Subsidieregeling Amsterdam aardgasloos + Toelichting
Subsidieregeling Amsterdam aardgasloos + Toelichting
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:
1. Aardgasloze woning: een bestaande woning waar de aardgasaansluiting verwijderd is en waarin op elektra gekookt wordt;
2. Aardgasverwarming: aardgas gestookte installatie bedoeld voor in ieder geval ruimteverwarming en verwarming van douche‐ en tapwater;
3. Afsluiting: het door de netbeheerder (laten) verwijderen of afsluiten van de aardgasaansluiting waardoor de woning geen gebruik meer kan maken van aardgas;
4. ASA: Algemene subsidieverordening van de gemeente Amsterdam van 2013;
5. College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;
6. Complex: meerdere woningen in hetzelfde gebouw, die aangesloten zijn op een gezamenlijk netwerk waarmee de woningen worden voorzien van aardgas;
7. DAEB‐vrijstellingsbesluit: het Besluit van de Europese Commissie van 20 december 2011, betreffende de toepassing van artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor openbare dienst, verleend aan bepaalde, met beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen (PbEU C9380)), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;
8. De‐minimisverordening: Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de‐minimissteun (PB EU L 352 van 24.12. 2013), met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;
9. Gebouwgebonden maatregelen: maatregelen die in het kader van deze subsidieregeling op, in of aan de woning en/of complex worden uitgevoerd;
10. Meerkosten: extra kosten die gemaakt worden om een aardgasloze situatie te creëren, met als referentie doorexploiteren of opnieuw investeren in een situatie mét aardgas. Uitgangspunt zijn wettelijke kwaliteitseisen of het gangbare minimum. Meerkosten zijn de kosten daar bovenop;
11. NOM(woning): een nul‐op‐de‐meter (NOM) woning is een woning waarin minimaal net zoveel energie wordt opgewekt (door zon, wind of warmtepompen) als verbruikt, gemiddeld genomen over een jaar tijd;
12. Onderneming: Onderneming als bedoeld in artikel 2, tweede lid van de de‐minimisverordening, uitgezonderd woningcorporaties
13. Starten: aanvang maken met het treffen van de fysieke maatregelen;
14. Woning: een zelfstandige woning als bedoeld in artikel 7:234 BW;
15. Woningcorporaties: Toegelaten instellingen als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet en het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015
Artikel 2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013
De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze regeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.
Artikel 2a Europees kader bij subsidie aan woningcorporaties
In zover woningcorporaties activiteiten uitvoeren die op grond van deze subsidieregeling voor subsidie in aanmerking komen, betreffen het Diensten van Algemeen Economisch belang als bedoeld in artikel 47 van de Woningwet. Het betreft een additionele, specifieke vergoeding in aanvulling op de compensatie die is genoemd in het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015.
Artikel 3 Doel subsidieregeling
Het doel van de subsidie is het stimuleren van woningeigenaren van bestaande woningen tot het treffen van maatregelen die ertoe leiden dat de woning, al dan niet gefaseerd, van het aardgasnet afgekoppeld wordt. Door in plaats van aardgas te verwarmen met en te koken op een duurzaam alternatief wordt de CO2‐uitstoot in de gemeente Amsterdam teruggedrongen.
Artikel 4 Subsidiabele activiteiten
Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor het treffen van fysieke gebouwgebonden maatregelen:
1. Voor de verbouw van een woning of een complex naar NOM, of
2. Voor de verbouw van een woning of een complex naar aardgasloos. Het gaat daarbij om een alternatief voor de aardgasgestookte verwarmingsketel. Dit kan een individuele of een collectieve ketel zijn. Hierbij horen ook de maatregelen om te kunnen overgaan op koken zonder aardgas.
3. Voor het (laten) afsluiten van de woning en/of het complex van het aardgasnet door de netbeheerder. Dit kan in aanvulling op de activiteiten onder artikel 4, eerste en tweede lid.
Artikel 5 Subsidiabele kosten
1. Subsidiabele kosten zijn meerkosten die door de aanvrager worden gemaakt voor de uitvoering van de te treffen fysieke gebouwgebonden maatregelen aan een bestaande woning of complex;
2. Subsidiabele kosten zijn de kosten die door de aanvrager gemaakt worden voor het afsluiten van het aardgasnet.
3. De volgende kosten zijn niet subsidiabel:
a. Indien de maatregelen door de woningeigenaar zelf worden uitgevoerd, de kosten voor de zelf verrichte arbeid;
b. De installatie van biomassaketels, hout‐ of pelletkachels, en installaties of fornuizen op fossiele brandstoffen als kolen, olie of butaangas.
Artikel 6 Hoogte van de subsidie
1. Voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 4 eerste lid bedraagt de subsidie 100% van de werkelijke meerkosten, tot een maximum van € 8.000.‐ per woning;
2. Voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 4 tweede lid bedraagt de subsidie 100% van de werkelijke meerkosten, tot een maximum van € 5.000.‐ per woning;
3. Voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 4 derde lid bedraagt de subsidie 100% van de werkelijke kosten, tot een maximum van € 605.‐ per woning;
4. Indien de aanvrager voor dezelfde activiteit ook andere subsidies ontvangt, wordt de hoogte van de subsidie zodanig berekend dat de totale subsidie niet meer bedraagt dan 100% van de werkelijke meerkosten.
5. Voor ondernemingen, niet zijnde woningcorporaties, kan de totale hoogte per subsidieaanvrager de in de de‐minimisverordening genoemde grens van € 200.000 per drie belastingjaren niet overstijgen.
Artikel 7 Subsidieplafond
Het subsidieplafond bedraagt € 5.000.000.‐ voor de looptijd van deze subsidieregeling.
Artikel 8 De aanvrager
Subsidie voor de activiteiten als genoemd in artikel 4 kan uitsluitend worden aangevraagd door eigenaren van één of meerdere bestaande woningen binnen de gemeentegrenzen van de gemeente
Amsterdam, danwel een Vereniging van Eigenaren (VvE). Hieronder vallen eveneens eigenaren van bestaande woningen in de gemeente Amsterdam die deze woningen bedrijfsmatig exploiteren.
Artikel 9 Start aanvraagperiode
Een aanvraag om subsidie kan worden ingediend vanaf 1 september 2017
Artikel 10 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
In aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 worden bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens en stukken overgelegd:
1. Bewijs van eigendom van de woning waar de subsidiabele activiteit plaatsvindt;
2. Overzicht van de te nemen maatregelen;
3. Kostenraming en financieringsplan (business case). Bij de aanvraag voor een NOM‐subsidie bevat die raming in ieder geval de vermeden toekomstige energiekosten;
4. Voor de ondernemer, niet zijnde de woningcorporatie, een volledig ingevulde verklaring De‐ minimissteun, waaruit volgt dat het drempelbedrag van de‐minimissteun van € 200.000 niet wordt overschreven;
5. Objectief bewijs dat er voldaan is aan geldende goedkeuringsverplichtingen (bijvoorbeeld akkoord huurders wanneer aanvrager een woningcorporatie is);
6. Een overzicht van eventuele andere aangevraagde of verleende subsidies voor dezelfde subsidiabele activiteiten;
7. Bij NOM‐renovatie door woningcorporatie: kopie van getekend energieprestatiecontract;
8. Een ondertekende offerte voor de uitvoering van (een deel van) de subsidiabele activiteiten;
9. Een betaalwijs van de rekening van de aanvrager/eigenaar.
Artikel 11 Weigeringsgronden
1. In aanvulling op artikel 9, eerste lid, van de ASA 2013 weigert het college een subsidie te verlenen als:
a. reeds begonnen is met het treffen van maatregelen voordat een aanvraag voor subsidieverlening is ingediend;
b. de maatregelen gericht zijn op het voldoen aan wettelijke verplichtingen of gangbare minimum kwaliteitseisen;
c. de ondernemer, niet zijnde de woningcorporatie, niet aan de vrijstellingsvoorwaarden van de de‐ minimisverordening voldoet;
d. de ondernemer in financiële moeilijkheden verkeert.
2. In aanvulling op artikel 9, tweede lid, van de ASA 2013 kan het college weigeren een subsidie te verlenen als de kosten voor de uitvoering van de maatregelen waarvoor een subsidieaanvraag wordt gedaan naar het oordeel van de gemeente niet in redelijke verhouding staan tot het verkregen resultaat.
Artikel 12 Aanvullende verplichtingen
Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013, zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:
1. De subsidieontvanger zal binnen 2 maanden na beschikkingsdatum starten met het treffen van de maatregelen;
2. De maatregelen dienen binnen 1 jaar na beschikkingsdatum volledig zijn uitgevoerd. Deze termijn kan worden verlengd indien het college binnen dit jaar is geïnformeerd dat deze termijn niet haalbaar is en hiermee heeft ingestemd;
3. De woningcorporatie administreert de netto kosten, bedoeld in artikel 5 van het DAEB‐ vrijstellingsbesluit, die zijn verbonden met de activiteiten bedoeld in artikel 4, op een zodanige wijze dat inzicht kan worden verkregen in de hoogte van deze kosten, zulks afgescheiden van de reguliere bedrijfsvoering, in relatie tot de voor deze activiteiten verstrekte subsidie.
4. De subsidieontvanger zal de verwijdering van de gasaansluiting niet ongedaan maken;
5. Indien subsidie is verleend voor gebouwgebonden maatregelen aan een huurwoning, wordt in het huurcontract opgenomen dat het niet mogelijk is om de woning in de toekomst van aardgas te voorzien;
6. Een door de gemeente aangestelde inspecteur wordt op zijn verzoek in de gelegenheid gesteld de uitgevoerde werkzaamheden ter plaatse te inspecteren;
7. Op verzoek van de gemeente Amsterdam wordt medewerking verleend aan publicitaire acties.
8. In communicatie‐uitingen wordt expliciet duidelijk gemaakt dat het project (mede) tot stand gekomen is door ondersteuning van de gemeente Amsterdam.
Artikel 13 Verantwoording en vaststelling van de subsidie
In aanvulling op de ASA bevat de aanvraag tot subsidievaststelling:
1. een overzicht van de getroffen maatregelen;
2. de betaalde facturen inclusief betaalbewijzen;
3. schriftelijk bewijs van de netbeheerder dat de woning van aardgas is afgesloten;
4. Indien de woning verhuurd wordt, de gewijzigde huurovereenkomst.
Artikel 14 Bevoorschotting
Het college verleent op schriftelijk verzoek van de subsidieontvanger een voorschot van 100% van de toegekende subsidie.
Artikel 15 Inwerkingtreding en looptijd
Deze subsidieregeling treedt werking op 1 september 2017 en vervalt van rechtswege op 31 december 2020.
Artikel 16
Voor aanvragen ingediend vóór 31 december 2016 op grond van de subsidieregeling Nul op de meter geldt dat deze worden afgedaan op grond van die subsidieregeling.
Artikel 16 Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Amsterdam aardgasloos.
Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Amsterdam in zijn openbare vergadering van 21 maart 2017, onder nummer ZD2017‐001221.
Toelichting
Inleiding
De gemeente Amsterdam wil de verduurzaming van de stad versnellen. Hiervoor is de Agenda Duurzaamheid opgesteld. Het doel is onder andere dat in 2020 per inwoner 20% meer duurzame energie wordt opgewekt en 20% minder energie verbruikt wordt ten opzichte van 2013. Om dit doel te behalen zijn in de Agenda Duurzaamheid verschillende acties opgenomen. In de uitvoering van plannen wil de gemeente zich vooral richten op initiatieven en projecten die snel kunnen worden opgeschaald.
Met de strategie ‘Naar een stad zonder aardgas’ wordt hieraan invulling gegeven. Insteek: met het terugdringen van het aardgasverbruik neemt de CO2‐uitstoot in de stad flink af. Samen met partners in de stad en samen met bewoners is de gemeente op zoek naar duurzame alternatieven. Stip op de horizon is een stad zonder aardgas in 2050. Met deze subsidieregeling wordt het voor veel woningbezitters mogelijk een belangrijke bijdrage te leveren aan die nieuwe, toekomstbestendige schone stad. Uitdaging is daarnaast om de benodigde elektriciteit duurzaam op te wekken.
Er zijn twee varianten van ingrepen die subsidiabel zijn, die moeten leiden tot een woning zonder aardgas. De aanvrager dient één van beide categorieën te kiezen. Het gaat om de Nul op de meter‐ renovatie en om de aardgasloze of all electric‐oplossing.
Artikelsgewijze toelichting Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In dit artikel zijn definities opgenomen van begrippen die in de regeling gebruikt worden. Een aantal
begrippen dient nader te worden toegelicht.
Afsluiting: het verwijderen van de aardgasaansluiting doet de netbeheerder. De kosten hiervoor vallen onder de subsidiabele maatregelen. De netbeheerder overlegt een schriftelijk bewijs van afsluiting.
NOM: opwek en gebruik van energie worden bepaald onder standaard condities en rekenmethode, zoals vastgelegd in de Nederlandse norm: NEN 7120. In het kader van deze subsidieregeling beschikt de NOM‐ woning niet over een gasaansluiting en is niet aangesloten op een warmtenet.
Artikel 2. Algemene subsidieverordening
De Algemene subsidieverordening Amsterdam 2013 (ASA) is te vinden op: xxxx://xxx.xxxxxxxxxxx.xxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx_xxxxxxxxxxxxxxxxxxx_xxxxxxxxx_0000
Artikel 2a Europees kader
De Subsidieregeling Amsterdam aardgasloos is getoetst aan de staatssteunregels. Onderscheid kan worden gemaakt tussen subsidie die wordt verstrekt aan i) woningcorporaties, ii) ondernemers, niet zijnde woningcorporaties en iii) niet‐ondernemers. Een niet‐ondernemer is iedere woningeigenaar die ook zelf de woning bewoont. Op de laatste categorie zijn de staatssteunregels niet van toepassing.
Ten aanzien van steun die aan woningcorporaties wordt verleend ten behoeve van hun taak op het gebied van sociale huurwoningen geldt het DAEB‐vrijstellingsbesluit. Ingevolge de Woningwet en het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015zijn woningcorporaties onder andere belast met het in stand houden van en treffen van voorzieningen aan haar woongelegenheden; het treffen van energiebesparende voorzieningen valt hier onder. Op grond van artikel 5, tweede lid, van het DAEB‐
vrijstellingsbesluit mag voor de uitvoering van deze taak maximaal tien jaar compensatie worden verleend, mits het compensatiebedrag niet hoger is dan nodig ter dekking van de nettokosten daarvan.
Het DAEB‐vrijstellingsbesluit stelt ten aanzien van de compensatie in artikel 5, negende lid, wel de eis dat als activiteiten worden verricht, die zowel diensten van algemeen economisch belang (DAEB) als andere activiteiten betreffen, de met het treffen van energiebesparende maatregelen verband houdende kosten gescheiden in de boekhouding worden opgenomen. Dit is geregeld in artikel 7, tweede lid. Dit betreft dus een verplichting die vanuit Europees recht wordt opgelegd.
Een Ondernemer, niet zijnde een woningcorporatie, is iedere woningeigenaar die niet zelf woont in een woning, maar de woning al dan niet meer een commercieel oogmerk verhuurt of aanhoudt als beleggingsobject. Voor deze ondernemers is ervoor gekozen om voor deze subsidieregeling aan te sluiten bij de vrijstellingsvereisten zoals geformuleerd in de‐minimisverordening. Dit betekent dat aan de onderneming van de subsidieaanvrager binnen drie belastingjaren niet meer de‐minimissteun mag zijn verstrekt, vermeerderd met de aangevraagde subsidies voor dit project, dan het drempelbedrag van €
200.000. De subsidieaanvrager dient hier zelf op toe te zien en daartoe een “Verklaring de‐minimissteun” te overleggen. De definitie van onderneming is in artikel 2, tweede lid van de de‐minimisverordening gegeven. Een subsidie aan een ondernemer, niet zijnde woningcorporatie, kan dus nimmer hoger zijn dan € 200.000,‐.
Artikel 3. Doel
Zie ook de inleiding hiervoor. Om in 2050 een stad zonder aardgas te zijn, moet het aantal aardgasloze bestaande woningen in Amsterdam fors stijgen. Het doel van de regeling is daarom het stimuleren van het uitvoeren van maatregelen hiertoe. NOM maakt hiervan onderdeel uit. Met een robuuste en laagdrempelige subsidieregeling wordt het voor een zo groot mogelijk aantal woningbezitters mogelijk om over te gaan tot het nemen van maatregelen.
Artikel 4 Subsidiabele activiteiten
In dit artikel is bepaald welke activiteiten subsidiabel zijn.
Allereerst is dit de vergaande verduurzaming tot Nul op de meter (NOM). Dit kunnen gestapelde corporatiewoningen zijn, maar ook grondgebonden (eengezins)woningen komen in aanmerking voor subsidie. De woning wordt in elk geval van het aardgasnet afgesloten. NOM in combinatie met een warmtenet komt niet voor subsidie in aanmerking.
De tweede variant is het aardgasloos maken van de woning. Subsidiabel zijn fysieke werkzaamheden om te komen tot een alternatief voor de aardgasgestookte verwarmingsketel. Dit kan een individuele of een collectieve ketel zijn. Het alternatief is bijvoorbeeld aansluiting op een warmtenet, warmte‐koude‐ opslag (wko) of een all electric oplossing. Het gaat daarbij om de meerkosten ten opzichte van het continueren van de aardgassituatie. De eigenaar moet aanvullend ook overgaan op aardgasloos koken. Aardgas verdwijnt daarmee volledig uit de woning.
In beide gevallen worden, aanvullend, de kosten per woning van het afsluiten van het aardgasnet vergoed.
In alle gevallen kan subsidie gecombineerd worden met andere subsidies; van de gemeente Amsterdam, maar ook van het rijk of vanuit Europa. Via RVO is bijvoorbeeld een aantal verduurzamingssubsidies voor verschillende doelgroepen beschikbaar.
Artikel 5 Subsidiabele kosten
De in aanmerking komende kosten zijn de kosten die worden gemaakt voor het uitvoeren van de subsidiabele activiteiten. Uitgekeerd wordt een totaalbedrag. Of BTW teruggevorderd kan worden door de aanvrager, doet voor de gemeente niet ter zake.
Omdat met deze regeling het doel, en niet de techniek, centraal gesteld wordt, kunnen de maatregelen divers zijn. Maatregelen en kosten worden daarom niet nader gespecificeerd; zo min mogelijk maatregelen worden dan uitgesloten. Kosten voor eigen arbeid worden in geen enkel geval gesubsidieerd.
De gemeente behoudt het recht voor om externe expertise in te schakelen voor de beoordeling van de kosten en haalbaarheid van de aanvraag.
Vanwege de negatieve effecten op de luchtkwaliteit komen hout‐ en pelletkachels en biomassaketels niet in aanmerking voor subsidiering. Installaties met fossiele brandstof als olie, butaangas of kolen komen ook niet in aanmerking.
Onder de subsidiabele kosten vallen ook de leges die eventueel betaald moet worden om de woning aardgasloos te kunnen maken.
Artikel 6 Hoogte van de subsidie
Per variant gelden verschillende maxima. Per variant verschilt ook de verhouding tot de totale projectkosten. De subsidie mag gecombineerd worden met andere subsidieregelingen. Dit kunnen andere subsidies van de gemeente Amsterdam zijn, maar ook subsidies van andere overheden. Als voorwaarde geldt dat het totaal van subsidies niet de totale subsidiabele kosten mogen overschrijden. Meldplicht van reeds ontvangen en nog te ontvangen subsidies ligt bij de aanvrager.
Artikel 7 Subsidieplafond
Voor de subsidieregeling is €5.000.000.‐ beschikbaar gesteld. Dit kan tussentijds worden aangepast door het college.
Artikel 8 De aanvrager
Particulieren, woningcorporaties of bedrijfsmatige eigenaren, hierin wordt geen onderscheid gemaakt. Voor de laatste twee groepen aanvragers gelden vanuit het staatssteunrechtelijke kader andere eisen dan voor particulieren. Zeker als er veel woningen door één aanvrager aardgasloos worden gemaakt, zouden de subsidiabele kosten daarvan hoog kunnen zijn. Deze aanvragers dienen aan de eisen te voldoen die vanuit de staatssteunregels voor hen volgen.
VvE’s kunnen gezamenlijk een aanvraag indienen. De subsidieregeling is alleen gericht op bestaande woningen die aangesloten zijn op het aardgasnet. Nieuwbouw is uitgesloten van deze regeling.
Artikel 10 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
Onder geldende goedkeuringsverplichtingen wordt bijvoorbeeld bedoeld 70% van de huurders die moeten instemmen (eventuele kopers tellen niet mee) met een renovatievoorstel van de verhuurder. Dan is volgens de wet sprake van een 'redelijk' voorstel waaraan de betrokken huurders zijn gebonden, ook de eventuele tegenstemmers (minder dan 30%). Voor XxX´s is dit de geldende meerderheid volgens het VvE‐reglement.
Artikel 11 Weigeringsgronden
In dit artikel zijn de gronden opgenomen die als basis dienen voor een weigering van de subsidie. De gemeente acht deze gronden van dermate belang dat zij in die gevallen geen subsidie verstrekt of de subsidie naar beneden bijstelt.
Artikel 12 Aanvullende verplichtingen
Conform de Algemene Subsidieverordening Amsterdam worden voor de aanvrager verplichtingen gesteld.
De belangrijkste verplichting, zoals bedoeld onder lid 3 en lid 4, is dat de aanvrager na het aardgasloos maken van de woning deze niet weer van aardgas mag voorzien. Voor verhuurders geldt dat zij in de huurovereenkomst op dienen te nemen dat de huurder geen beschikking heeft tot aardgas en hiermee met het ondertekenen van de huurovereenkomst akkoord gaat. Het is de huurder niet toegestaan zelf een alternatief kooktoestel op fossiele brandstof te installeren, zoals een olie‐ of buta(an)gas gestookt kooktoestel.
Daarnaast dient de aanvrager binnen 2 maanden na de beschikkingsdatum te starten met de uitvoering van de activiteiten. Binnen 1 jaar na de beschikkingsdatum dienen de activiteiten volledig te zijn uitgevoerd. Er zijn situaties denkbaar waarbij dit, bijvoorbeeld door externe factoren, niet haalbaar is. De aanvrager is verplicht om dit bij de subsidieaanvraag kenbaar te maken. Het college kan in dat geval akkoord gaan met de afwijkende uitvoeringsperiode. Indien na het afgeven van de beschikking blijkt dat door onvoorziene omstandigheden de activiteiten niet binnen 1 jaar kunnen worden uitgevoerd, dient de aanvrager dit bij het college vooraf te melden. Het college kan hiermee akkoord gaan.
Artikel 13 Verantwoording en vaststelling van de subsidie
Bij het doen van een verzoek tot vaststelling van de subsidie zal de aanvrager de in dit artikel opgenomen documenten moeten overleggen.
Een betaalbewijs wordt gevraagd om te verzekeren dat het rekeningnummer waarop de subsidie gestort wordt toebehoort aan de aanvrager van de subsidie.
Artikel 14 Bevoorschotting
De subsidieontvanger kan een verzoek tot (100%) bevoorschotting indienen. Hierbij dient een ondertekende offerte mee te worden gestuurd voor de uitvoering van de subsidiabele activiteiten.