de persoon van een advocaat - De rechter heeft de persoonlijke verschijning van de beklaagde niet bevolen - Veroordeling tot een gevangenisstraf - Toewijzing van de borgsom aan de Staat - Wettigheid
Wanneer uit de stukken van de rechtspleging niet blijkt dat hij de persoonlijke verschijning van de beklaagde heeft bevolen, kan de rechter niet, wanneer bij de beklaagde tot een gevangenisstraf veroordeelt, beslissen het bedrag van de door de veroordeelde gestorte borgsom toen hij voorlopig was aangehouden, aan de Staat toe te wijzen, op grond dat hij, niettegenstaande het feit dat hij zich door een advocaat had doen vertegenwoordigen, door zijn handelwijze de tenuitvoerlegging van de straf had belet, wat die borgsom moet garanderen.
- Art. 35, § 4, vijfde lid Wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis
28 januari 2015
28 januari 2015
P.2014.1514.F AC nr. ...
- Voorlopige hechtenis - Invrijheidstelling onder borgsom - Toewijzing aan de Staat - Niet- verschijning ter tenuitvoerlegging van de veroordeling
De borgsom wordt aan de Staat toegewezen wanneer de veroordeelde, zonder wettige reden van verschoning, niet is verschenen bij enige proceshandeling of voor de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf; er is sprake van niet-verschijning ter tenuitvoerlegging van de veroordeling wanneer de veroordeelde geen gevolg geeft aan het opsluitingsbriefje dat hem daartoe is verstrekt of wanneer hij zich onrechtmatig aan de tenuitvoerlegging van de straf onttrekt volgens een van de bij wet bepaalde modaliteiten (1). (1) Zie Cass. 24 september 2008, AR P.08.0639.F, AC 2008, nr. 501, met concl. advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
- Art. 35, § 4, vijfde lid Wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis
28 januari 2015
28 januari 2015
P.2014.1514.F AC nr. ...
BURGERLIJKE RECHTEN - POLITIEKE RECHTEN
- Subjectief recht - Aantasting - Bestuur - Rechterlijke macht - Bevoegdheid
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
26 december 2014
26 december 2014
C.2014.0120.N AC nr. ...
- Subjectief recht - Aantasting - Bestuur - Rechterlijke macht - Bevoegdheid
De rechterlijke macht is bevoegd om een door het bestuur bij de uitoefening van zijn niet-gebonden bevoegdheid begane onrechtmatige aantasting van een subjectief recht zowel te voorkomen als te herstellen; krachtens het algemeen beginsel van de scheiding der machten vermag de rechter daarbij aan het bestuur zijn beleidsvrijheid niet te ontnemen en zich in de plaats van het bestuur te stellen (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 144 Grondwet 1994
26 december 2014
26 december 2014
C.2014.0120.N AC nr. ...
BURGERLIJKE RECHTSVORDERING
- Burgerlijke partij - Burgerlijke partijstelling in strafzaken - Bedrieglijk onvermogen - Schade
Het misdrijf van bedrieglijk onvermogen kan aanleiding geven zowel tot morele schade als tot
specifieke materiële schade die voortspruit uit de krenking van het rechtmatige belang op spoedige betaling, waardoor bijzondere kosten zijn ontstaan en degene die beweert dergelijke schade als gevolg van dat misdrijf te hebben geleden kan klacht met burgerlijke partijstelling doen en moet daarbij, wil zijn klacht ontvankelijk zijn, zijn vermelde bewering aannemelijk maken (1). (1) Cass. 2 september 2008, AR P. 08.0125.N, AC 2008, nr.438 ; Cass., 23 februari 2005, AR P.04.1517.F, AC 2005, nr. 112.
20 januari 2015
20 januari 2015
P.2014.1276.N AC nr. ...
- Burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter - Burgerlijke partijstelling in handen van de onderzoeksrechter - Aanhangigmaking van de zaak bij de onderzoeksrechter - Proces-verbaal van burgerlijke partijstelling - Mate waarin de zaak aanhangig is gemaakt
Ter bepaling van de mate waarin de zaak bij de onderzoeksrechter aanhangig is gemaakt, dient de burgerlijke partij aan de onderzoeksrechter op nauwkeurige wijze, in een proces-verbaal met authentieke waarde, de strafbare feiten te vermelden waarvoor zij zich burgerlijke partij wil stellen (1). (1) Zie M.-X. Xxxxxxxxx, X. Bosly en X. Xxxxxxxxxxxxx, Droit de la procédure pénale, dl. 1, Brugge, Die Keure, 2014, p. 613.
- Artt. 63 en 66 Wetboek van Strafvordering
4 februari 2015
4 februari 2015
P.2014.1148.F AC nr. ...
- Burgerlijke partij - Burgerlijke partijstelling in strafzaken - Voorwaarden van ontvankelijkheid
Krachtens artikel 63 Wetboek van Strafvordering volstaat het voor een ontvankelijke burgerlijke partijstelling te kunnen beweren door het misdrijf benadeeld te zijn geweest, dat wil zeggen dat de bewering omtrent de schade aannemelijk wordt gemaakt, zodat bijgevolg voor de ontvankelijkheid van de burgerlijke partijstelling het rechtmatige karakter van die schade niet moet worden bewezen.
20 januari 2015
20 januari 2015
P.2014.1276.N AC nr. ...
- Burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter - Onderzoeksgerechten - Contraventionalisering van een wanbedrijf - Verval van de strafvordering - Gevolg voor de burgerlijke rechtsvordering
Het onderzoeksgerecht dat uitspraak moet doen over de regeling van de rechtspleging en dat vaststelt dat de strafvordering is verjaard, is niet bevoegd om de burgerlijke rechtsvordering bij het vonnisgerecht aanhangig te maken en kan de burgerlijke partij, die zich vóór de verjaring burgerlijke partij heeft gesteld, enkel de zorg overlaten om in voorkomend geval cassatieberoep in te stellen
voor de burgerlijke rechter (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. …….
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.1198.F AC nr. ...
- Burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter - Burgerlijke partijstelling in handen van de onderzoeksrechter - Aanhangigmaking van de zaak bij de onderzoeksrechter - Naderhand neerleggen van stukken strekkende tot het verruimen van de mate waarin de rechter kennisneemt van de zaak
Wanneer de burgerlijke partij na haar burgerlijke partijstelling stukken neerlegt bij de politie opdat de onderzoeksrechter de mate waarin hij kennisneemt van de zaak zou uitbreiden tot andere feiten, zijn die feiten, ook al zijn ze samenhangend, behoudens nieuwe burgerlijke partijstelling of aanvullende vordering van het openbaar ministerie, niet rechtsgeldig bij die rechter aanhangig gemaakt (1). (1) Cass. 18 juni 1973, AC 1973, p. 1020; X. Xxxxxxxxxxx, De burgerlijke partij en het gerechtelijk onderzoek, Antwerpen, Maklu, 1990, nr. 154.
- Artt. 63 en 66 Wetboek van Strafvordering
4 februari 2015
4 februari 2015
P.2014.1148.F AC nr. ...
- Burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter - Onderzoeksgerechten - Contraventionalisering van een wanbedrijf - Verval van de strafvordering - Gevolg voor de burgerlijke rechtsvordering
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.1198.F AC nr. ...
- Burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter - Burgerlijke partijstelling in handen van de onderzoeksrechter - Aanhangigmaking van de zaak bij de onderzoeksrechter - Klacht - Proces- verbaal van burgerlijke partijstelling
Uit de samenlezing van de artikelen 63 en 66 van het Wetboek van Strafvordering volgt dat wanneer een strafvordering op gang wordt gebracht door een klacht met burgerlijke partijstelling waarvan de inhoud niet overeenstemt met de vermeldingen van het proces-verbaal dat door de onderzoeksrechter is opgesteld, dat proces-verbaal de draagwijdte van de burgerlijke partijstelling bepaalt (1). (1) Cass. 12 november 2013, XX X.00.0000.X, XX 0000, nr. 599.
- Artt. 63 en 66 Wetboek van Strafvordering
4 februari 2015
4 februari 2015
P.2014.1148.F AC nr. ...
- Burgerlijke parijstelling bij de onderzoeksrechter - Onderzoeksgerechten - Buitenvervolgingstelling - Hoger beroep van de burgerlijke partij - Bevestiging van de buitenvervolgingstelling - Vergoeding wegens roekeloos en tergend hoger beroep - Roekeloos en tergend karakter
De kamer van inbeschuldigingstelling is krachtens de artikelen 159, 191 en 212 Wetboek van Strafvordering bevoegd om kennis te nemen van de vordering tot schadevergoeding van een buiten vervolging gestelde inverdenkinggestelde wegens een tergend en roekeloos hoger beroep door een burgerlijke partij; het instellen van hoger beroep door een burgerlijke partij tegen een beschikking van de raadkamer tot buitenvervolgingstelling kan tergend en roekeloos zijn, niet alleen wanneer die partij de bedoeling heeft schade te berokkenen, maar ook wanneer zij het recht om dit rechtsmiddel aan te wenden uitoefent op een wijze die kennelijk de grenzen van de normale uitoefening ervan door een bedachtzaam en zorgvuldig persoon overschrijdt (1). (1) Cass. 28 september 2011, AR P.11.0711.F, AC 2011, nr. 506.
Jurisprudentiefiche
13 januari 2015
13 januari 2015
CASSATIE
P.2014.1163.N AC nr. ...
Vernietiging - Omvang - Strafzaken - Strafvordering - Beklaagde en verdachte - Beklaagde - Veroordeling - Onwettige geldboete - Onwettig verval van het recht tot sturen - Cassatie bij wijze van inkorting - Vernietiging zonder verwijzing
Wanneer het Hof, enerzijds, het bestreden vonnis vernietigt in zoverre het, bij de uitspraak over de straf, de beklaagde een geldboete oplegt die hoger is dan het wettelijk mogelijke bedrag en hem tot een verval van het recht tot sturen veroordeelt dat wettelijk niet mogelijk is, en, anderzijds, het cassatieberoep verwerpt voor het overige, verklaart het dat er geen grond is tot verwijzing (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2015, nr. (gedeeltelijk andersluidende conclusie) .
14 januari 2015
14 januari 2015
P.2014.1426.F AC nr. ...
Vernietiging - Omvang - Strafzaken - Strafvordering - Beklaagde en verdachte - Beklaagde - Veroordeling - Onwettige geldboete - Onwettig verval van het recht tot sturen - Cassatie bij wijze van inkorting - Vernietiging zonder verwijzing
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxxxx.
14 januari 2015
14 januari 2015
P.2014.1426.F AC nr. ...
Vernietiging - Omvang - Strafzaken - Strafvordering - Beklaagde en verdachte - Onwettigheid - Verbeurdverklaring van vermogensvoordelen
De verbeurdverklaring is geen bestanddeel van de hoofdstraf, zodat de vastgestelde onwettigheid enkel de verbeurdverklaring van de vermogensvoordelen zelf aantast, maar de overige beslissingen van het arrest onverlet laat (1). (1) Cass. 27 februari 2013, AR P.12.1698.F, AC 2013, nr. 134.
3 februari 2015
3 februari 2015
P.2014.1344.N AC nr. ...
Vernietiging - Omvang - Strafzaken - Strafvordering - Beklaagde en verdachte - Probatieuitstel voor een hoofdstraf - Duur van het uitstel niet bepaald - Vernietiging van de beslissingen over de straf en de strafmaat
De onwettigheid van de beslissing tot uitstel als maatregel die de tenuitvoerlegging van een hoofdstraf treft, brengt de vernietiging mee van de beslissingen over de straf en de strafmaat, gelet op het verband tussen de strafmaat en deze maatregel (1). (1) Cass. 15 maart 2000, AR P.99.1419.F, AC 2000, nr. 178.
3 februari 2015
3 februari 2015
BEVOEGDHEID VAN HET HOF
P.2014.1543.N AC nr. ...
Bevoegdheid van het hof - Allerlei - Wet tot bescherming van de economische mededinging -
Interpretatie - Prejudiciële vraag aan het Hof van Cassatie - Arrest van het Hof - Gezag - Artikelen 23 tot 28 van het Gerechtelijk Wetboek - Toepassing
De artikelen 23 tot 28 van het Gerechtelijk Wetboek houden geen verband met het gezag van een arrest waarin het Hof, op grond van artikel 72 van de Wet Economische Mededinging 2006, zich uitspreekt bij wege van prejudicieel arrest over de kwesties met betrekking tot de interpretatie van die wet (1). (1) Zie concl. OM in Pas 2015., nr. …
22 januari 2015
22 januari 2015
VERNIETIGING. OMVANG
C.2013.0532.F AC nr. ...
Vernietiging - Omvang - Burgerlijke zaken - Beginsel
Hoewel het Hof slechts kennisneemt van de punten van de beslissing die in het inleidende verzoekschrift zijn vermeld en de omvang van de vernietiging in de regel beperkt is tot de draagwijdte van het middel waarop deze gegrond is, raakt de vernietiging van een punt van het dictum evenwel het hele dictum, ongeacht de reden voor die vernietiging (1). (1) Cass. 30 september 2013, AR C.12.0345.F, AC 2013, nr. 490.
8 januari 2015
8 januari 2015
C.2013.0267.F AC nr. ...
Vernietiging - Omvang - Burgerlijke zaken - Rechter op verwijzing - Grief afgeleid uit het feit dat het hof van beroep zijn kennisneming van de zaak niet heeft beperkt - Wettelijke bepalingen die geen verband houden met die kritiek - Ontvankelijkheid
De grief waarbij het hof van beroep, dat uitspraak doet op verwijzing, verweten wordt dat het zijn kennisneming van de zaak niet heeft beperkt tot het onderzoek van een van de toepassingsvoorwaarden van artikel 2280 van het Burgerlijk Wetboek, houdt geen verband met de artikelen 23 tot 28 van het Gerechtelijk Wetboek en evenmin met de artikelen 1317, 1319, 1320 en 1322 van het Burgerlijk Wetboek (1). (1) Cass. 28 april 1988, AR 8022, AC 1987-88, nr. 523.
- Artt. 23 t.e.m. 28 Gerechtelijk Wetboek
- Artt. 1317, 1319, 1320 en 0000 Xxxxxxxxxx Wetboek
8 januari 2015
C.2013.0267.F
AC nr. ...
8 januari 2015
CASSATIEBEROEP
BELASTINGZAKEN
Belastingzaken - Vormen - Onsplitsbare zaken - Begrip - Ontvankelijkheid
Het geschil, dat veronderstelt dat de kwestie van de wettigheid van de aanslagen in de personenbelasting wordt beslecht ten aanzien van de eisers in hun geheel, is onsplitsbaar in de zin van artikel 31 van het Gerechtelijk Wetboek, aangezien de rechtsvordering van de eisers strekt tot de nietigverklaring, of, althans, tot de ontheffing van sommige aanslagen in de personenbelasting, waarbij elke aanslag ten name van de toentertijd gehuwde eisers op één enkele belastbare grondslag werd vastgesteld; het cassatieverzoekschrift dat door de eiser regelmatig, maar te laat wat betreft de eiseres, werd ingesteld, komt haar ten goede.
- Art. 31 Gerechtelijk Wetboek
29 januari 2015
29 januari 2015
F.2014.0005.F AC nr. ...
BURGERLIJKE ZAKEN
Burgerlijke zaken - Termijnen van cassatieberoep en betekening - Duur, begin en einde - Betwisting tussen instellingen belast met de toepassing van de wetten en verordeningen inzake ziekte- en invaliditeitsverzekering - Aard van de beslissing - Gevolg - Cassatieberoep - Aanvang
Wanneer in een geschil waarin een betwisting bestaat tussen instellingen belast met de toepassing van de wetten en verordeningen inzake de ziekte- en invaliditeitsverzekering, betreffende de rechten en plichten die daaruit voor hen voortvloeien, namelijk een materie die geregeld wordt door artikel 580, 4°, van het Gerechtelijk Wetboek en niet door de bepalingen bedoeld in artikel 704, §2, van dat wetboek, de griffier aan de partijen kennis geeft van de beslissing bij gerechtsbrief, doet die kennisgeving de termijn om cassatieberoep in te stellen niet ingaan; in dat geval begint de termijn pas te lopen vanaf de betekening van de beslissing.
- Artt. 580, 4°, 704, § 2, en 1073 Gerechtelijk Wetboek
1 december 2014
1 december 2014
S.2013.0115.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Termijnen van cassatieberoep en betekening - Allerlei - Kruispuntbank van Ondernemingen - Akte van verweer tegen een rechtsvordering - Toepasselijke bepaling - Ambtshalve schrapping - Ontvankelijkheid van een cassatieberoep
Artikel 14 van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, is niet van toepassing op de akten van verweer tegen een rechtsvordering, zelfs niet wanneer die akte een akte van hoger beroep of een cassatieberoep is; een vennootschap verkeert dus niet in de onmogelijkheid om een ontvankelijk cassatieberoep in te stellen tijdens de periode van ambtshalve schrapping van haar inschrijving bij de Kruispuntbank van Ondernemingen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2015, nr. … .
- Art. 14 Wet 16 jan. 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen
15 januari 2015
15 januari 2015
C.2014.0075.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Termijnen van cassatieberoep en betekening - Allerlei - Kruispuntbank van Ondernemingen - Akte van verweer tegen een rechtsvordering - Toepasselijke bepaling - Ambtshalve schrapping - Ontvankelijkheid van een cassatieberoep
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxx.
15 januari 2015
15 januari 2015
C.2014.0075.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Vormen - Vorm van het cassatieberoep en vermeldingen - Vermeldingen - Materiële verschrijving - Verbetering
Een materiële vergissing in het verzoekschrift en in de akte van betekening ervan brengt niet de niet- ontvankelijkheid van het cassatieberoep teweeg als de stukken van de rechtspleging de verbetering ervan mogelijk maken.
5 januari 2015
5 januari 2015
S.2014.0010.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Personen door of tegen wie cassatieberoep kan of moet worden ingesteld - Eisers en verweerders - Eiser - Eiser die geen partij was bij de bestreden beslissing
In de regel kan niemand cassatieberoep instellen tegen een beslissing, als hij niet in het geding was voor de rechter die ze gewezen heeft (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2015, nr. …
22 januari 2015
22 januari 2015
C.2013.0532.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Personen door of tegen wie cassatieberoep kan of moet worden ingesteld - Eisers en verweerders - Vordering tot ontbinding van de verkoop van een onroerend goed ten laste van de koper - Partijen in de rechtspleging - De koper en twee verkopers, waarvan de ene de bijzondere lasthebber is van de andere - Onsplitsbaar geschil - Cassatieberoep door koper niet betekend aan verkoper die hoedanigheid heeft van bijzondere lasthebber van andere verkoper - Ontvankelijkheid
Wanneer het geschil onsplitsbaar is, is de voorziening die niet gericht is tegen alle bij de bestreden beslissing betrokken partijen wier belang strijdig is met dat van de eiser, niet-ontvankelijk (1). (1) Zie Cass. 14 mei 2009, XX X.00.0000.X-X.00.0000.X, AC 2009, nr. 316.
22 januari 2015
22 januari 2015
C.2012.0636.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Personen door of tegen wie cassatieberoep kan of moet worden ingesteld - Eisers en verweerders - Vordering tot ontbinding van de verkoop van een onroerend goed ten laste van de koper - Partijen in de rechtspleging - De koper en twee verkopers, waarvan de ene de bijzondere lasthebber is van de andere - Onsplitsbaar geschil
Het geschil dat veronderstelt dat de vraag over het bestaan van de verkoop van een onroerend goed ten aanzien van de verkopers en de vraag over de ontbinding ervan beslecht worden, is onsplitsbaar in de zin van de artikelen 31 en 1084 van het Gerechtelijk Wetboek.
- Artt. 31 en 1084 Gerechtelijk Wetboek
22 januari 2015
22 januari 2015
C.2012.0636.F AC nr. ...
STRAFZAKEN
Strafzaken - Beslissingen vatbaar voor casstieberoep - Strafvordering - Allerlei - Voorlopige hechtenis - Regeling van de rechtspleging - Raadkamer - Handhaving van de voorlopige hechtenis - Afzonderlijke beschikking - Handhaving van de hechtenis onder elektronisch toezicht - Cassatieberoep - Ontvankelijkheid
Uit de opzet van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis blijkt dat geen enkel rechtsmiddel openstaat tegen de onderzoeksbeslissingen die, bij de regeling van de rechtspleging, zeggen dat de inverdenkinggestelde aangehouden blijft, zij het onder elektronisch toezicht; in dat geval kan de inverdenkinggestelde, zo hij zijn hechtenis betwist, een verzoek tot invrijheidstelling
indienen, overeenkomstig artikel 27, § 1, van de voormelde wet (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2015, nr. …… .
- Art. 26, § 3 Wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis
4 februari 2015
4 februari 2015
P.2015.0166.F AC nr. ...
Strafzaken - Beslissingen vatbaar voor casstieberoep - Algemeen - Beslissing betreffende de rechtzetting en uitlegging van een beslissing betreffende rechtsbijstand
Xxxxxxxxxxxxxx tegen een beslissing die weigert een beslissing recht te zetten en uit te leggen, die op grond van artikel 674bis van het Gerechtelijk Wetboek uitspraak doet, is niet ontvankelijk.
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.0977.F AC nr. ...
Strafzaken - Beslissingen vatbaar voor casstieberoep - Algemeen - Beslissing betreffende rechtsbijstand
Naar luid van artikel 674bis, § 10, van het Gerechtelijk Wetboek kan tegen de beslissingen betreffende de op grond van dat artikel gevraagde rechtsbijstand geen cassatieberoep worden ingesteld (1). (1) Zie X. Xxxxxxxx, Cassation en matière répressive, Brussel, Bruylant, 2006, p. 43, nr. 53ter.
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.0977.F AC nr. ...
Strafzaken - Termijnen van cassatieberoep en van betekening - Strafvordering - Eindbeslissing - Kamer van inbeschuldigingstelling - Bij verstek uitgesproken arrest van buitenvervolgingstelling - Xxxxxxx om cassatieberoep in te stellen
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.0863.F AC nr. ...
Strafzaken - Termijnen van cassatieberoep en van betekening - Burgerlijke rechtsvordering - Voorbarig cassatieberoep (geen eindbeslissing) - Buitenvervolgingstelling - Arrest dat een burgerlijke partij bij verstek tot betaling van de rechtsplegingsvergoeding veroordeelt - Termijn om cassatieberoep in te stellen
De beslissing van het onderzoeksgerecht die een burgerlijke partij bij verstek veroordeelt om de inverdenkinggestelde een rechtsplegingsvergoeding te betalen, is vatbaar voor verzet; het cassatieberoep, dat vóór het verstrijken van de verzettermijn is ingesteld, is niet ontvankelijk (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. ………… .
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.0863.F AC nr. ...
Strafzaken - Termijnen van cassatieberoep en van betekening - Strafvordering - Eindbeslissing - Kamer van inbeschuldigingstelling - Bij verstek uitgesproken arrest van buitenvervolgingstelling - Xxxxxxx om cassatieberoep in te stellen
Naar luid van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft de burgerlijke partij vijftien vrije dagen na de dag waarop het arrest in zijn aanwezigheid is uitgesproken, om xxxxxxxxxxxxxx in te stellen; wanneer het cassatieberoep gericht is tegen een jegens haar bij verstek gewezen arrest van buitenvervolgingstelling, gaat die termijn in, behalve in geval van overmacht, vanaf de datum van het arrest en niet vanaf de betekening ervan (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. ………… .
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.0863.F AC nr. ...
Strafzaken - Termijnen van cassatieberoep en van betekening - Burgerlijke rechtsvordering - Voorbarig cassatieberoep (geen eindbeslissing) - Buitenvervolgingstelling - Arrest dat een burgerlijke partij bij verstek tot betaling van de rechtsplegingsvergoeding veroordeelt - Termijn om cassatieberoep in te stellen
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
3 december 2014
3 december 2014
CASSATIEMIDDELEN
BELASTINGZAKEN
P.2014.0863.F AC nr. ...
Belastingzaken - Belang - Ontstentenis - In overeenstemming met de vordering bekritiseerde beslissing - Ontvankelijkheid
Het middel dat opkomt tegen een beslissing die in overeenstemming is met de vordering die eiser in cassatie aan de rechter heeft voorgelegd, is niet ontvankelijk (1). (1) Cass., 1 maart 2012, AR C.10.1425.N, AC 2012, nr. 142, en Cass. 16 maart 2012, AR C.08.0323.F en C.09.0590.F, AC 2012, nr.
175 en concl. van advocaat-generaal Xxxxxxx in Pas. 2012 nr. 175.
29 januari 2015
29 januari 2015
BURGERLIJKE ZAKEN
F.2014.0007.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Belang - Kritiek geformuleerd in cassatie door een partij - Xxxxxxx op een beslissing over de rechtspleging die in overeenstemming met haar conclusies is - Ontvankelijkheid
Wanneer blijkt uit haar geschriften voor het hof van beroep dat een procespartij uitdrukkelijk de ontvankelijkheid van het beroep van een andere partij heeft aanvaard, heeft zij er geen belang bij om kritiek uit te oefenen op de beslissing van het bestreden arrest die, in overeenstemming met die geschriften, dat beroep ontvankelijk verklaart (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2015, nr. …
22 januari 2015
22 januari 2015
C.2013.0532.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Belang - Grond van niet-ontvankelijkheid - Substitutie van motieven - Beoordeling in feite
Het Hof kan de in de grond van niet-ontvankelijkheid voorgestelde reden niet in de plaats stellen van de in het middel aangevochten reden zonder zijn bevoegdheid te overschrijden, aangezien de beoordeling in feite ervan aan de feitenrechter toekomt.
1 december 2014
1 december 2014
S.2012.0087.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Belang - Vonnis - Regelmatig ondertekend - Niet regelmatig uitgesproken - Grief - Belang - Ontvankelijkheid
De omstandigheid dat het bestreden vonnis, vóór de uitspraak ervan, werd ondertekend door de rechters die het hebben gewezen, sluit het belang van de eisers niet uit om tegen dat vonnis dat hen benadeelt een middel aan te voeren dat opkomt tegen de onwettigheid van de uitspraak ervan.
29 januari 2015
29 januari 2015
STRAFZAKEN
C.2014.0195.F AC nr. ...
Strafzaken - Belang - Middel gericht tegen een vraag waarover de rechters niet langer uitspraak hoefden te doen - Ontvankelijkheid
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
3 december 2014
3 december 2014
P.2013.1976.F AC nr. ...
Strafzaken - Belang - Middel gericht tegen een vraag waarover de rechters niet langer uitspraak hoefden te doen - Ontvankelijkheid
Het middel dat gericht is tegen de beslissing over een irrelevant geworden vraag waarover de appelrechters niet langer uitspraak hoefden te doen, vertoont geen belang en is bijgevolg niet ontvankelijk (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. ……
3 december 2014
3 december 2014
COLLECTIEVE SCHULDENREGELING
P.2013.1976.F AC nr. ...
- Beschikking van toelaatbaarheid - Betekening - Schuldeisers - Aangifte van schuldvordering - Hypothecaire schuldeiser - Garantie voor de verbintenissen van een derde
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
5 januari 2015
5 januari 2015
S.2014.0048.F AC nr. ...
- Beschikking van toelaatbaarheid - Betekening - Schuldeisers van de verzoeker - Aangifte van schuldvordering
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
5 januari 2015
5 januari 2015
S.2014.0048.F AC nr. ...
- Beschikking van toelaatbaarheid - Herroeping - Bemiddelingsrekening - Verdeling onder schuldeisers
Bij herroeping van de beschikking van toelaatbaarheid wordt de schorsing van de gevolgen van de zakelijke zekerheden en van de voorrechten beëindigd en de verdeling, onder de schuldeisers, van de bedragen die beschikbaar zijn op de bemiddelingsrekening moet geschieden rekening houdend
met de wettelijke of conventionele redenen van voorrang (1). (1) Zie de concl. OM in Pas. 2015, nr. …
.
- Artt. 1675/7, § 1, derde lid, en 1675/15, § 3 Gerechtelijk Wetboek
5 januari 2015
5 januari 2015
S.2014.0038.F AC nr. ...
- Toelaatbaarheid - Toestand van samenloop tussen schuldeisers - Federale Overheidsdienst Financiën - Invordering - Belastingschuld - Schuldvergelijking
Wanneer de minnelijke aanzuiveringsregeling geen uitdrukkelijke regeling bevat in verband met de mogelijkheid voor de fiscale administraties om toepassing te maken van artikel 334 Programmawet, het bij betwisting hierover aan de rechter staat om via interpretatie van de minnelijke regeling te oordelen of de administratie al dan niet over deze mogelijkheid beschikt.
- Art. 334, eerste lid Programmawet 27 dec. 2004
- Artt. 1675/14, § 2, derde lid, en 1043, tweede lid Gerechtelijk Wetboek
- Artt. 1675/10, §§ 2 en 4, tweede lid, en § 5, 1e en 2e lid Gerechtelijk Wetboek
8 december 2014
8 december 2014
S.2013.0035.N AC nr. ...
- Beschikking van toelaatbaarheid - Betekening - Schuldeisers - Aangifte van schuldvordering - Hypothecaire schuldeiser - Garantie voor de verbintenissen van een derde
De schuldeiser die geniet van een hypotheek waarmee de verzoeker heeft ingestemd voor één van zijn gebouwen als garantie voor de verbintenissen van een derde, is niet de schuldeiser van de verzoeker en bijgevolg niet verplicht een aangifte van schuldvordering te doen binnen de bij artikel 1675/9, Gerechtelijk Wetboek, voorgeschreven termijn (1). (1) Zie de concl. OM in Pas. 2015, nr. … .
- Art. 1675/9 Gerechtelijk Wetboek
5 januari 2015
5 januari 2015
S.2014.0048.F AC nr. ...
- Beschikking van toelaatbaarheid - Herroeping - Bemiddelingsrekening - Verdeling onder schuldeisers
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxx.
5 januari 2015
5 januari 2015
S.2014.0038.F AC nr. ...
- Beschikking van toelaatbaarheid - Betekening - Schuldeisers van de verzoeker - Aangifte van schuldvordering
De bij artikel 1675/9, Gerechtelijk Wetboek, voorgeschreven verplichting tot aangifte van schuldvordering is enkel van toepassing op de schuldeisers van de verzoeker (1). (1) Zie de concl. OM in Pas. 2015, nr. … .
- Art. 1675/9 Gerechtelijk Wetboek
5 januari 2015
5 januari 2015
S.2014.0048.F AC nr. ...
COMMUNICATIE TELECOMMUNICATIE
- Openbaar officier of ambtenaar - Opnemen van privé-communicatie of -telecommunicatie - Gebruik met bedrieglijk opzet of met het oogmerk te schaden - Gebruik maken van
Artikel 259bis, § 2, van het Strafwetboek straft ieder openbaar officier of ambtenaar, drager of agent van de openbare macht die, naar aanleiding van de uitoefening van zijn bediening, buiten de gevallen die de wet bepaalt of zonder inachtneming van de vormen die zij voorschrijft, met bedrieglijk opzet of met het oogmerk te schaden, gebruik maakt van een wettig gemaakte opname van privé-communicatie of -telecommunicatie; gebruik maken van, in de zin van dat artikel, houdt de aanwending of het gebruik in van een opname en niet het enkele feit van die opname in bezit te hebben (1). (1) Xxxxxxxxx Xx Xxxxxxxxx, Les infractions, dl. 5, Les infractions contre l'ordre public, Xxxxxxx, 0000, p. 404-405.
- Art. 259bis, § 2 Strafwetboek
28 januari 2015
28 januari 2015
DAGVAARDING
P.2014.1664.F AC nr. ...
- Strafzaken - Inhoudelijke geldigheid - Nietigheid
In strafzaken wordt de inhoudelijke geldigheid van de dagvaarding geregeld door de artikelen 145, 182, 184 en 211 Wetboek van Strafvordering, die geen nietigheidssanctie inhouden; een dagvaarding kan in strafzaken slechts nietig worden verklaard wanneer een wezenlijk bestanddeel van de akte ontbreekt of wanneer vaststaat dat het recht van verdediging door die onregelmatigheid is miskend (1). (1) Cass. 31 maart 2009, AR P.08.1929.N, AC 2009, nr. 223.
13 januari 2015
13 januari 2015
DERDENVERZET
P.2013.0830.N AC nr. ...
- Ontvankelijkheidsvereiste - Belang
Derdenverzet is slechts niet ontvankelijk wegens gebrek aan belang wanneer het uitgaat van een persoon wiens rechtspositie door de beslissing niet kan worden aangetast (1). (1) Cass. 21 maart 2003, AR C.00.0634.N, AC 2003, nr. 188.
- Artt. 1033 en 1122, eerste lid Gerechtelijk Wetboek
30 januari 2015
30 januari 2015
C.2014.0270.N AC nr. ...
DESKUNDIGENONDERZOEK
- Gedwongen tussenkomst - Tijdstip
Tussenkomst in een deskundigenonderzoek kan geschieden zolang geen afbreuk wordt gedaan aan het recht van verdediging van de partij die gedwongen tussenkomt; hieruit volgt dat een gedwongen tussenkomst in het deskundigenonderzoek niet is uitgesloten in geval dat de gerechtsdeskundige reeds een voorlopige mening heeft geformuleerd, wanneer blijkt dat het recht van verdediging van de in gedwongen tussenkomst gedaagde partij is geëerbiedigd.
- Artt. 812 en 981 Gerechtelijk Wetboek
30 januari 2015
30 januari 2015
C.2013.0457.N AC nr. ...
DIPLOMATEN EN CONSULS
- Diplomatieke missies - Bankrekeningen - Immuniteit - Diplomatieke immuniteit - Uitvoeringsimmuniteit - Internationaal gebruik - Rechten van de Mens - Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden - Recht van toegang tot de rechter
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxxxx.
11 december 2014
11 december 2014
C.2013.0537.F AC nr. ...
- Diplomatieke immuniteit - Uitvoeringsimmuniteit - Internationaal gebruik - Rechten van de Mens - Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden - Recht van toegang tot de rechter - Diplomatieke missies - Bankrekeningen - Immuniteit
Het recht van toegang tot de rechter, gewaarborgd door artikel 6.1 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en zoals uitgelegd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, kan niet tot gevolg hebben dat een Staat gedwongen wordt de regel van de uitvoeringsimmuniteit van de Staten, die ertoe strekt de optimale werking van de diplomatieke missies te verzekeren en, meer algemeen, de hoffelijkheid en de goede betrekkingen tussen soevereine Staten te bevorderen, tegen zijn wil in te negeren (1). (1) Zie concl. OM in Pas.
2014, nr. … .
- Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
11 december 2014
11 december 2014
C.2013.0537.F AC nr. ...
- Diplomatieke missies - Bankrekeningen - Immuniteit - Diplomatieke immuniteit - Uitvoeringsimmuniteit - Internationaal gebruik - Ne impediatur legatio
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxxxx.
11 december 2014
11 december 2014
C.2013.0537.F AC nr. ...
- Ne impediatur legatio - Diplomatieke missies - Bankrekeningen - Immuniteit - Diplomatieke immuniteit - Uitvoeringsimmuniteit - Internationaal gebruik
De regel “ne impediatur legatio” is een internationaal gebruik (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr.
… .
11 december 2014
11 december 2014
DWANGSOM
C.2013.0537.F AC nr. ...
- Uitspraak - Voorwaarde - Veroordeling tot het betalen van een geldsom
De veroordeling tot terugstorting van de helft van de kinderbijslag kan niet gepaard gaan met een dwangsom aangezien zij een veroordeling is tot betaling van een geldsom in de zin van artikel 1385bis, eerst lid van het Gerechtelijk Wetboek (1). (1) Zie Cass. 28 oktober 2004, AR C.01.0432.F, AC 2004, nr. 514.
- Art. 1385bis, eerste lid Gerechtelijk Wetboek
22 januari 2015
22 januari 2015
C.2013.0602.F AC nr. ...
ERFDIENSTBAARHEID
- Erfdienstbaarheid van uitweg - Ingesloten erf
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxxxx.
11 december 2014
11 december 2014
C.2013.0365.F AC nr. ...
- Erfdienstbaarheid van uitweg - Ingesloten erf
Artikel 682, §1, van het Burgerlijk Wetboek houdt, zowel bij de omschrijving van de insluiting van een erf als bij het beoordelen van het recht van uitweg over of onder dat erf, rekening met elk economisch rendement dat door de bestemming van het erf mogelijk wordt gemaakt (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. … .
- Art. 682, § 1 Burgerlijk Wetboek
11 december 2014
C.2013.0365.F
AC nr. ...
11 december 2014
- Conventionele erfdienstbaarheid van overgang - Titel ouder dan 30 jaar - Bevrijdende verjaring - Tegenbewijs
Degene die de uitoefening van een conventioneel recht van overgang vordert op grond van een titel die ouder is dan dertig jaar moet, als hem de bevrijdende verjaring wordt tegengeworpen, het bewijs leveren dat de verjaring werd gestuit en het verval door onbruik werd vermeden, hetzij doordat de erfdienstbaarheid werd uitgeoefend sedert minder dan dertig jaar voorafgaand aan het instellen van de vordering, hetzij doordat het bestaan van de erfdienstbaarheid in deze periode werd erkend door de eigenaar van het dienstbare erf.
- Artt. 695, 706 en 707 Burgerlijk Wetboek
12 januari 2015
12 januari 2015
C.2013.0580.N AC nr. ...
EUROPEES AANHOUDINGSBEVEL
- Tenuitvoerlegging gevraagd aan België - Facultatieve weigeringsgrond bepaald in artikel 6, 4° Wet Europees Aanhoudingsbevel - Vonnis bij verstek - Vonnis nog vatbaar voor een rechtsmiddel
Zoals blijkt uit het arrest C-306/9 van 21 oktober 2010 van het Hof van Justitie van de Europese Unie, bevindt de bij verstek veroordeelde die nog beschikt over de mogelijkheid om een nieuw proces te verzoeken, zich in een vergelijkbare situatie als een persoon tegen wie een Europees aanhoudingsbevel met het oog op de strafvervolging is uitgevaardigd; hieruit volgt dat een Europees aanhoudingsbevel uitgevaardigd ter uitvoering van een vonnis bij verstek waartegen nog een rechtsmiddel kan worden ingesteld, vergelijkbaar is met een Europees aanhoudingsbevel uitgevaardigd met het oog op vervolging, zodat het arrest dat toepassing maakt van de
weigeringsgrond van artikel 6.4° Wet Europees Aanhoudingsbevel om de uitvoerbaarverklaring te weigeren van een Europees aanhoudingsbevel uitgevaardigd met het oog op strafvervolging niet naar recht verantwoord is (1). (1) HvJ 21 oktober 2010, C – 306/09, I.B.; zie RW 2011-2012, 1528 en bespreking door X.XXXX; zie J. XXX XXXXXX, o.c., p.199 – 202, nrs. 382-387.
3 februari 2015
3 februari 2015
P.2015.0126.N AC nr. ...
- Tenuitvoerlegging gevraagd aan België - Facultatieve weigeringsgrond bepaald in artikel 6, 4° Wet Europees Aanhoudingsbevel
Krachtens artikel 6.4° Wet Europees Aanhoudingsbevel kan de tenuitvoerlegging worden geweigerd in geval het Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd met het oog op de ten- uitvoerlegging van een straf of van een veiligheidsmaatregel, de betrokken persoon Belg is of in België verblijft, en de bevoegde Belgische autoriteiten zich ertoe verbinden die straf of veiligheidsmaatregel overeenkomstig de Belgische wetgeving ten uitvoer te leggen; uit die wets- bepaling volgt dat de
weigeringsgrond van artikel 6.4° Wet Europees Aanhoudingsbevel enkel kan worden toegepast voor de uitvoerbaarverklaring van een Europees aanhoudingsbevel met het oog op de tenuitvoerlegging van een straf of een veiligheidsmaatregel, maar niet met het oog op vervolging (1). (1) Cass. 25 november 2009, AR P.09.1624.F, AC 2009, nr. 697; zie J. XXX XXXXXX, Het Europees aanhoudingsbevel in de praktijk, Kluwer, 2013, p.112 - 129, nrs. 211-234.
3 februari 2015
3 februari 2015
P.2015.0126.N AC nr. ...
FAILLISSEMENT, FAILLISSEMENTSAKOORD EN GERECHTELIJ
GEVOLGEN (PERSONEN, GOEDEREN, VERBINTENISSEN)
Gevolgen (personen, goederen, verbintenissen) - Opschorting rechtsvorderingen en middelen van
tenuitvoerlegging
De bepalingen van artikel 16, eerste lid, 24 en 82 Faillissementswet hebben niet tot gevolg dat tijdens het faillissement ontstane schulden niet opeisbaar zijn of blijven ten aanzien van de gefailleerde, maar enkel dat met betrekking tot die schulden de concrete rechtsvorderingen en middelen van tenuitvoerlegging van de individuele schuldeisers tegen de gefailleerde in de regel zijn opgeschort tot aan de sluiting van het faillissement, zodat na deze sluiting en behoudens zo de gefailleerde verschoonbaar is verklaard, die schuldeisers voor het onbetaalde gedeelte hun rechtsvorderingen of de gedwongen tenuitvoerlegging van hun schuldvorderingen tegen de betrokkene kunnen aanvatten of hernemen.
20 januari 2015
20 januari 2015
P.2014.1276.N AC nr. ...
Gevolgen (personen, goederen, verbintenissen) - Faillissement - Boedelschuld - Begrip
Een schuld is alleen dan een boedelschuld, wanneer de curator verbintenissen heeft aangegaan met het oog op het beheer van de boedel, onder meer door de handelsactiviteiten van de gefailleerde voort te zetten, de door laatstgenoemde gesloten overeenkomsten uit te voeren of nog door de roerende of onroerende goederen te gebruiken met het oog op het passend beheer van de failliete boedel; de boedel is alleen in die omstandigheden gebonden door de verbintenissen die met dat beheer verband houden en moet de schulden die erop rusten, dragen (1); schulden die voortvloeien uit de saneringsplicht ten gevolge van inbreuken op de milieuwetgeving die werden begaan vóór de faillietverklaring waarvan de gevolgen nadien blijven voortduren en die vreemd zijn aan het beheer en de vereffening van de boedel, leveren in beginsel geen schuld van de boedel op (2). (1) Cass. 16 juni 1988, AR 8075, nr. 8136 en nr. 8209, AC 1987-88, nr. 642; Cass. 27 april 1992, AR nr. 9291, AC
1991-92, nr. 451 en Cass. 20 januari 1994, XX X.00.0000. F, AC 1994, nr. 37. (2) Zie Cass. 7 maart
2002, AR C 00.0187.N, AC 2002, nr. 167.
- Artt. 16, 40 en 99 Wet 8 aug. 1997
23 januari 2015
23 januari 2015
C.2014.0324.N AC nr. ...
MISDRIJVEN IN VERBAND MET FAILLISSEMENT, BEDRIEGLIJK ONVERMOGEN
Misdrijven in verband met faillissement, bedrieglijk onvermogen - Bedrieglijk onvermogen - Constitutieve bestanddelen
Het in artikel 490bis Strafwetboek bepaalde misdrijf van bedrieglijk onvermogen is geen faillissementsmisdrijf, maar deze bepaling is van toepassing op elke schuldenaar die op enig moment de constitutieve bestanddelen van die bepaling verenigt, te weten het bedrieglijk organiseren van zijn onvermogen om zijn bezit feitelijk of juridisch te onttrekken aan ge- dwongen tenuitvoerlegging van zijn schuldeisers en het zich onttrekken aan zijn verplichting tot het betalen van een voldoende vaststaande, vervallen en opeisbare schuld, ongeacht welke van die bestanddelen het andere in de tijd voorafgaat (1). (1) Cass. 5 december 2000, XX X.00.0000.X, AC 2000, nr. 667; Cass. 8 juni 1988,
AR 6644, AC 1987-1988, nr. 615; Cass. 17 april 1991, AR 8761, AC 1990-1991, nr. 428; zie Cass. 30
april 1991, AR 3130, AC 1990-1991, nr. 453 , waar een zelfde redenering wordt toegepast inzake bankbreuk; X. XXXXXXXXX,” Bedrieglijk bewerken van onvermogen”, Memorialis Postal, 35/6; X. XX XXXX, “ Bedrieglijk onvermogen. Het strafrecht als druk op de ketel voor burgerlijke verplichtingen.”
In Liber Amicorum Xxxxx Xx Xxxx, 184-189; X. XX XXXXXXXXXX, “ Des infractions liées à l’état de faillite”, in Les infractions contre les biens, Xxxxxxx, 0000, 199-200; X. XXXXXXX, «Bedrieglijk onvermogen », RW 1989-1990, 286-289;
X. XXXXXXX, “Bedrieglijk onvermogen”, noot onder Antwerpen 27 oktober 1995, RW 1996-1997, 54
20 januari 2015
20 januari 2015
P.2014.1276.N AC nr. ...
Misdrijven in verband met faillissement, bedrieglijk onvermogen - Bedrieglijk onvermogen - Vereisten - Uitvoerbare titel - Tenuitvoerlegging
Opdat het misdrijf van bedrieglijk onvermogen bestaat en schade kan veroorzaken, is niet vereist dat de schuldeiser gepoogd heeft een titel ten uitvoer te leggen of dat hij zelfs maar beschikt over een uitvoerbare titel en evenmin heeft de tijdelijke onmogelijkheid voor de schuldeiser om met betrekking tot zijn schuldvordering een concreet middel van tenuitvoerlegging te laten gelden een invloed op het bestaan van het misdrijf.
20 januari 2015
20 januari 2015
P.2014.1276.N AC nr. ...
Misdrijven in verband met faillissement, bedrieglijk onvermogen - Gedwongen tenuitvoerlegging - Belemmering - Schade - Burgerlijke partijstelling door de schuldeisers - Ontvankelijkheid - Bevoegdheid van de curator
De gedongen tenuitvoerlegging kan belemmerd worden door het feit dat de schuldenaar tijdens zijn faillissement zijn bezit feitelijk of juridisch onttrekt aan die tenuitvoerlegging, waardoor de schuldeisers kunnen worden benadeeld zodat zij een rechtmatig belang hebben om ook tijdens de periode van het faillissement tegen de gefailleerde klacht met burgerlijke partijstelling te doen wegens bedrieglijk onvermogen en de rechter die klacht kan ontvankelijk verklaren wanneer de schuldeisers hun beweringen over de schade die zij door dit misdrijf zouden hebben geleden aannemelijk maken; het middel dat aanvoert dat tijdens het faillissement enkel de curator een ontvankelijke klacht met burgerlijke partijstelling wegens bedrieglijk onvermogen kan doen, faalt naar recht.
20 januari 2015
20 januari 2015
GENEESKUNDE
ALGEMEEN
P.2014.1276.N AC nr. ...
Algemeen - Ziekenhuis - Ziekenhuisgeneesheer - Afzetting - Medische Raad - Advies - Opzegging
De regel dat de medische raad aan de beheerder een advies verstrekt over de afzetting van ziekenhuisgeneesheren, behalve bij afzetting om dringende reden, vereist niet dat de afzetting wordt opgelegd als sanctie; hij is ook van toepassing wanneer de beheerder de overeenkomst met de ziekenhuisgeneesheer wil beëindigen door een contractueel bedongen opzegging (1). (1) Artt.
125 en 127 Ziekenhuiswet, in de versie zoals van toepassing voor de coördinatie bij KB 10 juli 2008.
- Art. 125, eerste lid, 7° Gecoördineerde wet op de ziekenhuizen 7 aug. 1987
8 december 2014
8 december 2014
C.2012.0390.N AC nr. ...
Algemeen - Ziekenhuis - Ziekenhuisgeneesheer - Afzetting - Medische Raad - Advies - Procedure
Uit artikel 127, §1 Ziekenhuiswet volgt dat de ziekenhuisbeheerder de beslissing tot afzetting kan nemen, zonder de in de artikelen 127, §§2 en 3, en 128 Ziekenhuiswet bepaalde procedure te moeten volgen, indien de medische raad zich niet met een tweederde meerderheid van de stemgerechtigde leden tegen de afzetting uitspreekt (1). (1) Artt. 125 en 127 Ziekenhuiswet, in de versie zoals van toepassing voor de coördinatie bij KB 10 juli 2008.
8 december 2014
8 december 2014
C.2012.0390.N AC nr. ...
Algemeen - Verblijf in ziekenhuis - Verzorging patiënt - Kosten - Aanrekening aan patiënt
Uit de artikelen 94, eerste lid, en 95 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987 volgt dat alle kosten die verband houden met het verblijf in een gemeenschappelijke kamer en het verstrekken van zorgen aan patiënten in het ziekenhuis en die niet worden opgesomd in artikel 95, begrepen zijn in het budget van financiële middelen en dat daarvoor geen financiële vergoeding van de patiënt kan worden gevorderd; het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de
vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen regelt aldus hoe het budget van financiële middelen voor de ziekenhuizen wordt vastgesteld en betaald; het bepaalt niet welke kosten al dan niet mogen worden aangerekend aan de patiënt (1) (2). (1) Zie concl. OM. (2) De wet op de ziekenhuizen gecoördineerd op 7 augustus 1987, de artikelen 94 en 95, zoals van toepassing voor de bij koninklijk besluit van 10 juli 2008 doorgevoerde coördinatie van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinstellingen.
8 december 2014
8 december 2014
C.2012.0415.N AC nr. ...
Algemeen - Financiering gezondheidszorg - Toegankelijkheid gezondheidszorg - Verzorging patiënt - Kosten - Aanrekening aan patiënt
Uit de artikelen 94, eerste lid, en 95 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987 volgt dat alle kosten die verband houden met het verblijf in een gemeenschappelijke kamer en het verstrekken van zorgen aan patiënten in het ziekenhuis en die niet worden opgesomd in artikel 95, begrepen zijn in het budget van financiële middelen en dat daarvoor geen financiële vergoeding van de patiënt kan worden gevorderd; het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de
vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen regelt aldus hoe het budget van financiële middelen voor de ziekenhuizen wordt vastgesteld en betaald; het bepaalt niet welke kosten al dan niet mogen worden aangerekend aan de patiënt (1) (2). (1) Zie concl. OM. (2) De wet op de ziekenhuizen gecoördineerd op 7 augustus 1987, de artikelen 94 en 95, zoals van toepassing voor de bij koninklijk besluit van 10 juli 2008 doorgevoerde coördinatie van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinstellingen.
8 december 2014
8 december 2014
C.2012.0415.N AC nr. ...
Algemeen - Verblijf in ziekenhuis - Verzorging patiënt - Kosten - Aanrekening aan patiënt
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxx.
8 december 2014
8 december 2014
C.2012.0415.N AC nr. ...
Algemeen - Financiering gezondheidszorg - Toegankelijkheid gezondheidszorg - Verzorging patiënt - Kosten - Aanrekening aan patiënt
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxx.
8 december 2014
8 december 2014
GERECHTSKOSTEN
BURGERLIJKE ZAKEN
C.2012.0415.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Procedure voor de feitenrechter - Rechtsplegingsvergoeding - Basis-, minimum- en maximumbedragen - Vaststelling - Per aanleg - Samenvoeging van zaken - Afzonderlijke geschillen
De veroordeling tot de gerechtskosten onderstelt dat tussen de partijen een daadwerkelijke procesverhouding bestaat; wanneer meerdere eisers bij eenzelfde akte onderscheiden vorderingen op een zelfde grondslag instellen tegen een of meer verweerders, zonder dat de afsplitsing van de zaken wordt gevorderd en gelast, dient de rechter, vooraleer meerdere rechtsplegingsvergoedingen toe te kennen en ook al doet iedere vordering in beginsel een afzonderlijke procesverhouding ontstaan, na te gaan of de samengevoegde zaken, gelet op de concrete elementen ervan, in hun geheel beschouwd niet eenzelfde geschil uitmaken, maar wel afzonderlijke geschillen.
- Art. 1, eerste en tweede lid KB 26 okt. 2007 tot vaststelling van het tarief van de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in art. 1022 Ger.Wb. en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de artt. 1 tot 13 W. 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de
- Artt. 701, 1017, eerste lid, 1018, 6°, en 1022 Gerechtelijk Wetboek
8 december 2014
8 december 2014
S.2012.0029.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Procedure voor de feitenrechter - Rechtsplegingsvergoeding - Basis-, minimum- en maximumbedragen - Vaststelling - Sociaal verzekerde - Begrip
De uitzonderingsregel inzake de gerechtskosten van het tweede lid van artikel 1017 Gerechtelijk Wetboek geldt bij vorderingen ingesteld door een sociaal verzekerde in de zin van de Wet Handvest Sociaal Verzekerde in een procedure zoals bedoeld in artikel 580, 2°, Gerechtelijk Wetboek; de appelrechters stellen vast dat de vordering van de verweerder ertoe strekt te horen zeggen dat hij in de periode vanaf 1 januari tot en met 30 november 2007 als werknemer van een vennootschap diende te worden beschouwd; zij oordelen dat de RSZ te dezen geen instelling is zoals bedoeld in artikel 2, 2°, Wet Handvest Sociaal Verzekerde omdat hij geen prestaties van sociale zekerheid toekent en de verweerder in de relatie met de eiser daarom ook geen natuurlijke persoon is die
recht heeft op sociale prestaties in de zin van artikel 2, 7°, van het voormelde Handvest; de appelrechters die aldus oordelen en de rechtsplegingsvergoeding op grond hiervan bepalen volgens artikel 3 Tarief Rechtsplegingsvergoeding, verantwoorden hun beslissing niet naar recht (1). (1) Het Hof vernietigt de bestreden beslissing in zoverre het eiser veroordeelt tot een rechtsplegingsvergoeding die de bedragen van artikel 4 Tarief Rechtsplegingsvergoeding overtreft. Het oordeelt dat er geen aanleiding tot verwijzing is. In deze zaak maakt het Hof toepassing van artikel 1111, laatste lid Gerechtelijk Wetboek.
- Artt. 2, 3 en 4 KB 26 okt. 2007 tot vaststelling van het tarief van de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in art. 1022 Ger.Wb. en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de artt. 1 tot 13 W. 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de
- Art. 2, 7° Wet 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde
- Artt. 579, 6°, 580, 581, 582, 1° en 2° en 1017, 1e en 2e lid Gerechtelijk Wetboek
8 december 2014
8 december 2014
S.2013.0018.N AC nr. ...
STRAFZAKEN
Strafzaken - Allerlei - Burgerlijke partijstelling voor de onderzoeksrechter - Instellen van de strafvordering - Buitenvervolgingstelling - Rechtsplegingsvergoeding - Veroordeling van de burgerlijke partij
Krachtens artikel 128, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt, wanneer het onderzoeksgerecht verklaart dat er geen reden is tot vervolging omdat het feit noch een misdaad, noch een wanbedrijf, noch een overtreding oplevert, of dat er generlei bezwaar bestaat, degene die zich burgerlijke partij heeft gesteld in handen van de onderzoeksrechter, veroordeeld tot het betalen aan de inverdenkinggestelde van de vergoeding bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek; het arrest, dat de inverdenkinggestelde een rechtsplegingsvergoeding toekent na te hebben vastgesteld dat de strafvordering verjaard was, doordat een wanbedrijf werd gecontraventionaliseerd, schendt de aangevoerde bepaling.
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.1198.F AC nr. ...
GRONDWET
GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE)
GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE) - Art. 159 - Rechterlijke macht - Opdracht
Elk rechtsprekend orgaan heeft de bevoegdheid en de plicht om na te gaan of de beslissingen van de administratie waarvan de toepassing betwist wordt, overeenstemmen met de wet (1). (1) Cass. 4 oktober 2012, AR C.11.0620.F, AC 2012, nr. 511.
- Art. 159 Grondwet 1994
8 januari 2015
8 januari 2015
C.2013.0546.F AC nr. ...
GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE) - Art. 144 - Burgerlijke rechten - Subjectief recht - Aantasting - Bestuur - Rechterlijke macht - Bevoegdheid
De rechterlijke macht is bevoegd om een door het bestuur bij de uitoefening van zijn niet-gebonden bevoegdheid begane onrechtmatige aantasting van een subjectief recht zowel te voorkomen als te herstellen; krachtens het algemeen beginsel van de scheiding der machten vermag de rechter daarbij aan het bestuur zijn beleidsvrijheid niet te ontnemen en zich in de plaats van het bestuur te stellen (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 144 Grondwet 1994
26 december 2014
26 december 2014
C.2014.0120.N AC nr. ...
GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE) - Art. 151 - Rechterlijke macht - Rechter - Onpartijdigheid - Onafhankelijkheid - Beoordeling van de objectieve onpartijdigheid van de rechter - Criterium
De rechter wordt tot bewijs van het tegendeel vermoed onpartijdig, onafhankelijk en onbevangen te oordelen en de vereisten van onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter zijn nauw met elkaar verbonden zodat bij de beoordeling van de objectieve onpartijdigheid van de rechter de waarborgen van diens individuele onafhankelijkheid in aanmerking kunnen worden genomen (1). (1) Cass. 13 maart 2012, AR P.11.1750.N, AC 2012, nr. 166.
- Art. 151, § 1 Grondwet 1994
- Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
10 februari 2015
10 februari 2015
P.2015.0172.N AC nr. ...
GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE) - Art. 144 - Burgerlijke rechten - Subjectief recht - Aantasting - Bestuur - Rechterlijke macht - Bevoegdheid
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
26 december 2014
26 december 2014
GRONDWETTELIJK HOF
C.2014.0120.N AC nr. ...
- Prejudicieel geschil - Hof van Cassatie - Verplichting - Grenzen - Aangevoerd verschil in behandeling vindt zijn grondslag in de respectieve draagwijdten van art. 6 EVRM en van art. 149 Grondwet
Het Hof van Cassatie is niet gehouden het Grondwettelijk Hof een door een partij voorgestelde prejudiciële vraag te stellen wanneer het door de eiser aangevoerde verschil in behandeling zijn grondslag vindt in de respectieve draagwijdten van artikel 6 EVRM en van artikel 149 van de Grondwet, ten opzichte waarvan het Grondwettelijk Hof niet bevoegd is.
- Art. 26, § 2 Bijzondere wet op het Arbitragehof van 6 jan. 1989
28 januari 2015
28 januari 2015
P.2014.1463.F AC nr. ...
- Prejudicieel geschil - Hof van Cassatie - Verplichting - Grenzen - Voorwerp van de vraag houdt geen verband met de aangevoerde grondwettelijke bepalingen
Wanneer het voorwerp van de door de eiser voorgestelde vraag geen verband houdt met de door hem aangevoerde grondwettelijke bepalingen, is dit geen prejudiciële vraag in de zin van artikel 26 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof en hoeft zij niet te worden gesteld.
- Art. 26, § 2 Bijzondere wet op het Arbitragehof van 6 jan. 1989
28 januari 2015
28 januari 2015
P.2014.1463.F AC nr. ...
HANDELSPRAKTIJK
- Wet tot bescherming van de economische mededinging - Interpretatie - Prejudiciële vraag aan het Hof van Cassatie - Arrest van het Hof - Gezag - Artikelen 23 tot 28 van het Gerechtelijk Wetboek - Toepassing
De artikelen 23 tot 28 van het Gerechtelijk Wetboek houden geen verband met het gezag van een arrest waarin het Hof, op grond van artikel 72 van de Wet Economische Mededinging 2006, zich uitspreekt bij wege van prejudicieel arrest over de kwesties met betrekking tot de interpretatie van die wet (1). (1) Zie concl. OM in Pas 2015., nr. …
22 januari 2015
22 januari 2015
C.2013.0532.F AC nr. ...
- Vrijheid van handel en nijverheid - Verzet tegen een ongeoorloofde beperking - Aard van de bepaling
De bepaling van artikel 7 van het Decreet d' Allarde van 2-17 maart 1791, zoals te dezen van toepassing, die zich verzet tegen een ongeoorloofde beperking van de vrijheid van handel en nijverheid, is van openbare orde; het beding dat een onredelijke beperking van de concurrentie naar voorwerp, territorium of duur oplegt, is bijgevolg nietig.
- Art. 7 Decr. d'Allarde van 2-17 maart 1791
23 januari 2015
23 januari 2015
C.2013.0579.N AC nr. ...
- Raad voor de Mededinging - Voorlopige maatregelen door de voorzitter - Aard van de maatregelen - Verstrijken van de geldigheidsduur van een bij een eerdere beslissing bevolen maatregel - Nieuwe beslissing die voor de toekomst zal gelden
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
00 januari 2015
23 januari 2015
C.2013.0369.N AC nr. ...
- Raad voor de Mededinging - Voorlopige maatregelen door de voorzitter - Aard van de maatregelen - Verstrijken van de geldigheidsduur van een bij een eerdere beslissing bevolen maatregel - Nieuwe beslissing die voor de toekomst zal gelden
De aard van de voorlopige maatregelen die de voorzitter van de Raad neemt op grond van artikel 62,
§1, Wet Economische Mededinging 2006, zoals hier van toepassing, sluit niet uit dat hij voor de periode volgend op het verstrijken van de geldigheidsduur van een bij een eerdere beslissing bevolen maatregel, een nieuwe beslissing neemt die voor de toekomst zal gelden, indien de toestand na het verstrijken van de duur van de eerder bevolen maatregel zulks vergt en voor zover hij het voordeel van de vroegere beslissing niet ongedaan maakt (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 62, § 1 Wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 15 sept. 2006
23 januari 2015
23 januari 2015
C.2013.0369.N AC nr. ...
- Raad voor de Mededinging - Voorlopige maatregelen door de voorzitter - Restrictieve mededingingspraktijken die het voorwerp van het onderzoek uitmaken - Klachten en verzoeken betreffende de restrictieve mededingingspraktijken - Auditoraat - Onderzoek
Voor de toepassing van artikel 62, §1, Wet Economische Mededinging 2006 moet worden beschouwd dat er een onderzoek hangende is van zodra een klacht is ingediend bij het Auditoraat, waaromtrent het Auditoraat nog geen beslissing tot sepot heeft genomen (1). (1) Zie concl. OM.
- Artt. 45, §§ 1 en 2, en 62, § 1 Wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 15 sept. 2006
23 januari 2015
23 januari 2015
C.2013.0369.N AC nr. ...
- Raad voor de Mededinging - Voorlopige maatregelen door de voorzitter - Restrictieve mededingingspraktijken die het voorwerp van het onderzoek uitmaken - Klachten en verzoeken betreffende de restrictieve mededingingspraktijken - Auditoraat - Onderzoek
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
00 januari 2015
23 januari 2015
HELING
C.2013.0369.N AC nr. ...
- Witwassen - Vermogensvoordelen - Witwasmisdrijf bedoeld in artikel 505, eerste lid, 4°, Strafwetboek - Aard van het misdrijf - Strafbaarheid
Uit de tekst van artikel 505, eerste lid, 4°, Strafwetboek en de wetsgeschiedenis ervan volgt dat het door deze bepaling bedoelde witwasmisdrijf steeds een voortdurend misdrijf is gebleven, dat ontstaat bij het verhelen of verhullen van de aard, oorsprong, vindplaats, vervreemding,
verplaatsing of eigendom van de in artikel 42, 3°, Strafwetboek bedoelde zaken en dat blijft voortduren zolang de dader die elementen verheelt of verhult, mits hij bij de aanvang van zijn handelen de illegale oorsprong van de verheelde of verhulde zaken kende of moest kennen (1). (1) Cass. 22 januari 2013, XX X.00.0000.X, AC 2013, nr. 45; zie X. XXXXXXX en H. XXX XXXXX, “Het wel en wee van het witwasmisdrijf”, T. Straf. 2007, 345-372.
10 februari 2015
10 februari 2015
HERZIENING
ALGEMEEN
P.2014.1710.N AC nr. ...
Algemeen - Nieuw feit - Voorwaarde - Vergissing van de rechter
Een nieuw feit of een omstandigheid zoals bedoeld in artikel 443, eerste lid, 3°, Wetboek van Strafvordering, vereist het ontdekken of het achterhalen van een element van feitelijke of technische aard dat de veroordelende beslissing had kunnen wijzigen of beïnvloeden; een vergissing in rechte van de rechter behoort daar niet toe, maar geeft enkel aanleiding tot het aanwenden van een rechtsmiddel.
17 februari 2015
17 februari 2015
P.2015.0003.N AC nr. ...
Algemeen - Strafzaken - Definitieve veroordeling van een valse getuige - Vernietiging van de beslissing
Krachtens de artikelen 443, eerste lid, 2°, en 444, eerste lid, 1°, Wetboek van Strafvordering kan de veroordeelde herziening aanvragen van zijn in kracht van gewijsde gegane veroordeling in criminele of correctionele zaken, onder meer wanneer een getuige die op de rechtszitting gehoord is, naderhand een in kracht van gewijsde gegane veroordeling heeft ondergaan wegens valse getuigenis tegen de veroordeelde.
6 januari 2015
6 januari 2015
ALLERLEI
P.2014.1578.N AC nr. ...
Allerlei - Strafzaken - Definitieve veroordeling van een valse getuige - Vernietiging van de beslissing - Verwijzing na vernietiging - Beslissing uitgaand van een correctionele rechtbank zetelend in hoger beroep - Verwijzing naar een correctionele rechtbank rechtszitting houdende in hoger beroep
Wanneer de vernietigde beslissing uitgaat van een correctionele rechtbank, rechtsprekend in hoger beroep, verwijst het Hof van Cassatie de zaak naar een correctionele rechtbank, rechtszitting houdende in hoger beroep (1). (1) Het belang van dit arrest resideert niet zozeer in de beslissing tot herziening, die gebaseerd is op de omstandigheid dat een getuige definitief werd veroordeeld wegens valse getuigenis, dan wel in beslissing nopens de bevoegde rechter na verwijzing door het Hof van Cassatie. Artikel 445, tweede lid, Wetboek van Strafvordering bepaalt inderdaad dat het Hof van Cassatie in dit geval de veroordeling vernietigt en de zaak verwijst “naar een hof van beroep of een hof van assisen, zoals in het eerste lid van dit artikel bepaald is”. De tekst van artikel 445 Sv. lijkt duidelijk en de verwijzing naar een hof van assisen of een hof van beroep, ook wanneer de vernietigde beslissing een vonnis is van de correctionele rechtbank, was constante rechtspraak van het Hof van Cassatie (X. XXXXXXXX, ‘Herziening’, Comm.Straf., nrs. 76 en 103 en de aldaar vermelde rechtspraak). In de rechtsleer wordt de verwijzing naar een hof van beroep als de regel
vooropgesteld door Ph. TRAEST (‘De herziening in strafzaken aan herziening toe?’, in Amicus Curiae Liber Amicorum Xxxx Xx Xxxxx, p. 393, voetnoot 45) ook wanneer de vernietigde beslissing werd genomen door een correctionele rechtbank en door X. XXXXXX en J. XXX XXXXXXXXX (‘Procédure
de révision en matière pénale’, in Droit pénal et procédure pénale, pp. 00-00, xx. 00), xxxxxxx door
A. SAINT-REMY (‘Xx xxxxxxxx xxx xxxxxxxxxxxxx xxxxxxx‘, Xxx Xxxxxxxx, Procédure pénale, II, 1, Brussel, 1948, p. 565, nr. 209). Anderzijds maken H.-D. XXXXX, X. XXXXXXXXXXXXX en M-A.
BEERNAERT gewag van een verwijzing naar ‘la juridiction de fond compétente’ (Droit de la procédure pénale, Xx Xxxxxx, 0000, 6e editie, p. 1295). Ondanks de duidelijke tekst van artikel 445 Sv. is het ook constante rechtspraak van het Hof van Cassatie dat indien de vernietigde beslissing uitgaat van een militaire rechtsmacht, de verwijzing diende te geschieden naar het militair gerechtshof en niet naar het hof van beroep of het hof van assisen (Cass. 5 mei 1952, AC 1952, 486 en de aldaar geciteerde rechtspraak; Pas. 1952, I, 558; zie ook X. XXXXXXXX, o.c., nr. 105 en de in voetnoot 5 aangehaalde rechtspraak), dit zowel wanneer de vernietigde beslissing uitging van een krijgsraad als van het militair gerechtshof. Eén van de overwegingen uit het arrest van 5 mei 1952
lijkt ons van belang voor de discussie en luidt als volgt: ‘Overwegende dat, door als rechtsmacht op verwijzing het hof van beroep aan te duiden en door zodoende gedeeltelijk af te wijken van de regel van verwijzing naar een rechtsmacht van dezelfde aard als degene die de vernietigde beslissing heeft gewezen (Wetboek van strafvordering, artikel 427), de wetgever van 1894 de wil heeft uitgedrukt de zaak te verwijzen naar de hoogste rechtsmacht van wijzen die er kennis kan van nemen, en die, dienvolgens, in laatste aanleg zou xxxxxxxxx’ (in het Frans luidt de tekst als volgt: la juridiction de jugement la plus élevée qui eût pu être appelée à en connaître et qui, partant, statuerait en dernier ressort). Men mag inderdaad niet uit het oog verliezen dat de huidige regeling inzake herziening in strafzaken het resultaat is van de wet van 18 juni 1894 (BS 24 juni 1894) en sindsdien onveranderd is gebleven, terwijl de bevoegdheid ratione materiae van de hoven en rechtbanken wel een grondige evolutie heeft doorgemaakt, met name inzake het toevertrouwen van het verkeerscontentieux aan de politierechtbanken. Op basis van de hierboven aangehaalde overweging uit het arrest van 5 mei 1952 staat onbetwistbaar vast dat, inzake de berechting van verkeersinbreuken, de correctionele
rechtbank, zetelend in hoger beroep, de ‘hoogste rechtsmacht van wijzen is die er kennis van kan nemen en in laatste aanleg zou beslissen’, zodat de beslissing van het Hof van Cassatie een teleologische interpretatie geeft aan het artikel 445 Sv. die overeenstemt met de wil van de wetgever.
- Art. 445, tweede lid Wetboek van Strafvordering
6 januari 2015
6 januari 2015
P.2014.1578.N AC nr. ...
HOF VAN ASSISEN
ALGEMEEN
Algemeen - Verzachtende omstandigheden - Beoordeling - Aard - Straftoemeting - Uitspreken van een hogere straf voor eenzelfde feit dan de correctionele rechtbank - Bestaanbaarheid met het legaliteitsbeginsel
Het hof van assisen oordeelt in feite, mitsdien onaantastbaar of er al dan niet verzachtende omstandigheden kunnen worden aangenomen en bepaalt in functie daarvan de op te leggen straf binnen de perken van de wet; het feit dat deze straf hoger kan zijn dan deze die de correctionele rechtbank voor zelfde feiten kan uitspreken, levert geen miskenning van het legaliteitsbeginsel op.
17 februari 2015
17 februari 2015
P.2014.1394.N AC nr. ...
BEHANDELING TER ZITTING EN TUSSENARRESTEN. VERKLARING VAN DE JURY
Behandeling ter zitting en tussenarresten - Verklaring van de jury - Beginsel van het mondeling debat
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.1432.F AC nr. ...
Behandeling ter zitting en tussenarresten - Verklaring van de jury - Beraadslaging over de schuld - Inzage door de jury van de stukken van het dossier - Motiverend arrest - Verwijzing naar de stukken van het dossier - Wettigheid
De stukken van het dossier die de voorzitter, met toepassing van artikel 326 van het Wetboek van Strafvordering, aan de gezworenen overhandigt, dienen als controlemiddel van hun beraadslaging; het is de gezworenen niet verboden om, ter motivering van hun overtuiging, te verwijzen naar de stukken van het dossier, wanneer uit de rechtspleging blijkt dat over die gegevens tijdens de debatten tegenspraak werd gevoerd (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. …… .
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.1432.F AC nr. ...
Behandeling ter zitting en tussenarresten - Verklaring van de jury - Beraadslaging over de schuld - Inzage door de jury van de stukken van het dossier - Motiverend arrest - Verwijzing naar de stukken van het dossier - Wettigheid
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.1432.F AC nr. ...
Behandeling ter zitting en tussenarresten - Verklaring van de jury - Beginsel van het mondeling debat
Het beginsel van het mondeling debat voor het hof van assisen, dat door de wetgever is gewild en voortvloeit uit de artikelen 280 en 294 tot 316 van het Wetboek van Strafvordering, maakt wezenlijk deel uit van de eerbiediging van het recht van verdediging; het houdt in dat de gezworenen en, in voorkomend geval, de rechters hun innerlijke overtuiging alleen gronden op de gegevens waarvan ze op de zitting kennis hebben gekregen en waarover de partijen vrij tegenspraak hebben kunnen
voeren (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. …… .
3 december 2014
3 december 2014
HOGER BEROEP
ALGEMEEN
P.2014.1432.F AC nr. ...
Algemeen - Tussenvonnis - Beslissing die een feitelijke kwestie of rechtskwestie beslecht -
Vatbaarheid voor hoger beroep - Afwezigheid van hoger beroep
Conclusie van procureur-generaal Xxxxxxxxxxx.
10 februari 2015
10 februari 2015
P.2013.1758.N AC nr. ...
Algemeen - Tussenvonnis - Beslissing die een feitelijke kwestie of rechtskwestie beslecht - Vatbaarheid voor hoger beroep - Afwezigheid van hoger beroep
Het hoger beroep strekt zich uit tot elk vonnis dat in dezelfde zaak is gewezen en waartegen geen hoger beroep openstond; elk tussenvonnis dat een feitelijke kwestie of een rechtskwestie beslecht, is vatbaar voor hoger beroep; wanneer de rechter in een tussenvonnis een rechtskwestie heeft beslecht en tegen dit vonnis geen hoger beroep werd ingesteld binnen de wettelijke termijn, is het recht op hoger beroep tegen deze beslissing vervallen en is de inhoud van dit tussenvonnis niet onderworpen aan het oordeel van de rechter in hoger beroep (1)(2). (1) Andersluidende concl. OM (2) Zie Cass. 26 mei 2003, AR S.02.0118.F, AC 2003, nr. 320.
10 februari 2015
10 februari 2015
P.2013.1758.N AC nr. ...
BURGERLIJKE ZAKEN (HANDELSZAKEN EN SOCIALE ZAKEN INBEGREPEN)
Burgerlijke zaken (handelszaken en sociale zaken inbegrepen) - Gevolgen - bevoegdheid van de rechter - Betwisting die bij de eerste rechter aanhangig is gemaakt - Devolutieve kracht - Grenzen - Keuze van de partijen - Aanhangigmaking van de zaak bij de appelrechter
Hoewel, luidens artikel 1068, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, hoger beroep tegen een eindvonnis of tegen een vonnis alvorens recht te doen het geschil zelf bij de rechter in hoger beroep aanhangig maakt, stellen de partijen zelf, door het hoofd- of incidenteel beroep, de grenzen vast waarbinnen de appelrechter uitspraak moet doen over de geschillen die bij de eerste rechter aanhangig zijn gemaakt (1). (1) Over de toepassing van de regel op gevallen van volstrekte bevoegdheid en van aanleg, zie Cass. 2 mei 2013, XX X.00.0000.X, AC 2013, nr. 275 en de conforme concl. van advocaat-generaal GENICOT in Pas. 2013; Cass. 3 maart 2008, AR C.05.0476.F, AC 2008, nr. 148 en de gedeeltelijk conforme concl. van advocaat-generaal GENICOT; contra Cass. 19 april 2002, AR C.01.0014.F, AC 2002, nr. 242 en de gedeeltelijk andersluidende concl. OM.
- Art. 1068, eerste lid Gerechtelijk Wetboek
15 januari 2015
15 januari 2015
C.2014.0097.F AC nr. ...
STRAFZAKEN (DOUANE EN ACCIJNZEN INBEGREPEN)
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Gevolgen - Bevoegdheid van de rechter - Hoger beroep van de beklaagde - Gevolg van dat hoger beroep ten aanzien van de vrijwillig voor de beklaagde tussengekomen verzekeraar
Het hoger beroep van de beklaagde komt de in de zaak betrokken of vrijwillig tussengekomen verzekeraar van diens burgerlijke aansprakelijkheid niet ten goede wanneer krachtens artikel 14 van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, het beroepen vonnis laatstgenoemde hoofdelijk of in solidum met de beklaagde heeft veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde en de verzekeraar tegen dat vonnis geen ontvankelijk hoger beroep heeft ingesteld; in dat geval regelt het beroepen vonnis, dat ten aanzien van de verzekeraar van de aansprakelijk gestelde persoon in kracht van gewijsde is gegaan, onherroepelijk de verhoudingen tussen het slachtoffer en de verzekeraar, zodat deze gehouden blijft de schade te vergoeden die in dat vonnis is bepaald (1). (1) Zie Cass. 21 december 2005, AR P.05.0485.F, AC 2005, nr. 686.
28 januari 2015
28 januari 2015
P.2014.0390.F AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Gevolgen - Bevoegdheid van de rechter - Gevolgen - Verstekvonnis zonder hoger beroep van het openbaar ministerie - Verzet van de beklaagde - Vonnis op dat verzet - Hoger beroep van de beklaagde - Hoger beroep van het openbaar ministerie - Verzwaring van de bij verstek uitgesproken straf
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxxxx.
14 januari 2015
14 januari 2015
P.2014.1426.F AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Aanvang van de termijn - Op tegenspraak gewezen beslissing - Begrip - Beklaagde laat verstek gaan na de vordering van het openbaar ministerie
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
21 januari 2015
21 januari 2015
P.2014.1418.F AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Hoger beroep door het openbaar ministerie bij het appelgerecht - Vorm
Artikel 205 Wetboek van Strafvordering regelt het instellen van hoger beroep door het openbaar ministerie bij het appelgerecht door middel van een aan de beklaagde te betekenen dagvaarding; deze bepaling is vreemd aan de betekening van de als dagstelling geldende dagvaarding ingeval hoger beroep werd ingesteld door het afleggen van een verklaring ter griffie van het gerecht dat de bestreden beslissing heeft gewezen.
13 januari 2015
13 januari 2015
P.2013.0830.N AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Gevolgen - Bevoegdheid van de rechter - Voorwerp van het hoger beroep
Het hoger beroep strekt zich uit tot elk vonnis dat in dezelfde zaak is gewezen en waartegen geen hoger beroep openstond; elk tussenvonnis dat een feitelijke kwestie of een rechtskwestie beslecht, is vatbaar voor hoger beroep; wanneer de rechter in een tussenvonnis een rechtskwestie heeft beslecht en tegen dit vonnis geen hoger beroep werd ingesteld binnen de wettelijke termijn, is het recht op hoger beroep tegen deze beslissing vervallen en is de inhoud van dit tussenvonnis niet onderworpen aan het oordeel van de rechter in hoger beroep (1)(2). (1) Andersluidende concl. OM (2) Zie Cass. 26 mei 2003, AR S.02.0118.F, AC 2003, nr. 320.
10 februari 2015
10 februari 2015
P.2013.1758.N AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Gevolgen - Bevoegdheid van de rechter - Gevolgen -
Verstekvonnis zonder hoger beroep vanwege het openbaar ministerie - Verzet van de beklaagde - Vonnis op dat verzet - Hoger beroep van de beklaagde - Hoger beroep van het openbaar ministerie - Verzwaring van de bij verstek uitgesproken straf
Wanneer het openbaar ministerie geen hoger beroep heeft ingesteld tegen een verstekvonnis, kan de appelrechter, op de hogere beroepen van de beklaagde en van het openbaar ministerie tegen het vonnis op verzet, de straf die door het verstekvonnis is uitgesproken niet verzwaren (1). (1) Zie
concl. OM in Pas. 2015, nr. (gedeeltelijk andersluidende conclusie) .
- Artt. 187, 188, 202, 203 en 410 Wetboek van Strafvordering
14 januari 2015
14 januari 2015
P.2014.1426.F AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Burgerlijke rechtsvordering (bijzondere regels) - Onderzoeksgerechten - Buitenvervolgingstelling - Hoger beroep van de burgerlijke partij - Bevestiging van de buitenvervolgingstelling - Vergoeding wegens roekeloos en tergend hoger beroep - Roekeloos en tergend karakter
De kamer van inbeschuldigingstelling is krachtens de artikelen 159, 191 en 212 Wetboek van Strafvordering bevoegd om kennis te nemen van de vordering tot schadevergoeding van een buiten vervolging gestelde inverdenkinggestelde wegens een tergend en roekeloos hoger beroep door een burgerlijke partij; het instellen van hoger beroep door een burgerlijke partij tegen een beschikking van de raadkamer tot buitenvervolgingstelling kan tergend en roekeloos zijn, niet alleen wanneer die partij de bedoeling heeft schade te berokkenen, maar ook wanneer zij het recht om dit rechtsmiddel aan te wenden uitoefent op een wijze die kennelijk de grenzen van de normale uitoefening ervan door een bedachtzaam en zorgvuldig persoon overschrijdt (1). (1) Cass. 28 september 2011, AR P.11.0711.F, AC 2011, nr. 506.
13 januari 2015
13 januari 2015
P.2014.1163.N AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Gevolgen - Bevoegdheid van de rechter - Voorwerp van het hoger beroep
Conclusie van procureur-generaal Xxxxxxxxxxx.
10 februari 2015
10 februari 2015
XXXX XXX XXXXXXXX
HANDELSHUUR
P.2013.1758.N AC nr. ...
Handelshuur - Einde (opzegging, huurhernieuwing, enz.) - Hernieuwing - Verhuurder - Weigering - Gemotiveerde weigering in hoofdorde - Akkoord - Andere voorwaarden in bijkomende orde
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxxxx.
11 december 2014
11 december 2014
C.2013.0475.F AC nr. ...
Handelshuur - Einde (opzegging, huurhernieuwing, enz.) - Hernieuwing - Verhuurder - Weigering - Gemotiveerde weigering in hoofdorde - Akkoord - Andere voorwaarden in bijkomende orde
De verhuurder heeft het recht om, in hoofdorde, zich met een met redenen omklede weigering te verzetten tegen de hernieuwing van de handelshuur en, in bijkomende orde, die hernieuwing onder andere voorwaarden te aanvaarden (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. … .
- Artt. 14, 16, 18, 19 en 20 Wet van 30 april 1951 op de handelshuurovereenkomsten met het oog op de bescherming van het handelsfonds
11 december 2014
C.2013.0475.F
AC nr. ...
11 december 2014
HUISHUUR
Huishuur - Einde (opzegging, verlenging, enz.) - Opzegging door verhuurder - Recht van huurder op schadevergoeding - Tegenopzegging door huurder - Aard van de tegenopzegging
Uit de wetsgeschiedenis, de doelstelling van de wetgever om het recht op huisvesting van de huurder beter te beschermen en het gegeven dat de tegenopzegging door de huurder slechts een accessorium is van de hoofdopzegging door de verhuurder waarbij de huurder de tegenopzegging niet kan betekenen wanneer de verhuurder geen opzegging heeft betekend, volgt dat de verhuurder de in artikel 3, §4, Woninghuurwet bepaalde vergoeding bij opzegging zonder motivering ook verschuldigd is wanneer de huurder een tegenopzegging geeft en de huur ingevolge deze tegenopzegging eindigt (1). (1) Met huidig arrest komt het Hof terug op het standpunt dat werd ingenomen in de vroegere rechtspraak (zie onder anderen Cass. 22 juni 1998, XX X.00.0000.X, AC 1998, nr. 328). Het Hof oordeelde in het verleden dat bij een tegenopzegging door de huurder deze laatste niet meer gerechtigd was op een vergoeding ten laste van de verhuurder. Dit was gegrond op de overweging dat de huurovereenkomst niet beëindigd werd door de opzegging van de verhuurder maar door de tegenopzegging van de huurder.
- Artt. 3, § 4, eerste lid, en § 5, tweede en vierde lid Wet houdende wijziging van de bepalingen van het Burgerlijk wetboek inzake huishuur
12 januari 2015
12 januari 2015
C.2012.0601.N AC nr. ...
PACHT
Pacht - Voorkooprecht - Verpacht goed - Openbaar bestuur of publiekrechtelijke rechtspersoon - Beslissing tot aankoop voor doeleinden van algemeen belang - Beslissing over de wijze van realisatie van dit doel - Bevoegdheid - Aard
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
26 december 2014
26 december 2014
C.2014.0120.N AC nr. ...
Pacht - Voorkooprecht - Verpacht goed - Verkoop aan een openbaar bestuur of een publiekrechtelijke rechtspersoon - Doeleinden van algemeen belang - Geschil - Opdracht van de rechter - Beslissing tot aankoop - Controle
De rechter die kennisneemt van een geschil over het al dan niet bestaan van een voorkooprecht van de pachter bij de verkoop van een verpacht goed aan een openbaar bestuur of een
publiekrechtelijke rechtspersoon met toepassing van artikel 52, 3°, Pachtwet, moet zowel de interne als de externe wettigheid van de beslissing tot aankoop controleren; dit houdt onder meer in dat de rechter, weliswaar marginaal, dient te onderzoeken of de opgegeven doelstelling beantwoordt aan het begrip algemeen belang en of deze doelstelling beantwoordt aan de werkelijkheid (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 52, 3° Wet van 4 nov. 1969 tot wijziging van de pachtwetgeving en van de wetgeving betreffende het recht van voorkoop ten gunste van huurders van landeigendommen
26 december 2014
26 december 2014
C.2014.0120.N AC nr. ...
Pacht - Voorkooprecht - Verpacht goed - Openbaar bestuur of publiekrechtelijke rechtspersoon - Beslissing tot aankoop voor doeleinden van algemeen belang - Beslissing over de wijze van realisatie van dit doel - Bevoegdheid - Aard
De beslissing van een openbaar bestuur of een publiekrechtelijke rechtspersoon om een verpacht goed aan te kopen voor doeleinden van algemeen belang en de beslissing over de wijze waarop dit doel op het aangekochte goed zal worden gerealiseerd, behoort tot de discretionaire bevoegdheid van het openbaar bestuur of de publiekrechtelijke rechtspersoon in kwestie (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 52, 3° Wet van 4 nov. 1969 tot wijziging van de pachtwetgeving en van de wetgeving betreffende het recht van voorkoop ten gunste van huurders van landeigendommen
26 december 2014
26 december 2014
C.2014.0120.N AC nr. ...
Pacht - Voorkooprecht - Verpacht goed - Verkoop aan een openbaar bestuur of een publiekrechtelijke rechtspersoon - Doeleinden van algemeen belang - Geschil - Opdracht van de rechter - Beslissing tot aankoop - Controle
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
26 december 2014
26 december 2014
HUWELIJK
C.2014.0120.N AC nr. ...
- Verklaring van nationaliteitskeuze - Verkrijgen van de Belgische nationaliteit - Voorwaarde - Schijnhuwelijk - Vreemdeling - Huwelijk met een Belg
Uit het algemeen rechtsbeginsel " fraus omnia corrumpit " volgt dat het huwelijk met een Belg een noodzakelijke voorwaarde uitmaakt voor de in artikel 16, §2, 1°, WBN bedoelde verklaring van nationaliteitskeuze en dat, wanneer vaststaat dat er ex tunc geen huwelijk is in de zin van artikel
146bis Burgerlijk Wetboek, er ook nooit aan de voorwaarde van artikel 16, §2, 1°, WBN werd voldaan (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 16, § 2, 1° Wetboek van de Belgische nationaliteit
- Art. 146bis Burgerlijk Wetboek
23 januari 2015
23 januari 2015
C.2013.0157.N AC nr. ...
- Vreemdeling - Huwelijk met een Belg - Verklaring van nationaliteitskeuze - Verkrijgen van de Belgische nationaliteit - Voorwaarde - Schijnhuwelijk
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
00 januari 2015
23 januari 2015
IMMUNITEIT
C.2013.0157.N AC nr. ...
- Diplomatieke immuniteit - Uitvoeringsimmuniteit - Diplomatieke missies - Bankrekeningen - Internationaal gebruik - Ne impediatur legatio
De regel “ne impediatur legatio” is een internationaal gebruik (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr.
… .
11 december 2014
11 december 2014
C.2013.0537.F AC nr. ...
- Diplomatieke immuniteit - Uitvoeringsimmuniteit - Diplomatieke missies - Bankrekeningen - Internationaal gebruik - Ne impediatur legatio
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxxxx.
11 december 2014
11 december 2014
C.2013.0537.F AC nr. ...
- Diplomatieke immuniteit - Uitvoeringsimmuniteit - Diplomatieke missies - Bankrekeningen - Internationaal gebruik - Rechten van de Mens - Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden - Recht van toegang tot de rechter
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxxxx.
11 december 2014
11 december 2014
C.2013.0537.F AC nr. ...
- Diplomatieke immuniteit - Uitvoeringsimmuniteit - Diplomatieke missies - Bankrekeningen - Internationaal gebruik - Rechten van de Mens - Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden - Recht van toegang tot de rechter
Het recht van toegang tot de rechter, gewaarborgd door artikel 6.1 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en zoals uitgelegd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, kan niet tot gevolg hebben dat een Staat gedwongen wordt de regel van de uitvoeringsimmuniteit van de Staten, die ertoe strekt de optimale werking van de diplomatieke missies te verzekeren en, meer algemeen, de hoffelijkheid en de goede betrekkingen tussen soevereine Staten te bevorderen, tegen zijn wil in te negeren (1). (1) Zie concl. OM in Pas.
2014, nr. … .
- Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
11 december 2014
11 december 2014
C.2013.0537.F AC nr. ...
INFORMATICA
- Openbare zedenschennis - Beelden met pornografisch karakter waarbij minderjarigen betrokken zijn of worden voorgesteld - Bezoeken van webstek - Strafbaarheid
Het bezit van beelden met pornografisch karakter waarbij minderjarigen betrokken zijn of worden voorgesteld, dat bij wet wordt gestraft, vereist niet dat de computergebruiker een afbeelding kan manipuleren door ze op te slaan of uit te printen; het feit dat de betrokkene wetens een webstek bezoekt en de beelden bekijkt, volstaat (1). (1) Cass. 20 april 2011, AR P.10.2006.F, AC 2011, nr. 267.
- Art. 383bis, § 2 Strafwetboek
3 februari 2015
3 februari 2015
P.2013.2070.N AC nr. ...
INKOMSTENBELASTINGEN
AANSLAGPROCEDURE
Aanslagprocedure - Aanslagtermijn - Aanslagtermijn van 12 maanden - Rechtsvordering - Tijdstip van aanvang
De termijn van 12 maanden bepaald in artikel 263, §2, 3°, WIB64 begint slechts te lopen vanaf de datum waarop tegen de beslissing over de strafvordering geen verzet of voorziening meer open staat en over alle onderdelen van deze vordering definitief werd beslist; wanneer aldus de strafvordering tegen meerdere personen werd ingesteld, begint de termijn niet te lopen zolang een verzet of voorziening mogelijk is door een of meerdere van de betrokkenen en dit verzet of deze voorziening van invloed kan zijn op de vaststelling van het bestaan of de omvang van de niet aangegeven inkomsten.
- Art. 263, § 1, 3° en § 2, 3° Wetboek Inkomstenbelastingen 1964
12 december 2014
F.2013.0037.N
AC nr. ...
12 december 2014
Aanslagprocedure - Allerlei - Vordering in rechte - Vervaltermijn van 3 maanden - Aanvang
Voor de berekening van de vervaltermijn van 3 maanden waarover de belastingplichtige beschikt om een vordering in rechte in te stellen, wordt, behoudens bewijs van het tegendeel, de belastingplichtige vermoed kennis te hebben gekregen van de beslissing van de directeur der belastingen of de gedelegeerd ambtenaar over zijn bezwaren vanaf de derde werkdag die volgt op de overhandiging aan de postdiensten van de aangetekende brief waarbij deze beslissing hem ter kennis wordt gebracht; een effectieve kennis van de beslissing is niet vereist (1). (1) Zie de concl. OM.
- Artt. 53bis, 2°, en 1385undecies Gerechtelijk Wetboek
- Art. 375, § 1, tweede lid Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
12 december 2014
12 december 2014
F.2013.0122.N AC nr. ...
Aanslagprocedure - Allerlei - Vordering in rechte - Vervaltermijn van 3 maanden - Aanvang
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxx.
12 december 2014
12 december 2014
F.2013.0122.N AC nr. ...
Aanslagprocedure - Sancties - verhogingen - administratieve boeten - straffen - Belastingverhoging - Toetsing door de rechter
De rechter beschikt over de mogelijkheid een door de administratie op grond van artikel 444 WIB92 opgelegde belastingverhoging die een repressief karakter heeft in de zin van artikel 6 EVRM, te toetsen; de rechter die een opgelegde belastingverhoging van 10 % wettelijk acht op grond dat er
geen sprake is van een principiële betwisting, de belastingverhoging werd opgelegd overeenkomstig de wettelijke bepalingen en in redelijke verhouding is met de aard en de ernst van de gepleegde inbreuken, verantwoordt zijn beslissing naar recht.
- Art. 6 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
- Art. 444 Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
12 december 2014
12 december 2014
F.2013.0133.N AC nr. ...
Aanslagprocedure - Bezwaar - Laattijdig bezwaar - Tijdig verzoek tot ambtshalve ontheffing - Beslissing van de directeur - Onbeperkt fiscaal verhaal - Procedurele gevolgen
Uit de omstandigheid dat door de eiser een onbeperkt hoger beroep werd ingesteld tegen het eerste vonnis dat zelf oordeelde over een onbeperkt fiscaal verhaal tegen de beslissing van de gewestelijke directeur waarbij onder meer werd geoordeeld dat het laattijdig bezwaarschrift met betrekking tot het litigieus aanslagjaar kon worden beschouwd als een tijdige kennisgeving in de zin van artikel 376, §1, WIB92, volgt dat de appelrechters gevat waren van een verzoek tot ambtshalve ontheffing van de aanslag met betrekking tot dat aanslagjaar; de appelrechters die de ontvankelijkheid van het hoger beroep enkel beoordelen in het licht van de definitieve beslissing inzake de laattijdigheid van het bezwaar, zonder de ontvankelijkheid van dit hoger beroep te beoordelen in het licht van een herkwalificatie van de vordering in een verzoek tot ambtshalve ontheffing, verantwoorden hun beslissing niet naar recht.
- Art. 376, § 1 Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
12 december 2014
12 december 2014
F.2013.0134.N AC nr. ...
PERSONENBELASTING
Personenbelasting - Bedrijfsinkomsten - Allerlei - Notariskantoor - Kapitaalverhoging - Waarborg van een betwiste belastingschuld - Beroepsinkomsten - Aanslag
De beslissing dat een geldbedrag dat gediend had om, conform de notariële reglementering, het kapitaal van een notariskantoor te verhogen, om als waarborg te strekken voor de eventuele betaling van een betwiste belastingschuld die verband houdt met de beroepsactiviteit van de notaris, bestemd is voor de uitoefening van zijn beroepsactiviteit en dat de opbrengst van genoemd bedrag belastbaar is als beroepsinkomsten, is naar recht verantwoord.
- Art. 37, eerste lid Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
29 januari 2015
29 januari 2015
F.2014.0005.F AC nr. ...
Personenbelasting - Bedrijfsinkomsten - Bedrijfslasten - Notaris - Exploitatie van een kunstgalerie - Handel in valse schilderijen - Feiten die geen verband houden met de beroepsactiviteit - Strafvervolging en veroordeling - Afzetting uit het ambt van notaris - Ereloon voor verweer - Beroepskosten - Aftrekbaarheid
De beslissing dat het ereloon dat betrekking heeft op het strafrechtelijk verweer van een notaris die vervolgd wordt voor misdrijven gepleegd in het raam van een met een kunstgalerie verband houdende handel van valse schilderijen en dat tot een arrest heeft geleid, geen fiscaal aftrekbare beroepskosten zijn, daar die feiten geen verband houden met de beroepsactiviteit van de notaris en daar de strafvervolging, hoewel de erkenning van zijn schuld naderhand geleid heeft tot de stopzetting van zijn beroepsactiviteit, die geleid heeft tot het voornoemde arrest echter niet zijn afzetting uit het ambt van notaris als voorwerp had, is naar recht verantwoord.
- Artt. 49, eerste lid, en 53, 1° Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
29 januari 2015
29 januari 2015
F.2014.0005.F AC nr. ...
INTERNATIONALE VERDRAGEN
- Internationaal gebruik - Identificatie - Uitlegging - Rechtbanken - Overheidsrechter - Internationaal gerechtshof - Statuut
De overheidsrechter die een internationaal gebruik identificeert en uitlegt, dient in zijn beslissing niet het bestaan vast te stellen van een algemene, door een meerderheid van de Staten erkende gewoonte die aan de grondslag van dat internationaal gebruik ligt (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. … .
- Art. 38, § 1, b Statuut van het internationaal Gerechtshof, gevoegd bij het Handvest van de Verenigde Naties
11 december 2014
11 december 2014
C.2013.0537.F AC nr. ...
- Internationaal gebruik - Identificatie - Uitlegging - Rechtbanken - Overheidsrechter - Internationaal gerechtshof - Statuut
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxxxx.
11 december 2014
11 december 2014
JACHT
C.2013.0537.F AC nr. ...
- Veldwetboek - Bijzondere veldwachters - Dienstuitoefening - Wapendracht
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxx.
20 januari 2015
20 januari 2015
P.2013.2046.N AC nr. ...
- Veldwetboek - Bijzondere veldwachters - Dienstuitoefening - Wapendracht
De bijzondere veldwachter oefent zijn dienst uit en mag zijn geweer slechts dragen binnen het gebied waarover hij werd aangesteld (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 61 Veldwetboek
- Art. 14 KB 8 jan. 2006 tot regeling van het staat van de bijzondere verldwachters
20 januari 2015
20 januari 2015
P.2013.2046.N AC nr. ...
KOOPHANDEL, KOOPMAN
- Handelsagentuurovereenkomst - Beëindiging zonder opzegging of voor het verstrijken van de termijn - Ernstige tekortkomingen - Kennisname van de feiten
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
30 januari 2015
30 januari 2015
C.2013.0622.N AC nr. ...
- Handelsagentuurovereenkomst - Beëindiging zonder opzegging of voor het verstrijken van de termijn - Ernstige tekortkomingen - Kennisname van de feiten
De termijn van zeven werkdagen gaat in wanneer het feit ter rechtvaardiging van de beëindiging zonder opzegging of voor het verstrijken van de termijn ter kennis is gekomen van de persoon die, of in het geval van een rechtspersoon, het orgaan dat bevoegd is om de
handelsagentuurovereenkomst te beëindigen (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 19, eerste en tweede lid Wet 13 april 1995 betreffende de handelsagentuurovereenkomst
30 januari 2015
30 januari 2015
C.2013.0622.N AC nr. ...
KORT GEDING
- Bevoegdheid - Volstrekte noodzakelijkheid
Er is volstrekte noodzakelijkheid in de zin van artikel 584, derde lid, Gerechtelijk Wetboek wanneer er uitzonderlijke omstandigheden zijn die vereisen dat het recht op tegenspraak niet in de onmiddellijke beginfase van de procedure wordt gerealiseerd; de rechter beoordeelt in feite of er volstrekte noodzakelijkheid is in de zin van artikel 584, derde lid, Gerechtelijk Wetboek, voor zover hij het wettelijk begrip “volstrekte noodzakelijkheid” niet miskent.
8 december 2014
8 december 2014
LANDBOUW
C.2012.0468.N AC nr. ...
- Dioxinecrisis - Schade - Landbouwbedrijven - Staatssteun - Voorwaarde - Verzaking aan elke vordering tegen de staat
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
26 december 2014
26 december 2014
C.2012.0203.N AC nr. ...
- Veldwetboek - Bijzondere veldwachters - Dienstuitoefening - Wapendracht
De bijzondere veldwachter oefent zijn dienst uit en mag zijn geweer slechts dragen binnen het gebied waarover hij werd aangesteld (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 61 Veldwetboek
- Art. 14 KB 8 jan. 2006 tot regeling van het staat van de bijzondere verldwachters
20 januari 2015
20 januari 2015
P.2013.2046.N AC nr. ...
- Dioxinecrisis - Schade - Landbouwbedrijven - Staatssteun - Voorwaarde - Verzaking aan elke vordering tegen de staat
De verzaking aan elke vordering tegen de Staat omwille van schade geleden ten gevolge van de dioxinecrisis, waarvan sprake in artikel 10 van de wet van 3 december 1999 en artikel 10 van het koninklijk besluit van 24 december 1999, brengt ook mee dat de aanvrager het bedrag van de steun die hem door de Staat werd aangeboden niet meer kan betwisten (1). (1) Zie de concl. OM.
- Art. 10 KB 24 dec. 1999
- Art. 7 Wet 3 dec. 1999
26 december 2014
26 december 2014
C.2012.0203.N AC nr. ...
- Veldwetboek - Bijzondere veldwachters - Dienstuitoefening - Wapendracht
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxx.
20 januari 2015
20 januari 2015
LOON
ALLERLEI
P.2013.2046.N AC nr. ...
Allerlei - Overeenkomst na einde arbeidsovereenkomst - Niet-concurrentievergoeding - Aard
Wanneer de partijen geen concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst hebben opgenomen en zij na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst een niet-concurrentieovereenkomst sluiten waarbij aan de vroegere werknemer, als tegenprestatie voor zijn verbintenis zijn vroegere werkgever geen concurrentie aan te doen, een vergoeding wordt toegekend, wordt het recht op deze vergoeding, in zoverre het geen verdoken vergoeding voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst betreft, niet toegekend ingevolge de vroeger bestaande arbeidsovereenkomst of de beëindiging ervan, maar ingevolge de latere overeenkomst; deze vergoeding is, bij ontstentenis van uitbreiding van het begrip loon in dit verband, dienvolgens geen loon in de zin van de Loonbeschermingswet, noch voor de sociale zekerheid; de vergoeding voor niet-concurrentie die de werkgever verschuldigd is krachtens het concurrentiebeding dat in of tijdens de arbeidsovereenkomst is aangegaan, wordt verworven ingevolge de dienstbetrekking en is derhalve loon in de zin van artikel 2 Loonbeschermingswet en aldus onderworpen aan rsz-bijdragen; de omstandigheid dat het concurrentiebeding werd aangegaan na het ontslag, in de loop van de opzeggingstermijn, doet daaraan niet af.
- Art. 2 Wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers
- Art. 14, §§ 1 en 2 Wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 dec. 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders
8 december 2014
8 december 2014
S.2013.0006.N AC nr. ...
BESCHERMING
Bescherming - Begrip - Sociale zekerheid - Aanvulling voordelen
Artikel 2, derde lid, 1°, c) Loonbeschermingswet sluit de door de werkgever rechtstreeks of onrechtstreeks betaalde vergoedingen welke moeten worden beschouwd als een aanvulling van de voordelen toegekend voor de verschillende takken van de sociale zekerheid, zonder enige beperking uit het loonbegrip uit; een vergoeding moet worden beschouwd als een aanvulling van de voordelen toegekend voor de verschillende takken van de sociale zekerheid indien het toegekende voordeel de dekking van een socialezekerheidsrisico tot voorwerp heeft; het toegekend voordeel heeft de dekking van de socialezekerheidsrisico tot voorwerp indien het tot doel heeft het verlies van het inkomen uit arbeid of de kosten voortkomend uit de realisatie van een socialezekerheidsrisico te helpen dekken, zonder dat daarbij het statuut of de functie van de werknemer in aanmerking moet worden genomen.
- Art. 14 Wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 dec. 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders
- Art. 2, derde lid, 1°, c) Wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers
- Art. 23, eerste en tweede lid Wet 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers
8 december 2014
8 december 2014
S.2013.0099.N AC nr. ...
Bescherming - In geld waardeerbaar voordeel - Begrip
Wanneer de werkgever aan de werknemer een persoonlijke computer gratis ter beschikking stelt om voor persoonlijke doeleinden te gebruiken, dit is om thuis vrij te gebruiken, wordt de werknemer
geacht een voordeel in natura te genieten ter waarde van het in artikel 18, §3, 10°, KB/WIB92 bepaalde forfait; het arrest dat onbetwist ervan uitgaat dat de verweerster aan haar werknemers een persoonlijke computer gratis ter beschikking stelt voor persoonlijk gebruik, maar oordeelt dat dit geen voordeel in natura oplevert omdat de eiser niet bewijst dat de werknemers privaat gebruik maken van de hun ter beschikking gestelde persoonlijke computer, verantwoordt zijn beslissing dat de verweerster de gevorderde bijdragen op voordelen in natura niet verschuldigd is, niet naar recht.
- Art. 2, eerste lid, 3° Wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers
- Art. 18, § 3, 10° Koninklijk Besluit tot uitvoering van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992
- Art. 20, §§ 1 en 2, 2° KB 28 nov. 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders
8 december 2014
8 december 2014
S.2013.0099.N AC nr. ...
MAATSCHAPPELIJK WELZIJN (OPENBARE CENTRA VOOR)
- Bijstand - Student - Bevoegd O.C.M.W. - Criterium - Studie met voltijds leerplan
Uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 26 mei 2002 volgt dat, voor de bepaling van het centrum dat de bijstand verleent aan de persoon die zijn studie verderzet op grond van artikel 2, §6, eerste lid, van de wet van 2 april 1965, de studies met voltijds leerplan als dusdanig beschouwd
worden krachtens de wetgeving die ze inricht; uit artikel 1, §2, van de wet van 7 juli 1970 en de artikelen 1, eerste lid, 6, §1, en 46, §2, eerste lid, van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs, volgt dat het onderwijs dat ingericht is overeenkomstig het decreet van 31 maart 2004 voor een volgens de regels ingeschreven student voltijds onderwijs is.
- Art. 1, § 2 Wet van 7 juli 1970 betreffende algemene structuur van het hoger onderwijs
- Artt. 1, eerste lid, 6, § 1, en 46, § 2, eerste lid Xxxx.Xx. 31 maart 2004
1 december 2014
1 december 2014
S.2012.0087.F AC nr. ...
MACHTEN
RECHTERLIJKE MACHT
Rechterlijke macht - Rechter - Onpartijdigheid - Onafhankelijkheid - Beoordeling van de objectieve onpartijdigheid van de rechter - Criterium
De rechter wordt tot bewijs van het tegendeel vermoed onpartijdig, onafhankelijk en onbevangen te oordelen en de vereisten van onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter zijn nauw met elkaar verbonden zodat bij de beoordeling van de objectieve onpartijdigheid van de rechter de waarborgen van diens individuele onafhankelijkheid in aanmerking kunnen worden genomen (1). (1) Cass. 13 maart 2012, AR P.11.1750.N, AC 2012, nr. 166.
- Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
- Art. 151, § 1 Grondwet 1994
10 februari 2015
10 februari 2015
P.2015.0172.N AC nr. ...
Rechterlijke macht - Bevoegdheid - Bestuur - Discretionaire macht - Subjectief recht - Aantasting
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
26 december 2014
26 december 2014
C.2014.0120.N AC nr. ...
Rechterlijke macht - Bevoegdheid - Bestuur - Discretionaire macht - Subjectief recht - Aantasting
De rechterlijke macht is bevoegd om een door het bestuur bij de uitoefening van zijn niet-gebonden bevoegdheid begane onrechtmatige aantasting van een subjectief recht zowel te voorkomen als te herstellen; krachtens het algemeen beginsel van de scheiding der machten vermag de rechter daarbij aan het bestuur zijn beleidsvrijheid niet te ontnemen en zich in de plaats van het bestuur te stellen (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 144 Grondwet 1994
26 december 2014
26 december 2014
C.2014.0120.N AC nr. ...
Rechterlijke macht - Grondwet (1994) - Artikel 159 - Rechterlijke macht - Opdracht
Elk rechtsprekend orgaan heeft de bevoegdheid en de plicht om na te gaan of de beslissingen van de administratie waarvan de toepassing betwist wordt, overeenstemmen met de wet (1). (1) Cass. 4 oktober 2012, AR C.11.0620.F, AC 2012, nr. 511.
- Art. 159 Grondwet 1994
8 januari 2015
8 januari 2015
C.2013.0546.F AC nr. ...
UITVOERENDE MACHT
Uitvoerende macht - Openbaar bestuur of publiekrechtelijke rechtspersoon - Discretionaire bevoegdheid - Begrip - Omvang - Verpacht goed - Beslissing tot aankoop voor doeleinden van algemeen belang - Beslissing over de wijze van realisatie van dit doel
De beslissing van een openbaar bestuur of een publiekrechtelijke rechtspersoon om een verpacht goed aan te kopen voor doeleinden van algemeen belang en de beslissing over de wijze waarop dit doel op het aangekochte goed zal worden gerealiseerd, behoort tot de discretionaire bevoegdheid van het openbaar bestuur of de publiekrechtelijke rechtspersoon in kwestie (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 52, 3° Wet van 4 nov. 1969 tot wijziging van de pachtwetgeving en van de wetgeving betreffende het recht van voorkoop ten gunste van huurders van landeigendommen
26 december 2014
26 december 2014
C.2014.0120.N AC nr. ...
Uitvoerende macht - Bestuur - Discretionaire macht - Begrip
Het bestuur dat op grond van zijn discretionaire bevoegdheid een beslissing neemt, beschikt over een beoordelingsvrijheid die het de mogelijkheid biedt zelf te oordelen over de wijze waarop het zijn bevoegdheid uitoefent en de meest geschikt lijkende oplossing te kiezen binnen de door de wet gestelde grenzen (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 144 Grondwet 1994
26 december 2014
26 december 2014
C.2014.0120.N AC nr. ...
Uitvoerende macht - Bestuur - Discretionaire bevoegdheid - Begrip
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
26 december 2014
26 december 2014
C.2014.0120.N AC nr. ...
Uitvoerende macht - Openbaar bestuur of publiekrechtelijke rechtspersoon - Discretionaire bevoegdheid - Begrip - Omvang - Verpacht goed - Beslissing tot aankoop voor doeleinden van algemeen belang - Beslissing over de wijze van realisatie van dit doel
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
26 december 2014
26 december 2014
MISDRIJF
RECHTVAARDIGING EN VERSCHONING
C.2014.0120.N AC nr. ...
Rechtvaardiging en verschoning - Rechtvaarding - Onweerstaanbare dwang - Morele dwang
Morele dwang veronderstelt dat de dader psychologisch op onweerstaanbare wijze tot het plegen van een misdrijf werd gedreven, uit vrees voor een ernstig, dreigend en wederrechtelijk kwaad (1).
(1) Zie M. xxx xx Xxxxxxxx en X. Xxxxxxx, Introduction au droit pénal, 2007, p. 410.
- Art. 71 Strafwetboek
14 januari 2015
14 januari 2015
P.2014.0177.F AC nr. ...
SOORTEN
Soorten - Aflopend, voortgezet, voortdurend misdrijf - Voortgezet misdrijf - Eenheid van opzet - Beoogd doel
Een voortgezet misdrijf verliest dat karakter niet, louter omdat het door de dader beoogde doel als zodanig niet strafbaar is.
7 januari 2015
7 januari 2015
P.2013.1834.F AC nr. ...
Soorten - Algemeen - Wanbedrijf - Contraventionalisering
Aangezien de rechter meteen moet beslissen over zijn bevoegdheid en over de ontvankelijkheid van de hem voorgelegde vorderingen, beoordeelt hij ambtshalve de aard van de misdrijven die de feiten kunnen opleveren, gesteld dat ze bewezen zouden zijn; door een wanbedrijf, met toepassing van artikel 4, eerste lid, van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden te contraventionaliseren, verandert het onderzoeksgerecht de aard van het misdrijf zonder de omschrijving van de feiten te wijzigen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. …….
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.1198.F AC nr. ...
Soorten - Algemeen - Wanbedrijf - Contraventionalisering - Onderzoeksgerechten - Ambtshalve aanneming van de verzachtende omstandigheden - Betwisting door de burgerlijke partij - Belang
De rechter kan ambtshalve de verzachtende omstandigheden aannemen voor zover hij ze verduidelijkt; aangezien de burgerlijke partij noch door de aard van de straf noch door de strafmaat wordt geraakt - welke beide tot de onaantastbare beoordeling van de rechter behoren - heeft de burgerlijke partij geen belang om tegen dergelijke beslissing op te komen (1). (1) Zie concl. OM in
Pas. 2014, nr. …….
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.1198.F AC nr. ...
Soorten - Algemeen - Wanbedrijf - Contraventionalisering
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.1198.F AC nr. ...
Soorten - Algemeen - Wanbedrijf - Contraventionalisering - Onderzoeksgerechten - Ambtshalve aanneming van de verzachtende omstandigheden - Betwisting door de burgerlijke partij - Belang
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
3 december 2014
3 december 2014
TOEREKENBAARHEID
P.2014.1198.F AC nr. ...
Toerekenbaarheid - Rechtspersonen - Wegverkeerswet - Artikel 67ter - Overtreding ten laste van de rechtspersoon, de natuurlijke persoon of beiden
Artikel 5 Strafwetboek, ingevoegd bij de wet van 4 mei 1999, voert een eigen strafrechtelijke verantwoordelijkheid voor rechtspersonen in, onderscheiden en autonoom ten opzichte van de natuurlijke personen die voor de rechtspersoon hebben gehandeld of dit hebben nagelaten; deze bepaling heeft voor gevolg dat artikel 67ter Wegverkeerswet impliciet is gewijzigd in die zin dat de erin bepaalde overtreding ten laste kan worden gelegd van de rechtspersoon, de natuurlijke persoon of beiden (1). (1) Cass. 11 juni 2013, XX X.00.0000.X, XX 0000, nr. 352.
3 februari 2015
3 februari 2015
P.2013.0875.N AC nr. ...
MONUMENTEN EN LANDSCHAPPEN (BEHOUD VAN)
- Monumentendecreet - Herstelmaatregel - Aard
Artikel 15, §1, Monumentendecreet bepaalt dat de rechtbank onverminderd de straf en de eventuele schadeloosstelling, op vordering van de door de Vlaamse regering aangewezen ambtenaren, beveelt de plaats in de oorspronkelijke toestand te herstellen; de aldus bevolen herstelmaatregel is geen straf volgens het interne recht (1). (1) Cass. 23 november 1999, XX X.00.0000.X, AC 1999, nr. 623.
13 januari 2015
13 januari 2015
P.2013.0830.N AC nr. ...
- Monumentendecreet - Herstelplicht
Artikel 15, §1, Monumentendecreet beoogt de schadelijke gevolgen van de bij artikel 13 van het decreet bepaalde misdrijven te doen ophouden; de herstelplicht blijft bestaan wanneer de gevolgen mede werden veroorzaakt door andere feiten, waarvoor geen strafvervolging werd ingesteld (1). (1) Cass. 23 november 1999, XX X.00.0000.X, AC 1999, nr. 623.
13 januari 2015
13 januari 2015
NATIONALITEIT
P.2013.0830.N AC nr. ...
- Vreemdeling - Huwelijk met een Belg - Verklaring van nationaliteitskeuze - Verkrijgen van de Belgische nationaliteit - Voorwaarde - Schijnhuwelijk
Conclusie van advocaat-generaal Xxx Xxxxxxxx.
00 januari 2015
23 januari 2015
C.2013.0157.N AC nr. ...
- Vreemdeling - Huwelijk met een Belg - Verklaring van nationaliteitskeuze - Verkrijgen van de Belgische nationaliteit - Voorwaarde - Schijnhuwelijk
Uit het algemeen rechtsbeginsel " fraus omnia corrumpit " volgt dat het huwelijk met een Belg een noodzakelijke voorwaarde uitmaakt voor de in artikel 16, §2, 1°, WBN bedoelde verklaring van nationaliteitskeuze en dat, wanneer vaststaat dat er ex tunc geen huwelijk is in de zin van artikel
146bis Burgerlijk Wetboek, er ook nooit aan de voorwaarde van artikel 16, §2, 1°, WBN werd voldaan (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 16, § 2, 1° Wetboek van de Belgische nationaliteit
- Art. 146bis Burgerlijk Wetboek
23 januari 2015
23 januari 2015
C.2013.0157.N AC nr. ...
ONAANTASTBARE BEOORDELING DOOR DE FEITENRECHTER
- Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering - Verzoek tot heropening van het debat - Beoordeling
In strafzaken oordeelt de rechter onaantastbaar of een verzoek tot heropening van het debat al dan niet moet worden ingewilligd; ook al is artikel 772 Gerechtelijk Wetboek niet van toepassing in strafzaken, zelfs indien de strafrechter enkel uitspraak doet over de burgerlijke belangen, kan hij dat verzoek afwijzen op grond van redenen die ook als voorwaarden voor de heropening van het debat worden bepaald in artikel 772 Gerechtelijk Wetboek (1). (1) Zie Cass. 14 februari 2001, AR P.00.1350.F, P.00.1353.F, P.00.1363.F, AC 2001, nr. 91.
13 januari 2015
13 januari 2015
P.2013.1644.N AC nr. ...
- Hof van assisen - Straftoemeting - Verzachtende omstandigheden
Het hof van assisen oordeelt in feite, mitsdien onaantastbaar of er al dan niet verzachtende omstandigheden kunnen worden aangenomen en bepaalt in functie daarvan de op te leggen straf binnen de perken van de wet; het feit dat deze straf hoger kan zijn dan deze die de correctionele rechtbank voor zelfde feiten kan uitspreken, levert geen miskenning van het legaliteitsbeginsel op.
17 februari 2015
17 februari 2015
ONDERZOEK IN STRAFZAKEN
GERECHTELIJK ONDERZOEK
P.2014.1394.N AC nr. ...
Gerechtelijk onderzoek - Algemeen - Aanhangigmaking van de zaak bij de onderzoeksrechter - Burgerlijke partijstelling - Naderhand neerleggen van stukken strekkende tot het verruimen van de mate waarin de rechter kennisneemt van de zaak
Wanneer de burgerlijke partij na haar burgerlijke partijstelling stukken neerlegt bij de politie opdat de onderzoeksrechter de mate waarin hij kennisneemt van de zaak zou uitbreiden tot andere feiten, zijn die feiten, ook al zijn ze samenhangend, behoudens nieuwe burgerlijke partijstelling of aanvullende vordering van het openbaar ministerie, niet rechtsgeldig bij die rechter aanhangig gemaakt (1). (1) Cass. 18 juni 1973, AC 1973, p. 1020; X. Xxxxxxxxxxx, De burgerlijke partij en het gerechtelijk onderzoek, Antwerpen, Maklu, 1990, nr. 154.
- Artt. 63 en 66 Wetboek van Strafvordering
4 februari 2015
4 februari 2015
P.2014.1148.F AC nr. ...
Gerechtelijk onderzoek - Bijzondere opsporingslethoden - Infiltratie - Kortstondig beroep op de deskundigheid van een persoon die niet tot de politiediensten behoort - Machtiging - Geen wettelijke verplichting tot vermelding van die machtiging in het open dossier - Verweer waarbij het bestaan van die machtiging wordt betwist - Beantwoorden van het verweer - Wijze
In het zich in het open dossier bevindend proces-verbaal bedoeld in artikel 47novies, §2, 3e lid, Wetboek van Strafvordering dient niet te worden verwezen naar de machtiging waarbij een infiltrant bij een welbepaalde operatie kortstondig beroep kan doen op de deskundigheid van een persoon die niet tot de politiediensten behoort, zodat het ontbreken van die informatie in het open dossier tot gevolg heeft dat de kamer van inbeschuldigingstelling die belast is met de controle van de toepassing van de infiltratie, het verweer van een partij die het bestaan van deze machtiging betwist, enkel kan beantwoorden met de vaststelling dat die machtiging zich al of niet in vertrouwelijk dossier bevindt; noch door die vaststelling, noch door het oordeel dat artikel 47octies,
§1, tweede lid, Wetboek van Strafvordering in de zaak van toepassing is, schendt de kamer van inbeschuldigingstelling artikel 235ter, §4, Wetboek van Strafvordering niet.
- Art. 235ter, § 4 Wetboek van Strafvordering
- Artt. 47octies, § 1, tweede lid, en 47novies, § 2, derde lid Wetboek van Strafvordering
10 februari 2015
10 februari 2015
P.2014.1856.N AC nr. ...
Gerechtelijk onderzoek - Regeling van de rechtspleging - Buitenvervolgingstelling - Arrest dat een burgerlijke partij bij verstek tot betaling van de rechtsplegingsvergoeding veroordeelt - Cassatieberoep - Termijn om cassatieberoep in te stellen
De beslissing van het onderzoeksgerecht die een burgerlijke partij bij verstek veroordeelt om de inverdenkinggestelde een rechtsplegingsvergoeding te betalen, is vatbaar voor verzet; het cassatieberoep, dat vóór het verstrijken van de verzettermijn is ingesteld, is niet ontvankelijk (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. ………… .
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.0863.F AC nr. ...
Gerechtelijk onderzoek - Regeling van de rechtspleging - Bij verstek uitgesproken arrest van buitenvervolgingstelling - Cassatieberoep - Termijn om cassatieberoep in te stellen
Naar luid van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft de burgerlijke partij vijftien vrije dagen na de dag waarop het arrest in zijn aanwezigheid is uitgesproken, om xxxxxxxxxxxxxx in te stellen; wanneer het cassatieberoep gericht is tegen een jegens haar bij verstek gewezen arrest van buitenvervolgingstelling, gaat die termijn in, behalve in geval van overmacht, vanaf de datum van het arrest en niet vanaf de betekening ervan (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. ………… .
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.0863.F AC nr. ...
Gerechtelijk onderzoek - Regeling van de rechtspleging - Buitenvervolgingstelling - Arrest dat een burgerlijke partij bij verstek tot betaling van de rechtsplegingsvergoeding veroordeelt - Cassatieberoep - Termijn om cassatieberoep in te stellen
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.0863.F AC nr. ...
Gerechtelijk onderzoek - Regeling van de rechtspleging - Bij verstek uitgesproken arrest van buitenvervolgingstelling - Cassatieberoep - Termijn om cassatieberoep in te stellen
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.0863.F AC nr. ...
Gerechtelijk onderzoek - Algemeen - Aanhangigmaking van de zaak bij de onderzoeksrechter - Burgerlijke partijstelling - Proces-verbaal van burgerlijke partijstelling - Mate waarin de zaak aanhangig is gemaakt
Ter bepaling van de mate waarin de zaak bij de onderzoeksrechter aanhangig is gemaakt, dient de burgerlijke partij aan de onderzoeksrechter op nauwkeurige wijze, in een proces-verbaal met authentieke waarde, de strafbare feiten te vermelden waarvoor zij zich burgerlijke partij wil stellen (1). (1) Zie M.-X. Xxxxxxxxx, X. Bosly en X. Xxxxxxxxxxxxx, Droit de la procédure pénale, dl. 1, Brugge, Die Keure, 2014, p. 613.
- Artt. 63 en 66 Wetboek van Strafvordering
4 februari 2015
4 februari 2015
P.2014.1148.F AC nr. ...
Gerechtelijk onderzoek - Algemeen - Aanhangigmaking van de zaak bij de onderzoeksrechter - Burgerlijke partijstelling - Klacht - Proces-verbaal van burgerlijke partijstelling
Uit de samenlezing van de artikelen 63 en 66 van het Wetboek van Strafvordering volgt dat wanneer een strafvordering op gang wordt gebracht door een klacht met burgerlijke partijstelling waarvan de inhoud niet overeenstemt met de vermeldingen van het proces-verbaal dat door de onderzoeksrechter is opgesteld, dat proces-verbaal de draagwijdte van de burgerlijke partijstelling bepaalt (1). (1) Cass. 12 november 2013, XX X.00.0000.X, XX 0000, nr. 599.
- Artt. 63 en 66 Wetboek van Strafvordering
4 februari 2015
4 februari 2015
P.2014.1148.F AC nr. ...
OPSPORINGSONDERZOEK
Opsporingsonderzoek - Opsporingshandelingen - Tussenkomst van politieagenten - Huiszoeking - Rechten van de Mens - E.V.R.M. - Artikel 6.3 - Persoon tegen wie een vervolging is ingesteld - Recht om op de hoogte te worden gesteld - Toepassingsgebied
Artikel 6.3.a, E.V.R.M., dat eenieder tegen wie een vervolging is ingesteld het recht waarborgt om op de hoogte te worden gesteld, heeft betrekking op het recht van verdediging voor een vonnisgerecht; het is niet van toepassing op de tussenkomst van politieagenten in de loop van een strafrechtelijk vooronderzoek, met name wanneer zij een huiszoeking verrichten (1). (1) Het OM was van mening dat het tweede middel opkwam tegen de feitelijke beoordeling van het bestreden arrest en dat het bijgevolg niet ontvankelijk was.
- Art. 6.3, a Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
14 januari 2015
14 januari 2015
P.2014.0092.F AC nr. ...
Opsporingsonderzoek - Opsporingshandelingen - Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen - Bewarend beslag op goederen - Aard - Doel - Termijn - Verstrijken van de termijn
Het verstrijken van de termijn voor het onderzoek of de analyse van de goederen die op grond van artikel 6, §1 van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 juncto artikel 1 van het ministerieel besluit van 18 december 2002 bij administratieve maatregel onder bewarend beslag werden
geplaatst, leidt tot het beëindigen van dit bewarend beslag; het verstrijken van die termijn heeft niet de nietigheid tot gevolg van het uit dit bewarend beslag voortvloeiende onderzoek.
- Art. 1 MB 18 december 2002 genomen in uitvoering van artikel 6, §1 van het KB van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wetteli
- Art. 6, § 1 KB 22 feb. 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen
17 februari 2015
17 februari 2015
P.2013.2027.N AC nr. ...
ONDERZOEKSGERECHTEN
- Redenen van het arrest - Burgerlijke partij - Conclusie - Rechten van de Mens - Verdrag Rechten van de Mens - Eerlijke behandeling van de zaak
Het recht, voor een burgerlijke partij, om een conclusie neer te leggen voor het onderzoeksgerecht houdt in dat het onderzoeksgerecht daarop antwoordt en, zo het van mening is dat het haar vordering dient af te wijzen, de voornaamste redenen aangeeft die de voormelde partij in staat stellen de beslissing te begrijpen (1). (1) Cass. 16 mei 2012, AR P.12.0112.F, AC 2012, nr. 310.
- Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
28 januari 2015
28 januari 2015
P.2014.1463.F AC nr. ...
- Regeling van de rechtspleging - Contraventionalisering van een wanbedrijf - Ambtshalve aanneming van de verzachtende omstandigheden - Betwisting door de burgerlijke partij - Belang
De rechter kan ambtshalve de verzachtende omstandigheden aannemen voor zover hij ze verduidelijkt; aangezien de burgerlijke partij noch door de aard van de straf noch door de strafmaat wordt geraakt - welke beide tot de onaantastbare beoordeling van de rechter behoren - heeft de burgerlijke partij geen belang om tegen dergelijke beslissing op te komen (1). (1) Zie concl. OM in
Pas. 2014, nr. …….
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.1198.F AC nr. ...
- Regeling van de rechtspleging - Bestaan van voldoende bezwaren - Feitelijke beoordeling
Het bestaan van aanwijzingen van schuld die de verwijzing van de inverdenkinggestelde naar het vonnisgerecht verantwoorden, wordt door het onderzoeksgerecht in feite beoordeeld.
- Artt. 128 en 229 Wetboek van Strafvordering
28 januari 2015
28 januari 2015
P.2014.1463.F AC nr. ...
- Buitenvervolgingstelling - Hoger beroep van de burgerlijke partij - Bevestiging van de buitenvervolgingstelling - Vergoeding wegens roekeloos en tergend hoger beroep - Roekeloos en tergend karakter
De kamer van inbeschuldigingstelling is krachtens de artikelen 159, 191 en 212 Wetboek van Strafvordering bevoegd om kennis te nemen van de vordering tot schadevergoeding van een buiten vervolging gestelde inverdenkinggestelde wegens een tergend en roekeloos hoger beroep door een burgerlijke partij; het instellen van hoger beroep door een burgerlijke partij tegen een beschikking van de raadkamer tot buitenvervolgingstelling kan tergend en roekeloos zijn, niet alleen wanneer die partij de bedoeling heeft schade te berokkenen, maar ook wanneer zij het recht om dit rechtsmiddel aan te wenden uitoefent op een wijze die kennelijk de grenzen van de normale uitoefening ervan door een bedachtzaam en zorgvuldig persoon overschrijdt (1). (1) Cass. 28 september 2011, AR P.11.0711.F, AC 2011, nr. 506.
13 januari 2015
13 januari 2015
P.2014.1163.N AC nr. ...
- Regeling van de rechtspleging - Bij verstek uitgesproken arrest van buitenvervolgingstelling - Cassatieberoep - Termijn om cassatieberoep in te stellen
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.0863.F AC nr. ...
- Kamer van inbeschuldigingstelling - Voorlopige hechtenis - Handhaving - Motivering - Verwijzing naar eerdere beslissingen - Geen automatisme - Wettigheid
De enkele omstandigheid dat de rechter de handhaving van de voorlopige hechtenis laat steunen op quasi dezelfde redenen als deze op grond waarvan in eerdere fases van de procedure de hechtenis van de verdachte werd gehandhaafd, levert geen miskenning op van de noodzakelijke individualisering en het uitzonderlijke karakter van de voorlopige hechtenis, zodat wanneer de feitelijke omstandigheden eigen aan de zaak en aan de persoonlijkheid van de verdachte die in aanmerking werden genomen bij eerdere beslissingen, op het ogenblik dat de rechter over de handhaving van de voorlopige hechtenis oordeelt, nog steeds bestaan en de rechter dit vaststelt, hij geenszins deze vereisten miskent; op grond van die redenen die geen blijk geven van een automatisme waardoor de bijzondere en geïndividualiseerde motiveringsverplichting inzake de handhaving van de voorlopige hechtenis wordt miskend, maar waardoor integendeel het evolutieve karakter van de voorlopige hechtenis in aanmerking wordt genomen, is de beslissing regelmatig met redenen omkleed en naar recht verantwoord zonder dat ze, bij afwezigheid van daartoe strekkende conclusie, nader dient te worden gemotiveerd (1). (1) Cass. 13 mei 2014, AR P.14.0759.N, arrest niet gepubliceerd; Cass. 18 februari 2003, XX X.00.0000.X, AC 2003, nr.117; zie ook Cass. 12 augustus 2008, AR P.08.1265.F, AC 2008, nr.434; Cass. 2 maart 2004, AR P.04.0286.N, AC 2004, nr. 114; Cass.
27 november 2002, AR P.02.1507.F, AC 2002, nr. 638.
13 januari 2015
13 januari 2015
P.2015.0025.N AC nr. ...
- Regeling van de rechtspleging - Buitenvervolgingstelling - Arrest dat een burgerlijke partij bij
verstek tot betaling van de rechtsplegingsvergoeding veroordeelt - Cassatieberoep - Termijn om cassatieberoep in te stellen
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.0863.F AC nr. ...
- Regeling van de rechtspleging - Contraventionalisering van een wanbedrijf - Verval van de strafvordering - Buitenvervolgingstelling - Rechtsplegingsvergoeding - Veroordeling van de burgerlijke partij
Krachtens artikel 128, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt, wanneer het onderzoeksgerecht verklaart dat er geen reden is tot vervolging omdat het feit noch een misdaad, noch een wanbedrijf, noch een overtreding oplevert, of dat er generlei bezwaar bestaat, degene die zich burgerlijke partij heeft gesteld in handen van de onderzoeksrechter, veroordeeld tot het betalen aan de inverdenkinggestelde van de vergoeding bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek; het arrest, dat de inverdenkinggestelde een rechtsplegingsvergoeding toekent na te hebben vastgesteld dat de strafvordering verjaard was, doordat een wanbedrijf werd gecontraventionaliseerd, schendt de aangevoerde bepaling.
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.1198.F AC nr. ...
- Regeling van de rechtspleging - Contraventionalisering van een wanbedrijf - Ambtshalve aanneming van de verzachtende omstandigheden - Betwisting door de burgerlijke partij - Belang
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.1198.F AC nr. ...
- Kamer van inbeschuldigingstelling - Voorlopige hechtenis onder elektronisch toezicht - Hoger beroep - Wijziging van de uitvoeringsmodaliteit - Bevoegdheid
De kamer van inbeschuldigingstelling wiens rechtsmacht voortvloeit uit de devolutieve werking van het hoger beroep heeft inzake voorlopige hechtenis dezelfde bevoegdheden als de raadkamer en zij kan dan ook, op hoger beroep van het openbaar ministerie tegen een beschikking van de raadkamer om de inverdenkinggestelde onder voorwaarden vrij te laten, beslissen dat de voorlopige hechtenis, uit te voeren in de gevangenis, wordt gehandhaafd, ook al had de onderzoeksrechter in het bevel tot aanhouding beslist dat de voorlopige hechtenis onder elektronisch toezicht zou worden uitgevoerd; noch de regeling uitgewerkt in artikel 24bis, eerste lid, Voorlopige Hechteniswet noch die uitgewerkt in artikel 25, §1 en 2, Voorlopige Hechteniswet, die betrekking hebben op niet vergelijkbare situaties, laten toe anders te oordelen (1). (1) Cass. 28 januari 2014, XX X.00.0000.X, AC 2014, nr. 76
en noot (1).
- Artt. 22 en 30 Wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis
6 januari 2015
6 januari 2015
P.2014.1956.N AC nr. ...
- Regeling van de rechtspleging - Bij verstek uitgesproken arrest van buitenvervolgingstelling - Cassatieberoep - Termijn om cassatieberoep in te stellen
Naar luid van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft de burgerlijke partij vijftien vrije dagen na de dag waarop het arrest in zijn aanwezigheid is uitgesproken, om xxxxxxxxxxxxxx in te stellen; wanneer het cassatieberoep gericht is tegen een jegens haar bij verstek gewezen arrest van buitenvervolgingstelling, gaat die termijn in, behalve in geval van overmacht, vanaf de datum van het arrest en niet vanaf de betekening ervan (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. ………… .
3 december 2014
P.2014.0863.F
AC nr. ...
3 december 2014
- Regeling van de rechtspleging - Buitenvervolgingstelling - Arrest dat een burgerlijke partij bij verstek tot betaling van de rechtsplegingsvergoeding veroordeelt - Cassatieberoep - Termijn om cassatieberoep in te stellen
De beslissing van het onderzoeksgerecht die een burgerlijke partij bij verstek veroordeelt om de inverdenkinggestelde een rechtsplegingsvergoeding te betalen, is vatbaar voor verzet; het cassatieberoep, dat vóór het verstrijken van de verzettermijn is ingesteld, is niet ontvankelijk (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. ………… .
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.0863.F AC nr. ...
- Regeling van de rechtspleging - Contraventionalisering van een wanbedrijf - Verval van de strafvordering - Gevolg voor de burgerlijke rechtsvordering
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.1198.F AC nr. ...
- Regeling van de rechtspleging - Raadkamer - Handhaving van de voorlopige hechtenis - Afzonderlijke beschikking - Handhaving van de hechtenis onder elektronisch toezicht - Rechtsmiddel
Uit de opzet van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis blijkt dat geen enkel rechtsmiddel openstaat tegen de onderzoeksbeslissingen die, bij de regeling van de rechtspleging, zeggen dat de inverdenkinggestelde aangehouden blijft, zij het onder elektronisch toezicht; in dat geval kan de inverdenkinggestelde, zo hij zijn hechtenis betwist, een verzoek tot invrijheidstelling
indienen, overeenkomstig artikel 27, § 1, van de voormelde wet (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2015, nr. …… .
- Art. 26, § 3 Wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis
4 februari 2015
4 februari 2015
P.2015.0166.F AC nr. ...
- Regeling van de rechtspleging - Contraventionalisering van een wanbedrijf - Verval van de strafvordering - Gevolg voor de burgerlijke rechtsvordering
Het onderzoeksgerecht dat uitspraak moet doen over de regeling van de rechtspleging en dat vaststelt dat de strafvordering is verjaard, is niet bevoegd om de burgerlijke rechtsvordering bij het vonnisgerecht aanhangig te maken en kan de burgerlijke partij, die zich vóór de verjaring burgerlijke partij heeft gesteld, enkel de zorg overlaten om in voorkomend geval cassatieberoep in te stellen
voor de burgerlijke rechter (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. …….
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.1198.F AC nr. ...
- Regeling van de rechtspleging - Aanwijzingen van schuld
Onder aanwijzingen van schuld die de verwijzing van de inverdenkinggestelde naar het vonnisgerecht verantwoorden, worden de gegevens verstaan die, nadat ze op het einde van het gerechtelijk onderzoek zijn vergaard en getoetst, voldoende ernstig blijken zodat een veroordeling waarschijnlijk lijkt (1). (1) Zie Cass. 27 juni 2007, AR P.05.1685.F, AC 2007, nr. 360.
- Artt. 128 en 229 Wetboek van Strafvordering
28 januari 2015
P.2014.1463.F
AC nr. ...
28 januari 2015
- Kamer van inbeschuldigingstelling - Controle over de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden - Infiltratie - Kortstondig beroep op de deskundigheid van een persoon die niet tot de politiediensten behoort - Machtiging - Geen wettelijke verplichting tot vermelding van die machtiging in het open dossier - Verweer waarbij het bestaan van die machtiging wordt betwist - Beantwoorden van het verweer - Wijze
In het zich in het open dossier bevindend proces-verbaal bedoeld in artikel 47novies, §2, 3e lid, Wetboek van Strafvordering dient niet te worden verwezen naar de machtiging waarbij een infiltrant bij een welbepaalde operatie kortstondig beroep kan doen op de deskundigheid van een persoon die niet tot de politiediensten behoort, zodat het ontbreken van die informatie in het open dossier tot gevolg heeft dat de kamer van inbeschuldigingstelling die belast is met de controle van de toepassing van de infiltratie, het verweer van een partij die het bestaan van deze machtiging betwist, enkel kan beantwoorden met de vaststelling dat die machtiging zich al of niet in vertrouwelijk dossier bevindt; noch door die vaststelling, noch door het oordeel dat artikel 47octies,
§1, tweede lid, Wetboek van Strafvordering in de zaak van toepassing is, schendt de kamer van inbeschuldigingstelling artikel 235ter, §4, Wetboek van Strafvordering niet.
- Art. 235ter, § 4 Wetboek van Strafvordering
- Artt. 47octies, § 1, tweede lid, en 47novies, § 2, derde lid Wetboek van Strafvordering
10 februari 2015
10 februari 2015
P.2014.1856.N AC nr. ...
- Raadkamer - Voorlopige hechtenis - Uitvoering onder elektronisch toezicht - Onaantastbare beoordeling - Omzetting van de uitvoeringsmodaliteit - Bevoegdheid
De voorlopige hechtenis onder elektronisch toezicht is een daadwerkelijke voorlopige hechtenis waarbij de onderzoeksrechter of de raadkamer onaantastbaar oordelen over de wenselijkheid deze uitvoeringsmodaliteit al dan niet toe te kennen; de raadkamer kan de door de onderzoeksrechter bevolen voorlopige hechtenis onder elektronisch toezicht omzetten in een voorlopige hechtenis uit te voeren in de gevangenis en omgekeerd en de raadkamer en de onderzoeksrechter beslissen daarover op grond van alle omstandigheden eigen aan de zaak en aan de persoonlijkheid van de inverdenkinggestelde zoals die blijken op het ogenblik van hun beslissing (1). (1) Cass. 2 april 2014, AR P.14.0498.F, AC 2014, nr. 260 met concl. van advocaat-generaal X.Xxxxxxxxxxxxx; zie ook X. XXXXXXXX en X. XXXXXX, “Elektronisch toezicht en andere nieuwigheden in de Wet Voorlopige Hechtenis”, NC 2013, 336; X. XXXXXXXXXXXXX, “La détention préventive sous surveillance
électronique: quelques questions”, JT 2014, 241 – 242.
- Artt. 16, 21 en 22 Wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis
6 januari 2015
6 januari 2015
P.2014.1956.N AC nr. ...
ONDERZOEKSRECHTER
- Aanhangigmaking van de zaak bij de onderzoeksrechter - Burgerlijke partijstelling - Klacht - Proces-verbaal van burgerlijke partijstelling
Uit de samenlezing van de artikelen 63 en 66 van het Wetboek van Strafvordering volgt dat wanneer een strafvordering op gang wordt gebracht door een klacht met burgerlijke partijstelling waarvan de inhoud niet overeenstemt met de vermeldingen van het proces-verbaal dat door de onderzoeksrechter is opgesteld, dat proces-verbaal de draagwijdte van de burgerlijke partijstelling bepaalt (1). (1) Cass. 12 november 2013, XX X.00.0000.X, XX 0000, nr. 599.
- Artt. 63 en 66 Wetboek van Strafvordering
4 februari 2015
P.2014.1148.F
AC nr. ...
4 februari 2015
- Aanhangigmaking van de zaak bij de onderzoeksrechter - Burgerlijke partijstelling - Proces- verbaal van burgerlijke partijstelling - Mate waarin de zaak aanhangig is gemaakt
Ter bepaling van de mate waarin de zaak bij de onderzoeksrechter aanhangig is gemaakt, dient de burgerlijke partij aan de onderzoeksrechter op nauwkeurige wijze, in een proces-verbaal met authentieke waarde, de strafbare feiten te vermelden waarvoor zij zich burgerlijke partij wil stellen (1). (1) Zie M.-X. Xxxxxxxxx, X. Bosly en X. Xxxxxxxxxxxxx, Droit de la procédure pénale, dl. 1, Brugge, Die Keure, 2014, p. 613.
- Artt. 63 en 66 Wetboek van Strafvordering
4 februari 2015
4 februari 2015
P.2014.1148.F AC nr. ...
- Aanhangigmaking van de zaak bij de onderzoeksrechter - Burgerlijke partijstelling - Naderhand neerleggen van stukken strekkende tot het verruimen van de mate waarin de rechter kennisneemt van de zaak
Wanneer de burgerlijke partij na haar burgerlijke partijstelling stukken neerlegt bij de politie opdat de onderzoeksrechter de mate waarin hij kennisneemt van de zaak zou uitbreiden tot andere feiten, zijn die feiten, ook al zijn ze samenhangend, behoudens nieuwe burgerlijke partijstelling of aanvullende vordering van het openbaar ministerie, niet rechtsgeldig bij die rechter aanhangig gemaakt (1). (1) Cass. 18 juni 1973, AC 1973, p. 1020; X. Xxxxxxxxxxx, De burgerlijke partij en het gerechtelijk onderzoek, Antwerpen, Maklu, 1990, nr. 154.
- Artt. 63 en 66 Wetboek van Strafvordering
4 februari 2015
4 februari 2015
P.2014.1148.F AC nr. ...
OPENBARE SCHENNIS VAN DE GOEDE ZEDEN
- Beelden met pornografisch karakter waarbij minderjarigen betrokken zijn of worden voorgesteld - Bezoeken van webstek - Strafbaarheid
Het bezit van beelden met pornografisch karakter waarbij minderjarigen betrokken zijn of worden voorgesteld, dat bij wet wordt gestraft, vereist niet dat de computergebruiker een afbeelding kan manipuleren door ze op te slaan of uit te printen; het feit dat de betrokkene wetens een webstek bezoekt en de beelden bekijkt, volstaat (1). (1) Cass. 20 april 2011, AR P.10.2006.F, AC 2011, nr. 267.
- Art. 383bis, § 2 Strafwetboek
3 februari 2015
3 februari 2015
P.2013.2070.N AC nr. ...
OVEREENKOMST
BESTANDDELEN
Bestanddelen - Allerlei - Totstandkoming - Overtreding van een regel van openbare orde - Gevolg - Nietigheid - Toepassingsgebied
Behoudens andersluidende wettelijke bepalingen heeft de overtreding bij de totstandkoming van de overeenkomst van een regel die de openbare orde aanbelangt, in beginsel slechts de nietigheid van de overeenkomst tot gevolg wanneer deze overtreding tot gevolg heeft dat het voorwerp van de overeenkomst ongeoorloofd is.
- Artt. 6 en 1108 Burgerlijk Wetboek
30 januari 2015
30 januari 2015
C.2014.0285.N AC nr. ...
Bestanddelen - Voorwerp - Beding - Onredelijke beperking concurrentie
De bepaling van artikel 7 van het Decreet d' Allarde van 2-17 maart 1791, zoals te dezen van toepassing, die zich verzet tegen een ongeoorloofde beperking van de vrijheid van handel en nijverheid, is van openbare orde; het beding dat een onredelijke beperking van de concurrentie naar voorwerp, territorium of duur oplegt, is bijgevolg nietig.
- Art. 7 Decr. d'Allarde van 2-17 maart 1791
23 januari 2015
23 januari 2015
C.2013.0579.N AC nr. ...
Bestanddelen - Algemeen - Beperking - Nietigheid - Partiële nietigheid - Beoordeling door de rechter
Indien een overeenkomst of een beding strijdig is met een bepaling van openbare orde en bijgevolg nietig is, kan de rechter indien een partiële nietigheid mogelijk is, de nietigheid, behoudens de wet zulks verbiedt, beperken tot het met deze bepaling strijdig gedeelte van de overeenkomst of beding op voorwaarde dat het voortbestaan van de gedeeltelijk vernietigde overeenkomst of beding beantwoordt aan de partijbedoeling (1). (1) Het OM concludeerde tot de ongegrondheid van het middel en tot verwerping van het cassatieberoep op grond dat een beding dat een onredelijke beperking op basis van reeds eerder vermelde cumulatieve voorwaarden inzake concurrentie oplegt, absoluut nietig is, en dat het matigingsbeding dat daaraan toch rechtsgevolgen wil laten toekennen in de mate dat de nietigverklaring van een dergelijke nietige clausule daardoor wordt verhinderd ingevolge matiging ervan binnen de wettelijke grenzen, daaraan geen afbreuk kan doen en tot dezelfde consequenties dient te leiden, nu dit gelet op de inhoud en de strekking van de handeling in onverbrekelijk verband met het (absoluut) nietige deel staat. (Zie ook Cass. 3 februari 1971, AC 1971, 538)
- Artt. 6, 1156, 1234 en 0000 Xxxxxxxxxx Xxxxxxx
00 januari 2015
23 januari 2015
C.2013.0579.N AC nr. ...
Bestanddelen - Voorwerp - Ongeoorloofd voorwerp
Een overeenkomst heeft een ongeoorloofd voorwerp indien zij verplicht tot een prestatie die door een wet van openbare orde verboden is of in strijd is met de goede zeden.
- Artt. 6 en 1108 Burgerlijk Wetboek
30 januari 2015
30 januari 2015
C.2014.0285.N AC nr. ...
EINDE
Einde - Handelsagentuurovereenkomst - Beëindiging zonder opzegging of voor het verstrijken van de termijn - Ernstige tekortkomingen - Kennisname van de feiten
De termijn van zeven werkdagen gaat in wanneer het feit ter rechtvaardiging van de beëindiging zonder opzegging of voor het verstrijken van de termijn ter kennis is gekomen van de persoon die, of in het geval van een rechtspersoon, het orgaan dat bevoegd is om de
handelsagentuurovereenkomst te beëindigen (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 19, eerste en tweede lid Wet 13 april 1995 betreffende de handelsagentuurovereenkomst
30 januari 2015
30 januari 2015
C.2013.0622.N AC nr. ...
Einde - Handelsagentuurovereenkomst - Beëindiging zonder opzegging of voor het verstrijken van de termijn - Ernstige tekortkomingen - Kennisname van de feiten
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
30 januari 2015
30 januari 2015
PREJUDICIEEL GESCHIL
C.2013.0622.N AC nr. ...
- Handelspraktijken - Wet tot bescherming van de economische mededinging - Interpretatie - Prejudiciële vraag aan het Hof van Cassatie - Arrest van het Hof - Gezag - Artikelen 23 tot 28 van het Gerechtelijk Wetboek - Toepassing
De artikelen 23 tot 28 van het Gerechtelijk Wetboek houden geen verband met het gezag van een arrest waarin het Hof, op grond van artikel 72 van de Wet Economische Mededinging 2006, zich uitspreekt bij wege van prejudicieel arrest over de kwesties met betrekking tot de interpretatie van die wet (1). (1) Zie concl. OM in Pas 2015., nr. …
22 januari 2015
22 januari 2015
C.2013.0532.F AC nr. ...
- Grondwettelijk Hof - Hof van Cassatie - Verplichting - Grenzen - Voorwerp van de vraag houdt geen verband met de aangevoerde grondwettelijke bepalingen
Wanneer het voorwerp van de door de eiser voorgestelde vraag geen verband houdt met de door hem aangevoerde grondwettelijke bepalingen, is dit geen prejudiciële vraag in de zin van artikel 26 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof en hoeft zij niet te worden gesteld.
- Art. 26, § 2 Bijzondere wet op het Arbitragehof van 6 jan. 1989
28 januari 2015
28 januari 2015
P.2014.1463.F AC nr. ...
- Grondwettelijk Hof - Hof van Cassatie - Verplichting - Grenzen - Aangevoerd verschil in behandeling vindt zijn grondslag in de respectieve draagwijdten van art. 6 EVRM en van art. 149 Grondwet
Het Hof van Cassatie is niet gehouden het Grondwettelijk Hof een door een partij voorgestelde prejudiciële vraag te stellen wanneer het door de eiser aangevoerde verschil in behandeling zijn grondslag vindt in de respectieve draagwijdten van artikel 6 EVRM en van artikel 149 van de Grondwet, ten opzichte waarvan het Grondwettelijk Hof niet bevoegd is.
- Art. 26, § 2 Bijzondere wet op het Arbitragehof van 6 jan. 1989
28 januari 2015
28 januari 2015
P.2014.1463.F AC nr. ...
RECHT VAN VERDEDIGING
BURGERLIJKE ZAKEN
Burgerlijke zaken - Opdracht van de rechter - Beslissing - Rechtsgrond waarop partijen zich niet hebben beroepen - Geen gelegenheid tot tegenspraak
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxxxx.
11 december 2014
11 december 2014
C.2013.0428.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Opdracht van de rechter - Beslissing - Rechtsgrond waarop partijen zich niet
hebben beroepen - Geen gelegenheid tot tegenspraak
De rechter die zijn beslissing grondt op een middel dat door de partijen niet is aangevoerd, zonder hen de gelegenheid te geven daarover verweer te voeren, miskent het recht van verdediging (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. … .
11 december 2014
11 december 2014
C.2013.0428.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Bevoegdheid van de rechter - Ambtshalve aangevulde reden - Aan het voorwerp van de vordering gegeven juridische omschrijving
De rechter moet de juridische aard onderzoeken van de voor hem gebrachte aanspraken en hij kan, ongeacht de omschrijving die de partijen eraan hebben gegeven, de aangevoerde redenen aanvullen, mits hij geen enkel geschil opwerpt waarvan de partijen het bestaan hebben uitgesloten, zijn beslissing uitsluitend grondt op feiten die hem regelmatig ter beoordeling zijn voorgelegd en noch het voorwerp noch de oorzaak van de vordering wijzigt (1). (1) Zie Cass. 27 september 2013, AR C.12.0381.F, AC 2013, nr. 487.
- Art. 774, tweede lid Gerechtelijk Wetboek
22 januari 2015
22 januari 2015
C.2013.0602.F AC nr. ...
STRAFZAKEN
Strafzaken - Recht op bijstand van een advocaat - Artikelen 6.1 en 6.3 E.V.R.M. - Artikelen 14.1 en
14.3.d I.V.B.P.R. - Horizontale werking - Toepassing
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxx.
20 januari 2015
20 januari 2015
P.2013.0874.N AC nr. ...
Strafzaken - Recht op bijstand van een advocaat - Artikelen 6.1 en 6.3 E.V.R.M. - Artikelen 14.1 en
14.3.d I.V.B.P.R. - Horizontale werking - Toepassing
Noch artikel 6.1 en 6.3.c EVRM of artikel 14.1 en 14.3.d IVBPR, noch het recht op een eerlijk proces of het recht van verdediging verlenen een recht op bijstand van een advocaat aan een persoon die, voorafgaand aan enige vervolging, met betrekking tot strafbare feiten die hij zou hebben gepleegd, een verklaring aflegt tegenover een benadeelde van die feiten (1). (1) Zie concl. OM.
20 januari 2015
20 januari 2015
RECHTBANKEN
ALGEMEEN
P.2013.0874.N AC nr. ...
Algemeen - Overheidsrechter - Internationaal gebruik - Identificatie - Uitlegging - Internationaal gerechtshof - Statuut
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxxxx.
11 december 2014
11 december 2014
C.2013.0537.F AC nr. ...
Algemeen - Overheidsrechter - Internationaal gebruik - Identificatie - Uitlegging - Internationaal gerechtshof - Statuut
De overheidsrechter die een internationaal gebruik identificeert en uitlegt, dient in zijn beslissing niet het bestaan vast te stellen van een algemene, door een meerderheid van de Staten erkende gewoonte die aan de grondslag van dat internationaal gebruik ligt (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. … .
- Art. 38, § 1, b Statuut van het internationaal Gerechtshof, gevoegd bij het Handvest van de Verenigde Naties
11 december 2014
11 december 2014
C.2013.0537.F AC nr. ...
BELASTINGZAKEN
Belastingzaken - Btw-wetboek - Dwangbevel - Verzet - Aanhangigmaking bij de rechter - Omvang - Wijziging - Tussenvorderingen - Wettigheid
Hoewel het in artikel 89 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde bedoelde verzet van de belastingschuldige de rechter geen enkel ander geschil voorlegt dan het geschil betreffende de geldigheid en de gegrondheid van het door de met de invordering van de belasting belaste ambtenaar uitgevaardigde dwangbevel, sluit geen enkele wettelijke bepaling uit dat de mate waarin de zaak aanhangig is gemaakt bij de rechter bij wie dat beroep is ingesteld, wordt uitgebreid of gewijzigd door tussenvorderingen.
- Art. 89 Wetboek van de Belasting over de Toegevoegde Waarde
29 januari 2015
29 januari 2015
F.2014.0007.F AC nr. ...
BURGERLIJKE ZAKEN
Burgerlijke zaken - Algemeen - Voorwerp van de vordering - Wijziging - Beschikkingsbeginsel - Bevoegdheid van de rechter
De rechter mag het voorwerp van een vordering niet wijzigen hetzij door deze uit te breiden, hetzij door een vordering in de plaats van een andere te stellen (1). (1) Cass. 28 mei 2009, AR C.06.0248.F, AC 2009, nr. 355.
- Art. 1138, 2° Gerechtelijk Wetboek
1 december 2014
1 december 2014
C.2013.0087.F AC nr. ...
STRAFZAKEN
Strafzaken - Strafvordering - Hof van beroep - Samenstelling - Advocaat zetelend als plaatsvervangend raadsheer - Orde van Advocaten tussenkomend als burgerlijke partij - Onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter - Invloed
Volgens artikel 412, § 1, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek ressorteren de plaats- vervangende magistraten onder dezelfde overheid als de beroepsmagistraten, oefenen zij hun functie uit onder dezelfde voorwaarden, moeten zij aan dezelfde vereisten van onpartijdigheid en onafhankelijkheid voldoen, zijn zij aan dezelfde tuchtregels onderworpen, ressorteren zij onder dezelfde tuchtoverheid als de beroepsmagistraten, worden zij rechtstreeks voor het hof van beroep gedagvaard, zoals de beroepsmagistraten, wanneer zij ervan worden beschuldigd een misdrijf te hebben gepleegd in of buiten de uitoefening van hun ambt en zijn zij aan de- zelfde onverenigbaarheden onderworpen als de beroepsmagistraten, behalve wat de uitoefening van hun beroep betreft en de bezigheden die hen daardoor geoorloofd zijn; uit het enkele feit dat een plaatsvervangend magistraat als hoofdberoep het beroep van advocaat uitoefent, kan niet worden afgeleid dat hij niet de waarborgen van onafhankelijkheid en onpartijdigheid biedt, ook niet indien de Orde van Advocaten partij is in het geding (1). (1) Vgl. Cass. 13 december 1988, AR nr. 2508, AC 1988- 1989, nr. 223.
- Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
10 februari 2015
P.2015.0172.N
AC nr. ...
10 februari 2015
RECHTEN VAN DE MENS
INTERNATIONAAL VERDRAG BURGERRECHTEN EN POLITIEKE RECHTEN
International verdrag burgerrechten en politieke recht - Artikel 14.1 - Artikel 14.3.d - Recht van verdediging - Recht op bijstand van een advocaat - Horizontale werking - Toepassing
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxx.
20 januari 2015
20 januari 2015
P.2013.0874.N AC nr. ...
International verdrag burgerrechten en politieke recht - Artikel 14.1 - Artikel 14.3.d - Recht van verdediging - Recht op bijstand van een advocaat - Horizontale werking - Toepassing
Noch artikel 6.1 en 6.3.c EVRM of artikel 14.1 en 14.3.d IVBPR, noch het recht op een eerlijk proces of het recht van verdediging verlenen een recht op bijstand van een advocaat aan een persoon die, voorafgaand aan enige vervolging, met betrekking tot strafbare feiten die hij zou hebben gepleegd, een verklaring aflegt tegenover een benadeelde van die feiten (1). (1) Zie concl. OM.
20 januari 2015
20 januari 2015
VERDRAG RECHTEN VAN DE MENS
P.2013.0874.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Recht van toegang tot de rechter - Immuniteit - Diplomatieke immuniteit - Uitvoeringsimmuniteit - Diplomatieke missies - Bankrekeningen - Internationaal gebruik
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxxxx.
11 december 2014
11 december 2014
C.2013.0537.F AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Recht van toegang tot de rechter - Immuniteit - Diplomatieke immuniteit - Uitvoeringsimmuniteit - Diplomatieke missies - Bankrekeningen - Internationaal gebruik
Het recht van toegang tot de rechter, gewaarborgd door artikel 6.1 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en zoals uitgelegd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, kan niet tot gevolg hebben dat een Staat gedwongen wordt de regel van de uitvoeringsimmuniteit van de Staten, die ertoe strekt de optimale werking van de diplomatieke missies te verzekeren en, meer algemeen, de hoffelijkheid en de goede betrekkingen tussen soevereine Staten te bevorderen, tegen zijn wil in te negeren (1). (1) Zie concl. OM in Pas.
2014, nr. … .
- Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
11 december 2014
11 december 2014
C.2013.0537.F AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Strafzaken - Eerlijke behandeling van de zaak - Xxxxxxxxx en arresten - Antwoord op de conclusie - Omvang van de motivering
De eerbiediging van het recht op een eerlijke behandeling van de zaak wordt niet afgemeten naar de omvang van de motivering van de beslissing van de rechter in antwoord op het betoog van een partij.
- Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
28 januari 2015
P.2014.1463.F
AC nr. ...
28 januari 2015
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Redelijke termijn - Aanvang - Ingebrekestelling door bestuurlijke overheden
Ingebrekestellingen door bestuurlijke overheden wegens de niet-naleving van zelfs strafrechtelijk gesanctioneerde bestuurlijke voorschriften vormen als dusdanig geen daden waardoor de in gebreke gestelde persoon onder de dreiging van een strafvervolging leeft en de redelijke termijn een aanvang neemt.
- Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
13 januari 2015
13 januari 2015
P.2013.0830.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Hof van beroep - Samenstelling - Advocaat zetelend als plaatsvervangend raadsheer - Orde van Advocaten tussenkomend als burgerlijke partij - Onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter - Invloed
Volgens artikel 412, § 1, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek ressorteren de plaats- vervangende magistraten onder dezelfde overheid als de beroepsmagistraten, oefenen zij hun functie uit onder dezelfde voorwaarden, moeten zij aan dezelfde vereisten van onpartijdigheid en onafhankelijkheid voldoen, zijn zij aan dezelfde tuchtregels onderworpen, ressorteren zij onder dezelfde tuchtoverheid als de beroepsmagistraten, worden zij rechtstreeks voor het hof van beroep gedagvaard, zoals de beroepsmagistraten, wanneer zij ervan worden beschuldigd een misdrijf te hebben gepleegd in of buiten de uitoefening van hun ambt en zijn zij aan de- zelfde onverenigbaarheden onderworpen als de beroepsmagistraten, behalve wat de uitoefening van hun beroep betreft en de bezigheden die hen daardoor geoorloofd zijn; uit het enkele feit dat een plaatsvervangend magistraat als hoofdberoep het beroep van advocaat uitoefent, kan niet worden afgeleid dat hij niet de waarborgen van onafhankelijkheid en onpartijdigheid biedt, ook niet indien de Orde van Advocaten partij is in het geding (1). (1) Vgl. Cass. 13 december 1988, AR nr. 2508, AC 1988- 1989, nr. 223.
- Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
10 februari 2015
10 februari 2015
P.2015.0172.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Recht op een eerlijk proces - Recht op bijstand van een advocaat - Horizontale werking - Toepassing
Noch artikel 6.1 en 6.3.c EVRM of artikel 14.1 en 14.3.d IVBPR, noch het recht op een eerlijk proces of het recht van verdediging verlenen een recht op bijstand van een advocaat aan een persoon die, voorafgaand aan enige vervolging, met betrekking tot strafbare feiten die hij zou hebben gepleegd, een verklaring aflegt tegenover een benadeelde van die feiten (1). (1) Zie concl. OM.
20 januari 2015
20 januari 2015
P.2013.0874.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.3 - Recht van verdediging - Recht op bijstand van een advocaat - Horizontale werking - Toepassing
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxx.
20 januari 2015
20 januari 2015
P.2013.0874.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Rechter - Onpartijdigheid - Onafhankelijkheid - Beoordeling van de objectieve onpartijdigheid van de rechter - Criterium
De rechter wordt tot bewijs van het tegendeel vermoed onpartijdig, onafhankelijk en onbevangen te oordelen en de vereisten van onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter zijn nauw met elkaar verbonden zodat bij de beoordeling van de objectieve onpartijdigheid van de rechter de waarborgen van diens individuele onafhankelijkheid in aanmerking kunnen worden genomen (1). (1) Cass. 13 maart 2012, AR P.11.1750.N, AC 2012, nr. 166.
- Art. 151, § 1 Grondwet 1994
- Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
10 februari 2015
10 februari 2015
P.2015.0172.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.3 - Persoon tegen wie een vervolging is ingesteld - Recht om op de hoogte te worden gesteld - Toepassingsgebied - Strafrechtelijk vooronderzoek - Tussenkomst van politieagenten - Huiszoeking
Artikel 6.3.a, E.V.R.M., dat eenieder tegen wie een vervolging is ingesteld het recht waarborgt om op de hoogte te worden gesteld, heeft betrekking op het recht van verdediging voor een vonnisgerecht; het is niet van toepassing op de tussenkomst van politieagenten in de loop van een strafrechtelijk vooronderzoek, met name wanneer zij een huiszoeking verrichten (1). (1) Het OM was van mening dat het tweede middel opkwam tegen de feitelijke beoordeling van het bestreden arrest en dat het bijgevolg niet ontvankelijk was.
- Art. 6.3, a Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
14 januari 2015
14 januari 2015
P.2014.0092.F AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Recht op een eerlijk proces - Recht op bijstand van een advocaat - Horizontale werking - Toepassing
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxx.
20 januari 2015
20 januari 2015
P.2013.0874.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.3 - Recht van verdediging - Recht op bijstand van een advocaat - Horizontale werking - Toepassing
Noch artikel 6.1 en 6.3.c EVRM of artikel 14.1 en 14.3.d IVBPR, noch het recht op een eerlijk proces of het recht van verdediging verlenen een recht op bijstand van een advocaat aan een persoon die, voorafgaand aan enige vervolging, met betrekking tot strafbare feiten die hij zou hebben gepleegd, een verklaring aflegt tegenover een benadeelde van die feiten (1). (1) Zie concl. OM.
20 januari 2015
20 januari 2015
P.2013.0874.N AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Strafzaken - Eerlijke behandeling van de zaak - Onderzoeksgerechten - Redenen van het arrest - Burgerlijke partij - Conclusie
Het recht, voor een burgerlijke partij, om een conclusie neer te leggen voor het onderzoeksgerecht houdt in dat het onderzoeksgerecht daarop antwoordt en, zo het van mening is dat het haar vordering dient af te wijzen, de voornaamste redenen aangeeft die de voormelde partij in staat stellen de beslissing te begrijpen (1). (1) Cass. 16 mei 2012, AR P.12.0112.F, AC 2012, nr. 310.
- Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
28 januari 2015
28 januari 2015
P.2014.1463.F AC nr. ...
RECHTERLIJK GEWIJSDE
GEZAG VAN GEWIJSDE
Gezag van gewijsde - Strafzaken - Aanslagtermijn van 12 maanden - Rechtsvordering - Tijdstip van aanvang
Het gezag van gewijsde in strafzaken geldt alleen voor hetgeen zeker en noodzakelijk door de strafrechter is beslist met betrekking tot het al dan niet bestaan van de aan de beklaagde ten laste gelegde feiten en rekening houdend met de redenen die de noodzakelijke grondslag van de beslissing in strafzaken uitmaken; wanneer de strafrechter de strafvordering vervallen verklaart wegens verjaring, spreekt hij zich niet uit over het al dan niet bestaan van de aan de beklaagde ten laste gelegde feiten (1). (1) Zie Cass. 19 februari 1988, AR 5414, AC 1987-88, nr. 376; Cass. 6 mei
1993, AR 9428, AC 1993, nr. 222; Cass. 22 september 1999, AR P.99.0555.F, AC 1999, nr. 478; Cass.
12 februari 2004, AR C.10.0013.N, AC 2004, nr. 75; Cass. 23 september 2004, AR C.03.0451.F, AC
2004, nr. 431; Cass. 16 oktober 2008, AR C.06.0344.F, AC 2008, nr. 551.
12 december 2014
12 december 2014
F.2013.0037.N AC nr. ...
Gezag van gewijsde - Strafzaken - Private arbeidsbemiddeling - Commissieloon voor de bemiddelaar van de betaalde sportbeoefenaar - Berekeningswijze
Conclusie van plaatsvervangend advocaat-generaal Xx Xxxxx.
3 februari 2015
3 februari 2015
P.2013.0908.N AC nr. ...
Gezag van gewijsde - Strafzaken - Wegverkeerswet - Artikel 67ter - Overtreding ten laste van de rechtspersoon, de natuurlijke persoon of beiden
Overeenkomstig artikel 23 Gerechtelijk Wetboek is het gezag van het rechterlijk gewijsde beperkt tot wat de rechter over een geschilpunt heeft beslist, en tot wat, om reden van het geschil dat voor hem is gebracht en waarover de partijen tegenspraak hebben kunnen voeren, de noodzakelijke grondslag, al weze het impliciet, van zijn beslissing uitmaakt; vereist wordt dat de gevorderde zaak dezelfde is, dat de vordering op dezelfde oorzaak berust, dat de vordering tussen dezelfde partijen bestaat en door hen en tegen hen in dezelfde hoedanigheid gedaan is (1). (1) Zie concl. OM.
3 februari 2015
3 februari 2015
RECHTERLIJKE ORGANISATIE
STRAFZAKEN
P.2013.0908.N AC nr. ...
Strafzaken - Bevoegdheid van de arbeidsgerechten - Arbeidsreglementering - Overtredingen die geen betrekking hebben op de controle van arbeids- en rusttijden van een werknemer
Overtredingen die geen betrekking hebben op de controle van arbeids– en rusttijden van een werknemer betreffen niet de arbeidsreglementering, zodat de artikelen 76, zesde lid en 78, vijfde lid, Gerechtelijk Wetboek betreffende de gespecialiseerde correctionele kamer geen toepassing vinden (1). (1) Zie concl. OM.
3 februari 2015
3 februari 2015
P.2013.0951.N AC nr. ...
Strafzaken - Bevoegdheid van de arbeidsgerechten - Arbeidsreglementering - Overtredingen die geen betrekking hebben op de controle van arbeids- en rusttijden van een werknemer
Conclusie van plaatsvervangend advocaat-generaal Xx Xxxxx.
3 februari 2015
3 februari 2015
P.2013.0951.N AC nr. ...
Strafzaken - Strafvordering - Hof van beroep - Samenstelling - Advocaat zetelend als plaatsvervangend raadsheer - Orde van Advocaten tussenkomend als burgerlijke partij - Onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter - Invloed
Volgens artikel 412, § 1, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek ressorteren de plaats- vervangende magistraten onder dezelfde overheid als de beroepsmagistraten, oefenen zij hun functie uit onder dezelfde voorwaarden, moeten zij aan dezelfde vereisten van onpartijdigheid en onafhankelijkheid voldoen, zijn zij aan dezelfde tuchtregels onderworpen, ressorteren zij onder dezelfde tuchtoverheid als de beroepsmagistraten, worden zij rechtstreeks voor het hof van beroep gedagvaard, zoals de beroepsmagistraten, wanneer zij ervan worden beschuldigd een misdrijf te hebben gepleegd in of buiten de uitoefening van hun ambt en zijn zij aan de- zelfde onverenigbaarheden onderworpen als de beroepsmagistraten, behalve wat de uitoefening van hun beroep betreft en de bezigheden die hen daardoor geoorloofd zijn; uit het enkele feit dat een plaatsvervangend magistraat als hoofdberoep het beroep van advocaat uitoefent, kan niet worden afgeleid dat hij niet de waarborgen van onafhankelijkheid en onpartijdigheid biedt, ook niet indien de Orde van Advocaten partij is in het geding (1). (1) Vgl. Cass. 13 december 1988, AR nr. 2508, AC 1988- 1989, nr. 223.
- Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
10 februari 2015
10 februari 2015
P.2015.0172.N AC nr. ...
RECHTSBEGINSELEN (ALGEMENE)
- "Non bis in idem"
Het algemeen rechtsbeginsel “non bis in idem” heeft dezelfde draagwijdte als artikel 4.1 Zevende Aanvullend Protocol EVRM en artikel 14.7 IVBPR (1). (1) Zie Cass. 29 januari 2013, XX X.00.0000.X, AC 2013, nr. 67 met concl. van plaatsvervangend advocaat-generaal Xx Xxxxx
17 februari 2015
17 februari 2015
P.2014.0201.N AC nr. ...
- "Non bis in idem" - Strafvervolging
Er is sprake van een strafvervolging wanneer deze vervolging beantwoordt aan een strafrechtelijke kwalificatie volgens het interne recht, de inbreuk volgens haar aard geldt voor alle burgers of de sanctie op de inbreuk volgens haar aard en haar ernst een repressief of preventief oogmerk heeft zonder dat het vereist is dat de veroordeling of de vrijspraak waardoor deze strafvervolging wordt beëindigd, door een strafrechter zou worden uitgesproken (1). (1) Zie Cass. 29 januari 2013, XX X.00.0000.X, AC 2013, nr. 67 met concl. van plaatsvervangend advocaat-generaal Xx Xxxxx.
17 februari 2015
17 februari 2015
P.2014.0201.N AC nr. ...
- Legaliteitsbeginsel - Hof van assisen - Verzachtende omstandigheden - Beoordeling - Aard - Straftoemeting - Uitspreken van een hogere straf voor eenzelfde feit dan de correctionele rechtbank
Het hof van assisen oordeelt in feite, mitsdien onaantastbaar of er al dan niet verzachtende omstandigheden kunnen worden aangenomen en bepaalt in functie daarvan de op te leggen straf binnen de perken van de wet; het feit dat deze straf hoger kan zijn dan deze die de correctionele rechtbank voor zelfde feiten kan uitspreken, levert geen miskenning van het legaliteitsbeginsel op.
17 februari 2015
17 februari 2015
P.2014.1394.N AC nr. ...
- Gelijkheidsbeginsel - Gelijke rechtstoestanden - Beklaagde verwezen naar de rechtbank wegens een gecorrectionaliseerde misdaad - Beschuldigde verwezen naar het hof van assisen wegens een niet-correctionaliseerbare misdaad
De beklaagde die wegens een gecorrectionaliseerde misdaad naar de correctionele rechtbank werd verwezen en de beschuldigde die wegens een niet-correctionaliseerbare misdaad naar het hof van assisen is verwezen, bevinden zich niet in gelijke rechtstoestanden; het feit dat het hof van assisen tijdens de behandeling ten gronde deze niet-correctionaliseerbare misdaad herkwalificeert in een correctionaliseerbare misdaad, doet hieraan geen afbreuk.
17 februari 2015
17 februari 2015
P.2014.1394.N AC nr. ...
- Burgerlijke zaken - Bevoegdheid van de rechter - Ambtshalve aangevulde reden - Aan het voorwerp van de vordering gegeven juridische omschrijving
De rechter moet de juridische aard onderzoeken van de voor hem gebrachte aanspraken en hij kan, ongeacht de omschrijving die de partijen eraan hebben gegeven, de aangevoerde redenen aanvullen, mits hij geen enkel geschil opwerpt waarvan de partijen het bestaan hebben uitgesloten, zijn beslissing uitsluitend grondt op feiten die hem regelmatig ter beoordeling zijn voorgelegd en noch het voorwerp noch de oorzaak van de vordering wijzigt (1). (1) Zie Cass. 27 september 2013, AR C.12.0381.F, AC 2013, nr. 487.
- Art. 774, tweede lid Gerechtelijk Wetboek
22 januari 2015
22 januari 2015
C.2013.0602.F AC nr. ...
- Beschikkingsbeginsel - Voorwerp van de vordering - Wijziging - Bevoegdheid van de rechter
De rechter mag het voorwerp van een vordering niet wijzigen hetzij door deze uit te breiden, hetzij door een vordering in de plaats van een andere te stellen (1). (1) Cass. 28 mei 2009, AR C.06.0248.F, AC 2009, nr. 355.
- Art. 1138, 2° Gerechtelijk Wetboek
1 december 2014
1 december 2014
C.2013.0087.F AC nr. ...
- "Fraus omnia corrumpit"
Het algemeen rechtsbeginsel " fraus omnia corrumpit " staat eraan in de weg dat het bedrog de dader voordeel verschaft.
23 januari 2015
23 januari 2015
RECHTSBIJSTAND
C.2013.0157.N AC nr. ...
- Rechtspersoon - Aanspraak op rechtsbijstand - Onvermogen
Uit artikel 666 Gerechtelijk Wetboek volgt dat niet enkel de inkomsten maar ook het actief van een rechtspersoon in aanmerking moet worden genomen bij de beoordeling van de aanspraak van de rechtspersoon op rechtsbijstand (1). (1) Cass. 17 november 2011, XX X.00.0000.X, AC 2011, nr. 624.
- Art. 666 Gerechtelijk Wetboek
12 februari 2015
12 februari 2015
G.2015.0017.N AC nr. ...
- Strafzaken - Beslissing betreffende de rechtzetting en uitlegging van een beslissing betreffende rechtsbijstand - Cassatieberoep - Ontvankelijkheid
Xxxxxxxxxxxxxx tegen een beslissing die weigert een beslissing recht te zetten en uit te leggen, die op grond van artikel 674bis van het Gerechtelijk Wetboek uitspraak doet, is niet ontvankelijk.
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.0977.F AC nr. ...
- Strafzaken - Beslissing betreffende rechtsbijstand - Cassatieberoep - Ontvankelijkheid
Naar luid van artikel 674bis, § 10, van het Gerechtelijk Wetboek kan tegen de beslissingen betreffende de op grond van dat artikel gevraagde rechtsbijstand geen cassatieberoep worden ingesteld (1). (1) Zie X. Xxxxxxxx, Cassation en matière répressive, Brussel, Bruylant, 2006, p. 43, nr. 53ter.
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.0977.F AC nr. ...
- Handelsvennootschap - Activiteiten buiten het kader van een van de collectieve procedures van insolvabiliteit - Aanspraak op rechtsbijstand
Een handelsvennootschap, die haar activiteiten verderzet buiten het kader van één van de collectieve procedures van insolvabiliteit, kan slechts aanspraak maken op rechtsbijstand zo zij aantoont dat de activabestanddelen waarover zij beschikt haar niet toelaten de kosten van de in te stellen procedure te dragen; de omstandigheid dat de handelsactiviteiten verlieslatend zijn of dat het kapitaal onder het wettelijk minimum is gedaald, hetgeen desgevallend de ontbinding van de vennootschap zou wettigen, volstaat hiertoe niet.
12 februari 2015
12 februari 2015
RECHTSMISBRUIK
G.2015.0017.N AC nr. ...
- Burgerlijke parijstelling bij de onderzoeksrechter - Onderzoeksgerechten - Buitenvervolgingstelling - Hoger beroep van de burgerlijke partij - Bevestiging van de buitenvervolgingstelling - Vergoeding wegens roekeloos en tergend hoger beroep - Roekeloos en tergend karakter
De kamer van inbeschuldigingstelling is krachtens de artikelen 159, 191 en 212 Wetboek van Strafvordering bevoegd om kennis te nemen van de vordering tot schadevergoeding van een buiten vervolging gestelde inverdenkinggestelde wegens een tergend en roekeloos hoger beroep door een burgerlijke partij; het instellen van hoger beroep door een burgerlijke partij tegen een beschikking van de raadkamer tot buitenvervolgingstelling kan tergend en roekeloos zijn, niet alleen wanneer die partij de bedoeling heeft schade te berokkenen, maar ook wanneer zij het recht om dit rechtsmiddel aan te wenden uitoefent op een wijze die kennelijk de grenzen van de normale uitoefening ervan door een bedachtzaam en zorgvuldig persoon overschrijdt (1). (1) Cass. 28 september 2011, AR P.11.0711.F, AC 2011, nr. 506.
13 januari 2015
13 januari 2015
P.2014.1163.N AC nr. ...
RECHTSPLEGINGSVERGOEDING
- Gerechtskosten - Burgerlijke zaken - Procedure voor de feitenrechter - Basis-, minimum- en maximumbedragen - Vaststelling - Sociaal verzekerde - Begrip
De uitzonderingsregel inzake de gerechtskosten van het tweede lid van artikel 1017 Gerechtelijk Wetboek geldt bij vorderingen ingesteld door een sociaal verzekerde in de zin van de Wet Handvest Sociaal Verzekerde in een procedure zoals bedoeld in artikel 580, 2°, Gerechtelijk Wetboek; de appelrechters stellen vast dat de vordering van de verweerder ertoe strekt te horen zeggen dat hij in de periode vanaf 1 januari tot en met 30 november 2007 als werknemer van een vennootschap diende te worden beschouwd; zij oordelen dat de RSZ te dezen geen instelling is zoals bedoeld in artikel 2, 2°, Wet Handvest Sociaal Verzekerde omdat hij geen prestaties van sociale zekerheid toekent en de verweerder in de relatie met de eiser daarom ook geen natuurlijke persoon is die
recht heeft op sociale prestaties in de zin van artikel 2, 7°, van het voormelde Handvest; de appelrechters die aldus oordelen en de rechtsplegingsvergoeding op grond hiervan bepalen volgens artikel 3 Tarief Rechtsplegingsvergoeding, verantwoorden hun beslissing niet naar recht (1). (1) Het Hof vernietigt de bestreden beslissing in zoverre het eiser veroordeelt tot een rechtsplegingsvergoeding die de bedragen van artikel 4 Tarief Rechtsplegingsvergoeding overtreft. Het oordeelt dat er geen aanleiding tot verwijzing is. In deze zaak maakt het Hof toepassing van artikel 1111, laatste lid Gerechtelijk Wetboek.
- Artt. 2, 3 en 4 KB 26 okt. 2007 tot vaststelling van het tarief van de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in art. 1022 Ger.Wb. en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de artt. 1 tot 13 W. 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de
- Art. 2, 7° Wet 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde
- Artt. 579, 6°, 580, 581, 582, 1° en 2° en 1017, 1e en 2e lid Gerechtelijk Wetboek
8 december 2014
8 december 2014
S.2013.0018.N AC nr. ...
- Gerechtskosten - Burgerlijke zaken - Procedure voor de feitenrechter - Basis-, minimum- en maximumbedragen - Vaststelling - Per aanleg - Samenvoeging van zaken - Afzonderlijke geschillen
De veroordeling tot de gerechtskosten onderstelt dat tussen de partijen een daadwerkelijke procesverhouding bestaat; wanneer meerdere eisers bij eenzelfde akte onderscheiden vorderingen op een zelfde grondslag instellen tegen een of meer verweerders, zonder dat de afsplitsing van de zaken wordt gevorderd en gelast, dient de rechter, vooraleer meerdere rechtsplegingsvergoedingen toe te kennen en ook al doet iedere vordering in beginsel een afzonderlijke procesverhouding ontstaan, na te gaan of de samengevoegde zaken, gelet op de concrete elementen ervan, in hun geheel beschouwd niet eenzelfde geschil uitmaken, maar wel afzonderlijke geschillen.
- Art. 1, eerste en tweede lid KB 26 okt. 2007 tot vaststelling van het tarief van de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in art. 1022 Ger.Wb. en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de artt. 1 tot 13 W. 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de
- Artt. 701, 1017, eerste lid, 1018, 6°, en 1022 Gerechtelijk Wetboek
8 december 2014
8 december 2014
S.2012.0029.N AC nr. ...
REDENEN VAN DE VONNISSEN EN ARRESTEN
OP CONCLUSIE
Op conclusie - Strafzaken (geestrijke dranken en douane en accijnzen inbegrepen) - Rechten van de Mens - Verdrag Rechten van de Mens - Eerlijke behandeling van de zaak - Antwoord op de conclusie - Omvang van de motivering
De eerbiediging van het recht op een eerlijke behandeling van de zaak wordt niet afgemeten naar de omvang van de motivering van de beslissing van de rechter in antwoord op het betoog van een partij.
- Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
28 januari 2015
28 januari 2015
P.2014.1463.F AC nr. ...
REGELING VAN RECHTSGEBIED
ALLERLEI
Allerlei - Tuchtprocedure - Raad van de Orde van Architecten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en van Waals-Brabant - Verwijzing van de procedure naar de Raad van de Orde van Architecten van de provincie Henegouwen - Raad van de Orde van Architecten van de provincie Henegouwen - Onbevoegdverklaring om van de vervolgingen kennis te nemen
Het naast elkaar bestaan van twee beslissingen van verschillende tuchtgerechten, die uitspraak doen over dezelfde vervolgingen, belemmert de rechtsgang en geeft aanleiding tot regeling van rechtsgebied.
5 maart 2015
5 maart 2015
SCHULDIG VERZUIM
D.2014.0027.F AC nr. ...
- Bedrieglijk onvermogen - Gedwongen tenuitvoerlegging - Belemmering - Schade - Burgerlijke partijstelling door de schuldeisers - Ontvankelijkheid - Bevoegdheid van de curator
Het misdrijf niet-verlenen van bijstand aan een persoon in gevaar, als bedoeld in artikel 422bis Strafwetboek, veronderstelt, naast het feit op de hoogte te zijn van het groot en ogenblikkelijk gevaar waarin het slachtoffer verkeert, de opzettelijke weigering het slacht- offer de hulp te verschaffen waardoor dat gevaar in de mate van het mogelijke wordt afgewend; op grond van voormeld misdrijf straft de wet de bewuste en opzettelijke onverschilligheid, de egoïstische weigering om hulp te bieden en niet de ondoeltreffendheid, onhandigheid of ontoereikendheid van de hulp die op grond van een beoordelingsfout of een verkeerde diagnose is verleend (1). (1) Cass. 7 november 2012, AR P.12.0905.F, AC 2012, nr. 599; zie I. DE LA SERNA, “Les abstentions coupables“, in Les infractions contre les personnes, Brussel, Larcier, p. 557 tot 560 en 567 tot 569.
27 januari 2015
27 januari 2015
P.2014.1293.N AC nr. ...
SLAGEN EN VERWONDINGEN - DODEN
ONOPZETTELIJK TOEBRENGEN VAN VERWONDINGEN EN ONOPZETTELIJK DODEN
Onopzettelijk toebrengen van verwondingen en onopzettelijk doden - Slagen of verwondingen - Begrip - Zenuwstoornissen en psychische stoornissen - Schok naar aanleiding van betrokkenheid bij een dodelijk ongeval
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
3 december 2014
3 december 2014
P.2013.1976.F AC nr. ...
Onopzettelijk toebrengen van verwondingen en onopzettelijk doden - Slag
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
3 december 2014
3 december 2014
P.2013.1976.F AC nr. ...
Onopzettelijk toebrengen van verwondingen en onopzettelijk doden - Slag
Onder slag wordt de schok verstaan die resulteert uit de beweging van een lichaam dat een ander lichaam raakt en die een bepaalde pijn veroorzaakt zonder dat er noodzakelijk een letsel hoeft te zijn; dat kan een gewelddadige toenadering zijn van het menselijk lichaam met een ander fysiek
voorwerp (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. ……
- Artt. 418 en 420 Strafwetboek
3 december 2014
3 december 2014
P.2013.1976.F AC nr. ...
Onopzettelijk toebrengen van verwondingen en onopzettelijk doden - Verwonding
De verwonding, in de zin van artikel 420 van het Strafwetboek, is elk uitwendig of inwendig letsel dat van buiten uit door een mechanisch of chemisch op de lichaamsgesteltenis inwerkende oorzaak, dan wel door een verzuim, aan het menselijk lichaam wordt toegebracht; dat letsel kan hetzij organisch hetzij functioneel zijn, de ernst ervan heeft geen belang (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. ……
- Artt. 418 en 420 Strafwetboek
3 december 2014
3 december 2014
P.2013.1976.F AC nr. ...
Onopzettelijk toebrengen van verwondingen en onopzettelijk doden - Verwonding
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
3 december 2014
3 december 2014
P.2013.1976.F AC nr. ...
Onopzettelijk toebrengen van verwondingen en onopzettelijk doden - Slagen of verwondingen - Begrip - Zenuwstoornissen en psychische stoornissen - Schok naar aanleiding van betrokkenheid bij een dodelijk ongeval
Zenuwstoornissen en psychische stoornissen kunnen enkel slagen en verwondingen opleveren als ze hun oorsprong vinden in een mechanische of chemische oorzaak die extern is aan de betrokken persoon; de loutere schok die een persoon ondergaat door het feit van bij een dodelijk ongeval te zijn betrokken, levert geen slagen en verwondingen op in de zin van artikel 420 van het
Strafwetboek (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. ……
- Artt. 418 en 420 Strafwetboek
3 december 2014
3 december 2014
P.2013.1976.F AC nr. ...
SOCIALE ZEKERHEID
WERKNEMERS
Werknemers - Sociale zekerheidsbijdragen - Loon - Overeenkomst na einde arbeidsovereenkomst - Niet-concurrentievergoeding - Aard
Wanneer de partijen geen concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst hebben opgenomen en zij na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst een niet-concurrentieovereenkomst sluiten waarbij aan de vroegere werknemer, als tegenprestatie voor zijn verbintenis zijn vroegere werkgever geen concurrentie aan te doen, een vergoeding wordt toegekend, wordt het recht op deze vergoeding, in zoverre het geen verdoken vergoeding voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst betreft, niet toegekend ingevolge de vroeger bestaande arbeidsovereenkomst of de beëindiging ervan, maar ingevolge de latere overeenkomst; deze vergoeding is, bij ontstentenis van uitbreiding van het begrip loon in dit verband, dienvolgens geen loon in de zin van de Loonbeschermingswet, noch voor de sociale zekerheid; de vergoeding voor niet-concurrentie die de werkgever verschuldigd is krachtens het concurrentiebeding dat in of tijdens de arbeidsovereenkomst is aangegaan, wordt verworven ingevolge de dienstbetrekking en is derhalve loon in de zin van artikel 2 Loonbeschermingswet en aldus onderworpen aan rsz-bijdragen; de omstandigheid dat het concurrentiebeding werd aangegaan na het ontslag, in de loop van de opzeggingstermijn, doet daaraan niet af.
- Art. 2 Wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers
- Art. 14, §§ 1 en 2 Wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 dec. 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders
8 december 2014
8 december 2014
S.2013.0006.N AC nr. ...
Werknemers - Bijdrage - Loon - Begrip - Sociale zekerheid - Aanvulling voordelen
Artikel 2, derde lid, 1°, c) Loonbeschermingswet sluit de door de werkgever rechtstreeks of onrechtstreeks betaalde vergoedingen welke moeten worden beschouwd als een aanvulling van de voordelen toegekend voor de verschillende takken van de sociale zekerheid, zonder enige beperking uit het loonbegrip uit; een vergoeding moet worden beschouwd als een aanvulling van de voordelen toegekend voor de verschillende takken van de sociale zekerheid indien het toegekende voordeel de dekking van een socialezekerheidsrisico tot voorwerp heeft; het toegekend voordeel heeft de dekking van de socialezekerheidsrisico tot voorwerp indien het tot doel heeft het verlies van het inkomen uit arbeid of de kosten voortkomend uit de realisatie van een socialezekerheidsrisico te helpen dekken, zonder dat daarbij het statuut of de functie van de werknemer in aanmerking moet worden genomen.
- Art. 14 Wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 dec. 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders
- Art. 2, derde lid, 1°, c) Wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers
- Art. 23, eerste en tweede lid Wet 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers
8 december 2014
8 december 2014
S.2013.0099.N AC nr. ...
Werknemers - Bijdrage - Loon - In geld waardeerbaar voordeel - Begrip
Wanneer de werkgever aan de werknemer een persoonlijke computer gratis ter beschikking stelt om voor persoonlijke doeleinden te gebruiken, dit is om thuis vrij te gebruiken, wordt de werknemer
geacht een voordeel in natura te genieten ter waarde van het in artikel 18, §3, 10°, KB/WIB92 bepaalde forfait; het arrest dat onbetwist ervan uitgaat dat de verweerster aan haar werknemers een persoonlijke computer gratis ter beschikking stelt voor persoonlijk gebruik, maar oordeelt dat dit geen voordeel in natura oplevert omdat de eiser niet bewijst dat de werknemers privaat gebruik maken van de hun ter beschikking gestelde persoonlijke computer, verantwoordt zijn beslissing dat de verweerster de gevorderde bijdragen op voordelen in natura niet verschuldigd is, niet naar recht.
- Art. 2, eerste lid, 3° Wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers
- Art. 18, § 3, 10° Koninklijk Besluit tot uitvoering van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992
- Art. 20, §§ 1 en 2, 2° KB 28 nov. 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders
8 december 2014
8 december 2014
S.2013.0099.N AC nr. ...
STRAF
ALGEMEEN. STRAF EN MAATREGEL. WETTIGHEID
Algemeen - Straf en maatregel - Wettigheid - Verschillende veroordeelden - Hoofdelijke veroordeling tot eenzelfde straf - Wettigheid
Krachtens artikel 7 Strafwetboek is de bijzondere verbeurdverklaring zoals bedoeld in de artikelen 42, 3°, 43 en 43bis Strafwetboek, een straf; deze bepalingen en het algemeen rechtsbeginsel dat de straf persoonlijk is, laten de rechter niet toe verschillende personen hoofdelijk tot deze straf te veroordelen (1). (1) Cass. 9 april 2013, AR P.12.0783.N, AC 2013, nr. 223; Cass. 15 januari 2013, XX
X.00.0000.X, AC 2013, nr. 29; Cass. 5 oktober 2010, RW 2010-2011, 1095 en noot; Cass. 27 mei 2009, AR P.09.0240.F, Pas. 2009, nr. 352, met concl. van advocaat-generaal X. Xxxxxxxxxxxxx; zie
X. XXXXXXXXX, “Geen ver- beurdverklaring van onroerende goederen als voorwerp of instrument van het misdrijf zonder specifieke bepaling?” noot onder Xxxx. 27 mei 2009, RW 2010-11, 570; J.
XXXXX, “ Over de hoofdelijkheid bij de voordeelsontneming.”, noot onder Xxxx. 27 mei 2009, NC 2010, 180-184.
20 januari 2015
20 januari 2015
P.2014.1176.N AC nr. ...
Algemeen - Straf en maatregel - Wettigheid - Verbeurdverklaring - Uit het misdrijf verkregen vermogensvoordelen - Motivering van de straf en de strafmaat
Krachtens artikel 42, 3°, Strafwetboek wordt bijzondere verbeurdverklaring toegepast op de vermogensvoordelen die rechtstreeks uit het misdrijf zijn verkregen, op de goede- ren en waarden die in de plaats ervan zijn gesteld en op de inkomsten uit de belegde voordelen en die verbeurdverklaring is een straf die overeenkomstig artikel 43bis, eerste lid, Straf- wetboek facultatief is; indien de wet de straf en de strafmaat aan de vrije beoordeling van de rechter overlaat, is hij overeenkomstig artikel 195, tweede lid, Wetboek van Strafvordering ertoe gehouden nauwkeurig, maar op een wijze die beknopt mag zijn, de redenen te vermelden die de keuze voor die straf en de maat ervan rechtvaardigen en die bepaling geldt krachtens artikel 211 Wetboek van Strafvordering eveneens voor de vonnissen gewezen in hoger beroep, zodat het arrest dat vermogensvoordelen verbeurd verklaart zonder de redenen te geven waarom die bijkomende straf is gekozen niet naar recht verantwoord is.
3 februari 2015
3 februari 2015
AUTRES PEINES
P.2014.1344.N AC nr. ...
Andere Straffen - Verbeurdverklaring - Uit het misdrijf verkregen vermogensvoordelen - Verschillende veroordeelden - Hoofdelijke veroordeling tot eenzelfde straf - Wettigheid
Krachtens artikel 7 Strafwetboek is de bijzondere verbeurdverklaring zoals bedoeld in de artikelen 42, 3°, 43 en 43bis Strafwetboek, een straf; deze bepalingen en het algemeen rechtsbeginsel dat de straf persoonlijk is, laten de rechter niet toe verschillende personen hoofdelijk tot deze straf te veroordelen (1). (1) Cass. 9 april 2013, AR P.12.0783.N, AC 2013, nr. 223; Cass. 15 januari 2013, XX
X.00.0000.X, AC 2013, nr. 29; Cass. 5 oktober 2010, RW 2010-2011, 1095 en noot; Cass. 27 mei 2009, AR P.09.0240.F, Pas. 2009, nr. 352, met concl. van advocaat-generaal X. Xxxxxxxxxxxxx; zie
X. XXXXXXXXX, “Geen ver- beurdverklaring van onroerende goederen als voorwerp of instrument van het misdrijf zonder specifieke bepaling?” noot onder Xxxx. 27 mei 2009, RW 2010-11, 570; J.
XXXXX, “ Over de hoofdelijkheid bij de voordeelsontneming.”, noot onder Xxxx. 27 mei 2009, NC 2010, 180-184.
20 januari 2015
20 januari 2015
P.2014.1176.N AC nr. ...
Andere Straffen - Verbeurdverklaring - Uit het misdrijf verkregen vermogensvoordelen - Motivering van de straf en de strafmaat
Krachtens artikel 42, 3°, Strafwetboek wordt bijzondere verbeurdverklaring toegepast op de vermogensvoordelen die rechtstreeks uit het misdrijf zijn verkregen, op de goede- ren en waarden die in de plaats ervan zijn gesteld en op de inkomsten uit de belegde voordelen en die verbeurdverklaring is een straf die overeenkomstig artikel 43bis, eerste lid, Straf- wetboek facultatief is; indien de wet de straf en de strafmaat aan de vrije beoordeling van de rechter overlaat, is hij overeenkomstig artikel 195, tweede lid, Wetboek van Strafvordering ertoe gehouden nauwkeurig, maar op een wijze die beknopt mag zijn, de redenen te vermelden die de keuze voor die straf en de maat ervan rechtvaardigen en die bepaling geldt krachtens artikel 211 Wetboek van Strafvordering eveneens voor de vonnissen gewezen in hoger beroep, zodat het arrest dat vermogensvoordelen verbeurd verklaart zonder de redenen te geven waarom die bijkomende straf is gekozen niet naar recht verantwoord is.
3 februari 2015
3 februari 2015
SAMENLOOP
P.2014.1344.N AC nr. ...
Samenloop - Eendaadse - Voortgezet misdrijf - Eenheid van opzet - Beoogd doel
Een voortgezet misdrijf verliest dat karakter niet, louter omdat het door de dader beoogde doel als zodanig niet strafbaar is.
7 januari 2015
7 januari 2015
P.2013.1834.F AC nr. ...
VERZACHTENDE OMSTANDIGHEDEN. VERSCHONINGSGRONDEN
Verzachtende omstandigheden, verschoningsgronden - Verzachtende omstandigheden - Contraventionalisering van een wanbedrijf
Aangezien de rechter meteen moet beslissen over zijn bevoegdheid en over de ontvankelijkheid van de hem voorgelegde vorderingen, beoordeelt hij ambtshalve de aard van de misdrijven die de feiten kunnen opleveren, gesteld dat ze bewezen zouden zijn; door een wanbedrijf, met toepassing van artikel 4, eerste lid, van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden te contraventionaliseren, verandert het onderzoeksgerecht de aard van het misdrijf zonder de omschrijving van de feiten te wijzigen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. …….
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.1198.F AC nr. ...
Verzachtende omstandigheden, verschoningsgronden - Verzachtende omstandigheden - Contraventionalisering van een wanbedrijf - Onderzoeksgerechten - Ambtshalve aanneming van de verzachtende omstandigheden - Betwisting door de burgerlijke partij - Belang
De rechter kan ambtshalve de verzachtende omstandigheden aannemen voor zover hij ze verduidelijkt; aangezien de burgerlijke partij noch door de aard van de straf noch door de strafmaat wordt geraakt - welke beide tot de onaantastbare beoordeling van de rechter behoren - heeft de burgerlijke partij geen belang om tegen dergelijke beslissing op te komen (1). (1) Zie concl. OM in
Pas. 2014, nr. …….
3 december 2014
P.2014.1198.F
AC nr. ...
3 december 2014
Verzachtende omstandigheden, verschoningsgronden - Verzachtende omstandigheden - Contraventionalisering van een wanbedrijf - Onderzoeksgerechten - Ambtshalve aanneming van de verzachtende omstandigheden - Betwisting door de burgerlijke partij - Belang
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.1198.F AC nr. ...
Verzachtende omstandigheden, verschoningsgronden - Verzachtende omstandigheden - Contraventionalisering van een wanbedrijf
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.1198.F AC nr. ...
Verzachtende omstandigheden, verschoningsgronden - Hof van assisen - Straftoemeting - Onaantastbare beoordeling
Het hof van assisen oordeelt in feite, mitsdien onaantastbaar of er al dan niet verzachtende omstandigheden kunnen worden aangenomen en bepaalt in functie daarvan de op te leggen straf binnen de perken van de wet; het feit dat deze straf hoger kan zijn dan deze die de correctionele rechtbank voor zelfde feiten kan uitspreken, levert geen miskenning van het legaliteitsbeginsel op.
17 februari 2015
17 februari 2015
TUSSENKOMST
P.2014.1394.N AC nr. ...
- Gedwongen tussenkomst - Deskundigenonderzoek - Tijdstip
Tussenkomst in een deskundigenonderzoek kan geschieden zolang geen afbreuk wordt gedaan aan het recht van verdediging van de partij die gedwongen tussenkomt; hieruit volgt dat een gedwongen tussenkomst in het deskundigenonderzoek niet is uitgesloten in geval dat de gerechtsdeskundige reeds een voorlopige mening heeft geformuleerd, wanneer blijkt dat het recht van verdediging van de in gedwongen tussenkomst gedaagde partij is geëerbiedigd.
- Artt. 812 en 981 Gerechtelijk Wetboek
30 januari 2015
30 januari 2015
C.2013.0457.N AC nr. ...
VALSHEID EN GEBRUIK VAN VALSE STUKKEN
- Intellectuele valsheid
De valsheid is "intellectueel" wanneer zij erin bestaat dat in een materieel onaangeroerd instrumentum, feiten en akten in strijd met de waarheid worden vastgesteld; wanneer een geschrift de vaststelling inhoudt van een wilsverklaring die op bedrieglijke wijze in strijd is met de waarheid, dan heeft de omstandigheid dat die wilsverklaring ook werkelijk is gedaan, niet tot gevolg dat dit geschrift niet intellectueel vals is of kan zijn (1). (1) Cass. 21 juni 1994, AR P.93.1033.N, AC 1994, nr. 324.
- Art. 196 Strafwetboek
13 januari 2015
13 januari 2015
P.2013.0754.N AC nr. ...
- Architectuurovereenkomst - Uitoefening van het beroep van architect - Ontstentenis van verplichte verzekering
Hoewel het aangaan van de verplichte verzekering een geldigheidsvoorwaarde is voor de uitoefening van het beroep van architect, volgt uit de artikelen 2, § 4, en 11, vierde lid, van de wet van 20 februari 1939 op de bescherming van de titel en van het beroep van architect, zoals gewijzigd bij de wet van 15 februari 2006 betreffende de uitoefening van het beroep van architect in het kader van een rechtspersoon, niet dat, gesteld dat de niet-verzekering bewezen is, dit van rechtswege tot valsheid van de architectuurovereenkomst leidt.
4 februari 2015
4 februari 2015
VENNOOTSCHAPPEN
HANDELSVENNOOTSCHAPPEN
P.2014.1148.F AC nr. ...
Handelsvennootschappen - Algemeen - Activiteiten buiten het kader van een van de collectieve procedures van insolvabiliteit - Aanspraak op rechtsbijstand
Een handelsvennootschap, die haar activiteiten verderzet buiten het kader van één van de collectieve procedures van insolvabiliteit, kan slechts aanspraak maken op rechtsbijstand zo zij aantoont dat de activabestanddelen waarover zij beschikt haar niet toelaten de kosten van de in te stellen procedure te dragen; de omstandigheid dat de handelsactiviteiten verlieslatend zijn of dat het kapitaal onder het wettelijk minimum is gedaald, hetgeen desgevallend de ontbinding van de vennootschap zou wettigen, volstaat hiertoe niet.
12 februari 2015
12 februari 2015
G.2015.0017.N AC nr. ...
Handelsvennootschappen - Naamloze vennotschappen - Verbod tot het voorschieten van middelen, het toestaan van leningen of het stellen van zekerheden - Oogmerk
Het verbod voor een naamloze vennootschap om middelen voor te schieten, leningen toe te staan of zekerheden te stellen met het oog op de verkrijging van haar aandelen of van haar winstbewijzen door derden of met het oog op de verkrijging of de inschrijving door een derde van certificaten die betrekking hebben op aandelen of winstbewijzen, strekt tot de bescherming van het kapitaal van de vennootschap en waarborgt de schuldeisers van de vennootschap tegen insolvabiliteitsrisico’s die het gevolg kunnen zijn van het voorschieten van middelen, het toestaan van leningen of het stellen van zekerheden; met het voorschieten van middelen, het toestaan van leningen of het stellen van zekerheden worden handelingen bedoeld die de teruggave impliceren van het voorschot, de lening of de zekerheden.
- Art. 629, § 1 Wetboek 7 mei 1999 van vennootschappen
30 januari 2015
30 januari 2015
C.2014.0059.N AC nr. ...
VERJARING
BURGERLIJKE ZAKEN
Burgerlijke zaken - Termijnen (aard, duur, aanvang en einde) - Rechtsvordering van kooplieden wegens de koopwaren die zij verkopen aan personen die geen koopman zijn - Termijn - Een jaar - Grondslag
De toepassing van de verjaring van een jaar, die gegrond is op een vermoeden van betaling, veronderstelt dat het bestaan van de schuldvordering niet in een geschrift is vastgesteld.
- Art. 2272 Burgerlijk Wetboek
8 januari 2015
8 januari 2015
C.2014.0268.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Termijnen (aard, duur, aanvang en einde) - Rechtsvordering van kooplieden wegens de koopwaren die zij verkopen aan personen die geen koopman zijn - Termijn - Vijf jaar
Wanneer het bestaan van de schuldvordering is vastgesteld in een geschrift en betaalbaar is bij het jaar of bij kortere termijnen, zullen de rentetermijnen verjaren door verloop van vijf jaar.
- Art. 2277 Burgerlijk Wetboek
8 januari 2015
8 januari 2015
C.2014.0268.F AC nr. ...
STRAFZAKEN
Strafzaken - Strafvordering - Burgerlijke vordering voor de strafrechter - Onderzoeksgerechten - Contraventionalisering van een wanbedrijf - Verval van de strafvordering - Gevolg voor de burgerlijke rechtsvordering
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.1198.F AC nr. ...
Strafzaken - Strafvordering - Burgerlijke vordering voor de strafrechter - Onderzoeksgerechten - Contraventionalisering van een wanbedrijf - Verval van de strafvordering - Gevolg voor de burgerlijke rechtsvordering
Het onderzoeksgerecht dat uitspraak moet doen over de regeling van de rechtspleging en dat vaststelt dat de strafvordering is verjaard, is niet bevoegd om de burgerlijke rechtsvordering bij het vonnisgerecht aanhangig te maken en kan de burgerlijke partij, die zich vóór de verjaring burgerlijke partij heeft gesteld, enkel de zorg overlaten om in voorkomend geval cassatieberoep in te stellen
voor de burgerlijke rechter (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. …….
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.1198.F AC nr. ...
VEROORDELING MET UITSTEL EN OPSCHORTING VAN DE VER
PROBATIEUITSTEL
Probatieuitstel - Duur van het uitstel niet bepaald - Onwettigheid
Een veroordeling met uitstel van tenuitvoerlegging is onwettig wanneer de beslissing de duur van dat uitstel niet bepaalt (1). (1) Cass. 15 maart 2000, AR P.99.1419.F, AC 2000, nr. 178.
- Art. 8, §§ 1 en 2 Wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie
3 februari 2015
3 februari 2015
P.2014.1543.N AC nr. ...
VERVOER
GOEDERENVERVOER
Goederenvervoer - Luchtvervoer - Verdrag van Warschau - Vervoerder - Aansprakelijkheid - Aanspraakgerechtigden - Afzender - Geadresseerde
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxx.
30 januari 2015
30 januari 2015
VERWIJZING NA CASSATIE
BURGERLIJKE ZAKEN
C.2014.0159.N AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Rechter op verwijzing - Toestand van de partijen
Wanneer de vernietiging is uitgesproken en in zoverre zij is uitgesproken, worden de partijen voor de rechter naar wie de zaak wordt verwezen teruggeplaatst in de toestand waarin zij zich bevonden voor de rechter wiens beslissing is vernietigd (1). (1) Cass. 13 februari 2006, AR C.04.0454.F, AC 2006, nr. 92, met concl. eerste advocaat-generaal Xxxxxxxx.
- Art. 1110 Gerechtelijk Wetboek
8 januari 2015
8 januari 2015
C.2013.0267.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Rechter op verwijzing - Bevoegdheid
De bevoegdheid van de rechter op verwijzing strekt zich uit tot al datgene wat tot de bevoegdheid behoorde van de rechter aan wie de zaak is onttrokken (1). (1) Cass. 13 februari 2006, AR C.04.0454.F, AC 2006, nr. 92, met concl. eerste advocaat-generaal Xxxxxxxx.
- Art. 1110 Gerechtelijk Wetboek
8 januari 2015
8 januari 2015
C.2013.0267.F AC nr. ...
STRAFZAKEN
Strafzaken - Strafvordering - Beklaagde - Veroordeling - Onwettige geldboete - Onwettig verval van het recht tot sturen - Cassatie bij wijze van inkorting - Vernietiging zonder verwijzing
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxxxx.
14 januari 2015
14 januari 2015
P.2014.1426.F AC nr. ...
Strafzaken - Strafvordering - Beklaagde - Veroordeling - Onwettige geldboete - Onwettig verval van het recht tot sturen - Cassatie bij wijze van inkorting - Vernietiging zonder verwijzing
Wanneer het Hof, enerzijds, het bestreden vonnis vernietigt in zoverre het, bij de uitspraak over de straf, de beklaagde een geldboete oplegt die hoger is dan het wettelijk mogelijke bedrag en hem tot een verval van het recht tot sturen veroordeelt dat wettelijk niet mogelijk is, en, anderzijds, het cassatieberoep verwerpt voor het overige, verklaart het dat er geen grond is tot verwijzing (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2015, nr. (gedeeltelijk andersluidende conclusie) .
14 januari 2015
14 januari 2015
VERZET
P.2014.1426.F AC nr. ...
- Strafzaken - Beslissingen vatbaar voor verzet - Buitenvervolgingstelling - Arrest dat een burgerlijke partij bij verstek tot betaling van de rechtsplegingsvergoeding veroordeelt
De beslissing van het onderzoeksgerecht die een burgerlijke partij bij verstek veroordeelt om de inverdenkinggestelde een rechtsplegingsvergoeding te betalen, is vatbaar voor verzet; het cassatieberoep, dat vóór het verstrijken van de verzettermijn is ingesteld, is niet ontvankelijk (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. ………… .
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.0863.F AC nr. ...
- Strafzaken - Strafvordering - Verstekvonnis zonder hoger beroep van het openbaar ministerie - Verzet van de beklaagde - Vonnis op dat verzet - Hoger beroep van de beklaagde - Hoger beroep van het openbaar ministerie - Verzwaring van de bij verstek uitgesproken straf
Wanneer het openbaar ministerie geen hoger beroep heeft ingesteld tegen een verstekvonnis, kan de appelrechter, op de hogere beroepen van de beklaagde en van het openbaar ministerie tegen het vonnis op verzet, de straf die door het verstekvonnis is uitgesproken niet verzwaren (1). (1) Zie
concl. OM in Pas. 2015, nr. (gedeeltelijk andersluidende conclusie) .
- Artt. 187, 188, 202, 203 en 410 Wetboek van Strafvordering
14 januari 2015
14 januari 2015
P.2014.1426.F AC nr. ...
- Strafvordering - Verstekvonnis zonder hoger beroep van het openbaar ministerie - Verzet van de beklaagde - Vonnis op dat verzet - Hoger beroep van de beklaagde - Hoger beroep van het openbaar ministerie - Strafzaken - Verzwaring van de bij verstek uitgesproken straf
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxxxx.
14 januari 2015
14 januari 2015
P.2014.1426.F AC nr. ...
- Strafzaken - Beslissingen vatbaar voor verzet - Buitenvervolgingstelling - Arrest dat een burgerlijke partij bij verstek tot betaling van de rechtsplegingsvergoeding veroordeelt
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
3 december 2014
3 december 2014
XXXXXXXXX EN ARRESTEN
BURGERLIJKE ZAKEN
P.2014.0863.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Algemeen - Voorwerp van de vordering - Wijziging - Beschikkingsbeginsel - Bevoegdheid van de rechter
De rechter mag het voorwerp van een vordering niet wijzigen hetzij door deze uit te breiden, hetzij door een vordering in de plaats van een andere te stellen (1). (1) Cass. 28 mei 2009, AR C.06.0248.F, AC 2009, nr. 355.
- Art. 1138, 2° Gerechtelijk Wetboek
1 december 2014
1 december 2014
C.2013.0087.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Algemeen - Bevoegdheid van de rechter - Ambtshalve aangevulde reden - Aan het voorwerp van de vordering gegeven juridische omschrijving
De rechter moet de juridische aard onderzoeken van de voor hem gebrachte aanspraken en hij kan, ongeacht de omschrijving die de partijen eraan hebben gegeven, de aangevoerde redenen aanvullen, mits hij geen enkel geschil opwerpt waarvan de partijen het bestaan hebben uitgesloten, zijn beslissing uitsluitend grondt op feiten die hem regelmatig ter beoordeling zijn voorgelegd en noch het voorwerp noch de oorzaak van de vordering wijzigt (1). (1) Zie Cass. 27 september 2013, AR C.12.0381.F, AC 2013, nr. 487.
- Art. 774, tweede lid Gerechtelijk Wetboek
22 januari 2015
22 januari 2015
C.2013.0602.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Algemeen - Uitspraak - Rechter die de kamer voorzit - Wettige verhindering - Regelmatige vaststelling - Ontstentenis
Aangezien noch uit het vonnis, noch uit enig stuk waarop het Hof vermag acht te slaan, blijkt dat de rechter die de kamer voorzat welke dat vonnis heeft gewezen, wettig verhinderd was dat vonnis uit te spreken, schendt dat vonnis artikel 782bis van het Gerechtelijk Wetboek.
- Art. 782bis Gerechtelijk Wetboek
29 januari 2015
29 januari 2015
C.2014.0195.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Algemeen - Vordering - Rechter - Wijziging
De rechter kan het voorwerp van een vordering niet wijzigen, hetzij door het uit te breiden hetzij door een eis te vervangen door een andere eis (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. … .
- Art. 1138, 2° Gerechtelijk Wetboek
11 december 2014
11 december 2014
C.2014.0072.F AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Algemeen - Vordering - Rechter - Wijziging
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxxxx.
11 december 2014
11 december 2014
STRAFZAKEN
C.2014.0072.F AC nr. ...
Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering - Verzoek tot heropening van het debat - Beoordeling door de rechter
In strafzaken oordeelt de rechter onaantastbaar of een verzoek tot heropening van het debat al dan niet moet worden ingewilligd; ook al is artikel 772 Gerechtelijk Wetboek niet van toepassing in strafzaken, zelfs indien de strafrechter enkel uitspraak doet over de burgerlijke belangen, kan hij dat verzoek afwijzen op grond van redenen die ook als voorwaarden voor de heropening van het debat worden bepaald in artikel 772 Gerechtelijk Wetboek (1). (1) Zie Cass. 14 februari 2001, AR P.00.1350.F, P.00.1353.F, P.00.1363.F, AC 2001, nr. 91.
13 januari 2015
13 januari 2015
P.2013.1644.N AC nr. ...
Strafzaken - Algemeen - Beslissing op tegenspraak
Wanneer in strafzaken een beklaagde ter rechtszitting tijdens de vordering van het openbaar ministerie en het pleidooi van de burgerlijke partij aanwezig is of er door zijn raadsman wordt vertegenwoordigd en de gelegenheid heeft zijn excepties en verweermiddelen aan te voeren, is de beslissing op tegenspraak gewezen (1). (1) Zie concl. OM.
13 januari 2015
13 januari 2015
P.2013.1745.N AC nr. ...
Strafzaken - Algemeen - Beslissing op tegenspraak
Conclusie van plaatsvervangend advocaat-generaal Xx Xxxxx.
13 januari 2015
13 januari 2015
P.2013.1745.N AC nr. ...
Strafzaken - Strafvordering - Bij verstek of op tegenspraak gewezen beslissing - Omschrijving door de rechter - Gevolg
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
21 januari 2015
21 januari 2015
P.2014.1418.F AC nr. ...
Strafzaken - Strafvordering - Bij verstek gewezen beslissing - Begrip - Beklaagde laat verstek gaan na de vordering van het openbaar ministerie
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
21 januari 2015
21 januari 2015
P.2014.1418.F AC nr. ...
Strafzaken - Strafvordering - Op tegenspraak gewezen beslissing - Begrip - Beklaagde laat verstek gaan na de vordering van het openbaar ministerie
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
21 januari 2015
21 januari 2015
VOORLOPIGE HECHTENIS
BEVEL TOT AANHOUDING
P.2014.1418.F AC nr. ...
Bevel tot aanhouding - Uitvoering onder elektronisch toezicht - Onaantastbare beoordeling - Omzetting van de uitvoeringsmodaliteit - Bevoegdheid
De voorlopige hechtenis onder elektronisch toezicht is een daadwerkelijke voorlopige hechtenis waarbij de onderzoeksrechter of de raadkamer onaantastbaar oordelen over de wenselijkheid deze uitvoeringsmodaliteit al dan niet toe te kennen; de raadkamer kan de door de onderzoeksrechter bevolen voorlopige hechtenis onder elektronisch toezicht omzetten in een voorlopige hechtenis uit te voeren in de gevangenis en omgekeerd en de raadkamer en de onderzoeksrechter beslissen daarover op grond van alle omstandigheden eigen aan de zaak en aan de persoonlijkheid van de inverdenkinggestelde zoals die blijken op het ogenblik van hun beslissing (1). (1) Cass. 2 april 2014, AR P.14.0498.F, AC 2014, nr. 260 met concl. van advocaat-generaal X.Xxxxxxxxxxxxx; zie ook X. XXXXXXXX en X. XXXXXX, “Elektronisch toezicht en andere nieuwigheden in de Wet Voorlopige Hechtenis”, NC 2013, 336; X. XXXXXXXXXXXXX, “La détention préventive sous surveillance
électronique: quelques questions”, JT 2014, 241 – 242.
- Artt. 16, 21 en 22 Wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis
6 januari 2015
6 januari 2015
P.2014.1956.N AC nr. ...
HANDHAVING
Handhaving - Motivering - Verwijzing naar eerdere beslissingen - Geen automatisme - Wettigheid
De enkele omstandigheid dat de rechter de handhaving van de voorlopige hechtenis laat steunen op quasi dezelfde redenen als deze op grond waarvan in eerdere fases van de procedure de hechtenis van de verdachte werd gehandhaafd, levert geen miskenning op van de noodzakelijke individualisering en het uitzonderlijke karakter van de voorlopige hechtenis, zodat wanneer de feitelijke omstandigheden eigen aan de zaak en aan de persoonlijkheid van de verdachte die in aanmerking werden genomen bij eerdere beslissingen, op het ogenblik dat de rechter over de handhaving van de voorlopige hechtenis oordeelt, nog steeds bestaan en de rechter dit vaststelt, hij geenszins deze vereisten miskent; op grond van die redenen die geen blijk geven van een automatisme waardoor de bijzondere en geïndividualiseerde motiveringsverplichting inzake de handhaving van de voorlopige hechtenis wordt miskend, maar waardoor integendeel het evolutieve karakter van de voorlopige hechtenis in aanmerking wordt genomen, is de beslissing regelmatig met redenen omkleed en naar recht verantwoord zonder dat ze, bij afwezigheid van daartoe strekkende conclusie, nader dient te worden gemotiveerd (1). (1) Cass. 13 mei 2014, AR P.14.0759.N, arrest niet gepubliceerd; Cass. 18 februari 2003, XX X.00.0000.X, AC 2003, nr.117; zie ook Cass. 12 augustus 2008, AR P.08.1265.F, AC 2008, nr.434; Cass. 2 maart 2004, AR P.04.0286.N, AC 2004, nr. 114; Cass.
27 november 2002, AR P.02.1507.F, AC 2002, nr. 638.
13 januari 2015
13 januari 2015
HOGER BEROEP
P.2015.0025.N AC nr. ...
Hoger beroep - Voorlopige hechtenis onder elektronisch toezicht - Kamer van inbeschuldigingstelling - Wijziging van de uitvoeringsmodaliteit - Bevoegdheid
De kamer van inbeschuldigingstelling wiens rechtsmacht voortvloeit uit de devolutieve werking van het hoger beroep heeft inzake voorlopige hechtenis dezelfde bevoegdheden als de raadkamer en zij kan dan ook, op hoger beroep van het openbaar ministerie tegen een beschikking van de raadkamer om de inverdenkinggestelde onder voorwaarden vrij te laten, beslissen dat de voorlopige hechtenis, uit te voeren in de gevangenis, wordt gehandhaafd, ook al had de onderzoeksrechter in het bevel tot aanhouding beslist dat de voorlopige hechtenis onder elektronisch toezicht zou worden uitgevoerd; noch de regeling uitgewerkt in artikel 24bis, eerste lid, Voorlopige Hechteniswet noch die uitgewerkt in artikel 25, §1 en 2, Voorlopige Hechteniswet, die betrekking hebben op niet vergelijkbare situaties, laten toe anders te oordelen (1). (1) Cass. 28 januari 2014, XX X.00.0000.X, AC 2014, nr. 76
en noot (1).
- Artt. 22 en 30 Wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis
6 januari 2015
6 januari 2015
P.2014.1956.N AC nr. ...
INVRIJHEIDSTELLING ONDER VOORWAARDEN
Invrijheidstelling onder voorwaarden - Borgsom - Toewijzing aan de Staat - Niet-verschijning ter tenuitvoerlegging van de veroordeling
De borgsom wordt aan de Staat toegewezen wanneer de veroordeelde, zonder wettige reden van verschoning, niet is verschenen bij enige proceshandeling of voor de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf; er is sprake van niet-verschijning ter tenuitvoerlegging van de veroordeling wanneer de veroordeelde geen gevolg geeft aan het opsluitingsbriefje dat hem daartoe is verstrekt of wanneer hij zich onrechtmatig aan de tenuitvoerlegging van de straf onttrekt volgens een van de bij wet bepaalde modaliteiten (1). (1) Zie Cass. 24 september 2008, AR P.08.0639.F, AC 2008, nr. 501, met concl. advocaat-generaal Xxxxxxxxxxxxx.
- Art. 35, § 4, vijfde lid Wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis
28 januari 2015
28 januari 2015
P.2014.1514.F AC nr. ...
Invrijheidstelling onder voorwaarden - Borgsom - Vervolging van de beklaagde - Verschijning in de persoon van een advocaat - De rechter heeft de persoonlijke verschijning van de beklaagde niet bevolen - Veroordeling tot een gevangenisstraf - Toewijzing van de borgsom aan de Staat - Wettigheid
Wanneer uit de stukken van de rechtspleging niet blijkt dat hij de persoonlijke verschijning van de beklaagde heeft bevolen, kan de rechter niet, wanneer bij de beklaagde tot een gevangenisstraf veroordeelt, beslissen het bedrag van de door de veroordeelde gestorte borgsom toen hij voorlopig was aangehouden, aan de Staat toe te wijzen, op grond dat hij, niettegenstaande het feit dat hij zich door een advocaat had doen vertegenwoordigen, door zijn handelwijze de tenuitvoerlegging van de straf had belet, wat die borgsom moet garanderen.
- Art. 35, § 4, vijfde lid Wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis
28 januari 2015
28 januari 2015
P.2014.1514.F AC nr. ...
REGELING VAN DE RECHTSPLEGING
Regeling van de rechtspleging - Raadkamer - Handhaving van de voorlopige hechtenis - Afzonderlijke beschikking - Handhaving van de hechtenis onder elektronisch toezicht - Rechtsmiddel
Uit de opzet van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis blijkt dat geen enkel rechtsmiddel openstaat tegen de onderzoeksbeslissingen die, bij de regeling van de rechtspleging, zeggen dat de inverdenkinggestelde aangehouden blijft, zij het onder elektronisch toezicht; in dat geval kan de inverdenkinggestelde, zo hij zijn hechtenis betwist, een verzoek tot invrijheidstelling
indienen, overeenkomstig artikel 27, § 1, van de voormelde wet (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2015, nr. …… .
- Art. 26, § 3 Wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis
4 februari 2015
4 februari 2015
P.2015.0166.F AC nr. ...
VOORRANG VAN RECHTSMACHT
- Opsporingsonderzoek - Bevoegdheid van de procureur-generaal bij het hof van beroep - Bijstand door de parketten van zijn rechtsgebied - Algemene richtlijn - Verrichten van specifieke opsporingshandelingen - Wegverkeerswet - Draagwijdte
Een richtlijn van de procureur-generaal bij het hof van beroep inzake voorrecht van rechtsmacht kan erin bestaan dat wanneer aan welbepaalde voorwaarden is voldaan, de magistraten van de parketten van de procureur des Konings verplicht zijn in naam en in opdracht van de procureur- generaal specifieke opsporingshandelingen te bevelen, zoals het opleggen van de ademtest en de ademanalyse in de gevallen bepaald in artikel 59, § 1, 1° en 2°, Wegverkeerswet, zonder dat zij daartoe telkens voorafgaandelijk contact moeten opnemen met de procureur-generaal of zijn parket; die opsporingshandelingen, bevolen door deze magistraten met opgave van hun bijzondere opdracht, worden dan geacht door de procureur-generaal zelf te zijn bevolen en hierdoor laat de procureur-generaal de beoordeling van de opportuniteit van die onderzoekshandelingen niet over aan de procureur des Konings, draagt hij zijn door artikel 479 Wetboek van Strafvordering bepaalde bevoegdheid niet over aan deze laatste en denatureert hij het opsporingsonderzoek ten aanzien van personen met voorrang van rechtsmacht niet tot een gewoon opsporingsonderzoek onder de leiding van de procureur des Konings (1). (1) X. XX XXXXXX, “Wat met een ademtest of ademanalyse in geval van voorrecht van rechtsmacht?”, noot on- der Antwerpen, 15 september 2009, Vigiles 2010, afl. 2, 79.
10 februari 2015
P.2014.1763.N
AC nr. ...
10 februari 2015
- Opsporingsonderzoek - Bevoegdheid van de procureur-generaal bij het hof van beroep - Bijstand door de parketten van zijn rechtsgebied - Algemene richtlijn
Artikel 479 Wetboek van Strafvordering belast de procureur-generaal bij het hof van beroep met het opsporingsonderzoek ten aanzien van personen met voorrecht van rechtsmacht en de procureur- generaal kan zich bij dat onderzoek laten bijstaan door magistraten van de parketten van de procureur des Konings bij de gerechten die deel uitmaken van zijn rechtsgebied en die ertoe gehouden zijn de bevelen en de richtlijnen van de procureur-generaal uit te voeren binnen de perken van de wet; aldus kan de procureur-generaal bij algemene richtlijn die voorafgaat aan de vaststelling van enig misdrijf, bepalen hoe deze magistraten concreet moeten handelen bij het verlenen van de vermelde bijstand (1). (1) Zie X. XXXXXXXX, Openbaar Ministerie, in A.P.R., nr. 687;
X. XXX XXXXXXXX, “Enkele beschouwingen in verband met het voorrecht van rechtsmacht”, RW 1965-1966, p. 134, nr. 16.
10 februari 2015
10 februari 2015
P.2014.1763.N AC nr. ...
VOORWAARDELIJKE INVRIJHEIDSTELLING
- Voorwaardelijk vrijgestelde veroordeelde - Proefperiode - Aanhouding voor nieuwe strafbare feiten - Gevolg - Herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
Artikel 64, 3°, Wet Strafuitvoering bepaalt dat het openbaar ministerie met het oog op de herroeping van de toegekende strafuitvoeringsmodaliteit, de zaak bij de strafuitvoeringsrechter of, in voorkomend geval, bij de strafuitvoeringsrechtbank aanhangig maakt wanneer de opgelegde bijzondere voorwaarden niet zijn nageleefd; deze bepaling houdt in dat het verzuim de opgelegde bijzondere voorwaarden na te leven moet te wijten zijn aan een foutieve tekortkoming van de veroordeelde; de enkele omstandigheid dat de veroordeelde aangehouden werd voor nieuwe strafbare feiten die tijdens de proefperiode zouden zijn gepleegd, houdt niet in dat de onmogelijkheid de opgelegde voorwaarden na te leven of het verzuim van die naleving die daarvan het gevolg zijn, te wijten zijn aan dergelijk foutief gedrag (1). (1) Cass. 2 januari 2008, AR P.07.1812.F, AC 2008, nr. 1, met concl. van advocaat-generaal X. Xxxxxxxxxxxxx.
13 januari 2015
13 januari 2015
VORDERING IN RECHTE
P.2014.1922.N AC nr. ...
- Ontvankelijkheidsvereiste - Belang
Derdenverzet is slechts niet ontvankelijk wegens gebrek aan belang wanneer het uitgaat van een persoon wiens rechtspositie door de beslissing niet kan worden aangetast (1). (1) Cass. 21 maart 2003, AR C.00.0634.N, AC 2003, nr. 188.
30 januari 2015
30 januari 2015
WAPENS
C.2014.0270.N AC nr. ...
- Veldwetboek - Bijzondere veldwachters - Wapendracht
Conclusie van advocaat-generaal Xxxxxxxxx.
20 januari 2015
P.2013.2046.N
AC nr. ...
20 januari 2015
- Veldwetboek - Bijzondere veldwachters - Wapendracht
De bijzondere veldwachter oefent zijn dienst uit en mag zijn geweer slechts dragen binnen het gebied waarover hij werd aangesteld (1). (1) Zie concl. OM.
- Art. 61 Veldwetboek
- Art. 14 KB 8 jan. 2006 tot regeling van het staat van de bijzondere verldwachters
20 januari 2015
20 januari 2015
P.2013.2046.N AC nr. ...
WEGVERKEER
WEGVERKEERSWET
Wetsbepalingen - Art. 67ter - Overtreding ten laste van de rechtspersoon, de natuurlijke persoon of beiden
Artikel 5 Strafwetboek, ingevoegd bij de wet van 4 mei 1999, voert een eigen strafrechtelijke verantwoordelijkheid voor rechtspersonen in, onderscheiden en autonoom ten opzichte van de natuurlijke personen die voor de rechtspersoon hebben gehandeld of dit hebben nagelaten; deze bepaling heeft voor gevolg dat artikel 67ter Wegverkeerswet impliciet is gewijzigd in die zin dat de erin bepaalde overtreding ten laste kan worden gelegd van de rechtspersoon, de natuurlijke persoon of beiden (1). (1) Cass. 11 juni 2013, XX X.00.0000.X, XX 0000, nr. 352.
3 februari 2015
3 februari 2015
P.2013.0875.N AC nr. ...
Wetsbepalingen - Art. 35 - Besturen van een voertuig op de openbare weg in staat van dronkenschap - Vaststelling van de staat van dronkenschap - Staat van dronkenschap - Begrip - Voertuig niet meer bestendig onder controle
Het feit dat de bestuurder zijn voertuig tot stilstand heeft kunnen brengen en het heeft kunnen parkeren, sluit diens dronkenschap niet uit, wanneer de feitenrechter vaststelt dat die bestuurder zijn voertuig niet meer bestendig onder controle had.
- Art. 35 Wetten betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij Koninklijk besluit van 16 maart 1968
7 januari 2015
7 januari 2015
P.2014.1103.F AC nr. ...
WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES, BESLUITEN
GEVOLGEN VAN INTERNATIONALE NORMEN
Gevolgen van internationale normen - Internationaal gebruik - Identificatie - Uitlegging - Rechtbanken - Overheidsrechter
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxxxx.
11 december 2014
11 december 2014
C.2013.0537.F AC nr. ...
Gevolgen van internationale normen - Internationaal gebruik - Ne impediatur legatio - Diplomaten en consuls - Diplomatieke missies - Bankrekeningen - Immuniteit - Diplomatieke immuniteit - Uitvoeringsimmuniteit
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxxxx.
11 december 2014
C.2013.0537.F
AC nr. ...
11 december 2014
Gevolgen van internationale normen - Internationaal gebruik - Ne impediatur legatio - Diplomaten en consuls - Diplomatieke missies - Bankrekeningen - Immuniteit - Diplomatieke immuniteit - Uitvoeringsimmuniteit
De regel “ne impediatur legatio” is een internationaal gebruik (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr.
… .
11 december 2014
11 december 2014
C.2013.0537.F AC nr. ...
Gevolgen van internationale normen - Internationaal gebruik - Identificatie - Uitlegging - Rechtbanken - Overheidsrechter
De overheidsrechter die een internationaal gebruik identificeert en uitlegt, dient in zijn beslissing niet het bestaan vast te stellen van een algemene, door een meerderheid van de Staten erkende gewoonte die aan de grondslag van dat internationaal gebruik ligt (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. … .
- Art. 38, § 1, b Statuut van het internationaal Gerechtshof, gevoegd bij het Handvest van de Verenigde Naties
11 december 2014
11 december 2014
C.2013.0537.F AC nr. ...
UITLEGGING
Uitlegging - Internationaal gebruik - Rechtbanken - Overheidsrechter
De overheidsrechter die een internationaal gebruik identificeert en uitlegt, dient in zijn beslissing niet het bestaan vast te stellen van een algemene, door een meerderheid van de Staten erkende gewoonte die aan de grondslag van dat internationaal gebruik ligt (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. … .
- Art. 38, § 1, b Statuut van het internationaal Gerechtshof, gevoegd bij het Handvest van de Verenigde Naties
11 december 2014
11 december 2014
C.2013.0537.F AC nr. ...
Uitlegging - Rechtbanken - Overheidsrechter - Internationaal gebruik
Conclusie van eerste advocaat-generaal Xxxxxxxx.
11 december 2014
11 december 2014
C.2013.0537.F AC nr. ...
WETTIGHEID VAN BESLUITEN EN VERORDENINGEN
Wettigheid van besluiten en verordeningen - Rechtsgeldigheid - Verbindende kracht - Voorwaarde - Bekendmaking in het Belgisch Staatsblad
Uit artikel 190 van de grondwet, naar luid waarvan geen wet, geen besluit of verordening van algemeen, provinciaal of gemeentelijk bestuur verbindend is dan na te zijn bekendgemaakt in de vorm bij de wet bepaald, volgt dat de bekendmaking van de wetten, besluiten en verordeningen geen voorwaarde is voor de rechtsgeldigheid ervan, maar voor hun verbindende kracht.
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.0429.F AC nr. ...
Wettigheid van besluiten en verordeningen - Bekendmaking in het Belgisch Staatsblad - Verplichting - Voorwaarde - Besluit heeft betrekking op de interne werking van een openbare dienst
Uit het feit dat een besluit gevolgen kan hebben voor de toestand van de rechtzoekenden, kan niet worden afgeleid dat dit besluit de rechtzoekenden verplichtingen oplegt; aldus heeft een besluit dat betrekking heeft op de interne werking van een openbare dienst en dat geen dergelijke verplichtingen oplegt, geen openbaar nut dat de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad noodzakelijk maakt (1). (1) Cass. 10 juni 2010, XX X.00.0000.X, XX 0000, nr. 415.
- Art. 56, § 1, vierde lid Wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd bij KB 18 juli 1966
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.0429.F AC nr. ...
Wettigheid van besluiten en verordeningen - Bekendmaking in het Belgisch Staatsblad - Verplichting
Hoewel een koninklijk besluit moet worden bekendgemaakt wanneer het ten aanzien van de overgrote meerderheid van de burgers verplichtingen doet ontstaan, mag van de bekendmaking worden afgezien wanneer het de overgrote meerderheid van de burgers niet aanbelangt en de bekendmaking ervan geen openbaar nut heeft.
- Art. 56, § 1, vierde lid Wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd bij KB 18 juli 1966
3 december 2014
3 december 2014
P.2014.0429.F AC nr. ...
ZIEKTE- EN INVALIDITEITSVERZEKERING
ALLERLEI
Allerlei - Betwisting tussen instellingen belast met de toepassing van de wetten en verordeningen inzake ziekte- en invaliditeitsverzekering - Aard van de beslissing - Gevolg - Cassatieberoep - Aanvang
Wanneer in een geschil waarin een betwisting bestaat tussen instellingen belast met de toepassing van de wetten en verordeningen inzake de ziekte- en invaliditeitsverzekering, betreffende de rechten en plichten die daaruit voor hen voortvloeien, namelijk een materie die geregeld wordt door artikel 580, 4°, van het Gerechtelijk Wetboek en niet door de bepalingen bedoeld in artikel 704, §2, van dat wetboek, de griffier aan de partijen kennis geeft van de beslissing bij gerechtsbrief, doet die kennisgeving de termijn om cassatieberoep in te stellen niet ingaan; in dat geval begint de termijn pas te lopen vanaf de betekening van de beslissing.
- Artt. 580, 4°, 704, § 2, en 1073 Gerechtelijk Wetboek
1 december 2014
1 december 2014
S.2013.0115.F AC nr. ...