Uitvoeringsreglement
Uitvoeringsreglement
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en
het Glazeniersbedrijf
Inhoudsopgave
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
3
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen 3
Artikel 1.2 De verplicht gestelde pensioenregelingen 4
Artikel 1.3 Overige bepalingen 4
HOOFDSTUK 2 VASTSTELLING VAN DE VERSCHULDIGDE PREMIE
4
Artikel 2.1 Vaststelling van de premie voor de verplicht gestelde pensioenregelingen 4
Artikel 2.2 Verschuldigdheid van de premie 5
Artikel 2.3 Vaststelling van de premie voor de Excedentregeling 5
Artikel 2.4 Beëindiging premiestroom 5
HOOFDSTUK 3 BETALING VAN DE VERSCHULDIGDE PREMIE
6
Artikel 3.1 Kosten van de pensioenregeling 6
Artikel 3.2 Termijnen waarin de verschuldigde premie moet worden voldaan 6
HOOFDSTUK 4 INFORMATIE VERPLICHTINGEN VAN DE AANGESLOTEN ONDERNEMING
7
Artikel 4.1 Informatieplicht van de aangesloten onderneming 7
Artikel 4.2 Niet nakomen van informatieplicht door de aangesloten onderneming 8
Artikel 4.3 Informatieverstrekking door de aangesloten onderneming 9
Artikel 4.4 Informatieverstrekking door de Stichting 10
Artikel 4.5 Procedure bij jaarlijks aanleveren verklaring geen personeel 11
11
Artikel 5.1 Uitoefenen rechtsmiddelen ter incasso 11
Artikel 5.2 Meldingsplicht bij betalingsachterstand aangesloten ondernemingen 12
HOOFDSTUK 6 PROCEDURE BIJ HET OPSTELLEN EN WIJZIGEN VAN DE PENSIOENOVEREENKOMST
13
Artikel 6.1 Aanpassing van het pensioenreglement 13
HOOFDSTUK 7 DE VOORWAARDEN WAARONDER VOORWAARDELIJKE TOESLAGVERLENING PLAATSVINDT.
13
Artikel 7.1 Voorwaardelijke toeslagverlening op pensioenen 13
Artikel 7.3 Inhaaltoeslagen 15
HOOFDSTUK 8 BESLUITVORMING BIJ VERMOGENSTEKORTEN/OVERSCHOTTEN
15
Artikel 8.2 Sturingsmiddelen 15
Artikel 8.3 Vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten 15
Artikel 8.4 Herstel van kortingen 16
HOOFDSTUK 9 MOGELIJKHEID OM PREMIEKORTING TE VERLENEN
16
HOOFDSTUK 10 VRIJSTELLING VAN VERPLICHTE DEELNEMING AAN DE STICHTING
16
Artikel 10.1 Vrijstelling van de verplichting tot deelneming 16
HOOFDSTUK 11 BEËINDIGING AANSLUITING OP VERZOEK VAN EEN AANGESLOTEN ONDERNEMING
17
Artikel 11.1 Beëindiging aansluiting op verzoek van een aangesloten onderneming 17
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
Voor dit uitvoeringsreglement zijn de begripsomschrijvingen van toepassing zoals omschreven in pensioenreglementen PR2000 en PR2007 met uitzondering van de hieronder gedefinieerde begrippen.
Aangesloten onderneming: Een onderneming die werkgever is van één of meer groepen van personen die krachtens artikel 2 van de Wet-bpf tot deelneming in de Stichting verplicht is, of door het bestuur op een desbetreffend verzoek als aangesloten onderneming is toegelaten.
Administrateur: AZL
Bestuur: Het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf.
Deelnemer: is een werknemer in de leeftijd tot en met zes en zestig jaar, die krachtens artikel 2 van de Wet tot deelneming in de Stichting verplicht is, of die op een desbetreffend verzoek door het bestuur als zodanig is toegelaten onder door het bestuur te stellen voorwaarden. Tevens wordt als deelnemer beschouwd de persoon wiens dienstverband is beëindigd, maar wiens deelnemerschap op grond van het pensioenreglement PR2007 wordt voortgezet.
Excedentregeling: De aanvullende pensioenregeling, zoals vastgelegd in Hoofdstuk 2 van Bijlage 4 bij het pensioenreglement PR2007.
Excedentgrondslag: De grondslag, zoals beschreven in artikel 11 van Bijlage 4 bij het
pensioenreglement PR2007.
Franchise: De franchise die op grond van het pensioenreglement op de Bedrijfstakken Vlakglas en Verf (algemene deel van het Pensioenreglement) respectievelijk op de Bedrijfstakken Houtverwerkende Industrie en Jachtbouw van toepassing is (Bijlage 4 bij het pensioenreglement PR2007)..
Pensioengevende salaris: Het Pensioengevende salaris dat op grond van het Pensioenreglement op de Bedrijfstakken Vlakglas en Verf (algemene deel van het pensioenreglement PR2007) respectievelijk op de Bedrijfstakken Houtverwerkende Industrie en Jachtbouw (Bijlage 4 bij het pensioenreglement PR2007) van toepassing is.
Pensioengrondslag: Pensioengevende salaris verminderd met de franchise.
Pensioenovereenkomst: Dit is een overeenkomst tussen werkgever en werknemer inzake een uitkering bij ouderdom, bij arbeidsongeschiktheid of bij overlijden.
Pensioenreglement: Het van toepassing zijnde PR2000 danwel PR2007.
Bedrijfstak Houtverwerkende
Industrie: De bedrijfstakken zoals deze in de Verplichtstellingsbeschikking onder II betreffende het pensioenfonds zijn omschreven.
Bedrijfstak
Jachtbouw: De bedrijfstakken zoals deze in de Verplichtstellingsbeschikking onder III betreffende het pensioenfonds zijn omschreven.
Bedrijfstakken Vlakglas en
Verf: De bedrijfstakken zoals deze in de Verplichtstellingsbeschikking onder I betreffende het pensioenfonds zijn omschreven.
Stichting: De Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Vlakglas, de Groothandel in Verf, het Glasbewerkings- en het Glazeniersbedrijf.
Artikel 1.2 De verplicht gestelde pensioenregelingen
De verplichte pensioenregelingen van de Stichting zijn vastgesteld in de volgende reglementen:
- Reglement PR2000 inzake de (vroeg)pensioenregeling voor deelnemers geboren vóór 1 januari 1950 en in dienst vóór 1 januari 2007 bij een verplicht aangesloten bedrijf;
- Reglement PR2007 inzake de pensioenregeling voor deelnemers geboren op of na 1 januari 1950;
- Reglement PR2007 inzake de pensioenregeling voor deelnemers die (ongeacht het geboortejaar) na 1 januari 2007 als nieuwe deelnemers aan de pensioenregeling deelnemen;
Aangesloten ondernemingen zijn gebonden aan de bepalingen in de hierboven genoemde reglementen en tevens aan dit uitvoeringsreglement.
Artikel 1.3 Overige bepalingen
1. Vervreemding of elke andere handeling, waardoor de aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde enig recht op zijn pensioenaanspraken of pensioenrechten aan een ander toekent is nietig, behoudens in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
2. Indien toepassing van enige bepaling van het pensioenreglement ten opzichte van een deelnemer, gewezen deelnemer en/of hun (gewezen) partner en/of kinderen tot een onbillijkheid zou leiden, is het bestuur na advies van de actuaris bevoegd voor die personen een bijzondere voorziening te treffen.
3. Het bestuur is bevoegd in hardheidsgevallen ten gunste van de deelnemer van de bepalingen in het pensioenreglement af te wijken, mits daardoor de pensioenaanspraken en/of -rechten van de overige belanghebbenden bij de Stichting niet worden geschaad.
4. In individuele gevallen waarin het pensioenreglement niet voorziet zal het bestuur na advies van de actuaris zoveel mogelijk in overeenstemming met de geest van de in dit pensioenreglement gestelde regelen handelen.
Hoofdstuk 2 Vaststelling van de verschuldigde premie
Artikel 2.1 Vaststelling van de premie voor de verplicht gestelde pensioenregelingen
1. Dit artikel heeft betrekking op de premie voor de verplicht gestelde pensioenregeling PR2007 van de Stichting.
2. De verschuldigde premie is een doorsneepremie uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag op 1 januari van ieder jaar. De hoogte van de verschuldigde premie wordt ieder jaar afzonderlijk voor zowel de Bedrijfstakken Vlakglas en Verf als de Bedrijfstakken Houtverwerkende Industrie en Jachtbouw vastgesteld per 1 januari van het desbetreffende jaar. De premie voor de Bedrijfstakken Vlakglas en Verf is per 1 januari 2022 gelijk aan 32% van de Pensioengrondslag. De premie voor de Bedrijfstak Houtverwerkende Industrie is per 1 april 2022 gelijk aan 28,6% van de Pensioengrondslag (die is gebaseerd op een werkweek van 40 uur). De premie voor de Bedrijfstak Jachtbouw is per 1 april 2022 gelijk aan 28,6% van de Pensioengrondslag (die is gebaseerd op een werkweek van 38 uur).
3. De premie die door de aangesloten onderneming verschuldigd is wordt vastgesteld door het bestuur van de Stichting. Het bestuur is bevoegd per de eerste januari van enig jaar het percentage van de verschuldigde premie aan te passen. In dat geval wordt hierover vooraf advies bij de actuaris ingewonnen. Bij de samenstelling van de feitelijke premie en de hoogte van de premiecomponenten wordt het advies van het verantwoordingsorgaan in acht genomen.
4. De aangesloten onderneming is voor iedere bij haar in dienstbetrekking werkzame deelnemer verplicht de verschuldigde premie aan de Stichting af te dragen. Deze premie afdracht moet op jaarbasis gelijk zijn aan de uit lid 2 van dit artikel volgende berekening.
5. De premie wordt niet lager vastgesteld dan de gedempt kostendekkende premie. De gedempte kostendekkende premie wordt door het bestuur vastgesteld op de manier als omschreven in de ABTN (de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota) van de Stichting.
6. Een wijziging van de premie wordt doorgevoerd met ingang van de eerste januari van een kalenderjaar. Indien de kostendekkende premies hoger dreigen te worden dan de geldende vastgestelde premies, treedt de Stichting:
a. voor zover het de premie als vastgesteld voor de Bedrijfstakken Vlakglas en Verf betreft, tijdig in overleg met de betrokken partijen in de CAO-Vlakglas en de VVVH (Vereniging van Verfgroothandelaren in Nederland); en
b. voor zover het de premie als vastgesteld voor de Bedrijfstakken Houtverwerkende Industrie en Jachtbouw betreft, tijdig in overleg met de betrokken partijen in de CAO voor de Houtverwerkende Industrie en de CAO voor de Houten- en Kunststoffen Jachtbouw, alsmede waterrecreatieondersteunende activiteiten.
Artikel 2.2 Verschuldigdheid van de premie
De verschuldigde premie voor een deelnemer aan de pensioenregeling wordt berekend aan de hand van het Pensioengevende salarisvan de werknemer zoals vastgesteld in het pensioenreglement. In het pensioenreglement is ook opgenomen wat de werknemersbijdrage aan de premie maximaal mag zijn. De aangesloten onderneming houdt de werknemersbijdrage in op het loon van de werknemer, waarbij de aangesloten onderneming de regels gesteld in artikel 3.1 lid 3 van dit uitvoeringsreglement in acht neemt tenzij:
a. de XXX-Xxxxxxxx; dan wel
b. de CAO voor de Houtverwerkende Industrie; dan wel
c. de CAO voor de Houten- en Kunststoffen Jachtbouw, alsmede waterrecreatieondersteunende activiteiten
op de aangesloten onderneming van toepassing is. In dat geval is de aangesloten onderneming verplicht de inhoudingpercentages op de werknemer toe te passen, zoals deze zijn opgenomen in de op de desbetreffende aangesloten onderneming van toepassing zijnde CAO.
Artikel 2.3 Vaststelling van de premie voor de Excedentregeling
1. Indien de aangesloten onderneming met de Stichting een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten ter uitvoering van de Excedentregeling, wordt voor de desbetreffende deelnemers maandelijks premie geheven voor de financiering van de aanvullende pensioenregeling. De aangesloten onderneming kan een gedeelte van deze premie op het loon van de deelnemer inhouden overeenkomstig de daarover gemaakte afspraak.
2. De premie bedraagt per 1 april 2022 voor de deelnemers als bedoeld in lid 1, 30,30% van de Excedentgrondslag. Op de premie voor de Excedentregeling is het bepaalde in artikel 2.1 lid 3 en lid 5 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 2.4 Beëindiging premiestroom
In het geval dat de premiestroom beëindigd wordt, heeft het bestuur de intentie om alle pensioenverplichtingen binnen 1,5 jaar over te dragen aan een andere pensioenuitvoerder (bedrijfstakpensioenfonds met omvang van minimaal € 5 miljard).
Hoofdstuk 3 Betaling van de verschuldigde premie
Artikel 3.1 Kosten van de pensioenregeling
1. Voor een deelnemer, die in deeltijd werkzaam is in dienst van een aangesloten onderneming, worden de premies afgeleid van de deeltijdpensioengrondslag en het pensioengevende salaris, na vermenigvuldiging met de deeltijdfactor die op het tijdstip van vaststelling van de pensioenaanspraak voor betrokkene in aanmerking wordt genomen. Bij tussentijdse wijziging van de deeltijdfactor in de loop van het kalenderjaar worden de premies opnieuw vastgesteld waarbij uitsluitend rekening wordt gehouden met deze wijziging van de deeltijdfactor. Indien een deelnemer niet het gehele kalenderjaar aan de pensioenregeling heeft deelgenomen, dan worden de verschuldigde premies naar evenredigheid van het aantal dagen van deelname in dat jaar vastgesteld. Een maand wordt daarbij op 30 dagen gesteld en het kalenderjaar op 360 dagen.
2. De aangesloten onderneming is de in artikel 2.1 lid 2 omschreven premies onverminderd aan de Stichting verschuldigd indien en zolang op haar de verplichting tot loondoorbetaling rust gedurende een ziekteperiode van de deelnemer, of indien en zolang betrokkene een uitkering krachtens de Ziektewet geniet, een en ander met inbegrip van eventueel contractueel overeengekomen wachtdagen en van wettelijke wachtdagen. Indien en zolang op een aangesloten onderneming de verplichting tot loonbetaling rust tijdens een ziekteperiode van een deelnemer en het jaarsalaris van die deelnemer in verband hiermee wordt gekort, dan wordt bij de vaststelling van het pensioengevende salaris voor de betreffende deelnemer ervan uitgegaan dat die korting niet heeft plaatsgevonden. De aangesloten onderneming is verplicht alle premies voor haar werknemers die deelnemer zijn in de Stichting, op de daarvoor bestemde tijdstippen aan de Stichting af te dragen.
3. De aangesloten onderneming werkzaam in de Bedrijfstak Vlakglas is gerechtigd maximaal 35% van de volgens de in artikel 2.1 lid 2 vast te stellen premies op de deelnemer te verhalen. De aangesloten onderneming werkzaam in de Bedrijfstak Verf is gerechtigd maximaal 50% van de volgens de in artikel 2.1 lid 2 vast te stellen premies op de deelnemer te verhalen. Het door de deelnemer verschuldigde deel van de premie wordt door de aangesloten onderneming in evenveel termijnen op het bruto salaris van betrokkene ingehouden als waarin dit wordt uitbetaald.
4. Het door de werknemer in dienst bij een aangesloten onderneming werkzaam in de Bedrijfstakken Houtverwerkende Industrie en Jachtbouw verschuldigde deel van de premie is geregeld in de CAO voor de Houtverwerkende Industrie en de CAO voor de Houten- en Kunststoffen Jachtbouw, alsmede waterrecreatieondersteunende activiteiten. Het door de deelnemer verschuldigde deel van de premie wordt door de aangesloten onderneming in evenveel termijnen op het bruto salaris van betrokkene ingehouden als waarin dit wordt uitbetaald.
Artikel 3.2 Termijnen waarin de verschuldigde premie moet worden voldaan
1. De aangesloten onderneming is verplicht de door de Stichting vastgestelde premie binnen 14 dagen na de factuurdatum (vervaldag) te voldoen aan de Stichting.
2. De aangesloten onderneming is verplicht ervoor zorg te dragen dat de verschuldigde premie als bedoeld in lid 1 op de vervaldag door bijschrijving is voldaan op de op de nota vermelde bankrekening van de Stichting. De aangesloten onderneming kan naar keuze gebruik maken van automatische incasso. Hiervoor dient de aangesloten onderneming contact op te nemen met de Stichting.
3. Bij niet-tijdige betaling van de premie in de zin van lid 1 van dit artikel is de aangesloten onderneming door het enkele verloop van de termijn in verzuim, als bedoeld in artikel 6:81 van het Burgerlijk Wetboek. De Stichting is in dat geval bevoegd te vorderen:
• de premie zoals bij de onderneming in rekening is gebracht; alsmede
• rente over de premie vanaf de dag volgende op de dag dat de premie betaald had moeten zijn waarbij de rente wordt vastgesteld op het rendement van de beleggingen van de Stichting over het laatst afgesloten boekjaar of, indien dat hoger is, op het percentage van de wettelijke rente voor handelstransacties dat geldt op de datum waarop de rente door de Stichting wordt gevorderd; alsmede
• vergoeding van de kosten van het vergaren en verstrekken van de door de Stichting benodigde gegevens voor de vaststelling van de in te vorderen bijdrage; alsmede
• vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten zoals bedoeld in artikel 6:96, lid 2, sub c van het Burgerlijk Wetboek, onverminderd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de wet, waarbij de buitengerechtelijke incassokosten worden gesteld op een percentage van het verschuldigde bedrag, met een minimum van €40,- en een maximum van €6.775,-, conform de wettelijke normering van buitengerechtelijke incassokosten; alsmede
• een boete van ten hoogste 20% van de premie met een minimum van €1.000,- per jaar.
In geval van een betaling van de aangesloten onderneming aan de Stichting beslist de Stichting aan welke verbintenis deze betaling wordt toegerekend. Dit is een voorlopige beslissing. Binnen 24 maanden na de betaling neemt de Stichting een definitieve beslissing, welke kan afwijken van de voorlopige beslissing. Indien de Stichting binnen de genoemde termijn van 24 maanden geen definitieve beslissing neemt, geldt de voorlopige beslissing als definitieve beslissing. De Stichting kan
– zowel bij de voorlopige als bij de definitieve beslissing – de betaling toerekenen aan een andere verbintenis dan de verbintenis die de werkgever bij de betaling heeft aangewezen. Nota’s (waaronder rentenota’s en afrekennota’s) en betalingsregelingen kunnen zijn gebaseerd op de voorlopige beslissing en daaruit blijkt dus geen definitieve beslissing in de zin van deze bepaling.
Dit geldt voor zowel reguliere betalingen als voor betalingen die in het kader van een betalingsregeling worden gedaan.
Hoofdstuk 4 Informatie verplichtingen van de aangesloten onderneming.
Artikel 4.1 Informatieplicht van de aangesloten onderneming
1. De aangesloten ondernemingen, alsmede degenen die aan de bepalingen van de statuten en het pensioenreglement van de Stichting aanspraken en/of rechten op pensioen, op uitkeringen of op premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid ontlenen, zijn verplicht alle medewerking te verlenen die nodig is om het bestuur en/of de administrateur in staat te stellen de pensioenregeling naar behoren te kunnen uitvoeren. Met name zijn de aangesloten ondernemingen verplicht de in artikel 4.3 bedoelde gegevens voor de 1e van de maand, nadat een uit dit artikel voortvloeiende situatie zich voordoet, te verstrekken, alsmede de benodigde bescheiden over te leggen die door de administrateur ter verificatie van die gegevens ter inzage worden gevraagd. Een gelijksoortige verplichting rust op de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en andere belanghebbenden.
2. De aangesloten onderneming is voorts verplicht om vóór de eerste februari van elk jaar, een opgave aan de administrateur te verstrekken van het per de eerste januari van het desbetreffende jaar geldende pensioengevende salaris en de geldende contractuele arbeidstijd van al haar werknemers die als deelnemer in de Stichting zijn opgenomen. Indien op dat moment tevens sprake is van wijziging van de deeltijdfactor dient de aangesloten onderneming dit afzonderlijk bij de desbetreffende opgave te vermelden.
3. De aangesloten onderneming is verplicht om ten minste eens in de 3 jaar op aanwijzing van het bestuur bij de verstrekking van de salarisgegevens een accountantsverklaring te voegen. In deze accountantsverklaring wordt verklaard dat de salarisgegevens juist en volledig zijn aangeleverd door de aangesloten onderneming.
4. In afwijking van lid 3 kan op verzoek van een kleine werkgever worden volstaan met het opstellen van een directeursverklaring. Een kleine werkgever is een aangesloten onderneming met maximaal tien werknemers in dienst. De voorwaarden die worden gesteld aan een directeursverklaring luiden als volgt:
a. De administrateur stuurt op verzoek van de desbetreffende onderneming een directeursverklaring op die ingevuld en ondertekend naar de administrateur teruggestuurd moet worden;
b. De persoon die de directeursverklaring ondertekent, dient tekeningsbevoegd te zijn. Hiertoe dient een uittreksel van de Kamer van Koophandel waaruit dit blijkt, aan de administrateur verstrekt te worden als bijlage bij de verklaring.
5. Indien de aangesloten onderneming met de Stichting een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten ten behoeve van de uitvoering van de Excedentregeling, is de aangesloten onderneming verplicht om alle deelnemers, die op grond van Hoofdstuk 2 van Bijlage 4 bij het pensioenreglement PR2007 deelnemen in de Excedentregeling, bij de Stichting aan te melden.
6. Indien de bedrijfsactiviteiten van de aangesloten onderneming zodanig wijzigen dat dit gevolgen kan hebben voor de verplichte aansluiting van de aangesloten onderneming bij de Stichting in de zin van artikel 2 van de Wet-bpf, is de aangesloten onderneming verplicht om dit binnen 3 maanden na wijziging van de bedrijfsactiviteiten van de aangesloten onderneming te melden aan de Stichting. In het geval de Stichting constateert dat de wijziging van de bedrijfsactiviteiten ertoe leidt dat de aangesloten onderneming niet meer onder de verplichtstelling van de Stichting valt, kan de Stichting met de aangesloten onderneming een uitvoeringsovereenkomst ten behoeve van vrijwillige aansluiting overeenkomen.
Artikel 4.2 Niet nakomen van informatieplicht door de aangesloten onderneming
1. Indien de in artikel 4.1 lid 1 bedoelde gegevens en opgaven niet, niet goed, niet volledig en/of niet tijdig binnen de gestelde termijnen zijn verstrekt, kan het bestuur een boete als bedoeld in artikel
4.2.1 aan de betrokken nalatige aangesloten onderneming opleggen. De boete wordt geheven als een tegemoetkoming in de schade die de Stichting lijdt door optredende buitengewone (administratie)kosten, die het directe of indirecte gevolg zijn van de nalatigheid van de aangesloten onderneming. De invordering geschiedt via de afrekennota’s als bedoeld in artikel 3.2 lid 2. De invordering van een opgelegde heffing vindt niet plaats indien de aangesloten onderneming kan aantonen dat haar nalatigheid het gevolg is (geweest) van omstandigheden die buiten haar macht liggen.
2. Indien de accountantsverklaring respectievelijk directeursverklaring als bedoeld in artikel 4.1 lid 3 respectievelijk artikel 4.1 lid 4 niet binnen de door het bestuur gestelde opleveringstermijn wordt aangeleverd, dan zal het bestuur ertoe overgaan zelf een accountant aan te wijzen met het verzoek de salarisgegevens van de betrokken deelnemers te controleren en daarover een accountantsverklaring af te leggen. De kosten die daarmee gemoeid zijn worden bij de betrokken aangesloten onderneming in rekening gebracht.
3. Een door het bestuur aan te wijzen accountant is gerechtigd tot inzage bij de aangesloten ondernemingen van boeken en bescheiden waaruit kan worden vastgesteld of voor elke daarvoor in aanmerking komende werknemer de premie als in artikel 2 en artikel 3 omschreven, wordt voldaan en waaruit kan worden vastgesteld of de in dit artikel bedoelde informatieverstrekking correct en volledig is geschied.
In geval van het niet voldoen aan de in dit lid genoemde verplichtingen kan het bestuur de uitkeringen, waarvoor de Stichting aansprakelijk wordt gesteld, op de in gebreke gebleven onderneming verhalen. Het bestuur kan de kosten die gemoeid zijn met inzage in de boeken en bescheiden van de aangesloten onderneming, als bedoeld in dit lid, in rekening brengen bij de betrokken aangesloten onderneming.
4. In geval niet, niet goed, niet volledig en/of niet tijdig door de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde aan de opgelegde verplichtingen is voldaan, zal het bestuur tot vermindering of vernietiging van aanspraken en rechten besluiten, voorzover dit wettelijk mogelijk is. In het geval het fonds financieel nadeel ondervindt van het niet, niet goed, niet volledig en/of niet tijdig door de aangesloten onderneming nakomen van de opgelegde verplichtingen, zal voorzover mogelijk, de schade op een in gebreke gebleven aangesloten onderneming worden verhaald.
Artikel 4.2.1 Boetebeding
1. Indien de aangesloten onderneming niet binnen de gestelde termijn de gevraagde gegevens aanlevert, corrigeert of aanvult, zoals omschreven onder artikel 4.1 lid 1, is de Stichting bevoegd:
a. de aangesloten onderneming een boete op te leggen. Deze boete bedraagt:
I. voor ondernemingen met minder dan 25 werknemers € 500,00;
II. voor ondernemingen met 25 werknemers of meer € 1.000,00;
b. de nodige gegevens naar beste weten vast te stellen en te hanteren bij het vaststellen van de ambtshalve (verhoogde) voorschotnota. De aangesloten onderneming is aan deze vaststelling gehouden. De aldus vastgestelde gegevens worden door de nalatige aangesloten onderneming per aangetekend schrijven medegedeeld.
2. Indien de onderneming niet op de in het vorige lid onder a genoemde door de Stichting opgelegde boete reageert, wordt direct een wettelijke aanmaning gestuurd. Vervolgens kan de boete aan de deurwaarder worden overgedragen.
3. De betrokken onderneming is bevoegd binnen 14 dagen na verzending van het in het vorige lid onder b genoemde schrijven te bewijzen dat de vaststelling onjuist is en alsnog de verlangde gegevens te verstrekken.
4. Na verificatie van de verlangde gegevens wordt de vaststelling indien nodig gewijzigd.
5. Het bestuur kan bepalen dat een aangesloten onderneming een vergoeding verschuldigd is voor de extra kosten – waaronder begrepen renteverlies – die veroorzaakt zijn door het nalaten de gevraagde gegevens tijdig te verstrekken, of door het verstrekken van onjuiste gegevens.
Artikel 4.3 Informatieverstrekking door de aangesloten onderneming
1. De aangesloten onderneming is gehouden ervoor zorg te dragen dat de administrateur de beschikking krijgt over alle door het bestuur nodig geoordeelde gegevens binnen het kader van de uitvoering van deze pensioenregeling. Deze gegevens dienen in uniform formaat elektronisch of schriftelijk te worden aangeleverd op de wijze die door de administrateur wordt verlangd.
2. De aangesloten onderneming dient ervoor te zorgen dat alle vereiste gegevens correct, volledig en tijdig worden verstrekt. Er is sprake van tijdige verstrekking indien de hierna omschreven omstandigheden binnen een maand, nadat deze zich hebben voorgedaan, bij de administrateur zijn gemeld:
• indiensttreding, onder opgave van de benodigde personele gegevens;
• uitdiensttreding van werknemers die deelnemer in de Stichting zijn;
• wijzigingen in de persoonlijke sfeer van deelnemers zoals invalidering, verandering van de mate van arbeidsongeschiktheid, echtscheiding of beëindiging van het partnerschap, verandering van deeltijdfactor, het terugtreden naar een lager gekwalificeerde functie als bedoeld in artikel 7 lid 5 van het pensioenreglement, overlijden, pensionering en vervroegen van de (vroeg)pensioendatum.
3. De bij indiensttreding van een werknemer aan de Stichting te verstrekken personele gegevens betreffen in ieder geval:
a. de naam van de deelnemer;
b. het adres van xxxxxxxxx;
c. de geboortedatum van de deelnemer;
d. het burgerservicenummer van de deelnemer;
e. de salarisgegevens van de deelnemer;
f. de datum van indiensttreding van de deelnemer; alsmede
g. overige gegevens waar de Stichting om verzoek voor zover deze gegevens nodig zijn om de juiste pensioenaanspraken van een deelnemers vast te kunnen stellen.
Artikel 4.4 Informatieverstrekking door de Stichting
1. De Stichting draagt er zorg voor dat de deelnemers in dienst van de aangesloten onderneming worden geïnformeerd conform de eisen in artikel 21 van de Pensioenwet. Nieuwe deelnemers ontvangen van de Stichting binnen drie maanden na indiensttreding bij de aangesloten onderneming informatie over de kenmerken van de pensioenregeling en over persoonlijke omstandigheden die een actie van de deelnemer kunnen vergen.
2. Het bestuur draagt er zorg voor dat de deelnemer schriftelijk op de hoogte wordt gesteld van wijzigingen in het geldende pensioenreglement van de Stichting. Hierbij geldt dat zij uiterlijk binnen 3 maanden na een wijziging van de regeling hiervan op de hoogte gesteld worden.
Bovendien ontvangen de aangesloten ondernemingen en de deelnemers jaarlijks een schriftelijke mededeling van de in bijlage 1 bij het pensioenreglement vermelde algemene gegevens voor de bedrijfstakken Vlakglas en Verf en de in bijlage 4 bij het pensioenreglement vermelde algemene gegevens voor de bedrijfstakken Houtverwerkende Industrie en Jachtbouw, alsmede van de grootte van de geldende franchise als bedoeld in het pensioenreglement, van de geldende premies als bedoeld in artikel 2.1 lid 2 en, indien en voor zover van toepassing, artikel 2.3 lid 2 van dit uitvoeringsreglement en van de voorwaardelijke toeslagverlening als bedoeld in hoofdstuk 7 van dit uitvoeringsreglement.
Ook andere belanghebbenden kunnen desgewenst kennis nemen van de geldende statuten en reglementen.
3. De administrateur verstrekt de deelnemer elk jaar een schriftelijke persoonlijke opgave van de hoogte van de verworven pensioenaanspraken. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt aan de deelnemer bovendien een schriftelijke opgave verstrekt van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van zijn/haar pensioenaanspraken (de zogenaamde factor A).
In de schriftelijke opgave is tevens informatie over de voorwaardelijke toeslagverlening opgenomen.
4. Bij de beëindiging van het deelnemerschap als bedoeld in artikel 18 van het pensioenreglement wordt aan de gewezen deelnemer schriftelijk mededeling gedaan van de omvang van de premievrije pensioenaanspraken waarop betrokkene aanspraak heeft behouden. In de schriftelijke opgave is tevens opgenomen informatie over de voorwaardelijke toeslagverlening, informatie die voor de gewezen deelnemer specifiek is in het kader van de beëindiging, en informatie over omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van de Stichting. De administrateur stelt jaarlijks op de website een opgave van de premievrije pensioenaanspraken en informatie over de toeslagverlening ter beschikking. Voorts verstrekt de administrateur deze informatie schriftelijk een keer in de vijf jaar aan de gewezen deelnemer.
5. Indien bij de beëindiging van het huwelijk of het partnerschap als bedoeld in artikel 19 van het pensioenreglement de wettelijke pensioenverevening is respectievelijk wordt toegepast, dan wordt aan de gewezen partner een bewijsstuk verstrekt waaruit blijkt op welk deel van het ouderdomspensioen die verevening betrekking heeft, en welke ingangsdatum voor dit pensioendeel van toepassing is. De daarbij betrokken deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde ontvangt een afschrift van dit bewijsstuk.
Aan de gewezen partner wordt tevens een schriftelijke opgave verstrekt van het bijzondere partnerpensioen waarop betrokkene aanspraak heeft verkregen.
In deze schriftelijke opgave is tevens informatie opgenomen over de voorwaardelijke toeslagverlening en informatie die voor de gewezen partner van belang is. De administrateur stelt jaarlijks op de website een opgave van het bijzonder partnerpensioen en informatie over de toeslagverlening ter beschikking. Voorts verstrekt de administrateur deze informatie schriftelijk een keer in de vijf jaar aan de gewezen partner.
6. Bij de pensioeningang en vervolgens jaarlijks wordt aan de pensioengerechtigde mededeling gedaan van de omvang van zijn pensioenrecht en de eventueel bijbehorende aanspraken op partnerpensioen. In de schriftelijke opgave is tevens informatie opgenomen over de voorwaardelijke toeslagverlening.
7. De administrateur verstrekt op verzoek aan de deelnemer, gewezen deelnemer of pensioengerechtigde een opgave van de hoogte van de opgebouwde aanspraken. De Stichting zal een vergoeding vragen voor de aan deze opgave verbonden kosten.
8. De administrateur verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde op verzoek onder meer:
- het voor hem geldende pensioenreglement;
- het jaarverslag en de jaarrekening van de Stichting;
- het uitvoeringsreglement;
- relevante informatie over beleggingen;
- informatie die specifiek voor de betrokkene van belang is.
De Stichting mag een vergoeding vragen voor de in dit lid bedoelde informatieverstrekking, met uitzondering van het te verstrekken pensioenreglement.
9. Iedere belanghebbende is gehouden om elke waargenomen (kennelijke) onjuistheid of onvolledigheid in persoonlijke pensioenopgaven, etc. en/of correspondentie van de Stichting direct aan de administrateur te melden.
10. De vergoeding als bedoeld in lid 7 en lid 8 van dit artikel bedraagt € 15,-- voor iedere opgave als bedoeld in lid 7 of informatieverstrekking als bedoeld in lid 8 die op verzoek van de (gewezen) deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde wordt verstrekt.
Artikel 4.5 Procedure bij jaarlijks aanleveren verklaring geen personeel
1. Jaarlijks in oktober worden de onder de werkingssfeer van de Stichting vallende ondernemingen zonder werknemers door de administrateur aangeschreven. Deze ondernemingen ontvangen een verklaring. Deze verklaring dient binnen de in het schrijven opgenomen termijn geretourneerd te worden aan de administrateur.
2. Bij het niet aanleveren van de verklaring binnen de genoemde termijn zal een eerste (in november van dat jaar) en indien nodig een tweede rappel (in december van het betreffende jaar) verstuurd worden.
3. In het geval de verklaring eind december van het betreffende jaar niet aangeleverd is, zal een boete worden opgelegd aan de betreffende onderneming ter hoogte van €500,-.
Artikel 5.1 Uitoefenen rechtsmiddelen ter incasso
1. Bij niet-tijdige betaling op de vervaldag als bedoeld in artikel 3.2 is de aangesloten onderneming door het enkele verloop van de betaaltermijn in gebreke. De aangesloten onderneming wordt op de eerste werkdag na de vervaldatum schriftelijk gemaand om binnen 14 dagen alsnog de volledige vordering te voldoen, waarbij het bestuur in zodanig geval het volgende zal vorderen:
• wettelijke rente voor handelstransacties over de verschuldigde bedragen vanaf de vervaldatum;
• een opslag voor incassokosten van de verschuldigde bedragen (exclusief wettelijke rente) voor extra administratiekosten volgens onderstaande staffel;
verschuldigd bedrag | opslag incassokosten | |||
€ - | > | € 2.500 | 15% [met een minimum van € 40] | |
€ 2.500 | tot | € 5.000 | 10% | |
€ 5.000 | tot | € 10.000 | 5% | |
€ 10.000 | tot | € 200.000 | 1% | |
€ 200.000 | > | 0,5% [met een maximum van € 6.775] |
Rekenvoorbeeld: Stel de vordering bedraagt € 15.000,=, dan bedragen de incassokosten:
staffel | vordering | kosten | |||
over de eerste | € | 2.500 | € | 375 | |
over de volgende | € | 2.500 | € | 250 | |
over de volgende | € | 5.000 | € | 250 | |
over de volgende | € | 5.000 | € | 50 | |
over de resterende | € | - | € | - | |
Totaal incassokosten | € | 925 |
• vergoeding van alle bijkomende kosten die de Stichting bij de inning van de achterstallige betalingen maakt en aantoonbaar kan maken.
Het percentage van de rente wegens latere betaling wordt vastgesteld op basis van het op het moment van constatering van het enkele verloop van de betalingstermijn geldende wettelijke rentepercentage voor handelstransacties. Indien de betalingsachterstand zich over meerdere kalenderjaren uitstrekt, dan wordt de rente cumulatief bij de desbetreffende aangesloten onderneming in rekening gebracht. Tegen de vordering als bedoeld in dit lid kan de aangesloten onderneming binnen 14 dagen na ontvangst van de vordering onderbouwd bezwaar met bewijsstukken indienen bij het bestuur.
2. Twee weken na het versturen van het eerste rappel zoals bedoeld in lid 1 wordt aan de aangesloten onderneming wederom een schriftelijke aanmaning gestuurd om binnen 14 dagen alsnog de volledige vordering te voldoen, waarbij het bestuur in zodanig geval de in lid 1 genoemde rente, opslagen en vergoedingen zal vorderen. Indien een aangesloten onderneming de vordering niet heeft voldaan, wordt na 14 dagen een wettelijke aanmaning verstuurd. Vijf dagen na verzending van de wettelijke aanmaning vindt een telefonisch rappel plaats door de Stichting.
3. Indien een aangesloten onderneming binnen 30 dagen na de wettelijke aanmaning per aangetekende brief de termijnbetaling nog niet heeft voldaan dan kan de Stichting de premie, de wettelijke rente en de vergoeding voor kosten invorderen bij dwangbevel. Hierbij zal de Stichting de volledig openstaande vordering over een kalenderjaar ineens opeisen.
4. Bij niet-tijdige betaling van de verschuldigde premie of het van hem te vorderen voorschot is de aangesloten onderneming door het enkele verloop van de termijn in verzuim, als bedoeld in artikel 6:81 van het Burgerlijk Wetboek. De Stichting is dan bevoegd rente te vorderen over het verschuldigde bedrag vanaf de dag dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn. Het betreft de wettelijke rente voor handelstransacties. Rentes lager dan
€ 50,- worden niet in rekening gebracht. De rente wordt 1 keer per jaar achteraf in rekening gebracht.
Artikel 5.2 Meldingsplicht bij betalingsachterstand aangesloten ondernemingen
1. Indien de aangesloten onderneming haar verplichting tot betaling niet binnen een maand na afloop van elke termijn is nagekomen, dan kan het bestuur ervoor zorgdragen dat dit binnen 30 dagen aan De Nederlandsche Bank wordt medegedeeld;
a dan is de desbetreffende aangesloten onderneming verplicht daarvan binnen drie maanden na afloop van die maand schriftelijk mededeling te doen aan haar werknemers die deelnemen in de Stichting;
b dan zullen bedoelde werknemers, na het verstrijken van die drie maanden, rechtstreeks door de Stichting over de betalingsachterstand worden ingelicht, indien de desbetreffende aangesloten onderneming haar betalingsverplichting dan nog niet nagekomen zou zijn. Dit zal geen gevolgen hebben voor de reeds gefinancierde aanspraken over achterliggende dienstjaren.
2. De Stichting informeert elk kwartaal schriftelijk het verantwoordingsorgaan wanneer sprake is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door de Stichting te ontvangen jaarpremie en tevens niet voldaan wordt aan de bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet geldende eisen inzake het minimaal vereist eigen vermogen. Gedurende de in het eerste lid bedoelde situatie informeert de Stichting tevens elk kwartaal de ondernemingsraad van de onderneming die nog premie aan de Stichting verschuldigd is.
Hoofdstuk 6 Procedure bij het opstellen en wijzigen van de pensioenovereenkomst
Artikel 6.1 Aanpassing van het pensioenreglement
1. De werkgevers- en werknemersorganisaties bepalen in onderling overleg de materiële inhoud van de pensioenregeling, zoals deze van toepassing is op de Bedrijfstakken Vlakglas en Verf en de inhoud van de pensioenregeling, zoals deze van toepassing is op de Bedrijfstakken Houtverwerkende Industrie en Jachtbouw.
a. Voor de Bedrijfstak Vlakglas betreft het aan werkgeverskant de “Glas Branche Organisatie” te Gouda en aan werknemerskant “Federatie Nederlandse Vakbeweging” te Amsterdam en “CNV Vakmensen” te Utrecht (hierna: betrokken partijen in de CAO-Vlakglas). Voor de Bedrijfstak Verf betreft het aan de werkgeverskant de “Vereniging van Verfgroothandelaren in Nederland (V.V.V.H.) ” te ’s-Gravenhage (hierna: VVVH).
b. Voor de Bedrijfstakken Houtverwerkende Industrie en Jachtbouw betreft het aan de werkgeverskant “De Nederlandse Emballage- en Palletindustrie Vereniging” te Tilburg , “De Nederlandse Vereniging van Klompenfabrikanten” te Mierlo, “Dutch-Man” te Tilburg en “Hiswa- Recron” te Leusden en aan werknemerskant “Federatie Nederlandse Vakbeweging” te Amsterdam en “CNV Vakmensen” te Utrecht (hierna: de betrokken partijen in de CAO voor de Houtwerkende Industrie en de CAO voor de Houten- en Kunststoffen Jachtbouw).
Vertegenwoordigers van een aantal van deze organisaties hebben zitting in het bestuur en bepalen gezamenlijk het beleid van de Stichting.
2. De Stichting adviseert de betrokken partijen in de CAO-Vlakglas, de VVVH en de betrokken partijen in de CAO voor de Houtverwerkende Industrie en de CAO voor de Houten- en Kunststoffen Jachtbouw, alsmede waterrecreatieondersteunende activiteiten over aan te brengen wijzigingen in de pensioenovereenkomst indien de Stichting overeenkomstige wijziging van het pensioenreglement PR2007 wenselijk vindt.
3. De betrokken partijen in de CAO-Vlakglas en/of de VVVH dan wel de betrokken partijen in de CAO voor de Houtverwerkende Industrie en de CAO voor de Houten- en Kunststoffen Jachtbouw, alsmede waterrecreatieondersteunende activiteiten informeren de Stichting zo spoedig mogelijk over iedere wijziging in de pensioenovereenkomst. De wijziging van de pensioenovereenkomst wordt in hoofdlijnen aangegeven. De Stichting is dan verplicht om het pensioenreglement aan te passen aan de wijziging en heeft daarbij de bevoegdheid om de details van de wijziging uit te werken. De Stichting past binnen drie maanden na wijziging van de pensioenovereenkomst het pensioenreglement PR2007 aan.
4. De Stichting is bevoegd, en daartoe door de betrokken partijen in de CAO-Vlakglas, de VVVH en de betrokken partijen in de CAO voor de Houtverwerkende Industrie en de CAO voor de Houten- en Kunststoffen Jachtbouw, alsmede waterrecreatieondersteunende activiteiten gemachtigd, het pensioenreglement PR2007 te wijzigen zonder voorafgaande afstemming met de betrokken partijen in de CAO-Vlakglas, de VVVH, de CAO voor de Houtverwerkende Industrie en de CAO voor de Houten- en Kunststoffen Jachtbouw, alsmede waterrecreatieondersteunende activiteiten indien de wijzigingen noodzakelijk zijn door wetgeving of worden opgedragen door de toezichthouders en de deelnemers en de aangesloten ondernemingen niet benadeeld worden door de wijziging.
Hoofdstuk 7 De voorwaarden waaronder voorwaardelijke toeslagverlening plaatsvindt.
Artikel 7.1 Voorwaardelijke toeslagverlening op pensioenen
1. Het bestuur zal aan de hand van een door de actuaris uit te brengen advies in november van elk jaar (jaar: “t”) bezien of en in hoeverre er middelen van de stichting aangewend kunnen worden voor verhoging van de volgende pensioenaanspraken per de eerste januari van het komende jaar (jaar: “t+1”):
a. de ultimo van het voorafgaande jaar (jaar: “t”) opgebouwde pensioenen van de deelnemers en de arbeidsongeschikte deelnemers,
b. de primo van het opvolgende jaar (jaar: “t+1”) nog op te bouwen pensioenen van de arbeidsongeschikte deelnemers,
x. xx xxxxxxxx en premievrije (arbeidsongeschiktheids)pensioenen van de pensioengerechtigden respectievelijk gewezen deelnemers, met inbegrip van de eventueel bijbehorende levenslange partnerpensioenen,
x. xx xxxxxxxxx ouderdomspensioenen, alsmede de bijzondere partnerpensioenen als omschreven in artikel 19 van het pensioenreglement PR2007.
Bij zijn besluitvorming zal het bestuur rekening houden met de terzake geldende wettelijke bepalingen en de bepalingen in de volgende leden van dit artikel.
2. Het bestuur zal ernaar streven de in lid 1, sub a bedoelde pensioenen zoveel mogelijk aan de Loonindex aan te passen. Indien tot een dergelijke aanpassing besloten wordt, zal een toeslagpercentage per de eerste januari van het jaar worden vastgesteld dat wordt afgeleid uit, doch minder kan bedragen dan de Loonindex.
3. Met inachtneming van het in lid 2 omschreven beleid zal het bestuur ernaar streven de in lid 1, sub b bedoelde pensioenen zoveel mogelijk op de hierna omschreven wijze te verhogen. Het bestuur zal bezien of de laatstgeldende (deeltijd)pensioengrondslag van de arbeidsongeschikte deelnemer in enig jaar kan worden aangepast aan de hand van het in lid 2 bedoelde toeslagpercentage. Vervolgens worden de in artikel 9, 10 en 12 van het pensioenreglement PR2007 omschreven pensioenberekeningen opnieuw uitgevoerd.
4. Het bestuur zal ernaar streven de in lid 1, sub c en d bedoelde pensioenen zoveel mogelijk aan de Prijsindex aan te passen. Indien tot een dergelijke aanpassing besloten wordt, zal een toeslagpercentage per de eerste januari van het jaar worden vastgesteld dat wordt afgeleid uit, doch minder kan bedragen dan de Prijsindex.
Het bestuur kan in gunstige zin hiervan afwijken door de beoogde pensioenen met een hoger percentage aan te passen dan met de Prijsindex.
Het bestuur kan daarentegen in enig jaar een lager toeslagpercentage dan de Prijsindex voor de beoogde pensioenen vaststellen, indien de Loonindex in het laatste referentiejaar achter is gebleven bij de Prijsindex. Indien hier sprake van is dan zal het bestuur ernaar streven dat dit toeslagpercentage niet minder bedraagt dan het in lid 2 bedoelde percentage.
5. Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend op basis van de in lid 2 en lid 4 vermelde richtlijnen. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast.
Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
6. De hoogte van de toeslagpercentages, als bedoeld in lid 2, lid 3 en lid 4, is afhankelijk van de financiële positie van de stichting. De vaststelling van deze percentages geschiedt na advies van de actuaris zodanig, dat naar het oordeel van het bestuur de financiële middelen ter dekking van de te verlenen pensioenverhogingen hiervoor ter beschikking kunnen worden gesteld.
Jaarlijks zal het bestuur beoordelen of en in hoeverre het verlenen van een toeslag mogelijk is. Het bestuur zal in zijn beoordeling onder meer betrekken:
• de financiële positie van de Stichting en de eisen die de Pensioenwet daaraan stelt in het algemeen, en
• de beleidsdekkingsgraad van de Stichting in het bijzonder.
Voor de toe te kennen toeslag zal het bestuur de onderstaande leidraad hanteren. Het bestuur kan besluiten om van deze leidraad af te wijken.
Beleidsdekkingsgraad, laatstelijk bekend vóór het moment van vaststelling van de toeslag | Toeslag opgebouwde aanspraken actieven en inactieven |
Lager dan de wettelijke ondergrens van 110% | Geen toeslag |
Tussen de wettelijke ondergrens van 110% en de fondsspecifieke bovengrens | Gedeeltelijke toeslag via lineaire interpolatie |
Hoger dan de fondsspecifieke bovengrens | Volledige toeslag |
Het bestuur heeft besloten dat er geen inhaaltoeslagen worden verleend, ongeacht of de financiële positie van de Stichting dit, met inachtneming van de vereisten vanuit de Pensioenwet en aanverwante wetgeving, mogelijk maakt.
Hoofdstuk 8 Besluitvorming bij vermogenstekorten/overschotten
Wanneer de beleidsdekkingsgraad van de Stichting per het einde van een kalenderkwartaal is komen te liggen onder de bij of krachtens artikel 132 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen, meldt de Stichting dit onverwijld aan de toezichthouder. De Stichting stelt in dat geval binnen een door de toezichthouder te stellen termijn, en uiterlijk binnen 3 maanden, een concreet en haalbaar herstelplan op waaruit blijkt op welke wijze uiterlijk binnen 10 jaar, of zoveel korter als de toezichthouder dit noodzakelijk acht en dient dit plan in bij de toezichthouder.
De Stichting hanteert als financiële sturingsmiddelen het premiebeleid, het toeslagenbeleid en het beleggingsbeleid. Tevens kan de Stichting de betrokken partijen in de CAO-Vlakglas en de VVVH alsmede de betrokken partijen in de CAO voor de Houtverwerkende Industrie en de CAO voor de Houten- en Kunststoffen Jachtbouw, alsmede waterrecreatieondersteunende activiteiten adviseren de pensioenovereenkomst aan te passen waar het de opbouw van toekomstige aanspraken betreft en kan de Stichting als laatste middel de pensioenaanspraken en pensioenrechten verminderen.
Artikel 8.3 Vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten
1. De Stichting kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien:
a. de Stichting gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of de bij of krachtens artikel 132 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen;
b. de Stichting niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan artikel 131 of artikel 132 van de Pensioenwet zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 of artikel 139 van de Pensioenwet.
2. De Stichting informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de aangesloten onderneming onverwijld schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
3. De vermindering kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, aangesloten ondernemingen en de toezichthouders en drie maanden nadat de pensioengerechtigden hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
Artikel 8.4 Herstel van kortingen
Het bestuur heeft besloten dat er geen herstel van kortingen zal plaatsvinden, ongeacht of de financiële positie van de Stichting dit, met inachtneming van de vereisten vanuit de Pensioenwet en aanverwante wetgeving, mogelijk maakt.
Hoofdstuk 9 Mogelijkheid om premiekorting te verlenen
De Stichting kan uitsluitend korting verlenen op de kostendekkende premie indien:
a. gezien de beleidsdekkingsgraad ten aanzien van de pensioenverplichtingen wordt voldaan aan de wettelijke voorschriften in de Pensioenwet betreffende toereikende technische voorzieningen (artikel 126 Pensioenwet), het vereist eigen vermogen (artikel 132 Pensioenwet) en de dekking door waarden (artikel 133 Pensioenwet);
b. de voorwaardelijke toeslagen zowel met betrekking tot de voorgaande 10 jaar zijn verleend als ook in de toekomst kunnen worden nagekomen overeenkomstig het vastgestelde toeslagenbeleid van de Stichting; en
c. de korting op de pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134 van de Pensioenwet in de voorgaande tien jaar gecompenseerd is.
De Stichting maakt geen gebruik van de wettelijke mogelijkheden tot terugstorting.
Hoofdstuk 10 Vrijstelling van verplichte deelneming aan de Stichting
Artikel 10.1 Vrijstelling van de verplichting tot deelneming
1. Op verzoek van een onderneming wordt aan al haar werknemers of een deel van de werknemers van die onderneming vrijstelling van de verplichting tot deelneming in de Stichting door het bestuur verleend in verband met een bestaande pensioenvoorziening, concernvorming of eigen cao van die onderneming, alsmede in geval van onvoldoende beleggingsrendement van de Stichting. Op verzoek van een onderneming kan aan haar werknemers ook om andere redenen vrijstelling worden verleend. Een aangevraagde vrijstelling wordt echter slechts dan verleend, wanneer voldaan wordt aan de voorwaarden en voorschriften krachtens het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000. Het bestuur kan van de desbetreffende onderneming een financiële bijdrage verlangen ter vergoeding van het verzekeringstechnische nadeel dat de Stichting bij de vrijstelling lijdt, in de gevallen en volgens de rekenregels als vastgelegd in genoemd vrijstellingsbesluit.
2. Een reeds verleende vrijstelling kan worden ingetrokken na advies van de aansluitingscommissie en akkoord van het bestuur. De gevolgen van het intrekken van de vrijstelling worden voorgelegd aan het bestuur. Het bestuur kan een verleende vrijstelling intrekken indien niet meer voldaan wordt aan de voorwaarden of aan de reden tot vrijstelling, of indien gehandeld wordt in strijd met één of meer aan de vrijstelling verbonden voorschriften. In afwijking hiervan kan een vrijstelling in verband met onvoldoende beleggingsrendement van de Stichting uitsluitend op verzoek van de desbetreffende onderneming worden ingetrokken, tenzij gehandeld wordt in strijd met de aan de verleende vrijstelling verbonden voorschriften.
3. In bijlage 3 bij de pensioenreglementen zijn de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder het bestuur krachtens het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000 vrijstelling verleent of kan verlenen, dan wel intrekt of kan intrekken, alsmede de voorschriften die het hieraan kan verbinden, nader in detail vastgelegd.
Hoofdstuk 11 Beëindiging aansluiting op verzoek van een aangesloten onderneming
Artikel 11.1 Beëindiging aansluiting op verzoek van een aangesloten onderneming
1. Het bestuur kan van een aangesloten onderneming bij beëindiging van de aansluiting bij de Stichting een financiële bijdrage verlangen ter vergoeding van het verzekeringstechnische nadeel dat de Stichting bij deze beëindiging lijdt.
2. Voor de hoogte van de in lid 1 bedoelde bijdrage wordt aangesloten bij artikel 10.1 lid 1 van dit reglement en zal berekend worden volgens de rekenregels van het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000.
3. Het bestuur behoudt zich het recht voor om tevens een vergoeding te vragen voor uitvoeringskosten, gemaakt ten behoeve van de beëindiging van de aansluiting van desbetreffende onderneming.
4. De hoogte van de in lid 3 bedoelde vergoeding wordt door het bestuur vastgesteld ten tijde van het verzoek tot beëindiging van de aansluiting en zal kosten bevatten die naar redelijkheid gemaakt moeten worden ten behoeve van de beëindiging van de aansluiting van de desbetreffende onderneming.
Dit uitvoeringsreglement is vastgesteld te Heerlen, op 29 maart 2022 en laatstelijk gewijzigd per 1 april 2022.
Voor akkoord:
De heer L.H.J. Xxxxxxxxx, voorzitter De xxxx X.Xxxxxx, secretaris
Heerlen, 29 maart 2022
*****