PRAKTIJKOVEREENKOMST
PRAKTIJKOVEREENKOMST
Versie: 190219.0120 - Januari 2020
Vastgesteld door het College van Bestuur in: februari 2019 Ingestemd door de Studentenraad op: 19 februari 2019
ALGEMENE VOORWAARDEN
ARTIKEL 2: AARD VAN DE OVEREENKOMST 4
ARTIKEL 3: TUSSENTIJDSE WIJZIGINGEN 4
ARTIKEL 4: INHOUD EN INRICHTING 5
ARTIKEL 5: (INSPANNINGS-)VERPLICHTING LEERBEDRIJF 5
ARTIKEL 6: (INSPANNINGS-)VERPLICHTING INSTELLING 6
ARTIKEL 7: (INSPANNINGS-)VERPLICHTING STUDENT 6
ARTIKEL 8: NADERE AFSPRAKEN MET DE STUDENT 6
ARTIKEL 9: GEDRAGSREGELS, VEILIGHEID EN AANSPRAKELIJKHEID 6
ARTIKEL 10: PROBLEMEN EN CONFLICTEN TIJDENS DE BEROEPSPRAKTIJKVORMING 7
ARTIKEL 11: GEGEVENSUITWISSELING EN PRIVACY 7
ARTIKEL 12: DUUR EN BEËINDIGING OVEREENKOMST 7
ARTIKEL 13: VERVANGENDE PRAKTIJKPLAATS 8
ARTIKEL 1: RANDVOORWAARDEN
1. De studentenraad van het ROC heeft op 19 februari 2019 ingestemd met de model- praktijkovereenkomst van het ROC en de bijbehorende algemene voorwaarden.
2. Deze overeenkomst wordt gesloten tussen de student, het ROC en het leerbedrijf - de organisatie en indien afwijkend ook de werkgever -, in deze overeenkomst ook wel aangeduid als “partijen” en wordt beheerd door het ROC.
3. De student is ingeschreven bij het ROC op grond van een onderwijsovereenkomst.
4. Het bedrijf of de organisatie die de beroepspraktijkvorming (bpv) verzorgt, het leerbedrijf, beschikt op de datum van ondertekening van de praktijkovereenkomst over een gunstige beoordeling van SBB voor de kwalificatie/opleiding waarvoor de student is ingeschreven bedoeld in artikel 7.2.10 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB).
ARTIKEL 2: AARD VAN DE OVEREENKOMST
1. De algemene voorwaarden vormen samen met het bpv-blad de praktijkovereenkomst als bedoeld in artikel 7.2.8. van de WEB.
2. In deze overeenkomst staan de algemene rechten en plichten van partijen. Afspraken die specifiek gaan over de door de student te volgen beroepspraktijkvorming, staan in het bpv-blad. Het bpv-blad is een onlosmakelijk onderdeel van deze overeenkomst. Overal waar in deze overeenkomst ‘beroepspraktijkvorming’ staat, wordt de beroepspraktijkvorming bedoeld zoals vermeld op het bpv-blad.
ARTIKEL 3: TUSSENTIJDSE WIJZIGINGEN
1. De praktijkovereenkomst en meer in het bijzonder, de bpv-gegevens zoals opgenomen op het bpv-blad, kunnen gedurende de bpv-periode met schriftelijke of mondelinge instemming van partijen worden gewijzigd of aangevuld.
2. Indien de wijziging van bpv-gegevens voortkomt uit een wijziging van het opleidingstraject van de student, dient daar een verzoek van de student om wijziging in het opleidingstraject en een aanpassing van de onderwijsovereenkomst aan vooraf te gaan.
3. De bpv-gegevens betreffende de opleiding in het kader waarvan de beroepspraktijkvorming wordt gevolgd, kunnen alleen worden gewijzigd op verzoek van de student. Aan dit verzoek kan een overleg, dan wel advies van het ROC of het leerbedrijf vooraf gaan.
4. De bpv-gegevens betreffende de begin- en geplande einddatum, duur en omvang van de beroepspraktijkvorming, kunnen ook worden gewijzigd op verzoek van het leerbedrijf. Een dergelijk verzoek wordt door het ROC enkel gehonoreerd na overleg met en instemming van de student.
5. In geval van een tussentijdse wijziging van de bpv-gegevens, wordt het bpv-blad gedurende de looptijd van de beroepspraktijkvorming vervangen door een nieuw bpv- blad.
6. Het ROC stuurt het nieuwe bpv-blad zo spoedig mogelijk schriftelijk (op papier of digitaal) aan de student (en in het geval van minderjarigheid ook naar de ouder(s) of wettelijk vertegenwoordiger(s)) en aan het leerbedrijf.
7. De student (en in het geval van minderjarigheid de ouder(s) en/of wettelijk vertegenwoordiger(s)) en het leerbedrijf worden in de gelegenheid gesteld om binnen 10 werkdagen na verzending van het nieuwe bpv-blad schriftelijk dan wel mondeling aan het ROC door te geven als de inhoud van het nieuwe bpv-blad niet correct is.
8. Indien de student of het leerbedrijf aangeeft dat de aangepaste bpv-gegevens niet correct (in overeenstemming met het verzoek dan wel de instemming van de niet- verzoekende partij) zijn weergegeven, dan zal het ROC overgaan tot correctie van de betreffende bpv-gegevens.
9. Indien de student of het leerbedrijf een bezwaar kenbaar maakt dat erop gericht is dat de bpv-gegevens zijn aangepast zonder dat daaraan een verzoek of instemming ten grondslag heeft gelegen, dan zal het ROC overgaan tot schrapping van het nieuwe bpv-blad. In dit geval blijft de student de beroepspraktijkvorming in het leerbedrijf volgen zoals vermeld op het oorspronkelijke bpv-blad, totdat alsnog instemming van beide partijen wordt verkregen.
10. Als de student en/of het leerbedrijf niet binnen de termijn van artikel 7.7 reageren, dan vervangt het nieuwe bpv-blad het vorige bpv-blad en wordt daarmee een onderdeel van de praktijkovereenkomst.
ARTIKEL 4: INHOUD EN INRICHTING
1. Beroepspraktijkvorming maakt onderdeel uit van elke beroepsopleiding zoals bedoeld in de WEB. De beroepspraktijkvorming vindt plaats bij een door de SBB erkend leerbedrijf op grondslag van een praktijkovereenkomst. In de praktijkovereenkomst worden afspraken over de beroepspraktijkvorming vastgelegd zodat de student in staat wordt gesteld de voor de kwalificatie/opleiding of het keuzedeel benodigde kennis en ervaring op te doen. De activiteiten die door de student in het kader van de praktijkovereenkomst worden uitgevoerd, hebben een leerfunctie.
2. Uitgangspunt van de beroepspraktijkvorming zijn de voor de opleiding geldende onderwijs- en vormingsdoelen zoals die staan beschreven in de onderwijs- en examenregeling (OER ) van de opleiding. Aan de beroepspraktijkvorming ligt een inhoudelijk plan voor de beroepspraktijkvorming ten grondslag dat in de OER is opgenomen of waarnaar in de OER wordt verwezen. Het dient voor het leerbedrijf helder te zijn welk deel van de kwalificatie/opleiding de student tijdens zijn beroepspraktijkvorming moet behalen. De OER van de opleiding wordt schriftelijk of elektronisch beschikbaar gesteld en ligt ter inzage bij de examensecretaris.
3. Van de opleiding op basis van de herziene kwalificatiedossiers maken keuzedelen een onlosmakelijk onderdeel uit. Het volgen van keuzedelen en het afsluiten met een examen is een verplicht onderdeel van de opleiding. De student kiest bij aanvang van of gedurende de opleiding keuzedelen. Dit wordt vastgelegd in de onderwijsovereenkomst. De student kan kiezen voor een keuzedeel dat in de beroepspraktijkvorming wordt ingevuld. In dat geval wordt dit geregistreerd op het bpv-blad dat onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van deze praktijkovereenkomst. Er kunnen meerdere keuzedelen bij één leerbedrijf worden gevolgd al dan niet aanvullend op de lopende praktijkovereenkomst.
ARTIKEL 5: (INSPANNINGS-)VERPLICHTING LEERBEDRIJF
1. Het leerbedrijf stelt de student in staat om de afgesproken leerdoelen te behalen en zo zijn beroepspraktijkvorming te behalen. Het leerbedrijf draagt zorg voor voldoende dagelijkse begeleiding en opleiding van de student op de werkvloer.
2. Het leerbedrijf wijst een praktijkopleider aan die is belast met de begeleiding van de student tijdens de beroepspraktijkvorming. De student weet bij aanvang van de beroepspraktijkvorming wie de praktijkopleider is.
3. Het leerbedrijf verklaart zich bereid om beoordeling van de beroepspraktijkvorming door een functionaris van het ROC in het leerbedrijf mogelijk te maken.
4. De student wordt door het leerbedrijf in staat gesteld om tijdens de bpv-periode deel te nemen aan het onderwijs dat door het ROC volgens het geldende rooster wordt aangeboden evenals aan toetsen of examens.
ARTIKEL 6: (INSPANNINGS-)VERPLICHTING INSTELLING
1. Het ROC draagt zorg voor voldoende begeleiding door de bpv-begeleider. De student weet bij aanvang van de beroepspraktijkvorming wie zijn begeleider is.
2. De bpv-begeleider vanuit het ROC volgt het verloop van de beroepspraktijkvorming door het onderhouden van regelmatige contacten met de student en met de praktijkopleider van het leerbedrijf en bewaakt de voortgang en de aansluiting van de leerdoelen van de student op de leermogelijkheden in het leerbedrijf.
3. Het ROC maakt het rooster tijdig bekend zodat de student en het leerbedrijf hier rekening mee kunnen houden.
4. Het ROC heeft de eindverantwoordelijkheid bij de beoordeling of de student die onderdelen van de kwalificatie/opleiding die in de beroepspraktijkvorming zijn gevolgd, heeft behaald. De procedure van de beoordeling en de wijze van beoordeling van de beroepspraktijkvorming, staan beschreven in de OER van de opleiding.
5. Het ROC neemt het oordeel van het leerbedrijf over de student mee als onderdeel van de beoordeling van de student.
ARTIKEL 7: (INSPANNINGS-)VERPLICHTING STUDENT
1. De student spant zich zo goed mogelijk in om zijn leerdoelen binnen de afgesproken termijn met succes af te ronden. Dat is voor of uiterlijk op de geplande einddatum die is opgenomen op het bpv-blad. In het bijzonder is de student verplicht daadwerkelijk de beroepspraktijkvorming te volgen, en op de met het leerbedrijf afgesproken dagen en tijden aanwezig te zijn, tenzij dit om zwaarwegende redenen niet van hem kan worden verwacht.
2. Voor afwezigheid van de beroepspraktijkvorming gelden voor de student de regels zoals deze door het leerbedrijf gehanteerd worden evenals de regels zoals deze in de onderwijsovereenkomst tussen de student en het ROC zijn afgesproken.
ARTIKEL 8: NADERE AFSPRAKEN MET DE STUDENT
1. Indien gewenst kunnen het ROC, de student en het leerbedrijf nadere individuele afspraken maken. Bijvoorbeeld over de leerdoelen, de begeleiding of de beoordeling van de student.
2. Deze afspraken zullen schriftelijk worden vastgelegd in een addendum en onderdeel uitmaken van de praktijkovereenkomst.
ARTIKEL 9: GEDRAGSREGELS, VEILIGHEID EN AANSPRAKELIJKHEID
1. De student is verplicht de binnen het leerbedrijf geldende regels, voorschriften en aanwijzingen in het belang van de orde, veiligheid en gezondheid in acht te nemen. Het leerbedrijf licht de student voor aanvang van de beroepspraktijkvorming over deze regels in.
2. De student is verplicht alles geheim te houden wat hem onder geheimhouding wordt toevertrouwd of wat er als geheim te zijner kennis is gekomen of waarvan hij het vertrouwelijke karakter redelijkerwijs moet begrijpen.
3. Het leerbedrijf treft overeenkomstig de Arbeidsomstandighedenwet, maatregelen die gericht zijn op de bescherming van lichamelijke en geestelijke veiligheid van de student.
4. Het leerbedrijf is aansprakelijk voor schade die de student tijdens of in verband met de beroepspraktijkvorming mocht lijden, tenzij het leerbedrijf aantoont dat zij de in artikel 7:658 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek genoemde verplichtingen is nagekomen, of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de student.
5. Het leerbedrijf is aansprakelijk voor de schade die de student in de uitoefening van zijn werkzaamheden tijdens of in verband met de beroepspraktijkvorming toebrengt aan de (eigendommen van het) leerbedrijf of aan (de eigendommen van) derden, tenzij sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de student.
6. Het ROC is gevrijwaard voor schade die is geleden door de student, het leerbedrijf of derden in de uitoefening van de beroepspraktijkvorming.
ARTIKEL 10: PROBLEMEN EN CONFLICTEN TIJDENS DE BEROEPSPRAKTIJKVORMING
1. Bij problemen of conflicten tijdens de beroepspraktijkvorming richt de student zich in eerste instantie tot de praktijkopleider van het leerbedrijf en/of de bpv-begeleider van het ROC. Deze proberen om samen met de student tot een oplossing te komen.
2. Wanneer de student vindt dat het probleem of conflict niet naar tevredenheid is opgelost en de oorzaak van het probleem of conflict is dat het leerbedrijf de afspraken in deze overeenkomst niet of onvoldoende nakomt, dan kan de student in overleg met de bpv-begeleider van het ROC de mogelijkheden bespreken.
3. De student kan altijd een klacht indienen via de klachtenregeling van de onderwijsinstelling. De procedure voor het indienen van een klacht is bekend bij de student.
4. Het leerbedrijf treft maatregelen die gericht zijn op voorkoming of bestrijding van vormen van seksuele intimidatie, discriminatie, agressie of geweld. In het geval van seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en/of geweld, heeft de student het recht om de werkzaamheden per direct neer te leggen zonder dat dit reden is voor een negatieve beoordeling. De student moet de werkonderbreking direct melden bij de praktijkopleider en/of de bpv-begeleider. Wanneer dit niet mogelijk is, dan meldt de student de werkonderbreking bij de vertrouwenspersoon van het leerbedrijf of van het ROC.
ARTIKEL 11: GEGEVENSUITWISSELING EN PRIVACY
1. De student heeft recht op inzage in het eigen studentendossier en meer in het bijzonder in de door het ROC verwerkte bpv-gegevens.
2. Bij het uitwisselen van gegevens over de student nemen het ROC en het leerbedrijf de Wet bescherming persoonsgegevens in acht. Dit betekent onder meer dat zij zorgvuldig omgaan met de persoonsgegevens van de student en dat zij daarover transparant zijn richting de student.
ARTIKEL 12: DUUR EN BEËINDIGING OVEREENKOMST
1. De praktijkovereenkomst treedt na ondertekening van het eerste bpv-blad in werking en wordt in principe aangegaan voor de duur van de bpv-periode zoals vermeld op het bpv-blad.
2. De praktijkovereenkomst eindigt van rechtswege:
a. Op het moment dat de student de beroepspraktijkvorming met positieve beoordeling heeft voltooid of in het geval van een keuzedeel indien de student de beroepspraktijkvorming heeft voltooid.
b. Door het verstrijken van de geplande einddatum zoals vermeld op het bpv- blad.
c. Door het eindigen van de onderwijsovereenkomst tussen de student en het ROC.
d. Door ontbinding of door verlies van rechtspersoonlijkheid van het leerbedrijf of wanneer het leerbedrijf ophoudt het in de praktijkovereenkomst bedoelde beroep in het genoemde bedrijf uit te oefenen.
e. Wanneer de erkenning van het leerbedrijf zoals bedoeld in artikel 7.2.10 van de WEB is verlopen of ingetrokken.
Een beëindiging van rechtswege zal door het ROC schriftelijk worden bevestigd aan de student en het leerbedrijf.
3. De praktijkovereenkomst kan in onderling overleg tussen het ROC, de student en het leerbedrijf met wederzijds goedvinden worden beëindigd.
4. De praktijkovereenkomst kan (buitengerechtelijk) worden ontbonden:
a. Door het leerbedrijf als de student zich ondanks nadrukkelijke (herhaalde) waarschuwing, niet houdt aan gedragsregels zoals genoemd in artikel 13.1 of
13.2 van deze algemene voorwaarden.
b. Door een van de partijen als op grond van zwaarwegende omstandigheden in redelijkheid niet langer van deze partij kan worden verlangd de praktijkovereenkomst te laten voortduren.
c. Door een van de partijen als het ROC, de student of het leerbedrijf de hem bij wet of in de onderwijs- of praktijkovereenkomst opgelegde verplichtingen niet nakomt.
d. Door de student of het leerbedrijf, als de arbeidsovereenkomst (indien aanwezig) tussen de student en het leerbedrijf wordt beëindigd.
5. Een ontbinding door een van de partijen op grond van artikel 16.4 vindt schriftelijk plaats aan de andere partijen met vermelding van de reden van ontbinding.
6. Voorafgaand aan een ontbinding op grond van artikel 16.4 onder c dient de partij die zijn verplichtingen niet nakomt door de andere partijen in de gelegenheid te worden gesteld om binnen een termijn van twee weken alsnog zijn verplichtingen na te komen. Een schriftelijke ingebrekestelling is niet nodig indien nakoming blijvend onmogelijk is of als de partij reeds te kennen heeft gegeven zijn verplichtingen niet meer na te zullen komen en het stellen van een termijn overbodig is.
ARTIKEL 13: VERVANGENDE PRAKTIJKPLAATS
1. Indien de praktijkovereenkomst wordt beëindigd omdat het leerbedrijf niet aan haar verplichtingen voldoet (de praktijkplaats is niet of niet volledig beschikbaar, de begeleiding schiet tekort of ontbreekt, het leerbedrijf beschikt niet langer over een gunstige beoordeling als bedoeld in artikel 7.2.10 van de WEB of er is sprake van andere omstandigheden die maken dat de beroepspraktijkvorming niet langer naar behoren kan plaatsvinden), dan bevordert het ROC na overleg met SBB dat een toereikende vervangende voorziening zo snel als mogelijk beschikbaar wordt gesteld voor de student.
ARTIKEL 14: SLOTBEPALING
1. In de gevallen waarin de praktijkovereenkomst niet voorziet, beslissen het ROC en het leerbedrijf na overleg met de student.
2. Als het om zaken gaat die de verantwoordelijkheid van SBB raken, dan wordt SBB bij dit overleg betrokken.
3. Geschillen voortvloeiend uit deze overeenkomst worden voorgelegd aan de bevoegde rechter te Maastricht.
4. Op deze overeenkomst is uitsluitend Nederlands recht van toepassing.