Pensioenreglement II
Pensioenreglement II
Voor de deelnemers aan de pensioenregeling van Achmea Personeel B.V.
Begripsbepalingen
Artikel 1
In dit pensioenreglement wordt verstaan onder:
1. | Achmea Select: | het arbeidsvoorwaardenkeuzesysteem van de werkgever, verwoord in de CAO; |
2. | Anw: | Algemene nabestaandenwet; |
3. | AOW: | Algemene Ouderdomswet; |
4. | Arbeidsongeschiktheid: | de ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid, die geacht wordt aanwezig te zijn, indien en zolang de deelnemer recht |
heeft op een uitkering krachtens de WIA of de WA O; | ||
5. | Arbo-dienst: | een volledig gecertificeerde en door de herverzekeraar c.q. |
pensioenuitvoerder 2 geaccepteerde Arbo -dienst zoals | ||
bedoeld in de arbeidsomstandighedenwet, dan wel een | ||
gecertificeerde bedrijfsarts; | ||
6. | Bestuur: | het bestuur van de pensioenuit voerder; |
7. | CAO: | Xxxxxx XXX; |
8. | Deelnemer: | a. de werknemer die vóór 1 januari 1950 is geboren, vóór 1 januari 2006 in dienst van de werkgever is getreden |
en op wie de CAO van toepassing is; | ||
b. de werknemer die vóór 1 januari 1950 is geboren, vóór 1 januari 2006 op basis van een arbeidsovereenkomst | ||
in dienst van de werkgever is getreden en op wie de | ||
CAO niet van toepassing is, maar waarbij de deelname aan deze pensioenregeling van het fonds bij | ||
arbeidsovereenkomst is overeengekomen; | ||
c. de ex-werknemer, die ten tijde van einde dienstverband een deelnemer was, waarvoor na uitdiensttreding de | ||
verwerving van pensioenaanspraken in deze | ||
pensioenregeling geheel of gedeeltelijk doorgaat als gevolg van vrijstelling van premiebetaling ten gevolge | ||
van arbeidsongeschiktheid, voor zolang en voor zover | ||
deze verwerving doorgaat; |
9. Deelnemersjaar: elke ononderbroken periode van een jaar gelegen tussen
1 januari 2000 of de latere datum waarop de werknemer deelnemer is geworden en de pensioendatum. Het aantal deelnemersjaren wordt in jaren en maanden vastgesteld, waarbij een gedeelte van een maand voor een volle maand wordt gerekend;
10. Eerste dag van ziekte : de eerste dag waarop de werknemer weg ens ziekte niet
heeft gewerkt of het werken tijdens de werktijd heeft gestaakt. Hierbij geldt dat, indien periodes van ziekte elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen, deze als één periode worden beschouwd;
11. Franchise: € 14.996, -. Deze franchise geldt per 1 januari 2009 en wordt jaarlijks op 1 januari aangepast met het loonindexcijfer. In de CAO is opgenomen dat CAO -partijen andere afspraken kunnen maken als de loonontwikkeling van de CAO en de ontwikkeling van de AOW te ver u it elkaar lopen.
De franchise zal echter nooit minder bedragen dan de wettelijke minimaal toegestane franchise als omschreven in artikel 18a, lid 8 van de Wet op de loonbelasting 1964;
12. Fulltime werknemer: de werknemer als bedoeld in artikel 1 lid 8 onder a of b
die volgens zijn arbeidsovereenkomst een gemiddelde werkweek heeft van 36 uur of meer, ongeacht de keuze die gemaakt wordt binnen Achmea Select dan wel de werknemer als bedoeld in artikel 1 lid 8 onder c die volgens zijn arbeidsovereenk omst een gemiddelde werkweek heeft van 40 uur;
13. Gepensioneerde: de (gewezen) deelnemer die op grond van dit reglement een
uitkering van levenslang ouderdomspensioen geniet;
14. Gewezen deelnemer: de deelnemer van wie het deelnemerschap is beëindigd
xxxxxx dan door overlijden of pensionering en die aanspraken heeft jegens de pensioenuitvoerder, met uitzondering van de ex -werknemer waarvoor na uitdiensttreding de verwerving van pensioenaanspraken in deze pensioenregeling geheel of gedeeltelijk doorgaat als gevolg van vrijstelling van premiebetaling ten gevolge van arbeidsongeschiktheid, voor zolang en voor zover deze verwerving doorgaat;
15. Herverzekeraar: Achmea Pensioen - en Levensverzekeringen N.V., gevestigd
te Apeldoorn, ten behoeve van pensioenuit voerder 1;
16. Loonindexcijfer: de index van de Achmea CAO -lonen. Deze wordt jaarlijks
per 1 januari vastgesteld en omvat de salarisontwikkeling die geldt voor de salarisschaalbedragen zoals opgenomen in de CAO voor het voorafgaande kalenderjaar. Het loonindexcijfer is 100 per 1 januari 2000;
17. Partner: - de echtgeno(o)t(e) van de (ex -) werknemer of;
- de man of de vrouw met wie de (ex -) werknemer een geregistreerd partnerschap, als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek, is aan gegaan of;
- de man of vrouw met wie de (ex -)werknemer een duurzaam gezamenlijke huishouding is aangegaan waarbij voldaan wordt aan de in Bijlage 1 opgenomen voorwaarden;
18. Parttimefactor: de factor die ontstaat door het in de arbeidsovereenkomst
overeengekomen aantal arbeidsuren te delen door 36 uur. Ten aanzien van de deelnemer als bedoeld in artikel 1, lid 8 sub b. voor wie de gemiddelde werkweek op fulltime basis 40 uur bedraagt, dient als parttimefactor te worden gelezen: de factor die ontstaat doo r het in de arbeidsovereenkomst overeengekomen aantal arbeidsuren te delen door 40 uur. De factor is maximaal gelijk aan 1;
19. Parttime werknemer: de werknemer die volgens zijn arbeidsovereenkomst een
gemiddelde werkweek heeft die korter is dan de gemid delde werkweek bij een fulltime werknemer;
20. Pensioenaanspraak: het recht op een nog niet ingegaan pensioen, uitgezonderd
overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening;
21. Pensioengerechtigd kind: het kind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde
geboren uit huwelijk, het natuurlijke kind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, het door de mannelijke (gewezen) deelnemer of gepensioneerde gewettigd of wettig erkend kind, het adoptie -, pleeg- of stiefkind van de (gewezen) deelnemer of gepensio neerde, mits het adoptie - pleeg- of stiefkind ten tijde van het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde door deze werd
onderhouden en opgevoed en mits het kind voldoet aan één van de volgende voorwaarden:
- het kind heeft nog niet de xxx xxxxx van 18 jaar bereikt;
- het kind heeft nog niet de leeftijd van 27 jaar bereikt en is arbeidsongeschikt in de zin van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
- het kind heeft nog niet de leeftijd van 27 jaar bereikt en het studerend is krachtens de bepalingen van de Wet studiefinanciering en de Wet tegemoetkoming
onderwijsbijdrage en schoolkosten;
22. Pensioendatum: de pensioenrichtdatum of de eerdere of latere door de
deelnemer zelf gekozen datum, binnen de in de Bijlage 2 aangegeven grenzen;
23. Pensioengerechtigde: degene voor wie op grond van dit pensioenreglement het pensioen is ingegaan;
24. Pensioengevend salaris voor het levenslang
ouderdomspensioen: het pensioengevend salaris voor de vaststelling van het
levenslang ouderdomspensioen wordt jaarlijks op 1 januari bepaald.
Het bedraagt 12 maal het bruto (parttime) maandsalaris, vermeerderd of verminderd met het bedrag dat is verkregen respectievelijk uitgeruild is als gevolg van een keuze voor meer of minder uren op grond van Achme a Select, de over het daardoor ontstane totaal bedrag berekende vakantiebijslag en eindejaarsuitkering, alsmede voor zover van toepassing vermeerderd met het variabele salaris en de variabele inkomensbestanddelen zoals overwerktoeslag, inconveniëntentoesla g stand-by vergoeding en ploegendienstvergoeding. Voor de berekening van het pensioengevend salaris wordt uitgegaan van het variabele salaris en de variabele inkomensbestanddelen, uitbetaald in het kalenderjaar voorafgaand aan de hiervoor genoemde datum van 1 januari.
Ingeval de deelnemer met pensioen gaat of de arbeidsovereenkomst tussen de deelnemer en de werkgever wordt beëindigd, wordt het variabele salaris van het lopende kalenderjaar in het pensioengevend salaris van dat jaar meegenomen.
Het pensioengevend salaris voor parttime werknemers wordt herrekend naar een fulltime pensioengevend salaris;
25. Pensioengevend salaris voor het tijdelijk
ouderdomspensioen: het pensioengevend salaris voor de vaststelling van het
tijdelijk ouderdomspensio en wordt jaarlijks op 1 januari bepaald. Het bedraagt 12 maal het bruto (parttime) maandsalaris vermeerderd of verminderd met het bedrag dat is verkregen respectievelijk uitgeruild is als gevolg van een keuze voor meer of minder uren op grond van Achmea Select, de over het daardoor ontstane totaal bedrag berekende vakantiebijslag en eindejaarsuitkering, alsmede voor zover van toepassing vermeerderd met het variabele salaris en de variabele inkomensbestanddelen zoals overwerktoeslag, inconveniëntentoeslag stand -by vergoeding en ploegendienstvergoeding.
Voor de berekening van het pensioengevend salaris wordt uitgegaan van de variabele inkomensbestanddelen uitbetaald in het kalenderjaar voorafgaand aan de hiervoor genoemde datum van 1 januari.
Ten aanzien van het variabele salaris wordt uitgegaan van het gemiddelde uitbetaalde variabele salaris over de laatste vijf kalenderjaren. Indien er minder dan vijf opbouwjaren zijn, wordt de factor vijf in de vorige zin naar rato aangepast;
26. Pensioengrondslag: het pensioengevend salaris voor het levenslang
ouderdomspensioen verminderd met de franchise;
27. Pensioenovereenkomst: hetgeen tussen de werkgever en de werknemer is
overeengekomen betreffende pensioen;
28. Pensioenrecht: het recht op een ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening;
29. Pensioenrichtdatum: de eerste dag van de maand, waarin de (gewezen)
deelnemer de 62 -jarige leeftijd bereikt;
30. Pensioenuitvoerder: 1. Stichting Pensioenfonds Achmea, dan wel:
2. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars (SBZ);
31. Prijsindexcijfer 1: het eerst gepubliceerde indexcijfer van de
consumentenprijsindex (CPI) voor alle huishoudens afgeleid, berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek (C.B.S.) op de meest recente tijdsbasis. Voor de toepassing van dit pensioenreglement wordt jaarlijks per 1 januari voor het betreffende kalenderjaar uitgegaan van het indexcijfer, zoals dit door het C.B.S. voor de maand oktober daaraan voorafgaand is gepubliceerd. Indien genoemd indexcijfer niet meer door het C.B.S. wordt berekend en of gepubliceerd zal van een hiermee zoveel mogelijk corresponderend indexcijfer worden uitgegaan;
32. Prijsindexcijfer 2: het eerst gepubliceerde indexcijfer van de
consumentenprijsindex (CPI) voor alle huishoudens afgeleid, berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek (C.B.S.) op de meest recente tijdsbasis. Voor de toepassing van dit pensioenreglement wordt jaarlijks per 1 januari voor het betreffende kalenderjaar uitgegaan van het indexcijfer, zoals dit door het C.B.S. voor de maand september daaraan voorafgaand is gepubliceerd. Indien genoemd indexcijfer niet meer door het C.B.S. wordt berekend en of gepubliceerd zal van een hiermee zoveel mogelijk corresponderend indexcijfer worden uitgegaan;
33. Scheiding: de beëindiging van de partnerrelatie anders dan door overlijden, bij:
a. echtscheiding;
b. ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek;
c. beëindiging van het geregistreerd partnerschap, als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek;
d. beëindiging van de duurzaam gemeenschappelijke huishouding;
Als scheidingsdatum met betrekking tot de onderdel en a, b en c geldt de datum van inschrijving in de registers van de Burgerlijke Stand. Als datum beëindiging van de duurzaam gezamenlijke huishouding als bedoeld onder d geldt de datum met ingang waarvan in het bevolkingsregister is geregistreerd dat de (g ewezen) werknemer en de partner niet meer op één adres wonen dan wel de door de (gewezen) werknemer en de partner doorgegeven eerdere datum van scheiding;
34. Toeslag: de verhoging van de pensioenaanspraken en ingegane uitkeringen zoals bedoeld in artikel 12 ;
35. Uitkeringsovereenkomst: een pensioenovereenkomst inzake een vastgestelde
pensioenuitkering;
36. Uitvoeringsovereenkomst: de overeenkomst tussen de werkgever en de
pensioenuitvoerder over de uitvoering van de pensioenovereenkomsten;
37. UWV: het uitvoerings instituut werknemersverzekeringen;
38. Verzekeringsvoorwaarden: de algemene voorwaarden en de overige van toepassing
zijnde voorwaarden van de herverzekeraar;
39. Volle wees: het pensioengerechtigd kind, na overlijden van zowel de (gewezen) deelnemer of gepens ioneerde als de partner die ten tijde van het overlijden het pensioengerechtigd kind onderhield en opvoedde;
40. VUP-regeling regeling vrijwillig vervroegde uittreding van de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding PVF Nederland.
41. WAO: Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
42. Werkgever: Achmea Personeel B.V., gevestigd te Utrecht;
43. Werknemer: degene die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de werkgever;
44. WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Aanspraken op pensioen
Artikel 2
1. De deelnemer verwerft op grond van de pensioenovereenkomst aanspraken op pensioen zoals is vastgelegd in dit pensioenreglement. De pensioenovereenkomst betreft een uitkeringsovereenkomst.
2. Overeenkomstig de bepalingen van dit pensioenreglement heeft de (geweze n) deelnemer aanspraak op een levenslang ouderdomspensioen zoals is omschreven in artikel 3, alsmede op een tijdelijk ouderdomspensioen, zoals is omschreven in artikel 4.
3. Ongeacht of de (gewezen) deelnemer een partnerrelatie heeft, wordt een aanspraak op levenslang partnerpensioen, zoals is omschreven in artikel 5, meeverzekerd.
4. Indien de deelnemer respectievelijk de gepensioneerde die aansluitend op de arbeidsovereenkomst met pensioen is gegaan, overlijdt voor de eerste van de maand waarin de partner de 65 -jarige leeftijd bereikt, wordt aan de partner indien deze geen recht heeft op een volledige Anw -uitkering een tijdelijk partnerpensioen uitgekeerd, zoals is omschreven in artikel 6.
5. De (gewezen) deelnemer of gepensioneerde heeft voor zijn of haar pensi oengerechtigde kinderen tevens aanspraak op wezenpensioen, zoals is omschreven in artikel 7.
6. Geen aanspraak op partner - en wezenpensioen ontstaat, indien de gepensioneerde na ingang van het levenslang of tijdelijk ouderdomspensioen een partnerrelatie aang aat respectievelijk pensioengerechtigde kinderen krijgt.
7. De hierboven genoemde aanspraken op pensioen zullen nooit meer bedragen dan de in de Wet op de Loonbelasting 1964 gestelde maxima.
8. De deelnemer heeft aanspraken jegens pensioenuitvoerder 1, met ui tzondering van de deelnemer die direct bij aanvang van de arbeidsovereenkomst, liggend vóór 1 januari 2007, werkzaam is voor de Achmea Business Unit Zorg dan wel de deelnemer die op 31 december 1999 werkzaam was voor de Achmea Business Unit Zorg en verzeke rd was bij pensioenuitvoerder 2. Deze deelnemers hebben aanspraken jegens pensioenuitvoerder 2.
9. De aanspraken op de hiervoor toegekende pensioenen kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerhei d worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
Levenslang ouderdomspensioen
Artikel 3
1. Het levenslang ouderdomspensioen gaat in op de eerste dag van de maand, waarin de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde de 65 -jarige leeftijd b ereikt en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand, waarin de gepensioneerde overlijdt.
2. Het jaarlijks levenslang ouderdomspensioen bedraagt voor elk deelnemersjaar 2% van de voor dat jaar geldende pensioengrondslag.
3. Voor een parttime werkn emer wordt het jaarlijks levenslang ouderdomspensioen vermenigvuldigd met de parttimefactor. Bij wijziging van het met de (parttime) werknemer overeengekomen aantal arbeidsuren gedurende een kalenderjaar wordt voor de nog resterende periode van het betreff ende jaar het voorgaande opnieuw toegepast.
4. Indien de deelneming aan de in dit pensioenreglement omschreven pensioenregeling op een andere datum dan 1 januari aanvangt, wordt bij de vaststelling van het pensioengevend salaris voor de eerste maal uitgegaan van het bij de aanvang van de deelneming voor de deelnemer geldende pensioengevend salaris.
Tijdelijk ouderdomspensioen
Artikel 4
1. Het tijdelijk ouderdomspensioen gaat in op de pensioenrichtdatum en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand voorafgaa nd aan de maand waarin de gepensioneerde 65 jaar wordt of tot en met de laatste dag van de maand, waarin de gepensioneerde overlijdt.
2. Het jaarlijks tijdelijk ouderdomspensioen bedraagt 1,75% van het laatstelijk per 1 januari vastgestelde pensioengevend sa laris voor het tijdelijk ouderdomspensioen, voor een parttime werknemer herrekend naar een fulltime pensioengevend salaris voor het tijdelijk ouderdomspensioen, vermenigvuldigd met het totaal aantal deelnemersjaren tot de pensioenrichtdatum.
3. Het jaarlijk s tijdelijk ouderdomspensioen wordt vermenigvuldigd met het met deelnemerstijd gewogen gemiddelde van de parttimefactoren, berekend over het totaal aantal voor de pensioenberekening meetellende deelnemersjaren.
Bij wijziging van het met de werknemer overee ngekomen aantal arbeidsuren gedurende een jaar wordt het voorgaande opnieuw toegepast. Bij de vaststelling van bedoeld gemiddelde zal ten aanzien van nog niet verstreken deelnemersjaren de laatstelijk vastgestelde parttimefactor worden aangehouden.
4. Indien de deelneming aan de in dit pensioenreglement omschreven pensioenregeling op een andere datum dan 1 januari aanvangt, wordt bij de vaststelling van het pensioengevend salaris voor het tijdelijk ouderdomspensioen voor de eerste maal uitgegaan van het bij d e aanvang van de deelneming voor de deelnemer geldende pensioengevend salaris voor het tijdelijk ouderdomspensioen.
Levenslang partnerpensioen
Artikel 5
1. Het levenslang partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, waarin de (gewezen) deelnemer of gepensio neerde overlijdt en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand, waarin de partner overlijdt.
2. Het jaarlijks levenslang partnerpensioen bedraagt 70% van het in artikel 3 omschreven jaarlijks levenslang ouderdomspensioen van de deelnemer.
3. Ingeval de deelnemer voor de pensioendatum is overleden, bedraagt het jaarlijks levenslang partnerpensioen 70% van vorenbedoeld levenslang ouderdomspensioen, waarop de deelnemer aanspraak zou hebben gehad, indien deze tot de pensioenrichtdatum in dienst van de werkgever zou zijn gebleven, daarbij aannemende, dat ten tijde van het overlijden van de deelnemer in de geldende pensioengrondslag en in de parttimefactor geen wijziging meer zou zijn gekomen.
4. Indien de (gewezen) deelnemer na scheiding opnieuw een partne rrelatie aangaat, wordt het aan de volgende partner toegekende levenslang partnerpensioen vastgesteld onder aftrek van het (de) bijzondere levenslang partnerpensioen(en) als bedoeld in artikel 18.
Tijdelijk partnerpensioen
Artikel 6
1. Het tijdelijk partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer of gepensioneerde die direct aansluitend op de arbeidsovereenkomst met pensioen is gegaan overlijdt en wordt uitgekeerd tot de eerste van de maand waarin de partner 65 jaar wordt, echter uiterlijk t ot en met de maand waarin de partner overlijdt.
2. Het jaarlijks tijdelijk partnerpensioen is gelijk aan de maximale uitkering ten behoeve van een partner ingevolge de Xxx geldend per 1 januari voorafgaand aan de datum van overlijden, waarbij geen rekening wordt gehouden met de inkomenstoets en verminderd met het bedrag dat de nabestaande aan Anw is toegekend. Indien de deelnemer kinderen had en de partner is op of na 1 januari 1950 geboren, vindt een hernieuwde vaststelling plaats op de eerste dag van de maand volgende op die waarin het jongste kind 18 jaar wordt.
Wezenpensioen
Artikel 7
1. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand, waarin het pensioengerechtigd kind overlijdt echter uiterlijk tot de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop het kind niet meer pensioengerechtigd is.
2. Het jaarlijks wezenpensioen bedraagt voor elk pensioengerechtigd kind 14% van het in artikel 3 oms chreven jaarlijks levenslang ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde.
Ingeval de deelnemer voor de pensioendatum overlijdt, bedraagt het jaarlijks wezenpensioen voor elk pensioengerechtigd kind 14% van vorenbedoeld levenslang ouderdo mspensioen, waarop de deelnemer aanspraak zou hebben gehad, indien deze tot de pensioenrichtdatum in dienst van de werkgever zou zijn gebleven, daarbij aannemende, dat ten tijde van het overlijden van de deelnemer in de geldende pensioengrondslag en in de parttimefactor geen wijziging meer zou zijn gekomen.
3. Het wezenpensioen wordt verdubbeld vanaf de eerste dag van de maand, waarin het pensioengerechtigd kind volle wees wordt.
4. Het wezenpensioen, toekomende aan het kind, geboren binnen 307 dagen na het ov erlijden van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde gaat in op de dag van geboorte, één en ander met inachtneming van het bepaalde in het artikel “Aanspraken op pensioen”.
Inbreng oude rechten
Artikel 8
1. De tot en met 31 december 1999 opgebouwde pensioen aanspraken bij de rechtsvoorgangers van Achmea Personeel B.V. worden door de werkgever afgefinancierd en na schriftelijke toestemming van de deelnemer ingebracht in deze pensioenregeling op een zodanige wijze dat de opgebouwde aanspraken geen verlaging zul len ondergaan.
Deze aanspraken zullen echter niet worden geconverteerd in aanspraken volgens deze regeling, maar blijven onderworpen aan de voorwaarden en reglementen zoals die per 31 december 1999 van toepassing waren. Bijlage 2, met uitzondering van de uitruil zoals beschreven onder artikel 1, onder 1a van bijlage 2 en het bepaalde in de artikelen 12 en 16 is wel op deze rechten van toepassing. Voorts zijn ten aanzien van het tijdstip van ingang van de uitkering en het tijdstip van beëindiging van de uit kering, de desbetreffende bepalingen van dit reglement van toepassing.
2. Kiest de deelnemer niet voor bovenbedoelde inbreng van de pensioenaanspraken, dan blijven de tot en met 31 december 1999 opgebouwde pensioenaanspraken als premievrije rechten staan bij de desbetreffende pensioenuitvoerder. Alsdan zullen deze pensioenaanspraken worden geïndexeerd volgens het aldaar geldende toeslagmechanisme en de aldaar geldende voorwaarden overeenkomstig het bepaalde in de CAO. Artikel 9 is echter wel op deze rechten van toepassing.
3. Voor de bepaling van de hoogte van de tot en met 31 december 1999 opgebouwde pensioenaanspraken waarbij het salaris per 31 december 1999 geldt als het pensioengevend salaris wordt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 12, uitgegaan van de fictie alsof de deelnemer per die datum uit dienst zou zijn getreden.
4. Het gestelde in de leden 1 en 2 geldt mutatis mutandis per 31 december 2000 voor de werknemers van Staal Bank N.V. en Achmea Hypotheekbank N.V. waarvan het dienstverband met inga ng van 1 januari 2001 is voortgezet door Achmea Personeel B.V. en voor wie vanaf 1 januari 2001 deze pensioenregeling geldt.
5. Het gestelde in de leden 1 en 2 geldt mutatis mutandis per 31 december 2005 voor de werknemers van Argonaut B.V. en Achmea Arbo B. V. waarvan het dienstverband is voortgezet door Achmea Personeel B.V.
6. Het gestelde in de leden 1 en 2 geldt mutatis mutandis per 31 december 2005 voor de werknemers van Xxxxx Xxxxxxxxxxxxx B.V. waarvan het dienstverband is voortgezet door Achmea Personeel B.V., met dien verstande dat de derde volzin van lid 1 als volgt gelezen dient te worden: Bijlage 2 en het bepaalde in artikel 12 is echter wel op deze rechten van toepassing.
7. Het gestelde in de leden 1 en 2 geldt mutatis mutandis per 1 december 2004 voo r de voormalige deelnemers aan de pensioenregeling van Stichting Pensioenfonds Axa Verzekeringen, die werkzaam waren voor de ziektekostenverzekeringen ten behoeve van het intermediair.
8. a. Per 31 december 2000 zijn de aanspraken van voormalige werknemers van PVF Nederland, die op 1 januari 2001 werknemer zijn of per 31 december 2000 binnen de Stichting Pensioenfonds PVF Nederland deelnemer waren op grond van de regeling van premievrijstelling of deelname aan de VUP -regeling, ingebracht in deze pensioenrege ling nadat hiervoor binnen de Stichting Vri jwillig Vervroegde Uittreding PVF Nederland toestemming was verkregen. De ingebrachte aanspraken zijn gelijk aan de door de Stichting Pensioenfonds PVF Nederland opgegeven opgebouwde aanspraken.
b. Per 31 december 2000 zijn de aanspraken van voormalige werknemers van PVF Nederland die op 1 januari 2001 geen werknemer meer zijn, tenzij zij op 31 december 2000 dee lnemer waren in de Stichting Pensioenfonds PVF Nederland op grond van de regeling van premievrijstelling of deelname aan de VUP -regeling, ingebracht in deze pensioenregeling nadat hiervoor binnen Stichting Pensioenfonds PVF Nederland toestemming was verkregen. De ingebrachte aanspraken zijn gelijk aan de door de Stichting Pensioenfonds PVF Nederland opgege ven premievrije en ingegane aanspr aken. Bijlage 2 is niet van toepassing op deze rechten.
c. De aanspraken uit sub a en sub b zijn per 1 januari 2001 eenmalig verhoogd met een uit het liquidatiesaldo van de geliquideerde Stichting Pensioenfonds PVF Nederl and gefinancierde toeslag van 16,1%.
9. Per 1 januari 2004 zijn de vanaf 1 januari 2001 of latere datum van indiensttreding bij de werkgever tot 1 januari 2004 opgebouwde aanspraken van voormalige werknemers van Royal Sun & Alliance ingebracht in deze pensio enregeling.
Per 1 januari 2005 zijn de tot 1 januari 2001 opgebouwde aanspraken van voormalige werknemers van Royal Sun & Alliance ingebracht in deze pensioenregeling.
Vrijwillige Vervroegde Uittreding PVF Nederland
Artikel 9
Ten aanzien van de voormalige werknem ers van PVF Nederland, die per 31 december 2000 binnen de Stichting Pensioenfonds PVF Nederland deelnamen aan de VUP -regeling, geldt het volgende:
- er vindt geen jaarlijkse opbouw van het tijdelijk ouderdomspensioen meer plaats;
- de jaarlijkse opbouw en fin anciering van de overige pensioenen wordt tot de 65 -jarige leeftijd voortgezet overeenkomstig de bepalingen van dit pensioenreglement. Deze opbouw vindt plaats op basis van het pensioengevend salaris voor het levenslang
ouderdomspensioen en de parttimefact or zoals deze op 31 december 2000 golden binnen VUP-regeling. Jaarlijks per 1 januari, voor het eerst op 1 januari 2002, wordt het pensioengevend salaris voor het levenslang ouderdomspensioen aangepast op basis van de ontwikkeling van het loonindexcijfer.
Uitkeringsflexibiliteit
Artikel 10
1. De (gewezen) deelnemer heeft, met in achtneming van het bepaalde in Bijlage 2, de mogelijkheid om:
a. op de pensioendatum de aanspraak op levenslang ouderdomspensioen gedeeltelijk uit te ruilen in een aanspraak op levenslang partnerp ensioen;
b. op de pensioendatum de aanspraak op levenslang partnerpensioen geheel of gedeeltelijk uit te ruilen in een aanspraak op een hoger levenslang ouderdomspensioen.
2. De (gewezen) deelnemer heeft tevens de mogelijkheid een aantal keuzes te maken inzake de ingang en hoogte van het levenslang ouderdomspensioen.
3. De mogelijkheden en voorwaarden van de flexibilisering zoals verwoord in het eerste en tweede lid van dit artikel, alsmede de ruilvoeten, zijn opgenomen in Bijlage 2.
4. De deelnemer heeft de mogelij kheid om deel te nemen aan de vrijwillige aanvullende pensioenregeling van de werkgever.
Verzekering van de aanspraken
Artikel 11
1. Ter verwezenlijking van de aanspraken op pensioen voortvloeiende uit de tussen de werkgever en de deelnemers gesloten pensioenovereenko msten heeft de werkgever een uitvoeringsovereenkomst gesloten met de pensioenuitvoerder.
2. In de uitvoeringsovereenkomst is bepaald dat de werkgever de aanspraken op pensioen ingevolge deze pensioenregeling bij de pensioenuitvoerder verzekert.
3. Pensioenuitvoerder 1 heeft de pensioenaanspraken door middel van een herverzekeringsovereenkomst herverzekerd bij de herverzekeraar.
Deze herverzekeringen zijn onderworpen aan het bepaalde in de verzekeringsvoorwaarden. Een exemplaar van de verzekeringsvoorwaarden l igt bij de pensioenuitvoerder 1 voor de deelnemer ter inzage. De (gewezen) deelnemer en de pensioengerechtigde kunnen ook een exemplaar van de verzekeringsvoorwaarden bij de herverzekeraar opvragen.
Voor zover pensioenuitvoerder 1 de voor de herverzekerin g(en) verschuldigde (risico)premies en/of (stortings)koopsommen aan de herverzekeraar heeft voldaan, is pensioenuitvoerder 1 ontheven van elke pensioenverplichting ingevolge dit pensioenreglement jegens de
(gewezen) deelnemer, gepensioneerde en hun (geweze n) partner en kinderen.
Op de in dit pensioenreglement omschreven pensioenen bestaat geen aanspraak, indien en voor zover het risico door de herverzekeraar niet is aanvaard of de (gewezen) deelnemer, gepensioneerde of hun (gewezen) partner en kinderen n iet heeft/hebben voldaan aan de uit het pensioenreglement voortvloeiende verplichtingen.
Indien en voor zover meer verzekerd is dan voortvloeit uit het pensioenreglement, is pensioenuitvoerder 1 de begunstigde.
Toeslagverlening
Artikel 12
1. Op de pensioenaanspraken over de verstreken deelnemersjaren waaronder ook worden begrepen de door middel van waardeoverdracht verkregen aanspraken en ingebrachte aanspraken vanuit oude regelingen, met uitzondering van de aanspraken bedoeld in artikel 8, lid 8c, wordt voor de deeln emers en de (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte (gewezen) deelnemers jaarlijks per 1 januari een toeslag verleend op basis van het loonindexci jfer per die datum en het loonindexcijfer één jaar daarvoor.
Het hiervoor bepaalde is niet van toepassing op het bi jzonder levenslang partnerpensioen.
2. Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken van gewezen deelnemers bij pensioenuitvoerder 1, die niet onder lid 1 vallen alsmede de pensioenrechten van alle pensioenvormen bij pensioenuitvoerder 1 en de pensioenaansprak en uit artikel 8 lid 8c, wordt jaarlijks per 1 januari een toeslag verleend van maximaal de verhouding van het prijsindexcijfer 1 per die datum en het prijsindexcijfer 1 één jaar daarvoor. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de pensioenrechte n en pensioenaanspraken van gewezen deelnemers worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
3. Op de pensioenrechten en pens ioenaanspraken van gewezen deelnemers bij pensioenuitvoerder 2, die niet onder lid 1 vallen alsmede de pensioenrechten van alle pensioenvormen bij pensioenuitvoerder 2, met uitzondering van de aanspraken uit artikel 8, lid 8c, wordt jaarlijks per 1 januari een toeslag verleend van maximaal de verhouding van het prijsindexcijfer 2 per die datum en het prijsindexcijfer 2 één jaar daarvoor. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de pensioenrechten en pensioenaanspraken van gewezen deelnemers worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
4. In geval een wijziging of intrekking van bepalingen betrekking heeft op toeslagen v an pensioenrechten en/of pensioenaanspraken zal deze wijziging of intrekking ook gelden voor de pensioenrechten van pensioengerechtigden en de premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers die op dat moment reeds uit dienst zijn.Als de overeenkomst voor de uitvoering van deze regeling tussen de werkgever en de pensioenuitvoerder is beëindigd,
wordt de toeslag aangepast. Zie daarvoor bijlage 3.
Financiering van de pensioenaanspraken
Artikel 13
1. De financiering van de aanspraken op levenslang en tijdelijk ou derdomspensioen en op levenslang partnerpensioen geschiedt door middel van stortingskoopsommen. De pensioenaanspraken die betrekking hebben op verstreken dienstjaren en op de verhoging uit hoofde van de toeslagverlening op basis van artikel 12 worden direc t volledig afgefinancierd.
2. Het gedeelte van het levenslang partnerpensioen dat nog niet is gefinancierd door middel van stortingskoopsommen en het tijdelijk partnerpensioen worden verzekerd tegen betaling van risicopremies. Het wezenpensioen wordt verzek erd tegen betaling van een gelijkblijvende doorsneepremie.
Het partnerpensioen wordt in de periode als bedoeld in artikel 17, lid 2 verzekerd tegen betaling van risicopremies.
Indien de partner bij beëindiging van het dienstverband wegens pensionering no g geen 65 jaar is, wordt het tijdelijk partnerpensioen op dat moment volledig afgefinancierd tegen een eenmalige koopsom. Verhogingen van het wezenpensioen voor gewezen deelnemers die geen voortgezette pensioenopbouw uit hoofde van artikel 12 hebben worden direct volledig gefinancierd.
3. Financiering van stortingskoopsommen vindt plaats tot de pensioenrichtdatum, maar niet langer dan tot de datum waarop de verzekering eindigt, of de verzekering wordt omgezet in een premievrije verzekering, dan wel de datum w aarop de deelnemer overlijdt.
4. Voor het gedeelte van de pensioenaanspraken waarvoor vrijstelling van premiebetaling wegens arbeidsongeschiktheid is verleend, vindt de financiering plaats door de herverzekeraar dan wel pensioenuitvoerder 1 of 2 voor zover e n zolang de vrijstelling van premiebetaling in stand blijft.
5. De kosten van de pensioenvoorziening komen voor rekening van de werkgever. De eigen bijdrage van de deelnemer bedraagt maximaal 6% van de pensioengrondslag, zoals afgesproken door CAO -partijen en zal voor de parttime werknemer worden herrekend met de parttimefactor. Indien de deelnemer een aanvulling op zijn WAO - of WIA -uitkering ontvangt, wordt bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid de eigen bijdrage berekend naar de
mate van arbeidsgeschikthei d. Bij volledig arbeidsongeschiktheid is de deelnemer geen eigen bijdrage verschuldigd.
De bijdrage van de deelnemer wordt door de werkgever in gelijke en opeenvolgende termijnen bij elke salarisbetaling op het salaris ingehouden. Bij wijziging van het me t de deelnemer overeengekomen aantal arbeidsuren gedurende een jaar wordt voor de nog resterende periode van het betreffende jaar de eigen bijdrage naar evenredigheid verhoogd of verlaagd.
6. De werkgever behoudt zich het recht voor de betaling van (stortin gs)koopsommen, voor zover deze betrekking heeft op de bijdrage van de werkgever, te verminderen of te beëindigen in het geval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden. Wanneer de werkgever van de bevoegdheid om zijn premiebetaling te verminderen of te beëindigen gebruik maakt, deelt hij dit onmiddellijk schriftelijk mee aan de pensioenuitvoerder en aan de betrokken deelnemers.
Vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid
Artikel 14
1. Indien de deelnemer geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt wor dt, wordt door de herverzekeraar c.q. pensioenuitvoerder 2 vrijstelling van premiebetaling verleend.
2. De pensioenaanspraken op de dag voorafgaand aan de dag waarop de deelnemer recht krijgt op een WIA- of WAO-uitkering worden geheel of gedeeltelijk vrijge steld van premiebetaling.
3. De vrijstelling van premiebetaling gaat in op de dag waarop de deelnemer recht krijgt op een uitkering ingevolge de WIA of de WAO. Het deel van de pensioenaanspraken dat wordt vrijgesteld van premiebetaling hangt af van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Indien de deelnemer in aanmerking komt voor een WIA -uitkering wordt het percentage vrijstelling van premiebetaling als volgt vastgesteld:
bij een mate van arbeidsongeschiktheid van | bedraagt het percentage vrijstelling van premiebetaling |
0% tot 35% | 0 |
35% tot 45% | 40 |
45% tot 55% | 50 |
55% tot 65% | 60 |
65% tot 80% | 72,5 |
80% of meer | 100 |
Indien de deelnemer in aanmerking komt voor een WAO -uitkering wordt het percentage vrijstelling van premiebetaling als volgt vastgesteld:
bij een mate van arbeidsongeschiktheid van | bedraagt het percentage vrijstelling van premiebetaling |
0% tot 15% | 0 |
15% tot 25% | 20 |
25% tot 35% | 30 |
35% tot 45% | 40 |
45% tot 55% | 50 |
55% tot 65% | 60 |
65% tot 80% | 72,5 |
80% of meer | 100 |
De uitkering ingevolge de WAO wel ke de deelnemer feitelijk geniet, is hierbij bepalend voor de mate van arbeidsongeschiktheid.
4. De vrijstelling van premiebetaling eindigt op de pensioenrichtdatum, dan wel de eerdere einddatum premiebetaling, maar niet later dan op de dag waarop de deelnem er is overleden respectievelijk op de dag waarop de arbeidsongeschiktheid ophoudt te bestaan.
5. Geen recht op vrijstelling van premiebetaling bestaat voor de deelnemer van wie de eerste dag van ziekte is gelegen vóór aanvang deelname aan deze pensioenregel ing en als gevolg daarvan de deelnemer recht kan doen gelden op een WIA - of WAO-uitkering.
De deelnemer die op het tijdstip van aanvang van deelname aan deze pensioenregeling,
recht kan doen gelden op een uitkering ingevolge de WIA of de WAO, heeft uitslu itend recht op vrijstelling van premiebetaling voor de toename van de op dat tijdstip bestaande mate
van arbeidsongeschiktheid.
6. Zolang het dienstverband met de geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemer blijft bestaan, blijven de pensioenaanspra ken geheel in stand. Voor de geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemer is dan slechts premie verschuldigd voor dat deel van de pensioenaanspraken waarvoor geen vrijstelling van premiebetaling is verleend.
7. Bij aanpassing van de pensioenaanspraken ingevolge dit pensioenreglement wordt de deelnemer geacht ook in dienst te zijn voor de mate waarin de deelnemer arbeidsongeschikt is verklaard.
8. Bij verlaging van de mate van arbeidsongeschiktheid worden de pensioenaanspraken waarvoor reeds vrijstelling van premiebetaling was verleend, verlaagd op basis van de verhouding tussen:
a. het percentage vrijstelling van premiebetaling ná verlaging mate van arbeidsongeschiktheid, en
b. het percentage vrijstelling van premiebetaling vóór verlaging mate van arbeidsongeschiktheid.
9. Een toename van de mate van arbeidsongeschiktheid leidt uitsluitend tot een aanpassing van de vrijstelling van premiebetaling indien en voor zover de dienstbetrekking niet is beëindigd.
Ten aanzien van de deelnemers van pensioenuitvoer der 1 geldt tevens dat een toename van de mate van arbeidsongeschiktheid niet leidt tot een aanpassing van de vrijstelling van premiebetaling indien de herverzekeringsovereenkomst tussen de herverzekeraar en de pensioenuitvoerder 1 is beëindigd.
De gewijzigde vrijstelling van premiebetaling wordt gebaseerd op de pensioenaanspraken op de datum, met ingang waarvan de mate van arbeidsongeschiktheid is toegenomen.
10. In afwijking op het bepaalde in de eerste zin van het vorige lid, vindt, bij een toename van de mate van arbeidsongeschiktheid, na beëindiging van de dienstbetrekking, aanpassing van vrijstelling van premiebetaling plaats, ingeval na beëindiging van de dienstbetrekking eerst
een verlaging heeft plaatsgevonden. Hierbij geldt als voorwaarde voor de aan passing, dat de toename niet veroorzaakt wordt door een andere oorzaak dan de oorzaak waarvoor de deelnemer op het moment van beëindiging van de dienstbetrekking arbeidsongeschikt was.
Het percentage vrijstelling van premiebetaling kan nooit hoger worden dan het percentage dat gold op het moment van beëindiging van de dienstbetrekking.
Het in dit lid vermelde geldt alleen indien de toename van de mate van arbeidsongeschiktheid binnen 5 jaar na de beëindiging van de dienstbetrekking plaatsvindt. Ten aanzien van de deelnemers van pensioenuitvoerder 1 geldt het in dit lid bepaalde tevens indien de herverzekeringsovereenkomst tussen de herverzekeraar en pensioenuitvoerder 1 is beëindigd.
11. Ingeval van een reglementswijziging worden voor deelnemers de pensioenaan spraken waarvoor vrijstelling van premiebetaling is verleend, omgezet naar pensioenaanspraken met vrijstelling van premiebetaling volgens de nieuwe pensioenregeling, waarbij de actuariële waarde gelijk blijft.
12. Na beëindiging van de dienstbetrekking vóór de pensioendatum, met de geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemer:
a. blijven de laatstelijk vastgestelde pensioenaanspraken gehandhaafd voor het gedeelte waarvoor vrijstelling van premiebetaling is verleend en wel voor zover en zolang de arbeidsongeschiktheid daarna uit dezelfde oorzaak onafgebroken blijft voortduren. Voor het deel van de pensioenaanspraken waarvoor geen vrijstelling van premiebetaling is verleend, worden, per de datum van beëindiging van de dienstbetrekking, premievrije pensioenaanspraken toegekend conform het bepaalde in het artikel waarin de aanspraken bij beëindiging van de dienstbetrekking zijn beschreven.
b. blijft het recht op vrijstelling van premiebetaling, als omschreven in de verzekeringsvoorwaarden, bestaan voor een deelne mer die op de dag voorafgaand aan de datum van uitdiensttreding recht heeft op loondoorbetaling wegens ziekte of een uitkering ontvangt krachtens de Ziektewet en in aansluiting daarop recht kan doen gelden op een WIA - of een WAO-uitkering, mits dit bij beë indiging van de dienstbetrekking door de deelnemer bij de pensioenuitvoerder is gemeld.
13. De (gewezen) deelnemer is verplicht:
a. 46 weken en 104 weken na de eerste dag van ziekte, de pensioenuitvoerder hiervan in kennis te stellen, indien hij op dat moment no g arbeidsongeschikt is. Voor deelnemers zal de werkgever deze melding verzorgen.
b. alle door de herverzekeraar nodig geoordeelde gegevens, waaronder de uitkeringsbescheiden van de WIA of de WAO binnen 4 weken na ontvangst van deze bescheiden van het UWV aan de herverzekeraar te verstrekken of te doen verstrekken. Desgevraagd dient de deelnemer daartoe het UWV, de daarbij behorende adviserende en administrerende instanties, alsmede de Arbo -dienst waar de werkgever bij aangesloten is, te machtigen;
c. geen feiten of omstandigheden, die voor de vaststelling van de vrijstelling van premiebetaling van belang zijn, te verzwijgen, dan wel feiten of omstandigheden onjuist of onvolledig weer te geven;
d. de pensioenuitvoerder onmiddellijk op de hoogte te stellen van het ge hele of gedeeltelijke herstel, dan wel van de gehele of gedeeltelijke hervatting van de werkzaamheden;
e. de pensioenuitvoerder onmiddellijk te informeren over wijzigingen in de uitkeringsverplichting krachtens de WIA of de WAO, onder overlegging van de daar op betrekking hebbende uitkeringsbescheiden van de WIA of de WAO.
14. Indien de in lid 13 genoemde tijdstippen met meer dan 1 maand worden overschreden, wordt de aanvangsdatum van een eventuele vrijstelling van premiebetaling met de termijn van de te late xxx xxxx uitgesteld.
Aanspraken bij beëindiging van het deelnemerschap
Artikel 15
1. Bij beëindiging van het dienstverband voor de pensioendatum, anders dan door overlijden, verkrijgt de gewezen deelnemer recht op premievrije evenredige pensioenaanspraken op levenslang respectievelijk tijdelijk ouderdomspensioen, levenslang partnerpensioen en wezenpensioen.
Deze pensioenaanspraken zijn gelijk aan de pensioenaanspraken, zoals deze zouden bedragen bij ongewijzigde voortzetting van de deelneming aan de pensioenregeling, verminderd met de aanspraken, zoals deze onder dezelfde veronderstelling zouden zijn verkregen over de periode vanaf de beëindiging van het dienstverband tot de pensioenrichtdatum.
Xxxxxxx deze pensioenaanspraken bij de beëindiging van het dienstverband nog niet volledig zijn gefinancierd, komen de hieraan verbonden kosten voor rekening van de pensioenuitvoerder.
2. Indien het dienstverband met de geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemer voor de pensioenrichtdatum wordt beëindigd, worden, met inachtn eming van het bepaalde in het artikel "Vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid", de laatstelijk vastgestelde pensioenaanspraken geheel of gedeeltelijk gehandhaafd voor het gedeelte waarvoor vrijstelling van premiebetaling is verleend.
3. Bij beëindiging van het dienstverband, anders dan door overlijden of pensionering, heeft de gewezen deelnemer de mogelijkheid om zijn premievrije aanspraak op levenslang ouderdomspensioen, vastgesteld op basis van lid 1, gedeeltelijk uit te ruilen in een (ho gere) aanspraak op levenslang partnerpensioen.
De hoogte van de aanspraak op levenslang partnerpensioen, inclusief bijzonder partnerpensioen, bedraagt maximaal 70% van de aanspraak op levenslang ouderdomspensioen die na uitruil resteert.
Een aanspraak op verevend levenslang ouderdomspensioen ten behoeve van een gewezen partner, als bedoeld in het artikel “Verevening pensioenrechten bij scheiding”, kan niet uitgeruild worden.
De aanspraken op een zelfstandig recht op pensioen als gevolg van conversie als b edoeld in de Wet verevening bij scheiding worden niet in de uitruil betrokken.
Bij het vervallen van het recht op vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid als gevolg van revalidatie bestaat het recht op uitruil zoals hierboven staat aangeg even voor het deel van de aanspraken op levenslang ouderdomspensioen waarvoor dit recht vervalt.
Het verlies aan pensioenaanspraken dat het gevolg is van de uitruil van pensioenaanspraken kan niet worden gecompenseerd.
4. Bij beëindiging van het deelnemersc hap, anders dan door overlijden, vervalt de aanspraak op tijdelijk partnerpensioen.
5. Van de premievrije pensioenaanspraken wordt een bewijsstuk aan de gewezen deelnemer verstrekt.
6. Indien de aanspraak op levenslang en of tijdelijk ouderdomspensioen van ee n gewezen deelnemer bij het einde van het dienstverband lager is dan het op basis van de Pensioenwet toegestane bedrag van afkoop, dan zal de pensioenuitvoerder gebruik maken van het wettelijk recht om deze pensioenaanspra(a)k(en), met inbegrip van de aans praak op levenslang partnerpensioen en wezenpensioen, twee jaar na het einde van het dienstverband, of op de eerdere pensioendatum, af te kopen, tenzij voordien door de
gewezen deelnemer een opgave van zijn pensioenaanspraken in het kader van een wettelijk e waardeoverdracht aan de pensioenuitvoerder van zijn nieuwe werkgever is gevraagd.
Anticumulatie
Artikel 16
1. Ingeval de som van het (tijdelijk) ouderdomspensioen en/of arbeidsongeschiktheidspensioen, eventuele overige door de werkgever verzekerde inkomensvoorzienin gen bij arbeidsongeschiktheid en de uitkeringen krachtens wettelijke arbeidsongeschiktheidsvoorzieningen tot de 65 -jarige leeftijd meer bedraagt dan 80% van het pensioengevend salaris van het tijdelijk ouderdomspensioen, dan zal het (tijdelijk) ouderdomspensioen tot de 65 -jarige leeftijd zodanig worden verminderd dat het totaal van de uitkeringen 80% van vorenbedoeld pensioengevend salaris bedraagt.
Voor de gewezen deelnemer wordt het vorenbedoeld pensioengevend salaris na beëindiging van het dienstverband jaarlijks geïndexeerd op dezelfde wijze als omschreven in artikel
9 lid 1.
2. Indien de dienstbetrekking evenwel eindigt vóór de datum waarop de deelnemer daadwerkelijk met pensioen gaat, wordt de vermindering uitsluitend toegepast indien betrokkene zowel op de datum van beëindiging van de dienstbetrekking als op de pensioendatum recht heeft op een uitkering krachtens wettelijke arbeidsongeschiktheidsvoorzieningen en wordt onder pensioengevend salaris van het tijdelijk ouderdomspensioen verstaan het jaarlij ks op basis van artikel 12, lid 1 aangepaste pensioengevend salaris zoals dat laatstelijk gold voor de beëindiging van de dienstbetrekking.
3. De verlaging wordt toegepast vóórdat vervroeging, uitstel, uitruil of anderszins flexibilisering van uitkeringen ka n worden toegepast. Het bedrag van de verlaging wordt bepaald alsof voor de gewezen deelnemer geen uitkeringsflexibiliteit van toepassing is.
4. Het bedrag van de verlaging van het (tijdelijk) ouderdomspensioen wordt herzien bij een wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid.
5. Indien sprake is van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, zijn de voorgaande bepalingen uitsluitend van toepassing op het gedeelte van het ingaande pensioen dat kan worden toegewezen aan de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.
6. De anticumulatiebedragen worden vastgesteld op de datum respectievelijke data van ingang van het (tijdelijk) ouderdomspensioen.
Aanspraken bij ouderschapsverlof, onbetaald verlof en zorgverlof
Artikel 17
1. De gedurende de periode van ouderschapsverlof, onbetaald verl of of zorgverlof als bedoeld in de CAO, verzekerde pensioenen, alsmede de tijdens deze periode te verwerven pensioenaanspraken, worden berekend alsof geen ouderschapsverlof, onbetaald verlof of zorgverlof zou zijn genoten. Voor het onbetaald verlof en het zorgverlof geldt hierbij een maximum van 6 maanden.
2. Na vorenbedoelde periode van 6 maanden zal het partner - en wezenpensioen gedurende de resterende periode van het onbetaald verlof op risicobasis worden verzekerd
zodat het onbetaald verlof geen invloed heeft op de hoogte van het levenslang partner - en wezenpensioen.
3. De kosten van de pensioenvoorziening tijdens de periode van ouderschapsverlof, o nbetaald verlof of zorgverlof komen voor rekening van de werkgever. De deelnemer blijft gedurende de periode van ouderschapsverlof, onbetaald verlof of zorgverlof gehouden de eigen bijdrage te voldoen alsof hij geen ouderschapsverlof , onbetaald verlof of zorgverlof zou hebben genoten, waarbij voor het onbetaald verlof en het zorgverlof dit geldt voor de eerste 6 maanden.
Scheiding en levenslang partnerpensioen
Artikel 18
1. De vrouw of man, van wie de partnerrelatie met een deelnemer eindigt door scheiding, verkrijgt onder de naam van bijzonder levenslang partnerpensioen een zodanige premievrije aanspraak op levenslang partnerpensioen, als de deelnemer zou hebben verkregen, indien op het tijdstip van de scheiding de deelneming aan de in dit pensio enreglement omschreven pensioenregeling zou zijn geëindigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 15.
De vrouw of man ontvangt een bewijs van de aanspraak.
2. De vrouw of man, van wie de partnerrelatie met een gewezen deelnemer of gepensioneerde eindigt door scheiding, verkrijgt onder de naam van bijzonder levenslang partnerpensioen een zodanige premievrije aanspraak op levenslang partnerpensioen als de gewezen deelnemer of gepensioneerde heeft verkregen bij het eindigen van de deelneming. De vrouw of man ontvangt een bewijs van de aanspraak.
3. Het eerste lid en tweede lid zijn niet van toepassing indien de (gewezen) deelnemer dan wel de gepensioneerde en de partner bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van een geregistreerd partnerschap, of bij een schrifte lijk gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen.
De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van de pensioenuitvoerder is gehecht, dat deze bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.
4. Het in dit artikel bedoelde bijzondere levenslang partnerpensioen gaat in en eindigt op overeenkomstige wijze als het op grond van deze pensioenregeling uit te keren levenslang
partnerpensioen ingaat en eindigt overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 lid 1.
5. Indien de aanspraak op bijzonder levenslang partnerpensioen van een gewezen partner lager is dan het op basis van de Pensioenwet toegestane bedrag van afkoop, zal de pensioenuitvoerder gebruik maken van het wettelijk recht om de aansp raak op bijzonder partnerpensioen af te kopen.
Wet verevening pensioenrechten bij scheiding
Artikel 19
1. De vrouw of man, van wie het huwelijk met een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde eindigt door echtscheiding, bij scheiding van tafel en bed dan wel bij beëind iging van het geregistreerd partnerschap, heeft overeenkomstig het bepaalde in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding na de pensioeningang recht op uitbetaling van 50% van het tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap opgebouwde levenslan g en/of tijdelijk ouderdomspensioen van de deelnemer, mits de scheiding na 1 mei 1995 heeft plaatsgevonden.
Een verzoek tot uitbetaling door de pensioenuitvoerder dient hiertoe binnen twee jaar na scheiding door de pensioenuitvoerder te zijn ontvangen do or middel van het modelformulier “Mededeling van scheiding in verband met verdeling van ouderdomspensioen”.
2. Voor de verdeling als bedoeld in het vorige lid, kan worden afgeweken indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de (voormalig) (geregistr eerde) partners bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van een geregistreerd partnerschap, echtscheidingsconvenant of schriftelijk gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding anders zijn
overeengekomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan d e overeenkomst een verklaring van de pensioenuitvoerder is gehecht, waarin is vastgelegd dat de pensioenuitvoerder bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.
Waardeoverdracht
Artikel 20
1. De gewezen deelnemer heeft het recht om bij een in dividuele beëindiging van het dienstverband, anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioendatum, de waarde van de pensioenaanspraken die zijn opgebouwd bij de werkgever over te dragen aan een andere pensioenuitvoerder , één en ander met inachtn eming van het bepaalde bij of krachtens de Pensioenwet.
Het verzoek tot waardeoverdracht moet door de gewezen deelnemer bij de ontvangende pensioenuitvoerder gedaan worden binnen zes maanden na de aanvangsdatum van de deelneming aan de pensioenregeling bij de nieuwe werkgever.
2. De deelnemer heeft het recht om bij aanvang van deelname aan deze pensioenregeling de bij een vorige werkgever opgebouwde pensioenaanspraken, over te dragen aan de pensioenuitvoerder, één en ander met inachtneming van het bepaalde bi j of krachtens de Pensioenwet .
Het verzoek tot waardeoverdracht moet door de deelnemer bij de pensioenuitvoerder
worden gedaan binnen zes maanden na de aanvangsdatum van de deelneming aan de pensioenregeling.
3. De overdrachtswaarde wordt conform de wettelij ke rekenregels aangewend voor het aankopen van extra aanspraken op levenslang en tijdelijk ouderdomspensioen en levenslang partnerpensioen.
De aanspraak op wezenpensioen wordt als gevolg van de waardeoverdracht verhoogd. Het wezenpensioen zal na de verhog ing 14% van het levenslang ouderdomspensioen bedragen.
Wijziging of intrekking van de pensioenregeling
Artikel 21
1. De in dit pensioenreglement omschreven pensioenregeling kan door het bestuur met inachtneming van het bepaalde in de statuten worden gewijzigd of inget rokken na overleg met de CAO-partijen. Met name kan hiervan gebruik worden gemaakt in geval van:
- wijziging van bestaande algemeen verplichte wettelijke regelingen ter zake van ouderdoms-, partner-, wezen- en of arbeidsongeschiktheidspensioen;
- enig nieuwe algemeen verplichte wettelijke regeling ter zake van ouderdoms -, partner-, wezen- en of arbeidsongeschiktheidspensioen wordt ingevoerd;
- de verplichtstelling van enig bedrijfstakpensioenfonds op de betrokken deelnemers van toepassing wordt.
2. Bij wijziging of intrekking van de pensioenregeling blijven de ten tijde van de wijziging of intrekking reeds verkregen aanspraken op pensioen gehandhaafd.
Informatieplicht
Artikel 22
1. De pensioenuitvoerder verstrekt de deelnemer, binnen drie maanden na de start van de verw erving van de pensioenaanspraken een startbrief. Door middel van de startbrief wordt de deelnemer geïnformeerd over:
a. de inhoud van de pensioenregeling;
b. de toeslagverlening;
c. het recht van de deelnemer om bij de pensioenuitvoerder het voor hem geldende pensioenreglement op te vragen;
d. omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van de pensioenuitvoerder;
e. het recht van de deelnemer om bij de pensioenuitvoerder een verzoek in te dienen voor een berekening van de effecten van uitruil op zijn of haar pensioenaanspraak.
2. Jaarlijks verstrekt de pensioenuitvoerder aan de deelnemer:
a. een opgave van de hoogte van het tot en met dat jaar opgebouwde pensioen;
b. een opgave van het te bereiken pensioen als de pensioenopbouw ongewijzigd wordt voortgezet tot de pens ioendatum;
c. informatie over de toeslagverlening;
d. een opgave van de aan het desbetreffende of het voorafgaande deelnemersjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig de Wet inkomstenbelasting 2001 en daarop berustende bepalingen.
3. Een keer in de vijf jaar verstrekt de pensioenuitvoerder aan de gewezen deelnemer en de gew ezen partner:
a. een opgave van de hoogte van het tot en met dat jaar opgebouwde pensioen;
b. informatie over de toeslagverlening;
c. informatie over een wijziging van het t oeslagbeleid binnen drie maanden na die wijziging.
4. Jaarlijks verstrekt de pensioenuitvoerder aan de pensioengerechtigde:
x. een opgave van zijn of haar pensioenuitkering;
b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op levenslang partnerpensioen;
c. informatie over toeslagverlening;
d. informatie over een wijziging van het toeslagbeleid binnen drie maanden na die wijziging.
5. De pensioenuitvoerder verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde of hun vertegenwoordigers op verz oek:
a. het pensioenreglement;
b. het jaarverslag en de jaarrekening van de pensioenuitvoerder;
c. de uitvoeringsovereenkomst;
d. andere in lagere regelgeving op grond van de Pensioenwet opgenomen onde rwerpen.
6. De pensioenuitvoerder verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer en de gewezen partner op verzoek informatie die specifiek voor hem of haar relevant is.
7. De pensioenuitvoerder verstrekt de gewezen deelnemer op verzoek een opgave van de hoogte van zijn of haar opgebouwde pensioenaanspraken.
8. De pensioenuitvoerd er kan een vergoeding vragen voor informatie als bedoeld in lid 5 onder
b. tot en met d. en lid 7.
9. Bij aanvang en einde van de dienstbetrekking brengt de werkgever de deelnemer op de hoogte van de mogelijkheid van waarde -overdracht.
10. De (gewezen) deelneme r, de pensioengerechtigde en overige belanghebbenden zijn verplicht aan de werkgever en aan de pensioenuitvoerder alle inlichtingen en gegevens te verstrekken, welke de wer kgever dan wel de pensioenuitvoerder voor een goede uitvoering van het pensioenreglement of voor een juiste uitbetaling van de pens ioenen nodig heeft.
11. Bij in gebreke blijven van de (gewezen) deelnemer, de pensioengerechtigde of over ige belanghebbenden kan de hieruit voor de werkgever en/of de pensioenuitvoerder ontstane schade worden ver haald op de (gewezen) deelnemer respectievelijk de pensioeng erechtigde. Voorts kan de ten gevolge van dit in gebreke blijven de voor de (gewezen) deelnemer, de pensioengerechtigde of overige belanghebbenden ontstane schade niet worden verhaald op de werkgever, de pensioenuitvoerder en of de herverzekeraar.
Aanpassing vanwege fiscale voorschriften
Artikel 23
Als de Belastingdienst deze pensioenregeling afkeurt en/of de belastingrechter na eventueel bezwaar en beroep beslist dat de pensioenregeling niet aan de fiscale regels voldoet, zal deze regeling direct en met terugwerkende kracht tot de datum van invoering of laatste wijziging
worden aangepast. De wijzigingen mogen alleen betrekking hebben op de onderdelen die niet voldoen aan de Wet op de loonbelasting 1964. De beslissing om in bezwaar en beroep te gaan tegen een besluit van de Belastingdienst berust bij de werkgever.
Afwijkende regeling
Artikel 24
In bijzondere gevallen, ter beoordeling van de werkgever, kan er na overleg met de deelnemer en in overleg met de pensioenuit voerder en/of de herverzekeraar, ten gunste worden afgeweken van het bepaalde in dit pensioenreglement. De werkgever zal de afwijkende regeling schriftelijk vastleggen.
Onvoorziene gevallen
Artikel 25
In alle gevallen, waarin dit pensioenreglement niet voorziet, be slist de werkgever in overleg met de pensioenuitvoerder en/of de herverzekeraar.
Uitkeringen van de pensioenen
Artikel 26
1. De pensioenen worden uitgekeerd in maandelijkse gelijke termijnen bij achterafbetaling. Alle pensioenuitkeringen worden gedaan in euro’s.
2. Indien het levenslang ouderdomspensioen, levenslang partnerpensioen en/of het tijdelijke partnerpensioen van de partner en/of het wezenpensioen ten behoeve van de kinderen op het moment van ingang lager is dan het op basis van de Pensioenwet toegestane bedra g van afkoop, zal de pensioenuitvoerder het wettelijk recht om dit (deze) pensioen(en) af te kopen.
3. Het uit te keren bedrag wordt verminderd met de bedragen die als gevolg van wettelijke voorschriften ingehouden moeten worden.
Korting pensioenaanspraken en pensioenrechten door pensioenuitvoerder 2
Artikel 27
1. Pensioenuitvoerder 2 kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien:
a. De technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt;
b. De pensioenuitvoerder niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en
Alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om uiterlijk binnen een jaar te voldoen aan het bepaalde in artikel 131 van de Pensioenwet betreffende het minimaal vereist eigen vermogen.
2. De pensioenuitvoerder 2 informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van de pensioenaanspraken en pensioenrechte n.
3. De vermindering, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, werkgever en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
Geen verjaring ten gunste van de pensioenuitvoerder
Artikel 28
Een rechtsvordering tegen de pensioenuitvoerder tot het doen van een pensioenuitkering verjaart niet bij leven van de pensioengerechtigde.
Klachten
Artikel 29
Een (gewezen) deelnemer, (gewezen) partner en/ of pensioengerechtigde die ten opzichte van de pensioenuitvoerder een klacht heeft over de uitvoering van de pensioenregeling, kan deze klacht schriftelijk indienen bij de pensioenuitvoerder. De inhoud van de klachtenprocedure is
opgenomen in de Algemene voorwaarden.
Inwerkingtreding
Artikel 30
Dit pensioenreglement is in werking getreden op 1 januari 2009 en vervangt het voorgaande pensioenreglement.
..........., .............................
Utrecht, Stichting Pensioenfonds Achmea
Driebergen, Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverz ekeraars (SBZ)
Bijlage 1: Voorwaarden levenslang partnerpensioen voor ongehuwd samenwonenden
De ongehuwde, niet geregistreerd samenwonende deelnemer, die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding voert heeft aanspraak op een levenslang partnerpens ioen indien voldaan wordt aan de onderstaande voorwaarden.
1. Als partner wordt beschouwd de man of vrouw met wie de (gewezen) deelnemer onmiddellijk voor diens overlijden een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd mits aan alle navolgende voorwaa rden is voldaan:
- de partner is niet bloed - of aanverwant van de (gewezen) deelnemer in de rechte linie of in de tweede graad van de zijlinie;
- de (gewezen) deelnemer en de partner zijn beiden ongehuwd of ongeregistreerd;
- de (gewezen) deelnemer en de partner voeren uitsluitend met elkaar en eventueel met hun kinderen een gemeenschappelijke huishouding;
- de gemeenschappelijke huishouding is aangevangen vóór de pensioendatum;
- de (gewezen) deelnemer en de partner hebben zich uitsluitend wegens de tussen hen bestaande affectieve relatie tegenover elkaar verbonden elkaar het nodige te verschaffen.
2. De (gewezen) deelnemer, die aan alle in lid 1 omschreven voorwaarden voldoet, dient zich bij de werkgever c.q. de herverzekeraar c.q. pensioenuitvoerder 2 te melden on der overlegging van:
- een uittreksel uit het bevolkingsregister en – indien de werkgever of de herverzekeraar
c.q. pensioenuitvoerder 2 zulks verlangt – uit de registers van de burgerlijke stand, waaruit blijkt dat aan de aan lid 1 omschreven voorwaarden is voldaan;
- een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst of een gewaarmerkt uittreksel hiervan waarin tenminste zijn opgenomen:
- de volledige namen en geboortedata van de (gewezen) deelnemer en de partner;
- een regeling met betrekking tot de verdeling van de kosten van de gemeenschappelijke huishouding.
3. De (gewezen) deelnemer dient in te staan voor de juistheid van de gegevens, zoals die in de notarieel verleden samenlevingsovereenkomst of het gewaarmerkte uittreksel hiervan zijn vermeld. Aan het vereis te van een notarieel verleden akte hoeft niet worden voldoen indien de gemeenschappelijke huishouding aantoonbaar reeds vijf jaar of langer bestaat.
Bijlage 2 Voorwaarden uitkeringsflexibiliteit behorende bij Pensioenreglement II
Artikel 1 Definities
1. Uitkeringsflexibiliteit: a) de (gedeeltelijke) onderlinge ruil tussen levenslang
partnerpensioen en levenslang ouderdomspens ioen;
b) het (gedeeltelijk) vervroegen dan wel (gedeeltelijk) uitstellen van de pensioendatum;
c) de (gedeeltelijke) onderlinge ruil van levenslang ouderdomspensioen en tijdelijk o uderdomspensioen;
d) variatie in de hoogte van het tijdeli jk en/of levenslang ouderdomspensioen.
2. Fiscaal minimale franchise: 10/7 van het bedrag dat wordt gesteld op de voor dat jaar
geldende uitkeringen voor gehuwde personen zonder toeslag, als omschreven in artikel 9, lid 1, onderdeel b en lid 5, onderdeel b, van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met vakantietoeslag;
3. Laatste pensioengrondslag: het laatste pensioengevend salaris voor levenslang
ouderdomspensioen verminderd met de fiscaal min imale franchise;
4. Gemiddelde parttimefactor: het met de dee lnemerstijd gewogen gemiddelde van de
parttimefactoren van de voor de pensioenberekening meetellende deelnemerstijd;
5. 100% -norm: het laatste pensioengevend salaris verminderd met het bedrag dat wordt gesteld op de voor dat jaar geldende uitkeringen voor gehuwde personen zonder toeslag, als omschreven in artikel 9, lid 1, onderdeel b en lid 5, onderdeel b, van de Alg emene Ouderdomswet, vermeerderd met vakantieto eslag;
6. 70% -norm: 70% van de 100% -norm;
7. VUT-uitkering: een VUT-uitkering zoals bedoeld in de fiscale wet - en
regelgeving;
Voor zover in deze bijlage niet anders is bepaald gelden de definities uit artikel 1 van pensioenreglement II.
Artikel 2 Algemene bepalingen
1. Deze voorwaarden maken onderdeel uit van pensioenreglement II.
2. De in deze bijlage opgenomen bepalingen zijn van toepassing indien gebruik wordt g emaakt van de in artikel 10 van pensioenreglement II opgenomen mogelijkheid om gebruik te maken van uitkeringsflexibiliteit.
3. De mogelijkheden van uitkeringsflexibiliteit worden gerealiseerd op basis van algemeen actuarieel aanvaarde sekseneutrale grondslagen.
4. De mogelijkheid tot het (gedeeltelijk) vervroegen dan wel (gedeeltelijk) uitstellen van de pensioendatum is alleen mogelijk met instemming van de werkgever, passend binnen de mogelijkheden in deze bijlage en met inachtneming van de fiscale wet - en regelgeving.
5. Uitsluitend de tijdsevenredige pensioenaanspraken, naar evenredigheid van de vermindering van de dienstbetrekking, worden voor de toepassing van uitkeringsflex ibiliteit in aanmerking genomen. Voor zover deze aanspraken op basis van meer dan één rekenrente zijn gefinancierd, worden de aanspraken naar evenredigheid van de per rekenrente gefinancierde aanspraken in de berekeningen betrokken.
6. De uitkeringsflexibili teit dient zich te voltrekken tussen de eerste van de maand waarin de deelnemer de 55 -jarige leeftijd bereikt en de eerste van de maand waarin de deelnemer de 65 -jarige leeftijd bereikt met uitzondering van de variatie in uitkeringshoogte die zich ook na de 65-jarige leeftijd mag voordoen.
De pensioenuitkering zal altijd ingaan op de eerste dag van de maand.
7. Voor de vaststelling van de grenzen van uitkeringsflexibiliteit wordt, met inachtneming van de fiscale wet - en regelgeving, uitsluitend rekening g ehouden met de salariselementen die onderdeel uitmaken van het laatste pensioengevend sal aris voor het levenslang en het tijdelijk ouderdomspensioen en met de gemiddelde parttimefa ctor.
8. Uitsluitend de pensioenaanspraken die uit hoofde van de dienstbetrekking bij de werkgever op grond van pensioenreglement II zijn opgebouwd respectievelijk op grond van artikel 8 en 19 van pensioenreglement II zijn ingebracht, worden in de berekeningen b etrokken.
9. Uitkeringsflexibiliteit is niet van toepassing op de aanspraken o p bijzonder partnerpens ioen van de gewezen partner en op de aanspraken op een zelfstandig recht op ouderdomspensioen als gevolg van conversie na echtscheiding.
10. Uitkeringsflexibiliteit is niet van toepassing op een pensioenaanspraak die, of vóór of ná toepassing van uitkeringsflexibiliteit op de pensioendatum gelijk is aan of minder is dan het in de Pensioenwet opgenomen toegestane bedrag voor a fkoop van een gering pensioen.
11. Uitkeringsflexibiliteit is niet van toepassing op het deel van de pensioenaanspraa k waarvoor premievrijstelling is verleend . In deze situatie bestaat uitsluitend recht op uitruil van het uitruilbare levenslange partnerpensioen naar een hoger levensl ang ouderdomspensioen op de pensioenrichtdatum.
12. Bij de sekseneutrale herberekening van de pensioenaanspraken als gevolg van gemaakte keuzen inzake uitkeringsflexibiliteit wordt de volgorde a, b, c en d uit artikel 1 lid 1 gehanteerd.
13. De aanspraken op pensioen die worden afgeleid van het levenslange ouderdomspensioen worden niet beïnvloed door keuze voor uitkeringsflexibiliteit. Het levenslange partnerpensioen wordt uitsluitend gewijzigd indien een uitruilkeuze ter zake wordt gemaakt.
14. Indien de toepassin g van de bepalingen in deze voorwaarden op enig moment zou leiden tot een niet fiscaal aanvaardbare situatie, dan worden de uitkomsten (voorzover mogelijk) door de pensioenuitvoerder herrekend naar een fiscaal aanvaardbare situatie.
15. Indien gekozen wordt v oor een optie waarbij de ingangsdatum van het levenslange en/ of tijdelijke ouderdomspensioen wordt vervroegd of uitgesteld, vindt een sekseneutrale herschikking plaats en wordt een tijdelijk ouderdomspensioen berekend met een uitkeringsduur tot 65 jaar of eerder overlijden en een levenslang ouderdomspensioen va naf 65 jaar.
15. Voor zover dit het gevolg is van waardeoverdracht mogen het levenslange ouderdomspensioen en het levenslange partnerpensioen meer bedragen dan de 100% -norm respectievelijk de 70% -norm.
16. Voor zover dit het gevolg is van variabele salariselementen mogen het levenslange ouderdomspensioen en het levenslange partnerpensioen meer bedragen dan de 100% -norm respectievelijk de 70% -norm.
Artikel 3 Uitruil
1. Op de pensioendatum of de d atum waarop het levenslange ouderdomspensioen ingaat kan het levenslange partnerpensioen (gedeeltelijk) worden uitgeruild voor een hoger of eerder ingaand levenslang ouderdomspensioen. Voorzover dit het gevolg is van de ruil van het levenslange partnerpens ioen mag het levenslange ouderdomspensioen meer bedragen dan de 100% -norm.
2. Op de pensioendatum of de datum waarop het levenslange ouderdomspensioen ingaat kan het levenslange ouderdomspensioen (gedeeltelijk) worden uitgeruild voor een hoger levenslang partnerpensioen. Het levenslang partnerpensioen mag na uitruil van een deel van het levenslange ouderdomspensioen niet hoger worden dan het levenslange ouderdomspensioen na de uitruil. Het levenslang partnerpensioen mag na de uitruil tevens niet meer bedragen dan de 70% -norm.
3. Het levenslange ouderdomspensioen en het tijdelijke ouderdomspensioen kunnen onderling worden geruild. Na de uitruil mag het tijdelijke ouderdomspensioen maximaal 100% van het laatste pensioengevend salaris voor het tijdelijke oude rdomspensioen, vermenigvuldigd met de gemiddelde parttimefactor bedragen. Na de uitruil mag het levenslange ouderdomspensioen meer bedragen dan de 100% -norm.
4. Het verlies aan pensioen dat het gevolg is van de ruil van pensioenaanspraken kan niet worden gecompenseerd.
Artikel 4 Vervroeging
1. De (gewezen)deelnemer kan eerder met pensioen dan op de pensioenrichtdatum.
2. Indien je er voor kiest voor je 60 -jarige leeftijd met pensioen te gaan, dan dient jouw dienstbetrekking te zijn beëindigd.
3. Het vervroegen is ook mogelijk in combinatie met de uitruil van levenslang naar tijdelijk ouderdomspensioen.
4. Indien het tijdelijke ouderdomspensioen ingaat op of na de 60 -jarige leeftijd van de deelnemer, dan mag de uitkering na de vervroeging samen met een VUT -uitkering niet hoger worden dan 85% van het naar fulltime basis omgerekende laatste pensioengevend salaris voor tijdelijk ouderdomspensioen vermenigvuldigd met de gemi ddelde parttimefactor.
5. Indien het tijdelijke ouderdomspensioenpensioen ingaat vóór de 60 -jarige leeftijd van de deelnemer, dan mag de uitkering na de vervroeging samen met een VUT -uitkering niet hoger worden dan 85% van het naar fulltime basis omgerekende laatste pensioengevende salaris voor tijdelijk ouderdomspensioen vermenigvuldigd met de gemiddelde parttimefactor
ingaande op 60 -jarige leeftijd, herrekend naar de gewenste ingang sleeftijd.
Artikel 5 Uitstel
1. De deelnemer kan later met pensioen dan op de pensioenrichtdatum.
2. Het uitstellen is mogelijk indien en voor zover de deelnemer in dienst van de werkgever blijft. I ndien de deelnemer kiest voor een pensioendatum die ligt na de 62 -ste verjaardag,
dan is daarvoor to estemming van de werkgever nodig indien de arbeidsovereenkomst voor 1 januari 2000 respectievelijk 1 januari 2001 voor werknemers oorspronkelijk in dienst van Staal Bank N.V., Achmea Hypotheekbank N.V. , PVF Nederland N.V. en Royal Sun & Alliance, is gesloten.
3. Het uitstellen is ook mogelijk in combinatie met uitruil van tijdelijk in levenslang ouderdomspensioen.
4. Voor het gedeelte van de dienstbetrekking dat na het uitstel in stand blijft, zal de opbouw van pensioen en de risicodekking worden voortgezet conform een (parttime) deelnemer.
Na uitstel vindt er voor het tijdelijke ouderdomspensioen geen voortgezette pensioenopbouw en financiering plaats.
5. Het tijdelijke ouderdomspensioen mag na het uitstel samen met een V UT-uitkering niet hoger worden dan 100% van het naar fulltime basis omgerekende laatste pensioengevend salaris voor tijdelijk ouderdomspensioen ve rmenigvuldigd met de gemiddelde parttimefactor. Het meerdere wordt uitgeruild in levenslang ouderdomspensioen.
6. Het levenslange ouderdomspensioen mag na het uitstel samen met de door uitruil van tijdelijk ouderdomspensioen verkregen aanspraak op levenslang ouderdomspensioen niet hoger worden dan de 100% -norm.
7. Uitsluitend voor zover dit het gevolg is van de ruil levenslang partnerpensioen of van een waardeoverdracht mag het levenslange ouderdom spensioen meer bedragen dan de 100% - norm.
8. Uitsluitend voor zover dit het gevolg is waardeoverdracht mag het levenslange partnerpensioen meer bedragen dan de 70% -norm.
Artikel 6 Deeltijdpensionering
1. De (gewezen)deelnemer kan het levenslange en tijdelijke ouderdomspensioen gedeeltelijk laten ingaan.
Met betrekking tot deze gedeeltelijke ingang zijn de bepalingen in deze voorwaarden van overeenkomstige toepass ing.
De tijdsevenredige aanspraken op levenslang en tijdelijk ouderdomspensioen worden naar evenredigheid van afname van de parttimefactor aangewend voor pension ering.
2. Deeltijdpensionering dient te worden gerealiseerd in maximaal 3 stappen.
3. Voor het gedeelte van de dienstbetrekking dat na het uitstel in stand blijft, zal de opbouw van pensioen en de risicodekking worden voortgezet conform een (parttime) deelnemer.
Voor het tijdelijke ouderdomspensioen vindt de voortgezette pensioenopbouw en financiering plaats op basis van de gekozen pensioendatum.
Artikel 7 Variatie in de hoogte van de pensioenuitkering
1. De (gewezen)deelnemer heeft eenmalig het recht om bij ingang van de eerste uitkering van (tijdelijk) ouderdomspensioen variatie aan te brengen in de hoogte van de uitkering van het jaarlijkse (tijd elijk) ouderdomspensioen. Er kan een variatie in de hoogte van de uitkering
worden aang ebracht zodanig dat de laagste uitkering van het tijdelijke ouderdomspensioen respectievelijk het leven slange ouderdomspensioen niet minder bedraagt dan de 75% van de hoogste uitkering van het tijdelijke ouderdomspensioen respectievelijk het levenslange ouderdomspensioen. De variatie dient z odanig te zijn dat de uitk eringen of een stijgend verloop hebben of een dalend verloop. Het maximum aantal uitkeringsniveaus is 3, zowel voor het tijdelijke als voor het levenslange o uderdomspensioen.
2. Voor zover dit het gevolg is van het variabiliseren van de uitkering mag het levenslange ouderdomspensioen méér bedragen dan de 10 0% -norm. De uitkering van het tijdelijk ouderdomspensioen mag niet meer bedragen dan het naar fulltime basis omgerekende pensioengevend salaris voor tijdelijk ouderdomspensioen vermenigvuldigd met de gemiddelde parttimefa ctor.
Artikel 8 Schriftelijke kennisgeving en toestemming van de partner
1. Het verzoek voor gebruik maken van één of meer mogelijkheden van uitkeringsflexibiliteit dient ten minste 6 maanden voor de gewenste ingangsdatum bij de werkgever te worden ingediend. De kennisgeving dient ten m inste 2 maanden vóór de (deeltijd)pensioendatum in het bezit van de pensioenuitvoerder te zijn en deze dient alle benodigde keuzes met betrekking tot een juiste uitvoering van de uitkeringsflexibiliteit te o mvatten.
Alle beslissingen van de (gewezen) deel nemer met betrekking tot de uitkeringsflexibil iteit zijn onherroepelijk na ontvangst van de schriftelijke kennisgeving hiervan door de herverzek eraar
c.q. pensioenuitvoerder 2. De kennisgeving dient ondertekend te zijn door de (gewezen) deelnemer en als blijk van schriftelijke toeste mming door de partner van de (gewezen) deelnemer in die gevallen als bedoeld in de Pensioenwet .
2. Bij het ontbreken van tijdige schriftelijke kennisgeving zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel, zal bij (gewezen) dee lnemers zonder een aan de herverzekeraar c.q. pensioenuitvoerder 2 bekende partner het uitruilbare levenslange partnerpensioen worden omgezet in aanvullende aanspraken op leven slang ouderdomspensioen en voor (gewezen) deelnemers met een aan de herverzekeraa r c.q. pensioenuitvoerder 2 bekende partner zal het uitruilbare levenslange partnerpensioen ongewijzigd worden gehandhaafd; dit kan niet meer worden uitgeruild.
Artikel 9 Sekseneutrale factoren
1. De diverse mogelijkheden van uitkeringsflexibiliteit wo rden gerealiseerd met behulp van sekseneutrale factoren. In onderstaande tabellen worden deze factoren op basis van de leeftijd in jaren opgenomen. Voor de feitelijke berekeningen worden deze door de herverzekeraar c.q. pensioenuitvoerder 2 vastgesteld in jaren en maanden.
In principe worden deze factoren voor vijf jaren vastg esteld. Op basis van ervaringscijfers of dwingend rechtelijke voorschriften kan het bestuur eerder besluiten de sekseneutrale factoren te herzien.
2. Tabel voor vervroeging van gelijkblijvend levenslang ouderdomspensioen ingaande 65 jaar
Gekozen ingangsleeftijd | Ruilvoet bij rekenrente 3% | Ruilvoet bij rekenrente 4% |
55 | 51,1% | 47,6% |
56 | 54,2% | 50,9% |
57 | 57,6% | 54,5% |
58 | 61,3% | 58,4% |
59 | 65,4% | 62,7% |
60 | 69,9% | 67,5% |
61 | 74,7% | 72,7% |
62 | 80,1% | 78,5% |
63 | 86,1% | 84,9% |
64 | 92,6% | 92,0% |
Onder ruilvoet wordt verstaan de te verkrijgen aanspraak op gelijkblijvend levenslang ouderdomspensioen met de gekozen ingangsleeftijd, uitgedrukt in een percentage van de beschikbaar gestelde tijdsevenredige aansp raak op gelijkblijvend levenslang ouderdomspensioen ingaande op 65 jaar. De ruilvoet is daarnaast afhankelijk van de voor de betreffende verzekering geldende reke nrente.
Bijvoorbeeld voor op 4% rekenrente gefinancierde aanspraken geldt dat een gelijkblij vende levenslange uitkering van € 78,50 per jaar met ingangsleeftijd 62 verkregen kan worden per
€ 100 beschikbaar gesteld jaarlijks gelijkblijvend levenslang ouderdomspensioen met pensioenleeftijd 65.
3. Tabel voor omzetting van gelijkblijvend tijdelijk ouderdomspensioen van 62 tot 65 jaar naar gelijkblijvend tijdelijk ouderdomspensioen met gekozen ingangsleeftijd en eindleeftijd uitkering 65 jaar
Gekozen ingangsleeftijd | Ruilvoet bij rekenrente 3% | Ruilvoet bij rekenrente 4% |
55 | 25,8% | 24,9% |
56 | 29,3 % | 28,4% |
57 | 33,7% | 32,8% |
58 | 39,3% | 38,5% |
59 | 46,8% | 46,1% |
60 | 57,4% | 56,8% |
61 | 73,3% | 73,0% |
62 | 100,0% | 100,0% |
63 | 153,3% | 154,0% |
64 | 313,3% | 316,4% |
Onder ruilvoet wordt verstaan de te verkrijgen aanspraak op gelijkblijvend tijdelijk ouderdomspensioen met gekozen ingangsleeftijd en eindleeftijd uitkering 65, uitgedrukt in een percentage van de beschikbaar gestelde tijdsevenredige aanspraak op gelijkblijvend tijdelijk ouderdom spensioen ingaand en eindigend op de reglementaire leeftijd. De r uilvoet is daarnaast afhankelijk van de voor de betreffende verzekering geldende rekenre nte.
Bijvoorbeeld voor op 4% rekenrente gefinancierde aanspraken geldt dat een uitkering van gelijkblijvend tijdelijk ouderdomspensioen van € 154,00 per jaar met ingangsleeftijd 63 en eindleeftijd 65 jaar verkregen kan worden per € 100 beschikbaar gesteld jaarlijks gelijkblijvend ti jdelijk ouderdomspensioen met ingangsleeftijd 62 en eindlee f tijd 65 jaar.
4. Tabellen voor omzetting van gelijkblijvend levenslang ouderdomspensioen met ingangsleeftijd 65 jaar naar gelijkblijvend tijdelijk ouderdomspensioen uit te keren van de gekozen ingangsleeftijd tot 65 jaar.
Gekozen ingangsleeftijd | Ruilvoet bij rekenrente 3% | Ruilvoet bij rekenrente 4% |
55 | 104,6% | 91,6% |
56 | 118,6% | 103,9% |
57 | 136,2% | 120,0% |
58 | 159,0% | 140,8% |
59 | 189,4% | 168,7% |
60 | 232,2% | 207,9% |
61 | 296,6% | 266,9% |
62 | 404,2% | 365,5% |
63 | 619,7% | 563,2% |
64 | 1266,7% | 1157,0% |
Onder ruilvoet wordt verstaan de te verkrijgen aanspraak op gelijkblijvend tijdelijk ouderdomspensioen uit te keren vanaf de gekozen ingangsleeftijd tot 65 jaar, uitgedrukt in een percentage van de beschikbaar gestelde tijdsevenredige aanspraak op geli jkblijvend
levenslang ouderdomspensioen met ingangsleeftijd 65 jaar. De ruilvoet is daarnaast afhankelijk van de voor de betreffende verzekering geldende r ekenrente.
Bijvoorbeeld voor op 4% rekenrente gefinancierde aanspraken geldt dat een gelijkblijven de uitkering van tijdelijk ouderdomspensioen vanaf 62 tot 65 jaar van € 365,50 per jaar verkregen kan worden per € 100 beschikbaar gesteld jaarlijks gelijkblijvend levenslang ouderdomspensioen met ingangsleeftijd 65 jaar.
5. Tabellen voor omzetting van gelijkblijvend tijdelijk ouderdomspensioen met eindleeftijd 65 jaar naar gelijkblijvend levenslang ouderdomspensioen uit te keren vanaf 65 jaar van de deelnemer.
Ingangsleeftijd tijdelijk ouderdomspensioen | Ruilvoet bij rekenrente 3% | Ruilvoet bij rekenrente 4% |
55 | 95,5% | 109,6% |
56 | 84,2% | 96,1% |
57 | 73,3% | 83,2% |
58 | 62,8% | 70,9% |
59 | 52,7% | 59,2% |
60 | 43,0% | 48,0% |
61 | 33,7% | 37,4% |
62 | 24,7% | 27,3% |
63 | 16,1% | 17,7% |
64 | 7,8% | 8,6% |
Onder ruilvoet wordt verstaan de te verkrijgen aanspraak op gelijkbl ijvend levenslang ouderdomspensioen uit te keren vanaf 65 jaar, uitgedrukt in een percentage van de beschikbaar gestelde tijdsevenredige aanspraak op gelijkblijvend tijdelijk ouderdomspensioen met de ingangsleeftijd volgens de tabel en eindleeftijd 65 jaar . De ruilvoet is daarnaast afhankelijk van de voor de betreffende verzekering geldende rekenre nte.
Bijvoorbeeld voor op 4% rekenrente gefinancierde aanspraken geldt dat een gelijkblijvende uitkering van levenslang ouderdomspe nsioen vanaf 65 jaar van € 27,30 per jaar verkregen kan worden per € 100 beschikbaar gesteld jaarlijks gelijkblijvend tijdelijk ouderdomspensioen met ingangslee ftijd 62 en eindleeftijd 65 jaar.
6. De ruilvoet voor uitruil van gelijkblijvend levenslang par tnerpensioen naar gelijkblijvend levenslang ouderdomspensioen bedraagt 21,5%.
Onder ruilvoet wordt verstaan de te verkrijgen aanspraak op gelijkblijvend l evenslang ouderdomspensioen ingaande op de 65 -jarige leeftijd, uitgedrukt in een percentage van de beschikbaar gestelde aa nspraak op gelijkblijvend tijdsevenredig levenslang partnerpensioen.
7. De ruilvoet voor uitruil van gelijkblijvend levenslang ouderdomspensioen met ingangsleeftijd 65 jaar naar gelijkblijvend levenslang partnerpensioen voor de par tner van de deelnemer bedraagt 465,1%.
Onder ruilvoet wordt verstaan de te verkrijgen aanspraak op gelijkblijvend levenslang (niet uitruilbaar) partnerpensioen voor de partner, uitgedrukt in een percentage van de
beschikbaar gestelde aanspraak op gelijkbl ijvend tijdsevenredig levenslang ouderdomspensioen ingaande op de 65 -jarige leeftijd.
Bijvoorbeeld bij een ingangsleeftijd van 65 jaar geldt dat een gelijkblijvend levenslang (niet uitruilbaar) partnerp ensioen van € 465,10 per jaar kan worden verkregen per € 100 beschikbaar gesteld direct ingaand gelijkblijvend levenslang ouderdomspe nsioen.
Bijlage 3: Toeslagverlening na beëindiging overeenkomst werkgever en pensioenuitvoerder behorende bij Pensioenreglement II
In de bijzondere situatie dat de overeenkomst tussen werkgever en pensioenuitvoerder wordt beëindigd gelden afwijkende afspraken voo r de toeslag:
Pensioenuitvoerder 1 (Stichting Pensioenfonds Achmea)
Binnen pensioenuitvoerder 1 geldt de volgende toeslagregeling. Alle pensioenaanspraken worden beschouwd als pensioenrechten en pensioenaanspraken van gewezen deelnemers bij
pensioenuitv oerder 1 inclusief eventuele aanspraken uit de liquidatie van Stichting Pensioenfonds PVF Nederland.
De bijbehorende verzekeringen worden gezien als verzekeringen van gepensioneerden en gewezen deelnemers.
Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken van gewezen deelnemers bij pensioenuitvoerder 1 wordt jaarlijks per 1 januari een toeslag verleend van maximaal het prijsindexcijfer 1. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de pensioenrechten en pensioenaanspraken van gewezen deelnemers bij pensi oenuitvoerder 1 worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
Pensioenuitvoerder 2 (Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zo rgverzekeraars SBZ)
Binnen pensioenuitvoerder 2 geldt de volgende toeslagregeling. Alle pensioenaanspraken worden beschouwd als pensioenrechten en pensioenaanspraken van gewezen deelnemers bij pensioenuitvoerder 2.
Op de pensioenrechten en pensioenaansp raken van gewezen deelnemers bij pensioenuitvoerder 2 wordt jaarlijks per 1 januari een toeslag verleend van maximaal het prijsindexcijfer 2. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de pensioenrechten en pensioenaanspraken van gewezen deelnemers bij pensioenuitvoerder 2 worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
Er is geen recht op een toeslag en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslagen zullen worden verleend. Besluiten in het verleden om toeslagen te verlenen vormen geen garantie voor te verlenen toeslagen in toekomstige jaren.