BIJLAGE IV FINANCIËLE NORMERING
BIJLAGE IV FINANCIËLE NORMERING
De financiële normering valt uiteen in drie delen:
- deel A: vergoeding op basis van normbedragen;
- deel B: vergoeding op basis van feitelijke kosten;
- deel C: bepaling medegebruikstarief.
DEEL A Vergoeding op basis van normbedragen
In onderstaande normbedragen voor (vervangende) nieuwbouw en uitbreiding (paragrafen 1.1, 1.2, 2.1, 2.2 en 3.1) is tevens een vergoeding voor bouwvoorbereiding opgenomen. Deze
vergoeding omvat 8% (bij projecten tot een bruto-vloeroppervlakte van 2500 m²) respectievelijk 5% (bij grotere projecten) van het aangegeven normbedrag. Bij de uiteindelijke genormeerde vergoeding van een op het programma geplaatste voorziening voor (vervangende) nieuwbouw
en uitbreiding wordt de toegekende genormeerde vergoeding voor de kosten van de bouw- voorbereiding in mindering gebracht.
Hoofdstuk 1 School voor basisonderwijs
In dit hoofdstuk zijn genormeerde bedragen opgenomen voor:
- nieuwbouw (paragraaf 1.1);
- uitbreiding (paragraaf 1.2);
- tijdelijke voorziening (paragraaf 1.3);
- eerste inrichting met onderwijsleerpakket en meubilair (paragraaf 1.4);
- aanpassing (paragraaf 1.5) en
- gymnastiek (paragraaf 1.6).
De in dit hoofdstuk opgenomen normbedragen zijn bijgesteld ten behoeve van de vergoedingen voor 2006. De bedragen zijn gebaseerd op het prijspeil van 1 juli 2005 en voorzien van het MEV-indexcijfer voor 2006 (3,28 % voor de huisvestingsvoorzieningen nieuwbouw, uitbreiding en onderwijskundige vernieuwingen en 3,37 % voor eerste inrichting, vergoeding sportvelden en klokuurvergoeding gymnastiek). De systematiek van prijsbijstelling en indexering is opgenomen in hoofdstuk 4. Het college van burgemeester en wethouders heeft tijdens de vergadering van 23 mei 2006 de normbedragen 2006 vastgesteld.
1.1 Nieuwbouw (permanente bouwaard)
De financiële normering voor nieuwbouw valt uiteen in een vijftal kostencomponenten, te weten:
- kosten voor terrein;
- bouwkosten;
- toeslag voor paalfundering;
- toeslag voor het realiseren van een afzonderlijk speellokaal;
- toeslag voor sloopkosten, herstel van terreinen en verhuiskosten bij vervangende bouw.
In het geval van vervangende nieuwbouw waarbij sprake is van uitbreiding van een gebouw ter vervanging van een ander gebouw, gelden de bedragen zoals opgenomen in de financiële normering voor uitbreiding (permanente bouwaard).
Kosten voor terreinen
Er is geen genormeerd bedrag per vierkante meter opgenomen, aangezien de gemeente het terrein om niet beschikbaar (eventueel na aankoop) stelt en het juridisch eigendom overdraagt aan het schoolbestuur. Indien een terrein dient te worden aangekocht, zullen de kosten zichtbaar moeten worden gemaakt ten behoeve van het programma. Ook bij het beschikbaar stellen van gemeentelijke terreinen kan het, ten behoeve van de interne verrekening tussen de gemeentelijke diensten, wenselijk zijn om de kosten van de terreinen zichtbaar te maken. Voor de bepaling van de kosten voor het terrein wordt aangesloten bij de in de gemeente gangbare wijze van waardevaststelling van terreinen. Voor de minimaal benodigde oppervlakte van het terrein wordt verwezen naar bijlage III, deel D.
Bouwkosten
De bouwkosten omvatten de bouwkosten van het gebouw, inclusief fundering op staal, alsmede
aanleg en inrichting van het schoolterrein. De vergoeding bestaat uit een vast bedrag en een bedrag per groep. Met deze vergoedingsbedragen kan de in bijlage III aangegeven bruto-vloeroppervlakte worden gerealiseerd.
De vergoeding voor een basisschool wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
Vaste voet (incl. twee groepen) | € 679,008,64 |
Elke volgende groep | € 132.842,40 |
De vergoeding voor een speciale school voor basisonderwijs wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
Vaste voet (incl. vier groepen) | € 1.099.615,53 |
Elke volgende groep | € 127.374,93 |
Bedrag toeslag extra ruimte | € 151.636,47 |
Toeslag voor paalfundering
Bij de hiervoor genoemde bouwkosten is rekening gehouden met fundering van het gebouw op staal. In een aantal gevallen zal fundering op palen nodig zijn. De kosten variëren met de lengte van de paalfundering; er zijn drie categorieën, te weten 1 tot 15 meter, 15 tot 20 meter en 20 meter en langer. De vergoeding is uitgedrukt in een vast bedrag (inclusief twee respectievelijk vier groepen) en een bedrag per groep.
De vergoeding voor een basisschool wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
1 < 15 m | 15 < 20 m | > 20 m | |
Vaste voet (incl. twee groepen) | € 9.559,67 | € 13.904,21 | € 22.195,24 |
Elke volgende groep | € 1.935,95 | € 3.274,52 | € 5.860,72 |
De vergoeding voor een speciale school voor basisonderwijs wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
1 < 15 m | 15 < 20 m | > 20 m | |
Vaste voet (incl. vier groepen) | € 15.002,56 | € 23.111,83 | € 38.670,38 |
Elke volgende groep | € 1.776,91 | € 3.005,55 | € 5.377,85 |
Bedrag toeslag extra ruimte | € 2.115,52 | € 3.577,86 | € 6.402,10 |
Toeslag voor een afzonderlijk speellokaal
In de hiervoor genoemde bedragen is geen rekening gehouden met de toewijzing van een speellokaal. De toeslag bestaat uit een vast bedrag per ruimte, afhankelijk van de lengte van de paalfundering, waarmee 90 m2 ruimte gerealiseerd kan worden.
De vergoeding voor zowel een basisschool als een speciale school voor basisonderwijs wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
Geen paalfundering nodig | € 103.964,41 |
Lengte paalfundering 1 < 15 meter | € 105.478,94 |
Lengte paalfundering 15 < 20 meter | € 106.526,60 |
Lengte paalfundering > 20 meter | € 108.550,08 |
Toeslag voor sloopkosten, herstel van terrein en verhuiskosten bij vervangende bouw
Indien vervangende nieuwbouw plaatsvindt bestaat de mogelijkheid dat het oude schoolgebouw gesloopt dient te worden. Het desbetreffende terrein moet daarna worden hersteld en, indien de vervangende nieuwbouw op dezelfde plaats wordt gerealiseerd, dienen de leerlingen te verhuizen naar een tijdelijke, vervangende locatie.
De genormeerde vergoeding voor sloopkosten (inclusief eventuele verhuiskosten) zoals hieronder opgenomen, is gebaseerd op een vast bedrag per groep, afhankelijk van het type huisvesting dat gesloopt dient te worden.
De vergoeding voor zowel een basisschool als een speciale school voor basisonderwijs wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
Permanente bouw | € 5.275,88 |
Tijdelijke bouw | € 2.639,06 |
1.2 Uitbreiding (permanente bouwaard)
Voor uitbreiding van de huisvesting in permanente bouwaard tot 1035 m² brutovloeroppervlakte (maximaal 9 groepen) is onderstaand de financiële normering weergegeven. Bij grotere uitbreidingen dient te worden uitgegaan van de financiële normering voor nieuwbouw (permanente bouwaard) (paragraaf 1.1).
Kosten voor terrein
Er is geen genormeerd bedrag per vierkante meter opgenomen. Indien uitbreiding van het terrein noodzakelijk is, wordt bij de bepaling van de kosten voor het terrein dezelfde systematiek gevolgd als bij nieuwbouw (paragraaf 1.1).
Bouwkosten
De bouwkosten omvatten de bouwkosten van het lokaal, inclusief fundering op staal, alsmede extra aanleg en inrichting van een deel van het schoolterrein. De vergoeding bestaat uit een vast bedrag en een bedrag per groep. Met deze vergoedingsbedragen kan de in bijlage III aangegeven bruto- vloeroppervlakte worden gerealiseerd.
De vergoeding voor een basisschool wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
Vaste voet | € 95.873,13 |
Bedrag per groep | € 153.684,28 |
De vergoeding voor een speciale school voor basisonderwijs wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
Vaste voet | € 98.700,03 |
Bedrag per groep | € 143.148,79 |
Bedrag toeslag extra ruimte | € 170.415,18 |
Toeslag voor paalfundering
Bij de hiervoor genoemde bouwkosten is rekening gehouden met fundering van de uitbreiding van het gebouw op staal. In een aantal gevallen zal echter fundering op palen nodig zijn. De kosten variëren met de lengte van de paalfundering; er zijn drie categorieën, te weten 1 tot 15 meter, 15 tot 20 meter en 20 meter en langer. De vergoeding is uitgedrukt in een vast bedrag en een bedrag per groep.
De vergoeding voor een basisschool wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
1 < 15 m | 15 < 20 m | > 20 m | |
Vaste voet | € 4.291,66 | € 5.597,05 | € 8.979,72 |
Per groep | € 679,11 | € 1.760,18 | € 3.558,46 |
De vergoeding voor een speciale school voor basisonderwijs wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
1 < 15 m | 15 < 20 m | > 20 m | |
Vaste voet | € 4.330,94 | € 5.648,28 | € 9.061,92 |
Per groep | € 618,97 | € 1.606,97 | € 3.249,29 |
Toeslag extra ruimte | € 737,35 | € 1.913,50 | € 3.868,53 |
Toeslag voor een afzonderlijk speellokaal
In de hiervoor genoemde bedragen is geen rekening gehouden met de toewijzing van een speellokaal. De toeslag bestaat uit een vast bedrag per ruimte, afhankelijk van de lengte van de paalfundering, waarmee 90 m2 ruimte gerealiseerd kan worden. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat een afzonderlijk speellokaal steeds in combinatie met een uitbreiding van ten minste één groep (lokaal) plaatsvindt.
De vergoeding voor zowel een basisschool als een speciale school voor basisonderwijs wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
Geen paalfundering nodig | € 120.275,20 |
Lengte paalfundering 1< 15 m | € 120.806,05 |
Lengte paalfundering 15< 20 m | € 121.652,26 |
Lengte paalfundering > 20 m | € 123.060,17 |
In geval van uitbreiding met alleen een speellokaal zonder gelijktijdige toekenning van een ander lokaal, wordt voor zowel een basisschool als een speciale school voor basisonderwijs de vergoeding op basis van de volgende bedragen bepaald:
Geen paalfundering nodig | € 216.117,05 |
Lengte paalfundering 1 < 15 m | € 222.312,10 |
Lengte paalfundering 15 < 20 m | € 223.665,01 |
Lengte paalfundering > 20 m | € 224.763,17 |
Toeslag voor sloopkosten, herstel van terrein en verhuiskosten bij vervangende bouw
Hiervoor gelden dezelfde bedragen als bij nieuwbouw (permanente bouwaard).
1.3 Tijdelijke voorziening
De hierna genoemde bedragen zijn afgestemd op de investeringslasten ten behoeve van voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen nieuwbouw van een voor
tijdelijk gebruik bestemd gebouw als hoofdlocatie, uitbreiding van een (permanente) hoofdlocatie met een voor tijdelijk gebruik bestemd gebouw en uitbreiding van bestaande voor tijdelijk gebruik bestemde gebouwen. Daarnaast wordt ingegaan op realisering van een tijdelijke voorziening door middel van huur van een voor tijdelijk gebruik bestemd gebouw. Wat betreft grondkosten wordt ervan uitgegaan dat een tijdelijke voorziening in principe op het aanwezige terrein kan worden gerealiseerd. Is dit niet het geval dan geldt voor de beschikbaarstelling van terrein dezelfde procedure als bij nieuwbouw (paragraaf 1.1).
Nieuwbouw als hoofdlocatie/uitbreiding van permanente hoofdlocatie
Bij de berekening van de hieronder genoemde bedragen voor nieuwbouw van noodlokalen is uitgegaan van de volgende bruto-vloeroppervlakte:
Per groep | 80 m2 |
Toeslag voor eerste groep | 20 m2 |
Toeslag voor nieuwbouw als hoofdlocatie | 160 m2 |
Elk voor tijdelijk gebruik bestemd gebouw heeft een aantal standaardvoorzieningen nodig (entree en dergelijke). In verband hiermee wordt voor het eerste lokaal een toeslag gegeven. Hiernaast dienen voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen, die als hoofdgebouw gaan fungeren, ook te beschikken over een aantal ruimten, die normaliter ook in een permanent hoofdgebouw aanwezig zijn (lerarenkamer, administratieruimte en dergelijke). Hiervoor wordt eveneens een toeslag gegeven.
De vergoeding bestaat uit een vast bedrag, een bedrag per groep alsmede bedragen voor de beide toeslagen. In deze bedragen zijn begrepen de bouwkosten, de toeslag voor paalfundering, de toeslag voor herstel en inrichting van terreinen alsmede eenmalige aansluitkosten op nutsvoorzieningen.
Tussen haakjes staan de bedragen indien paalfundering niet noodzakelijk is.
De vergoeding voor zowel een basisschool als een speciale school voor basisonderwijs wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
Vast bedrag | € 39.460,26 | € 39.095,52 |
Bedrag per groep | € 77.577,71 | € 73.134,56 |
Toeslag eerste groep | € 19.394,29 | € 18.283,78 |
Toeslag hoofdlocatie | € 155.154,84 | € 146.269,12 |
Uitbreiding van bestaande tijdelijke voorzieningen
Ook bij uitbreiding van tijdelijke voorzieningen wordt wat betreft de bruto-vloeroppervlakte uitgegaan van 80 m2 per groep. De vergoeding bestaat uit een vast bedrag en een bedrag per groep. In deze bedragen zijn begrepen de bouwkosten, de toeslag voor paalfundering en de toeslag voor herstel en inrichting van terreinen (tussen haakjes staan de bedragen indien paalfundering niet noodzakelijk is).
De vergoeding voor zowel een basisschool als een speciale school voor basisonderwijs wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
Vast bedrag | € 22.180,93 | € 17.810,74 |
Bedrag per groep | € 81.288,56 | € 79.249,91 |
Huur van voor tijdelijk gebruik bestemde gebouwen
Naast aankoop kan een voor tijdelijk gebruik bestemd gebouw ook worden gehuurd.
In principe zijn er twee typen huur mogelijk: huur van een noodlokaal en huur van een bestaand gebouw. Beide soorten huur worden vergoed op basis van werkelijke kosten (zie deel B: vergoeding op basis van feitelijke kosten)
1.4 Eerste inrichting onderwijsleerpakket en meubilair
Basisschool
De bedragen voor eerste inrichting vallen uiteen in bedragen voor onderwijsleerpakket (OLP) en bedragen voor meubilair. De hierna opgenomen bedragen zijn investeringsbedragen per school met een gegeven aantal groepen. Bij uitbreiding wordt het uit te keren bedrag bepaald aan de hand van het verschil tussen de investeringsbedragen van de school met en zonder uitbreiding.
Voor nieuwe instituten geldt dat op de hierna genoemde bedragen, bij eerste aanschaf van het totale onderwijsleerpakket en meubilair, een korting wordt toegepast van 10%.
De vergoeding voor een basisschool wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
Aantal groepen | OLP | Meubilair | Totaal |
2 | € 41.536,95 | € 24.791,54 | € 66.328,50 |
3 | € 47.267,96 | € 33.315,08 | € 80.583,03 |
4 | € 58.820,93 | € 42.105,33 | € 100.926,26 |
5 | € 64.762,64 | € 50.629,38 | €115.392,01 |
Elke volgende groep | € 6.291,16 | € 5.947,87 | € 12.239,03 |
Toeslag tweede speellokaal | € 820,18 | € 5.688,86 | € 6.509,04 |
Speciale school voor basisonderwijs
De vergoeding voor eerste inrichting voor onderwijsleerpakket en meubilair voor een speciale school voor basisonderwijs bestaat uit: een vaste voet inclusief vier groepen, een bedrag voor elke volgende groep en een toeslag bij de vorming van de twaalfde groep.
Vaste voet (inclusief vier groepen) | € 122.431,33 |
Elke volgende groep | € 12.775,71 |
Toeslag bij de twaalfde groep | € 16.462,14 |
Indien de toekenning van het aantal groepen eerste inrichting en meubilair één of meer van de eerste vier groepen omvat, wordt de vaste voet naar rato toegekend.
1.5 Aanpassing
Alle aanpassingen met uitzondering van de aanpassing als gevolg van onderwijskundige vernieuwingen worden vergoed op basis van werkelijke kosten (zie deel B: vergoeding op basis van feitelijke kosten).
Aanpassing als gevolg van onderwijskundige vernieuwingen
Voor zowel een basisschool als een speciale school voor basisonderwijs wordt de normvergoeding bepaald op basis van de verschiloppervlakte tussen het aantal genormeerde m2 bvo behorend bij de minimumnormen zoals deze golden voor 1 januari 2003 en het aantal genormeerde m2 bvo behorend bij de minimumnormen (zie bijlage III, deel A) bij het aantal groepen dat bepaald is aan de hand van de bepaling van de omvang van de permanente ruimtebehoefte van de school (uitgedrukt in groepen).
De bedragen zijn inclusief een component voor de eerste inrichting.
Wanneer het bevoegd gezag van een basisschool of speciale school voor basisonderwijs ervoor kiest om als gevolg van onderwijskundige vernieuwingen in de aanpassingen te voorzien door het op de capaciteit van een gebouw in mindering brengen van een leegstaand lokaal, wordt op het hieronder bepaalde bedrag € 53.894,35 in mindering gebracht.
Vergoeding school voor basisonderwijs:
Aantal groepen | Verschil oppervlakte (in m2 bvo) | Bedrag |
2 | 35 | € 53.894,35 |
3 | 45 | € 69.292,73 |
4 | 55 | € 84.691,12 |
5 | 65 | € 100.089,50 |
6 | 75 | € 115.487,89 |
7 | 85 | € 130.886,27 |
8 | 95 | € 146.284,66 |
9 | 105 | € 161.683,05 |
10 | 115 | € 177.081,44 |
11 | 125 | € 192.479,82 |
12 | 135 | € 207.878,20 |
13 | 145 | € 223.276,59 |
en vervolgens telkens te verhogen met € 15.398,39 ten behoeve van één groep leerlingen.
Vergoeding speciale school voor basisonderwijs:
Aantal groepen | Verschil oppervlakte (in m2 bvo) | Bedrag |
4 | 70 | € 107.788,69 |
5 | 80 | € 123.187,08 |
en vervolgens telkens te verhogen met € 15.398,39 ten behoeve van één groep leerlingen.
1.6 Gymnastiek
Bouwkosten nieuwbouw/uitbreiding
Nieuwbouw
De vergoeding van de bouwkosten voor nieuwbouw van een gymnastiekzaal voor zowel een basisschool als een speciale school voor basisonderwijs met een bruto-vloeroppervlakte van 455 m2 bedraagt € 728.426,52 (op het schoolterrein) respectievelijk € 743.159,38 (op afzonderlijk terrein).
Deze vergoeding omvat tevens de kosten van fundering op staal, alsmede de inrichting van het terrein. De grondkosten zijn hierin niet begrepen.
Indien paalfundering noodzakelijk is, wordt een toeslag gegeven afhankelijk van de benodigde paallengte.
De vergoeding wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
Paallengte 1<15 meter | € 14.651,49 |
Paallengte 15<20 meter | € 20.197,85 |
Paallengte > 20 meter | € 28.366,99 |
Uitbreiding
Bij uitbreiding van gymnastiekruimte wordt in eerste instantie aangesloten bij de vergoeding voor nieuwbouw van een gymnastiekzaal met een bruto-vloeroppervlakte van 455 m2.
Bij kleine gymnastiekzalen, waarvan de oefenvloer een oppervlakte heeft van 140 m2 of minder, kan de oefenvloer worden uitgebreid tot een oppervlakte van 252 m2.
Afhankelijk van de benodigde uitbreiding zien de bedragen voor zowel een basisschool als een speciale school voor basisonderwijs er als volgt uit:
Uitbreiding met 112 t/m 120 m2 | € 169.240,70 |
Uitbreiding met 120 t/m 150 m2 | € 205.735,31 |
Indien bij de uitbreiding van de oefenvloer paalfundering noodzakelijk is, wordt een toeslag gegeven afhankelijk van de benodigde paallengte.
De vergoeding wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
112-120m2 | 121-150m2 | |
Paallengte 1 < 15 meter | € 6.559,22 | € 8.201,69 |
Paallengte 15 < 20 meter | € 11.360,93 | € 14.197,52 |
Paallengte > 20 meter | € 18.573,90 | € 23.217,36 |
Medegebruik/huur van een niet-eigen voorziening
Naast gymnastiek in een eigen lokaal van de school is er tevens gymnastiek mogelijk in een bestaande gymnastiekaccommodatie door middel van medegebruik of huur (van een andere school/de gemeente/een commerciële exploitant). Afhankelijk van de eigenaar van de accommodatie bestaat recht op de volgende vergoeding:
- Indien de gymnastiekzaal van een andere school voor primair onderwijs wordt gebruikt, wordt het variabele deel van het klokuurbedrag aan de eigenaar vergoed.
- Indien de gymnastiekzaal van een school voor voortgezet onderwijs wordt gebruikt, wordt het vaste en het variabele deel van het klokuurbedrag vergoed.
- Indien een gymnastiekaccommodatie van de gemeente wordt gebruikt, volstaat ingebruikgeving van de accommodatie voor het vastgesteld aantal klokuren.
- Indien een gymnastiekaccommodatie van een commerciële exploitant wordt gebruikt, zal de huurprijs (stichtingskosten + materiële instandhouding) worden vergoed. De huurprijs wordt door de gemeente aan de exploitant voldaan.
Onderwijsleerpakket/meubilair
De vergoeding voor de eerste inrichting met OLP/meubilair voor een gymnastiekzaal bedraagt voor zowel een basisschool als een speciale school voor basisonderwijs € 45.039,69. (NB. Dit bedrag is gebaseerd op het prijspeil van 1 juli 2005 en voorzien van het MEV-indexcijfer voor 2006).
Hoofdstuk 2 School voor (voortgezet) speciaal onderwijs
In dit hoofdstuk zijn genormeerde bedragen opgenomen voor:
- nieuwbouw (paragraaf 2.1);
- uitbreiding (paragraaf 2.2);
- tijdelijke voorziening (paragraaf 2.3);
- eerste inrichting met onderwijsleerpakket en meubilair (paragraaf 2.4) en
- gymnastiek (paragraaf 2.5).
Bij toekenning van nieuwbouw of uitbreiding van een nevenvestiging zijn deze normbedragen niet van toepassing. Deze voorzieningen worden toegekend op basis van deel B van dit hoofdstuk.
Daar waar in de financiële normering voor het (voortgezet) speciaal onderwijs sprake is van een 'bedrag vaste voet' is dit bedrag mede bestemd voor het aantal groepsruimten dat onderdeel is van de vaste voet aan brutovloeroppervlakte zoals weergegeven in tabel 4 ruimtenormering (v)so. Het 'bedrag per groep' in de financiële normering is het bedrag dat wordt vergoed voor iedere groep bovenop het aantal groepen dat onderdeel is van de vaste voet.
Bij toekenning van nieuwbouw of uitbreiding van een nevenvestiging zijn deze normbedragen niet van toepassing. Deze voorzieningen worden toegekend op basis van deel B van deze bijlage.
De in dit hoofdstuk opgenomen normbedragen zijn bijgesteld ten behoeve van de vergoedingen voor 2006. De bedragen zijn gebaseerd op het prijspeil van 1 juli 2005 en voorzien van het MEV-indexcijfer voor 2006 (3,28 % voor de huisvestingsvoorzieningen nieuwbouw, uitbreiding en onderwijskundige vernieuwingen en 3,37 % voor eerste inrichting, vergoeding sportvelden en klokuurvergoeding gymnastiek). De systematiek van prijsbijstelling en indexering is opgenomen in hoofdstuk 4. Het college van burgemeester en wethouders heeft tijdens de vergadering van 2005 de normbedragen 2006 vastgesteld.
2.1 Nieuwbouw (permanente bouwaard)
De financiële normering valt uiteen in een zestal kostencomponenten, te weten:
- kosten voor terrein;
- bouwkosten;
- toeslag voor paalfundering;
- toeslag voor het realiseren van een afzonderlijk speellokaal;
- toeslag voor het aanbrengen van een liftinstallatie;
- toeslag voor sloopkosten, herstel van terreinen en verhuiskosten bij -vervangende bouw.
In het geval van vervangende nieuwbouw waarbij sprake is van uitbreiding van een gebouw ter vervanging van een ander gebouw, gelden de bedragen zoals opgenomen in de financiële normering voor uitbreiding (permanente bouwaard).
Kosten voor terreinen
Er is geen genormeerd bedrag per vierkante meter opgenomen, aangezien de gemeente het terrein om niet beschikbaar (eventueel na aankoop) stelt en het juridisch eigendom overdraagt aan het schoolbestuur. Indien een terrein dient te worden aangekocht zullen de kosten zichtbaar moeten worden gemaakt ten behoeve van het programma. Bij het beschikbaar stellen van gemeentelijke terreinen kan het, ten behoeve van de interne verrekening tussen de gemeentelijke diensten, wenselijk zijn om de kosten van de terreinen zichtbaar te maken.
Voor de bepaling van de kosten voor het terrein wordt aangesloten bij de in de gemeente gangbare wijze van waardevaststelling van terreinen. Voor de bepaling van de minimale omvang van het terrein wordt verwezen naar bijlage III, deel D.
Bouwkosten
De bouwkosten omvatten de bouwkosten van het gebouw, inclusief fundering op staal, alsmede aanleg en inrichting van het schoolterrein. De vergoeding bestaat uit een vast bedrag en een bedrag per groep. Per schoolsoort is er een schoolsoortspecifieke correctiefactor. Met deze vergoedingsbedragen kan de in bijlage III aangegeven bruto-vloeroppervlakte worden gerealiseerd.
De vergoeding wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
Vaste voet | Bedrag per groep | Bedrag toeslag ER | |
SO-zmlk | € 962.081,61 | € 115.243,98 | € 121.309,40 |
VSO-zmlk | € 961.605,76 | € 110.668,41 | € 95.198,77 |
Voor SOVSO-scholen gelden de volgende bedragen:
Vaste voet | Bedrag per groep | Correctie per groep | Bedrag toeslag ER SO VSO | |
SOVSO-zmlk | € 971.243,98 | € 118.790,42 | € -2.449,40 | € 122.464,26 € 97.971,39 |
Toeslag voor paalfundering
Bij de hiervoor genoemde bouwkosten is rekening gehouden met fundering van het gebouw op staal. In veel gevallen zal echter ook fundering op palen nodig zijn. De kosten variëren met de lengte van de paalfundering; er zijn drie categorieën, te weten 1 tot 15 meter, 15 tot 20 meter en 20 meter en langer. De vergoeding is uitgedrukt in een vast bedrag (inclusief het aantal bijbehorende groepen), een bedrag voor elke extra groep alsmede een bedrag voor de toekenning van extra ruimte.
De vergoeding wordt bepaald op basis van de volgende bedragen (in euro):
Bedragen | vaste | voet | Bedragen | per | groep | Bedragen | toeslag | ER | |
1 < 15 | 15 < 20 | > 20 | 1 < 15 | 15 < 20 | > 20 | 1 < 15 | 15 < 20 | > 20 | |
SO-zmlk | 13.124,06 | 20.206,82 | 33.794,38 | 1.607,68 | 2.719,31 | 4.865,69 | 1.692,41 | 2.862,39 | 5.121,57 |
VSO- zmlk | 13.378,15 | 20.636,29 | 34.562,83 | 1.583,08 | 2.662,09 | 4.763,12 | 1.353,78 | 2.289,98 | 4.097,30 |
De volgende bedragen (in euro) vormen de toeslag voor de paalfundering voor SOVSO-scholen. Naast deze bedragen hebben SOVSO-scholen ook recht op een bedrag voor de vaste voet. Dit bedrag is gelijk aan het bedrag voor de vaste voet van de SO-component van de SOVSO-school.
Bedragen | per groep | VSO | Bedragen | correctie | per groep | |
1 < 15 | 15 > 20 | > 20 | 1 < 15 | 15 < 20 | > 20 | |
SOVSO-zmlk | 1.641,47 | 2.776,59 | 4.967,98 | -33,84 | -57,25 | -102,43 |
Vervolg overzicht | Bedragen | toeslag ER | SO | Bedragen | toeslag ER | VSO |
1 < 15 | 15 < 20 | > 20 | 1 < 15 | 15 < 20 | > 20 |
SOVSO-zmlk | 1.692,23 | 2.862,47 | 5.121,63 | 1.353,78 | 2.289,98 | 4.097,30 |
Toeslag voor een speellokaal
In de hierboven genoemde bedragen is geen rekening gehouden met de toewijzing van een speellokaal. De toeslag bestaat uit een vast bedrag per ruimte, afhankelijk van de lengte van de paalfundering, waarmee 90 m2 ruimte gerealiseerd kan worden.
De vergoeding wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
Geen paalfundering nodig | € 103.964,41 |
Lengte paalfundering 1 ‹ 15 meter | € 105.479,94 |
Lengte paalfundering 15 ‹ 20 meter | € 106.526,60 |
Lengte paalfundering › 20 meter | € 108.550,08 |
Toeslag voor liftinstallatie
Indien bij nieuwbouw van een school een liftinstallatie wordt aangebracht geldt het volgende vergoedingsbedrag:
- Lift, inclusief aanbrengen schacht: € 104.704,56
Toeslag voor sloopkosten, herstel van terrein en verhuiskosten bij vervangende bouw
Indien vervangende nieuwbouw plaatsvindt, bestaat de mogelijkheid dat het oude schoolgebouw gesloopt dient te worden. Het desbetreffende terrein moet daarna worden hersteld en indien de vervangende nieuwbouw op dezelfde plaats wordt gerealiseerd, dienen de leerlingen te verhuizen naar een tijdelijke, vervangende locatie. De genormeerde vergoeding zoals hieronder opgenomen is gebaseerd op een vast bedrag per groep, afhankelijk van het type huisvesting dat gesloopt dient te worden.
De genormeerde vergoeding voor sloopkosten (inclusief eventuele verhuiskosten) wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
Permanente bouw | € 5.275,88 per groep |
Tijdelijke bouw | € 2.639,06 per groep |
2.2 Uitbreiding (permanente bouwaard)
Voor uitbreiding van de huisvesting in een permanente bouwaard tot 1000 m2 bruto-vloeroppervlakte is onderstaand de financiële normering weergegeven. Bij grotere uitbreidingen dient te worden uitgegaan van de financiële normering voor nieuwbouw (permanente bouwaard) (paragraaf 2.1).
Kosten voor terreinen
Er is geen genormeerd bedrag per vierkante meter opgenomen. Indien uitbreiding van het terrein noodzakelijk is, wordt bij de bepaling van de kosten voor het terrein dezelfde systematiek gevolgd als bij nieuwbouw (paragraaf 2.1).
Bouwkosten
De bouwkosten omvatten de bouwkosten van het lokaal, inclusief fundering op staal, alsmede aanleg en inrichting van een deel van het schoolterrein. De vergoeding bestaat uit een vast bedrag, een bedrag per groep en, indien van toepassing, een toeslag voor extra ruimte. Met deze vergoedingsbedragen kan de in bijlage III aangegeven bruto-vloeroppervlakte worden gerealiseerd.
De vergoeding wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
Bedrag vaste voet | Bedrag per groep | Toeslag extra ruimte | |
SO-zmlk | € 89.299,86 | € 129.515,71 | € 136.332,32 |
VSO-zmlk | € 88.424,38 | € 125.546,04 | € 107.996,59 |
De vergoeding wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
Bedrag | Bedrag | Bedrag | Toeslagen extra ruimte |
vaste voet | per groep | correctie SOVSO | ||
SO VSO | ||||
SOVSO- zmlk | € 89.299,86 | € 132.242,36 | € -2.726,64 | € 136.332,28 € 109.065,84 |
Toeslag voor paalfundering
Bij de hiervoor genoemde bouwkosten is rekening gehouden met fundering van het gebouw op staal. In een aantal gevallen zal echter fundering op palen nodig zijn. De kosten variëren met de lengte van de paalfundering; er zijn drie categorieën, te weten 1 tot 15 meter, 15 tot 20 meter en 20 meter en langer. De vergoeding is uitgedrukt in een vast bedrag, een bedrag voor elke groep alsmede een bedrag voor de toekenning van extra ruimte (ER).
De vergoeding wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
Vast bedrag (per uitbreiding) | |
Paallengte 1 < 15 meter | € 3.919,60 |
Paallengte 15 < 20 meter | € 5.111,47 |
Paallengte > 20 meter | € 7.762,88 |
Bedrag per groep Bedrag toeslag ER
1 ‹ 15 | 15 ‹ 20 | › 20 | 1 ‹ 15 | 15 ‹ 20 | > 20 | |
SO-zmlk | € 560,23 | € 1.454,18 | € 2.940,05 | € 589,72 | € 1.530,71 | € 3.094,79 |
VSO-zmlk | € 548,44 | € 1.523,57 | € 2.878,16 | € 471,77 | € 1.224,57 | € 2.475,83 |
De volgende bedragen vormen de toeslag voor de paalfundering voor SOVSO-scholen. Naast deze bedragen hebben de scholen ook recht op de hiervoor genoemde vaste bedragen:
bedragen | Correctie SOVSO per groep | Toeslag ER SO | ||||
1 ‹ 15 | 15 ‹ 20 | › 20 | 1 ‹ 15 | 15 ‹ 20 | › 20 | |
SOVSO-zmlk | € 572,03 | € 1.484,79 | € 3.001,95 | € -11,79 | € -30,61 | € -61,90 |
vervolg | Toeslag ER VSO | Correctie SOVSO per groep | ||||
1 ‹ 15 | 15 ‹ 20 | › 20 | 1 ‹ 15 | 15 ‹ 20 | › 20 | |
SOVSO-zmlk | € 589,72 | € 1.530,71 | € 3.094,79 | € 471,77 | € 1.224,57 | € 2.475,83 |
Toeslag liftinstallatie
Indien bij uitbreiding van het gebouw tevens een liftinstallatie wordt aangebracht kan aanspraak worden gemaakt op de volgende vergoeding:
- lift, inclusief aanbrengen schacht: € 125.852,99
Toeslag voor een speellokaal
In de hiervoor genoemde bedragen is geen rekening gehouden met toewijzing van een speellokaal. De vergoeding voor een speellokaal bestaat uit een vast bedrag per ruimte, afhankelijk van de lengte van de paalfundering, waarmee 90 m2 ruimte kan worden gerealiseerd.
Voor een speellokaal in combinatie met een uitbreiding van ten minste één groep (lokaal) geldt de toeslag zoals die is opgenomen in paragraaf 2.1.
In geval van uitbreiding met alleen een speellokaal zonder gelijktijdige toekenning van een ander lokaal, wordt de vergoeding op basis van de volgende bedragen bepaald:
Geen paalfundering nodig | € 216.117,05 |
Lengte paalfundering 1 < 15 m | € 222.312,10 |
Lengte paalfundering 15 < 20 m | € 223.665,01 |
Lengte paalfundering > 20 m | € 224.763,17 |
Toeslag voor sloopkosten, herstel van terrein en verhuiskosten bij vervangende bouw
Voor deze toeslag gelden dezelfde voorwaarden en bedragen als bij nieuwbouw (permanente bouwaard).
2.3 Tijdelijke voorziening
De hierna genoemde bedragen zijn afgestemd op de investeringslasten ten behoeve van voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen. Hierbij is onderscheid gemaakt in nieuwbouw van een voor tijdelijk gebruik bestemd gebouw als hoofdlocatie, uitbreiding van een (permanente) hoofdlocatie met een voor tijdelijk gebruik bestemd gebouw en uitbreiding van bestaande voor tijdelijk gebruik bestemde gebouwen. Daarnaast wordt ingegaan op realisering van een tijdelijke voorziening door middel van huur van een voor tijdelijke gebruik bestemde voorziening. Wat betreft grondkosten wordt ervan uitgegaan dat een tijdelijke voorziening in principe op het aanwezige terrein kan worden gerealiseerd. Is dit niet het geval dan geldt voor de beschikbaarstelling van terrein dezelfde procedure als bij nieuwbouw (paragraaf 2.1).
Nieuwbouw als hoofdlocatie/uitbreiding van permanente hoofdlocatie
Bij de berekening van de hieronder genoemde bedragen voor nieuwbouw van noodlokalen is uitgegaan van de volgende bruto-vloeroppervlakte:
Per groep | 80 m2 |
Toeslag voor eerste groep | 20 m2 |
Toeslag voor nieuwbouw als hoofdlocatie | 160 m2 |
Elk voor tijdelijk gebruik bestemd gebouw heeft een aantal standaardvoorzieningen nodig (entree en dergelijke). In verband hiermee wordt voor de eerste groep een toeslag gegeven. Hiernaast dienen voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen die als hoofdlocatie gaan fungeren, ook te beschikken over een aantal ruimten, die normaliter in een permanent hoofdgebouw aanwezig zijn (lerarenkamer, administratieruimte en dergelijke). Hiervoor wordt eveneens een toeslag gegeven.
De vergoeding bestaat uit een vast bedrag en een bedrag per groep. In deze bedragen zijn begrepen de bouwkosten, de toeslag voor paalfundering alsmede eenmalige aansluitkosten op nutsvoorzieningen. Indien paalfundering niet noodzakelijk is, dient een aftrek plaats te vinden van de volgende bedragen:
Voor de vaste voet | € 364,74 |
Per groep | € 4.442,58 |
Toeslag eerste groep | € 1.111,07 |
Toeslag nieuwbouw als hoofdlocatie | € 8.884,61 |
De vergoeding wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
Bedrag vaste voet | Bedrag per groep | Toeslag eerste groep | Toeslag hoofdlocatie | |
SO-zmlk | € 40.771,10 | € 74.857,90 | € 18.736,70 | € 149.893,56 |
VSO-zmlk | € 41.123,46 | € 75.548,24 | € 18.920,39 | € 150.330,23 |
Voor sloopkosten van het oude gebouw, herstel en inrichting van terreinen alsmede voor tijdelijke verhuizing van de leerlingen kan een aparte toeslag worden gegeven. Voor de bedragen wordt verwezen naar de toeslag bij nieuwbouw (paragraaf 2.1).
Uitbreiding tijdelijke voorziening
Ook bij uitbreiding van tijdelijke voorzieningen wordt wat betreft de bruto-vloeroppervlakte uitgegaan van 80 m2 per groep. De vergoeding bestaat uit een vast bedrag en een bedrag per groep. In deze bedragen zijn begrepen de bouwkosten en de toeslag voor de paalfundering. Indien geen
paalfundering noodzakelijk is, dient het bedrag voor de vaste voet te worden verminderd met € 4.231,41 en het bedrag per groep met € 1.973,90.
De vergoeding wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
Bedrag vaste voet | Bedrag per groep | |
SO-zmlk | € 22.451,93 | € 80.195,- |
VSO-zmlk | € 22.451,93 | € 80.195,- |
Voor sloopkosten van het oude gebouw, herstel en inrichting van terreinen alsmede voor tijdelijke verhuizing van de leerlingen kan een aparte toeslag worden gegeven. Voor de bedragen wordt verwezen naar de toeslag bij nieuwbouw (paragraaf 2.1).
Huur van voor tijdelijk gebruik bestemde gebouwen
Naast aankoop kan een voor tijdelijk gebruik bestemd gebouw ook worden gehuurd. In principe zijn er twee typen huur mogelijk: huur van een noodlokaal en huur van een bestaand gebouw. Beide soorten huur worden vergoed op basis van werkelijke kosten (zie deel B: vergoeding op basis van feitelijke kosten)
2.4 Eerste inrichting onderwijsleerpakket en meubilair
De vergoeding voor eerste inrichting voor onderwijsleerpakket en meubilair bestaat uit:
- een vaste voet inclusief vier groepen;
- een bedrag voor elke volgende groep;
- een toeslag voor extra ruimte (SO 12e groep, VSO 13e groep).
Vaste voet | Elke volgende groep | Toeslag extra ruimte | |
SO-zmlk | € 129.785,19 | € 11.129,06 | € 15.565,90 |
VSO-zmlk | € 132.437,98 | € 9.107,23 | € 20.686,53 |
Indien de toekenning van het aantal groepen eerste inrichting en meubilair één of meer van de eerste vier groepen omvat, wordt de vaste voet naar rato toegekend. Voor een nevenvestiging wordt per groep het bedrag voor elke volgende groep toegekend.
2.5 Gymnastiek
Bouwkosten nieuwbouw/uitbreiding
Nieuwbouw
De vergoeding van de bouwkosten voor nieuwbouw van een gymnastiekzaal met een bruto- vloeroppervlakte van 455 m2 bedraagt € 705.292,92 (op het schoolterrein) en € 719.557,89 (op afzonderlijk terrein). Deze vergoeding omvat tevens de kosten van fundering op staal, alsmede de inrichting van het terrein. De grondkosten zijn hierin niet begrepen.
Voor LG-scholen en MG-scholen met een LG- of MLK/ZMLK-component is er een toeslag van 50 m2 (grotere entree en kleed- en doucheruimte). Met deze toeslag is een bedrag gemoeid van
€ 70.751,08.
Indien paalfundering noodzakelijk is, wordt een toeslag gegeven. Indien extra ruimte voor LG en MG- scholen van 50 m2 beschikbaar is gesteld, geldt een hogere toeslag (tussen haakjes vermeld). De vergoeding wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
Paallengte 1 ‹15 meter | € 14.651,49 | (€ 18.473,45) |
Paallengte 15 ‹ 20 meter | € 20.197,85 | (€ 25.584,27) |
Paallengte › 20 meter | € 28.366,99 | (€ 36.820,07) |
Uitbreiding
Bij uitbreiding van gymnastiekruimte wordt in eerste instantie aangesloten bij de vergoeding voor nieuwbouw van een gymnastiekzaal met een bruto-vloeroppervlakte van 455 m2.
Bij kleine gymnastiekzalen, waarvan de oefenvloer een oppervlakte heeft van 140 m2 of minder, kan de oefenvloer worden uitgebreid tot een oppervlakte van 252 m2. Afhankelijk van de benodigde uitbreiding zien de bedragen er als volgt uit:
Uitbreiding met 112 t/m 120 m2 | € 169.240,70 |
Uitbreiding met 120 t/m 150 m2 | € 205.735,31 |
Indien bij de uitbreiding van de oefenvloer paalfundering noodzakelijk is, wordt een toeslag gegeven afhankelijk van de benodigde paallengte.
De vergoeding wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
112-120m2 | 121-150m2 | |
Paallengte 1 ‹ 15 meter | € 6.559,22 | € 8.201,69 |
Paallengte 15 ‹ 20 meter | € 11.360,93 | € 14.197,52 |
Paallengte › 20 meter | € 18.573,90 | € 23.217,36 |
Onderwijsleerpakket/meubilair
De vergoeding voor de eerste inrichting met OLP/meubilair voor een gymnastiekzaal voor (voortgezet) speciaal onderwijs ziet er als volgt uit:
Schoolsoort | Bedrag |
SO-zmlk | € 33.963,10 |
VSO-zmlk | € 41.499,44 |
SOVSO-zmlk | € 45.036,60 |
Hoofdstuk 3 School voor voortgezet onderwijs
De financiële normering voor het voortgezet onderwijs is onderverdeeld in:
- nieuwbouw/uitbreiding (paragraaf 3.1);
- tijdelijke voorzieningen (paragraaf 3.2);
- eerste inrichting leer- en hulpmiddelen en meubilair (paragraaf 3.3); en
- gymnastiek (paragraaf 3.4).
De in dit hoofdstuk opgenomen normbedragen zijn bijgesteld ten behoeve van de vergoedingen voor 2006. De bedragen zijn gebaseerd op het prijspeil van 1 juli 2005 en voorzien van het MEV-indexcijfer voor 2006 (3,28 % voor de huisvestingsvoorzieningen nieuwbouw, uitbreiding en onderwijskundige vernieuwingen en 3,37 % voor eerste inrichting, vergoeding sportvelden en klokuurvergoeding gymnastiek). De systematiek van prijsbijstelling en indexering is opgenomen in hoofdstuk 4. Het college van burgemeester en wethouders heeft tijdens de vergadering van 2005 de normbedragen 2006 vastgesteld.
3.1 Nieuwbouw en uitbreiding
Er bestaat geen onderscheid in de normbedragen tussen nieuwbouw en uitbreiding. Bij uitbreiding vindt veelal ook aanpassing van het bestaande gebouw plaats (zie voor de vaststelling van het bedrag voor de component 'aanpassing' deel B).
De financiële normering voor nieuwbouw en uitbreiding valt uiteen in een tweetal kostencomponenten:
- kosten van terreinen;
- bouwkosten.
Kosten van terreinen
Er is geen genormeerd bedrag per vierkante meter opgenomen, aangezien de gemeente het terrein om niet beschikbaar (eventueel na aankoop) stelt en het juridisch eigendom overdraagt aan het schoolbestuur. Indien een terrein dient te worden aangekocht zullen de kosten zichtbaar moeten worden gemaakt ten behoeve van het programma. Bij het beschikbaar stellen van gemeentelijke terreinen kan het, ten behoeve van de interne verrekening tussen de gemeentelijke diensten, wenselijk zijn om de kosten van de terreinen zichtbaar te maken. Voor de bepaling van de kosten voor het terrein wordt aangesloten bij de in de gemeente gangbare wijze van waardevaststelling van terreinen.
Bouwkosten
Bouwkosten omvatten de bouwkosten van het gebouw, inclusief fundering op staal, alsmede de aanleg en inrichting van het schoolterrein. In het bedrag voor de vaste normkosten wordt een tweetal vergoedingen onderscheiden, te weten een vergoeding voor de ruimte-afhankelijke kosten en een vergoeding voor de sectie-afhankelijke kosten. De ruimte-afhankelijke kosten bestaan uit bedragen per m2 bruto-vloeroppervlak voor de afzonderlijke ruimtesoorten van een schoolgebouw. De indeling van deze bedragen geschiedt aan de hand van de hoofdindeling van de ruimtelijke normering naar type ruimte zoals opgenomen in Bijlage III, deel B.
De sectie-afhankelijke kosten bestaan voor projecten vanaf 460 m2 bruto-vloeroppervlak uit een vast bedrag per huisvestingsvoorziening, alsmede een vast bedrag per sectie. Voor kleinere projecten worden geen sectie-afhankelijke kosten per project toegekend. Deze kosten zijn namelijk opgenomen in de bedragen voor de ruimte-afhankelijke kosten per m2 bruto-vloeroppervlakte.
De bedragen zijn opgenomen in de tabel op de volgende bladzijde met vaste bedragen per m2 bruto- vloeroppervlakte en vaste bedragen per voorziening. Voor de berekening van de vergoeding voor de ruimte-afhankelijke kosten worden de benodigde aantallen m2 per type ruimte van de goedgekeurde huisvestingsvoorziening, berekend op basis van Bijlage III, Deel C, vermenigvuldigd met onderstaande bedragen per ruimtesoort. Berekening van de vergoeding voor de sectie-afhankelijke kosten geschiedt door optelling van de algemene vaste voet en de vaste voet voor de algemene sectie of de werkplaatssectie, dan wel beide, afhankelijk van de secties waaruit de op basis van Bijlage III goedgekeurde huisvestingsvoorziening bestaat. De vergoeding voor de ruimte-afhankelijke kosten en de vergoeding voor de sectie-afhankelijke kosten vormen tezamen de totale vergoeding voor de vaste normkosten.
Bedragen voor ruimte-afhankelijke kosten per bruto m2:
< 460 m2 | 460 < 2500 m2 | > 2500 m2 | |
Algemene en specifieke ruimte | € 1.855,15 | € 1.100,96 | € 1.074,60 |
Werkplaatsen | € 1.811,93 | € 1.465,71 | € 1.539,04 |
Werkplaatsen consumptief | € 2.200,25 | € 1.854,02 | € 1.854,02 |
Specifieke ruimte:
- (uiterlijke) verzorging/mode en commercie: huishoudkunde, gezondheidskunde, uiterlijke verzorging, mode en commercie;
- handel/verkoop/administratie: verkooppraktijk, kantoorpraktijk, etaleren.
Werkplaatsen:
- techniek algemeen: bouwtechniek, machinale houtbewerking, meten, elektrotechniek, installatietechniek, lasserij, metaal, voertuigentechniek;
- consumptief: werkplaats consumptieve techniek;
- grafische techniek: werkplaats grafische techniek;
- landbouw: groen-praktijk;
De overige ruimte is algemene ruimte.
Bedragen voor de sectie-afhankelijke kosten per voorziening:
<460 m2 | 460 < 2500 m2 | > 2500 m2 | |
Vaste voet algemeen | - | € 117.055,36 | € 117.055,36 |
Vaste voet algemene sectie | - | € 229.770,82 | € 320.812,64 |
Vaste voet werkplaatssectie | - | € 42.485,40 | € 42.485,40 |
Tot de werkplaatssectie behoren de volgende werkplaatsen: bouwtechniek, machinale houtbewerking, consumptieve techniek, meten, elektrotechniek, grafische techniek, installatietechniek, lasserij, mechanische techniek en motorvoertuigentechniek. De specifieke en algemene ruimten behoren tot de algemene sectie. De overige theorie-, theorievak- en (specifieke) vaklokalen en tevens de directie- en nevenruimten behoren tot de categorie algemeen.
Aanvullende normkosten
Bij de onderbouwing van het bedrag voor de vaste normkosten is uitgegaan van een standaardlocatie. Echter, als gevolg van plaatselijke omstandigheden kunnen extra kosten optreden. Voor een beperkt aantal omstandigheden wordt een aanvullend bedrag beschikbaar gesteld. Dit beperkt zich tot een tweetal aspecten, te weten fundering en bemaling.
In de hiervoor genoemde vergoedingsbedragen is uitgegaan van fundering op staal. In veel gevallen zal echter paalfundering noodzakelijk zijn. Het criterium voor toekenning van een bedrag voor (paal)fundering is het op te stellen sonderingsrapport. De vergoeding is afhankelijk van de benodigde paallengte en de omvang van de bouw in bruto-vloeroppervlakte (A).
Paallengte 1 tot 15 meter | € 3.412,32 | (€ 17,91 * A) |
Paallengte 15 tot 20 meter | € 3.632,85 | (€ 30,28 * A) |
Paallengte 20 meter of langer | € 4.055,95 | (€ 54,19 * A) |
De vergoeding kan worden berekend aan de hand van de volgende formules: Nieuwbouw en uitbreiding < 1000 m2:
Uitbreiding > 1000 m2:
Paallengte 1 tot 15 meter | € 4.167,06 | (€ 6,27 * A) |
Paallengte 15 tot 20 meter | € 5.435,24 | (€ 16,28 * A) |
Paallengte 20 meter of langer | € 8.253,88 | (€ 32,91 * A) |
Om in aanmerking te komen voor een aanvullende bedrag voor bemaling is de grondwaterstand maatgevend. Indien deze grondwaterstand minder dan 1 meter onder het maaiveld ligt, is bemaling noodzakelijk en wordt een bedrag per m2 goedgekeurde terreinoppervlakte toegekend.
De vergoeding bedraagt € 11,62 per m2 terrein.
3.2 Tijdelijke voorziening
Het vergoedingsbedrag voor een tijdelijke voorziening in het voortgezet onderwijs is gebaseerd op een vergoedingsformule, afhankelijk van het type voorziening.
De volgende typen van tijdelijke voorzieningen worden onderscheiden:
- nieuwbouw/uitbreiding tijdelijke lokalen;
- huur van tijdelijke lokalen.
Nieuwbouw/uitbreiding tijdelijke lokalen
Het bedrag voor de huisvestingskosten van nieuwbouw en uitbreiding met tijdelijke lokalen wordt vastgesteld aan de hand van de volgende formule:
€ 590,33 * A + € 40.585,92
A = het toegekende aantal m2 bruto-vloeroppervlakte aan tijdelijke huisvesting.
Voor de berekening van A wordt verwezen naar bijlage III, deel C. Alle directe en indirecte kosten gemoeid met de realisatie van de voorziening moeten worden bestreden uit het ter beschikking gestelde bedrag. Tot die kosten behoren onder meer het aansluiten van de tijdelijke huisvestingsvoorziening op nutsvoorzieningen, de leges en het geschikt maken van het terrein inclusief fundering voor de te plaatsen tijdelijke huisvestingsvoorziening.
Huur van tijdelijke lokalen
Naast aankoop kan een voor tijdelijk gebruik bestemd gebouw ook worden gehuurd. In principe zijn er twee typen huur mogelijk: huur van een noodlokaal en huur van een bestaand gebouw. Beide soorten huur worden vergoed op basis van werkelijke kosten (zie deel B: vergoeding op basis van feitelijke kosten).
3.3 Eerste inrichting leer- en hulpmiddelen en meubilair
De toekenning van een vergoeding voor eerste inrichting met inventaris (leer- en hulpmiddelen en meubilair) is gekoppeld aan de huisvestingsvoorzieningen nieuwbouw (niet zijnde vervangende nieuwbouw), uitbreiding en ingebruikneming (niet zijnde ingebruikneming ter vervanging van een bestaand gebouw) waarbij de eerste inrichting nog niet eerder van overheidswege is bekostigd. Indien bij uitbreiding wordt verwezen naar medegebruik is toekenning van inventaris slechts van toepassing indien inventaris in de voor medegebruik aangewezen ruimte ontbreekt dan wel niet geschikt is.
De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van het type ruimte dat wordt gerealiseerd. Door het verschil te bepalen tussen de aanwezige bruto vloeroppervlakte per ruimtetype en het te realiseren bruto vloeroppervlakte per ruimtetype wordt de hoogte van de vergoeding bepaald aan de hand van de in onderstaande tabel genoemde bedragen.
Normbedragen inventaris per ruimtetype:
Ruimtetype | Functie | Inventaris / m2 |
Algemeen | € 138,75 | |
Specifiek | (Uiterlijke) verzorging/mode en commercie | € 324,27 |
Handel/verkoop/administratie | € 198,37 | |
Praktijkonderwijs | € 266,33 | |
Werkplaatsen | Techniek algemeen | € 340,20 |
Consumptief | € 658,83 | |
Grafische techniek | € 1.259,57 | |
Landbouw | € 0,00 |
Specifieke ruimte:
- (uiterlijke)verzorging/mode en commercie: huishoudkunde, gezondheidskunde, uiterlijke verzorging, mode en commercie;
- handel/verkoop/administratie: verkooppraktijk, kantoorpraktijk, etaleren;
- praktijkonderwijs: praktijkwerkplekken.
Werkplaatsen:
- techniek algemeen: bouwtechniek, machinale houtbewerking, meten, elektrotechniek, installatietechniek, lasserij, metaal, voertuigentechniek;
- consumptief: werkplaats consumptieve techniek;
- grafische techniek: werkplaats grafische techniek;
- landbouw: groen-praktijk.
De overige ruimte is algemene ruimte.
3.4 Gymnastiek
Bouwkosten nieuwbouw/uitbreiding
De vergoeding van de bouwkosten voor nieuwbouw van een gymnastiekzaal met een bruto- vloeroppervlakte van 455 m2 bedraagt € 728.426,52 (op het schoolterrein) respectievelijk
€ 743.159,38 (op afzonderlijk terrein).
De vergoeding voor de bouwkosten van een gymnastiekzaal omvat alle schaal- en ruimteafhankelijke kosten, alsmede kosten voor de inrichting van het terrein. De kosten voor de aankoop van grond zijn hierin niet begrepen.
Indien paalfundering noodzakelijk is, wordt een toeslag gegeven afhankelijk van de benodigde paallengte. De vergoeding wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
Paallengte 1‹15 meter | € 14.651,49 |
Paallengte 15‹20 meter | € 20.197,85 |
Paallengte >20 meter | € 28.366,99 |
Medegebruik/huur van een niet-eigen lokaal
Naast gymnastiek in een eigen ruimte van de school is er tevens gymnastiek mogelijk in een bestaande gymnastiekaccommodatie door middel van medegebruik van een gymnastiekaccommodatie van een andere school, de gemeente of een commerciële exploitant.
Afhankelijk van de eigenaar van de accommodatie is de school voor voortgezet onderwijs de volgende vergoeding verschuldigd:
a. Indien de gymnastiekruimte van een andere school voor voortgezet onderwijs wordt gebruikt, wordt het variabele en het vaste deel van het klokuurbedrag vergoed voor het aantal lesuren medegebruik. Voor de hoogte van de vergoeding wordt aangesloten bij het vaste en variabele deel van de klokuurvergoeding in het primair onderwijs.
Indien de gymnastiekruimte van een school voor primair onderwijs wordt gebruikt, wordt in ieder geval het variabele deel van het klokuurbedrag vergoed voor het aantal lesuren medegebruik. Als de gebruiksduur van de gymnastiekruimte vanwege het medegebruik door de VO-school boven de 26 klokuren uitkomt, dient de VO-school voor het aantal uren dat boven de 26 klokuren ligt ook het vaste deel van het klokuurbedrag te vergoeden.
b. Indien een gymnastiekaccommodatie van de gemeente wordt gebruikt, is de school voor voortgezet onderwijs de gemeente een bedrag aan exploitatiekosten verschuldigd voor het aantal lesuren gebruik. Voor de hoogte van de vergoeding wordt aangesloten bij het vaste en variabele deel van de klokuurvergoeding in het primair onderwijs.
c. Indien een gymnastiekaccommodatie van een commerciële exploitant wordt gebruikt, betaalt de school voor voortgezet onderwijs de huurprijs (stichtingskosten en materiële instandhouding). De gemeente betaalt aan de school een stichtingskostenvergoeding als onderdeel van de huur. De hoogte van deze stichtingskostenvergoeding bedraagt het verschil tussen huurbedrag en het vaste en variabele deel van het klokuurbedrag voor het aantal uren gebruik. Voor de hoogte van het klokuurbedrag wordt aangesloten bij het vaste en variabele deel van de klokuurvergoeding in het primair onderwijs.
Voor de hoogte van het vaste deel van het klokuurbedrag onder a, b en c wordt het vaste bedrag, zoals genoemd in de beleidsregel voor bekostiging gymnastiekruimte voor basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs onderdeel 'Vergoeding per klokuur', gedeeld door 26.
Vermenigvuldiging van het op deze wijze verkregen bedrag met het aantal uren resulteert in het totale vaste deel van de klokuurvergoeding dat een school voor voortgezet onderwijs moet vergoeden.
Huur sportvelden
Gedurende maximaal 8 weken per jaar kan een school aanspraak maken op een vergoeding van de huur van een sportveld. De vergoeding voor deze kosten bedraagt € 18,38 per klokuur.
Het normbedrag is inclusief de kosten van het gebruik van kleedkamers.
Eerste inrichting leer- en hulpmiddelen/meubilair
In geval van nieuwbouw (als eerste voorziening), uitbreiding en ingebruikneming (niet zijnde ingebruikneming ter vervanging van een bestaand gebouw) waarbij de eerste inrichting nog niet eerder van overheidswege is bekostigd, bestaat aanspraak op vergoeding voor eerste inrichting met leer- en hulpmiddelen/meubilair. Bij de voorzieningen vervangende nieuwbouw en medegebruik bestaat geen aanspraak op eerste inrichting met leer- en hulpmiddelen/meubilair.
De vergoeding, afhankelijk van het type toegekende gymnastiekaccommodatie wordt bepaald op basis van de volgende bedragen:
Meubilair | L.h.m. | Totaal | |
Eerste lokaal | € 951,23 | € 56.723,71 | € 57.675,96 |
Tweede lokaal | € 951,23 | € 44.248,80 | € 45.203,13 |
Derde lokaal | € 931,59 | € 19.237,31 | € 20.188,54 |
Xxxxxxxxxxx 0 | € 12.527,33 | € 12.527,33 | |
Xxxxxxxxxxx 0 | € 1.446,12 | € 1.446,12 |
Hoofdstuk 4 Indexering
De in deze bijlage genoemde normbedragen zijn afgeleid van het prijspeil van 1 juli 1996. Jaarlijks worden door het college de werkelijke prijsontwikkeling in het afgelopen jaar en de verwachte prijsontwikkeling ten behoeve van het vaststellen van de hoogte van de vergoeding in het jaar van uitvoering van het programma bekendgemaakt.
Werkelijke prijsontwikkeling
Jaarlijks worden de normbedragen aangepast aan de werkelijke prijsontwikkeling tot 1 juli van het lopende jaar. Om te voorkomen dat elk jaar alle tabellen aangepast zouden moeten worden, wordt jaarlijks na 1 juli het prijsbijstellingscijfer bekendgemaakt.
Voor de voorzieningen nieuwbouw en uitbreiding wordt als prijsbijstellingscijfer aangehouden het verschil tussen het CBS-indexcijfer 'Nieuwbouwwoningen; outputindex 2000=100 (inclusief BTW)', gepubliceerd in de 'Maandstatistiek bouwnijverheid' van het CBS over het tweede kwartaal van het lopende jaar en het tweede kwartaal van het daaraan voorafgaande jaar.
Voor de voorzieningen onderhoud, eerste inrichting leer- en hulpmiddelen en meubilair en de klokuurvergoeding gymnastiek wordt als prijsbijstellingscijfer aangehouden het verschil tussen het CBS-indexcijfer 'Consumentenindex van alle huishoudens’ (NR-reeks), gepubliceerd in de 'Maandstatistiek van de prijzen' van het CBS over de maand juli van het lopende jaar en de maand juli van het daaraan voorafgaande jaar.
Indien de CBS-ondexcijfers “Nieuwbouwwoningen; outputindex 2000 = 100” over het tweede kwartaal van het lopend jaar niet (tijdig) beschikbaar zijn, worden de CBS-cijfers over het eerste kwartaal van het lopende én het tweede kwartaal van het daaraan voorafgaande jaar gehanteerd.
Verwachte prijsontwikkeling ten behoeve van het programma
Naast de bijstelling van de prijzen tot 1 juli van het jaar waarin het programma wordt vastgesteld is het noodzakelijk om een inschatting te maken van het werkelijk prijsniveau in het jaar van uitvoering van het programma. Dit is noodzakelijk om de hoogte van de vergoeding bij vaststelling van het programma en het moment van vergoeding vast te stellen.
Voor de voorzieningen nieuwbouw en uitbreiding geldt als prijsindexcijfer het MEV-cijfer (Macro- economische verkenningen) 'bruto investeringen door bedrijven in woningen', zoals bekendgemaakt op de derde dinsdag in september.
Voor de voorzieningen onderhoud, eerste inrichting leer- en hulpmiddelen en meubilair en de klokuurvergoeding gymnastiek geldt als prijsindexcijfer het MEV-cijfer 'prijsmutatie van de netto- materiële overheidsconsumptie', zoals bekendgemaakt op de derde dinsdag in september.
DEEL B Vergoeding op basis van feitelijke kosten
In artikel 4 van deze verordening is aangegeven welke voorzieningen worden vergoed op basis van normbedragen en welke voorzieningen worden vergoed op basis van feitelijke kosten. Indien goedgekeurde huisvestingsvoorzieningen, ingevolge artikel 4, 3e lid laatste volzin, worden vergoed op basis van feitelijke kosten, dient aan de in dit deel van de bijlage opgenomen aanbestedingsregels te worden voldaan.
Europese aanbesteding
Indien de omvang van een opdracht of contract boven een bepaald bedrag uitkomt, worden ingevolge het Besluit overheidsaanbestedingen de richtlijnen van de Europese Unie (2004/18/EG) toegepast.
Deze richtlijnen gelden vanaf de volgende bedragen:
- € 211.000 (exclusief BTW) voor leveringen en diensten;
- € 5.278.000 (exclusief BTW) voor werken.
Bouwactiviteiten, zoals nieuwbouw, uitbreiding en dergelijke, vallen onder de definitie 'werken'. Aankoop van bijvoorbeeld meubilair of onderwijsleerpakket valt onder 'leveringen'. Bij aankoop van gebouwen en terreinen is de richtlijn uiteraard niet van toepassing.
Opdrachten onder het Europees drempelbedrag
Op opdrachten onder het Europees drempelbedrag zijn de richtlijnen, zoals vastgelegd in het Besluit overheidsaanbestedingen, van toepassing.
Ingevolge artikel 15, tweede lid, van de verordening worden afspraken gemaakt over de wijze van aanbesteding. Als uitgangspunt hierbij geldt dat op basis van het vastgestelde gemeentelijk beleid bepaald wordt op welke wijze een opdracht wordt aanbesteed, tenzij het college na overleg anders beslist.
DEEL C Bepaling medegebruikstarieven
Een bevoegd gezag van een school voor basisonderwijs, voor (voortgezet) speciaal onderwijs, voor voortgezet onderwijs alsmede een instelling als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs betaalt voor het onderwijsgebruik van een lokaal, niet zijnde een gymnastiekruimte, een vergoeding. Deze vergoeding is gelijk aan het bedrag dat voor elke groep bij meer dan zes groepen ter beschikking wordt gesteld binnen de groepsafhankelijke programma's van eisen voor het basisonderwijs, zoals jaarlijks wordt bekendgemaakt door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.