→ Pellets van houtmassa biobrandstof →
CV PELLETKACHEL AQUA 20 MG-SERIE VOOR VERWARMING
Instructies voor gebruik, onderhoud en installatie
→ Pellets van houtmassa biobrandstof →
INSTRUCTIES VOOR AANSLUITING, BEDIENING EN ONDERHOUD VAN DE KACHEL
Verwarmingsapparatuur (in deze handleiding ‘kachels’ genoemd) van Lafat Komerc ltd. (in deze handleiding ‘producent' genaamd) wordt geassembleerd en getest in overeenstemming met de veiligheid en de toepasselijke maatregelen en voorschriften van de Europese Gemeenschap.
Deze handleiding is bedoeld voor gebruikers van de kachel, leveranciers die de kachels installeren, personeel dat de kachel onderhoud, zoals weergegeven op de voorpagina van de handleiding.
Als u iets in deze handleiding niet begrijpt, neemt u dan contact op met onze professionele service of een erkend servicecentrum Vermeld hierbij dan altijd het nummer van het hoofdstuk waar u moeite mee heeft.
Het uitprinten, vertalen en reproduceren, ook gedeeltelijk, van deze handleiding is onderhevig aan een licentie van de producent, wat betekent dat de producent deze handelingen goed dient te keuren. De technische informatie, afbeeldingen en specificaties in deze handleiding mogen niet aan derden worden verstrekt.
WAARSCHUWING:
BELANGRIJK: Het aansluiten van het apparaat op de elektrische installatie dient te worden uitgevoerd door gekwalificeerd en bevoegd personeel in overeenstemming met de geldende voorschriften.
Dit apparaat is niet bedoeld voor gebruik door personen (met inbegrip van kinderen) met beperkte fysieke, motorische en mentale capaciteiten, of personen met een beperkte kennis en ervaring bij afwezigheid van de persoon die verantwoordelijk is voor hun veiligheid of zorg.
Het is kinderen niet toegestaan om met dit apparaat spelen.
DUBBEL VERBRANDINGSSYSTEEM
De vlam die door de juiste verbranding van de pellets in de kachel ontstaat, geeft dezelfde hoeveelheid koolstofdioxide (CO2) af als de CO2 die zou vrijkomen door natuurlijke verrotting van hout.
De hoeveelheid koolstofdioxide (CO2) die wordt verkregen door verbranding of afbraak van een plantenmassa komt overeen met de hoeveelheid koolstofdioxide (CO2) die de plantenmassa uit het milieu kan halen en kan omzetten in lucht en koolstof van de planten tijdens de hun gehele leven.
Het gebruik van niet-hernieuwbare fossiele brandstoffen (kolen, olie, gas) geeft, in tegenstelling tot wat er met het hout gebeurt, enorme hoeveelheden koolstofdioxide (CO2) vrij die sinds miljoenen jaren zijn opgeslagen waardoor een broeikaseffect ontstaat. Het gebruik van hout als brandstof is daarom perfect in balans met het milieu, omdat het hout als hernieuwbare brandstof in ecologische harmonie is met de natuur.
Door gebruik te maken van het principe van schone verbranding bereiken we deze doelstellingen volledig, reden waarom de producent zijn ontwikkeling en alle activiteiten heeft gericht op het bereiken van dit doel.
Wat beschouwen we als schone verbranding, en hoe werkt het?
Het regelen en aanpassen van de primaire lucht en het injecteren van de secundaire lucht veroorzaakt secundaire verbranding, ook wel naverbranding genoemd, die een secundaire vlam oplevert die van nature lichter van kleur en sterker is dan de primaire vlam De toevoeging van nieuwe zuurstof (ingebracht door de lucht) maakt verdere verbranding mogelijk van gassen die in eerste instantie niet volledig zijn verbrand. Dit verhoogt de thermische efficiëntie aanzienlijk en het vermindert de schadelijke uitstoot van koolmonoxide (CO) aangezien de onvolledige verbranding tot een minimum wordt beperkt. Dit zijn de basiskenmerken van deze kachels en andere producten van de producent.
INHOUDSOPGAVE
1. TECHNISCHE KENMERKEN VAN DE KACHEL 5
2. HET DOEL VAN DEZE HANDLEIDING 7
3. VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE FABRIKANT 7
3.1 ALGEMENE KARAKTERISTIEKEN VAN DE GEBRUIKERS 7
3.2 TRANSPORT EN GEBRUIK VAN DE KACHEL - BEHANDELING 8
3.3 VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE INSTALLATEUR 8
4. INSTALLATIE - INSTALLATIE XXX XX XXXXXX 0
4.3 ISOLATIE EN DE DIAMETER VAN DE OPENING (GAT) OP HET DAK (OF IN DE MUUR) 14
4.4 LUCHTTOEVOER VERBRANDING 18
4.5 ELEKTRICITEIT AANSLUITEN 19
6. VEILIGHEIDSMAATREGELEN VOOR PERSONEEL 20
6.1 VEILIGHEIDSMAATREGELEN VOOR DE GEBRUIKERS 21
7. VEILIGHEIDSRICHTLIJNEN VOOR HET AANTSTEKEN EN REINIGEN VAN DE KACHEL 22
7.1 HET ROUTINEMATIG REINIGEN EN ONDERHOUDEN DOOR DE GEBRUIKER VAN DE KACHEL 22
7.2 REINIGING EN ONDERHOUD (voor onderhoudspersoneel) 25
8. BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE 26
9. DE KWALITEIT VAN DE PELLETS IS ZEER BELANGRIJK 27
9.1. HET OPSLAAN VAN PELLETS 27
10. AANSLUITEN VAN DE HYDRAULISCHE INSTALLATIES 28
12.3. AUTOMATISCH XXXXXXXXXXXX 00
13. INSTALLEREN EN AANSTEKEN 31
14. PRAKTISCHE INSTRUCTIES EN TIPS VOOR HET GEBRUIK VAN HET VERWARMINGSSYSTEEM 31
15. VULLEN MET HOUTEN PELLETS 32
16. BESCHRIJVING EN WERKWIJZE VAN HET CONTROLESYSTEEM 33
16.1. BESCHRIJVING VAN HET TOUCH DISPLAY 33
16.2. GEBRUIK EN CONTROLEREGELING 36
16.4. DE BOILER AAN- en UITZETTEN 39
16.5. HET TIJDGESTUURDE PROGRAMMA INSTELLEN 40
18. STORINGEN - OORZAKEN - OPLOSSINGEN 49
19. INFORMATIE OVER AFVOEREN (WEGGOOIEN) EN DEMONTAGE (UIT ELKAAR HALEN) VAN DE XXXXXX
.................................................................................................................................................................... 51 20. LOOPTIJD VAN DE GEGARANDEERDE SERVICE ..................................................................................... 51
1. TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN AQUA 20
1. Afmetingen van de kachel:
- diepte 720 mm
- breedte 565 mm
- hoogte 1035 mm
2. Diameter van de schoorsteendoorvoer 80 mm
3. Diameter van de buitenluchtinlaat in de muur 60 mm
4. De hoogte vanaf de vloer tot de as van de schoorsteenaansluiting 230 mm
5. Maximum kachelvermogen (uitstraling van het water inbegrepen) 20 kW.
6. Uitstraling kachelvermogen op maximaal vermogen 1,50 kW.
7. De kracht van een waterverwarmer bij maximaal vermogen 18,5 kW.
8. Het maximale verbruik 4,5 kg/u.
9. Mate van efficiëntie bij maximaal vermogen 93,3%
10. Minimum kachelvermogen (uitstraling van het water inbegrepen) 6 kW.
11. Uitstraling kachelvermogen op minimaal vermogen 0,90 kW.
12. De kracht van de waterverwarmer bij minimaal vermogen 5,1 kW.
13. Het minimale verbruik 1,42 kg/u.
14. Mate van efficiëntie bij minimaal vermogen 93,3%
15. Minimale luchtaanzuiging 5 Pa.
16. Optimale luchtaanzuiging 10 Pa.
17. Te verwarmen volume.........................................................................................................150 - 300 m3
18. De capaciteit van het trechtervormige brandstofreservoir 30 kg
19. De maximale werkingstijd met een volledig gevuld reservoir 21 u.
20. De minimale werkingstijd met een volledig gevuld reservoir 6 u.
21. Maximaal uitgangsvermogen 000 X.
00. Voltage en frequentie 220 V./50 Hz.
23. Het gewicht van de kachel:
- netto 205 kg
- bruto 210 kg
24. Waterinhoud van de boiler 36 l.
Terugloop- leiding | |
Pomp | |
Rookgas- afvoer |
Heet Water- leiding
Voorkant
Glazen deur
Luchtinlaatopening
Brander
Rookgas- aansluiting
Elektronica
Veilig- heids- klep
Voeding
6
2. HET DOEL VAN DEZE HANDLEIDING
Het doel van de instructies is de gebruiker in staat te stellen alle noodzakelijke maatregelen te nemen die een veilig en correct gebruik van de kachel te garanderen.
Deze handleiding weerspiegelt de constructie op het moment dat de kachel op de markt werd gebracht. Daarom houdt de producent geen rekening met kachels die al op de markt waren, ook al hebben deze de juiste technische documentatie en beschouwt hij deze kachels als defect of ontoereikend na enige vorm van wijziging, aanpassing of toepassing van nieuwe technologieën op nieuw geproduceerde machines.
De inhoud van deze handleiding dient zorgvuldig te worden gelezen en bestudeerd. Het is noodzakelijk om alle instructies in deze handleiding strikt op te volgen. Alle informatie in deze handleiding is van belang in verband met de juiste aansluiting, het gebruik en het onderhoud van uw kachel.
Daarom moet deze handleiding zorgvuldig worden bewaard in verband met de nodige instructies in het geval van problemen of vragen.
Indien de kachel aan iemand anders wordt gegeven of doorverkocht, dient de nieuwe eigenaar ook deze handleiding te ontvangen.
Als u uw handleiding bent kwijtgeraakt, kan de fabrikant u een nieuw exemplaar ter hand stellen.
3. VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE FABRIKANT
Bij het geven van deze instructies aanvaardt de producent geen enkele civielrechtelijke of wettelijke aansprakelijkheid, direct of indirect, in geval van:
• ongevallen veroorzaakt door het niet naleven van de normen en specificaties uit deze handleiding
• ongevallen veroorzaakt door onjuist gebruik van de kachel door de gebruiker
• ongevallen die het gevolg zijn van modificaties en reparaties die niet zijn goedgekeurd door de producent
• gebrekkig onderhoud
• onvoorziene gebeurtenissen
• ongevallen als gevolg van het gebruik van reserveonderdelen die niet origineel waren of niet bedoeld waren voor het betreffende model van de kachel.
De verantwoordelijkheid voor de aansluiting wordt verondersteld geheel te liggen bij de installateur - contractant.
3.1 ALGEMENE KARAKTERISTIEKEN VAN DE GEBRUIKERS
De gebruiker van het apparaat dient over de volgende karakteristieken te beschikken:
• hij dient een volwassen en verantwoordelijk persoon te zijn
• hij dient specifieke technische kennis te hebben die nodig is voor het routineonderhoud van de elektrische en mechanische componenten van de kachel.
KINDEREN MOGEN NIET IN DE BUURT VAN DE KACHEL KOMEN OF ERMEE SPELEN TERWIJL DEZE BRANDT.
3.2 TRANSPORT EN GEBRUIK VAN DE KACHEL - HANTERING
Wanneer u de kachel verplaatst, dient u voorzichtig te zijn en te voorkomen dat de kachel naar voren kantelt. Dit omdat de vuurkorf van de kachel aan de voorkant zit.
Tijdens het transport van de kachel, dat volledig veilig moet zijn, dient u te zorgen dat de heftruck een groter draagvermogen heeft dan het gewicht van de kachel die hij moeten tillen. Vermijd trillende en schokkende bewegingen.
ALLE VERPAKKINGEN MOETEN OP EEN DUSDANIGE WIJZE WORDEN VERWIJDERD DAT DEZE ZICH BUITEN HET BEREIK VAN KINDEREN BEVINDEN, OMDAT DE MATERIALEN DIE ZICH IN HET PAKKET BEVINDEN KUNNEN LEIDEN TOT VERSTIKKING BIJ KINDEREN. DIT BETREFT PLASTIC ZAKKEN, PLASTIC INPAKMATERIAAL, POLYSTYREEN, ENZ.
3.3 VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE INSTALLATEUR
Het behoort tot de verantwoordelijkheden van de installateur om alle testen uit te voeren met betrekking tot de rookgasafvoer, luchttoevoer, en alle andere zaken die benodigd zijn om uw kachel aan te sluiten (installeren).
Het behoort tot de verantwoordelijkheden van de installateur om de kachel aan te passen aan de lokale voorschriften die van toepassing zijn op de plaats waar de kachel wordt aangesloten (geïnstalleerd).
Het gebruik van de kachel moet in overeenstemming zijn met de gebruiks- en onderhoudsinstructies, en met alle beveiligingsnormen die zijn opgesteld in de lokale regelgeving die van toepassing is wanneer de kachel is aangesloten (geïnstalleerd).
De installateur dient te controleren (verifiëren):
• het type kachel dat moet worden aangesloten
• of de ruimte waar de kachel zal worden geïnstalleerd overeenkomt met de capaciteit van de kachel, hetgeen wordt uitgedrukt in de minimale afmetingen die vereist zijn voor installatie, die uiteengezet zijn door de fabrikant van de kachel
• de warmtegenerator
• instructies van de fabrikant met betrekking tot de vereisten voor rookafvoersystemen (buizen en pijpen voor rookafvoer)
• de interne doorsnede van de schoorsteen, het materiaal waarvan de schoorsteen is gemaakt, de uniforme dwarsdoorsnede,
• dat er geen verstoringen en obstakels in de schoorsteen aanwezig zijn
• de hoogte en verticale uitbreiding van de schoorsteen
• de hoogte op de plaats waar de kachel wordt aangesloten
• het bestaan en de geschiktheid van de beschermende laag van de schoorsteen die bestand moet zijn tegen wind
• het veiligstellen van de externe luchttoevoer en de grootte van de noodzakelijke openingen
• het gelijktijdige gebruik van de kachel die verbonden moet worden met andere apparatuur die al op die plaats aanwezig is.
Als de resultaten van alle bovenstaande controles positief zijn, kan verder worden gegaan met het aansluiten van de kachel. Zorg dat u de instructies van de fabrikant van de kachel opvolgt, evenals de normen voor brandbeveiliging en de geldende veiligheidsnormen.
Als u klaar bent met installeren, moet de kachel gedurende minstens 30 minuten in proefmodus worden gezet om te testen of hij goed werkt.
Wanneer de installatie en belangrijke stappen zijn voltooid dient de installateur de klant het volgende verstrekken:
• instructies voor gebruik en onderhoud door de fabrikant van de kachel (in geval deze instructies niet bij de kachel zijn geleverd)
• de documentatie die nodig is om te voldoen aan de bestaande normen.
4. INSTALLATIE - INSTALLATIE VAN DE KACHEL
De verantwoordelijkheid voor het werk dat wordt uitgevoerd op de plaats van installatie ligt volledig bij de gebruiker.
Voordat u de kachel inschakelt dient de installateur te voldoen aan alle wettelijke veiligheidsnormen, en aan de volgende vereisten:
• controleren of de installatie van de kachel voldoet aan de lokale, nationale en Europese voorschriften
• controleren of de locatie van installatie van de kachel voldoet aan de vereisten die in deze handleiding worden genoemd
• de installatie van rookafvoerpijpen
• controleren of de luchtinlaat overeenkomt met het type van de geïnstalleerde kachel
• controleren of de elektrische verbindingen niet bestaan uit tijdelijke en/of niet-geïsoleerde elektrische snoeren
• de effectiviteit van elektrische systemen voor aarding evalueren
• altijd persoonlijke beschermingshulpmiddelen en -materialen gebruiken die zijn voorgeschreven door lokale voorschriften
• altijd voldoende serviceruimte overlaten voor onderhoud en reparatie van de kachel.
We raden u aan om de kachel alleen uit te pakken wanneer deze op de plek staat waar deze zal worden geïnstalleerd.
De kachel bevindt zich op plastic poten bevestigd met M10-bouten (4 stuks) die in de onderkant van de kachel zijn geschroefd. Bij de schroeven zitten draadmoeren van M10 mm op de plastic onderdelen. De poten worden helemaal tot aan de voet van de kachel opgedraaid. Na het uitpakken van de kachel, als u deze op de plaats heeft gezet waar hij zal worden geïnstalleerd, is het noodzakelijk om alle poten los te schroeven zodat de totale hoogte van de vloer tot de voet van de kachel ongeveer 25 mm is. Wanneer u klaar bent met het nivelleren van de kachel, die horizontaal moet staan, draait u de moeren vast met sleutel nr. 17, die dicht bij de onderkant van de kachel moet komen. Houd tegelijkertijd het plastic deel van de poten vast en draai de moer aan. De hoogte van ongeveer 25 mm van de vloer tot aan de onderkant, is nodig voor een betere luchtcirculatie en voor het koelen van de kachel. Op deze manier beschermt u de kachel tegen oververhitting en verlengt u zijn levensduur.
Figuur 1: Poten van de kachel
Als de omringende muren en/of vloeren zijn gemaakt van materialen die niet bestand zijn tegen hitte, dient u te zorgen voor adequate bescherming met behulp van onbrandbaar isolatiemateriaal.
Zorg er altijd voor dat er een veilige afstand is (van ongeveer 45 cm) tussen de kachel en meubilair, huishoudelijke apparaten, enz. Om een vloer te beschermen die gemaakt is van brandbare materialen, raden wij u aan een metalen plaat op de vloer onder de kachel te plaatsen met een dikte van 3 - 4 mm, doe tot 30 cm voor de kachel reikt.
De kachel moet verplicht op minstens 25 cm afstand van de omringende muren staan. Laat altijd minstens 15 cm vrij tussen de achterkant van de kachel en de muur om een goede luchtcirculatie mogelijk te maken, of om de lucht goed te kunnen laten stromen in die zone.
Als de kachel is geïnstalleerd in een keuken met bestaande apparaten voor het afzuigen van lucht of als deze in een ruimte wordt geplaatst met apparaten die vaste brandstof gebruiken (zoals een houtkachel), zorg er dan altijd voor dat de hoeveelheid lucht die de ruimte binnen kan komen voldoende is om een veilige werking van de kachel te garanderen.
Als een rookkanaal door het plafond gaat moet deze op de juiste manier thermisch geïsoleerd worden met behulp van onbrandbaar isolatiemateriaal. Wanneer de kachel op zijn plaats wordt gezet, moet die waterpas worden gesteld met behulp van de poten.
LET OP!
Het rookkanaal mag niet worden aangesloten op:
• een rookkanaal dat wordt gebruikt door een andere warmtegenerator (boilers, ovens, open haarden, kachels, enz.)
• het luchtverversingssysteem (roosters, ventilatieopeningen, enz.), ook als het systeem in de afvoerpijp wordt geplaatst.
LET OP!
Het is verboden om afsluiters te installeren voor de luchtstroming (kleppen die luchtstromen of tocht kunnen voorkomen).
LET OP!
Als het rookafvoerkanaal een slechte trek veroorzaakt voor een luchtstroom (veel bochten, onjuiste manier van het afvoeren van rook, vernauwingen, enz.) kan de rookafvoer slecht zijn, of niet zo goed als hij hoort te zijn.
Het rookafvoersysteem van de kachel werkt met onderdruk in de verbrandingskamer van de kachel en met lichte druk van de rookafvoerpijp. Het is erg belangrijk dat het rookafvoersysteem hermetisch gesloten is (afgedicht). Dit vereist het gebruik van een gladde buis aan de binnenkant. U dient bovenal de situatie en de structuur van de kamer zorgvuldig te bestuderen voor de rookafvoerpijp door de wanden en het dak, zodat de installatie van leidingen op de juiste manier wordt uitgevoerd in overeenstemming met de normen voor brandveiligheid.
U dient er als eerste voor zorgen dat de ruimte waar de kachel zich bevindt, voldoende lucht krijgt voor de verbranding. Het is raadzaam om regelmatig controles uit te voeren om te zorgen dat de verbrandingslucht rechtstreeks naar de verbrandingskamer gaat. De kachel werkt op 220 V ~ 50 Hz. Zorg dat het netsnoer zich niet onder de vuurkorf en uit de buurt van de kachel bevindt, dat deze niet in de buurt van hete plekken komt en geen scherpe randen raakt die het snoer zouden kunnen beschadigen. Als de kachel elektrisch overbelast raakt, kan dit een nadelige invloed hebben op de levensduur van de elektronica van de kachel.
Schakel de stroomtoevoer nooit uit door aan de stekker te trekken wanneer er vlammen in de kachel aanwezig zijn. Dit kan de goede werking van de kachel in gevaar brengen.
De rookafvoer dient te geschieden in overeenstemming met de geldende regelgeving. De pijp voor de afvoergassen moet goed worden afgedicht (zie afbeelding 2-9).
Voor de rookafvoer kan men ook een klassieke bakstenen schoorsteen gebruiken, en schoorstenen kunnen ook bestaan uit buizen die goed geïsoleerd zijn (dubbele wand) en goed afgedicht om te voorkomen dat er condens in ontstaat.
De afvoerpijp mag absoluut niet worden aangesloten op andere systemen van welke aard dan ook, zoals systemen waarbij de rook wordt verwijderd uit de verbrandingskamer, uitlaatroosters of luchtdistributiesysteem Ook mag de rookafvoerpijp niet in een gesloten kast worden geplaatst of semi- gesloten ruimte zoals een garage, smalle gang, ondergrondse gang of dergelijke plaatsen. Wanneer de kachel op de afvoerpijp is aangesloten, is het noodzakelijk om ter controle de hulp van een professionele schoorsteenveger in te roepen. De schoorsteen mag namelijk geen enkele scheur of barst vertonen, niet eens de allerkleinste. Als zich scheuren in de schoorsteen bevinden, dient de pijp voor afvoer van de rook voor een goede werking te worden verpakt in isolerend materiaal.
Voor dit doel kunnen massieve pijpen worden gebruikt van geschilderd staal (minimale dikte 1,5 mm) of roestvrij staal (minimale dikte 0,5 mm).
Een rookafvoersysteem (schoorsteen) van metalen pijpen moet geaard zijn in overeenstemming met de geldende normen en voorschriften. Aarden is wettelijk verplicht.
De aardleiding van de schoorsteen moet worden gescheiden van de aardleiding van de kachel.
De rookafvoerpijp moet worden uitgevoerd in overeenstemming met de normen met betrekking tot de afmetingen en materialen die worden gebruikt voor de constructie ervan (figuur 2).
A) De bovenkant van de schoorsteen moet bestand zijn tegen wind.
B) De maximale doorsnede is 15 x 15 cm of een diameter van 15 cm, met een maximale hoogte van 4 - 5 m
C) Pakking/afgedicht.
D) Inspectieopening - voor controle.
Rookafvoerpijpen die zich in een slechte staat bevinden of die gemaakt zijn van ongeschikte materialen (asbestcement, gegalvaniseerde plaat, enz. met ruwe of poreuze oppervlakken), zijn ontoereikend en brengen de goede werking van de kachel in gevaar.
De rook kan worden afgevoerd via een klassieke afvoerpijp (zie volgende figuur), op voorwaarde dat deze aan de volgende eisen voldoet:
- Controleer het onderhoud van de afvoerpijpen of schoorstenen. Als de rookafvoerpijp oud is, moet deze worden vervangen door een nieuwe. Als de schoorsteen is beschadigd, dient deze gerepareerd te worden of herbouwd door een stalen buis aan te brengen die op de juiste manier is geïsoleerd met minerale wol.
- De rook kan direct in de rookafvoerpijp (schoorsteen) worden geloosd als deze een doorsnede heeft van maximaal 15 x 15 cm, of een diameter van maximaal 15 cm, en als deze een afsluitbare opening heeft voor controle en reiniging.
- Als de schoorsteen een grotere doorsnede heeft dan 15 x 15 cm of een diameter die groter is dan 15 cm, kan er mogelijk op drie manieren een verhoogde regeling van de trek in de schoorsteen worden aangebracht:
1. Als er op de bodem van de schoorsteen een opening is voor reiniging dient deze gedeeltelijk open te zijn.
2. Steek een stalen buis in de schoorsteen met een diameter van 12 cm, indien er een mogelijkheid voor een dergelijke reparatie van de schoorsteen bestaat.
3. Door bepaalde parameters in de kachel aan te passen. Deze aanpassingen dienen enkel in de vorm van een geautoriseerde service van de producent te worden uitgevoerd.
- Zorg dat de verbinding met de schoorsteen van het huis goed is afgedicht.
- Vermijd contact met brandbaar materiaal (houten balken) dat in alle gevallen moeten worden geïsoleerd met anti-vuur materiaal.
A) Minerale wol.
B) Stalen buizen.
C) Een perifere muur.
De kachel is ontworpen om te worden aangesloten op de schoorsteenpijpleidingen met een diameter van 80 mm Als u geen standaardschoorsteen gebruikt maar een nieuwe schoorsteen, of als u de bestaande schoorsteen wijzigt, gebruikt u geïsoleerde roestvrijstalen buizen (dubbelwandig) met een diameter volgens tabel 1. Flexibele leidingen zijn niet toegestaan.
SYSTEEM TYPE | DIAMETER mm | SYSTEEMAANDUIDING |
Pijplengte minder dan 5 m | 80 | aanvaardbaar |
Pijplengte meer dan 5 m | 120 | verplicht |
Te installeren op plaatsen van 1.200 meter of meer boven zeeniveau | 120 | aanbevolen |
Tabel 1
Figuur 2 Figuur 3
Wanneer u de verbindingspijp tussen de kachel en de afvoeropening voor het rookkanaal moet gebruiken, zorg er dan voor dat u een connector gebruikt (zoals weergegeven in figuur 4a), met schoonmaakdeksel (kap) naast de kachel. Het aanbrengen van deze connector moet het verwijderen van de as die in de pijp wordt geproduceerd mogelijk maken, en de rookafvoerpijp moet af en toe worden gereinigd zonder de pijp te hoeven verwijderen. De rook staat onder lichte druk en daarom is het noodzakelijk om de deksel (kap) te controleren in verband met de reiniging van het afvoersysteem van gassen dat perfect afgedicht is en dient te zijn na elke reiniging. Zorg dat u dezelfde volgorde hanteert voor de montage en controleer de staat van de afdichtingen.
Installeer de schoorsteenpijpen volgens figuur 9.
Het wordt zeer aanbevolen om het gebruik van horizontale verlengingen te vermijden en, indien nodig, te zorgen dat de pijp niet gebogen is maar een hellingshoek van minstens 5% heeft. Het horizontale deel van de afvoerpijp mag in geen geval een lengte van 3 m overschrijden.
Er wordt afgeraden om de rookafvoer rechtstreeks op de kachel aan te sluiten met een horizontaal deel dat langer is dan 1 m Zie figuren 4 - 9. Na de connector (figuur 4a) moet een verticale verlenging van minstens Ø 80 mm worden gebruikt voor minimaal 1 - 1,5 m en pas daarna de horizontale verlenging van Ø 80 mm en een verticale extensie van Ø 80 of Ø 120 mm, afhankelijk van de hoogte van de rookgasafvoer (schoorsteen) zoals getoond in Tabel 1.
Figuur 4a: Schoonmaakelementen
Een ideaal vacuüm hangt voornamelijk af van de afwezigheid van barrières zoals vernauwingen en/of hoekconnectoren. Het is aan te bevelen dat de elleboogstukken 30°, 45° en 90° zijn. Het elleboogstuk van 90° moet drievoudig zijn (figuur 4b).
In elk geval moet gezorgd worden dat het eerste deel van de verticale kachelpijp een lengte heeft van minstens 1,5 m. Alleen op deze manier wordt de juiste afvoer van rookgassen bereikt.
Figuur 4b.
In figuur 5, links, laten we zien hoe een complete schoorsteen (top) eruit moet zien als u twee schoorstenen naast elkaar heeft en in figuur 5, rechts, hoe het eindstuk niet moet zijn.
JA
NEE
Figuur 5
4.3 ISOLATIE EN DE DIAMETER VAN DE OPENING (GAT) OP HET DAK (OF IN DE MUUR)
Nadat u de positie van de kachel heeft bepaald, moet u een gat maken waar het rookkanaal doorheen kan. Dit varieert afhankelijk van het type installatie, de diameter van de afvoerpijp (zie tabel 1) en het type wand of dak waar de pijp doorheen moet. Zie tabel 2. Voor de isolatie moet minerale wol met een nominale dichtheid van meer dan 80 kg/m2 worden gebruikt.
Figuur 6
Ø120
Ø80
REDUCTIE
T-CONNECTIE
KACHEL
MUUR
1. Armatuur 80 > 120
2. Een pijpfitting met bocht
Figuur 7
1
Ø120
2
Ø80
4
5
6
7
3
7
Figuur 8
1. Pijpfitting met bocht
2. Reinigingsrichting
3. Opening, een gat voor onderhoud/inspectie
4. Reinigingsrichting
5. Pijpfitting met bocht
6. Reinigingsrichting
7. Drukdeksel voor reiniging (plug-in)
Figuur 9: De rookgasafvoer monteren
Diameter van de rookafvoerpijp (mm) | |||||
Isolatiedikte | D.80 | D.120 | |||
mm | Diameters van de openingen (gaten) die | ||||
moeten worden gemaakt (mm) | |||||
Houten muren of in | ieder geval | van | |||
brandbaar materiaal ontvlambaar zijn. | of gedeelten | die | 100 | 150 | 190 |
Een betonnen muur of een dak | 50 | 100 | 140 | ||
Een muur of een dak met dakpannen | 30 | 100 | 140 |
Tabel 2: Isolatiedikte voor het deel van het systeem dat door de muur of het dak loopt
Het is bovenal noodzakelijk om te zorgen voor de PERFECTE LUCHTSTROOM (trek) in de leidingen voor de rookafvoer die vrij moeten zijn van obstakels zoals vernauwingen en hoeken. Alle verzettingen van de as moeten een gekantelde baan hebben met een maximale hoek van 450 ten opzichte van de verticale pijp, terwijl 300 de beste oplossing is. Deze verplaatsing kan het best worden uitgevoerd in de buurt van de bovenkant van de schoorsteen die bestand is tegen de wind.
Volgens de voorschriften (de bovenkant van de schoorsteen moet bestand zijn tegen wind, en geschikt zijn voor de afstand en de plaatsing van de kachel) moet aan de afstanden in tabel 3 worden voldaan:
Dakhelling: | De afstand tussen de nok en de schoorsteenkap | Minimale hoogte van de schoorsteen gemeten aan de bovenste uitsparing (aan de achterkant van de schoorsteen) |
α | Afstand in meters | Hoogte in meters |
150 | minder dan 1,85 m meer dan 1,85 m | 0,50 m boven de rand 1,00 m vanaf de helling van het dak |
300 | minder dan 1,50 m meer dan 1,50 m | 0,50 m boven de rand 1,30 m vanaf de helling van het dak |
450 | minder dan 1,30 m meer dan 1,30 m | 0,50 m boven de rand 2,00 m vanaf de helling van het dak |
600 | minder dan 1,20 m meer dan 1,20 m | 0,50 m boven de rand 2,60 m vanaf de helling van het dak |
Tabel 3
Het is echter vereist om te voorzien in een initiële verticale verlenging van 1,5 m (minimum) om een goede afvoer van rook te bewerkstelligen.
4.4 LUCHTTOEVOER VERBRANDING (Figuur 10)
De benodigde lucht voor de verbranding, die uit de omgeving wordt gehaald, moet worden aangevoerd door een enkelvoudig ventilatierooster dat op de buitenmuur van de kamer is gemonteerd. Dit zorgt voor een betere verbranding en dus voor een lager pelletgebruik. Het wordt afgeraden om de buitenlucht direct uit de pijp te laten trekken omdat dit de efficiëntie van de verbranding vermindert. Een ventilatieschacht moet altijd worden uitgerust met een ventilatierooster aan de buitenkant ter bescherming tegen regen, wind en insecten.
Dit gat moet worden gemaakt in de buitenmuur van de kamer waar de kachel zich bevindt.
De toevoer van verbrandingslucht uit een garage, een opslagplaats voor brandbare materialen of een ruimte met een brandrisico is verboden.
De opening van de buitenste toevoer van verbrandingslucht mag niet zijn verbonden door pijpen.
Als zich in de kamer nog andere apparaten voor verwarming bevinden, dan moet de toevoer van verbrandingslucht zorgen voor de hoeveelheid lucht die nodig is voor een juiste werking van het apparaat.
Figuur 10: Minimale openingen voor ventilatieroosters.
Zie de gegevens in tabel 4 voor een juiste en veilige plaatsing van ventilatieroosters. Dit zijn de minimumafstanden voor elke luchtruimte of rookafvoer. De waarde kan de configuratie van de luchtdruk veranderen. Deze moet overeenkomen met de vraag naar lucht om te zorgen dat de opening buitenlucht aantrekt, waardoor de kachel dat niet hoeft te doen.
Het ventilatierooster moet zich op zijn minst bevinden: | ||
1 m | onder | deuren, ramen, gasafvoeren, luchtkamers, etc. |
1 m | horizontaal van | |
0.3 m | boven | |
2 m | van | de rookafvoer |
Tabel 4: De minimale afstand voor de toevoer van verbrandingslucht
Deze kachels moeten worden aangesloten op het elektriciteitsnet. Onze kachels hebben elektrische snoeren die geschikt zijn voor gemiddelde temperaturen. Als u het netsnoer moet vervangen (bijvoorbeeld als dat beschadigd is), neem dan contact op met bevoegd technisch personeel van ons. Houd rekening met het volgende voordat u de elektrische kachel aansluit:
- Dat de eigenschappen van elektrische systemen overeenkomen met de aangegeven informatie op het identificatieplaatje op de kachel.
- Als het rookafvoersysteem van metaal is, moet het een aardklem bevatten in overeenstemming met de bestaande normen en wetgeving. Aarden is wettelijk verplicht.
- Het elektrische snoer mag op geen enkel moment een temperatuur bereiken die hoger is dan 80°C boven de omgevingstemperatuur. Wanneer de kachel op zijn plek is geïnstalleerd, dient een bipolaire schakelaar of een stopcontact gemakkelijk bereikbaar zijn.
- Als de kachel lange tijd niet wordt gebruikt, haalt u dan de stekker uit het stopcontact of u zet de schakelaar uit (0).
Zet de kachel bij storingen of slecht functioneren onmiddellijk uit, of zet de schakelaar uit (0). Neem vervolgens contact op met een erkend servicecentrum
THERMOSTAAT
SCHAKELAAR 0/1
STROOMKABEL
Figuur 11: De thermostaat aansluiten, het aansturen van de pomp
5. BELANGRIJKE INSTRUCTIES
DE VOLGENDE INSTRUCTIES ZIJN VERPLICHT VOOR DE VEILIGHEID VAN MENSEN, DIEREN EN EIGENDOMMEN.
We willen de installateur van de kachel informeren over enkele van de algemene richtlijnen die moeten worden opgevolgd voor een juiste installatie en voor een goede montage van de kachel. Deze normen zijn voorgeschreven, maar niet volledig. Voor verdere en meer gedetailleerde informatie dient u de rest van deze gebruiksaanwijzing te lezen.
• Sluit de kachel aan op een geaard stopcontact. Figuur 12.
• De schakelaar aan de achterkant van de kachel staat op stand 1.
• Laat kinderen of huisdieren niet in de buurt van de kachel komen.
• Gebruik alleen pellets, geen andere brandstoffen.
• Breng alle gebruikers op de hoogte van de mogelijke risico's en gevaren, en leer ze hoe met het apparaat om te gaan.
• Als de kachel op een houten vloer wordt geplaatst, wordt aanbevolen de voet waarop deze staat te isoleren.
De kachel werkt met een verbrandingskamer die onder onderdruk staat. Zorg daarom dat de rook thermisch goed geïsoleerd is.
Wanneer de kachel voor de eerste keer wordt aangezet, verdampt vanwege het stabilisatieproces, een kleine hoeveelheid verf waarmee de kachel bedekt is (dit is niet schadelijk voor de gezondheid). Het is daarom noodzakelijk om de kamer te luchten zodat deze rook kan worden afgevoerd.
Figuur 12
6. VEILIGHEIDSMAATREGELEN VOOR PERSONEEL
ONDERHOUD
De leveranciers die aan het onderhoud werken moeten naast het opvolgen van alle veiligheidsmaatregelen, bovendien:
• Altijd gebruik maken van een veiligheidsuitrusting en persoonlijke beschermingsmiddelen.
• De voeding uitschakelen voordat ze beginnen met werkzaamheden.
• Altijd het juiste gereedschap gebruiken.
• Voordat ze aan het werk gaan, in gedachten houden dat de kachel koud moet zijn en dat de as ook koud moet zijn. Ze moeten er ook op letten dat de handgrepen koud zijn.
• Nooit de kachel aanzetten als ook maar één van de veiligheidsvoorzieningen defect is, niet goed is ingesteld, of niet werkt.
• Breng geen wijzigingen aan, om welke reden dan ook, behalve die wijzigingen die toegestaan zijn en uitgelegd door de fabrikant zelf.
• Gebruik altijd originele reserveonderdelen. Wacht nooit tot de componenten versleten zijn voordat u ze vervangt.
• Het vervangen van versleten onderdelen van de kachel voordat ze ophouden met werken, draagt bij aan het voorkomen van schade die tot ongelukken leidt door plotseling falen of stukgaan van de componenten, wat kan leiden tot ernstige gevolgen voor mensen en/of eigendommen in de buurt van de kachel.
• Maak de vuurkorf schoon voordat u de kachel aansteekt.
• Zorg dat er geen condensatie aanwezig is. Als er condensatie optreedt, laat dit zien dat er water in de afkoelende rook zit.
We raden u aan de mogelijke oorzaken van falen te vinden om regelmatige en correcte werking van de kachel te garanderen.
6.1 VEILIGHEIDSMAATREGELEN VOOR GEBRUIKERS
De plaats waar de kachel moet worden opgesteld, de installatieplaats, moet worden voorbereid volgens de lokale, nationale en Europese voorschriften.
De kachel is een ‘verwarmingsmachine’ die aan de buitenkant erg heet wordt en hoge temperaturen bereikt als hij brandt.
Deze kachel is ontworpen voor brandstof van geperste houtmassa (pellets met een diameter van 5 tot 6 mm, een lengte van 30 mm, en een maximaal vochtgehalte van 8 - 9%).
Het is daarom erg belangrijk om op het volgende te letten wanneer de kachel brandt:
• Kom niet in de buurt van het glas van het deurtje en raak het niet aan, dat kan BRANDWONDEN veroorzaken.
• Kom niet in de buurt van de rookafvoerpijp en raak hem niet aan, dat kan BRANDWONDEN veroorzaken
• Voer geen schoonmaakacties uit.
• Open het deurtje niet, want de kachel werkt alleen goed als dat gesloten is.
• Gooi de as niet weg als de kachel AAN staat.
• Kinderen en huisdieren moeten bij de kachel uit de buurt blijven.
• VOLG ALLE INSTRUCTIES IN DEZE HANDLEIDING OP.
Het juiste gebruik van biobrandstofpellets betekent ook:
• Dat alleen de brandstof gebruikt mag worden die voldoet aan de instructies van de fabrikant.
• Dat altijd de onderhoudsaanwijzingen voor de kachel opgevolgd dienen te worden.
• Dat de kachel elke dag schoongemaakt moet worden (alleen wanneer de kachel en de as koud zijn).
• Dat de kachel niet gebruikt mag worden in geval van defecten of abnormaliteiten, in het geval van ongebruikelijke geluiden en/of vermoedelijke fouten.
• Dat er geen water op de kachel gespoten mag worden, ook niet bij het bestrijden van brand.
• Dat de kachel niet uitgeschakeld mag worden door aan de stekker te trekken. Gebruik de knop op het schakelbord om de kachel uit te schakelen.
• Dat de kachel niet gekanteld mag worden, HIJ KAN DAARDOOR ONSTABIEL WORDEN.
• Dat de kachel niet gebruikt mag worden als steun of houder. Laat het deksel van het reservoir nooit open staan.
• Dat de geverfde delen van de kachel niet aangeraakt mogen worden als de kachel BRANDT.
• Dat er geen hout of kolen als brandstof gebruikt mogen worden, maar alleen pellets met de volgende kenmerken: diameter van 5 - 6 mm, maximale lengte 30 mm, maximaal vochtgehalte 8
- 9%.
• Dat de kachel niet gebruikt mag worden om afval te verbranden.
• Voer alle bewerkingen altijd uit met inachtneming van de maximale veiligheidsmaatregelen.
7. VEILIGHEIDSRICHTLIJNEN VOOR HET AANSTEKEN EN REINIGEN VAN DE KACHEL
• Gebruik nooit benzine, kerosine of andere ontvlambare vloeistoffen om de kachel AAN te steken. Houd deze vloeistoffen uit de buurt van de kachel terwijl deze brandt.
• Zet de kachel nooit AAN als het glas beschadigd is. Sla niet op het glas of het deurtje opdat deze niet beschadigd raken.
• Open het deurtje niet om het glas schoon te maken terwijl de kachel AAN staat. Reinig het glas alleen als de kachel koud is, met een katoenen doek of keukenrol en glasreiniger.
• Zorg dat de kachel veilig staat om beweging te voorkomen.
• Zorg dat de aslade is geplaatst en dat deze volledig gesloten is zodat de deurtjes goed op de lade steunen.
• Zorg dat het deurtje van de kachel goed gesloten is terwijl de kachel AAN staat.
• Gebruik een stofzuiger om de as uit de kachel te zuigen als de kachel helemaal afgekoeld is.
• Gebruik nooit schurende reinigingsmiddelen voor het reinigen van het oppervlak van de kachel.
7.1 ROUTINEMATIG REINIGEN EN ONDERHOUD DOOR DE GEBRUIKER VAN DE KACHEL
Gebruik een cilindervormige stofzuiger om het reinigen van de kachel te vergemakkelijken. De stofzuiger moet een filter hebben dat voorkomt dat het afgezogen stof weer in de ruimte terechtkomt waar de kachel zich bevindt.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen voordat u aan de slag gaat met het routine-onderhoud en het schoonmaken:
• Koppel de kachel los van de voeding voordat u iets gaat doen.
• Voordat u begint met iets gaat doen dient u te zorgen dat de kachel en de as afgekoeld zijn.
• Gebruik de stofzuiger om de as dagelijks uit de verbrandingskamer op te zuigen.
• Gebruik de stofzuiger om dagelijks de vuurkorf (na elk gebruik en wanneer de kachel koel is) schoon te zuigen.
• Zorg altijd dat de kachel en de as afgekoeld zijn.
Figuur 13 Figuur 14
- VUURKORF (doos) - verbrandt de pellets gemaakt van houtmassa. Zie figuur 16. Het wordt aanbevolen om de vuurkorf na elk gebruik, elke dag (wanneer de kachel koel is) te stofzuigen. Het wordt ook aanbevolen om de vuurkorf dagelijks uit de kachel te nemen en te zorgen dat er geen resterende asresten op de bodem van de korf achterblijven, noch onverbrande pellets. Zet de vuurkorf vervolgens terug en duw hem stevig op zijn plaats zodat een veilige werking van de kachel gegarandeerd blijft. De
vuurkorf moet goed recht zitten - horizontaal, hij mag niet worden gekanteld! De afdichtingstape aan de onderkant van de vuurkorf moet op zijn plaats zitten en mag niet beschadigd zijn.
Als u twijfelt, aarzel dan niet om een bevoegd servicecentrum te bellen voor uitleg en aanvullende informatie omdat de fabrikant niet bekend is met de situatie, de aansluiting en het onderhoud van de kachel, en geen garantie biedt voor de aansluiting van de kachel en het onderhoud ervan.
Figuur 15: Instructie voor verwijdering brander
De fabrikant aanvaardt geen enkele verantwoordelijkheid voor schade die veroorzaakt is door derden.
2. Het gat voor het inbrengen van het verwarmingselement om brandstof te verbranden.
1. Voor de beste werking van de kachel moeten alle gaten vrij zijn van as.
Figuur 16
De aslade moet worden gestofzuigd of leeggemaakt als deze vol is.
Figuur 17 Aslade Figuur 18: Stofzuig de afvalbak
Zorg dat de kachel en de as afgekoeld zijn.
De bovenste aslade moet elke dag of om de dag worden schoongemaakt door deze te stofzuigen of de as weg te gooien. Hierdoor worden alle verontreinigingen verwijderd die anders zouden kunnen achterblijven als de pellets branden. De aslade moet vervolgens correct worden teruggeplaatst. Doe nooit pellets die niet zijn verbrand, terug in de aslade.
De onderste aslade moet om de zeven tot tien dagen worden gereinigd, door die te stofzuigen of de as weg te gooien. Maak daarvoor de twee vlindermoeren los. Hierdoor worden alle verontreinigingen verwijderd die anders zouden kunnen achterblijven wanneer de pellets verbrand worden.
Gebruik tegelijkertijd een stofzuiger om de as in de rookkamer op te zuigen via een opening aan de voorkant van de aslade van de onderste aslade van de boiler.
De aslade moet vervolgens juist worden teruggeplaatst.
- ROOKPIJPEN IN DE BOILER
Deze moeten handmatig worden gereinigd met behulp van een speciale sleutel voor elke 40 - 50 kg verbruikte pellets (een vol reservoir pellets). Gebruik de sleutel eerst om de twee kleine ronde deksels met openingen die zich op de bovenkant van de kachel bevinden op te tillen. Ga met dezelfde sleutel in de openingen van de hendel – de pinnen die op de reinigingshendels zijn aangesloten – en reinig die door ze een paar keer op te tillen en terug te zetten, zoals weergegeven in afbeelding 19.
Figuur 19: De turbulators schoonmaken
- BOVENSTE ROOKKAMER
Deze moet handmatig worden gereinigd bij elke 90 - 100 kg verbruikte pellets (twee volle reservoirs). Til het deksel van het reservoir voor de pellets op. In het bovenste voorste gedeelte van het reservoir, onder het deksel, bevindt zich een knop voor het reinigen van de kamer. Door de knop van het mechanisme een paar keer heen en weer te trekken reinigt u de kamer. U hoeft zich geen zorgen te maken als het mechanisme langzaam beweegt, krast of vastraakt. Zo wordt deze rookkamer gereinigd.
Maak de kachel alleen schoon als deze afgekoeld is. Aan het einde van de reiniging drukt u de knop helemaal in (trek eraan) zodat u de knop en de balk van het reinigingsmechanisme kunt zien.
- GLAZEN KIJKGAT (regelmatig controleren en reinigen):
Zorg dat de kachel en de as koud zijn.
Xxxxxx het glas met een zachte doek. Het glas is gemaakt van pyrochirurgisch materiaal dat bestand is tegen hoge temperaturen. In geval van schade vervangt u het glas voordat u de kachel opnieuw in gebruikt neemt. Het glas mag alleen worden vervangen door een daartoe geautoriseerde persoon.
De ruimte van de rookafvoerventilator moet elke zes maanden worden gecontroleerd en gereinigd.
Zorg dat de kachel en de as koud zijn.
Het reinigen van de binnenste rookgasafvoerpijp gebeurt door eerst de afdekking aan de onderkant van de aslade te verwijderen en de stofzuigerslang door dat gat te steken en het overgebleven as weg te zuigen.
- ALGEMENE REINIGING AAN HET EIND VAN HET STOOKSEIZOEN
Zorg dat de kachel en de as afgekoeld zijn - haal de stekker van de kachel uit het stopcontact.
Aan het einde van het stookseizoen haalt u de stekker van de kachel voor de veiligheid uit het stopcontact. Het is belangrijk om de kachel schoon te maken en te controleren, zoals hierboven uitgelegd.
Zorg dat de kachel en de as koud zijn.
Na langdurig gebruik is het mogelijk dat de tape voor het afdichten van het deurtje losraakt. Deze afdichtingstrip is aan het deurtje geplakt met siliconen dat bestand is tegen hoge temperaturen. Om dit probleem te verhelpen, gebruikt u hittebestendig tape om het weer vast te plakken. Dit is erg belangrijk voor een goede afdichting van de deurtjes.
7.2 REINIGING EN ONDERHOUD (door onderhoudspersoneel)
ROOKKANALEN - SCHOORSTEEN moet om de zes maanden worden gereinigd of na het verbranden van twee ton pellets.
Zorg dat de kachel en de as koud zijn.
Het rookkanaal (schoorsteen) dient bestand te zijn tegen wind en moet elk jaar worden gecontroleerd en gereinigd, bij voorkeur aan het begin van het stookseizoen. Het is het best om een erkend professioneel bedrijf te betalen voor het schoonmaakwerk. De plaatsen die speciale aandacht nodig hebben bij het reinigen worden getoond in figuur 20.
Plaatsen die minstens twee keer per jaar moeten worden schoongemaakt.
Figuur 20: Plaatsen die minstens twee keer per jaar moeten worden schoongemaakt.
Uw kachel is een warmtegenerator die pellets gebruikt als vaste biobrandstof. Daartoe dient u één keer per jaar speciaal onderhoud te laten plaatsvinden.
Dit kunt u het beste doen aan het begin van het stookseizoen.
Het speciale onderhoud heeft tot doel goede en efficiënte werking van de kachel te garanderen.
8. BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE
U hebt een kwalitatief hoogwaardig product gekocht.
De fabrikant zal u altijd van dienst zijn met alle informatie die u nodig heeft met betrekking tot de kachel, en instructies voor montage en installatie binnen uw woongebied. Het correct aansluiten van de kachel volgens deze instructies, is erg belangrijk om het gevaar van brand en eventuele gebreken te voorkomen.
De kachel werkt met verbrandingszuigdruk. Zorg er daarom voor dat de rook goed thermisch geïsoleerd is.
LET OP!
In geval van brand in de rookgasafvoerpijp zorgt u dat alle mensen en huisdieren de ruimte uitgaan, sluit u de stroom van het stopcontact af met behulp van de stroomschakelaar in huis, of u haalt de stekker uit de wandcontactdoos (de stekker moet altijd gemakkelijk toegankelijk en zonder obstakels te bereiken zijn). U belt onmiddellijk de brandweer.
LET OP!
U mag geen conventioneel brandhout gebruiken.
LET OP!
Gebruik de kachel niet om afval te verbranden.
9. DE KWALITEIT VAN DE PELLETS IS ZEER BELANGRIJK
Deze kachel gebruikt geperst hout (pellet) als brandstof.
Omdat er veel vergelijkbare producten op de markt zijn, is het belangrijk dat u pelletbrandstof selecteert die niet vies is. Zorg dat u pellets van hoge kwaliteit gebruikt die compact zijn en met een beetje stof bevatten.
Vraag uw vertegenwoordiger of de fabrikant om de beste pellets, met een diameter van 6 - 7 mm en een lange zijde 30 mm De juiste werking van de kachel is afhankelijk van het type en de kwaliteit van de pellets omdat de warmte die wordt verkregen uit verschillende soorten pellets verschillende intensiteiten kan hebben.
Als de pellets van slechte kwaliteit zijn, zal de kachel vaker moeten worden schoongemaakt.
De fabrikant van de kachel is niet verantwoordelijk voor slechte prestaties van de kachel in geval van gebruik van pellets van ongeschikte kwaliteit.
De pellets moeten op een droge, niet koude plaats worden bewaard. Koude en vochtige pellets verminderen (bij een temperatuur van ongeveer 50°C) het thermische vermogen van de brandstof en vragen meer reiniging van de kachel.
DE PELLETS MOGEN NIET IN DE BUURT VAN DE KACHEL WORDEN BEWAARD. Bewaar ze op
minstens 2 meter afstand van de kachel. Behandel de pellets voorzichtig en zorg dat ze niet kapotgaan.
WAARSCHUWING: Als het brandstofreservoir is gevuld met zaagsel of kleine (kapotte) pellets, kan de invoer van de pellets worden verhinderd. Dit kan leiden tot het verbranden van de elektromotor die het mechanisme aandrijft voor de invoer van pellets, of beschadiging van de componenten die met de elektromotor samenwerken. Als u zo'n pellet ziet op bodem van het reservoir of in de eenheid, als het reservoir leeg is, zuig die dan op met de stofzuigerslang tussen de open pelletroosters.
10. AANSLUITEN VAN DE HYDRAULISCHE INSTALLATIES
SCHEMA VAN HYDRAULISCHE INSTALLATIE
Figuur 21
BELANGRIJK:
1. De toevoer van het verwarmingssysteem
2. De terugloop - koud water
3. Afvoer van rookgassen
4. Luchtinlaat
5. Vulpijp
6. Ontgrendeling van veiligheidsklep
7. Elektrische aansluiting
8. Blokkeerklep
9. Automatische vatontluchting
10. Thermostaat - connector
11. Aanvoerslang heet water
12. Ventilatierooster van de radiator
13. Nederlandse radiatorkraan
14. Terugvoerleiding - koud water
15. Electronica
16. Terugslagklep
A. Vuurplaats 15
B. Verwarmingselement - Radiator
C. Boiler voor heet sanitair water
Het aansluiten van de kachel op een hydraulisch systeem kan uitsluitend worden uitgevoerd door gekwalificeerde technici die dit zullen doen in overeenstemming met de geldende voorschriften van het land waar de installatie plaatsvindt.
De producent wijst alle aansprakelijkheid af in geval van materiële schade of lichamelijk letsel in het geval van storing en slecht functioneren indien de bovenstaande aanbevelingen niet worden opgevolgd.
De kachel is ontworpen voor centrale verwarming.
De kachel is voorbereid op een gesloten verwarmingssysteem. Volg de SRPS-richtlijnen op. De achterkant van de boiler met de connectoren is weergegeven in Figuur 22.
11. DRUK- EN RETOURLEIDING
Figuur 22
De uitgangen van de druk- en retourleidingen op de boiler zijn 1’ en u kunt ze niet vernauwen of taps laten toelopen naar de eerste splitsing. Gebruik een 1’ stalen pijp of een koperen buis met een buitendiameter van Ø 28 mm of groter.
Houdt u zich bij de installatie strikt aan de hellingshoek van buizen aangezien ze 0,5% (5 mm per meter buis) en het ontluchtingssysteem (boiler, leidingen, radiatoren) moeten zijn.
Stel een thermohydrometer in op de drukleiding om de waterdruk in het systeem en de watertemperatuur aan de achterkant van de boiler te tonen.
12. INGEBOUWD IN DE KACHEL
- In de kachel bevinden zich de volgende ingebouwde componenten:
- veiligheidsklep
- circulatiepomp
- automatische luchtklep
- expansievat
- tap voor laden en ontladen.
Om deze reden is het niet nodig om deze componenten nogmaals te installeren. De kachel is compleet wat vooral een groot voordeel is omdat er geen extra ruimte nodig is voor de vermelde componenten.
Deze bevindt zich onder het deksel van de kachel op de persleiding. De ingangsaansluiting is R1/2’. Deze opent bij een waterdruk van 2,5 bar. U kunt de veiligheidsklep bereiken door de rechterkant van de zijkant te verwijderen, met uw gezicht naar de kachel gekeerd.
De veiligheidskleppen van de uitlaat, waarvan de aansluiting door de achterwand boven de persleiding steekt, moeten in de waterlozingsbuizen worden geplaatst.
Er is een hoogwaardige Wilo RS 25/6 - circulatiepomp in de kachel ingebouwd op de retourleiding van R1’. Het vermogen van de pomp is 93 W. De pomp wordt door de elektronica aan en uit gezet bij de ingestelde watertemperatuur.
De pomp-as moet horizontaal staan. Zorg daarom dat bij aansluiting op de installatie de pomp niet omgekeerd wordt! Houd de gegalvaniseerde bout stevig vast aan het uiteinde van de achterkant.
U kunt de pomp bereiken door de linkerzijkant te verwijderen, met uw gezicht naar de kachel gekeerd. Let op:
Als de kachel en de pomp voor een lange tijd niet gebruikt zijn (bijv. een maand), kan de buis-as aan de basis blijven hangen, waardoor deze het water niet verplaatsen of verbrandt. Als de kachel het water in de boiler begint op te warmen en de waterpomp start niet, als de radiatoren niet opwarmen als de ingestelde temperatuur is bereikt, als u het geborrel van het water (beweging) niet hoort, of als boilertemperatuur stijgt en radiatoren niet warm worden, verwijder dan de linker laterale zijde zoals aangegeven in de vorige paragraaf en ga naar de pomp. Leg een doek onder de pomp en draai met een platte schroevendraaier met een tipbreedte van 5 - 7 mm de korte schroef aan de voorkant van de pomp los. Er komt een beetje water uit de pomp, wat normaal is. Duw de schroevendraaier in de opening van de pomp, ga tot de groef van de pomp-as en draai de schroevendraaier en de as tot de rechter en linker onderbreking in de pomp-as. Plaats de pompschroef terug op zijn plaats in de opening van de pomp en draai deze vast. Zorg dat het rubber onder de schroef niet naar buiten komt.
12.3. AUTOMATISCH LUCHTVENTIEL
Figuur: 23
De kapafsluiter moet los zitten, niet vast, zodat de lucht gemakkelijk uit de boiler kan stromen.
Er is een expansievat in de kachel ingebouwd met een inhoud van 10 l. De functie daarvan is om de druk in de boiler en in de verwarmingsinstallatie te stabiliseren. De in de fabriek ingestelde druk in het vat is 1 bar. Dat is een vereiste voor een systeem dat 90 l vloeistof bevat (totale hoeveelheid vloeistof in het hele systeem, inclusief de boiler). Als de totale hoeveelheid water in het verwarmingssysteem groter is dan 10%, is het niet nodig om een extra expansievat aan het systeem toe te voegen.
In het geval dat het verwarmingssysteem groter is dan bovenstaand, is het noodzakelijk om extra expansievat aan het verwarmingssysteem toe te voegen.
12.5. IN- EN UITLAATKRAAN
Zoals de naam al zegt, is dit een in- en uitlaadkraan. Hij bevindt zich aan de achterkant, beneden.
De invoeraansluiting is een R1/2’, terwijl de uitgang een verlenging voor de slang heeft.
13. INSTALLEREN EN AANSTEKEN
Voordat de boiler wordt ingeschakeld, moet het systeem worden gevuld zijn met water en vrij zijn van luchtbellen. De schoorsteen moet worden aangesloten zoals beschreven in voorgaande hoofdstukken.
Het systeem moet worden gevuld met koud water tot een druk tussen 1 en 1,5 bar (koudwaterdruk). De boiler heeft een interne drukklepbeveiliging die opent bij 2,5 bar.
LET OP:
De kachel mag niet zonder water worden gebruikt. Hij moet zijn aangesloten op de installatie waarop de verbruikers zijn aangesloten (radiatoren) met een minimaal vermogen van 8 kW.
14. PRAKTISCHE INSTRUCTIES EN TIPS VOOR HET GEBRUIK VAN HET VERWARMINGSSYSTEEM
- Alle verbindingen moeten goed worden afgedicht en bevestigd. Er mag geen waterlekkage zijn.
- Voordat u de kachel voor de eerste keer aanzet, moet de complete installatie worden getest met water met een maximale druk van 1,9 bar.
- Het heeft de voorkeur dat het water minstens één keer uit het systeem wordt geloosd, dit vanwege het vuil dat zich in het systeem bevindt.
- Zorg dat alle kleppen tussen de kachel en de installatie open staan.
- Zorg dat alle lucht uit de boiler en installatie is voordat de boiler in gebruik wordt genomen. Om deze reden moet de installatie langzaam met water worden gevuld, zodat de lucht uit de installatie kan ontsnappen.
- Tijdens de ontstekings- en afkoelingsfase kan de kachel uitzetten en inkrimpen terwijl u tegelijkertijd een licht gekraak hoort. Dit is absoluut normaal omdat de kachel van staal is. Dit is geen probleem.
De basisprogrammering die in de fabriek wordt uitgevoerd, garandeert een goede werking en voorkomt oververhittingsproblemen wanneer u de kachel voor het eerst aanzet, maar ook later.
15. VULLEN MET HOUTEN PELLETS
Het vullen gebeurt aan de bovenzijde van de kachel door het deksel te openen. Doe de houten pellets in het reservoir. Het laadvermogen is leeg ongeveer twee zakken van 15 kg, dus een totaal van 30 kg pellets.
Figuur 24 | Figuur 25 | Figuur 26 |
De afsluitrand moet schoon | Het deksel van de pellet- | |
zijn en vrij van pellets | reservoir moet goed sluiten |
Om de procedure zo eenvoudig mogelijk te maken, doet u dit in twee fasen:
- Doe een halve zak in het reservoir en wacht tot de pellets de bodem bereiken. Zet de kachel aan.
- Wanneer de kachel normaal begint te werken, doet u de pellets naar behoefte in het pelletsreservoir.
- Verwijder het beveiligingsrooster nooit uit het reservoir. Wanneer de houten pellets worden ingevoerd, voorkom dan dat de zak in contact komt met hete oppervlakken.
16. BESCHRIJVING EN WERKWIJZE VAN HET CONTROLESYSTEEM
16.1. BESCHRIJVING VAN HET TOUCHDISPLAY
Wekelijkse timer
IR Sensor Alarm service
Alarm reiniging
Alarm brandstof
Keuze boilervermogen
Ventilator Temperatuur
Keuze kwaliteit brandstof
Tijd Instellingen
Links en rechtsknoppen voor menukeuze
AAN/UIT-knop Enter-knop voor bevestiging menukeuze
Cancel-/terugknop voor verlaten menu
Figuur 27
knoppen wijzigen menu voor aanpassen waarden
Power
Fan
Temperature
Fuel
Time
Settings
Figuur 28
16.2. GEBRUIK EN CONTROLEREGELING
De kachel/boiler is uitgeschakeld
Het starten van de boiler dient te geschieden door knop gedurende 3 seconden ingedrukt te houden waarna ‘ON’ op het display verschijnt.
Hierna springt de kachel/boiler in de automatische modus ‘AUTO’. De tijdontsteking en het testen van vlamstabiliteit duurt ongeveer 20 minuten, waarna de kachel/boiler zichzelf in de normale werkingsmodus schakelt.
16.3. Modulatie
Door op ENTER te drukken, begint de waarde van het display te knipperen en kunnen de toetsen voor het uitvoeren van het vermogen van de branders van 1 tot 5 worden ingesteld en worden bevestigd door op de ENTER-toets te drukken. De waarde AUTO maakt automatische aansturing van het vermogen van de branders mogelijk, wat we aanbevelen.
In gevallen waarbij de kachel of de vuurplaats/boiler geforceerd moet worden uitgezet, dient op de aan/uit-knop voor het ontstekingsproces te worden gedrukt waarna ALARM verschijnt vergezeld van een pieptoon voor het reinigen van de boiler. U wacht dan tot de ventilator opgehouden is met blazen, maakt de brander handmatig schoon, en drukt op de startknop aan/uit (2 -
3 sec.) om de foutmelding te resetten. De kachel/boiler is klaar om opnieuw aan te steken door de aan/uit-knop opnieuw in te drukken.
De volgende functie op het bovenste deel van het paneel is de ventilator waarvan de snelheid is geprogrammeerd volgens een vaststaand programma van de kachel/boiler dat niet kan worden gewijzigd zodat er geen instellingsopties zijn.
Als u de ingestelde watertemperatuur in de boiler wilt controleren of wijzigen, drukt u
eenmaal op ENTER nadat de waarde begint te knipperen. Xxx stelt u met knoppen de gewenste waarde in. Zorg dat u de
veranderde waarde bevestigt door op ENTER te drukken.
Door in het Menu op RECHTS te drukken, toont de huidige temperatuur in de kachel/boiler.
Als u de temperatuur van de kachel/boiler wilt controleren of instellen drukt u op de toets ENTER waarna het display begint te knipperen. Gebruik vervolgens de knoppen om de waarden te wijzigen en een nieuwe temperatuur in te voeren. Bevestig de nieuwe waarde met de ENTER-toets.
Wanneer u deze waarden wijzigt, dient u te letten op het verbranden van de pellets en het resterende as in de brander. Als de juiste modus is gekozen werkt de kachel/boiler zonder problemen. Zo niet, dan bestaat de mogelijkheid van verhoogd verbruik, periodieke stoppen van de boiler, een grote hoeveelheid as, enz.
Als u vervolgens op RECHTS drukt, verschijnt er een indicatie dat u het type pellet kunt kiezen. Met deze optie is de kachel/boiler aan te passen aan de kwaliteit van de pellets. Er zijn modi voor drie soorten pellets. Door op de ENTER- knop te drukken gaat deze waarde op het display knipperen en kunt u met knoppen de waarde of werkingsmodus van de boiler veranderen naar aanleiding van de kwaliteit van de pellets (I - beste kwaliteit, 3 - slechtste kwaliteit).
Het volgende menu is dat van de klok die wordt gebruikt om de tijd en datum in te stellen. Door op ENTER te drukken, begint de uurwaarde te knipperen. U wijzigt de waarde met de knoppen op het paneel. Als u zich in het tijdmenu bevindt, kunt u naar rechts navigeren met de knop RECHTS om de tijd en datum te wijzigen met de knoppen . Nadat u alles heeft gewijzigd, dient u dit bevestigen door op ENTER te drukken.
Als u verder gaat met de knop RECHTS , ziet u een wijziging in de waarde van de datum. Volg dezelfde procedure voor het wijzigen van waarden als voor het instellen van de tijd.
Nadat u de datumwaarden heeft ingesteld, drukt u nogmaals op de knop RECHTS waarna de optie voor het aanpassen van het jaar gaat knipperen. Gebruik de knoppen om de waarde van het jaar te kiezen.
Druk opnieuw op de RECHTER-knop en u zult de waarden voor de weekdagen zien. Druk op de toets voor de juiste dag van de week:
1 = MAANDAG
2 = DINSDAG
3 = WOENSDAG
4 = DONDERDAG
5 = VRIJDAG
6 = ZATERDAG
7 = ZONDAG
Vergeet niet om de ingestelde waarde te bevestigen met de ENTER-toets , waarna het display stopt met knipperen en de ingestelde tijd toont.
16.4. DE BOILER AAN- EN UITZETTEN
UITZETTEN
Als u langer dan ongeveer 2 seconden op de AAN/UIT-knop drukt terwijl de kachel aanstaat, wordt OFF weergegeven. Nadat de knop is losgelaten, begint de kachel met het uitschakelen. De schroeftransporteur stopt en de ventilatoren werken op maximale snelheid om de vuurkorf te reinigen. Als de verbrandingskamer eenmaal is afgekoeld tot de juiste temperatuur, wordt de kachel uitgeschakeld en gaat deze in de slaapstand. Het display zal terugkeren naar de daarvoor gekozen stand.
AANZETTEN
Door langer dan ongeveer een halve seconde op de AAN/UIT-knop te drukken terwijl de kachel niet werkt, geeft het display gedurende een korte periode ON aan en keert dan terug naar wat u daarvoor gekozen heeft. Nadat de knop is losgelaten, begint de kachel met inschakelen. Het display zal terugkeren naar wat u daarvoor gekozen heeft, de ventilatoren werken met voldoende snelheid, de transportschroef begint te bewegen, de aansteker wordt verwarmd. Vervolgens zal, als de temperatuur van de kachel laag
is, het proces van OPWARMEN worden gestart, waarin pellets snel worden afgegeven en de ventilatoren op toereikende snelheid werken. Daarna bereikt de boiler in een paar stappen de normale verbrandingsfase.
16.5. HET TIJDGESTUURDE PROGRAMMA INSTELLEN
Het aanpassingsproces is met name belangrijk voor de onderdelen van het regelmechanisme van de kachel/boiler. Eventuele onjuiste instellingen kunnen leiden tot een storing in de kachel. Het eenvoudigste voorbeeld is verkeerde aanpassing van de datum of tijd, dat het geprogrammeerde koppelt aan de tijd en verbranding van de kachel.
Afgezien van dit menu om met een druk op de knop de tijd in te stellen, wordt een submenu voor het programmeren van de werking van de boiler geopend. Deze biedt de mogelijkheid om de boiler dagelijks te programmeren op zes tijdstippen.
Raak de toets op het display kort aan. C2 gaat naar OFF, wat een teken is dat de tijdmodus is uitgeschakeld.
Door op ENTER te drukken, knippert OFF op het display. Druk vervolgens op de knop om een tijdstip te selecteren waarna het display ON toont.
Wanneer u de tijdmodus wilt uitschakelen, drukt u in dit menu de ENTER-knop en vervolgens op de knop. Het display gaat van ON naar OFF en blijft knipperen totdat u ter bevestiging op ENTER drukt.
Als u de tijd van de werking van de kachel wilt programmeren of het in- en uitschakelen nadat het werkprogramma op ON is gezet, drukt u de toets aan en ziet u dat u C3 moet programmeren. Hierna drukt u op de ENTER-knop om het submenu (P1) - (P6)
te openen, dat wordt gebruikt om de schakeltijden in te stellen.
De programma's P1, P2 en tot P6 vertegenwoordigen zes verschillende waarden die u doordeweeks kunt instellen en waarmee u de kachel in en uit kunt schakelen. Per dag kunt u enkel drie keer inschakelen en uitschakelen. Door op ENTER te drukken wanneer op het display P1 wordt weergegeven, gaat u naar Programma 1 waar u als eerste de optie heeft om de waarde voor de tijd in te stellen waarop de kachel ingeschakeld moet worden, daarna drukt u op de RECHTER-knop om het tijdstip in te stellen waarop de kachel moet uitgaan. Vervolgens drukt u na het configureren opnieuw de knop RECHTS voor het instellen van de temperatuur van het WATER in de boiler voor de periode die u aan het programmeren bent. Normaalgesproken stelt u die in op meer dan 65°C voor een normale werking van de kachel.
Figuur 29: Weergave van de navigatie via de timerfunctie
Alle wijzigingen van de instellingen die worden weergegeven, moeten worden bevestigd door op de ENTER-knop te drukken.
Figuur 30: Elektriciteitsschema
16.7. Menu
Het laatste menu van het hoofdscherm, te bereiken met de navigatietoets RIGHT is SETUP. Als u het display van dit menu opent, wordt OFF getoond. Dit symbool geeft aan dat alle menu's en knoppen op de besturingseenheid ontgrendeld zijn. In dit menu bevinden zich twee niveaus van beveiliging van toetsen op de besturingseenheid, of blokkering van de toetsen voor gebruik door kinderen en mensen die niet in staat zijn om de werking van de boiler te beheren.
Als u op ENTER drukt, knippert OFF in het
display. Als u op de knop drukt gaat u naar LO, een lager beschermingsniveau van het bedieningspaneel. Met deze bescherming is het alleen mogelijk om de kachel/boiler in of uit te schakelen, alle andere opties zijn vergrendeld.
Als u de knop nogmaals indrukt gaat u naar HI, een hoog niveau van beveiliging, waardoor het
bedieningspaneel wordt vergrendeld, en het niet mogelijk is om enige waarde in te stellen noch de boiler aan en uit te zetten. Keer met één druk op de knop
terug naar instellingen.
Door op de knop in te drukken opent submenu C2, dat dient om de helderheid van het display aan te passen. Na C2 kort te hebben ingedrukt toont deze nummer 5, de maximale helderheid van het display. Door het indrukken van de knop ENTER begint deze waarde te knipperen en door het indrukken van de knop kan de helderheid van het display van 1 - 5 geregeld worden. Tot slot bevestigt u de voltooiing van de instelwaarde met ENTER .
Druk nogmaals op en een nieuw submenu C3 opent zich, dat na een korte periode in OFF toont. Dit menu dient om de STAND BY-bedieningsmodi van het display te activeren. Door op ENTER te drukken begint de waarde te knipperen.
De waarden van de weergavemodus kunnen
gewijzigd worden met knoppen . Als u bijvoorbeeld naar een waarde van 1 overschakelt, worden de als het regime stand-by staat, de temperatuur en de tijd willekeurig weergegeven. In de OFF-stand blijft het display in het in te stellen menu staan, bijvoorbeeld AUTO, temperatuur of tijd. De gekozen waarden worden bevestigd met ENTER .
Na nog een keer drukken op de knop drukken komt submenu C4 naar voren dat dient om de sterkte van het geluidssignaal aan te passen. De waarde op het display C4 wordt ingesteld op 5, wat betekent dat het geluid is ingesteld op de maximale signaalsterkte. Door op ENTER te drukken opent dit menu zich en door op de knoppen te drukken, kunnen de bijbehorende waarden worden aangepast. Na instelling bevestigen met ENTER .
De submenu's C5 en C6 zijn voorgeprogrammeerd en deze waarden KUNNEN NIET WORDEN GEWIJZIGD
Na het uitschakelen blijft de ventilator van de kachel/boiler nog een paar minuten werken om de restgassen die door verbranding worden geproduceerd af te voeren (dit kan een mogelijke temperatuurstijging na uitschakeling tot gevolg hebben). De werking van de ventilator is vrijwel geluidloos. Behalve het geluid van een mogelijke luchtstroom door de schoorsteen zijn er geen andere geluiden (let op: de isolatie van de schoorsteen aan het begin van de schoorsteen en de pijpen van het verwarmingssysteem en bij de doorgang door de muur waar het trillingen kunnen optreden, kunnen een zoemend geluid laten horen). Er kan in bepaalde gevallen ook gezoem optreden in de schoorsteen, met name als het geen goed gebouwde schoorsteen is van geringe hoogte.
16.8. GEVAARLIJKE SITUATIE
(E108)
E109
E108
service
17. VEILIGHEIDSMAATREGELEN
De kachel is uitgerust met de volgende veiligheidsvoorzieningen:
- DRUKREGELAAR (FOUT E109)
Controleert de druk in de schoorsteen. Deze regelaar zet de spiraaltransporteur van de pellets stil als de afvoer verstopt is of als er druk is (wind).
- TEMPERATUURSENSOR ROOKGASSEN
Controleert de temperatuur van de rookgassen zodat de kachel kan worden AANGEZET of juist stopt als de rookgastemperatuur daalt tot onder de geprogrammeerde waarde.
- CONTACTTHERMOSTAAT OP DE SLAKKENHOUDER
Wanneer de temperatuur de ingestelde veiligheidswaarde overschrijdt, wordt de kachel onmiddellijk uitgeschakeld.
- BOILERTHERMOSTAAT
Wanneer de temperatuur de ingestelde veiligheidswaarde overschrijdt, wordt de kachel onmiddellijk uitgeschakeld.
- WATERTEMPERATUURSENSOR (FOUT E108)
Wanneer de watertemperatuur in de buurt van de stop-temperatuur (80°C) komt, activeert de sensor de kachel voor een reeks koelcycli of schakelt hij de kachel automatisch uit met de ECO-STOP om te voorkomen dat het hierboven beschreven capillaire temperatuursensor voor afsluiting zorgt.
- ELEKTRISCHE BEVEILIGING
De kachel is beschermd tegen stroomstoringen met standaard zekeringen die zich bevinden in de hoofdschakelaar aan de achterkant van de kachel en op het bedieningspaneel - het moederbord.
- ROOKGASSENVENTILATOR
Als de ventilator stopt, blokkeert het moederbord direct de toevoer van pellets en zal een alarmsignaal afgaan.
- MOTORREDUCTOR
Wanneer de motorreductor stopt met werken, blijft de kachel functioneren totdat de vlam vanwege het gebrek aan zuurstof uitgaat of totdat de kachel het minimale koelniveau bereikt.
- ONDERBREKING ELEKTRICITEIT
Als er een korte onderbreking van de elektriciteit plaatsvindt, begint de kachel automatisch af te koelen.
- GEEN ONTSTEKING
Als er geen vlam is wanneer u de kachel aan staat, schakelt de kachel over op de alarmtoestand.
- ROOKGASMASSA
Bij nominale warmteafgifte bedraagt de rookgasmassastroom 12,2 g/s en 5,4 g/s bij een lagere warmteafgifte.
- ROOKGASTEMPERATUUR
Rookgastemperatuur bij nominale warmteafgifte is 100°C en 45°C bij verminderde warmteafgifte.
- GEDEELD ROOKKANAAL
Is niet toegestaan. De boiler moet zijn eigen rookkanaal hebben.
18. STORINGEN - OORZAKEN - OPLOSSINGEN
PROBLEMEN | MOGELIJKE OORZAKEN | OPLOSSINGEN |
De houten pellets komen niet in de vuurkorf in de verbrandingskamer terecht. | 1. De tank met houten pellets is leeg. 2. De wormvormige spiraal is geblokkeerd. 3. De reductiemotor van de wormvormige spiraal is defect. 4. Elektronische kaart is defect. | 1. Vul de tank 2. Maak de tank leeg en deblokkeer de spiraal - slak 3. Vervang de reductiemotor 4. Vervang de elektronische kaart |
De vlam is uit of de kachel gaat automatisch uit. | 1. De tank met houten pellets is leeg. 2. De verbrandingskamer wordt niet gevoed met de houten pellets. 3. Interventie van de veiligheidssensor voor de temperatuur van houten pellets. 4. De deurtjes zijn niet goed gesloten of de glasafdichting is versleten. 5. Houten pellets van slechte kwaliteit. 6. Weinig voorraad houten pellets. 7. De verbrandingskamer is leeg. 8. De schoorsteen is verstopt. 9. Storing of falen van de drukschakelaar. 10. De rookvacuümmotor is defect. | 1. Vul de tank met houten pellets. 2. Zie de laatste instructie. 3. Laat de kachel volledig afkoelen en schakel hem weer in. Als het probleem blijft bestaan, neem dan contact op met de technische ondersteuning. 4. Sluit het deurtje of vervang de glasafdichting door een originele sealing. 5. Vervang het type houten pellets en kies het type dat is goedgekeurd door de fabrikant. 6. Controleer de dosering en instellingen. 7. Maak de verbrandingskamer schoon volgens de instructies in de handleiding. 8. Maak het rookkanaal schoon. 9. Vervang de drukschakelaar. 10. Controleer de motor en vervang deze indien nodig. |
De kachel functioneerde een paar minuten sloeg toen af. | 1. De ontstekingsfase is nog niet voltooid. 2. Controleer of er sprake is van een stroomonderbreking. 3. Het rookkanaal is verstopt. 4. Storing in de drukschakelaar. 5. De bougie is beschadigd. | 1. Probeer de kachel opnieuw aan te steken. 2. Zie de laatste instructie. 3. Het rookkanaal is verstopt. 4. Controleer of vervang de sensor. 5. Controleer of vervang de xxxxxx. |
Houten pellets zitten vast in de verbrandingskamer. | 1. Gebrek aan lucht voor verbranding. 2. Natte of inadequate houten | 1. Maak de verbrandingskamer schoon en controleer of alle openingen vrij zijn. Voer standaardreiniging van de verbrandingskamer en het rookkanaal uit. |
Het glas in het deurtje is vuil en de vlam is zwak. | pellets. 3. De motor van het rookvacuümsysteem is defect. | Controleer of de luchtstroom verstopt is. Controleer de pakkingen op het deurtje. 2. Wijzig het type houten pellets. 3. Controleer de motor en vervang deze indien nodig. |
De motor voor het rookvacuüm is defect. | 1. De kachel ontvangt geen elektriciteit. 2. De motor is defect. 3. Moederbord is defect. 4. Het bedieningspaneel is defect. | 1. Controleer de hoofdvoeding en de weerstand op doorbranden. 2. Controleer de motor en condensor, vervang deze indien nodig. 3. Vervang de elektrische kaart. 4. Vervang het bedieningspaneel. |
In de automatische modus werkt de kachel altijd op maximale capaciteit. | 1. De thermostaat is geprogrammeerd op de maximale waarde. 2. De thermostaat voor de buitenlucht blijft koele lucht detecteren. 3. De sensor die de temperatuur controleert, is defect. 4. Het bedieningspaneel is defect of werkt niet. | 1. Stel de temperatuur van de thermostaat opnieuw in. 2. Verander de positie van de sensor. 3. Controleer de sensor en vervang deze indien nodig. 4. Controleer het bedieningspaneel en vervang dat indien nodig. |
De kachel gaat niet aan. | 1. Controleer of er een stroomonderbreking is. 2. De sensor voor de houten pellets is geblokkeerd. 3. De drukschakelaar werkt niet (geeft aan dat hij geblokkeerd is). 4. Het rookvacuüm of het rooktoevoerkanaal is verstopt. | 1. Controleer of de stekker in het stopcontact zit en kijk of de hoofdschakelaar in de I-stand staat. 2. Deblokkeer de sensor door de thermostaat aan de achterkant te controleren. Als deze blokkeert, vervang dan de thermostaat. 3. Vervang de drukschakelaar. 4. Reinig het rookkanaal. |
19. INFORMATIE OVER VERWIJDEREN (WEGGOOIEN) EN DEMONTAGE (UIT ELKAAR HALEN) VAN DE XXXXXX
Het demonteren en afvoeren of het laten verwijderen van een oude gebruikte kachel is uitsluitend de verantwoordelijkheid van de eigenaar. De eigenaar van de kachel dient zich te houden aan de voorschriften in zijn/haar land met betrekking tot de veiligheid en de bescherming van het milieu. Het demonteren en verwijderen van de kachel kan aan een derde partij worden overgelaten als de derde partij een bedrijf is dat bevoegd is om dergelijke materialen te verzamelen en te verwerken.
LET OP: In alle gevallen moet u zich houden aan de toepasselijke voorschriften van het land waar de kachel is geïnstalleerd met betrekking tot de verwijdering van dergelijke materialen (objecten) en, indien nodig, dient het verwijderen van dergelijke artikelen te worden gemeld.
ATTENTIE
Het demonteren van de kachel dient enkel te gebeuren als de verbrandingskamer van de kachel niet werkt en als de kachel niet is aangesloten op de voeding:
• haal alle elektrische delen eruit
• gooi batterijen en elektrische kaarten van de afstandsbediening weg in de juiste vuilnisbakken in overeenstemming met de normen
• scheid de batterijen die u wilt behouden van de elektrische kaarten
• ontmantel de xxxxxx met de hulp van een geautoriseerd bedrijf.
ATTENTIE
Het weggooien van de kachel op openbare plaatsen vormt een ernstig risico voor mens en dier. In dergelijke gevallen is het altijd de verantwoordelijkheid van de eigenaar als hierbij een mens of een dier gewond raakt.
Wanneer de kachel wordt gedemonteerd, moeten deze handleiding en alle andere documenten met betrekking tot de kachel ook worden vernietigd.
20. LOOPTIJD VAN DE GEGARANDEERDE SERVICE
Hiermee bedoelen we de periode vanaf de aankoopdatum van de apparaten waarin we service, accessoires en reserveonderdelen garanderen.
De periode van gegarandeerde service is vastgesteld in overeenstemming met de wetgeving.
In geval van een wijziging van het model en het ontwerp van het apparaat, is de deadline voor het vervangen van de onderdelen waarvan het ontwerp is gewijzigd, geregeld binnen wettelijke termijnen.
Na deze periode worden de betreffende onderdelen in de nieuwe ontwerpen geleverd.
De productgarantie is geldig binnen de wettelijk vastgestelde periode.
De garantie is niet van toepassing op het glas of op fysieke schade veroorzaakt na aankoop. DE FABRIKANT BEHOUDT ZICH HET RECHT VOOR AANPASSINGEN TE DOEN.
Het apparaat zal binnen de garantieperiode, alleen correct functioneren als dat wordt gebruikt in overeenstemming met de instructies voor aansluiting en gebruik.
De garantie vervalt indien vastgesteld wordt:
- Dat het aansluiten van het product of de reparatie is uitgevoerd door onbevoegde personen of als er namaakonderdelen zijn ingebouwd.
- Dat het apparaat niet correct wordt gebruikt in overeenstemming met deze gebruiksaanwijzing.
- Dat tijdens het gebruik mechanische schade aan het apparaat is ontstaan.
- Dat het verhelpen van storingen is uitgevoerd door onbevoegden.
- Dat het apparaat voor commerciële doeleinden werd gebruikt.
- Dat de schade is ontstaan tijdens het transport, na verkoop van het apparaat.
- Dat de fout te wijten was aan verkeerde installatie, onjuist onderhoud, of mechanische schade veroorzaakt door de klant.
- Dat de storing te wijten was aan te hoge of lage elektrische spanning en als gevolg van overmacht.
Storingen in het apparaat kunnen buiten de garantieperiode worden verholpen met originele reserveonderdelen waarop wij ook garantie geven onder dezelfde voorwaarden en bepalingen.
Deze garantie sluit niet uit noch is van invloed op de rechten van consumenten in verband met goederen in overeenstemming met wettelijke bepalingen. Als het geleverde product niet overeenkomt met het contract, heeft de consument het recht om de verkoper te vragen dit in orde te maken door het product te repareren of te vervangen in overeenstemming met de geldende wetgeving.
MG Pelletverwarming B.V.
Bezoekadres: Xxxxxxxxxxxxxx 0 0000 XX xx Xxxxxx Mobiel : x00000000000
E-mail: xxxx@xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx website: xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx KvK: 70178615
BTW: NL858176786B01
IBAN :XX00 XXXX 0000 0000 00 BIC: INGBNL2AA
WIJ BEHOUDEN ONS HET RECHT VOOR HET PRODUCT TE WIJZIGEN.
DIT HOUDT GEEN SCHENDING VAN DE FUNCTIONALITEIT VAN HET APPARAAT IN