Arrest
Hof van Cassatie van België
Arrest
Nr. S.15.0117.N
GEYSEN HANDELSONDERNEMING nv, met zetel te 0000 Xxxxxxxx, Snel- wegstraat 1A,
eiseres,
vertegenwoordigd door xx. Xxxxx xxx Xxxxxxxxxx, advocaat bij het Hof van Cas- satie, met kantoor te 0000 Xxxx, Xxxx Xxxxxxxxxxxxxx 0, waar de eiseres woon- plaats kiest,
tegen P.V.M.,
verweerder.
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het arbeidshof te Antwerpen van 8 juni 2015.
Raadsheer Xxxx Xxxxxxxx heeft verslag uitgebracht.
Advocaat-generaal Xxxxx Xxxxxxxxxxxx heeft geconcludeerd.
II. CASSATIEMIDDEL
De eiseres voert in haar verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.
III. BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling
Eerste onderdeel
1. Krachtens artikel 35, derde lid, Arbeidsovereenkomstenwet mag ontslag om een dringende reden niet meer zonder opzegging of vóór het verstrijken van de termijn worden gegeven, wanneer het feit ter rechtvaardiging ervan sedert ten minste drie werkdagen bekend is aan de partij die zich hierop beroept.
2. Het feit dat als dringende reden wordt aangevoerd kan een aflopende dan wel een voortdurende tekortkoming uitmaken.
De rechter die moet nagaan of een ontslag om dringende reden tijdig is gegeven, oordeelt in feite of het feit dat ter rechtvaardiging van het ontslag om dringende reden wordt aangevoerd al dan niet een voortdurende tekortkoming uitmaakt. Het Hof gaat enkel na of de rechter uit zijn vaststellingen geen gevolgen trekt die op grond daarvan niet kunnen worden verantwoord.
3. De appelrechters stellen vast dat de tekortkoming te dezen bestaat uit het opstarten door de verweerder als werknemer van een concurrerende activiteit tij- dens het dienstverband en het actief worden als zaakvoerder in die mede door hemzelf opgerichte concurrerende onderneming.
Gelet op de aldus door hen gedane vaststellingen, vermochten de appelrechters niet te oordelen dat de aangevoerde tekortkoming van de verweerder geen aan- houdende tekortkoming uitmaakt.
Het onderdeel is gegrond.
Dictum
Het Hof,
Vernietigt het bestreden arrest.
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernie- tigde arrest.
Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent over aan de feitenrechter. Verwijst de aldus beperkte zaak naar het arbeidshof te Brussel.
Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, derde kamer, samen- gesteld uit sectievoorzitter Xxxxx Xxxxxxxx, als voorzitter, en de raadsheren Xxxx Xxxxxxxx, Xxxxx Xxxxxx, Xxxxxxx Xxxxxxx en Xxxxxxxx Xxxxx, en in openbare rechtszitting van 12 september 2016 uitgesproken door sectievoorzitter Xxxxx Xxxxxxxx, in aanwezigheid van advocaat-generaal Xxxxx Xxxxxxxxxxxx, met bij- stand van griffier Xxxxxxx Xxx xx Xxxxx.
X. Xxx xx Xxxxx X. Xxxxx X. Xxxxxxx
X. Xxxxxx X. Xxxxxxxx X. Xxxxxxxx
25184/W/2/
VOORZIENING IN CASSATIE
Aan het Hof van Cassatie van België
5
geeft te kennen:
de naamloze vennootschap GEYSEN HANDELSONDERNEMING, met vennootschapszetel te 2260 Westerlo, aan de Xxxxxxxxxxxxx 0/X, en met
10 het ondernemingsnummer 0431.474.410, eiseres tot cassatie,
vertegenwoordigd door de ondergetekende, Xxxxx xxx Xxxxxxxxxx, advo- caat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 0000 Xxxx, aan de Drie Ko- ningenstraat 3, waar de eiseres keuze van woonplaats doet,
15
wat volgt.
De eiseres, voornoemd, verklaart hierbij zich in cassatie te voorzien tegen het hieronder nader omschreven arrest en cassatieberoep aan te tekenen tegen de hier-
20 onder xxxxx aangewezen partij.
I. BESTREDEN UITSPRAAK EN PARTIJ WAARTEGEN CASSATIE- BEROEP WORDT AANGETEKEND
25
Dit cassatieberoep is gericht tegen het arrest dat op 8 juni 2015 door de tweede kamer van het arbeidshof te Antwerpen, afdeling Antwerpen, op tegenspraak werd gewezen in de zaak, ingeschreven op de algemene rol onder het nummer 2014/AA/576, van de eiseres, als appellante, tegen:
30
de xxxx Xxxxxx XXXXXX XXXXXX, wonende te 0000 Xxxxx-Xxxxx, aan de Xxxxxxxxxxxxxx 0, die in de akte waarmee het bestreden arrest op zijn ver- zoek werd betekend aan de eiseres door het ambt van gerechtsdeurwaarder Xxxxxxx Xxxxx, met standplaats te 2320 Hoogstraten, aan de Vrijheid 122
35 B, bus 4, aldaar keuze van woonplaats heeft gedaan, toen geïntimeerde, thans verweerder in cassatie,
en tegen die verwerende partij.
40 Deze voorziening in cassatie is gesteund op het volgende middel en conclusie.
II. FEITEN EN RETROACTA VAN DE PROCEDURE
45 1. De verweerder trad op 7 juli 1997 voltijds en voor onbepaalde tijd in dienst van de eiseres.
Op 19 september 2012 ging de eiseres over tot opzegging van de arbeidsovereen- komst. De opzeggingstermijn van 16 maanden ging in op 1 oktober 2012.
50
Met een aangetekende brief van 8 november 2012 beëindigde de eiseres de ar- beidsovereenkomst om dringende reden. Met een aangetekende brief van 12 no- vember 2012 deelde de eiseres de dringende reden mee. Die brief luidde:
55 “Geachte heer Xxxxxx Xxxxxx,
Betreft: ontslag dringende reden
Aansluitend op onze brief van 8 november 2012, waarin wij U meedeelden
60 dat uw contract verbroken werd om dringende reden, vindt U hierbij de re- denen.
Afgelopen maandag (5 november) na 17 uur hebben Xxxx Xxxxxx en ik een gesprek gehad met Xxxx Xxxxxxx (namens Xxxxxxx-Xxxxxxxxxx & Partners) en
65 Xxx Xxxxxxxxxxx (namens JACO bvba) op mijn kantoor.
Beide heren wilden met Geysen HO een nieuw samenwerkingsverband be- spreken, via een nieuwe vennootschap, die zij naar eigen zeggen hadden opgericht onder de naam United Contractors Team VOF.
Op die manier willen ze zich meer profileren als een contractor en minder
70 als een technieker in regie.
Uit nader onderzoek bleek dat de firma United Contractors Team VOF reeds werd opgericht op 5 oktober 2012. De oprichtingsakte werd neerge- legd ter griffie op de rechtbank van koophandel te Leuven op 11 oktober
75 2012 met als ondernemingsnummer 0849.506.303 en opgenomen in de bij- lagen van het Staatsblad van 22 oktober 2012.
Uit het doel van de vennootschap blijkt overduidelijk dat het hier gaat om activiteiten die 100 % concurrerend zijn met onze activiteiten.
80 De statuten van United Contractors vermelden onder meer:
[…]
Maar tot mijn grote verbazing stel ik vast dat niet alleen de heren Xxxxxxx en Cauwenbergh tot deze concurrerende firma behoren, maar ook Uzelf. U is
85 mede-oprichter en zaakvoerder.
Daar waar u als projectleider verbonden was door een arbeidsovereen- komst met onze firma.
Concurrentie van de werknemer ten opzichte van zijn werkgever is staande
90 de arbeidsovereenkomst steeds ongeoorloofd.
Het is het des te meer wanneer overduidelijk blijkt dat project management / project engeneering – nota bene uw werkterrein – één der omschreven acti- viteiten is.
95
100
105
110
115
120
Dat U zeer goed wist dat U zich bezig hield met een onaanvaardbare prak- tijk, blijkt des te meer uit het confrontatiegesprek van 8 november, waarin U nog poogde één en ander te minimaliseren of het zeker af te doen als zijnde nog maar in een voorbereidende fase.
In het licht hiervan komen nog een aantal elementen naar voor die duidelijk aangeven dat U wel degelijk de intentie had om de firma schade toe te brengen in het kader van concurrerende activiteiten.
Zo blijkt nu dat U begin oktober de secretaresse Xxxxxx Xxxx aangesproken hebt om een harde schijf van Xxxx Xxxxxx (met persoonlijke en bedrijfsge- gevens) te mogen consulteren en waar zij die bewaarde.
Zij bevestigde dat U hiervoor een meer dan gewone interesse vertoonde. Zij vroeg U expliciet of U daarmee toch niets zou aanvangen. U lachte dit weg.
Achteraf liet U nog geregeld ontvallen aan meerdere medewerkers dat de firma Geysen het wel zou voelen, dat de firma Geysen het nog moeilijk zou krijgen en dat U stappen zou ondernemen.
Even bizar is dat U opdracht gaf tot bestelling van 2 externe harde schijven en dat deze wel geleverd zijn aan U maar thans verdwenen zijn.
Uit het geheel der hogervermelde feiten blijkt duidelijk dat door uw hande- len het wederzijds vertrouwen onmiddellijk en definitief onmogelijk werd gemaakt.
[…]”
2. Op 7 november 2013 liet de verweerder de eiseres dagvaarden voor de ar-
125 beidsrechtbank Antwerpen, afdeling Turnhout. Hij vorderde de veroordeling van de eiseres tot betaling van een opzeggingsvergoeding en van de verschuldigde las- ten op het loon, meer de interest, en meer de kosten van de procedure.
De eiseres stelde een tegenvordering, ertoe strekkende de verweerder te horen
130 veroordelen tot betaling van 1 euro provisioneel als schadevergoeding.
135
140
145
In een vonnis van 22 oktober 2014 verklaarde de arbeidsrechtbank de vordering van de verweerder ontvankelijk en gegrond, en veroordeelde hij de eiseres tot be- taling van een opzeggingsvergoeding van 43.423,98 euro netto, meer de erop ver- schuldigde lasten en meer de interest. De eiseres werd tevens veroordeeld tot beta- ling van de kosten van de procedure.
3. Xxxxx het vonnis van 22 oktober 2014 tekende de eiseres hoger beroep aan.
In een arrest van 8 juni 2015 verklaart het arbeidshof te Antwerpen, afdeling Antwerpen, het hoger beroep ontvankelijk maar ongegrond. Het arbeidshof ver- nietigt het vonnis van de arbeidsrechtbank wel waar het uitspraak deed over de kosten, veroordeelt de eiseres tot betaling van de kosten van de rechtspleging in beide instanties en begroot die thans correct.
Tegen dat arrest voert de eiseres het volgende middel tot cassatie aan.
150 III. MIDDELEN
Enig middel
Middel
155
Geschonden wettelijke bepalingen
- artikel 35, inzonderheid eerste tot derde lid, van de wet van 3 juli 1978 betref- fende de arbeidsovereenkomsten
160
Aangevochten beslissing
In de bestreden beslissing verklaart het arbeidshof het hoger beroep ontvankelijk
165 maar ongegrond.
170
175
Het arbeidshof neemt die beslissingen op grond van alle vaststellingen en motie- ven waarop zij steunen en die hier beschouwd worden integraal te zijn hernomen en in het bijzonder de volgende:
“ 2.2. Het ontslag om dringende reden
2.2.1. (laat)tijdigheid van het ontslag?
Krachtens artikel 35, derde lid, van de Arbeidsovereenkomstenwet mag ont- slag om een dringende reden niet meer zonder opzegging of vóór het ver- strijken van de termijn worden gegeven, wanneer het feit ter rechtvaardi-
180
185
190
195
200
205
ging ervan sedert ten minste drie werkdagen bekend is aan de partij die zich hierop beroept.
Krachtens het laatste lid van dit artikel moet de partij die een dringende re- den inroept bewijzen dat zij de termijnen voorzien in het derde en vierde lid heeft geëerbiedigd.
De termijn van drie werkdagen om de overeenkomst onmiddellijk te beëin- digen na kennisname van de dringende reden, loopt vanaf het ogenblik dat het in te roepen feit, met inachtneming van alle omstandigheden die er het karakter van een dringende reden aan kunnen geven, aan de ontslaggevende partij bekend is. […]
Bekendheid met het door de werkgever als dringende reden aangevoerde feit doet de termijn slechts ingaan wanneer dat feit ter kennis is gekomen van degene die bevoegd is om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. […]
Het feit is aan de ontslaggevende partij bekend wanneer deze voldoende ze- kerheid heeft, met name voor zijn eigen overtuiging tegenover de ontslagen partij en het gerecht, om met kennis van zaken een beslissing te kunnen ne- men omtrent het bestaan van dit feit en de omstandigheden die er een drin- gende reden tot onmiddellijk ontslag van maken. […]
Wanneer volgens de rechters de omstandigheden de bewering van de partij die de dringende reden inroept staven dat hij die reden niet langer dan drie werkdagen kende, behoort het bewijs van het tegendeel aan de wederpartij. […]
[De verweerder] voert aan dat het ontslag laattijdig is, nu [de eiseres] niet bewijst dat zij niet langer dan 3 werkdagen voorafgaand aan het ontslag van 8 november 2012 kennis had van de ingeroepen feiten.
210
215
220
225
230
235
[Xx xxxxxxx] op haar beurt voert aan dat zij pas na een bespreking van 5 no- vember 2012 met xx xxxxx Xxxx Xxxxxxx (namens Verlies – Peetersman & Partners CV) en Xxx Xxxxxxxxxxxx (namens Jaco BVBA) over een mogelij- ke samenwerking met hun nieuwe firma United Contractors, en na verdere opzoeking over die firma, kennis kreeg van het feit dat [de verweerder] se- dert 22 oktober 2012 mede oprichter en zaakvoerder was van die concurre- rende vennootschap.
Verder voert [de eiseres] aan dat, zelfs indien zij eerder op de hoogte zou geweest zijn van het feit dat [de verweerder] medeoprichter en zaakvoerder was van de firma United Contractors, het alleszins gaat om een voortduren- de tekortkoming in hoofde van [de verweerder], zodat [de eiseres] zelf het tijdstip kon bepalen vanaf wanneer zij de samenwerking wegens dringende reden wilde beëindigen.
Het arbeidshof is van mening dat een werknemer die tijdens zijn dienstver- band een concurrerende activiteit opstart en als zaakvoerder actief wordt in die mede door hemzelf opgerichte concurrerende onderneming, geen aan- houdende tekortkoming begaat.
Derhalve moet worden onderzocht of [de eiseres] bewijst dat zij pas in de tijdspanne van drie werkdagen voorafgaand aan het ontslag kennis kreeg van de oprichting van de VOF United Contractors en van het feit dat [de verweerder] daarvan medeoprichter en zaakvoerder was.
Dat bewijs wordt naar het oordeel van het arbeidshof door [de eiseres] niet geleverd of zelfs maar waarschijnlijk gemaakt.
In de mate dat [de eiseres] aanbiedt het bewijs te leveren door alle middelen van recht, getuigen inbegrepen, van het feit “dat er op 5 november 2012 ef-
240
245
250
fectief een meeting heeft plaatsgevonden tussen [de eiseres] enerzijds en dhr. Xxxx Xxxxxxx en xxx. Xxx Xxxxxxxxxxxx anderzijds met als agendapunt de bespreking van een mogelijke toekomstige samenwerking tussen [de ei- seres] en United Contractors Team vof”, acht het arbeidshof dit bewijsaan- bod niet dienstig.
Zelfs indien dat feit bewezen zou worden, dan nog kan daaruit niet afgeleid worden dat de persoon bevoegd tot het geven van ontslag bij [de eiseres] pas op 5 november 2012 kennis kreeg van het feit dat [de verweerder] me- deoprichter en zaakvoerder was van de VOF United Contractors die con- currerende activiteiten uitoefende.
[De eiseres] faalt dus in de op haar rustende bewijsplicht aan te tonen dat zij van voormeld feit pas kennis kreeg op 5 november 2012.
255
260
265
270
Uit de kennisgeving van de als dringende reden ingeroepen feiten blijkt dat aan [de verweerder] tevens wordt verweten dat hij de intentie had om [de ei- seres] schade toe te brengen, wat zou blijken uit het feit dat [de verweerder] begin oktober aan de secretaresse Xxxxxx Xxxx zou gevraagd hebben de har- de schijf van Xxxx Xxxxxx met persoonlijke en bedrijfsgegevens te mogen consulteren en dat hij opdracht zou gegeven hebben om 2 externe harde schijven te bestellen die wel geleverd maar thans verdwenen zouden zijn.
Het arbeidshof is van mening dat, zelfs indien [de verweerder] die vraag naar de consultatie van de harde schijf ooit zou gesteld hebben, zulks niet relevant is nu de “intentie” om schade toe te brengen aan de werkgever, zonder dat van enige veruitwendiging van die intentie sprake is, niet als een fout kan aanzien worden.
Van de bewering als zou [de verweerder] harde schijven besteld hebben die thans verdwenen zijn wordt geen bewijs geleverd.
Het arbeidshof besluit daaruit dat [de verweerder] ten onrechte wegens dringende reden werd ontslagen, zodat [de eiseres] gehouden is tot betaling van een opzeggingsvergoeding.”
275 (p. 8, tot p. 10, derde alinea, van het bestreden arrest).
Grieven
280 1° Eerste onderdeel
285
290
1.1. Krachtens artikel 35, eerste lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de ar- beidsovereenkomsten, hieronder afgekort als Arbeidsovereenkomstenwet, kan el- ke partij de overeenkomst zonder opzegging of vóór het verstrijken van de termijn beëindigen om een dringende reden die aan het oordeel van de rechter wordt overgelaten en onverminderd alle eventuele schadeloosstellingen.
Xxxxxxx het tweede lid van die bepaling wordt onder dringende reden verstaan, de ernstige tekortkoming die elke professionele samenwerking tussen de werkgever en de werknemer onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt.
Krachtens artikel 35, derde lid, van de Arbeidsovereenkomstenwet, mag ontslag om een dringende reden niet meer zonder opzegging of vóór het verstrijken van de termijn worden gegeven, wanneer het feit ter rechtvaardiging ervan sedert ten
295 minste drie werkdagen bekend is aan de partij die zich hierop beroept.
De feiten die ter rechtvaardigig van een ontslag om dringende reden worden aan- gevoerd, kunnen een aflopende dan wel een voortdurende tekortkoming zijn.
300
305
Wanneer de feiten die als dringende reden worden ingeroepen en aldus de beëin- diging van de arbeidsovereenkomst zouden rechtvaardigen, een tekortkoming uitmaken die blijft voortduren, wordt de bepaling van het tijdstip vanaf wanneer die voortdurende tekortkoming onmiddellijk en definitief elke professionele sa- menwerking onmogelijk maakt, overgelaten aan het oordeel van de partij die ge- bruik wenst te maken van het haar bij de wet toegekend recht.
In het geval de aangevoerde dringende reden een voortdurende tekortkoming uit- maakt, beoordeelt de rechter de tijdigheid van het ontslag om dringende reden door na te gaan of de tekortkoming nog voorhanden was drie werkdagen vóór de
310 dag waarop het ontslag om dringende reden werd gegeven.
315
320
325
330
1.2. Uit de feitelijke vaststellingen van het arrest volgt dat de dringende redenen die de eiseres aanvoerde ter verantwoording van het onmiddellijke ontslag van de verweerder, onder meer de oprichting van een concurrerende vennootschap en het stellen van daden van oneerlijke concurrentie als oprichter-zaakvoerder xxxxxx (p. 6, bovenaan, van het bestreden arrest).
Het arbeidshof overweegt dat:
- de eiseres aanvoerde dat zij pas na een bespreking van 5 november 2012 met xx xxxxx Xxxx Xxxxxxx en Xxx Xxxxxxxxxxxx over een mogelijke samenwerking met hun nieuwe firma United Contractors, en na verdere opzoeking over die firma, kennis kreeg van het feit dat de verweerder sedert 22 oktober 2012 medeoprich- ter en zaakvoerder was van die concurrerende vennootschap (p. 8, onderaan, van het bestreden arrest),
- de eiseres verder aanvoert dat, zelfs indien zij eerder op de hoogte zou geweest zijn van het feit dat de verweerder medeoprichter en zaakvoerder was van de firma United Contractors, het alleszins om een voortdurende tekortkoming van de verweerder gaat, zodat zij zelf kon bepalen vanaf wanneer zij de samenwer- king wegens dringende reden wilde beëindigen (p. 9, bovenaan, van het bestre- den arrest).
Het arbeidshof oordeelt vervolgens van mening te zijn dat een werknemer die tij- dens zijn dienstverband een concurrerende activiteit opstart en als zaakvoerder ac- tief wordt in die mede door hemzelf opgerichte concurrerende onderneming, geen
335 aanhoudende tekortkoming begaat (p. 9, tweede alinea, van het bestreden arrest).
340
345
350
355
Aangezien, anders dan het arbeidshof oordeelt, een werknemer die tijdens zijn dienstverband een concurrerende activiteit opstart en als zaakvoerder actief wordt in die mede door hemzelf opgerichte concurrerende onderneming, een voortdu- rende tekortkoming begaat, miskent het arbeidshof met de voornoemde beslissing het rechtsbegrip dringende reden, dat niet alleen aflopende maar ook voortdurende tekortkomingen insluit (schending van artikel 35, inzonderheid tweede lid, van de Arbeidsovereenkomstenwet), en miskent het arbeidshof het recht van de eiseres zelf te bepalen vanaf wanneer de voortdurende en als ernstig ingeroepen tekort- koming de professionele samenwerking onmiddellijk en definitief onmogelijk maakte (schending van artikel 35, inzonderheid eerste tot derde lid, van de Ar- beidsovereenkomstenwet).
Conclusie
Het arbeidshof beslist niet zonder miskenning van artikel 35, inzonderheid eerste tot derde lid, van de Arbeidsovereenkomstenwet dat het hoger beroep van de eise- res ongegrond is.
2° Tweede onderdeel
2.1. Krachtens artikel 35, eerste lid, van de Arbeidsovereenkomstenwet kan elke partij de overeenkomst zonder opzegging of vóór het verstrijken van de termijn beëindigen om een dringende reden die aan het oordeel van de rechter wordt
360 overgelaten en onverminderd alle eventuele schadeloosstellingen.
365
370
Xxxxxxx het tweede lid van die bepaling wordt onder dringende reden verstaan, de ernstige tekortkoming die elke professionele samenwerking tussen de werkgever en de werknemer onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt.
Voor de toepassing van die bepaling, is alleen vereist dat het gedrag van de werk- nemer een zodanig ernstige tekortkoming oplevert dat zij de voortzetting van de professionele betrekkingen onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt. De rech- ter mag bij zijn oordeel over de toelaatbaarheid van de aangevoerde dringende re- den geen andere criteria in aanmerking nemen.
375
380
385
390
Zo vermag de feitenrechter de toelaatbaarheid van een aangevoerde dringende re- den niet afhankelijk stellen van het bestaan van schade, noch van enige veruit- wenidging van een intentie schade toe te brengen.
2.2. Het arbeidshof overweegt dat uit de kennisgeving van de als dringende reden ingeroepen feiten blijkt dat aan de verweerder tevens wordt verweten dat hij de in- tentie had om de eiseres schade toe te brengen, wat zou blijken uit het feit dat de verweerder begin oktober aan de secretaresse Xxxxxx Xxxx zou gevraagd hebben de harde schijf van Xxxx Xxxxxx met persoonlijke en bedrijfsgegevens te mogen con- sulteren en dat hij opdracht zou gegeven hebben om twee externe harde schijven te bestellen die wel geleverd maar thans verdwenen zouden zijn (p. 9, laatste xxx- xxx, van het bestreden arrest).
Het arbeidshof oordeelt dat, zelfs indien de verweerder die vraag naar de consulta- tie van de harde schijf ooit zou hebben gesteld, dat niet relevant is nu de “intentie” om schade toe te brengen aan de werkgever, zonder dat van enige veruitwendiging van die intentie sprake is, niet als een fout kan worden aangezien (p. 10, eerste alinea, van het bestreden arrest).
Door aldus te oordelen dat een intentie om schade toe te brengen niet als een fout kan worden aangezien, terwijl voor het bestaan van een dringende reden niet ver-
395
400
405
410
415
eist is dat door de werkgever schade wordt geleden als gevolg van de door hem als dringende reden aangevoerde tekortkoming, maakt het arbeidshof toepassing van andere criteria dan die welke artikel 35, tweede lid, van de Arbeidsovereen- komstenwet stelt en miskent het die bepaling.
Bovendien dient het bestaan van een dringende reden steeds te worden beoordeeld met inachtnemig van de gevolgen die de ingeroepen feiten hebben voor de ver- trouwensrelatie van de partijen. Door te weigeren na te gaan of de “intentie” om schade toe te brengen aan de eiseres een ernstige tekortkoming was die de profes- sionele samenwerking tussen de partijen onmiddellijk en definitief onmogelijk maakte op de loutere grond dat van enige veruitwendiging van de intentie schade toe te brengen geen sprake is, miskent het arbeidshof het recht van de eiseres dat artikel 35, eerste lid, van de Arbeidsovereenkomstenwet haar toekent en miskent het tevens het rechtsbegrip dringende reden (schending van artikel 35, eerste res- pectievelijk tweede lid, Arbeidsovereenkomstenwet).
Conclusie
Het arbeidshof beslist niet zonder miskenning van artikel 35, inzonderheid eerste en tweede lid, van de Arbeidsovereenkomstenwet dat het hoger beroep van de ei- seres ongegrond is.
Toelichting
Met betrekking tot het eerste onderdeel wenst de eiseres te benadrukken dat haar grief wel degelijk ontvankelijk is. Aangezien uw Hof zijn wettigheidstoezicht kan uitoefenen op de beslissing van de rechter over de tijdigheid van het ontslag,
420 waarbij geldt dat, in het geval de als dringende reden ingeroepen feiten een voort- durende tekortkoming uitmaken, de partij die ontslag om dringende reden geeft zelf vermag te bepalen vanaf wanneer die voortdurende tekortkoming dermate ernstig wordt dat zij de verdere samenwerking onmiddellijk en definitief onmoge-
425
430
435
lijk maakt, moet uw Hof evenzeer kunnen nagaan of de feitenrechter, aan de hand van de weliswaar soeverein vastgestelde feitelijke gegevens, wettig beslist dat de feiten die ter rechtvaardiging van het ontslag om dringende reden worden xxxx- xxxxxx wel of niet voortdurend zijn. De vraag of de ter staving van het ontslag om dringende reden aangevoerde feiten aflopend dan wel voortdurend zijn, ligt overi- gens vervat in het begrip “tekortkoming”, waarop uw Hof een wettigheidscontrole kan uitoefenen.
440 OM DEZE REDENEN
Concludeert de eiseres dat het uw Hof behage
- de bestreden beslissing te vernietigen,
- de zaak en de partijen te verwijzen naar een ander arbeidshof,
445 - uitspraak te doen over de kosten als naar recht.
Gent, 11 oktober 2016
Voor de eiseres,
450
Xxxxx xxx Xxxxxxxxxx,
advocaat bij het Hof van Cassatie.
455
Geen pro-fiscoverklaring van vrijstelling van rolrecht toegevoegd, met toepassing van artikel 2691, laatste lid, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en grif- fierechten (zaak voor de arbeidsgerechten over een geschil waarvan de waarde niet hoger is dan 250.000 euro).
460