‘ Pilot regionale ketenaanpak van start’
Bestuursovereenkomst huisvesting en integratie vluchtelingen regio Utrecht
‘ Pilot regionale ketenaanpak van start’
Partijen:
U10-gemeenten: Bunnik, De Bilt, Houten, IJsselstein, Nieuwegein, Stichtse Vecht, Utrecht, Vianen, Woerden en Zeist,
U6-gemeenten: De Ronde Venen, Lopik, Montfoort, Oudewater, Utrechtse Heuvelrug en Wijk bij Duurstede,
Bijeen te Houten, d.d. 18 januari 2017, Constaterende:
• dat op 27 november 2015 een Bestuursakkoord Verhoogde Asielinstroom is afgesloten tussen het Rijk en de VNG. De afspraken hierin worden nadrukkelijk niet gezien als een eenmalig resultaat maar als een start richting een blijvende samenwerking tussen de verschillende overheidslagen. Afgesproken is dat, naast een landelijke regietafel, regionale regietafels worden georganiseerd die bijdragen aan een integrale benadering van de opvang van asielzoekers en huisvesting van vergunninghouders. De afspraken in dit document zijn in ketenperspectief gemaakt. Een keten waarin de nadruk ligt op een snelle doorstroom van vergunninghouders naar huisvesting in gemeenten en werk met oog voor maatschappelijk draagvlak,
• dat op 28 april 2016 een Uitwerkingsakkoord Verhoogde Asielinstroom is afgesloten tussen het Rijk en de VNG. De afspraken hierin gaan uit van een gedeelde grondgedachte om de integratie en participatie van vergunninghouders te bevorderen, door in te zetten op onderwijs, werk en gezondheidsbevordering. Hiermee wordt gestreefd naar het wegnemen dan wel terugdringen van achterstanden bij vergunninghouders, zodat alle inwoners van Nederland volwaardig en gezond kunnen deelnemen aan de samenleving, met alle rechten en plichten die daarbij horen,
• dat veel gemeenten in de afgelopen periode kortdurende noodopvang hebben gerealiseerd en dat de gemeenten Utrecht, Zeist en Utrechtse Heuvelrug daarnaast overeenkomsten zijn aangegaan met het COA over meerjarige opvang in o.a. AZC ’s.
Overwegende:
• dat op dit moment slechts een op de drie in Nederland verblijvende statushouders van 15- 64 jaar een betaalde baan heeft en velen van hen duurzaam afhankelijk zijn van een bijstandsuitkering,
• dat in de WRR-policybrief 4 (december 2015) fundamentele beleidsaanbevelingen worden gedaan over hoe asielzoekers beter kunnen integreren in de Nederlandse samenleving. De WRR adviseert om vanaf het begin van de asielprocedure de doelstelling van integratie een centrale plaats te geven. Dat betekent een aanpak waarin het leren van de taal, het volgen van een opleiding, het krijgen van huisvesting en het vinden van werk niet na elkaar, maar op hetzelfde moment plaatsvinden. Statushouders kunnen zo sneller op eigen benen staan en een bijdrage leveren aan de Nederlandse samenleving. Daardoor wordt ook het maatschappelijk draagvlak voor het asielbeleid versterkt,
• dat de huidige praktijk is dat vluchtelingen in een opvanglocatie na verkrijging van een verblijfstatus vaak meerdere keren moeten doorverhuizen naar een andere regio, en dat dit niet bevorderlijk is voor hun integratieproces. Daardoor moet steeds opnieuw worden begonnen met intake, maatschappelijke begeleiding, trajecten in de gezondheidszorg, onderwijs en voorbereiding op werk en moeten inmiddels opgebouwde goede relaties met vrijwilligers helaas voortijdig worden afgebroken, ten koste van onnodig menselijk leed en extra uitvoeringskosten,
• dat de krappe regionale woningmarkt al een tijd gekenmerkt wordt door een toenemende vraag naar betaalbare woningen terwijl, mede als gevolg van landelijk beleid, het aanbod hiervan steeds meer onder druk komt te staan. De extra huisvestingstaakstelling voor statushouders zet de markt voor sociale huurwoningen nog meer onder druk waardoor er aanvullende maatregelen nodig zijn,
• dat Nederland al langere tijd kampt met een structurele werkloosheid, waarbij laagopgeleiden en migranten met een taalachterstand oververtegenwoordigd zijn. Als gevolg van de extra asielinstroom zijn aanvullende maatregelen nodig om de kansen van asielzoekers op werk te doen toenemen.
Spreken het volgende af:
1. Gezamenlijke uitgangspunten
a. Doorlopende lijn: De regio Utrecht is vanaf het aangaan van deze overeenkomst een regio van eerste opvang waar mensen desgewenst na opvang, wanneer mogelijk, in de regio Utrecht gehuisvest worden.
b. Huisvesting statushouders: Uitgaande van de gemeentelijke taakstellingen voor de huisvesting van statushouders is voor de uitvoering hiervan een goede aansluiting van vraag en aanbod in de regio het uitgangspunt.
c. Integratie: In de regio Utrecht wordt gestart met integratie vanaf dag één na aankomst in de regio, op een manier die van pas komt voor asielzoekers die blijven én voor asielzoekers die terugkeren.
d. Zelfredzaamheid en vrijwilligers: Daarbij worden zelfredzaamheid van asielzoekers en initiatieven van vrijwilligers waar mogelijk gestimuleerd en gefaciliteerd.
2. Huisvesting asielzoekers en statushouders
a. Uitruil taakstellingen: Om een betere aansluiting tussen vraag en aanbod te bewerkstelligen dient de gemeentelijke huisvestingstaakstelling flexibel te kunnen worden ingevuld. Dit impliceert dat gemeenten desgewenst hun taakstellingen onderling in de tijd kunnen uitruilen, met handhaving van hun individuele taakstelling.
b. Gezinshereniging: De regiogemeenten spreken de wens uit dat aanvragen voor gezinshereniging zo spoedig mogelijk worden gedaan, zodat statushouders sneller én gezamenlijk 'passend gehuisvest' kunnen worden.
c. Gemengde bewoning: Bij de huisvesting van vluchtelingen letten de gemeenten op een evenwichtige spreiding over het beschikbare woningaanbod. Door menging met andere bevolkingsgroepen ontstaan betere voorwaarden voor een snelle integratie.
d. Toevoegen woningaanbod: Om te voorkomen dat de extra asielinstroom leidt tot verdringing van andere woningzoekenden op de toch al krappe regionale woningmarkt dient extra geschikt en betaalbaar woningaanbod te worden toegevoegd.
e. Tijdelijke huisvesting en verbouw: Gezien de urgentie die deze extra druk met zich meebrengt zal daarbij ook worden gekeken naar de mogelijkheden voor tijdelijke huisvesting en naar de verbouwmogelijkheden van leegstaande/leegkomende kantoren, bedrijven en vastgoed van overheden.
f. Prestatieafspraken met corporaties: Over de omvang en aard van deze extra opgave zullen nadere afspraken worden gemaakt tussen de regiogemeenten en de woningcorporaties die zijn aangesloten bij het RWU.
3. Maatschappelijke begeleiding, gezondheidszorg en participatie
a. Intake: Gemeenten gaan samen in een vroeg stadium na aankomst in de regio een intake en assessment doen bij statushouders en beginnen direct met een gezondheidszorgtraject.
b. Gemeenten wisselen kennis en ervaringen uit over het opstellen van participatieverklaringen, o.a. door het uitwisselen van hun plannen van aanpak.
c. Vrijwilligers: Gemeenten zetten daarbij in op een breed en sluitend aanbod aan vrijwilligersinitiatieven van en door vluchtelingen en waarborgen daarbij goede coördinatie.
d. Inkoop en opdrachtgeverschap: Gemeenten wisselen kennis uit over de inkoop en opdrachtgeverschap van maatschappelijke begeleiding en aanverwante thema’s en gaan daarbij desgewenst een samenwerking aan, zoals gezamenlijke inkoop.
4. Onderwijs, educatie en inburgering
a. Passende onderwijsvorm: Gemeenten stimuleren direct na aankomst van asielzoekers en statushouders dat zij kunnen deelnemen aan een passende onderwijsvorm, waarbij het principe van de doorgaande lijn steeds het uitgangspunt is.
b. Rol vrijwilligers: Gemeenten zetten in op het creëren van een breed netwerk rondom statushouders en een sluitend aanbod van taalactiviteiten, georganiseerd door vrijwilligers.
c. Primair Onderwijs: Gemeenten delen ervaringen met de opzet en financiering van taalonderwijs in het Primair Onderwijs.
d. Internationale schakelklassen: Gemeenten stemmen vraag naar en aanbod van Internationale schakelklassen (ISK’s) op elkaar af.
e. Volwasseneneducatie: Gemeenten wisselen kennis uit over de inkoop en opdrachtgeverschap van volwasseneducatie op elkaar af en gaan daarbij desgewenst een samenwerking aan, zoals gezamenlijke inkoop.
f. Duale trajecten: Gemeenten delen hun kennis over de combinatie van duale trajecten in het MBO en taal 18 + en 18- en de financiering daarvan.
g. Inburgeringsaanbieders: Gemeenten wisselen kennis en ervaringen uit over de voorlichting aan statushouders over het inschakelen van inburgeringsaanbieders.
5. Werk en inkomen
a. Uitkering: Statushouders zonder inkomen ontvangen z.s.m. na vestiging in een regiogemeente een uitkering om in hun onderhoud te voorzien.
b. Assessments: Gemeenten wisselen kennis en ervaringen uit over methodieken voor assessment, om die te gebruiken als basis voor toeleiding naar taalondersteunende activiteiten en werk.
c. Maatwerk regionaal arbeidsmarktbeleid: Gemeenten ondersteunen statushouders bij de oriëntatie op de arbeidsmarkt en hun toekomstperspectief. Daarbij werken ze samen met de diverse (intergemeentelijke) sociale diensten, Divosa en het COA, aansluitend op reeds bestaand beleid en uitvoeringspraktijken.
d. Vakopleidingen: Gemeenten stimuleren de ontwikkeling waarin taal-, beroepsopleiding en werk worden gecombineerd.
e. Challenges voor werkgevers: Gemeenten gaan samenwerken bij de organisatie van ‘challenges’ om meer werk maar ook meer laagdrempelige taalondersteunende plaatsen bij werkgevers te realiseren.
f. Ondernemerschap: Gemeenten gaan kennis en ervaringen uitwisselen bij het verkennen van de mogelijkheden van zelfstandig ondernemerschap van statushouders.
g. Werkgeversconvenant: Gemeenten verkennen via de arbeidsmarktregio’s samen de mogelijkheden voor het aangaan van een werkgeversconvenant U16.
6. Looptijd overeenkomst
Deze overeenkomst is van kracht vanaf ondertekening tot 1 januari 2020.