Federatieovereenkomst BESLUIT TOT FEDERATIE
Gemeenten zonder wijkgemeenten Gemeenschappelijke kerkenraad
Federatieovereenkomst
BESLUIT TOT FEDERATIE
De kerkenraden van de Protestantse Gemeente te Heerlen (PGH), de Protestantse Pelgrimsgemeente Brunssum (PPB) en de Protestantse Gemeente Oude Mijnstreek (PGOM) besluiten tot het aangaan van nauwe samenwerking (federatie) als bedoeld in ord. 2-11-6 van de Kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland.
Artikel 1.
De naam van het samenwerkingsverband is:
• Federatie Protestantse Parkstadgemeenten
Indien het samenwerkingsverband officieel aangeduid moet worden wordt aan de naam toegevoegd:
‘ … waarin samenwerken de Protestantse Gemeente te Heerlen, de Protestantse Pelgrimsgemeente Brunssum en de Protestantse Gemeente Oude Mijnstreek’.
Artikel 2.
De federatie van de gemeenten omvat het gehele leven en werken van de gemeenten, behoudens die terreinen waarvoor blijkens art. 3 van dit besluit geen gezamenlijke regeling is getroffen.
Artikel 3.
De kerkenraden hebben een gezamenlijke regeling getroffen voor
Ja / Nee | ||
1. de verkiezing van ambtsdragers | Xx | |
2. samenstelling, arbeidsveld en werkwijze van de gemeenschappelijke kerkenraad | Ja | |
3 de verzorging van de vermogensrechtelijke aangelegenheden. | Ja | |
geheel | Nee | |
gedeeltelijk | Ja * |
Deze regelingen zijn vervat in de bijgevoegde ‘federatieregeling ten behoeve van het leven en werken van de gefedereerde Protestantse Parkstadgemeenten.
Artikel 4.
De kerkenraden gaan samen in één gemeenschappelijke kerkenraad, waarbij de bevoegdheden van de betrokken kerkenraden gezamenlijk wordt uitgeoefend.
Artikel 5.
De federatieovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd.
Artikel 6.
Bij beëindiging van de federatieovereenkomst worden de gezamenlijke financiële verplichtingen door de Protestantse Gemeente te Heerlen, de Protestantse Pelgrimsgemeente Brunssum en de Protestantse Gemeente Oude Mijnstreek voldaan in de verhouding 8:13:2
Deze federatieovereenkomst is voorgelegd aan en besproken met de drie gemeenten op
1 maart 2015 vastgesteld door de drie kerkenraden op 19 maart 2015, 24 maart 2015 en 25
maart 2015 en is vanaf 01 januari 2015 geldig.
Een afschrift is ter kennisneming gezonden aan het breed moderamen van de classicale vergadering van Limburg.
De gezamenlijke verzorging van de vermogensrechtelijke aangelegenheden is beperkt tot die van de diaconieën en de uitgaven voor predikantstraktementen.
Federatieregeling
ten behoeve van het leven en werken van de gefedereerde Protestantse Parkstadgemeenten
Inhoud
Paragraaf Xxxxxx
0 Algemeen
1 Terreinen waarop nauw wordt samengewerkt
2 Samenstelling van de gemeenschappelijke kerkenraad
3.1. Verkiezing van ambtsdragers algemeen
3.2. Verkiezing van ouderlingen en diakenen
3.3 Verkiezing van predikanten
4 De werkwijze van de gemeenschappelijke kerkenraad
5 Besluitvorming
6 De kerkdiensten
7.1. De vermogensrechtelijke aangelegenheden – kerkrentmeesterlijk
7.2. De vermogensrechtelijke aangelegenheden - diaconaal
7.3. De vermogensrechtelijke aangelegenheden – begrotingen, jaarrekeningen, collecterooster
7.4. Overige taken van kerkrentmeesters en diakenen
7.5 De vermogensrechtelijk aangelegenheden bij beëindiging van de federatie
8 Vaststelling van de federatie regeling
9 Overige bepalingen Ondertekening
Opmerking
• In deze federatie regeling staan (vanaf paragraaf 1) de ordinantieteksten, steeds op de linkerpagina (even pagina’s) in een kader. De regeling van de Federatie Protestantse Parkstadgemeenten staat op de rechterpagina (oneven pagina’s).
ARTIKELEN FEDERATIEREGELING
§ 0 Algemeen
De gefedereerde Protestantse Parkstadgemeenten leven en werken volgens de kerkorde en de ordinanties van de Protestantse Kerk in Nederland.
0.1 Combinatie Protestantse Gemeenten Parkstad
De overeenkomst combinatie Protestantse Gemeenten Parkstad, op verzoek van de kerkenraden van de Protestantse Gemeente te Heerlen, de Protestantse Gemeente Oude Mijnstreek en de Protestantse Pelgrimsgemeente Brunssum gevormd door de classicale vergadering van Limburg van de Protestantse Kerk in Nederland met ingang van 1 december 2011, maakt integraal onderdeel uit van deze federatie regeling.
0.2 Detacheringovereenkomst
De overeenkomst tot het verrichten van hulpdiensten binnen de werktijd als predikant, zoals aangegaan door de kerkenraden van de Protestantse Gemeente Oude Mijnstreek, de Protestantse Pelgrimsgemeente Brunssum, de Protestantse Gemeente te Sittard-Grevenbicht en ds. X. Xxxxxxx te Sittard per 1 januari 2015, maakt integraal onderdeel uit van deze federatie regeling.
Ordinantietekst
Ord. 4, art. 7 Arbeidsveld
1. De kerkenraad heeft tot taak:
-
-
-
-
-
-
-
-
-
de zorg voor de dienst van Xxxxx en sacramenten;
het leiding geven aan de opbouw van de gemeente in de wereld;
de zorg voor de missionaire, diaconale en pastorale arbeid en de geestelijke vorming; het vaststellen van het beleidsplan ter zake van het leven en werken van de gemeente;
het opzicht over de leden van de gemeente voor zover hem dat door de orde van de kerk is opgedragen;
de zorg voor de vermogensrechtelijke aangelegenheden van de gemeente; het bevorderen ter plaatse van de gemeenschap van de kerken;
het bespreken van zaken die door de classicale vergadering worden of zijn behandeld; het vaststellen van regelingen ten behoeve van het leven en werken van de gemeente;
- het verrichten van alles wat verder naar de orde van de kerk van hem wordt gevraagd. 2 …
§ 2. Samenstelling van de gemeenschappelijke kerkenraad
Ordinantietekst
Ord. 4, art. 6
1. Elke gemeente heeft een kerkenraad.
2. De kerkenraad wordt gevormd door de ambtsdragers van de gemeente.
3. Met het oog op de vervulling van de door de kerkenraad te verrichten taken stelt de kerkenraad het aantal ambtsdragers vast met dien verstande dat in de kerkenraad alle ambten aanwezig zijn en wel naast de predikant ten minste twee ouderlingen die niet tevens kerkrentmeester zijn, twee ouderlingen- kerkrentmeester en drie diakenen.
3a. In afwijking van lid 3 hebben in de wijkkerkenraad naast de predikant ten minste twee ouderlingen die niet tevens kerkrentmeester zijn, een ouderling-kerkrentmeester en twee diakenen zitting.
4. In een gemeente met minder dan 300 leden dan wel in bijzondere omstandigheden kan de kerkenraad– met medewerking en goedvinden van het breed moderamen van de classicale vergadering, na in daarvoor in aanmerking komende gevallen de evangelisch-lutherse synode te hebben gehoord – een kleiner aantal ambtsdragers vaststellen, met dien verstande dat alle ambten aanwezig zijn en in de plaatselijke regeling is voorzien op welke wijze de in de ordinanties genoemde taken worden verricht.
5. Wanneer de helft van het aantal ambtsdragers ontbreekt of buiten functie is, bepaalt het breed moderamen van de classicale vergadering na overleg met de nog functionerende ambtsdragers en na in daarvoor in aanmerking komende gevallen de evangelisch-lutherse synode te hebben gehoord, op welke wijze de in de ordinanties genoemde taken kunnen worden verricht.
6. De kerkenraad kan bepalen dat en in hoeverre zij die in de gemeente in een bediening zijn gesteld, als adviseur aan de vergaderingen van de kerkenraad deelnemen.
7. De kerkenraad kan predikanten die met bijzondere opdracht aan de gemeente verbonden zijn en predikanten van de kerk die lid zijn van de gemeente benoemen tot lid van de kerkenraad
Artikelen federatieregeling
1.1 Op alle terreinen van het kerkelijk leven wordt samengewerkt.
§ 2. Samenstelling van de gemeenschappelijke kerkenraad
2.1. Aantal ambtsdragers
Overige artikelen federatieregeling
De gemeenschappelijke kerkenraad bestaat per 01 januari 2015 uit de volgende ambtsdragers:
Federatie Protestantse Parkstadgemeenten | Verplicht minimum per gemeente (ord. 4-6-3) | of | |
predikant(en) | 3 | 1 | |
xxxxxxxxxxx | 00 | 0 | |
ouderlingen- kerkrentmeester | 7 | 2 | 3 * |
diakenen | 14 | 3 | |
predikanten met bijzondere opdracht | 2 | 0 | |
TOTAAL | 48 | 8 | 9 |
* dit aantal geldt ingeval er geen kerkrentmeesters zijn die geen ouderling zijn (dus als alle kerkrentmeesters ook ouderling zijn).
Ordinantietekst
Ord. 3, art. 2. De verkiezingsregeling
1. De verkiezing wordt gehouden volgens een door de kerkenraad vast te stellen regeling.
2. Tot vaststelling of wijziging van deze regeling kan de kerkenraad overgaan met inachtneming van het bepaalde in ordinantie 4-7-2.
3. De kerkenraad bepaalt, na de leden van de gemeente er in gekend en er over gehoord te hebben, of naast de belijdende leden ook de doopleden stemgerechtigd zijn en legt dit in de in lid 1 genoemde regeling vast. Om stemgerechtigd te zijn dienen doopleden de leeftijd van achttien jaar te hebben bereikt.
4. De kerkenraad kan in de regeling opnemen dat bij volmacht kan worden gestemd, met dien verstande dat niemand meer dan twee gevolmachtigde stemmen kan uitbrengen en alleen stemgerechtigde leden gevolmachtigde stemmen kunnen uitbrengen.
Generale regeling gastlidmaatschap
Art. 6 Rechten van gastleden
…
4. Gastleden kunnen lid zijn van kerkenraadscommissies en organen van bijstand van ambtelijke vergaderingen. Alleen indien de in ordinantie 3-2 bedoelde verkiezingsregeling van de gemeente daarin expliciet voorziet, hebben zij het passief en actief kiesrecht. Zij kunnen niet worden afgevaardigd naar een meerdere vergadering.
Overige artikelen federatieregeling
3.1.1 Stemrecht
De belijdende leden zijn stemgerechtigd. Tevens zijn de doopleden, die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt, stemgerechtigd. Gastleden worden in dezen gelijkgesteld met de leden.
3.1.2 Regels voor het stemmen
Xxxxxxxx geschiedt volgens de algemene regels voor besluitvorming zoals neergelegd in ord.4-5.
3.1.3 Stemmen bij volmacht
Er kan bij volmacht worden gestemd, met dien verstande dat niemand meer dan twee gevolmachtigde stemmen kan uitbrengen en alleen stemgerechtigde leden gevolmachtigde stemmen kunnen uitbrengen.
De volmachten zijn schriftelijk, ondertekend en van een datum voorzien en worden van te voren aan de kerkenraad overhandigd.
Ordinantietekst
Ord. 3, art. 6. De verkiezing van ouderlingen en diakenen
1. Verkiesbaarheid
a. De verkiezing van ouderlingen en diakenen geschiedt uit de stemgerechtigde leden van de (wijk)gemeente.
b. Doopleden kunnen (bij toepassing van ordinantie 3-2-3) eerst voor verkiezing in aanmerking komen, nadat de kerkenraad zich ervan vergewist heeft, met inachtneming van ordinantie 9-4-1 en 2, dat zij onder de belijdende leden kunnen worden opgenomen.
c. Slechts per geval en na instemming van de algemene kerkenraad kan een stemgerechtigd lid van een andere wijkgemeente tot ouderling of diaken verkozen worden
d. Slechts per geval en na instemming van het breed moderamen van de classicale vergadering kan een stemgerechtigd lid van een andere gemeente tot ouderling of diaken verkozen worden.
2. Aanbevelingen
Voorafgaande aan de verkiezing wordt de gemeente uitgenodigd schriftelijk en ondertekend bij de kerkenraad aanbevelingen in te dienen van personen die naar haar mening voor verkiezing in aanmerking komen.
De kandidaatstelling met het oog op de verkiezing geschiedt door de kerkenraad.
3. Verkiezingsprocedure
a. Bij de aanbevelingen wordt het ambt vermeld waarvoor de betrokkene wordt aanbevolen.
b. Als voor dat ambt geen aanbevelingen zijn binnengekomen die door tien of meer stemgerechtigde leden worden ondersteund, geschiedt de verkiezing door de kerkenraad.
c. Als voor dat ambt aanbevelingen zijn binnengekomen die door tien of meer stemgerechtigde leden worden ondersteund, maakt de kerkenraad een lijst op met de namen van hen die voor dat ambt door tien of meer stemgerechtigde leden zijn aanbevolen en die verkiesbaar zijn. De kerkenraad kan de lijst aanvullen met de namen van hen die door de kerkenraad zelf voor dat ambt worden aanbevolen.
d. Als het aantal namen op de lijst niet groter is dan het aantal vacatures voor dat ambt, worden de kandidaten door de kerkenraad verkozen verklaard.
e. Als het aantal namen op de verkiezingslijst groter is dan het aantal vacatures voor dat ambt, geschiedt de verkiezing door de stemgerechtigde leden van de gemeente.
4. ……….
§ 3.3 Verkiezing van predikanten
Ordinantietekst
Ord. 3, art. 4. De verkiezing van predikanten
1. Voor de verkiezing tot predikant van een gemeente komen in aanmerking zij die in de Protestantse Kerk in Nederland tot het ambt van predikant beroepbaar zijn.
2..…………
--
9…………
10. Bezwaren tegen de gevolgde verkiezingsprocedure kunnen worden ingebracht door stemgerechtigde leden van de gemeente en dienen uiterlijk vijf dagen na deze bekendmaking schriftelijk en ondertekend bij de kerkenraad te worden ingediend.
11. De kerkenraad zendt het bezwaarschrift binnen veertien dagen - onverminderd zijn verantwoordelijkheid te proberen zelf het bezwaar weg te nemen - door naar het regionale college voor de behandeling van bezwaren en geschillen, dat xxxxxxx een einduitspraak doet.
Ord. 3-7 De ambtstermijn van ouderlingen en diakenen
1. De eerste ambtstermijn van ouderlingen en diakenen is in de regel vier jaar. Zij zijn telkens terstond als ambtsdrager herkiesbaar, voor een per geval vast te stellen termijn van tenminste twee jaar en ten hoogste vier jaar, met dien verstande dat zij niet langer dan twaalf aaneengesloten jaren ambtsdrager kunnen zijn.
2………
Overige artikelen federatieregeling
3.2.1 De verkiezing van ouderlingen en diakenen vindt jaarlijks plaats in november.
§ 3.3 Verkiezing van predikanten
Overige artikelen federatieregeling
3.3.1 In afwijking van het bepaalde in Ord. 3-4-5 worden predikanten verkozen door de gemeenschappelijke kerkenraad.
Ordinantietekst
Ord. 4, art. 8. Werkwijze
1. De kerkenraad komt ten minste zes maal per jaar bijeen.
2. De kerkenraad kiest uit zijn midden een moderamen bestaande uit ten minste een preses, een scriba en een assessor met dien verstande dat in elk geval een predikant deel uitmaakt van het moderamen.
3. Het moderamen heeft tot taak het voorbereiden, samenroepen en leiden van de bijeenkomsten van de kerkenraad, de uitvoering van die besluiten van de kerkenraad waarvoor geen anderen aangewezen zijn, en voorts, onder verantwoording aan de kerkenraad, het afdoen van zaken van formele en administratieve aard en van zaken die geen uitstel gedogen.
4. De kerkenraad kan zich in zijn arbeid laten bijstaan door commissies die door hem worden ingesteld en die werken in opdracht van, onder verantwoordelijkheid van en in verantwoording aan de kerkenraad.
5. De kerkenraad stelt telkens voor een periode van vier jaar een beleidsplan op, na daarover overleg gepleegd te hebben met het college van kerkrentmeesters, het college van diakenen en met alle daarvoor in aanmerking komende organen van de gemeente.
Elk jaar pleegt de kerkenraad met dezelfde colleges en organen overleg over eventuele wijziging van het beleidsplan.
Nadat de kerkenraad het beleidsplan of een wijziging daarvan voorlopig heeft vastgesteld, wordt dit in de gemeente gepubliceerd. De kerkenraad stelt de leden van de gemeente in de gelegenheid hun mening over het beleidsplan of de wijziging kenbaar te maken. Daarna stelt de kerkenraad het beleidsplan of de wijziging vast.
6. De kerkenraad maakt een regeling voor zijn wijze van werken, waarin in ieder geval wordt geregeld: het bijeenroepen van zijn vergaderingen, de agendering, de wijze waarop de gemeente wordt gekend en gehoord, de openbaarmaking van zijn besluiten, de toelating van niet-leden van de kerkenraad tot zijn vergaderingen en het beheer van zijn archieven.
7. De kerkenraad neemt geen besluiten tot het wijzigen van de gang van zaken in de gemeente ten aanzien van:
- het beantwoorden van de doopvragen door doopleden;
- het toelaten van doopleden tot het avondmaal;
- het verlenen van actief en passief kiesrecht aan doopleden;
- de wijze van de verkiezing van ambtsdragers;
- het zegenen van andere levensverbintenissen dan een huwelijk van man en vrouw; en ter zake van:
- de aanduiding en de naam van de gemeente;
- het voortbestaan van de gemeente;
- het aangaan van een samenwerkingsverband met een andere gemeente;
- de plaats van samenkomst van de gemeente;
- het verwerven, ingrijpend verbouwen, afbreken, verkopen of op andere wijze vervreemden van een kerkgebouw;
zonder de leden van de gemeente daarin gekend en daarover gehoord te hebben.
Het kennen en horen dient in elk geval plaats te vinden in de vorm van een beraad in de gemeente indien het beraad in de desbetreffende ordinantie is voorgeschreven.
Overige artikelen federatieregeling
4.1 Bijeenroepen van de vergadering
De vergaderingen van de gemeenschappelijke kerkenraad worden tenminste 7 dagen van te voren bijeengeroepen door het moderamen, onder vermelding van de zaken die aan de orde zullen komen (de agenda).
4.2 Openbaarmaking besluiten
Niet vertrouwelijke besluiten, genomen in de vergadering van de gemeenschappelijke kerkenraad, worden hetzij schriftelijk in het kerkblad, hetzij door een mondelinge mededeling binnen een redelijke termijn aan de gemeente bekend gemaakt.
4.3. Verkiezing moderamina
De verkiezing van het moderamen (ord. 4-8-2) geschiedt eens per jaar voor 1 november.
4.4 Plaatsvervangers
In de vergadering waarin het moderamen wordt verkozen worden de plaatsvervangers van de preses en de scriba van de gemeenschappelijke kerkenraad aangewezen.
4.5 De gemeente kennen in en horen over
In de gevallen dat de kerkorde voorschrijft dat de gemeenschappelijke kerkenraad de gemeente kent in een bepaalde zaak en haar daarover hoort, belegt de gemeenschappelijke kerkenraad een bijeenkomst met de (betreffende) leden van de gemeente, die wordt
• aangekondigd in het kerkblad, dat voorafgaande aan de bijeenkomst verschijnt en
• afgekondigd op tenminste twee zondagen, die aan de bijeenkomst voorafgaan.
In deze berichtgeving vooraf maakt de gemeenschappelijke kerkenraad kenbaar over welke zaak hij de gemeente wil horen.
4.6. Toelating toehoorders tot de vergaderingen
De vergaderingen van de gemeenschappelijke kerkenraad zijn niet openbaar. De gemeenschappelijke kerkenraad kan echter besluiten dat gemeenteleden en andere belangstellenden als toehoorder tot een bepaalde vergadering of tot een deel daarvan toegelaten worden.
4.7. Archiefbeheer
Het lopend archief van de gemeenschappelijke kerkenraad berust bij de scriba, met inachtneming van de verantwoordelijkheid van de colleges van kerkrentmeesters voor de archieven van de gemeenten uit hoofde van Ord. 11-2-7 sub g.
§ 5. Besluitvorming
Ordinantietekst
Ord. 4, art. 5 Besluitvorming
1. In alle kerkelijke lichamen worden besluiten steeds na gemeenschappelijk overleg en zo mogelijk met eenparige stemmen genomen.
Blijkt eenparigheid niet bereikbaar, dan wordt besloten met meerderheid van de uitgebrachte stemmen, waarbij blanco stemmen niet meetellen.
2. Xxxxxxxx over zaken geschiedt mondeling tenzij om schriftelijke stemming wordt gevraagd. Staken de stemmen, dan vindt herstemming plaats. Staken de stemmen weer, dan is het voorstel verworpen.
3. Xxxxxxxx over personen geschiedt schriftelijk.
Wanneer er niet meer kandidaten zijn dan er verkozen moeten worden, kan mondeling worden gestemd als niemand van de aanwezige leden tegen mondelinge stemming bezwaar maakt.
Indien één kandidaat wordt voorgesteld en de stemmen staken, vindt herstemming plaats. Staken de stemmen weer, dan is de kandidaat niet verkozen.
Indien er meer kandidaten zijn dan er verkozen moeten worden, zijn van hen verkozen diegenen op wie de meeste stemmen zijn uitgebracht en die de meerderheid van de uitgebrachte stemmen hebben behaald, tot het aantal vacatures dat vervuld moet worden.
Indien voor een vacature geen van de kandidaten een meerderheid heeft behaald, vindt een herstemming plaats tussen de twee kandidaten die de meeste stemmen behaalden.
Staken de stemmen, dan vindt herstemming plaats. Staken de stemmen weer, dan beslist het lot.
4. Geen besluiten kunnen worden genomen indien niet ten minste de helft van het aantal leden zoals dit voor het kerkelijk lichaam is vastgesteld, ter vergadering aanwezig is.
Wanneer in een vergadering het quorum niet aanwezig is, kan ten aanzien van een op die vergadering ingediend voorstel een besluit worden genomen op een volgende vergadering die ten minste twee weken later wordt gehouden, ook wanneer dan het quorum niet aanwezig is.
5.Voor besluitvorming in een vergadering met stemgerechtigde leden van de gemeente zijn de leden 1 tot en met 3 van overeenkomstige toepassing, tenzij in de plaatselijke regeling anders is voorzien.
§ 6. De kerkdiensten
Ordinantieteksten
Ord. 5 artikel 1 De eredienst
…
3. Tijd, plaats en aantal van de kerkdiensten worden vastgesteld door de kerkenraad.
…
Ord. 6 artikel 2 De toelating tot de doop
…
4. De kerkenraad bepaalt of doopvragen door doopleden mogen worden beantwoord.
De kerkenraad neemt een besluit tot wijziging van het beleid ter zake niet dan na de leden van de gemeente daarin gekend en daarover gehoord te hebben.
Ord. 7 artikel 2 De toelating tot het avondmaal
…
De kerkenraad bepaalt of alleen belijdende leden of ook doopleden aan het avondmaal kunnen deelnemen. De kerkenraad neemt een beslissing tot wijziging van het beleid ten aanzien van de deelname aan het avondmaal niet dan na beraad in de gemeente, tot deelname waaraan de leden van de gemeente worden uitgenodigd.
Ord. 5 artikel 4 Andere levensverbintenissen
1. De kerkenraad kan -na beraad in de gemeente- besluiten dat ook andere levensverbintenissen van twee personen als een verbond van liefde en trouw voor Gods aangezicht kunnen worden gezegend.
§ 6. De kerkdiensten
Overige artikelen federatieregeling
6.5.1 Plaats en aantal kerkdiensten
De wekelijkse kerkdiensten van de gefedereerde gemeente worden volgens een door de gemeenschappelijke kerkenraad vastgesteld rooster gehouden in de kerk aan het Tempsplein te Heerlen, de Pelgrimskerk te Brunssum en in De Ark te Landgraaf en nader te bepalen plaatsen.
6.6.2 Beantwoording doopvragen
Bij de bediening van de doop van kinderen kunnen belijdende leden en doopleden de doop-vragen beantwoorden.
6.7.2 Deelname aan het avondmaal
Tot de deelname aan het avondmaal worden zowel belijdende leden als doopleden toegelaten.
6.5.4. Andere levensverbintenissen
Levensverbintenissen van twee personen, anders dan een huwelijk van man en vrouw, kunnen als een verbond van liefde en trouw voor Gods aangezicht worden gezegend.
Ordinantieteksten
Ord. 11, art. 2 Het college van kerkrentmeesters
1. De ouderlingen-kerkrentmeester vormen tezamen met de kerkrentmeesters als bedoeld in lid 3 het college van kerkrentmeesters.
2. Het college van kerkrentmeesters bestaat uit ten minste drie leden.
De meerderheid van het college van kerkrentmeesters bestaat uit ouderlingen-kerkrentmeesters.
3. De kerkrentmeesters die geen ouderling zijn, worden door de kerkenraad uit de leden van de gemeente benoemd nadat hun namen zijn voorgedragen aan de gemeente om haar goedkeuring te verkrijgen. Zij kunnen in de gemeente niet tegelijkertijd een ambt dragen.
4. Ten aanzien van de kerkrentmeesters die geen ouderling zijn, is van overeenkomstige toepassing hetgeen voor ambtsdragers bepaald is ter zake van de zittingstijd, de mogelijkheid bezwaar te maken tegen de benoeming, het opzicht en de behandeling van bezwaren en geschillen.
5. Het college van kerkrentmeesters wijst uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester aan.
De voorzitter is een van de ouderlingen-kerkrentmeester.
Het college van kerkrentmeesters draagt er zorg voor dat de boekhouding en het middelenbeheer niet in één hand zijn.
6. Indien aan de besluitvorming van het college van kerkrentmeesters minder dan drie leden deelnemen, is een besluit van het college slechts rechtsgeldig,
a. wanneer, bij deelname door twee kerkrentmeesters, één ambtsdrager, daartoe aangewezen door de kerkenraad, aan de besluitvorming heeft deelgenomen en
b. wanneer, bij deelname door één kerkrentmeester, twee ambtsdragers, daartoe aangewezen door de kerkenraad, aan de besluitvorming hebben deelgenomen.
7. Het college van kerkrentmeesters heeft tot taak:
a. het in overleg met en in verantwoording aan de kerkenraad scheppen en onderhouden van de ma- teriële en financiële voorwaarden voor het leven en werken van de gemeente door:
- het meewerken aan de totstandkoming van het beleidsplan, de begroting en de jaarrekening van de gemeente overeenkomstig het bepaalde in ordinantie 4-7-1 en het bepaalde in de artikelen 6 en 7;
- het zorg dragen voor de geldwerving;
- het zorg dragen voor het beschikbaar zijn van ruimten voor de eredienst en de andere activiteiten van de gemeente;
en voorts
b. het beheren van de goederen van de gemeente;
c. het verzorgen van het, in het beleidsplan en de begroting geformuleerde, personeelsbeleid;
d. het zorgdragen voor de arbeidsrechtelijke aangelegenheden van hen die krachtens arbeidsovereenkomst bij de gemeente werkzaam zijn op niet-diaconaal terrein;
e. het fungeren als opdrachtgever van kosters en beheerders van gebouwen en ander beherend en administratief personeel dat op arbeidsovereenkomst in dienst van de gemeente werkzaam is;
f. het bijhouden van de registers van de gemeente, het doopboek, het belijdenisboek en - indien aanwezig
- het trouwboek;
g. het beheren van de archieven van de gemeente;
h. het beheren van de verzekeringspolissen.
Met het oog op deze taak kan de ouderling-kerkrentmeester worden vrijgesteld van
- het toerusten van de gemeente tot het vervullen van haar pastorale en missionaire roeping en
- de herderlijke zorg.
8. Het college van kerkrentmeesters blijft bij het beheren van en beschikken over de aan hem toevertrouwde vermogensrechtelijke aangelegenheden van de gemeente binnen de grenzen van het door de kerkenraad vastgestelde beleidsplan en van de door de kerkenraad vastgestelde begroting.
Overige artikelen federatieregeling
7.1.1. Omvang van college van kerkrentmeesters
Het gemeenschappelijk college van kerkrentmeesters bestaat uit alle leden van de afzonderlijke colleges en telt PGH 5-PGOM 2- PPB 5 leden.
7.1.4. De bevoegdheden van de penningmeester
De penningmeester van het gemeenschappelijk college is bevoegd betalingen te doen namens de gemeenten, met in achtneming van het door de gemeenschappelijke kerkenraad vastgestelde beleidsplan en de door de gemeenschappelijke kerkenraad vastgestelde begroting(en), tot een maximaal bedrag van 15.000 euro per betaling.
Voor betalingen boven dit bedrag zijn van het gemeenschappelijk college voorzitter en penningmeester of secretaris en penningmeester gezamenlijk bevoegd.
Bij afwezigheid of ontstentenis van de penningmeester xxxxxx de voorzitter en/of secretaris op als diens plaatsvervanger.
7.1.5. Xxxxxxxxxx van voorzitter, secretaris en penningmeester
De verkiezing van de voorzitter, secretaris en penningmeester van het gemeenschappelijke college van kerkrentmeesters geschiedt eens per 4 jaar.
7.1.6. Plaatsvervangers
In de vergadering van het gemeenschappelijk college in de maand april wijst het gemeenschappelijke college de plaatsvervangers van de voorzitter en de secretaris aan.
7.1.7. Besluitvorming
Besluiten van het gemeenschappelijk college van kerkrentmeesters behoeven steeds de instemming van de meerderheid van de afzonderlijke colleges.
7.1.8. Registratie vermogensbestanddelen
Het gemeenschappelijke college van kerkrentmeesters registreert op een lijst alle vermogensbestanddelen die door (een van) de gemeenten bij het sluiten van de federatieovereenkomst of op een later tijdstip ter gezamenlijke verzorging zijn ingebracht.
Bij het sluiten van de federatie overeenkomst wordt geen van de gemeenten vermogensbestanddelen ingebracht.
9. Voorafgaande instemming van de kerkenraad is nodig voor rechtshandelingen betreffende: - het verkrijgen, bouwen, ingrijpend verbouwen, uitbreiden of restaureren, verhuren, bezwaren, verkopen of op andere wijze vervreemden en afbreken van een gebouw of een orgel, beide in gebruik ten behoeve van de eredienst of anderszins van belang voor het leven en werken van de gemeente;
- het aangaan van verplichtingen waarin niet bij vastgestelde begroting is voorzien;
- het aanvaarden van erfstellingen of schenkingen onder last of voorwaarde;
- het oprichten van of deelnemen aan een stichting;
- het voeren van processen voor de overheidsrechter en het aangaan van overeenkomsten om geschillen op een andere wijze tot een oplossing te brengen.
10. De kerkenraad neemt alleen in overleg met het college van kerkrentmeesters beslissingen op niet- diaconaal terrein waaraan voor de gemeente financiële gevolgen verbonden zijn welke niet bij vastgestelde begroting zijn voorzien.
Ord. 11, art. 5. Rechtspersoonlijkheid en vertegenwoordiging
1. De gemeente heeft rechtspersoonlijkheid.
De gemeente wordt in vermogensrechtelijke aangelegenheden van niet-diaconale aard vertegenwoordigd door de voorzitter en de secretaris van het college van kerkrentmeesters tezamen. Het college van kerkrentmeesters wijst voor elk van beiden uit zijn midden of uit de kerkenraad een plaatsvervanger aan.
…
2. …
3. In alle andere aangelegenheden wordt de gemeente vertegenwoordigd door de preses en de scriba van de kerkenraad tezamen. De kerkenraad wijst voor elk van beiden uit zijn midden een plaatsvervanger aan.
Ordinantieteksten
Ord. 11, art. 3. Het college van diakenen
1. De diakenen vormen tezamen het college van diakenen. Het college van diakenen bestaat uit ten minste drie leden.
2. Het college van diakenen wijst uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester aan. Het college van diakenen draagt er zorg voor dat de boekhouding en het middelenbeheer niet in één hand zijn.
3. Indien aan de besluitvorming van het college van diakenen minder dan drie leden deelnemen, is een besluit van het college slechts rechtsgeldig,
a. wanneer, bij deelname door twee diakenen, één ambtsdrager, daartoe aangewezen door de kerkenraad, aan de besluitvorming heeft deelgenomen en
b. wanneer, bij deelname door één diaken, twee ambtsdragers, daartoe aangewezen door de kerkenraad, aan de besluitvorming hebben deelgenomen.
4. Het college van diakenen heeft tot taak:
a. het in overleg met en in verantwoording aan de kerkenraad scheppen en onderhouden van de materiële en financiële voorwaarden voor de door de gemeente te verrichten diaconale dienst door:
- het meewerken aan de totstandkoming van het beleidsplan, de diaconale begroting en de diaconale jaarrekening overeenkomstig het bepaalde in ordinantie 4-7-1 en het bepaalde in de artikelen 6 en 7;
- het zorg dragen voor de geldwerving ten behoeve van de diaconale arbeid van de gemeente; en voorts
b. het beheren van de goederen van de diaconie;
c. het verzorgen van het, in het beleidsplan en de diaconale begroting geformuleerde, personeelsbeleid;
d. het zorgdragen voor de arbeidsrechtelijke aangelegenheden van hen die krachtens arbeidsovereenkomst bij de diaconie werkzaam zijn;
e. het fungeren als opdrachtgever van hen die op arbeidsovereenkomst in de gemeente op diaconaal terrein werkzaam zijn;
f. het beheren van verzekeringspolissen.
5. Het college van diakenen blijft bij het beheren van en beschikken over de aan hem toevertrouwde vermogensrechtelijke aangelegenheden binnen de grenzen van het door de kerkenraad vastgestelde beleidsplan en de door de kerkenraad vastgestelde begroting.
6. Voorafgaande instemming van de kerkenraad is nodig voor:
- het aangaan van verplichtingen waarin niet bij vastgestelde begroting is voorzien;
- het aanvaarden van erfstellingen of schenkingen onder last of voorwaarde;
- het oprichten van of deelnemen aan een stichting;
- het voeren van processen voor de overheidsrechter en het aangaan van overeenkomsten om geschillen op een andere wijze tot een oplossing te brengen.
7. Het college van diakenen is bevoegd diaconale steun te verlenen aan personen, organen, kassen, fondsen, instellingen en rechtspersonen in binnen- en buitenland.
Uitsluitend in zeer bijzondere gevallen, zulks ter beoordeling van het regionale college voor de behandeling van beheerszaken en nadat ter zake toestemming is verkregen van dit college, kan het college van diakenen besluiten diaconale gelden beschikbaar te stellen voor niet-diaconaal werk van de gemeente.
8. De kerkenraad neemt alleen in overleg met het college van diakenen beslissingen waaraan voor de diaconie van de gemeente financiële gevolgen verbonden zijn welke niet bij vastgestelde begroting zijn voorzien.
Ord. 11, art. 5. Rechtspersoonlijkheid en vertegenwoordiging
1. …
2. De diaconie van de gemeente heeft rechtspersoonlijkheid. Het college van diakenen is het bestuur van de diaconie.
De gemeente wordt in vermogensrechtelijke aangelegenheden van diaconale aard vertegenwoordigd door de diaconie. De diaconie van de gemeente wordt vertegenwoordigd door de voorzitter en de secretaris van het college van diakenen tezamen. Het college van diakenen wijst voor elk van beiden uit zijn midden of uit de kerkenraad een plaatsvervanger aan.
…
3. …
Overige artikelen federatieregeling
7.2.1. Omvang college van diakenen
Het gemeenschappelijk college van diakenen bestaat uit alle leden van de afzonderlijke colleges.
7.2.2. Xxxxxxxxxx van voorzitter, secretaris en penningmeester
De verkiezing van de voorzitter, secretaris en penningmeester van het gemeenschappelijk college van diakenen geschiedt elk jaar in november.
7.2.3. Plaatsvervangers
In de vergadering, genoemd in art. 7.2.2., van het gemeenschappelijk college van diakenen worden de plaatsvervangers van de voorzitter en secretaris van het gemeenschappelijk college aangewezen.
7.2.4. De administratie
Het gemeenschappelijk college van diakenen wijst uit zijn midden een administrerend diaken aan, die belast wordt met de boekhouding van het gemeenschappelijk college.
7.2.5. De bevoegdheden van de penningmeester
De penningmeester van het gemeenschappelijk college is bevoegd betalingen te doen namens het gemeenschappelijk college van diakenen, met in achtneming van de door de gezamenlijke kerkenraad vastgestelde beleidsplannen en de begrotingen, tot een maximaal bedrag van 5.000,00 euro per betaling.
Voor betalingen buiten het vastgesteld beleidsplan en begroting gaat het gemeenschappelijk college in overleg met de Kerkenraad.
Bij afwezigheid of ontstentenis van de penningmeester xxxxxx de voorzitter op als diens plaatsvervanger.
7.2.6. Besluitvorming
Besluiten van het gemeenschappelijk college van diakenen behoeven steeds de instemming van de meerderheid van de afzonderlijke colleges.
7.2.7. Registratie vermogensbestanddelen
Het gemeenschappelijke college van diakenen registreert op een lijst alle vermogensbestanddelen die door (een van) de diaconieën bij het sluiten van de federatieovereenkomst of op een later tijdstip ter gezamenlijke verzorging zijn ingebracht.
7.2.8 Voorzitter, secretaris en penningmeester afzonderlijke colleges
Tijdens de vergadering van het gemeenschappelijke college in de maand mei melden de afzonderlijke colleges wie hun voorzitter, secretaris en penningmeester en tevens de plaatsvervangers zijn.
De functie wordt in principe aangegaan voor 4 jaar.
Ordinantieteksten
Ord. 11, art. 6. De begrotingen en het collecterooster
1. Elk jaar plegen het college van kerkrentmeesters en het college van diakenen met de kerkenraad en met alle daarvoor in aanmerking komende organen van de gemeente overleg over de in samenhang met het door de kerkenraad vastgestelde beleidsplan op te stellen begrotingen en het collecterooster van het komende kalenderjaar.
2. Vóór 1 november dienen het college van kerkrentmeesters en het college van diakenen hun ontwerpbegrotingen bij de kerkenraad in, vergezeld van een door hen in onderling overleg opgesteld gemeenschappelijk ontwerpcollecterooster.
3. Indien de kerkenraad wijzigingen wil aanbrengen in de ontwerpbegrotingen overlegt hij met het betrokken college over de voorgenomen wijziging. Indien over de wijziging geen overeenstemming wordt verkregen, vraagt de kerkenraad bemiddeling van het regionale college voor de behandeling van beheerszaken. Eerst na bemiddeling van het regionale college neemt de kerkenraad een definitief besluit.
4. Nadat de kerkenraad de begrotingen voorlopig heeft vastgesteld, worden deze in samenvatting in de gemeente gepubliceerd en tevens gedurende een week in haar geheel voor de leden van de gemeente ter inzage gelegd. De kerkenraad stelt de leden van de gemeente in de gelegenheid hun mening over de begrotingen kenbaar te maken op de wijze die in de regeling voor de wijze van werken van de kerkenraad is aangegeven. Daarna stelt de kerkenraad de begrotingen en het collecterooster vast.
5. Indien een kerkenraad wijzigingen wil aanbrengen in de vastgestelde begroting is het bepaalde in lid 3 en 4 van overeenkomstige toepassing.
Ord. 11, art. 7. De jaarrekeningen
1. Het college van kerkrentmeesters en het college van diakenen leggen elk jaar vóór 1 mei hun ont- werpjaarrekeningen over het laatstverlopen kalenderjaar aan de kerkenraad voor.
2. Deze jaarrekeningen worden in haar geheel of in samenvatting in de gemeente gepubliceerd en tevens gedurende een week in haar geheel voor de leden van de gemeente ter inzage gelegd. De kerkenraad stelt de leden van de gemeente in de gelegenheid hun mening over de jaarrekeningen kenbaar te maken. op de wijze die in de regeling voor de wijze van werken van de kerkenraad is aangegeven.
3. Daarna stelt de kerkenraad de jaarrekeningen vast, hetgeen strekt tot decharge van de kerkrentmeesters respectievelijk de diakenen inzake het door hen gevoerde beheer, tenzij de kerkenraad een voorbehoud maakt, of het regionale college voor de behandeling van beheerszaken nader overleg wenst.
4. Elk jaar wordt vóór de vaststelling van de jaarrekeningen de financiële administratie van de gemeente en van de diaconie gecontroleerd door een door de kerkenraad aan te wijzen registeraccountant of accountant-administratieconsulent dan wel twee andere onafhankelijke deskundigen.
Overige artikelen federatieregeling
7.3.1. Opstellen begrotingen en jaarrekeningen
De gemeenschappelijke colleges van kerkrentmeesters c.q. diakenen stellen voor het gezamenlijk verzorgde deel van hun vermogensrechtelijke aangelegenheden gezamenlijke begrotingen en jaarrekeningen op en voor het deel dat niet gezamenlijk verzorgd wordt afzonderlijke begrotingen en jaarrekeningen.
7.3.2. Het in de gelegenheid stellen van gemeenteleden hun mening kenbaar te maken over begroting en jaarrekening
Voor de vaststelling dan wel wijziging van de begrotingen en voor de vaststelling van de jaarrekeningen worden deze stukken in samenvatting gepubliceerd in het kerkblad.
De volledige stukken kunnen gedurende een week worden ingezien. Bij de publicatie worden tijd en plaats vermeld.
De leden worden in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken.
Reacties kunnen tot drie dagen na het einde van de periode van terinzagelegging worden gestuurd aan de scriba van de gemeenschappelijke kerkenraad.
§ 7.5. De vermogensrechtelijke aangelegenheden bij beëindiging van de federatie.
Bij beëindiging van de federatieovereenkomst worden de gemeenschappelijke bezittingen, financiële vorderingen en financiële verplichtingen, in de verhouding 8:13:2 over de Protestantse Gemeente te Heerlen, de Protestantse Pelgrimsgemeente Brunssum en de Protestantse Gemeente Oude Mijnstreek verdeeld.
§ 8 Vaststelling van de federatieregeling
Deze federatieregeling is voorgelegd aan en besproken met de drie gemeenten op 1 maart 2015
vastgesteld door de drie kerkenraden op 19 maart 2015, 24 maart 2015 en 25 maart 2015 en is
vanaf 1 januari 2015 geldig.
§ 9 Overige bepalingen
In gevallen waarin noch de kerkorde met ordinanties, noch deze federatieregeling voorziet, beslist de gemeenschappelijke kerkenraad.