CONFERENTIE VAN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN
CONFERENTIE
VAN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN
DER LIDSTATEN
Brussel, (OR. fr)
CIG 14/07
ADVIES
Betreft: Verdrag tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het
Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap
CIG 14/07 CS/lv 1
NL
VERDRAG VAN LISSABON TOT WIJZIGING
VAN HET VERDRAG BETREFFENDE DE EUROPESE UNIE EN HET VERDRAG TOT OPRICHTING VAN
DE EUROPESE GEMEENSCHAP
PREAMBULE
ZIJNE XXXXXXXXX XX XXXXXX XXX XXXXXX,
XX XXXXXXXXX XXX XX XXXXXXXXX XXXXXXXXX, DE PRESIDENT VAN DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,
XXXX MAJESTEIT DE XXXXXXXX XXX XXXXXXXXXX, XX XXXXXXXXX XXX XX XXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXXX, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ESTLAND,
DE PRESIDENT VAN IERLAND,
DE PRESIDENT VAN DE HELLEENSE REPUBLIEK, ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN SPANJE,
DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK CYPRUS,
DE XXXXXXXXX XXX XX XXXXXXXXX XXXXXXX, XX XXXXXXXXX XXX XX XXXXXXXXX LITOUWEN,
ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE XXXXXXXXXXX XXX XXXXXXXXX, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HONGARIJE,
DE PRESIDENT VAN MALTA,
HARE MAJESTEIT DE XXXXXXXX XXX XXXXXXXXXXX,
XX XXXXXXXX XXXXXXXXX XXX XX XXXXXXXXX XXXXXXXXXX,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK POLEN,
DE PRESIDENT VAN DE PORTUGESE REPUBLIEK, DE PRESIDENT VAN ROEMENIË,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SLOVENIË, DE PRESIDENT VAN DE SLOWAAKSE REPUBLIEK, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FINLAND,
DE REGERING VAN HET KONINKRIJK ZWEDEN,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,
GELEID DOOR DE WENS om het door het Verdrag van Amsterdam en het Verdrag van Nice op gang gebrachte proces te voltooien teneinde de doeltreffendheid en de democratische legitimiteit van de Unie te versterken en haar optreden samenhangender te maken,
ZIJN OVEREENGEKOMEN het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie te wijzigen,
en hebben te dien einde als hun gevolmachtigden aangewezen: ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN XXXXXXXXX
Eerste minister
XXXXXXXXX
minister van Buitenlandse Zaken
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BULGARIJE XXXXXXXXX
Eerste minister
XXXXXXXXX
minister van Buitenlandse Zaken
DE PRESIDENT VAN DE TSJECHISCHE REPUBLIEK
XXXXXXXXX
Minister-President
XXXXXXXXX
Minister van Buitenlandse Zaken
XXXX MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DENEMARKEN XXXXXXXXX
Minister-President
XXXXXXXXX
Minister van Buitenlandse Zaken
DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND XXXXXXXXX
Bondskanselier
XXXXXXXXX
Minister van Buitenlandse Zaken
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ESTLAND XXXXXXXXX
Eerste minister
XXXXXXXXX
Minister van Buitenlandse Zaken DE PRESIDENT VAN IERLAND
XXXXXXXXX
Eerste minister (Taoiseach)
XXXXXXXXX
Minister van Buitenlandse Zaken
DE PRESIDENT VAN DE HELLEENSE REPUBLIEK
XXXXXXXXX
Eerste minister
XXXXXXXXX
Minister van Buitenlandse Zaken
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN SPANJE XXXXXXXXX
Minister-President
XXXXXXXXX
Minister van Buitenlandse Zaken en Samenwerking
DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK XXXXXXXXX
…
XXXXXXXXX
…
DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK XXXXXXXXX
...
XXXXXXXXX
Vice-President en Miniser van Buitenlandse Zaken
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK CYPRUS
XXXXXXXXX
President
XXXXXXXXX
Minister van Buitenlandse Zaken
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LETLAND XXXXXXXXX
President
XXXXXXXXX
Eerste minister
XXXXXXXXX
Minister van Buitenlandse Zaken
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LITOUWEN XXXXXXXXX
President
XXXXXXXXX
Eerste minister
XXXXXXXXX
Minister van Buitenlandse Zaken
ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE XXXXXXXXXXX XXX XXXXXXXXX XXXXXXXXX
Minister-President, Minister van Staat
XXXXXXXXX
Minister van Buitenlandse Zaken en Immigratie
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HONGARIJE
XXXXXXXXX
Eerste minister
XXXXXXXXX
Minister van Buitenlandse Zaken DE PRESIDENT VAN MALTA
XXXXXXXXX
Eerste minister
XXXXXXXXX
minister van Buitenlandse Zaken
XXXX MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN XXXXXXXXX
Eerste minister
XXXXXXXXX
Minister van Buitenlandse Zaken
DE FEDERALE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK XXXXXXXXX
Bondskanselier
XXXXXXXXX
…….
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK POLEN XXXXXXXXX
Eerste minister
XXXXXXXXX
Minister van Buitenlandse Zaken
DE PRESIDENT VAN DE PORTUGESE REPUBLIEK
XXXXXXXXX
Eerste minister
XXXXXXXXX
minister van Buitenlandse Zaken
DE PRESIDENT VAN ROEMENIË XXXXXXXXX
President
XXXXXXXXX
Eerste minister
XXXXXXXXX
minister van Buitenlandse Zaken
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SLOVENIË XXXXXXXXX
…
XXXXXXXXX
Minister van Buitenlandse Zaken
DE PRESIDENT VAN DE SLOWAAKSE REPUBLIEK XXXXXXXXX
Eerste minister
XXXXXXXXX
minister van Buitenlandse Zaken
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FINLAND
XXXXXXXXX
Eerste minister
XXXXXXXXX
Minister van Buitenlandse Zaken
DE REGERING VAN HET KONINKRIJK ZWEDEN XXXXXXXXX
Minister-President
XXXXXXXXX
…
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,
XXXXXXXXX
Eerste minister
XXXXXXXXX
Minister van Buitenlandse Zaken en Gemenebestzaken
DIE, na overlegging van hun in goede en behoorlijke vorm bevonden volmachten, ALS VOLGT ZIJN OVEREENGEKOMEN:
WIJZIGINGEN VAN HET VERDRAG BETREFFENDE DE EUROPESE UNIE EN VAN HET VERDRAG TOT OPRICHTING VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP
ARTIKEL 1
Het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt gewijzigd overeenkomstig de bepalingen van dit artikel.
PREAMBULE
1) De preambule wordt als volgt gewijzigd:
a) de volgende tekst wordt ingevoegd als tweede overweging:
"GEÏNSPIREERD door de culturele, religieuze en humanistische tradities van Europa, die ten grondslag liggen aan de ontwikkeling van de universele waarden van de onschendbare en onvervreemdbare rechten van de mens en van vrijheid, democratie, gelijkheid en de rechtsstaat;";
b) In de zevende overweging, thans de achtste, wordt "in dit Verdrag" vervangen door "in dit Verdrag en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie"
c) In de elfde overweging, thans de twaalfde, wordt "in dit Verdrag" vervangen door "in dit Verdrag en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie"
ALGEMENE BEPALINGEN
2) Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
a) aan de eerste alinea wordt de volgende zinsnede toegevoegd:
"..., waaraan de lidstaten bevoegdheden toedelen om hun gemeenschappelijke doel- stellingen te bereiken.";
b) de derde alinea wordt vervangen door:
"De Unie is gegrond op dit Verdrag en op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna "de Verdragen" te noemen). Deze twee Verdragen hebben dezelfde rechtskracht. De Unie treedt in de plaats van de Europese Gemeenschap, waarvan zij de opvolgster is.".
3) Een nieuw artikel 1 bis wordt ingevoegd:
"ARTIKEL 1 bis
De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die gekenmerkt wordt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen.".
4) Artikel 2 wordt vervangen door:
"ARTIKEL 2
1. De Unie heeft als doel de vrede, haar waarden en het welzijn van haar volkeren te bevorderen.
2. De Unie biedt haar burgers een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zonder binnengrenzen, waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is in combinatie met passende maatregelen met betrekking tot controles aan de buitengrenzen, asiel, immigratie, en voorkoming en bestrijding van criminaliteit.
3. De Unie brengt een interne markt tot stand. Zij zet zich in voor de duurzame ontwikkeling van Europa, op basis van een evenwichtige economische groei en van prijsstabiliteit, een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen die gericht is op volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang, en van een hoog niveau van bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu. De Unie bevordert wetenschap- pelijke en technische vooruitgang.
De Unie bestrijdt sociale uitsluiting en discriminatie, en bevordert sociale rechtvaardigheid en bescherming, de gelijkheid van vrouwen en mannen, de solidariteit tussen generaties en de bescherming van de rechten van het kind.
De Unie bevordert de economische, sociale en territoriale samenhang, en de solidariteit tussen de lidstaten.
De Unie eerbiedigt haar rijke verscheidenheid van cultuur en taal en ziet toe op de instand- houding en de ontwikkeling van het Europese culturele erfgoed.
4. De Unie stelt een economische en monetaire unie in die de euro als munt heeft.
5. In de betrekkingen met de rest van de wereld handhaaft de Unie haar waarden en belangen en zet zich ervoor in, en draagt zij bij tot de bescherming van haar burgers. Zij draagt bij tot de vrede, de veiligheid, de duurzame ontwikkeling van de aarde, de solidariteit en het wederzijds respect tussen de volkeren, de vrije en eerlijke handel, de uitbanning van armoede en de bescherming van de mensenrechten, in het bijzonder de rechten van het kind, alsook tot de strikte eerbiediging en ontwikkeling van het internationaal recht, met inbegrip van de inachtneming van de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties.
6. De Unie streeft deze doelstellingen met passende middelen na, naar gelang van de bevoegdheden die haar daartoe in de Verdragen zijn toegedeeld.".
5) Artikel 3 wordt geschrapt en artikel 3 bis wordt ingevoegd:
"ARTIKEL 3 bis
1. Overeenkomstig artikel 3 ter behoren bevoegdheden die in de Verdragen niet aan de Unie zijn toegedeeld, toe aan de lidstaten.
2. De Unie eerbiedigt de gelijkheid van de lidstaten voor de Verdragen, alsmede hun nationale identiteit die besloten ligt in hun politieke en constitutionele basisstructuren, waaronder die voor regionaal en lokaal zelfbestuur. Zij eerbiedigt de essentiële staatsfuncties, met name de verdediging van de territoriale integriteit van de staat, de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de nationale veiligheid. Met name de nationale veiligheid blijft de uitsluitende verantwoordelijkheid van elke lidstaat.
3. Krachtens het beginsel van loyale samenwerking respecteren de Unie en de lidstaten elkaar en steunen zij elkaar bij de vervulling van de taken die uit de Verdragen voortvloeien.
De lidstaten treffen alle algemene en bijzondere maatregelen die geschikt zijn om de nakoming van de uit de Verdragen of uit de handelingen van de instellingen van de Unie voortvloeiende verplichtingen te verzekeren.
De lidstaten vergemakkelijken de vervulling van de taak van de Unie en onthouden zich van alle maatregelen die de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie in gevaar kunnen brengen."
6) Artikel 3 ter wordt ingevoegd, dat artikel 5 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vervangt:
"ARTIKEL 3 ter
1. De afbakening van de bevoegdheden van de Unie wordt beheerst door het beginsel van bevoegdheidstoedeling. De uitoefening van die bevoegdheden wordt beheerst door de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid.
2. Krachtens het beginsel van bevoegdheidstoedeling handelt de Unie enkel binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de Verdragen zijn toegedeeld om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken. Bevoegdheden die in de Verdragen niet aan de Unie zijn toegedeeld, behoren toe aan de lidstaten.
3. Krachtens het subsidiariteitsbeginsel treedt de Unie op de gebieden die niet onder haar exclusieve bevoegdheid vallen, slechts op indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kunnen worden bereikt.
De instellingen van de Unie passen het subsidiariteitsbeginsel toe overeenkomstig het protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid. De nationale parlementen zien er volgens de in dat protocol vastgelegde procedure op toe dat het subsidiariteitsbeginsel wordt geëerbiedigd.
4. Krachtens het evenredigheidsbeginsel gaan de inhoud en de vorm van het optreden van de Unie niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen van de Verdragen te verwezen- lijken.
De instellingen van de Unie passen het evenredigheidsbeginsel toe overeenkomstig het protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid."
7) De artikelen 4 en 5 worden ingetrokken.
8) Artikel 6 wordt vervangen door:
"ARTIKEL 6
1. De Unie erkent de rechten, vrijheden en beginselen die zijn vastgesteld in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van 7 december 2000, als aangepast op
12 december 2007 te Straatsburg, dat dezelfde rechtskracht als de Verdragen heeft.
De bepalingen van het Handvest houden geenszins een verruiming in van de bevoegdheden van de Unie zoals bepaald bij de Verdragen.
De rechten, vrijheden en beginselen van het Handvest worden uitgelegd overeenkomstig de algemene bepalingen van titel VII van het Handvest betreffende de uitlegging en toepassíng ervan, waarbij de in het Handvest bedoelde toelichtingen, waarin de bronnen van deze bepalingen vermeld zijn, terdege in acht genomen worden.
2. De Unie treedt toe tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Die toetreding wijzigt de bevoegdheden van de Unie, zoals bepaald in de Verdragen, niet.
3. De grondrechten, zoals zij worden gewaarborgd door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en zoals zij voort- vloeien uit de constitutionele tradities die de lidstaten gemeen hebben, maken als algemene beginselen deel uit van het recht van de Unie."
9) Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
a) in het hele artikel wordt "instemming" vervangen door "goedkeuring", de verwijzing naar de schending "van in artikel 6, lid 1, genoemde beginselen" wordt vervangen door een verwijzing naar de schending "van de in artikel 1 bis bedoelde waarden", en "van dit Verdrag" wordt vervangen door "van de Verdragen" en het woord “Commissie” wordt vervangen door “Europese Commissie”;
b) in lid 1, eerste alinea, eerste zin, wordt "…en die lidstaat passende aanbevelingen doen" geschrapt; in de laatste zin wordt "…en kan hij volgens dezelfde procedure onafhankelijke personen vragen binnen een redelijke termijn een verslag over de situatie in die lidstaat voor te leggen" vervangen door "…en kan hij die lidstaat volgens dezelfde procedure aanbevelingen doen.";
c) in lid 2 wordt "De Raad, in de samenstelling van staatshoofden en regeringsleiders, kan met eenparigheid van stemmen…" vervangen door "De Europese Raad kan met eenparigheid van stemmen…", en "...de regering van de lidstaat in kwestie…" wordt vervangen door "…de lidstaat in kwestie...";
d) de leden 5 en 6 worden vervangen door:
"5. De stemprocedures die in het kader van dit artikel gelden voor het Europees Parlement, de Europese Raad en de Raad worden vastgesteld in artikel 309 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie."
10) Het volgende nieuwe artikel 7 bis wordt ingevoegd:
"ARTIKEL 7 bis
1. De Unie ontwikkelt met de naburige landen bijzondere betrekkingen, die erop gericht zijn een ruimte van welvaart en goed nabuurschap tot stand te brengen welke stoelt op de waarden van de Unie en welke gekenmerkt wordt door nauwe en vreedzame betrekkingen die gebaseerd zijn op samenwerking.
2. Voor de toepassing van lid 1 kan de Unie met de betrokken landen specifieke overeenkomsten sluiten. Die overeenkomsten kunnen wederkerige rechten en verplichtingen omvatten en tevens voorzien in de mogelijkheid gemeenschappelijk op te treden. Over de uitvoering van de overeenkomsten wordt op gezette tijden overleg gepleegd."
11) De bepalingen van titel II worden opgenomen in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, zoals gewijzigd en voortaan Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie genoemd.
DEMOCRATISCHE BEGINSELEN
12) Titel II en artikel 8 worden vervangen door:
"TITEL II
BEPALINGEN INZAKE DE DEMOCRATISCHE BEGINSELEN
ARTIKEL 8
De Unie eerbiedigt in al haar activiteiten het beginsel van gelijkheid van haar burgers, die gelijke aandacht genieten van haar instellingen, organen en instanties. Burger van de Unie is eenieder die de nationaliteit van een lidstaat bezit. Het burgerschap van de Unie komt naast het nationale burgerschap en treedt niet in de plaats daarvan.
ARTIKEL 8 A
1. De werking van de Unie is gegrond op de representatieve democratie.
2. De burgers worden op het niveau van de Unie rechtstreeks vertegenwoordigd in het Europees Parlement.
De lidstaten worden in de Europese Raad vertegenwoordigd door hun staatshoofd of hun regeringsleider en in de Raad door hun regering, die zelf democratische verantwoording verschuldigd zijn aan hun nationale parlement of aan hun burgers.
3. Iedere burger heeft het recht aan het democratisch bestel van de Unie deel te nemen. De besluitvorming vindt plaats op een zo open mogelijke wijze, en zo dicht bij de burgers als mogelijk is.
4. De politieke partijen op Europees niveau dragen bij tot de vorming van een Europees politiek bewustzijn en tot de uiting van de wil van de burgers van de Unie.
ARTIKEL 8 B
1. De instellingen bieden de burgers en de representatieve organisaties langs passende wegen de mogelijkheid hun mening over alle onderdelen van het optreden van de Unie kenbaar te maken en daarover in het openbaar in discussie te treden.
2. De instellingen voeren een open, transparante en regelmatige dialoog met represen- tatieve organisaties en met het maatschappelijk middenveld.
3. Ter wille van de samenhang en de transparantie van het optreden van de Unie pleegt de Europese Commissie op ruime schaal overleg met de betrokken partijen.
4. Wanneer ten minste één miljoen burgers van de Unie, afkomstig uit een significant aantal lidstaten, van oordeel zijn dat inzake een aangelegenheid een rechtshandeling van de Unie nodig is ter uitvoering van de Verdragen, kunnen zij het initiatief nemen de Europese Commissie te verzoeken binnen het kader van de haar toegedeelde bevoegdheden een passend voorstel daartoe in te dienen.
De procedures en voorwaarden voor de indiening van een dergelijk initiatief worden vastgesteld overeenkomstig artikel 21, eerste alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
ARTIKEL 8 C
De nationale parlementen dragen actief bij tot de goede werking van de Unie:
a) door zich door de instellingen van de Unie te laten informeren en door zich ontwerpen van wetgevingshandelingen van de Unie te laten toezenden, overeenkomstig het Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie;
b) door erop toe te zien dat het beginsel van subsidiariteit wordt geëerbiedigd overeenkomstig de procedures bedoeld in het Protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid;
c) door, in het kader van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, deel te nemen aan de mechanismen voor de evaluatie van de uitvoering van het beleid van de Unie in die ruimte, overeenkomstig artikel 61 C van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en door betrokken te worden bij het politieke toezicht op Europol en de evaluatie van de activiteiten van Eurojust, overeenkomstig de artikelen 69 G en 69 D van dat Verdrag;
d) door deel te nemen aan de procedures voor de herziening van de Verdragen, overeenkomstig artikel 48 van dit Xxxxxxx;
e) door zich in kennis te laten stellen van verzoeken om toetreding tot de Unie, overeenkomstig artikel 49 van dit Xxxxxxx;
f) door deel te nemen aan de interparlementaire samenwerking tussen de nationale parlementen en met het Europees Parlement, overeenkomstig het Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie."
INSTELLINGEN
13) De bepalingen van titel III worden ingetrokken. Het opschrift van titel III wordt vervangen door:
"TITEL III
BEPALINGEN BETREFFENDE DE INSTELLINGEN"
14) Artikel 9 wordt vervangen door:
"ARTIKEL 9
1. De Unie beschikt over een institutioneel kader, dat ertoe strekt haar waarden uit te dragen, haar doelstellingen na te streven, haar belangen en de belangen van haar burgers en van de lidstaten te dienen, en de samenhang, de doeltreffendheid en de continuïteit van haar beleid en haar optreden te verzekeren.
De instellingen van de Unie zijn:
- het Europees Parlement,
- de Europese Raad,
- de Raad,
- de Europese Commissie, (hierna te noemen "de Commissie"),
- het Hof van Justitie van de Europese Unie,
- de Europese Centrale Bank
- de Rekenkamer
2. Iedere instelling handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar in de Verdragen zijn toegedeeld en volgens de daarin bepaalde procedures, voorwaarden en doelstellingen. De instellingen werken loyaal samen.
3. De bepalingen inzake de Europese Centrale Bank en de Rekenkamer alsmede nadere bepalingen inzake de andere instellingen staan in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
4. Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie worden bijgestaan door een Economisch en Sociaal Comité en een Comité van de Regio's, die een adviserende taak hebben.”
15) Het volgende artikel 9 A wordt ingevoegd:
"ARTIKEL 9 A
1. Het Europees Parlement oefent samen met de Raad de wetgevingstaak en de begrotingstaak uit. Het oefent onder de bij de Verdragen bepaalde voorwaarden politieke controle en adviserende taken uit. Het kiest de voorzitter van de Commissie.
2. Het Europees Parlement bestaat uit vertegenwoordigers van de burgers van de Unie. Hun aantal bedraagt niet meer dan zevenhonderdvijftig, plus de voorzitter. De burgers zijn degressief evenredig vertegenwoordigd, met een minimum van zes leden per lidstaat. Geen enkele lidstaat krijgt meer dan zesennegentig zetels toegewezen.
De Europese Raad stelt met eenparigheid van stemmen op initiatief van en na goedkeuring door het Europees Parlement een besluit inzake de samenstelling van het Europees Parlement vast, met inachtneming van de in de eerste alinea genoemde beginselen.
3. De leden van het Europees Parlement worden door middel van rechtstreekse, vrije en geheime algemene verkiezingen voor een periode van vijf jaar gekozen.
4. Het Europees Parlement kiest uit zijn leden de voorzitter en het bureau."
16) Het volgende artikel 9 B wordt ingevoegd:
"ARTIKEL 9 B
1. De Europese Raad geeft de nodige impulsen voor de ontwikkeling van de Unie en bepaalt de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten. Hij oefent geen wetgevingstaak uit.
2. De Europese Raad bestaat uit de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten, zijn voorzitter en de voorzitter van de Commissie. De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid neemt deel aan de werkzaamheden van de Europese Raad.
3. De Europese Raad wordt twee keer per half jaar door zijn voorzitter in vergadering bijeengeroepen. Indien de agenda zulks vereist, kunnen de leden van de Europese Raad besluiten zich elk te laten bijstaan door een minister en, wat de voorzitter van de Commissie betreft, door een lid van de Commissie. Indien de situatie zulks vereist, roept de voorzitter een buitengewone bijeenkomst van de Europese Raad bijeen.
4. Tenzij in de Verdragen anders is bepaald, spreekt de Europese Raad zich bij consensus uit.
5. De Europese Raad kiest zijn voorzitter met gekwalificeerde meerderheid van stemmen voor een periode van tweeënhalf jaar. De voorzitter is eenmaal herkiesbaar. Indien de voorzitter verhinderd is of op ernstige wijze tekortschiet, kan de Europese Raad volgens dezelfde procedure zijn mandaat beëindigen.
6. De voorzitter van de Europese Raad:
a) leidt en stimuleert de werkzaamheden van de Europese Raad;
b) zorgt, in samenwerking met de voorzitter van de Commissie en op basis van de werkzaamheden van de Raad Algemene Zaken, voor de voorbereiding en de continuïteit van de werkzaamheden van de Europese Raad;
c) bevordert de samenhang en de consensus binnen de Europese Raad;
d) legt na afloop van iedere bijeenkomst van de Europese Raad een verslag voor aan het Europees Parlement.
De voorzitter van de Europese Raad zorgt op zijn niveau en in zijn hoedanigheid voor de externe vertegenwoordiging van de Unie in aangelegenheden die onder het gemeen- schappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid vallen, onverminderd de aan de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid toegedeelde bevoegdheden.
De voorzitter van de Europese Raad kan geen nationaal mandaat uitoefenen."
17) Het volgende artikel 9 C wordt ingevoegd:
"ARTIKEL 9 C
1. De Raad oefent samen met het Europees Parlement de wetgevingstaak en de begrotings- taak uit. Hij oefent onder de bij de Verdragen bepaalde voorwaarden beleidsbepalende en coördinerende taken uit.
2. De Raad bestaat uit een vertegenwoordiger van iedere lidstaat op ministerieel niveau, die gemachtigd is om de regering van de lidstaat die hij vertegenwoordigt, te binden en om het stemrecht uit te oefenen.
3. Tenzij in de Verdragen anders is bepaald, besluit de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.
4. Met ingang van 1 november 2014 wordt onder gekwalificeerde meerderheid van stemmen verstaan ten minste 55% van de leden van de Raad die ten minste vijftien in aantal zijn en lidstaten vertegenwoordigen waarvan de bevolking ten minste 65% uitmaakt van de bevolking van de Unie.
Een blokkerende minderheid moet ten minste uit vier leden van de Raad bestaan; in het andere geval wordt de gekwalificeerde meerderheid van stemmen geacht te zijn verkregen.
De overige bepalingen inzake de besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid worden vastgesteld in artikel 205, lid 2 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
5. De overgangsbepalingen inzake de omschrijving van de gekwalificeerde meerderheid die tot en met 31 oktober 2014, respectievelijk tussen 1 november 2014 en 31 maart 2017 van toepassing zijn, worden vastgesteld in het protocol betreffende de overgangsbepalingen.
6. De Raad komt in verschillende formaties bijeen; de lijst ervan wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 201 ter, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
De Raad Algemene Zaken zorgt voor de samenhang van de werkzaamheden van de verschillende Raadsformaties. De Raad Xxxxxxxx Xxxxx bereidt in samenspraak met de voorzitter van de Europese Raad en de Commissie de bijeenkomsten van de Europese Raad voor en volgt deze op.
De Raad Buitenlandse Zaken werkt het externe optreden van de Unie uit volgens de door de Europese Raad vastgestelde strategische lijnen en zorgt voor de samenhang in het optreden van de Unie.
7. Een Comité van permanente vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten is belast met de voorbereiding van de werkzaamheden van de Raad.
8. De Raad beraadslaagt en stemt in openbare zitting over een ontwerp van wetgevings- handeling. Daartoe wordt iedere Raadszitting gesplitst in twee delen, die respectievelijk gewijd worden aan beraadslagingen over de wetgevingshandelingen van de Unie en aan niet- wetgevingswerkzaamheden.
9. Het voorzitterschap van de andere Raadsformaties dan de formatie Buitenlandse Zaken wordt volgens een toerbeurtsysteem op basis van gelijkheid uitgeoefend door de vertegenwoordigers van de lidstaten in de Raad, onder de overeenkomstig artikel 201 ter, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vastgestelde voorwaarden."
18) Het volgende artikel 9 D wordt ingevoegd:
"ARTIKEL 9 D
1. De Commissie bevordert het algemeen belang van de Unie en neemt daartoe passende initiatieven. Zij ziet toe op de toepassing van zowel de Verdragen als de maatregelen die de instellingen krachtens deze Verdragen vaststellen. Onder de controle van het Hof van Justitie van de Europese Unie ziet zij toe op de toepassing van het recht van de Unie. Zij voert de begroting uit en beheert de programma's. Zij oefent onder de bij de Verdragen bepaalde voorwaarden coördinerende, uitvoerende en beheerstaken uit. Zij zorgt voor de externe vertegenwoordiging van de Unie, behalve wat betreft het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en de andere bij de Verdragen bepaalde gevallen. Zij neemt de initiatieven tot de jaarlijkse en meerjarige programmering van de Unie om interinstitutionele akkoorden tot stand te brengen.
2. Tenzij in de Verdragen anders is bepaald, kunnen wetgevingshandelingen van de Unie alleen op voorstel van de Commissie worden vastgesteld. Andere handelingen worden op voorstel van de Commissie vastgesteld in de gevallen waarin de Verdragen daarin voorzien.
3. De ambtstermijn van de Commissie bedraagt vijf jaar.
De leden van de Commissie worden op grond van hun algemene bekwaamheid en Europese inzet gekozen uit personen die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden.
De Commissie oefent haar verantwoordelijkheden volkomen onafhankelijk uit. Onverminderd artikel 9 E, lid 2, vragen noch aanvaarden de leden van de Commissie instructies van enige regering, instelling, orgaan of instantie. Zij onthouden zich van iedere handeling die onverenigbaar is met het karakter van hun ambt of met de uitvoering van hun taak.
4. De Commissie die benoemd is voor de periode tussen de datum van inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon en 31 oktober 2014, bestaat uit één onderdaan van iedere lidstaat, met inbegrip van de voorzitter van de Commissie en van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, die een van de vice-voorzitters van de Commissie is.
5. Vanaf 1 november 2014 bestaat de Commissie uit een aantal leden, met inbegrip van de voorzitter van de Commissie en van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, dat overeenstemt met twee derde van het aantal lidstaten, tenzij de Europese Raad met eenparigheid van stemmen besluit dit aantal te wijzigen.
De leden van de Commissie worden gekozen uit de onderdanen van de lidstaten volgens een toerbeurtsysteem op basis van strikte gelijkheid tussen de lidstaten dat toelaat de demografische en geografische verscheidenheid van de lidstaten te weerspiegelen. Dit systeem wordt door de Europese Raad met eenparigheid van stemmen vastgesteld overeenkomstig artikel 211 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
6. De voorzitter van de Commissie:
a) stelt de richtsnoeren vast met inachtneming waarvan de Commissie haar taak vervult;
b) beslist over de interne organisatie van de Commissie en waarborgt zodoende de samenhang, de doeltreffendheid en het collegiale karakter van haar optreden;
c) benoemt andere vice-voorzitters dan de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, uit de leden van de Commissie.
Een lid van de Commissie neemt ontslag indien de voorzitter hem daarom verzoekt. De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid neemt ontslag overeenkomstig de procedure van artikel 9 E lid 1, indien de voorzitter hem daarom verzoekt.
7. Rekening houdend met de verkiezingen voor het Europees Parlement en na passende raadpleging, draagt de Europese Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen bij het Europees Parlement een kandidaat voor het ambt van voorzitter van de Commissie voor. Deze kandidaat wordt door het Parlement bij meerderheid van zijn leden gekozen. Indien de kandidaat bij de stemming geen meerderheid behaalt, draagt de Europese Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen binnen een maand een nieuwe kandidaat voor, die volgens dezelfde procedure door het Parlement wordt gekozen.
De Raad stelt in onderlinge overeenstemming met de verkozen voorzitter de lijst vast van de overige personen die hij voorstelt tot lid van de Commissie te benoemen. Zij worden gekozen op basis van de voordrachten van de lidstaten, overeenkomstig de in lid 3, tweede alinea en lid 5, tweede alinea, bepaalde criteria.
De voorzitter, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de overige leden van de Commissie worden als college ter goedkeuring onderworpen aan een stemming van het Europees Parlement. Op basis van deze goedkeuring wordt de Commissie door de Europese Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen benoemd.
8. De Commissie legt als college verantwoording af aan het Europees Parlement. Het Europees Parlement kan overeenkomstig 201 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie een motie van afkeuring tegen de Commissie aannemen. Indien een dergelijke motie wordt aangenomen, moeten de leden van de Commissie collectief ontslag nemen en moet ook de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid zijn functie in de Commissie neerleggen.”
19) Het volgende artikel 9 E wordt ingevoegd:
"ARTIKEL 9 E
1. De Europese Raad benoemt met instemming van de voorzitter van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid. De Europese Raad kan zijn mandaat volgens dezelfde procedure beëindigen.
2. De hoge vertegenwoordiger voert het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie. Hij draagt met zijn voorstellen bij tot de uitwerking van dit beleid, dat hij als mandataris van de Raad ten uitvoer brengt. Hij handelt op dezelfde wijze ten aanzien van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid.
3. De hoge vertegenwoordiger zit de Raad Buitenlandse Zaken voor.
4. De hoge vertegenwoordiger is een van de vice-voorzitters van de Commissie. Hij ziet toe op de samenhang van het externe optreden van de Unie. In de Commissie is hij belast met de taken van de Commissie op het gebied van de externe betrekkingen en met de coördinatie van de overige aspecten van het externe optreden van de Unie. Bij de uitoefening van deze taken in de Commissie, en alleen binnen het bestek daarvan, is de hoge vertegenwoordiger onderworpen aan de procedures voor de werking van de Commissie, voor zover dit verenigbaar is met de leden 2 en 3."
20) Het volgende artikel 9 F wordt ingevoegd:
"ARTIKEL 9 F
1. Het Hof van Justitie van de Europese Unie omvat het Hof van Justitie, het Gerecht en gespecialiseerde rechtbanken. Het verzekert de eerbiediging van het recht bij de uitlegging en toepassing van de Verdragen.
De lidstaten voorzien in de nodige rechtsmiddelen om daadwerkelijke rechtsbescherming op de onder het recht van de Unie vallende gebieden te verzekeren.
2. Het Hof van Justitie bestaat uit één rechter per lidstaat. Het wordt bijgestaan door advocaten-generaal.
Het Gerecht telt ten minste één rechter per lidstaat.
De rechters en de advocaten-generaal van het Hof van Justitie en de rechters van het Gerecht worden gekozen uit personen die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden en voldoen aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 223 en 224 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Zij worden in onderlinge overeenstemming door de regeringen van de lidstaten voor zes jaar benoemd. De aftredende rechters en advocaten- generaal zijn herbenoembaar.
3. Het Hof van Justitie van de Europese Unie doet uitspraak overeenkomstig de Verdragen:
a) inzake door een lidstaat, een instelling of een natuurlijke of rechtspersoon ingesteld beroep;
b) op verzoek van de nationale rechterlijke instanties bij wijze van prejudiciële beslissing over de uitlegging van het recht van de Unie en over de geldigheid van de door de instellingen vastgestelde handelingen;
c) in de overige bij de Verdragen bepaalde gevallen.".
21) De bepalingen van titel IV worden opgenomen in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, zoals gewijzigd.
NAUWERE SAMENWERKING
22) Voor titel IV wordt het opschrift van titel VII overgenomen, dat nu luidt "BEPALINGEN INZAKE DE NAUWERE SAMENWERKING"; de artikelen 27 A tot en met 27 E, de artikelen 40 tot en met 40 B en de artikelen 43 tot en met 45 worden vervangen door het volgende artikel 10, dat eveneens de artikelen 11 en 11 A van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vervangt. De genoemde artikelen worden eveneens vervangen door de artikelen 280 A tot en met 280 I van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, zoals aangegeven in artikel 2, punt 278), van het onderhavige Verdrag:
"ARTIKEL 10
1. De lidstaten die onderling een nauwere samenwerking wensen aan te gaan in het kader van de niet-exclusieve bevoegdheden van de Unie, kunnen gebruik maken van de instellingen van de Unie en die bevoegdheden uitoefenen op grond van de ter zake geldende bepalingen van de Verdragen, binnen de grenzen van en overeenkomstig het bepaalde in dit artikel en in de artikelen 280 A en 280 I van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Met nauwere samenwerking wordt beoogd de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie te bevorderen, haar belangen te beschermen en haar integratieproces te versterken.
Nauwere samenwerking staat te allen tijde open voor alle lidstaten, overeenkomstig artikel 280 C van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
2. Het besluit houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan wordt in laatste instantie vastgesteld door de Raad, wanneer deze constateert dat de met de nauwere samenwerking nagestreefde doelstellingen niet binnen een redelijke termijn door de Unie in haar geheel kunnen worden verwezenlijkt en mits ten minste negen lidstaten aan de nauwere samenwerking deelnemen. De Raad besluit overeenkomstig de in artikel 280 D van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bepaalde procedure.
3. Alle leden van de Raad kunnen deelnemen aan de beraadslagingen van de Raad, maar alleen de leden van de Raad die de aan een nauwere samenwerking deelnemende lidstaten vertegenwoordigen, nemen deel aan de stemming. De stemprocedure wordt vastgesteld in artikel 280 E van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
4. De in het kader van een nauwere samenwerking vastgestelde handelingen zijn alleen verbindend voor de lidstaten die aan de nauwere samenwerking deelnemen. Zij worden niet beschouwd als een acquis dat door de kandidaat-lidstaten van de Unie moet worden aanvaard."
23) Het opschrift van titel V wordt vervangen door: "ALGEMENE BEPALINGEN INZAKE HET EXTERN OPTREDEN VAN DE UNIE EN SPECIFIEKE BEPALINGEN BETREFFENDE HET GEMEENSCHAPPELIJK BUITENLANDS EN VEILIGHEIDS- BELEID"
ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE HET EXTERN OPTREDEN
24) Het volgende hoofdstuk wordt ingevoegd:
"HOOFDSTUK 1
ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE HET EXTERN OPTREDEN VAN DE UNIE
Artikel 10 A
1. Het internationaal optreden van de Unie berust en is gericht op de wereldwijde verspreiding van de beginselen die aan de oprichting, de ontwikkeling en de uitbreiding van de Unie ten grondslag liggen: de democratie, de rechtsstaat, de universaliteit en de ondeelbaarheid van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, de eerbiediging van de menselijke waardigheid, de beginselen van gelijkheid en solidariteit en de naleving van de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties en het internationaal recht.
De Unie streeft ernaar betrekkingen te ontwikkelen en partnerschappen aan te gaan met derde landen en met de mondiale, internationale en regionale organisaties die de in de eerste alinea bedoelde beginselen delen. Zij bevordert multilaterale oplossingen voor gemeenschappelijke problemen, met name in het kader van de Verenigde Naties.
2. De Unie bepaalt en voert een gemeenschappelijk beleid en optreden en beijvert zich voor een hoge mate van samenwerking op alle gebieden van de internationale betrekkingen, met de volgende doelstellingen:
a) bescherming van haar waarden, fundamentele belangen, veiligheid, onafhankelijkheid en integriteit;
b) consolidering en ondersteuning van de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en de beginselen van het internationaal recht;
c) handhaving van de vrede, voorkoming van conflicten en versterking van de internationale veiligheid, overeenkomstig de doelstellingen en de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, de beginselen van de Slotakte van Helsinki en de doelstellingen van het Handvest van Parijs, met inbegrip van de doelstellingen betreffende de buitengrenzen;
d) ondersteuning van de ontwikkeling van de ontwikkelingslanden op economisch, sociaal en milieugebied, met uitbanning van de armoede als voornaamste doel;
e) stimulering van de integratie van alle landen in de wereldeconomie, onder meer door het geleidelijk wegwerken van belemmeringen voor de internationale handel;
f) het leveren van een bijdrage tot het uitwerken van internationale maatregelen ter bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu en het duurzaam beheer van de mondiale natuurlijke rijkdommen, teneinde duurzame ontwikkeling te waarborgen;
g) het verlenen van hulp aan volkeren, landen en regio's die te kampen hebben met natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen; en uit
h) het bevorderen van een internationaal bestel dat gebaseerd is op intensievere multi- laterale samenwerking, en van goed mondiaal bestuur.
3. De Unie eerbiedigt de in de leden 1 en 2 bedoelde beginselen en streeft de in deze leden genoemde doelstellingen na bij de bepaling en de uitvoering van het externe optreden op de verschillende door deze titel en het vijfde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bestreken gebieden, alsmede van het overige beleid van de Unie wat de externe aspecten betreft.
De Unie ziet toe op de samenhang tussen de diverse onderdelen van haar externe optreden en tussen het externe optreden en het beleid van de Unie op andere terreinen. De Raad en de Commissie, hierin bijgestaan door de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, dragen zorg voor deze samenhang en werken daartoe samen.
ARTIKEL 10 B
1. De Europese Raad stelt op basis van de in artikel 10 A vermelde beginselen en doelstellingen de strategische belangen en doelstellingen van de Unie vast.
De besluiten van de Europese Raad inzake de strategische belangen en doelstellingen van de Unie hebben betrekking op het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en op andere onderdelen van het externe optreden van de Unie. Deze besluiten kunnen de betrekkingen van de Unie met een land of een regio betreffen, of een thematische aanpak hebben. In de besluiten worden de geldigheidsduur ervan bepaald, alsmede de middelen die door de Unie en de lidstaten beschikbaar worden gesteld.
De Europese Raad besluit met eenparigheid van stemmen op aanbeveling van de Raad, welke aanbeveling door de Raad wordt vastgesteld volgens het voor elk gebied bepaalde. De besluiten van de Europese Raad worden uitgevoerd volgens de in de Verdragen neergelegde procedures.
2. De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, en de Commissie, kunnen gezamenlijk voorstellen bij de Raad indienen, in verband met het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid respectievelijk het overige externe optreden van de Unie.
HET GEMEENSCHAPPELIJK BUITENLANDS EN VEILIGHEIDSBELEID
25) de volgende opschriften worden ingevoegd:
"HOOFDSTUK 2
SPECIFIEKE BEPALINGEN BETREFFENDE HET GEMEENSCHAPPELIJK BUITENLANDS EN VEILIGHEIDSBELEID"
AFDELING 1 GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN
26) Het volgende artikel 10 C wordt ingevoegd:
"ARTIKEL 10 C
Het internationaal optreden van de Unie berust, voor de toepassing van dit hoofdstuk, op de beginselen, is gericht op de doelstellingen, en wordt uitgevoerd overeenkomstig de algemene bepalingen van hoofdstuk 1.".
27) Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
a) lid 1 wordt vervangen door de volgende twee leden:
"1. De bevoegdheid van de Unie met betrekking tot het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid bestrijkt alle gebieden van het buitenlands beleid en alle vraagstukken die verband houden met de veiligheid van de Unie, met inbegrip van de geleidelijke bepaling van een gemeenschappelijk defensiebeleid dat kan leiden tot een gemeenschappelijke defensie.
Het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid is aan specifieke regels en procedures onderworpen. Het wordt bepaald en uitgevoerd door de Europese Raad en door de Raad, die besluiten met eenparigheid van stemmen, tenzij in de Verdragen anders wordt bepaald. Wetgevingshandelingen kunnen in dezen niet worden vastgesteld. Aan het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid wordt uitvoering gegeven door de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en door de lidstaten, overeenkomstig de Verdragen. De specifieke rol van het Europees Parlement en van de Commissie op dit gebied wordt bepaald in de Verdragen. Het Hof van Justitie van de Europese Unie is niet bevoegd ten aanzien van deze bepalingen, met uitzondering van zijn bevoegdheid toezicht te houden op de naleving van artikel 25 ter van dit Verdrag en de wettigheid van bepaalde besluiten na te gaan, als bepaald in artikel 240 bis, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
2. In het kader van de beginselen en de doelstellingen van haar extern optreden, bepaalt en voert de Europese Unie een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid dat berust op de ontwikkeling van de wederzijdse politieke solidariteit van de lidstaten, de bepaling van de aangelegenheden van algemeen belang en de totstandbrenging van een steeds toenemende convergentie van het optreden van de lidstaten.”
b) lid 2 wordt lid 3, en wordt als volgt gewijzigd:
i) de eerste alinea wordt als volgt aangevuld:
"…en eerbiedigen het optreden van de Unie op dat gebied."
ii) de derde alinea wordt vervangen door "De Raad en de hoge vertegenwoordiger zien toe op de inachtneming van deze beginselen."
28) Artikel 12 wordt vervangen door:
"ARTIKEL 12
De Unie voert het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid uit door:
a) de algemene richtsnoeren vast te stellen,
b) besluiten vast te stellen ter bepaling van:
i) het door de Unie uit te voeren optreden;
ii) de door de Unie in te nemen standpunten;
iii) de wijze van uitvoering van de onder de punten i) en ii) bedoelde besluiten; en
c) de systematische samenwerking tussen de lidstaten met betrekking tot de beleidsvoering te versterken."
29) Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
a) in lid 1 wordt "…stelt de beginselen en de algemene richtsnoeren voor …" vervangen door "…bepaalt wat de strategische belangen van de Unie zijn en stelt de doelstellingen en algemene richtsnoeren van…" en wordt de volgende zin toegevoegd: "Hij neemt de nodige besluiten."; de volgende alinea wordt toegevoegd:
"Indien een internationale ontwikkeling dit vereist, wordt de Europese Raad door zijn voorzitter in buitengewone bijeenkomst bijeengeroepen, teneinde de strategische beleidslijnen van de Unie ten aanzien van deze ontwikkeling vast te stellen."
b) lid 2 wordt geschrapt en lid 3 wordt lid 2. De eerste alinea wordt vervangen door: "Op basis van de algemene richtsnoeren en strategische beleidslijnen van de Europese Raad, werkt de Raad het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid uit en neemt hij de nodige besluiten voor het bepalen en uitvoeren van dat beleid." De tweede alinea wordt geschrapt. De derde alinea wordt de tweede alinea en daarin wordt "…ziet toe…" vervangen door "…en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid zien toe…
c) het volgende lid wordt toegevoegd:
"3. Het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid wordt uitgevoerd door de hoge vertegenwoordiger en de lidstaten, die daartoe gebruik maken van de nationale middelen en die van de Unie."
30) Het volgende artikel 13 bis wordt ingevoegd:
"ARTIKEL 13 bis
1. De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, die de Raad Buitenlandse Zaken voorzit, draagt door middel van zijn voorstellen bij tot de voorbereiding van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en waarborgt de uitvoering van de besluiten van de Europese Raad en van de Raad.
2. De hoge vertegenwoordiger vertegenwoordigt de Unie in aangelegenheden die onder het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid vallen. Hij voert namens de Unie de politieke dialoog met derden en verwoordt in internationale organisaties en op internationale conferenties het standpunt van de Unie.
3. Bij de vervulling van zijn ambt wordt de hoge vertegenwoordiger bijgestaan door een Europese dienst voor extern optreden. Deze dienst werkt samen met de diplomatieke diensten van de lidstaten en is samengesteld uit ambtenaren uit de bevoegde diensten van het secretariaat-generaal van de Raad, van de Commissie en uit door de nationale diplomatieke diensten gedetacheerde personeelsleden. De inrichting en de werking van de Europese dienst voor extern optreden worden vastgesteld bij een besluit van de Raad. De Raad besluit op voorstel van de hoge vertegenwoordiger, na raadpleging van het Europees Parlement en na de instemming van de Commissie."
31) Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
a) in lid 1 worden de eerste twee zinnen vervangen door: "Wanneer een internationale situatie een operationeel optreden van de Unie vereist, neemt de Raad de nodige besluiten."
b) lid 2 wordt de tweede alinea van lid 1, en de volgende leden worden dienovereenkomstig hernummerd. In de eerste zin, wordt "…van een gemeenschappelijk optreden…" vervangen door "...van een dergelijk besluit…", en wordt "…van dat optreden…" vervangen door "….van dat besluit…". De laatste zin wordt geschrapt;
c) in lid 3, hernummerd tot 2, wordt "…gemeenschappelijk optreden..." vervangen door "…in lid 1 bedoeld besluit…";
d) het huidige lid 4, hernummerd tot 3, wordt geschrapt en de daaropvolgende leden worden hernummerd;
e) in lid 5, hernummerd tot 3, worden in de eerste zin de woorden "…op grond van een gemeenschappelijk optreden…" vervangen door "…op grond van een besluit in de zin van lid 1…" en de woorden "…wordt daarvan op een zodanig tijdstip kennis gegeven…" door "…wordt daarvan door de betrokken lidstaat op een zodanig tijdstip kennis gegeven…";
f) in lid 6, hernummerd tot 4, worden in de eerste zin de woorden "…bij gebreke van een besluit van de Raad…" vervangen door "…bij gebreke van een herziening, als bedoeld in lid 1, van het besluit van de Raad…" en de woorden "…van het gemeenschappelijk optreden." door "…van dat besluit.";
g) in lid 7, hernummerd tot 5, wordt in de eerste zin "gemeenschappelijk optreden" vervangen door "in dit artikel bedoeld besluit" en wordt in de tweede zin "gemeenschappelijk optreden" vervangen door "in lid 1 bedoelde besluit".
32) In artikel 15 wordt "De Raad neemt gemeenschappelijke standpunten aan. In de gemeen- schappelijke standpunten wordt..." vervangen door "Xx Xxxx stelt besluiten vast waarin..."; in de tweede zin wordt "gemeenschappelijke standpunten" vervangen door "standpunten van de Unie".
33) Een artikel 15 bis wordt ingevoegd, dat de tekst van artikel 22 herneemt, met de volgende wijzigingen:
a) in lid 1 worden de woorden "Iedere lidstaat of de Commissie kan...aan de Raad voorleggen..." vervangen door "Iedere lidstaat, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse zaken en Veiligheidsbeleid, of de hoge vertegenwoordiger met de steun van de Commissie, kan... aan de Raad voorleggen..." en de woorden "...voorstellen voorleggen..." door "…voorstellen indienen respectievelijk initiatieven voorleggen."
b) in lid 2 worden de woorden "…roept het voorzitterschap…" vervangen door "…roept de hoge vertegenwoordiger…", en de woorden "hetzij op verzoek van de Commissie of van een lidstaat…" door "hetzij op verzoek van een lidstaat..";
34) Artikel 15 ter wordt ingevoegd, waarin de tekst van artikel 23 hernomen wordt, met de volgende wijzigingen:
a) in lid 1 wordt de eerste alinea vervangen door: "In het kader van dit artikel worden besluiten door de Europese Raad en de Raad met eenparigheid van stemmen genomen, tenzij in dit hoofdstuk anders is bepaald. Wetgevingshandelingen kunnen in dezen niet worden vastgesteld."; de laatste zin van de tweede alinea wordt vervangen door: "Indien de leden van de Raad die hun onthouding op deze wijze toelichten, ten minste een derde van de lidstaten vertegenwoordigen en de totale bevolking van de door hen vertegenwoordigde lidstaten ten minste een derde van de totale bevolking van de Unie uitmaakt, wordt het besluit niet vastgesteld."
b) lid 2 wordt als volgt gewijzigd:
i) het eerste streepje wordt vervangen door de volgende twee streepjes:
"- wanneer hij een besluit vaststelt dat een optreden of een standpunt van de Unie bepaalt op grond van een besluit van de Europese Raad met betrekking tot de strategische belangen en doelstellingen van de Unie in de zin van artikel 10 B, lid 1;
- wanneer hij een besluit vaststelt dat een optreden of een standpunt van de Unie bepaalt, op voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, dat wordt voorgelegd naar aanleiding van een specifiek verzoek dat de Europese Raad op eigen initiatief of op initiatief van de hoge vertegenwoordiger tot hem heeft gericht;
ii) in het tweede streepje, thans het derde streepje, wordt "… een gemeenschappelijk optreden of een gemeenschappelijk standpunt" vervangen door "…een besluit dat een optreden of een standpunt van de Unie bepaalt,";
iii) in de eerste zin van de tweede alinea wordt "belangrijke" vervangen door "vitale"; de laatste zin wordt vervangen door: "De hoge vertegenwoordiger tracht in nauw overleg met de betrokken lidstaat een aanvaardbare oplossing te bereiken. Indien dit niet tot resultaat leidt, kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen verlangen dat de aangelegenheid wordt voorgelegd aan de Europese Raad, die met eenparigheid van stemmen een besluit vaststelt.";
iv) de derde alinea wordt vervangen door een nieuw lid 3, de laatste alinea wordt lid 4, en lid 3 wordt lid 5:
"3. De Europese Raad kan met eenparigheid van stemmen bij besluit bepalen dat de Raad in andere dan de in lid 2 genoemde gevallen met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit."
c) in het nieuwe lid 4 wordt "Dit lid is niet van toepassing op …" vervangen door "De leden 2 en 3 zijn niet van toepassing op …".
35) Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
a) de woorden "… wederzijdse informatie en …" worden geschrapt, "in de Raad" wordt vervangen door "in de Europese Raad en in de Raad", en "… opdat de invloed van de Unie zo doeltreffend mogelijk wordt uitgeoefend door middel van een onderling afgestemd en convergent optreden" wordt vervangen door "... teneinde een gemeen- schappelijke aanpak te bepalen."
b) de volgende tekst wordt na de eerste zin toegevoegd "Iedere lidstaat overlegt met de andere lidstaten in de Europese Raad of in de Raad alvorens internationaal op te treden of verbintenissen aan te gaan die gevolgen kunnen hebben voor de belangen van de Unie. De lidstaten dragen er door onderlinge afstemming van hun optreden zorg voor dat de Unie haar belangen en haar waarden op het internationale toneel kan doen gelden. De lidstaten zijn onderling solidair.";
c) de volgende twee alinea's worden toegevoegd:
"Wanneer de Europese Raad of de Raad een gemeenschappelijke aanpak van de Unie in de zin van de eerste alinea heeft bepaald, coördineren de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de ministers van Buitenlandse Zaken van de lidstaten hun activiteiten in de Raad.
De diplomatieke missies van de lidstaten en de delegaties van de Unie in derde landen en bij internationale organisaties werken samen en dragen bij tot de formulering en de uitvoering van de gemeenschappelijke aanpak."
36) De tekst van artikel 17 wordt artikel 28 A, met de hieronder in punt 49) opgenomen wijzigingen.
37) Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
a) de leden 1 tot en met 4 worden geschrapt.
b) in lid 5, dat nu ongenummerd is, wordt "… telkens wanneer hij het nodig acht..." vervangen door "… op voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid…", en de volgende zin wordt toegevoegd: "De speciale vertegenwoordiger voert zijn mandaat uit onder het gezag van de hoge vertegenwoordiger."
38) Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
a) in lid 1, eerste en tweede alinea, wordt "… gemeenschappelijke standpunten …" vervangen door "… standpunten van de Unie", en aan het eind van de eerste alinea wordt de volgende zin toegevoegd: "De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid organiseert de coördinatie".
b) lid 2 wordt als volgt gewijzigd:
i) in de eerste alinea worden de woorden "Onverminderd het bepaalde in lid 1 en in artikel 14, lid 3" vervangen door "Overeenkomstig artikel 11, lid 3" en worden de woorden "en de hoge vertegenwoordiger" ingevoegd na "… de niet vertegen- woordigde lidstaten...";
ii) in de eerste zin van de tweede alinea wordt "en de hoge vertegenwoordiger" ingevoegd na "... de overige lidstaten…"; in de tweede zin wordt "permanent" geschrapt en wordt "…dragen er bij de uitoefening van hun functie zorg voor de standpunten...te verdedigen." vervangen door "verdedigen bij de uitoefening van hun functie de standpunten...";
iii) de volgende nieuwe derde alinea wordt toegevoegd:
"Wanneer de Unie een standpunt over een thema op de agenda van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft bepaald, doen de lidstaten die daarin zitting hebben, het verzoek dat de hoge vertegenwoordiger wordt uitgenodigd om het standpunt van de Unie uiteen te zetten."
39) Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
a) in de eerste alinea worden de woorden "delegaties van de Commissie" vervangen door "delegaties van de Unie", en "… de door de Raad vastgestelde gemeenschappelijke standpunten en gemeenschappelijke optredens..." vervangen door "…de krachtens dit hoofdstuk vastgestelde besluiten die standpunten en optredens van de Unie bepalen...";
b) in de tweede alinea wordt "…inlichtingen uit te wisselen, gezamenlijke evaluaties te verrichten…" vervangen door "…inlichtingen uit te wisselen en gezamenlijke evaluaties te verrichten." en wordt "…en bij te dragen aan de tenuitvoerlegging van het bepaalde in artikel 20 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap." geschrapt.
c) de volgende nieuwe alinea wordt toegevoegd:
"Zij dragen bij tot de uitvoering van het recht op bescherming van de burgers van de Unie op het grondgebied van derde landen bedoeld in artikel 17, lid 2, onder c) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, alsmede van de overeenkomstig artikel 20 van dat Verdrag vastgestelde maatregelen."
40) Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
a) De eerste alinea wordt vervangen door:
"De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid raadpleegt het Europees Parlement regelmatig over de voornaamste aspecten en de fundamentele keuzen op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid en informeert het over de ontwikkeling van de beleidsmaatregelen. Hij ziet erop toe dat de opvattingen van het Europees Parlement naar behoren in aanmerking worden genomen. Bij de informatieverstrekking aan het Europees Parlement kunnen de speciale vertegen- woordigers worden ingeschakeld."
b) in de eerste zin van de tweede alinea wordt "of de hoge vertegenwoordiger" ingevoegd na "de Raad"; in de tweede zin wordt "ieder jaar" vervangen door "twee maal per jaar" en aan het einde wordt "met inbegrip van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid" ingevoegd.
41) Artikel 22 wordt artikel 15 bis; het wordt gewijzigd zoals aangegeven onder punt 33).
42) Artikel 23 wordt artikel 15 ter; het wordt gewijzigd zoals aangegeven onder punt 34).
43) Artikel 24 wordt vervangen door:
"ARTIKEL 24
De Unie kan met één of meer staten of internationale organisaties overeenkomsten sluiten op de gebieden die onder dit hoofdstuk vallen."
44) Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
a) in de eerste zin van de eerste alinea wordt de vermelding van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vervangen door een vermelding van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en worden de woorden "of van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid" ingevoegd na "op verzoek van de Raad"; in de tweede zin wordt "… onverminderd de bevoegdheden van het voorzitterschap en van de Commissie" vervangen door "onverminderd de bevoegdheden van de hoge vertegenwoordiger.";
b) de tweede alinea wordt vervangen door: "In het kader van dit hoofdstuk is het politiek en veiligheidscomité onder verantwoordelijkheid van de Raad en van de hoge vertegen- woordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid belast met de politieke controle en de strategische leiding van crisisbeheersingsoperaties bedoeld in artikel 28 B."
c) in de derde alinea wordt ", onverminderd artikel 47" geschrapt.
45) De artikelen 26 en 27 worden geschrapt. De artikelen 25 bis en 25 ter worden ingevoegd; artikel 25 ter vervangt artikel 47:
"ARTIKEL 25 bis
Overeenkomstig artikel 16 B van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en in afwijking van lid 2 daarvan stelt de Raad een besluit vast inzake de voorschriften betreffende de bescherming van natuurlijke personen ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens door lidstaten, bij de uitoefening van activiteiten die binnen het toepassingsgebied van dit hoofdstuk vallen, alsmede de voorschriften betreffende het vrij verkeer van die gegevens. Op de naleving van deze voorschriften wordt toezicht uitgeoefend door onafhankelijke autoriteiten.
ARTIKEL 25 ter
De uitvoering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid heeft geen gevolgen voor de toepassing van de procedures en de respectieve omvang van de bevoegdheden van de instellingen waarin de Verdragen voorzien voor de uitoefening van de in de artikelen 2 B tot en met 2 E van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bedoelde bevoegdheden van de Europese Unie.
Evenmin heeft de uitvoering van de in deze artikelen bedoelde beleidsonderdelen gevolgen voor de toepassing van de procedures en de respectieve omvang van de bevoegdheden van de instellingen waarin de Verdragen voorzien voor de uitoefening van de bevoegdheden van de Unie op grond van dit hoofdstuk."
46) De artikelen 27 A tot en met 27 E, die betrekking hebben op de nauwere samenwerking, worden, overeenkomstig punt 22), vervangen door artikel 10.
47) Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
a) lid 1 wordt geschrapt en de daaropvolgende leden worden hernummerd; in het gehele artikel worden de woorden "de Europese Gemeenschappen" vervangen door "de Unie."
b) in lid 2, hernummerd tot 1, wordt "… de bepalingen betreffende het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid" vervangen door "… de uitvoering van dit hoofdstuk";
c) in lid 3, hernummerd tot 2, eerste alinea, wordt "… uitvoering van die bepalingen" vervangen door "… uitvoering van dit hoofdstuk";
d) het volgende lid 3 wordt toegevoegd; lid 4 wordt geschrapt:
"3. De Raad stelt bij besluit bijzondere procedures vast die waarborgen dat de op de begroting van de Unie opgevoerde kredieten voor de dringende financiering van initiatieven in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, met name voor de voorbereiding van de in artikel 28 A, lid 1, en artikel 28 B bedoelde missies, snel beschikbaar komen. De Raad besluit na raadpleging van het Europees Parlement.
De voorbereiding van de in artikel 28 A, lid 1, en artikel 28 B bedoelde missies die niet ten laste komen van de begroting van de Unie, wordt gefinancierd uit een startfonds, gevormd door bijdragen van de lidstaten.
De Raad neemt, op voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, met gekwalificeerde meerderheid de besluiten aan betreffende
a) de instelling en vorming van het startfonds, met name ten aanzien van de in het fonds gestorte middelen;
b) het beheer van het startfonds;
c) de financiële controle.
Wanneer een overeenkomstig artikel 28 A, lid 1, en artikel 28 B voorgenomen missie niet ten laste van de begroting van de Unie kan worden gebracht, machtigt de Raad de hoge vertegenwoordiger om dit fonds te gebruiken. De hoge vertegenwoordiger brengt de Raad verslag uit over de uitvoering van deze opdracht."
GEMEENSCHAPPELIJK VEILIGHEIDS- EN DEFENSIEBELEID
48) De volgende afdeling wordt ingevoegd:
"AFDELING 2
BEPALINGEN INZAKE HET GEMEENSCHAPPELIJK VEILIGHEIDS- EN DEFENSIEBELEID
49) Artikel 17 wordt artikel 28 A, met de volgende wijzigingen:
a) het volgende lid 1 wordt ingevoegd; het daaropvolgende lid wordt lid 2:
"1. Het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid is een integrerend deel van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Het voorziet de Unie van een operationeel vermogen dat op civiele en militaire middelen steunt. De Unie kan daarvan gebruik maken voor missies buiten het grondgebied van de Unie met het oog op vredeshandhaving, conflictpreventie en versterking van de internationale veiligheid overeenkomstig de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties. De uitvoering van deze taken berust op de door de lidstaten beschikbaar gestelde vermogens."
b) lid 1 wordt lid 2 en wordt als volgt gewijzigd:
i) De eerste alinea wordt vervangen door:
"2. Het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid omvat de geleidelijke bepaling van een gemeenschappelijk defensiebeleid van de Unie. Dit zal tot een gemeenschappelijke defensie leiden zodra de Europese Raad met eenparigheid van stemmen daartoe besluit. In dat geval beveelt hij de lidstaten aan een daartoe strekkend besluit aan te nemen overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen."
ii) in de tweede alinea wordt "overeenkomstig dit artikel" vervangen door "overeenkomstig deze afdeling";
iii) de derde alinea wordt geschrapt.
c) de huidige leden 2, 3, 4 en 5 worden hernummerd en vervangen door de volgende leden 3 tot en met 7;
"3. De lidstaten stellen civiele en militaire vermogens ter beschikking van de Unie voor de uitvoering van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, om zodoende bij te dragen aan het bereiken van de door de Raad bepaalde doelstellingen. Lidstaten die onderling multinationale troepenmachten vormen, kunnen deze troepenmachten tevens ter beschikking van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid stellen.
De lidstaten verbinden zich ertoe hun militaire vermogens geleidelijk te verbeteren. Er wordt een agentschap op het gebied van de ontwikkeling van defensievermogens, onderzoek, aankopen en bewapening (hierna genoemd: "het Europees Defensieagentschap") opgericht, dat de operationele behoeften bepaalt, maatregelen bevordert om in die behoeften te voorzien, bijdraagt tot de vaststelling en, in voorkomend geval, tot de uitvoering van alle nuttige maatregelen om de industriële en technologische basis van de defensiesector te versterken, deelneemt aan het bepalen van een Europees beleid inzake vermogens en bewapening, en de Raad bijstaat om de verbetering van de militaire vermogens te evalueren.
4. Besluiten betreffende het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, waaronder begrepen het opzetten van een missie als bedoeld in dit artikel, worden op voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid of op initiatief van een lidstaat door de Raad met eenparigheid van stemmen vastgesteld. De hoge vertegenwoordiger kan, in voorkomend geval samen met de Commissie, voorstellen om gebruik te maken van nationale middelen en van instrumenten van de Unie.
5. De Raad kan de uitvoering van een missie in het kader van de Unie toevertrouwen aan een groep lidstaten, teneinde de waarden van de Unie te beschermen en haar belangen te dienen. De uitvoering van een dergelijke missie wordt beheerst door artikel 28 C.
6. De lidstaten waarvan de militaire vermogens voldoen aan strengere criteria en die terzake verdergaande verbintenissen zijn aangegaan met het oog op de uitvoering van de meest veeleisende taken, stellen in het kader van de Unie een permanente gestructureerde samenwerking in. Deze samenwerking wordt beheerst door artikel 28 E. Zij laat de bepalingen van artikel 28 B onverlet.
7. Indien een lidstaat op zijn grondgebied gewapenderhand wordt aangevallen, rust op de overige lidstaten de plicht deze lidstaat met alle middelen waarover zij beschikken hulp en bijstand te verlenen overeenkomstig artikel 51 van het Handvest van de Verenigde Naties. Dit laat het specifieke karakter van het veiligheids- en defensiebeleid van bepaalde lidstaten onverlet.
De verbintenissen en de samenwerking op dit gebied blijven in overeenstemming met de in het kader van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie aangegane verbintenissen, die voor de lidstaten die er lid van zijn, de grondslag en het instrument van hun collectieve defensie blijft."
50) De volgende artikelen 28 B tot en met 28 E worden ingevoegd:
"ARTIKEL 28 B
1. De in artikel 28 A, lid 1, bedoelde missies, waarbij de Unie civiele en militaire middelen kan inzetten, omvatten gezamenlijke ontwapeningsacties, humanitaire en reddingsmissies, advies en bijstand op militair gebied, conflictpreventie en vredeshandhaving, missies van strijdkrachten met het oog op crisisbeheersing, daaronder begrepen vredestichting, alsmede stabiliseringsoperaties na afloop van conflicten. Al deze taken kunnen bijdragen aan de strijd tegen het terrorisme, ook door middel van steun aan derde landen om het terrorisme op hun grondgebied te bestrijden.
2. De Raad regelt bij besluit de in lid 1 bedoelde missies en stelt doel en reikwijdte ervan vast, alsmede de algemene voorschriften voor de uitvoering ervan. De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid draagt onder gezag van de Raad en in nauw en voortdurend contact met het politiek en veiligheidscomité zorg voor de coördinatie van de civiele en militaire aspecten van deze missies.
ARTIKEL 28 C
1. In het kader van de overeenkomstig artikel 28 B vastgestelde besluiten kan de Raad de uitvoering van een missie toevertrouwen aan een groep lidstaten die dat willen en die over de nodige vermogens voor een dergelijke missie beschikken. Deze lidstaten regelen in samenspraak met de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid onderling het beheer van de missie.
2. De lidstaten die aan de missie deelnemen, brengen de Raad regelmatig op eigen initiatief of op verzoek van een andere lidstaat op de hoogte van het verloop van de missie. De deelnemende lidstaten wenden zich onverwijld tot de Raad indien de uitvoering van de missie zwaarwegende gevolgen met zich meebrengt of een wijziging vereist van de doelstelling, de reikwijdte of de uitvoeringsbepalingen van de missie, zoals vastgesteld bij de in lid 1 bedoelde besluiten. In dat geval stelt de Raad de nodige besluiten vast.
ARTIKEL 28 D
1. Het in artikel 28 A, lid 3, bedoelde Europees Defensieagentschap, dat onder het gezag van de Raad ressorteert, heeft tot taak:
a) de na te streven militaire vermogens van de lidstaten te helpen bepalen en de nakoming van de door de lidstaten aangegane verbintenissen inzake vermogens te evalueren;
b) het harmoniseren van de operationele behoeften en het hanteren van doelmatige en onderling verenigbare aankoopmethoden te bevorderen;
c) multilaterale projecten voor te stellen die erop gericht zijn de doelstellingen met betrekking tot militaire vermogens te verwezenlijken, de door de lidstaten uit te voeren programma's te coördineren en samenwerkingsprogramma's te beheren;
d) het onderzoek inzake defensietechnologie te ondersteunen, alsmede gezamenlijk onderzoek naar en studie van technische oplossingen die voldoen aan toekomstige operationele behoeften, te coördineren en te plannen;
e) bij te dragen aan het bepalen en in voorkomend geval uitvoeren van alle nuttige maatregelen om de industriële en technologische basis van de defensiesector te versterken en de doelmatigheid van de militaire uitgaven te verbeteren.
2. Het Europees Defensieagentschap staat open voor alle lidstaten die daarvan deel wensen uit te maken. De Raad stelt met gekwalificeerde meerderheid een besluit vast houdende vastlegging van het statuut, de zetel en de voorschriften voor de werking van het Agentschap. In dat besluit wordt rekening gehouden met de mate van werkelijke deelneming aan de activiteiten van het Agentschap. Binnen het Agentschap worden specifieke groepen lidstaten gevormd die gezamenlijke projecten uitvoeren. Het Agentschap vervult zijn taken voor zover nodig in overleg met de Commissie.
ARTIKEL 28 E
1. De lidstaten die wensen deel te nemen aan de in artikel 28 A, lid 6, bedoelde permanente gestructureerde samenwerking, die voldoen aan de criteria en die de verbintenissen inzake militaire vermogens als vermeld in het Protocol betreffende permanente gestructureerde samenwerking onderschrijven, stellen de Raad en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid in kennis van hun voornemen.
2. Binnen drie maanden na de in lid 1 bedoelde kennisgeving stelt de Raad een besluit tot instelling van de permanente gestructureerde samenwerking en tot opstelling van de lijst van deelnemers vast. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, na raadpleging van de hoge vertegenwoordiger.
3. Iedere lidstaat die in een later stadium aan de permanente gestructureerde samenwerking wenst deel te nemen, stelt de Raad en de hoge vertegenwoordiger van zijn voornemen in kennis.
De Raad stelt een besluit vast houdende bevestiging van de deelneming van de betrokken lidstaat die aan de criteria voldoet en de verbintenissen onderschrijft als bedoeld in de artikelen 1 en 2 van het protocol betreffende permanente gestructureerde samenwerking. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, na raadpleging van de hoge vertegenwoordiger. Aan de stemming wordt alleen deelgenomen door de leden van de Raad die de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen.
De gekwalificeerde meerderheid wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 205, lid 3, onder a) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
4. Indien een deelnemende lidstaat niet langer aan de criteria voldoet of zich niet langer kan houden aan de verbintenissen als bedoeld in de artikelen 1 en 2 van het protocol betreffende permanente gestructureerde samenwerking, kan de Raad een besluit tot schorsing van de deelneming van deze lidstaat vaststellen.
De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. Aan de stemming wordt alleen deelgenomen door de leden van de Raad die de deelnemende lidstaten vertegen- woordigen, met uitzondering van de betrokken lidstaat.
De gekwalificeerde meerderheid wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 205, lid 3, onder a) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
5. Indien een lidstaat zijn deelneming aan de permanente gestructureerde samenwerking wenst te beëindigen, geeft hij daarvan kennis aan de Raad, die er akte van neemt dat de deelneming van de betrokken lidstaat afloopt.
6. Andere dan de in de leden 2 tot en met 5 bedoelde besluiten en aanbevelingen van de Raad in het kader van de gestructureerde samenwerking worden met eenparigheid van stemmen vastgesteld. Voor de toepassing van dit lid wordt eenparigheid van stemmen alleen door de stemmen van de vertegenwoordigers van de deelnemende lidstaten gevormd."
51) De artikelen 29 tot en met 39 van titel VI, die betrekking hebben op de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, worden vervangen door de bepalingen van titel IV, derde deel, hoofdstukken 1, 4 en 5 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Zoals aangegeven in artikel 2, punten 64), 67) en 68) van het onderhavige Verdrag, wordt artikel 29 vervangen door artikel 61 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, wordt artikel 30 vervangen door de artikelen 69 F en 69 G van dat Verdrag, wordt artikel 31 vervangen door de artikelen 69 A, 69 B en 69 D van dat Verdrag, wordt artikel 32 vervangen door 69 H van dat Verdrag, wordt artikel 33 vervangen door artikel 61 E van dat Verdrag en wordt artikel 36 vervangen door artikel 61 D van dat Verdrag.. Het opschrift van de titel wordt geschrapt en het nummer wordt dat van de titel inzake de slotbepalingen.
52) De artikelen 40 tot en met 40 B van titel VI en de artikelen 43 tot en met 45 van titel VII, die betrekking hebben op de nauwere samenwerking, worden, overeenkomstig punt 22), vervangen door artikel 10, en titel VII wordt geschrapt.
53) De artikelen 41 en 42 worden ingetrokken.
SLOTBEPALINGEN
54) Titel VIII met de slotbepalingen wordt titel VI; deze titel en de artikelen 48, 49 en 53 worden gewijzigd als respectievelijk aangegeven in de volgende punten 56), 57) en 61). Artikel 47 wordt vervangen door artikel 25 ter, zoals aangegeven in punt 45); de artikelen 46 en 50 worden ingetrokken.
55) Het volgende artikel 46 A wordt ingevoegd:
"ARTIKEL 46 A
De Unie bezit rechtspersoonlijkheid."
56) Artikel 48 wordt vervangen door de volgende tekst;
"ARTIKEL 48
"1. De Verdragen kunnen worden gewijzigd volgens een gewone herzieningsprocedure. Zij kunnen ook worden gewijzigd volgens vereenvoudigde herzieningsprocedures.
Gewone herzieningsprocedure
2. De regering van iedere lidstaat, het Europees Parlement en de Commissie kunnen de Raad ontwerpen tot herziening van de Verdragen voorleggen. Die ontwerpen kunnen, onder andere, de door de Verdragen aan de Unie toegedeelde bevoegdheden uitbreiden of beperken. Zij worden door de Raad aan de Europese Raad toegezonden en worden ter kennis van de nationale parlementen gebracht.
3. Indien de Europese Raad, na raadpleging van het Europees Parlement en van de Commissie, met gewone meerderheid van stemmen besluit dat de voorgestelde wijzigingen worden besproken, roept de voorzitter van de Europese Raad een Conventie bijeen die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de nationale parlementen, van de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten, van het Europees Parlement en van de Commissie. Ook de Europese Centrale Bank wordt geraadpleegd in geval van institutionele wijzigingen op monetair gebied. De Conventie beziet de ontwerpen tot herziening en neemt bij consensus een aanbeveling aan ten behoeve van een Conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, als bepaald in lid 4.
De Europese Raad kan met gewone meerderheid van stemmen, na goedkeuring door het Europees Parlement, besluiten geen Conventie bijeen te roepen indien de reikwijdte van de wijzigingen bijeenroeping niet rechtvaardigt. In dit laatste geval stelt de Europese Raad het mandaat van een Conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten vast.
4. Een Conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten wordt door de voorzitter van de Raad bijeengeroepen, teneinde in onderlinge overeenstemming de in de Verdragen aan te brengen wijzigingen vast te stellen.
De wijzigingen treden in werking nadat zij door alle lidstaten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen zijn bekrachtigd.
5. Indien vier vijfde van de lidstaten een verdrag houdende wijziging van de Verdragen twee jaar na de ondertekening ervan hebben bekrachtigd en een of meer lidstaten moeilijk- heden bij de bekrachtiging hebben ondervonden, bespreekt de Europese Raad de kwestie.
Vereenvoudigde herzieningsprocedures
6. De regering van een lidstaat, het Europees Parlement en de Commissie kunnen de Europese Raad ontwerpen tot gehele of gedeeltelijke herziening van de bepalingen van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie over het intern beleid en optreden van de Unie voorleggen.
De Europese Raad kan een besluit nemen tot gehele of gedeeltelijke wijziging van de bepalingen van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De Europese Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement en van de Commissie alsmede van de Europese Centrale Bank in geval van institutionele wijzigingen op monetair gebied. Dit besluit treedt pas in werking na door de lidstaten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen te zijn goedgekeurd.
Het in de tweede alinea bedoelde besluit kan geen uitbreiding van de door de Verdragen aan de Unie toegedeelde bevoegdheden inhouden.
7. Indien het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie of titel V van het onderhavige Verdrag voorschrijft dat de Raad op een bepaald gebied of in een bepaald geval met eenparigheid van stemmen besluit, kan de Europese Raad bij besluit bepalen dat de Raad op dat gebied of in dat geval met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit. Deze alinea is niet van toepassing op besluiten die gevolgen hebben op militair of defensiegebied.
Indien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voorschrijft dat wetgevingshandelingen door de Raad volgens een bijzondere wetgevingsprocedure worden vastgesteld, kan de Europese Raad bij besluit bepalen dat die wetgevingshandelingen volgens de gewone wetgevingsprocedure worden vastgesteld.
Ieder initiatief van de Europese Raad op grond van de eerste of de tweede alinea wordt aan de nationale parlementen toegezonden. Indien binnen een termijn van zes maanden na die toezending door een nationaal parlement bezwaar wordt aangetekend, is het in de eerste of de tweede alinea bedoelde besluit niet vastgesteld. Indien geen bezwaar wordt aangetekend, kan de Europese Raad dat besluit vaststellen.
Voor de vaststelling van de in de eerste en de tweede alinea bedoelde besluiten, besluit de Europese Raad met eenparigheid van stemmen, na goedkeuring door het Europees Parlement, dat zich uitspreekt bij meerderheid van zijn leden.
57) Artikel 49, eerste alinea, wordt als volgt gewijzigd:
a) in de eerste zin wordt "… de in artikel 6, lid 1, genoemde beginselen in acht neemt, kan verzoeken.." vervangen door "… die de in artikel 1 bis bedoelde waarden eerbiedigt en zich ertoe verbindt deze uit te dragen, kan verzoeken…";
b) in de tweede zin wordt "Hij richt zijn verzoek tot de Raad, die besluit met eenparigheid van stemmen..." vervangen door "Het Europees Parlement en de nationale parlementen worden van dit verzoek in kennis gesteld. De verzoekende staat richt zijn verzoek tot de Raad, die zich met eenparigheid van stemmen uitspreekt…"; "instemming" wordt vervangen door "goedkeuring" en "volstrekte" wordt geschrapt.
c) Aan het einde van de alinea wordt de volgende nieuwe zin toegevoegd: "Er wordt rekening gehouden met de door de Europese Raad overeengekomen criteria voor toetreding."
58) Het volgende artikel 49 A wordt ingevoegd:
"ARTIKEL 49 A
1. Een lidstaat kan overeenkomstig zijn grondwettelijke bepalingen besluiten zich uit de Unie terug te trekken.
2. De lidstaat die besluit zich terug te trekken, geeft kennis van zijn voornemen aan de Europese Raad. In het licht van de richtsnoeren van de Europese Raad sluit de Unie na onderhandelingen met deze staat een akkoord over de voorwaarden voor zijn terugtrekking, waarbij rekening wordt gehouden met het kader van de toekomstige betrekkingen van die staat met de Unie. Over dat akkoord wordt onderhandeld overeenkomstig artikel 188 N, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het akkoord wordt namens de Unie gesloten door de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, na goedkeuring door het Europees Parlement.
3. De Verdragen zijn niet meer van toepassing op de betrokken staat met ingang van de datum van inwerkingtreding van het terugtrekkingsakkoord of, bij gebreke daarvan, na verloop van twee jaar na de in lid 2 bedoelde kennisgeving, tenzij de Europese Raad met instemming van de betrokken lidstaat met eenparigheid van stemmen tot verlenging van deze termijn besluit.
4. Voor de toepassing van de leden 2 en 3 nemen het lid van de Europese Raad en het lid van de Raad die de zich terugtrekkende lidstaat vertegenwoordigen, niet deel aan de beraadslagingen of aan de besluiten van de Europese Raad en van de Raad die hem betreffen.
De gekwalificeerde meerderheid wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 205, lid 3, onder b) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
5. Indien een lidstaat die zich uit de Unie heeft teruggetrokken, opnieuw om het lidmaatschap verzoekt, is op zijn verzoek de procedure van artikel 49 van toepassing.
59) Het volgende artikel 49 B wordt ingevoegd:
"ARTIKEL 49 B
De protocollen en bijlagen bij de Verdragen maken een integrerend deel daarvan uit."
60) Het volgende artikel 49 C wordt ingevoegd:
"ARTIKEL 49 C
1. De Verdragen zijn van toepassing op het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord- Ierland.
2. Het territoriale toepassingsgebied van de Verdragen wordt omschreven in artikel 311 bis van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie."
61) Artikel 53 wordt als volgt gewijzigd:
a) de eerste alinea wordt lid 1, de lijst van talen wordt aangevuld met de in de tweede alinea van het huidige artikel 53 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vermelde talen en de tweede alinea wordt geschrapt;
b) een nieuw lid 2 wordt toegevoegd:
"2. Dit Verdrag kan ook worden vertaald in andere talen die door de lidstaten zijn gekozen uit de talen die overeenkomstig hun constitutionele bestel op hun gehele grondgebied of een deel daarvan als officiële taal gelden. Van dergelijke vertalingen wordt door de betrokken lidstaat een gewaarmerkt afschrift nedergelegd in de archieven van de Raad."
ARTIKEL 2
Het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap wordt gewijzigd overeenkomstig de bepalingen van dit artikel.
1) De titel van het Verdrag wordt: "Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie "
A. HORIZONTALE WIJZIGINGEN
2) In het hele Verdrag
a) worden "de Gemeenschap" en "de Europese Gemeenschap" vervangen door "de Unie", de woorden "van de Europese Gemeenschappen" of "van de EEG" door "van de Europese Unie" en het bijvoeglijk naamwoord "communautair" door "van de Unie", met uitzondering van artikel 299, lid 6, onder c), thans artikel 311 bis, lid 5, onder c). In artikel 136, eerste alinea, heeft de voorgaande wijziging uitsluitend betrekking op de vermelding “de Gemeenschap.”;
b) worden "dit Verdrag", "van dit Verdrag" en "in dit Verdrag" vervangen door respectievelijk "de Verdragen", "van de Verdragen" en "in de Verdragen", zo nodig met aanpassing van bijvoeglijk naamwoord en werkwoord; dit geldt niet voor artikel 121, lid 1, eerste alinea, thans artikel 121, lid 1, eerste alinea, hernummerd tot 117 bis, lid 1, eerste alinea, voor artikel 182, derde alinea, noch voor de artikelen 312 en 313;
c) worden de woorden "de Raad …volgens de procedure van artikel 251" vervangen door "het Europees Parlement en de Raad … volgens de gewone wetgevingsprocedure", en wordt "de procedure van artikel 251" vervangen door "de gewone wetgevingsprocedure"; al naargelang het geval wordt het werkwoord in het meervoud geplaatst.
d) wordt "met gekwalificeerde meerderheid van stemmen" geschrapt;
e) wordt "de Raad in de samenstelling van de staatshoofden en regeringsleiders" vervangen door "de Europese Raad";
f) wordt "instellingen of organen" en "instellingen en organen" vervangen door "instellingen, organen of instanties", behalve in artikel 193, eerste alinea;
g) wordt "gemeenschappelijke markt" vervangen door "interne markt";
h) wordt "ecu" vervangen door "euro";
i) wordt "lidstaten zonder derogatie" vervangen door "lidstaten die de euro als munt hebben";
j) wordt de afkorting "ECB" vervangen door "Europese Centrale Bank";
k) wordt "statuten van het ESCB" vervangen door "statuten van het ESCB en de ECB";
l) wordt "het in artikel 114 bedoelde Comité" vervangen door "het Economisch en Financieel Comité";
m) wordt "statuut van het Hof van Justitie" vervangen door "statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie";
n) wordt "Gerecht van eerste aanleg" vervangen door "Gerecht";
o) worden "rechterlijke kamer" en "rechterlijke kamers" vervangen door "gespecialiseerde rechtbank" en "gespecialiseerde rechtbanken".
3) In de volgende artikelen worden de woorden "met eenparigheid van stemmen” vervangen door “met eenparigheid van stemmen, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure", en wordt "op voorstel van de Commissie" geschrapt:
- artikel 13, thans 16 E, lid 1
- artikel 19, lid 1
- artikel 19, lid 2
- artikel 22, tweede alinea
- artikel 93
artikel 94, thans 95
artikel 104, lid 14, tweede alinea
artikel 175, lid 2, eerste alinea
4) In de volgende artikelen wordt "met gewone meerderheid" ingevoegd na "de Raad":
- artikel 130, eerste alinea
- artikel 144, eerste alinea
- artikel 208
- artikel 209
- artikel 213, laatste alinea, derde zin artikel 216
- artikel 284
5) In de volgende artikelen wordt "raadpleging van het Europees Parlement" vervangen door "goedkeuring door het Europees Parlement";
- artikel 13, thans 16 E, lid 1
- artikel 22, tweede alinea
6) In de volgende artikelen wordt "instelling" of "de instelling" vervangen door "instelling, orgaan of instantie" of "de instelling, het orgaan of de instantie";
- artikel 195, lid 1, tweede alinea
- artikel 232, tweede alinea
- artikel 233, eerste alinea
- artikel 234, onder b)
- artikel 255, lid 3, thans artikel 16 A, derde alinea
7) In de volgende artikelen worden "Hof van Justitie" en "Hof" vervangen door "Hof van Justitie van de Europese Unie":
artikel 83, lid 2, onder d)
artikel 88, lid 2, tweede alinea
artikel 95, thans 94, lid 9
artikel 195, lid 1
artikel 225 A, zesde xxxxxx artikel 226, tweede alinea artikel 227, eerste alinea
artikel 228, lid 1, eerste vermelding
artikel 229
artikel 229 A
artikel 230, eerste alinea artikel 231, eerste alinea artikel 232, eerste alinea artikel 233, eerste alinea
artikel 234, eerste alinea artikel 235
artikel 236
artikel 237, inleidende zin artikel 238
artikel 240
artikel 242
artikel 242
artikel 243
artikel 244
artikel 247, lid 9, thans lid 8 artikel 256, tweede alinea
In de volgende artikelen worden na het woord “Hof” de woorden “van Justitie” geschrapt:
- artikel 227, vierde xxxxxx
- artikel 228, lid 1, tweede vermelding
- artikel 230, derde alinea
- artikel 231, tweede alinea
- artikel 232, derde alinea
- artikel 234, tweede en derde alinea
- artikel 237, derde zin
- artikel 256, vierde alinea
8) In de volgende artikelen wordt de verwijzing naar een ander artikel van het Verdrag vervangen door de onderstaande verwijzing naar een artikel van het Verdrag betreffende de Europese Unie:
- artikel 21, derde alinea, thans vierde xxxxxx: verwijzing naar artikel 9 (eerste verwijzing) en naar artikel 53, lid 1 (tweede verwijzing)
- artikel 97 ter: verwijzing naar artikel 2
- artikel 98: verwijzing naar artikel 2 (eerste verwijzing)
- artikel 105, lid 1, tweede zin: verwijzing naar artikel 2
- artikel 125: verwijzing naar artikel 2
- artikel 215, derde alinea, thans vierde alinea: verwijzing naar artikel 9 D, lid 7, eerste alinea
9) In de Nederlandstalige versie van het Verdrag, in de volgende artikelen, worden de woorden “beschikking” of “beslissing” vervangen door “besluit” en de werkwoorden “beschikken” of “beslissen” door het werkwoord “besluiten” in de gepaste grammaticale vorm:
- Artikel 75, lid 4
- Artikel 76, lid 2, 2e alinea
- Artikel 85, lid 2
- Artikel 86, lid 3
- Artikel 88, lid 2 en lid 3
- Artikel 110
- Artikel 119, lid 2
B. SPECIFIEKE WIJZIGINGEN
PREAMBULE
10) In de tweede overweging wordt "landen" vervangen door "staten" en in de laatste overweging van de preambule wordt "HEBBEN BESLOTEN een EUROPESE GEMEENSCHAP op te richten en hebben... aangewezen" vervangen door "HEBBEN … AANGEWEZEN:"
GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN
11) De artikelen 1 en 2 worden geschrapt. Artikel 1 bis wordt ingevoegd:
"ARTIKEL 1 bis
1. Dit Verdrag regelt de werking van de Unie en bepaalt de gebieden, de afbakening en de voorwaarden van uitoefening van haar bevoegdheden.
2. Dit Verdrag en het Verdrag betreffende de Europese Unie vormen de verdragen waarop de Unie is gegrondvest. Deze twee verdragen, die dezelfde juridische waarde hebben, worden aangeduid met de term "de Verdragen".
CATEGORIEËN EN GEBIEDEN VAN BEVOEGDHEID
12) Een nieuwe titel I en de nieuwe artikelen 2 A tot en met 2 E worden ingevoegd:
"TITEL I
CATEGORIEËN EN GEBIEDEN VAN BEVOEGDHEDEN VAN DE UNIE
ARTIKEL 2 A
1. In de gevallen waarin bij de Verdragen op een bepaald gebied een exclusieve bevoegd- heid aan de Unie wordt toegedeeld, kan alleen de Unie wetgevend optreden en juridisch bindende handelingen vaststellen, en kunnen de lidstaten zulks slechts zelf doen als zij daartoe door de Unie gemachtigd zijn of ter uitvoering van de handelingen van de Unie.
2. In de gevallen waarin bij de Verdragen op een bepaald gebied een bevoegdheid aan de Unie wordt toegedeeld die zij met de lidstaten deelt, kunnen de Unie en de lidstaten wetgevend optreden en juridisch bindende handelingen vaststellen. De lidstaten oefenen hun bevoegdheid uit voor zover de Unie haar bevoegdheid niet heeft uitgeoefend. De lidstaten oefenen hun bevoegdheid weer uit voor zover de Unie besloten heeft haar bevoegdheid niet meer uit te oefenen.
3. De lidstaten coördineren hun economisch en werkgelegenheidsbeleid overeenkomstig de in dit Verdrag gestelde nadere regels, die de Unie bevoegd is vast te stellen.
4. De Unie is bevoegd om, overeenkomstig het Verdrag betreffende de Europese Unie, een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid te bepalen en te voeren, met inbegrip van de geleidelijke bepaling van een gemeenschappelijk defensiebeleid.
5. Op bepaalde gebieden en onder de bij de Verdragen gestelde voorwaarden is de Unie bevoegd om het optreden van de lidstaten te ondersteunen, te coördineren of aan te vullen, zonder evenwel de bevoegdheid van de lidstaten op die gebieden over te nemen.
De juridisch bindende handelingen van de Unie die op grond van de bepalingen van de Verdragen over die gebieden worden vastgesteld, kunnen generlei harmonisatie van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inhouden.
6. De omvang en de voorwaarden voor de uitoefening van de bevoegdheden van de Unie worden geregeld door de bepalingen van de Verdragen over ieder van die gebieden.
ARTIKEL 2 B
1. De Unie is exclusief bevoegd op de volgende gebieden:
a) de douane-unie;
b) de vaststelling van mededingingsregels die voor de werking van de interne markt nodig zijn;
c) het monetair beleid voor de lidstaten die de euro als munt hebben;
d) de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid;
e) de gemeenschappelijke handelspolitiek.
2. De Unie is tevens exclusief bevoegd een internationale overeenkomst te sluiten indien een wetgevingshandeling van de Unie in die sluiting voorziet, indien die sluiting noodzakelijk is om de Unie in staat te stellen haar interne bevoegdheid uit te oefenen of indien die sluiting gevolgen kan hebben voor gemeenschappelijke regels of de strekking daarvan kan wijzigen.
ARTIKEL 2 C
1. De Unie heeft een met de lidstaten gedeelde bevoegdheid in de gevallen waarin haar in de Verdragen een bevoegdheid wordt toegedeeld die buiten de in de artikelen 2B en 2E bedoelde gebieden valt.
2. De gedeelde bevoegdheden van de Unie en de lidstaten betreffen in het bijzonder de volgende gebieden:
a) interne markt;
b) sociaal beleid, voor de in het onderhavige Verdrag genoemde aspecten;
c) economische, sociale en territoriale samenhang;
d) landbouw en visserij, met uitsluiting van de instandhouding van de biologische rijk- dommen van de zee;
e) milieu;
f) consumentenbescherming;
g) vervoer;
h) trans-Europese netwerken;
i) energie;
j) de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht;
k) gemeenschappelijke veiligheidsvraagstukken op het gebied van volksgezondheid, voor de in het onderhavige Verdrag genoemde aspecten.
3. Op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en de ruimte is de Unie bevoegd op te treden, en met name programma's vast te stellen en uit te voeren; de uitoefening van die bevoegdheid belet de lidstaten niet hun eigen bevoegdheid uit te oefenen.
4. Op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp is de Unie bevoegd op te treden en een gemeenschappelijk beleid te voeren; de uitoefening van die bevoegdheid belet de lidstaten niet hun eigen bevoegdheid uit te oefenen.
ARTIKEL 2 D
1. De lidstaten coördineren hun economisch beleid binnen de Unie. Daartoe stelt de Raad maatregelen vast, met name globale richtsnoeren voor dat beleid.
Voor de lidstaten die de euro als munt hebben, gelden bijzondere bepalingen.
2. De Unie neemt maatregelen om te zorgen voor de coördinatie van het werkgelegen- heidsbeleid van de lidstaten, met name door de richtsnoeren voor dat beleid te bepalen.
3. De Unie kan initiatieven nemen ter coördinatie van het sociaal beleid van de lidstaten.
ARTIKEL 2 E
De Unie is bevoegd om het optreden van de lidstaten te ondersteunen, te coördineren of aan te vullen. Dit geldt voor de volgende gebieden wat hun Europese dimensie betreft:
a) bescherming en verbetering van de volksgezondheid;
b) industrie;
c) cultuur;
d) toerisme;
e) onderwijs, beroepsopleiding, jongeren en sport;
f) civiele bescherming;
g) administratieve samenwerking."
ALGEMEEN TOEPASSELIJKE BEPALINGEN
13) Titel II en artikel 2 F worden ingevoegd:
"TITEL II
ALGEMEEN TOEPASSELIJKE BEPALINGEN
ARTIKEL 2 F
De Unie ziet toe op de samenhang tussen haar verschillende beleidsmaatregelen en optredens, rekening houdend met het geheel van haar doelstellingen en met inachtneming van het beginsel van bevoegdheidstoedeling."
14) Artikel 3, lid 1 wordt geschrapt. In lid 2 worden de woorden "in dit artikel bedoeld optreden" vervangen door "optreden"; dit lid wordt een alinea zonder nummer.
15) De tekst van artikel 4 wordt artikel 97 ter. Het wordt gewijzigd zoals aangegeven onder punt 85).
16) Artikel 5 wordt geschrapt; het wordt vervangen door artikel 3 ter van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
17) Artikel 5 bis wordt ingevoegd:
"ARTIKEL 5 bis
Bij de bepaling en de uitvoering van haar beleid en optreden houdt de Unie rekening met de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van een adequate sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting alsmede een hoog niveau van onderwijs, opleiding en bescherming van de volksgezondheid."
18) Artikel 5 ter wordt ingevoegd:
"ARTIKEL 5 TER
"Bij de bepaling en de uitvoering van haar beleid en optreden streeft de Unie naar bestrijding van iedere discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid."
19) In artikel 6 worden de woorden "als bedoeld in artikel 3" geschrapt.
20) Artikel 6 bis wordt ingevoegd, met de tekst van artikel 153, lid 2..
21) Artikel 6 ter wordt ingevoegd, met de tekst van het dispositief van het protocol betreffende de bescherming en het welzijn van dieren; "visserij" wordt ingevoegd na "landbouw", "onderzoek" wordt vervangen door "onderzoek, technologische ontwikkeling en de ruimte", en "als wezens met gevoel" wordt ingevoegd na "welzijn van dieren."
22) De artikelen 7 tot en met 10 worden geschrapt. De artikelen 11 en 11 A worden vervangen door artikel 10 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en door de artikelen 280 A tot en met 280 I van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, zoals aangegeven in artikel 1, punt 22), van het onderhavige Verdrag en hierna in punt 278).
23) De tekst van artikel 12 wordt artikel 16 D.
24) De tekst van artikel 13 wordt artikel 16 E. Zij wordt gewijzigd zoals aangegeven onder punt 33).
25) De tekst van artikel 14 wordt artikel 22 bis. Zij wordt gewijzigd zoals aangegeven onder punt 41).
26) De tekst van artikel 15 wordt artikel 22 ter. Zij wordt gewijzigd zoals aangegeven onder punt 42).
27) Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
a) aan het begin van het artikel worden de woorden "Onverminderde de artikelen 73, 86, en 87…" vervangen door "Onverminderd artikel 3 bis van het Verdrag betreffende de Europese Unie en de artikelen 73, 86 en 87 van dit Verdrag…,";
b) aan het einde van de zin wordt "en voorwaarden die hen in staat stellen hun taken te vervullen" vervangen door "en, met name economische en financiële, voorwaarden die hen in staat stellen hun taken te vervullen.";
c) de volgende zin wordt toegevoegd:
"Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen deze beginselen en voorwaarden vast, onverminderd de bevoegdheid van de lidstaten om, met inachtneming van de Verdragen, dergelijke diensten te verstrekken, te laten verrichten en te financieren."
28) Artikel 16 A wordt ingevoegd, met de tekst van artikel 255; het wordt als volgt gewijzigd:
a) lid 1 wordt voorafgegaan door onderstaande tekst en omgenummerd tot lid 3; de leden 2 en 3 worden xxxxxx'x:
"1. Om goed bestuur te bevorderen en de deelneming van het maatschappelijk middenveld te waarborgen, werken de instellingen, organen en instanties van de Unie in een zo groot mogelijke openheid.
2. Het Europees Parlement, en de Raad wanneer hij beraadslaagt en stemt over een ontwerp van wetgevingshandeling, vergaderen in het openbaar."
b) in lid 1, hernummerd tot 3, eerste alinea, wordt "van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie" vervangen door "van de instellingen, organen en instanties van de Unie, ongeacht de informatiedrager waarop zij zijn vastgelegd", en de woorden "leden 2 en 3" worden vervangen door "het huidige lid";
c) in lid 2, thans lid 3, tweede alinea, wordt "Binnen twee jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam bepaalt de Raad" vervangen door "De Raad bepaalt bij verordeningen";
d) in lid 3, thans lid 3, derde alinea, wordt "Elk van bovengenoemde instellingen" vervangen door "Elke instelling zorgt voor transparantie in haar werkzaamheden en …", en aan de alinea wordt "overeenkomstig de in de tweede alinea bedoelde verordeningen" toegevoegd; de volgende twee alinea's worden toegevoegd:
"Ten aanzien van het Hof van Justitie van de Europese Unie, de Europese Centrale Bank en de Europese Investeringsbank, geldt het onderhavige lid alleen voor de uitoefening van hun administratieve taken.
Het Europees Parlement en de Raad zorgen voor de openbaarmaking van de stukken betreffende de wetgevingsprocedures overeenkomstig de voorwaarden van de in de tweede alinea bedoelde verordeningen."
29) Het volgende artikel 16 B wordt ingevoegd ter vervanging van artikel 286:
"ARTIKEL 16 B
1. Eenieder heeft recht op bescherming van zijn persoonsgegevens.
2. Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure de voorschriften vast betreffende de bescherming van natuurlijke personen ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie, alsook door de lidstaten, bij de uitoefening van activiteiten die binnen het toepassingsgebied van het recht van de Unie vallen, alsmede de voorschriften betreffende het vrij verkeer van die gegevens. Op de naleving van deze voorschriften wordt toezicht uitgeoefend door onafhankelijke autoriteiten.
De op basis van dit artikel vastgestelde voorschriften doen geen afbreuk aan de in artikel 25 bis van het Verdrag betreffende de Europese Unie bedoelde specifieke voorschriften."
30) Het volgende artikel 16 C wordt ingevoegd:
"ARTIKEL 16 C
1. De Unie eerbiedigt de status die kerken en religieuze verenigingen en gemeenschappen volgens het nationaal recht in de lidstaten hebben, en doet daaraan geen afbreuk.
2. De Unie eerbiedigt tevens de status die de levensbeschouwelijke en niet-confessionele organisaties volgens het nationaal recht hebben.
3. De Unie voert een open, transparante en regelmatige dialoog met die kerken en organisaties, onder erkenning van hun identiteit en hun specifieke bijdrage."
NON-DISCRIMINATIE EN BURGERSCHAP
31) Het opschrift van het tweede deel wordt vervangen door "NON-DISCRIMINATIE EN BURGERSCHAP VAN DE UNIE".
32) Artikel 16 D wordt ingevoegd, met de tekst van artikel 12;
33) Een artikel 16 E wordt ingevoegd, met de tekst van artikel 13; in lid 2 wordt "Wanneer de Raad … vaststelt" vervangen door "Het Europees Parlement en de Raad kunnen, volgens de gewone wetgevingsprocedure, … de basisbeginselen vaststellen", en wordt "neemt hij … een besluit volgens de procedure van artikel 251" geschrapt;
34) Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
a) in lid 1 wordt "vult het nationale burgerschap aan" vervangen door "komt naast het nationale burgerschap";
b) lid 2 wordt vervangen door:
"2. De burgers van de Unie genieten de rechten en hebben de plichten die bij de Verdragen zijn bepaald. Zij hebben, onder andere,
a) het recht zich vrij op het grondgebied van de lidstaten te verplaatsen en er vrij te verblijven;
b) het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement en bij de gemeenteraadsverkiezingen in de lidstaat waar zij verblijf houden, onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die staat;
c) het recht op bescherming van de diplomatieke en consulaire instanties van iedere andere lidstaat op het grondgebied van derde landen waar de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn, niet vertegenwoordigd is, onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die lidstaat;
d) het recht om verzoekschriften tot het Europees Parlement te richten, zich tot de Europese ombudsman te wenden, alsook zich in een van de talen van de Verdragen tot de instellingen en de adviesorganen van de Unie te richten en in die taal antwoord te krijgen.
Deze rechten worden uitgeoefend onder de voorwaarden en binnen de grenzen welke bij de Verdragen en de maatregelen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld."
35) Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
a) in lid 2 wordt "… kan de Raad … vaststellen" vervangen door "kunnen het Europees Parlement en de Raad, volgens de gewone wetgevingsprocedure … vaststellen …" en wordt de laatste zin geschrapt;
b) lid 3 wordt vervangen door:
"3. Ter verwezenlijking van dezelfde doelstellingen als in lid 1 genoemd en tenzij de Verdragen in de daartoe vereiste bevoegdheden voorzien, kan de Raad, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure, maatregelen inzake sociale zekerheid en sociale bescherming vaststellen. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement."
36) In artikel 20 wordt "stellen onderling de nodige regels vast en …" vervangen door "treffen de nodige voorzieningen en…". De volgende alinea wordt toegevoegd:
"De Raad kan, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Europees Parlement, richtlijnen aannemen tot vaststelling van coördinatie- en samenwerkingsmaatregelen die nodig zijn om die bescherming te vergemakkelijken."
37) In artikel 21 wordt de volgende eerste alinea ingevoegd:
"Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen de bepalingen vast voor de procedures en voorwaarden voor de indiening, van een burgerinitiatief in de zin van artikel 8 B van het Verdrag betreffende de Europese Unie, met inbegrip van het minimum aantal lidstaten waaruit de burgers die het verzoek indienen, afkomstig dienen te zijn,
38) In artikel 22, tweede alinea, wordt "…de in dit deel vastgelegde rechten vaststellen, waarvan hij de aanneming door de lidstaten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen aanbeveelt." vervangen door "…de in artikel 17, lid 2, vermelde rechten vaststellen. Deze bepalingen treden pas in werking nadat zij door de lidstaten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen zijn goedgekeurd.".
39) In het opschrift van het derde deel wordt "EN INTERN OPTREDEN" ingevoegd na "BELEID".
INTERNE MARKT
40) Aan het begin van het derde deel wordt een titel I ingevoegd met het opschrift "DE INTERNE XXXXX"
00) Een artikel 22 bis wordt ingevoegd, met de tekst van artikel 14; lid 1 wordt vervangen door:
"1. De Unie stelt de maatregelen vast die ertoe bestemd zijn om de interne markt tot stand te brengen en de werking ervan te verzekeren, overeenkomstig de bepalingen terzake van de Verdragen."
42) Een artikel 22 ter wordt ingevoegd, met de tekst van artikel 15; in de eerste alinea wordt "gedurende het tijdvak van instelling" vervangen door "voor de instelling".
43) "Titel I - Het vrije verkeer van goederen" wordt hernummerd tot "I bis …".
44) In artikel 23, lid 1, wordt "…is gegrondvest…" vervangen door "…omvat…".
45) Na artikel 27 wordt een "hoofdstuk 1 bis" ingevoegd met het opschrift "DE DOUANESAMENWERKING", en er wordt een artikel 27 bis ingevoegd, met de tekst van artikel 135, waarvan de laatste zin wordt geschrapt.
LANDBOUW EN VISSERIJ
46) Het opschrift van titel II wordt "LANDBOUW EN VISSERIJ".
47) Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
a) aan lid 1 wordt de volgende eerste alinea toegevoegd: "1. De Unie bepaalt een gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid en voert dat uit."; de huidige tekst van lid 1 wordt de tweede alinea.
In de eerste zin van de tweede alinea wordt ", de visserij" ingevoegd na "landbouw" en de volgende zin wordt toegevoegd als laatste zin van de alinea: "Verwijzingen naar het gemeenschappelijk landbouwbeleid of naar de landbouw worden geacht tevens te gelden als verwijzing naar de visserij, met inachtneming van de bijzondere kenmerken van de visserijsector."
b) in lid 2 wordt "…en de werking…" ingevoegd na "instelling".
c) in lid 3 worden de woorden "een lijst die als bijlage I aan dit Verdrag is gehecht" vervangen door “de lijst in bijlage I”
48) Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:
a) in de eerste alinea wordt "het Europees Parlement en" ingevoegd voor "de Raad", en wordt de verwijzing naar lid 3 geschrapt.
b) in de tweede alinea wordt de inleidende zin vervangen door: "De Raad kan, op voorstel van de Commissie, machtiging geven tot het verlenen van steun:"
49) Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:
a) lid 1 wordt geschrapt;
b) lid 2 wordt lid 1. "Rekening houdend met de werkzaamheden van de in lid 1 bedoelde conferentie, doet de Commissie, na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité, binnen twee jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag voorstellen …" wordt vervangen door "De Commissie doet voorstellen …" en de derde alinea wordt geschrapt;
c) de volgende leden worden ingevoegd als leden 2 en 3, en de volgende leden worden dienovereenkomstig hernummerd:
"2. Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité de in artikel 34, lid 1, bedoelde gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten in en stellen de overige bepalingen vast die nodig zijn om de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid na te streven.
3. De Raad stelt op voorstel van de Commissie de maatregelen vast voor de prijsbepaling, de heffingen, de steun en de kwantitatieve beperkingen, alsook voor de vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden.
d) in de inleidende zin van lid 3, hernummerd tot 4, wordt "door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen" geschrapt;
e) wijziging niet van toepassing op de Nederlandstalige versie.
VRIJ VERKEER VAN WERKNEMERS
50) In artikel 39, lid 3, onder d) wordt "uitvoeringsverordeningen" vervangen door "verordeningen".
51) Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:
a) in de eerste alinea wordt "migrerende werknemers en hun rechthebbenden" vervangen door "al dan niet in loondienst werkzame migrerende werknemers en hun rechthebbenden";
b) De laatste alinea wordt vervangen door:
"Wanneer een lid van de Raad verklaart dat een ontwerp van wetgevingshandeling als bedoeld in de eerste alinea afbreuk zou doen aan belangrijke aspecten van zijn socialezekerheidsstelsel, met name het toepassingsgebied, de kosten en de financiële structuur ervan, of gevolgen zou hebben voor het financiële evenwicht van dat stelsel, kan hij verzoeken dat de aangelegenheid wordt voorgelegd aan de Europese Raad. In dat geval wordt de gewone wetgevingsprocedure geschorst. Na bespreking zal de Europese Raad, binnen 4 maanden na die schorsing:
a) het ontwerp terugverwijzen naar de Raad, waardoor de schorsing van de gewone wetgevingsprocedure wordt beëindigd, of
b) niet handelen of de Commissie verzoeken een nieuw voorstel in te dienen; in dat geval wordt de aanvankelijk voorgestelde handeling geacht niet te zijn vastgesteld."
RECHT VAN VESTIGING
52) In artikel 44, lid 2, wordt aan het begin van de eerste alinea "Het Europees Parlement," ingevoegd.
53) In artikel 45, tweede alinea, wordt "De Raad kan met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie besluiten …" vervangen door "Het Europees Parlement en de Raad kunnen, volgens de gewone wetgevingsprocedure, besluiten …".
54) Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:
a) aan lid 1 wordt de volgende zin toegevoegd: "en inzake de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende de toegang tot werkzaamheden anders dan in loondienst en de uitoefening daarvan."
b) lid 2 wordt geschrapt en lid 3 wordt lid 2; "opheffing" wordt vervangen door "afschaffing".
55) Er wordt een artikel 48 bis ingevoegd, met de tekst van artikel 294;
DIENSTEN
56) Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:
a) in de eerste alinea wordt "ander land van de Gemeenschap" vervangen door "andere lidstaat";
b) in de tweede alinea wordt "De Raad kan met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie de bepalingen …" vervangen door "Het Europees Parlement en de Raad kunnen, volgens de gewone wetgevingsprocedure, de
bepalingen …".
57) In artikel 50, derde alinea wordt "het land" vervangen door "de lidstaat", en "dat land" door "die lidstaat".
58) In artikel 52, lid 1, wordt "… stelt de Raad op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité alsook van het Europees Parlement …" vervangen door "… stellen het Europees Parlement en de Raad, volgens de gewone wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité …".
59) In artikel 53 wordt "…verklaren zich bereid bij de liberalisatie…" vervangen door "… spannen zich in om bij de liberalisering…".
KAPITAAL
60) In artikel 57, lid 2, wordt "Hoewel de Raad tracht … kan hij … op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen maatregelen nemen …" vervangen door "Hoewel het Europees Parlement en de Raad trachten … stellen zij volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen vast …"; de laatste zin van lid 2 wordt lid 3 en luidt als volgt:
"3. In afwijking van lid 2, kan alleen de Raad, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure, met eenparigheid van stemmen en na raadpleging van het Europees Parlement, maatregelen vaststellen die in het recht van de Unie een achteruitgang op het gebied van de liberalisering van het kapitaalverkeer naar of uit derde landen vormen.
61) Aan artikel 58 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:
"4. Bij ontstentenis van maatregelen als bedoeld in artikel 57, lid 3, kan de Commissie, of, bij ontstentenis van een besluit van de Commissie binnen drie maanden na de indiening van het verzoek door de betrokken lidstaat, kan de Raad een besluit vaststellen waarin wordt bepaald dat door een lidstaat jegens een of meer derde landen genomen beperkende belastingmaatregelen verenigbaar worden geacht met de Verdragen, voor zover deze stroken met de doelstellingen van de Unie en verenigbaar zijn met de goede werking van de interne markt. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, op verzoek van een lidstaat."
62) Artikel 60 wordt artikel 61 H en wordt gewijzigd zoals aangegeven onder punt 64).
DE RUIMTE VAN VRIJHEID, VEILIGHEID EN RECHT;
63) Titel IV, met het opschrift "DE RUIMTE VAN VRIJHEID, VEILIGHEID EN RECHT" vervangt titel IV inzake visa, asiel, immigratie en andere beleidsterreinen die verband houden met het vrije verkeer van personen. Die titel bevat de volgende hoofdstukken:
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen
Hoofdstuk 2: Beleid inzake grenscontroles, asiel en immigratie Hoofdstuk 3: Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken Hoofdstuk 4: Justitiële samenwerking in strafzaken
Hoofdstuk 5: Politiële samenwerking
ALGEMENE BEPALINGEN
64) Artikel 61 wordt vervangen door het volgende hoofdstuk met de onderstaande artikelen. Artikel 61 vervangt eveneens artikel 29 van het huidige Verdrag betreffende de Europese Unie, artikel 61 D vervangt artikel 36 van dat Verdrag, artikel 61 E vervangt artikel 64, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en artikel 33 van het huidige Verdrag betreffende de Europese Unie, artikel 61 G vervangt artikel 66 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en artikel 61 H herneemt artikel 60 van laatstgenoemd Verdrag, zoals aangegeven in punt 62):
"HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
ARTIKEL 61
1. De Unie is een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, waarin de grondrechten en de verschillende rechtsstelsels en -tradities van de lidstaten worden geëerbiedigd.
2. De Unie zorgt ervoor dat aan de binnengrenzen geen personencontroles worden verricht en zij ontwikkelt een gemeenschappelijk beleid op het gebied van asiel, immigratie en controle aan de buitengrenzen, dat gebaseerd is op solidariteit tussen de lidstaten en dat billijk is ten aanzien van de onderdanen van derde landen. Voor de toepassing van deze titel worden staatlozen gelijkgesteld met onderdanen van derde landen.
3. De Unie streeft ernaar een hoog niveau van veiligheid te waarborgen, door middel van maatregelen ter voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en van racisme en vreemdelingenhaat, maatregelen inzake coördinatie en samenwerking tussen de politiële en justitiële autoriteiten in strafzaken en andere bevoegde autoriteiten, alsmede door de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen in strafzaken en, zo nodig, door de onderlinge aanpassing van de strafwetgevingen.
4. De Unie vergemakkelijkt de toegang tot de rechter, met name door het beginsel van wederzijdse erkenning van gerechtelijke en buitengerechtelijke beslissingen in burgerlijke zaken.
ARTIKEL 61 A
De Europese Raad stelt de strategische richtsnoeren van de wetgevende en operationele programmering in de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht vast.
ARTIKEL 61 B
Met betrekking tot de wetgevingsvoorstellen en -initiatieven die worden ingediend in het kader van de hoofdstukken 4 en 5 zien de nationale parlementen erop toe dat het subsidiariteitsbeginsel wordt geëerbiedigd, overeenkomstig het protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid.
ARTIKEL 61 C
Onverminderd de artikelen 226, 227 en 228, kan de Raad op voorstel van de Commissie maatregelen vaststellen die bepalen dat de lidstaten in samenwerking met de Commissie een objectieve en onpartijdige evaluatie van de uitvoering, door de autoriteiten van de lidstaten, van het door deze titel bestreken beleid van de Unie verrichten, met name ter bevordering van de volledige toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning. Het Europees Parlement en de nationale parlementen worden op de hoogte gebracht van de inhoud en de resultaten van die evaluatie.
Artikel 61 D
Binnen de Raad wordt een permanent comité opgericht om ervoor te zorgen dat binnen de Unie de operationele samenwerking op het gebied van de binnenlandse veiligheid wordt bevorderd en versterkt. Onverminderd artikel 207 bevordert het comité de coördinatie van het optreden van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. De vertegenwoordigers van de betrokken organen en instanties van de Unie kunnen bij de werkzaamheden van het comité worden betrokken. Het Europees Parlement en de nationale parlementen worden over deze werkzaamheden geïnformeerd.
ARTIKEL 61 E
Deze titel laat de uitoefening van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de binnenlandse veiligheid onverlet.
ARTIKEL 61 F
Het staat de lidstaten vrij onderling en onder hun verantwoordelijkheid vormen van samenwerking en coördinatie te organiseren zoals zij het passend achten tussen hun bevoegde overheidsdiensten die verantwoordelijk zijn voor het verzekeren van de nationale veiligheid.
ARTIKEL 61 G
De Raad stelt maatregelen vast voor de administratieve samenwerking tussen de diensten van de lidstaten die bevoegd zijn op de door deze titel bestreken gebieden, en tussen deze diensten en de Commissie. De Raad besluit op voorstel van de Commissie, onder voorbehoud van artikel 61 I, en na raadpleging van het Europees Parlement.
ARTIKEL 61 H
Indien zulks noodzakelijk is om de in artikel 61 genoemde doelstellingen te verwezenlijken, wat betreft de preventie en de bestrijding van terrorisme en aanverwante activiteiten, stellen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen een kader vast voor beheersmaatregelen met betrekking tot het kapitaal- en betalingsverkeer, zoals het bevriezen van tegoeden, financiële activa of economische baten waarvan de bezitters, de eigenaars of de houders natuurlijke personen, rechtspersonen dan wel niet-statelijke groepen of entiteiten zijn.
De Raad stelt op voorstel van de Commissie maatregelen vast ter uitvoering van het in de eerste alinea bedoelde kader.
De in dit artikel bedoelde handelingen bevatten de nodige bepalingen inzake juridische waarborgen.
ARTIKEL 61 I
De in de hoofdstukken 4 en 5 bedoelde handelingen alsmede de in artikel 61 G bedoelde maatregelen tot vaststelling van regels voor administratieve samenwerking op de door die hoofdstukken bestreken gebieden worden vastgesteld:
a) op voorstel van de Commissie, of
b) op initiatief van een kwart van de lidstaten."
GRENSCONTROLE, ASIEL EN IMMIGRATIE
65) De artikelen 62tot en met 64 worden vervangen door het volgende hoofdstuk en de volgende artikelen. Artikel 62 vervangt artikel 62, artikel 63, leden 1 en 2, vervangt artikel 63, punten 1 en 2, artikel 63, lid 3, vervangt artikel 64, lid 2, en artikel 63 bis vervangt artikel 63, punten 3 en 4:
"HOOFDSTUK 2
BELEID INZAKE GRENSCONTROLES, ASIEL EN IMMIGRATIE
ARTIKEL 62
1. De Unie ontwikkelt een beleid dat tot doel heeft:
a) het voorkomen dat personen, ongeacht hun nationaliteit, bij het overschrijden van de binnengrenzen aan enige controle worden onderworpen;
b) te zorgen voor personencontrole en efficiënte bewaking bij het overschrijden van de buitengrenzen;
c) geleidelijk een geïntegreerd systeem voor het beheer van de buitengrenzen op te zetten.
2. Voor de toepassing van lid 1 stellen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen vast voor
a) het gemeenschappelijk beleid inzake visa en andere verblijfstitels van korte duur;
b) de controles waaraan personen bij het overschrijden van de buitengrenzen worden onderworpen;
c) de voorwaarden waaronder onderdanen van derde landen gedurende een korte periode vrij in de Unie kunnen reizen;
d) de geleidelijke invoering van een geïntegreerd systeem van beheer van de buitengrenzen;
e) het voorkomen dat personen, ongeacht hun nationaliteit, bij het overschrijden van de binnengrenzen aan enige controle worden onderworpen.
3. Indien een optreden van de Unie noodzakelijk blijkt om de uitoefening van het in artikel 17, lid 2, onder a), bedoelde recht te vergemakkelijken, kan de Raad, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure, bepalingen inzake paspoorten, identiteitskaarten,
verblijfsvergunningen en daarmee gelijkgestelde documenten vaststellen, tenzij de Verdragen in de daartoe vereiste bevoegdheden voorzien. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement.
4. Dit artikel laat de bevoegdheid van de lidstaten inzake de geografische afbakening van hun grenzen overeenkomstig het internationaal recht onverlet.
ARTIKEL 63
1. De Unie ontwikkelt een gemeenschappelijk beleid inzake asiel, subsidiaire bescherming en tijdelijke bescherming, teneinde iedere onderdaan van een derde land die internationale bescherming behoeft, een passende status te verlenen en de naleving van het beginsel van
non-refoulement te garanderen. Dit beleid moet in overeenstemming zijn met het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 en het protocol van 31 januari 1967 betreffende de status van vluchtelingen alsmede met de andere toepasselijke verdragen.
2. Voor de toepassing van lid 1 stellen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen vast voor een gemeenschappelijk Europees asielstelsel dat omvat:
a) een uniforme asielstatus voor onderdanen van derde landen die in de hele Unie geldt;
b) een uniforme subsidiaire-beschermingsstatus voor onderdanen van derde landen die, als zij geen asiel krijgen in de Europese Unie, internationale bescherming behoeven;
c) een gemeenschappelijk stelsel voor tijdelijke bescherming van ontheemden in geval van een massale toestroom;
d) gemeenschappelijke procedures voor toekenning of intrekking van de uniforme status van asiel of van subsidiaire bescherming;
e) criteria en instrumenten voor de vaststelling van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek of van een verzoek om subsidiaire bescherming;
f) normen betreffende de voorwaarden inzake de opvang van asielzoekers of van aanvragers van subsidiaire bescherming;
g) partnerschap en samenwerking met derde landen om de stromen van asielzoekers of aanvragers van subsidiaire of tijdelijke bescherming te beheersen.
3. Indien een of meer lidstaten ten gevolge van een plotselinge toestroom van onderdanen van derde landen in een noodsituatie terechtkomen, kan de Raad op voorstel van de Commissie voorlopige maatregelen ten gunste van de betrokken lidstaat of lidstaten vaststellen. De Raad besluit na raadpleging van het Europees Parlement.
ARTIKEL 63 bis
1. De Unie ontwikkelt een gemeenschappelijk immigratiebeleid, dat erop gericht is in alle stadia te zorgen voor een efficiënt beheer van de migratiestromen, een billijke behandeling van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven, en een intensievere preventie en bestrijding van illegale immigratie en mensenhandel.
2. Voor de toepassing van lid 1 stellen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen vast op de volgende gebieden:
a) de voorwaarden voor toegang en verblijf, en normen betreffende de afgifte door de lidstaten van langlopende visa en verblijfstitels, onder andere met het oog op gezinshereniging;
b) de omschrijving van de rechten van onderdanen van derde landen die legaal in een lidstaat verblijven, alsook de voorwaarden ter regeling van het vrije verkeer en het vrije verblijf in andere lidstaten;
c) illegale immigratie en illegaal verblijf, met inbegrip van verwijdering en repatriëring van illegaal verblijvende personen;
d) bestrijding van mensenhandel, met name handel in vrouwen en kinderen.
3. De Unie kan overeenkomsten met derde landen sluiten waarmee de overname door hun land van oorsprong of herkomst wordt beoogd van onderdanen van derde landen die niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf op het grondgebied van een van de lidstaten.
4. Het Europees Parlement en de Raad kunnen, volgens de gewone wetgevingsprocedure, maatregelen vaststellen om het optreden van de lidstaten ter bevordering van de integratie van onderdanen van derde landen die legaal op hun grondgebied verblijven, aan te moedigen en te ondersteunen, met uitsluiting van enige harmonisering van de wettelijke of bestuursrechtelijke regelingen van de lidstaten.
5. Dit artikel laat het recht van de lidstaten onverlet, zelf te bepalen hoeveel onderdanen van derde landen, afkomstig uit derde landen, tot hun grondgebied worden toegelaten teneinde daar al dan niet in loondienst arbeid te verrichten.
ARTIKEL 63 ter
Aan het in dit hoofdstuk bedoelde beleid van de Unie en de uitvoering daarvan liggen de beginselen van solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheid tussen de lidstaten, ook op financieel vlak, ten grondslag. De handelingen van de Unie die uit hoofde van dit hoofdstuk worden vastgesteld, bevatten telkens wanneer dat nodig is, passende bepalingen voor de toepassing van dit beginsel."
JUSTITIËLE SAMENWERKING IN BURGERLIJKE ZAKEN
66) Artikel 65 wordt vervangen door:
"HOOFDSTUK 3
JUSTITIËLE SAMENWERKING IN BURGERLIJKE ZAKEN
ARTIKEL 65
1. De Unie ontwikkelt een justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen, die berust op het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen en van beslissingen in buitengerechtelijke zaken. Deze samenwerking kan maatregelen ter aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten omvatten.
2. Voor de toepassing van lid 1 stellen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure, met name wanneer dat nodig is voor de goede werking van de interne markt, maatregelen vast die het volgende beogen:
a) de wederzijdse erkenning tussen de lidstaten van rechterlijke beslissingen en van beslissingen in buitengerechtelijke zaken en de tenuitvoerlegging daarvan;
b) de grensoverschrijdende betekening en kennisgeving van gerechtelijke en buiten- gerechtelijke stukken;
c) de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende regels voor collisie en jurisdictie- geschillen;
d) samenwerking bij het vergaren van bewijsmiddelen;
e) daadwerkelijke toegang tot de rechter;
f) het wegnemen van de hindernissen voor de goede werking van burgerrechtelijke procedures, zo nodig door bevordering van de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende bepalingen inzake burgerlijke rechtsvordering;
g) de ontwikkeling van alternatieve methoden voor geschillenbeslechting;
h) de ondersteuning van de opleiding van magistraten en justitieel personeel.
3. In afwijking van lid 2, worden maatregelen betreffende het familierecht met grensoverschrijdende gevolgen vastgesteld door de Raad, die volgens een bijzondere wetgevingsprocedure besluit. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement.
De Raad kan op voorstel van de Commissie bij besluit vaststellen ten aanzien van welke aspecten van het familierecht met grensoverschrijdende gevolgen handelingen volgens de gewone wetgevingsprocedure kunnen worden vastgesteld. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement.
Het in de tweede alinea bedoelde voorstel wordt aan de nationale parlementen toegezonden. Indien binnen een termijn van zes maanden na die toezending door een nationaal parlement bezwaar wordt aangetekend, is het besluit niet vastgesteld. Indien geen bezwaar wordt aangetekend, kan de Raad het besluit vaststellen."
JUSTITIËLE SAMENWERKING IN STRAFZAKEN
67) Artikel 66 wordt vervangen door artikel 61 G, zoals aangegeven onder punt 64) en de artikelen 67 tot en met 69 worden geschrapt. Het volgende hoofdstuk en de volgende artikelen worden ingevoegd. De artikelen 69 A, 69 B en 69 D vervangen artikel 31 van het huidige Verdrag betreffende de Europese Unie, zoals aangegeven in artikel 1, punt 51), van het onderhavige Verdrag:
"HOOFDSTUK 4
JUSTITIËLE SAMENWERKING IN STRAFZAKEN
ARTIKEL 69 A
1. De justitiële samenwerking in strafzaken in de Unie berust op het beginsel van de wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken en beslissingen en omvat de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten op de in lid 2 en in artikel 69 B genoemde gebieden.
Het Europees Parlement en de Raad stellen, volgens de gewone wetgevingsprocedure, maatregelen vast die ertoe strekken:
a) regels en procedures vast te leggen waarmee alle soorten vonnissen en rechterlijke beslissingen overal in de Unie erkend worden;
b) jurisdictiegeschillen tussen de lidstaten te voorkomen en op te lossen;
c) de opleiding van magistraten en justitieel personeel te ondersteunen;
d) in het kader van strafvervolging en tenuitvoerlegging van beslissingen de samenwerking tussen de justitiële of gelijkwaardige autoriteiten van de lidstaten te bevorderen.
2. Voor zover nodig ter bevordering van de wederzijdse erkenning van vonnissen en rechterlijke beslissingen en van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken met een grensoverschrijdende dimensie, kunnen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure bij richtlijnen minimumvoorschriften vaststellen. In die minimumvoorschriften wordt rekening gehouden met de verschillen tussen de rechtstradities en rechtsstelsels van de lidstaten.
Deze minimumvoorschriften hebben betrekking op:
a) de wederzijdse toelaatbaarheid van bewijs tussen de lidstaten;
b) de rechten van personen in de strafvordering;
c) de rechten van slachtoffers van misdrijven;
d) andere specifieke elementen van de strafvordering, die door de Raad vooraf bij besluit worden bepaald. Voor de aanneming van dit besluit, besluit de Raad met eenparigheid van stemmen, na goedkeuring door het Europees Parlement.
De vaststelling van de in dit lid bedoelde minimumvoorschriften belet de lidstaten niet een hoger niveau van bescherming voor personen te handhaven of in te voeren.
3. Wanneer een lid van de Raad van oordeel is dat een in lid 2 bedoelde ontwerp-richtlijn afbreuk zou doen aan fundamentele aspecten van zijn strafrechtstelsel, kan hij verzoeken dat het ontwerp aan de Europese Raad wordt voorgelegd. In dat geval wordt de gewone wetgevingsprocedure geschorst. Na bespreking, en in geval van een consensus, verwijst de Europese Raad, binnen vier maanden na die schorsing het ontwerp terug naar de Raad, waardoor de schorsing van de gewone wetgevingsprocedure wordt beëindigd.
Binnen dezelfde termijn, in geval van verschil van mening en indien ten minste negen lidstaten een nauwere samenwerking wensen aan te gaan op grond van de betrokken ontwerp- richtlijn, stellen zij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie daarvan in kennis. In dat geval wordt de in de artikelen 10, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie
en 280 D, lid 1, van dit Verdrag bedoelde machtiging tot nauwere samenwerking geacht te zijn verleend en zijn de bepalingen betreffende nauwere samenwerking van toepassing.
ARTIKEL 69 B
1. Het Europees Parlement en de Raad kunnen volgens de gewone wetgevingsprocedure bij richtlijnen minimumvoorschriften vaststellen betreffende de bepaling van strafbare feiten en sancties in verband met vormen van bijzonder zware criminaliteit met een grensoverschrijdende dimensie die voortvloeit uit de aard of de gevolgen van deze strafbare feiten of uit een bijzondere noodzaak om deze op gemeenschappelijke basis te bestrijden.
Het betreft de volgende vormen van criminaliteit: terrorisme, mensenhandel en seksuele uitbuiting van vrouwen en kinderen, illegale drugshandel, illegale wapenhandel, het witwassen van geld, corruptie, de vervalsing van betaalmiddelen, computercriminaliteit en de georganiseerde criminaliteit.
Afhankelijk van de ontwikkelingen in de criminaliteit kan de Raad bij besluit vaststellen, welke andere vormen van criminaliteit aan de in dit lid genoemde criteria voldoen. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na goedkeuring door het Europees Parlement.
2. Indien onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten op het gebied van het strafrecht nodig blijkt voor een doeltreffende uitvoering van beleid van de Unie op een gebied waarop harmonisatiemaatregelen zijn vastgesteld, kunnen bij richtlijnen minimumvoorschriften worden vastgesteld met betrekking tot de bepaling van strafbare feiten en de sancties op het betrokken gebied. Onverminderd artikel 61 I worden deze richtlijnen vastgesteld volgens de gewone of een bijzondere wetgevingsprocedure die gelijk is aan de procedure voor de vaststelling van de betrokken harmonisatiemaatregelen.
3. Wanneer een lid van de Raad van oordeel is dat een in de leden 1 en 2 bedoelde richtlijn afbreuk zou doen aan fundamentele aspecten van zijn strafrechtstelsel, kan hij verzoeken dat het ontwerp aan de Europese Raad wordt voorgelegd. In dat geval wordt de gewone wetgevingsprocedure geschorst. Na bespreking, en in geval van een consensus, verwijst de Europese Raad, binnen vier maanden na die schorsing het ontwerp terug naar de Raad, waardoor de schorsing van de gewone wetgevingsprocedure wordt beëindigd.
Binnen dezelfde termijn, in geval van verschil van mening en indien ten minste negen lidstaten een nauwere samenwerking wensen aan te gaan op grond van de betrokken ontwerp- richtlijn, stellen zij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie daarvan in kennis. In dat geval wordt de in de artikelen 10, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en 280 D, lid 1,van dit Verdrag bedoelde machtiging tot nauwere samenwerking geacht te zijn verleend en zijn de bepalingen betreffende nauwere samenwerking van toepassing.
ARTIKEL 69 C
Het Europees Parlement en de Raad kunnen, volgens de gewone wetgevingsprocedure, maatregelen vaststellen ter stimulering en ondersteuning van het optreden van de lidstaten op het gebied van misdaadpreventie, met uitsluiting van enige harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten.
ARTIKEL 69 D
1. De opdracht van Eurojust bestaat in het ondersteunen en versterken van de coördinatie en de samenwerking tussen de nationale autoriteiten die belast zijn met het onderzoek en de vervolging van zware criminaliteit welke twee of meer lidstaten schaadt of een vervolging op gemeenschappelijke basis vereist, op basis van de door de autoriteiten van de lidstaten en Europol uitgevoerde operaties en verstrekte informatie.
In dit kader bepalen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen de structuur, de werking, het werkterrein en de taken van Eurojust. Deze taken kunnen het volgende omvatten:
a) het inleiden van strafrechtelijk onderzoek alsmede het voorstellen van het inleiden van vervolging door de bevoegde nationale autoriteiten, met name in verband met strafbare feiten welke de financiële belangen van de Unie schaden;
b) de coördinatie van onderzoek en vervolging als bedoeld onder a);
c) de versterking van de justitiële samenwerking, met name door middel van het oplossen van jurisdictiegeschillen en door nauwe samenwerking met het Europees justitieel netwerk.
Bij die verordeningen wordt tevens bepaald op welke wijze het Europees Parlement en de nationale parlementen bij de evaluatie van de activiteiten van Eurojust worden betrokken.
2. In het kader van de in lid 1 bedoelde vervolgingen en onverminderd artikel 69 E, worden de formele handelingen in verband met de gerechtelijke procedure gesteld door de bevoegde nationale functionarissen.
ARTIKEL 69 E
1. Ter bestrijding van strafbare feiten die de financiële belangen van de Unie schaden, kan de Raad op de grondslag van Eurojust volgens een bijzondere wetgevingsprocedure bij verordeningen een Europees openbaar ministerie instellen. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na goedkeuring door het Europees Parlement.
Is er geen eenparigheid, dan kan een groep van ten minste negen lidstaten verzoeken dat het ontwerp van verordening aan de Europese Raad wordt voorgelegd. In dat geval wordt de procedure in de Raad geschorst. Na bespreking, en in geval van een consensus, verwijst de Europese Raad, binnen vier maanden na die schorsing, het ontwerp ter aanneming terug naar de Raad.
Binnen dezelfde termijn, in geval van verschil van mening en indien ten minste negen lidstaten een nauwere samenwerking wensen aan te gaan op grond van de betrokken ontwerp- verordening, stellen zij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie daarvan in kennis. In dat geval wordt de in de artikelen 10, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en 280 D, lid 1,van dit Verdrag bedoelde machtiging tot nauwere samenwerking geacht te zijn verleend en zijn de bepalingen betreffende nauwere samenwerking van toepassing.
2. Het Europees openbaar ministerie is, in voorkomend geval in samenwerking met Europol, bevoegd voor het opsporen, vervolgen en voor het gerecht brengen van daders van en medeplichtigen aan strafbare feiten die de financiële belangen van de Unie, zoals omschreven in de in lid 1 bedoelde verordening, schaden. Het Europees openbaar ministerie is belast met de rechtsvordering voor de bevoegde rechtbanken van de lidstaten in verband met deze strafbare feiten.
3. Het statuut van het Europees openbaar ministerie, de voorwaarden voor de uitoefening van zijn functies, de voor zijn activiteiten geldende procedurevoorschriften en de voorschriften inzake de toelaatbaarheid van bewijs en de voorschriften voor de rechterlijke toetsing van de procedurele handelingen die het in de uitoefening van zijn ambt verricht, worden bij de in lid 1 bedoelde verordeningen vastgesteld.
4. De Europese Raad kan tegelijkertijd of later een besluit vaststellen tot wijziging van lid 1, teneinde de bevoegdheden van het Europees openbaar ministerie bij de bestrijding van
ernstige criminaliteit met een grensoverschrijdende dimensie uit te breiden en dientengevolge tot wijziging van lid 2 wat betreft de plegers van en medeplichtigen aan zware misdrijven die verscheidene lidstaten schaden. De Europese Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na goedkeuring door het Europees Parlement en na raadpleging van de Commissie."
POLITIËLE SAMENWERKING
68) Hoofdstuk 5 en de artikelen 69 F, 69 G en 69 H worden ingevoegd. De artikelen 69 F en 69 G vervangen artikel 30 van het huidige Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 69 H vervangt artikel 32 van dat Verdrag, zoals aangegeven in artikel 1, punt 51), van het onderhavige Verdrag:
"HOOFDSTUK 5 POLITIËLE SAMENWERKING
ARTIKEL 69 F
1. De Unie ontwikkelt een vorm van politiële samenwerking waarbij alle bevoegde autoriteiten van de lidstaten betrokken zijn, met inbegrip van de politie, de douane en andere gespecialiseerde wetshandhavingsdiensten die belast zijn met het voorkomen, opsporen en onderzoeken van strafbare feiten.
2. Voor de toepassing van lid 1 stellen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen vast voor:
a) de verzameling, opslag, verwerking, analyse en uitwisseling van relevante informatie;
b) steun voor de opleiding van personeel, alsmede samenwerking betreffende de uitwisseling van personeel, apparatuur en onderzoek op het gebied van criminalistiek;
c) gemeenschappelijke onderzoekstechnieken voor het opsporen van ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit.
3. De Raad kan volgens een bijzondere wetgevingsprocedure maatregelen vaststellen die betrekking hebben op de operationele samenwerking tussen de in dit artikel bedoelde autoriteiten. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement.
Is er geen eenparigheid, dan kan een groep van ten minste negen lidstaten verzoeken dat de ontwerp-maatregelen aan de Europese Raad wordt voorgelegd. In dat geval wordt de procedure in de Raad geschorst. Na bespreking, en in geval van een consensus, verwijst de Europese Raad, binnen vier maanden na die schorsing, het ontwerp ter aanneming terug naar de Raad.
Binnen dezelfde termijn, in geval van verschil van mening en indien ten minste negen lidstaten nauwere samenwerking wensen aan te gaan op grond van de betrokken ontwerp- maatregelen, stellen zij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie daarvan in kennis. In dat geval wordt de in artikelen 10, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en 280 D, lid 1, van dit Verdrag bedoelde machtiging tot nauwere samenwerking geacht te zijn verleend en zijn de bepalingen betreffende nauwere samenwerking van toepassing.
De in de tweede en derde alinea bedoelde procedure is niet van toepassing op handelingen die een ontwikkeling vormen van het Schengenacquis.
ARTIKEL 69 G
1. De opdracht van Europol is het optreden van de politie-instanties en andere wetshandhavingsdiensten van de lidstaten, alsmede hun wederzijdse samenwerking bij de voorkoming en bestrijding van zware criminaliteit waardoor twee of meer lidstaten worden getroffen, van terrorisme en van vormen van criminaliteit die een schending inhouden van een gemeenschappelijk belang dat tot het beleid van de Unie behoort, te ondersteunen en te versterken.
2. Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen de structuur, de werking, het werkterrein en de taken van Europol vast. Deze taken kunnen het volgende omvatten:
a) de verzameling, opslag, verwerking, analyse en uitwisseling van informatie die met name door de autoriteiten van de lidstaten of van derde landen of instanties worden verstrekt;
b) de coördinatie, organisatie en uitvoering van onderzoeken en operationele acties, die gezamenlijk met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of in gezamenlijke onderzoeksteams worden uitgevoerd, in voorkomend geval in samenwerking met Eurojust.
Bij deze verordeningen wordt tevens bepaald op welke wijze de activiteiten van Europol door het Europees Parlement, tezamen met de nationale parlementen, worden gecontroleerd.
3. Iedere operationele actie van Europol moet worden uitgevoerd in overleg en overeenstemming met de autoriteiten van de lidstaat op wiens of de lidstaten op wier grondgebied de actie wordt uitgevoerd. Over het gebruik van dwangmiddelen beslissen alleen de bevoegde nationale autoriteiten.
ARTIKEL 69 H
De Raad stelt volgens een bijzondere wetgevingsprocedure de voorwaarden en de beperkingen vast waarbinnen de in de artikelen 69 A en 69 F bedoelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het grondgebied van een andere lidstaat in overleg en overeenstemming met de autoriteiten van die staat mogen optreden. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement.
VERVOER
69) In artikel 70 wordt "van het Verdrag " vervangen door "van de Verdragen" en "door de lidstaten" wordt geschrapt.
70) In artikel 71 wordt lid 2 vervangen door de onderstaande tekst:
"2. Bij de vaststelling van de in lid 1 bedoelde maatregelen wordt rekening gehouden met gevallen waarin de toepassing ervan ernstige gevolgen zou kunnen hebben voor de levensstandaard en de werkgelegenheid in bepaalde regio's, en voor de exploitatie van de vervoersfaciliteiten."
71) Aan het begin van artikel 72 wordt "en behoudens goedkeuring van de Raad, met eenparigheid van stemmen verleend" vervangen door "en behoudens vaststelling door de Raad, met eenparigheid van stemmen en volgens een bijzondere wetgevingsprocedure, van een maatregel die in een afwijking voorziet …".
72) Artikel 75 wordt als volgt gewijzigd:
a) in lid 1 wordt "In het verkeer binnen de Gemeenschap dienen de discriminaties te worden opgeheven…" vervangen door "In het verkeer binnen de Unie zijn discriminaties verboden…";
b) In lid 2, wordt " De Raad " vervangen door "het Europees Parlement en de Raad".
c) in lid 3, eerste alinea, wordt "van het Economisch en Sociaal Comité" vervangen door "van het Europees Parlement en van het Economisch en Sociaal Comité".
73) Aan artikel 78 wordt de volgende zin toegevoegd:
"Vijf jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon kan de Raad op voorstel van de Commissie een besluit tot intrekking van dit artikel vaststellen."
74) In artikel 79 wordt "onverminderd de bevoegdheden van het Economisch en Sociaal Comité" geschrapt.
75) In artikel 80 wordt lid 2 vervangen door de onderstaande tekst:
"2. Het Europees Parlement en de Raad kunnen, volgens de gewone wetgevingsprocedure, passende bepalingen vaststellen voor de zeevaart en de luchtvaart. Zij besluiten na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's."
REGELS BETREFFENDE DE MEDEDINGING
76) Aan artikel 85 wordt een lid 3 toegevoegd:
"3. De Commissie kan verordeningen vaststellen betreffende groepen overeenkomsten ten aanzien waarvan de Raad overeenkomstig artikel 83, lid 2, onder b), een verordening of een richtlijn heeft vastgesteld."
77) Artikel 87 wordt als volgt gewijzigd:
a) in lid 2 wordt aan littera c) de volgende zin toegevoegd:
"Vijf jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon kan de Raad op voorstel van de Commissie een besluit tot intrekking van dit punt vaststellen."
b) in lid 3 wordt aan littera a) het volgende toegevoegd: "….en van de in artikel 299 bedoelde regio's, rekening houdend met hun structurele, economische en sociale situatie."
78) Aan artikel 88 wordt een lid 4 toegevoegd:
"4. De Commissie kan verordeningen vaststellen betreffende de soorten van staatssteun waaromtrent de Raad overeenkomstig artikel 89 heeft bepaald dat zij van de in lid 3 van dit artikel bedoelde procedure kunnen worden vrijgesteld."
BEPALINGEN BETREFFENDE BELASTINGEN
79) In artikel 93 wordt "binnen de in artikel 14 gestelde termijn" vervangen door "te bewerk- stelligen en concurrentieverstoringen te voorkomen".
ONDERLINGE AANPASSING VAN DE WETGEVINGEN
80) De artikelen 94 en 95 verwisselen van plaats. Artikel 94 wordt artikel 95 en artikel 95 wordt artikel 94.
81) Artikel 95, hernummerd tot 94, wordt als volgt gewijzigd:
a) aan het begin van lid 1 worden de woorden "In afwijking van artikel 94 en" geschrapt;
b) aan het begin van lid 4 wordt "Wanneer een lidstaat het, nadat de Raad of de Commissie een harmonisatiemaatregel heeft genomen,..." vervangen door "Wanneer een lidstaat het, nadat door het Europees Parlement en de Raad, door de Raad of door de Commissie een harmonisatiemaatregel is genomen,...";
c) aan het begin van lid 5 wordt "Wanneer een lidstaat het, na het nemen van een harmonisatiemaatregel door de Raad of de Commissie... voorts, onverminderd lid 4..." vervangen door "Wanneer een lidstaat het, nadat door het Europees Parlement en de Raad, door de Raad of door de Commissie... een harmonisatiemaatregel is genomen …";
d) in lid 10 wordt "een communautaire toetsingsprocedure" vervangen door "een toetsingsprocedure van de Unie".
82) In artikel 94, hernummerd tot 95, worden de woorden "De Raad stelt” vervangen door “Onverminderd artikel 94 stelt de Raad ".
83) In artikel 96, tweede alinea, eerste zin, wordt ", stelt de Raad, op voorstel van de Commissie..." vervangen door ", stellen het Europees Parlement en de Raad, volgens de gewone wetgevingsprocedure,..." De tweede zin wordt vervangen door "Ook andere dienstige maatregelen waarin de Verdragen voorzien, kunnen worden vastgesteld."
INTELLECTUELE EIGENDOM
84) Onderstaand artikel 97 bis wordt ingevoegd als laatste artikel van titel VI:
"ARTIKEL 97 bis
In het kader van de totstandbrenging en de werking van de interne markt stellen het Europees Parlement en de Raad, volgens de gewone wetgevingsprocedure, de maatregelen vast voor de invoering van Europese titels om een eenvormige bescherming van de intellectuele- eigendomsrechten in de hele Unie te bewerkstelligen, en voor de instelling van op het niveau van de Unie gecentraliseerde machtigings-, coördinatie- en controleregelingen.
De Raad stelt, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure, bij verordeningen de talenregelingen met betrekking tot de Europese titels vast. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement."
ECONOMISCH EN MONETAIR BELEID
85) Een artikel 97 ter wordt ingevoegd als eerste artikel van titel VII, met de tekst van artikel 4; het wordt als volgt gewijzigd:
a) in lid 1 wordt "en volgens het tijdschema" geschrapt;
b) in lid 2 wordt "Gelijktijdig daarmee omvat dit optreden, onder de voorwaarden en volgens het tijdschema en de procedures waarin dit Verdrag voorziet, de onherroepelijke vaststelling van xxxxxxxxxxxxx, leidend tot de invoering van één munt, de Ecu,..." vervangen door "Gelijktijdig daarmee omvat dit optreden, onder de voorwaarden en volgens de procedures waarin de Verdragen voorzien, één munt, de euro,...".
86) Artikel 99 wordt als volgt gewijzigd:
a) in lid 4 wordt de eerste zin van de eerste alinea vervangen door:
"Wanneer in het kader van de procedure van lid 3 blijkt dat het economisch beleid van een lidstaat niet overeenkomt met de in lid 2 bedoelde globale richtsnoeren of de goede werking van de economische en monetaire unie in gevaar dreigt te brengen, kan de Commissie een waarschuwing tot de betrokken lidstaat richten. De Raad kan op aanbeveling van de Commissie de nodige aanbevelingen tot de lidstaat richten.;"
b) de tweede alinea van lid 4 wordt lid 5 en het huidige lid 5 wordt hernummerd tot lid 6;
c) de onderstaande twee alinea's worden in lid 4 ingevoegd:
"In het kader van dit lid besluit de Raad zonder rekening te houden met de stem van het lid van de Raad dat de betrokken lidstaat vertegenwoordigt.
De gekwalificeerde meerderheid van de overige leden van de Raad wordt bepaald overeenkomstig artikel 205, lid 3, onder a)."
d) in lid 5, hernummerd tot 6, wordt "De Raad kan volgens de procedure van artikel 252 nadere bepalingen... vaststellen" vervangen door: "Het Europees Parlement en de Raad kunnen volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen nadere bepalingen... vaststellen” en de woorden “van dit artikel” worden geschrapt."
PROBLEMEN BIJ DE VOORZIENING VAN BEPAALDE PRODUCTEN (ENERGIE)
87) In artikel 100 wordt lid 1 vervangen door de onderstaande tekst:
"1. Onverminderd de overige procedures waarin de Verdragen voorzien, kan de Raad op voorstel van de Commissie in een geest van solidariteit tussen de lidstaten bij besluit de voor de economische situatie passende maatregelen vaststellen, met name indien zich bij de voorziening van bepaalde producten, in het bijzonder op energiegebied, ernstige moeilijkheden voordoen.".
OVERIGE BEPALINGEN - ECONOMISCH EN MONETAIR BELEID
88) Artikel 102, lid 2, wordt geschrapt en lid 1 blijft ongenummerd.
89) In artikel 103 wordt lid 2 vervangen door de onderstaande tekst:
"2. Indien nodig kan de Raad op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, definities vaststellen voor de toepassing van de in de artikelen 101 en 102 en in dit artikel bedoelde verbodsbepalingen."
PROCEDURE BIJ BUITENSPORIGE TEKORTEN
90) Artikel 104 wordt als volgt gewijzigd:
a) lid 5 wordt vervangen door:
"5. Indien de Commissie van oordeel is dat er in een lidstaat een buitensporig tekort bestaat of kan ontstaan, richt zij een advies tot de betrokken lidstaat en brengt zij de Raad daarvan op de hoogte.";
b) in lid 6 wordt "aanbeveling" vervangen door "voorstel";
c) in lid 7 wordt de eerste zin vervangen door "Wanneer de Raad overeenkomstig lid 6 besluit dat er sprake is van een buitensporig tekort, stelt hij, op aanbeveling van de Commissie, zonder ongegronde vertraging de aanbevelingen vast die hij tot de betrokken lidstaat richt opdat deze binnen een bepaalde termijn een eind maakt aan het tekort.";
d) in lid 11, eerste alinea, wordt, in de inleidende zin, "aanscherpen" vervangen door "versterken";
e) in lid 12 wordt, aan het begin van de eerste zin, "besluiten" vervangen door "besluiten of aanbevelingen";
f) lid 13 wordt vervangen door:
"13. De in de leden 8, 9, 11 en 12 bedoelde besluiten worden door de Raad op aanbeveling van de Commissie genomen.
Wanneer de Raad de in de leden 6 tot en met 9, 11 en 12 bedoelde maatregelen neemt, houdt hij geen rekening met de stem van het lid van de Raad dat de betrokken lidstaat vertegenwoordigt.
De gekwalificeerde meerderheid van de overige leden van de Raad wordt bepaald overeenkomstig artikel 205, lid 3, onder a).";
g) in lid 14, derde alinea, wordt "vóór 1 januari 1994" geschrapt.
MONETAIR BELEID
91) Artikel 105 wordt als volgt gewijzigd:
a) in lid 1, eerste zin, wordt "ESCB" vervangen door "Europees Stelsel van Centrale Banken" hierna ”ESCB” te noemen,";
b) in lid 2, tweede streepje, wordt de verwijzing naar artikel 111 vervangen door een verwijzing naar artikel 188 O;
c) lid 6 wordt vervangen door:
"6. De Raad kan volgens een bijzondere wetgevingsprocedure bij verordeningen, na raadpleging van het Europees Parlement en de Europese Centrale Bank, met eenparigheid van stemmen besluiten aan de Europese Centrale Bank specifieke taken op te dragen betreffende het beleid op het gebied van het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en andere financiële instellingen, met uitzondering van verzekerings- ondernemingen."
92) Artikel 106 wordt als volgt gewijzigd:
a) in lid 1 wordt in de eerste zin na "bankbiljetten" toegevoegd "in euro";
b) in lid 2 wordt in de eerste zin na "munten" toegevoegd "in euro"; aan het begin van de tweede zin wordt "De Raad kan volgens de procedure van artikel 252 en na raadpleging van de ECB,..." vervangen door: "De Raad kan, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement en de Europese Centrale Bank,...".
93) Artikel 107 wordt als volgt gewijzigd:
a) de leden 1 en 2 worden geschrapt en de leden 3, 4, 5 en 6 worden respectievelijk de leden 1, 2, 3 en 4;
b) in lid 4, hernummerd tot 2, wordt "de statuten van het ESCB" vervangen door: "de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank, hierna genoemd "statuten van het ESCB en van de ECB"...";
c) lid 5, hernummerd tot 3, wordt vervangen door:
"3. Artikel 5, leden 1, 2 en 3, de artikelen 17, 18 en 19, lid 1, de artikelen 22, 23, 24,
26, 32, leden 2, 3, 4, 6, artikel 33, lid 1, onder a) en artikel 36 van de statuten van het ESCB en van de ECB kunnen door het Europees Parlement en de Raad worden gewijzigd volgens de gewone wetgevingsprocedure. Zij besluiten hetzij op aanbeveling van de Europese Centrale Bank en na raadpleging van de Commissie, hetzij op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de Europese Centrale Bank."
94) In artikel 109 wordt "... uiterlijk op de datum van oprichting van het ESCB..." geschrapt.
95) In artikel 110 worden de eerste vier alinea's van lid 2 geschrapt.
MAATREGELEN BETREFFENDE HET GEBRUIK VAN DE EURO
96) In artikel 111 worden de leden 1, 2, 3 en 5 respectievelijk de leden 1 tot en met 4 van artikel 188 O; zij worden gewijzigd zoals aangegeven onder punt 174). De tekst van lid 4 wordt lid 1 van artikel 115 bis en wordt gewijzigd zoals aangegeven onder punt 100).
97) Artikel 111 bis wordt ingevoegd:
"ARTIKEL 000 xxx
Xxxxxxxxxxxx de bevoegdheden van de Europese Centrale Bank, stellen het Europees Parlement en de Raad, volgens de gewone wetgevingsprocedure, de maatregelen vast die nodig zijn voor het gebruik van de euro als enige munteenheid. Deze maatregelen worden vastgesteld na raadpleging van de Europese Centrale Bank."
INSTITUTIONELE BEPALINGEN (EMU)
98) De tekst van artikel 112 wordt artikel 245 ter en wordt gewijzigd zoals aangegeven onder punt 228). De tekst van artikel 113 wordt artikel 245 quater.
99) Artikel 114 wordt als volgt gewijzigd:
a) in lid 1, eerste alinea, wordt "Monetair Comité van raadgevende aard" vervangen door "economisch en financieel comité";
b) in lid 1 worden de tweede en de derde alinea geschrapt;
c) in lid 2 wordt de eerste alinea geschrapt; in het derde streepje wordt de verwijzing naar artikel 99, leden 2, 3, 4 en 5 vervangen door een verwijzing naar artikel 99, leden 2, 3, 4 en 6, en de verwijzingen naar artikel 122, lid 2, en naar artikel 123, leden 4 en 5, worden vervangen door een verwijzing naar artikel 117 bis, leden 2 en 3;
d) in lid 4 wordt de verwijzing naar de artikelen 122 en 123 vervangen door een verwijzing naar artikel 116 bis.
SPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR DE LIDSTATEN DIE DE EURO ALS MUNT HEBBEN
100) Het volgende hoofdstuk 3 bis en de volgende artikelen 115 A, 115 B en 115 C worden ingevoegd:
"HOOFDSTUK 3 bis
SPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR DE LIDSTATEN DIE DE EURO ALS MUNT HEBBEN
ARTIKEL 115 A
1. Om bij te dragen aan de goede werking van de economische en monetaire unie, en overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de Verdragen stelt de Raad, overeen- komstig de procedure van artikel 99 of van artikel 104, al naar het geval, met uitzondering van de procedure van artikel 104, lid 14, maatregelen vast voor de lidstaten die de euro als munt hebben:
a) ter versterking van de coördinatie en de bewaking van hun begrotingsdiscipline;
b) houdende bepaling van de richtsnoeren voor hun economisch beleid, met dien verstande dat deze verenigbaar moeten zijn met de richtsnoeren welke voor de gehele Unie zijn vastgesteld, en met het oog op de bewaking ervan.
2. Met betrekking tot de in lid 1 bedoelde maatregelen hebben alleen leden van de Raad die lidstaten vertegenwoordigen welke de euro als munt hebben, stemrecht.
De gekwalificeerde meerderheid van deze leden wordt bepaald overeenkomstig artikel 205, lid 3, onder a).
ARTIKEL 115 B
De nadere regels voor vergaderingen van de ministers van de lidstaten die de euro als munt hebben, worden vastgesteld in het protocol betreffende de Eurogroep.
ARTIKEL 115 C
1. Teneinde de positie van de euro in het internationaal monetair stelsel veilig te stellen, stelt de Raad op voorstel van de Commissie een besluit vast houdende de gemeenschappelijke standpunten in de bevoegde internationale financiële instellingen en conferenties over kwesties die voor de Economische en Monetaire Unie van bijzonder belang zijn. De Raad besluit na raadpleging van de Europese Centrale Bank.
2. De Raad kan op voorstel van de Commissie passende maatregelen vaststellen met het oog op een gezamenlijke vertegenwoordiging in de internationale financiële instellingen en conferenties. De Raad besluit na raadpleging van de Europese Centrale Bank.
3. Met betrekking tot de in de leden 1 en 2 bedoelde maatregelen hebben alleen de leden van de Raad die lidstaten vertegenwoordigen welke de euro als munt hebben, stemrecht.
De gekwalificeerde meerderheid van deze leden wordt bepaald overeenkomstig artikel 205, lid 3, onder a).".
OVERGANGSBEPALINGEN MET BETREKKING TOT DE LIDSTATEN DIE ONDER EEN DEROGATIE VALLEN
101) Artikel 116 wordt geschrapt en een artikel 116 bis wordt ingevoegd:
"ARTIKEL 116 bis
1. De lidstaten ten aanzien waarvan de Raad niet heeft besloten dat zij voldoen aan de nodige voorwaarden voor de invoering van de euro, worden hierna "lidstaten die vallen onder een derogatie" genoemd.