Contract
1 VOORWAARDEN OP NIVEAU VAN TRANSPORT
Elke deelnemer aan de Belbeef Standaard, verbindt zich ertoe alle voor hem van toepassing zijnde regionale, nationale en Europese reglementering na te leven.
De hieronder vermelde voorwaarden zijn van toepassing bij commercieel transport van runderen. Deze bepalingenPunten 1, 2, 4 en 5 van onderstaande bepalingen zijn niet van toepassing voor rundveehouders die zelf hun eigen dieren naar het slachthuis transporteren, indien het slachthuis zich bevindt binnen een straal van 50km van de veehouderij waar het dier werd gehouden. In dat geval zijn de transportvoorwaarden afgedekt via de sectorgids voor de primaire dierlijke productie (G-040 module C)
Het gewicht van de voorwaarde is met de letter A of B aangegeven. (Zie de certificeringsregeling voor de verklaring).
1 |
slachthuis. | BA |
Het slachthuis moet zich vergewissen van de aanwezigheid van volgende elementen bij de receptie van de dieren ● Attest aanwezig van opleidingGetuigschrift van vakbekwaamheid van dierenvervoer voor chauffeur en actieve bijrijder + update bij elke wijziging ● Lijst van goedgekeurdeDe goedkeuring door de bevoegde overheid van transporteurs en transportmiddelen moet aanwezig zijn in het slachthuis en periodiek worden opgevraagd door de slachthuisuitbater ● Oplijsting ● Ingeval van gebruik van vaste transporteurs, transportmiddelen en chauiffeurschauffeurs kan deze informatie op voorhand worden opgevraagd door het slachthuis. De correctheid van de overgemaakte informatie wordt getoetst door de slachthuisuitbater. De controle dient te worden geregistreerd in het kwaliteitssysteem. In geval van tekortkomingen wordt onmiddellijk actie ondernomen |
2 | Elke exploitant is door het FAVV goedgekeurd. | A |
Een kopie van de officiële toelating voor de activiteit “commercieel transport van landbouwhuisdieren” moet bewaard worden in het vervoermiddel. Het certificaat van goedkeuring van het voertuig afgeleverd door de LPCE van het FAVV is tijdens het transport aanwezig en kan getoond worden aan het slachthuis.. | ||
3 | De reglementeringen betreffende het welzijn van dieren tijdens het transport dienen strikt nageleefd te worden. | A |
Ten einde zoveel mogelijk stress te vermijden, wordt speciale aandacht geschonken aan volgende punten: ● D ● Hanteer een rustige rijstijl om geen bijkomende stress te veroorzaken. ● Er dient een fysieke scheiding tussen de dieren afkomstig van verschillende groepen of beslagen op hetzelfde transportmiddel toegepast te worden ● Dde maximale bezettingsdichtheid moet gerespecteerd worden, Categorie Gewicht bij Oppervlakte in m² per dier benadering Xxxxx Xxxxxxxx 000 kg 1,30 tot 1,60 Zeer grote runderen >700 kg > 1,60 ● hetHet gebruik van kalmeermiddelen is verboden, ● hetHet gebruik van elektrische drijfmiddelen is verboden, tenzij in noodgevallen, en beantwoordend aan bijlage III, punt 1.9, van de Verordening EG 1099/2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden. Onder een volwassen dier wordt een dier verstaan dat geslachtsrijp en volgroeid is. Hoewel dit tijdstip kan verschillen volgens het type en het ras van het dier, wordt voor een eenduidige toepassing van de wetgeving de minimumleeftijd voor het gebruik van de prikker vastgelegd op 18 maand voor runderen. Als de prikker gebruikt wordt, mogen de schokken enkel toegediend worden op de spieren van de achterpoten en mogen ze niet langer duren dan 1 seconde. Tussen het toedienen van twee schokken moet er minstens 5 seconden verstrijken. Als een dier na het toedienen van 2 schokken nog steeds niet reageert, ook al heeft het voldoende plaats om zicht voort te bewegen, mogen er geen bijkomende schokken meer worden toegediend en moet er een andere oplossing worden gezocht. |
Een gebruik van de prikker bij meer dan 10 % van% van de dieren wordt als systematisch beschouwd en mag dus niet. Om een systematisch gebruik van de prikker te vermijden mogen de personeelsleden deze niet continu in de hand houden, aangezien dit automatisch tot overgebruik leidt. De prikker mag enkel in de hand genomen worden als er nood aan is (bvb. voor een gevaarlijk dier) en dient daarna weer opzij gelegd te worden. ● ● De eigenaar van de dieren of de transporteur dient elke afwijking die een invloed heeft op het welzijn van de dieren te melden aan het slachthuis. | ||
4 | Chauffeurs en begeleiders moeten over een vakbekwaamheidscertificaat beschikken. | A |
Dit certificaat, afgeleverd door de bevoegde gewestelijke instantie (DGZ, in Vlaanderen, CER Groupe in Wallonië) is uniek, persoonlijk en heeft een onbeperkte geldigheidsduur. Op dit document staan de diersoorten waarvoor de kandidaat bij het examen is geslaagd. | ||
5 | De transporteur dient te beschikken over een noodplan, om zowel de chauffeur als het transportbedrijf voor te bereiden op een eventueel noodgeval. | B |
Het noodplan dient steeds in de vrachtwagen aanwezig te zijn en omvat volgende zaken: • Welke potentiële risico’s kunnen een noodgeval veroorzaken? • Wat kan gedaan worden ingeval van een voorval? • Wat zal er ondernomen worden? • Hoe het risico verkleinen waar mogelijk? Door het treffen van de nodige voorbereidingen kan de transporteur op een doeltreffende wijze reageren en zal de impact van het voorval of ongeval kunnen verminderen. Het noodplan bevat volgende elementen (te documenteren vanuit de omgang met het dier): • Beschrijving van hoe de communicatie verloopt tussen de chauffeur en het transportbedrijf • Contactgegevens voor noodgevallen (politie, nooddiensten, slachthuizen, dierenarts, overheid, verzekeringen, etc.) • Vervangingsregeling bij pech aan het voertuig • Oplossingen voor herstelling ingeval van schade aan het voertuig • Oplossingen voor het lossen van dieren ingeval van vertragingen of nood, met een identficiatieidentificatie waar dieren eventueel kunnen worden gelost. • Oplossingen voor de voorziening van water, voeder en strooimateriaal ingeval van onvoorziene langdurigee vertragingen • Andere zaken die essentieel zijn om de dieren niet onnodig te laten lijden als gevolg van vertragingen tijdens transport. |
6 | De chauffeur vergewist zich van de geschiktheid van de dieren voor transport | A |
De chauffeur beschikt over informatie en kennis om de geschiktheid tot transport te beoordelen. De leidraad “Practical guidelines to assess fitness for transport of adult bovines”1 kan een handig hulpmiddel zijn om de geschiktheid tijdens transport te beoordelen. |
1
xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxx.xxx.xx/xxxxx/xxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx ls/GuidelinesAssessFitnessTransportBovines050716.pdf
2 VOORWAARDEN OP NIVEAU VAN SLACHTHUIZEN EN UITSNIJDERIJEN
Algemene voorwaarden
Elke deelnemer aan de Belbeef Standaard, verbindt zich ertoe alle voor hem van toepassing zijnde regionalezijnde , nationaleregionale, nationale en Europese reglementering na te leven. Deze geldt als minimumnorm en betreft meer bepaald de toepassing van de voorschriften m.b.t.:
- de wettelijk verplichte erkenningen of toelatingen,
- de bouw- en milieuvergunningen,
- de classificatie en aanbieding van runderkarkassen,
- de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten,
- de omstandigheden van productie, opslag, transport, commercialisering en hygiëne met betrekking tot vlees, gehakt en vleesbereidingen doorheen de ganse productiekolom (werkplaats, opslagruimte, verkooppunt, …),
- het dierenwelzijn,
- de traceerbaarheid,
- de meldingsplicht naar de overheid,
- …
De voorwaarden die deeldie deel uitmaken van de generieke autocontrole gids voor de slachthuizen, uitsnijderijen en inrichtingen voor de verwerking van vlees (G-018 – versie 2), zijn hier niet overgenomen. Hier zijn enkel de bovenwettelijke bepalingen opgenomen, en aangeduid met een oplopend nummer.
Het gewicht van de voorwaarde is met de letter A, BA, B of C aangegeven. (Zie de certificeringsregeling voor de verklaring).
2.1 BEDRIJFSCERTIFICATIE
Management commitment
1 | De beleidsverklaring omvat minimaal het engagement van de directie met betrekking tot voedselveiligheid, kwaliteit en dierenwelzijn alsook de wijze waarop dit engagement in de praktijk wordt omgezet | A |
• Het bedrijf beschikt over een schriftelijke beleidsverklaring die door de exploitant is ondertekend. • Het bedrijf toont aan op welke wijze dit beleid wordt vormgegeven, mawm.a.w. hoe dit in de praktijk wordt omgezet. • Het bedrijf kan aantonen hoe het beleid wordt overgebracht naar het personeel. • Het beleid maakt het voorwerp uit van regelmatige toetsing waarbij de resultaten via de vergaderstructuren van het bedrijf met het senior management worden besproken. | ||
2 | Het bedrijf heeft SMART doelstellingen geformuleerd om vorm te geven aan het beleid. | A |
• De elementen uit de beleidsverklaring geven aanleiding tot de conceptie van doelstellingen verbonden aan minimaal voedselveiligheid, kwaliteit en dierenwelzijn. • Deze doelstellingen zijn smart (Specifiek, Meetbaar, Aanvaardbaar, Realiseerbaar, Tijdsgebonden). | ||
3 | De directiebeoordeling omvat bovenop de eisen van standaardeigenaars een analyse van de tekortkomlingentekortkomingen die vastgesteld werden door de diverse overheidsdiensten (FAVV, inspectiedienst dierenwelzijn, etc.) | A |
• Tekortkomingen afkomstig van officiële instanties alsook de interne opvolging dienen deel uit te maken van de directiebeoordeling. • Bij het vaststellen van structurele tekortkomingen voorziet de directie de nodige acties om de basisoorzaak te achterhalen en te streven naar definitieve oplossingen. | ||
4 | Het bedrijf beschikt over een organigram dat ook de communicatiekanalen beschrijft op vlak van voedselveiligheid en dierenwelzijn tussen verantwoordelijke en senior management. | A |
• Het organigram omvat een overzicht van de rapporteringskanalen binnen het bedrijf. • Het organigram toont aan dat de functies verbonden aan voedselveiligheid en dierenwelzijn een rechtstreekse communicatie/rapporteringsbevoegdheid hebben aan het senior management. |
• De functiebeschrijving van voormelde posten onderlijnt hun verantwoordelijkheden en bevoegdheden en bevestigt hun rapporteringsbevoegdheid aan senior management.
• Het bedrijf toont aan dat er gestructureerd overleg plaats vindt met senior management van de diensten kwaliteit en dierenwelzijn.
Crisisbeheer
5 | Xxxx exploitant beschikt over een crisisdraaiboek | A |
● Dit crisisdraaiboek omvat: - Een procedure die beschrijft hoe het bedrijf bij onvoorziene incidenten zijn activiteiten zal organiseren - heroriënteren - Een overzicht van ICE (In Case of Emergency) contacten van klanten, leveranciers, FEBEV - De werking van het crisisdraaiboek kan het voorwerp uitmaken van een dry run, door FEBEV georganiseerd. | ||
6 | Elk incident dat een impact kan hebben op de sector en/of media-exposure kan genieten, wordt aan FEBEV gemeld. | A |
FEBEV wordt ingelicht indien zich een incident voordoet. FEBEV maakt een inschatting in welke mate het incident een negatieve impact kan hebben op de sector als dusdanig om verdere acties te organiseren/coördineren. |
Erkenning(en)
7 | Elke exploitant is door het FAVV erkend en bij Belbeef aangemeld. | A |
● De slachthuizen, de uitsnijderijen en de inrichtingen voor de vervaardiging van vlees moeten voorafgaandelijk een erkenning door de bevoegde autoriteit bekomen. ● De officiële erkenningsbrief voor alle activiteiten moet bewaard worden in de inrichting. ● De exploitant heeft een door hem ondertekend aanmeldformulier met de noodzakelijke gegevens ingestuurd bij Belbeef. |
Autocontrole - HACCP
Validatie autocontrolesysteem | ||
8 | Elk slachthuis en/of uitsnijderij moet beschikken over een gevalideerd ACS. | A |
● Elk slachthuis of uitsnijderij moet beschikken over een gecertificeerd of gevalideerd autocontrolesysteem gebaseerd op de Autocontrolesectorgids G-018 voor de activiteiten die door hem ontplooid worden en binnen het toepassingsgebied van de Belbeef Standaard vallen. ● Validatie van de toepassing van de Autocontrolesectorgids G018 wordt door de overheid (FAVV) uitgevoerd en de certificatie door een certificatieorganisme. Certificatieorganismen dienen hiertoe geaccrediteerd te zijn. | ||
GFSI standaard | ||
9 | Mogelijkheid van gecombineerde audit van zowel autocontrole als GFSI standaard. | A |
● Het slachthuis en de uitsnijderij zal naast de autocontrole, ook gecertificeerd zijn volgens een GFSIeen GFSI standaard (BRC, IFS, GRMS, FSSC 22.000) of een IFS/BRC global market standaard. ● Om bovengenoemde validatie of certificatie aan te tonen, moet de betreffende schakel tijdens de controle minstens een geldig door het certificatie-organisme extern afgeleverd certificaat of validatiebewijs kunnen voorleggen door het certificatie-organisme. | ||
Tekortkomingen tijdens audits | ||
10 | De exploitant toont aan dat de vastgestelde tekortkomingen tijdens audits afdoend worden opgevolgd. | A |
● De exploitant moet aantonen dat tekortkomingen die door derde partijen worden vastgesteld, volgens de geplogendhedengeplogenheden van het autocontrolesysteem alsook de eisen van de standaardeigenaars op een adequate wijze worden opgevolgd en binnen redelijke termijnen worden opgelost. | ||
Initiële certificatie | ||
Bij initiële certificatie in het kader van ACS en/of bijkomende certificatieschema’s dewelke door Belbeef worden aanvaard, bezorgt de exploitant zo snel als mogelijk een bewijs aan Belbeef dat de audit heeft plaatsgevonden, en het certificatieproces nog lopende is. | A | |
● De exploitant bezorgt het finale certificaat en rapport ter upload aan FEBEV aan uiterlijk binnen de zestig dagen na de audit. Een tijdelijk attest van de OCI kan worden overgemaakt teneinde het dossier reeds open te kunnen zetten in de databank. |
Traceerbaarheid
11 | Al het ontvangen en geleverde vlees moet in de Belbeefdatabank geregistreerd worden. | A |
Elke exploitant moet beschikken over systemen (IN/OUT systemenOUT-systemen) of procedures waarmee het ontvangen en afgevoerde vlees wordt geregistreerd. Hij moet ook beschikken over systemen of procedures waarmee het verband kan worden gelegd tussen de aangevoerde en afgevoerde producten en waarmee de producten in alle stadia van productie, verwerking en distributie traceerbaar zijn. Tijdens de audit, wordt de correcte en regelmatige toewijzing van vlees via de Belbeef databank gecontroleerd door middel van controle via de massabalans. Bijzondere aandacht gaat hierbij naar het correct en systematisch registreren van de leveringen aan de deelnemende afnemers2 van Belbeef vlees. De traceerbaarheidscontroles zijn gebaseerd op waarnemingen en registraties van de auditor gedaan tijdens de rondgang en fysieke controles tijdensvan het productieproces. | ||
12 | Bewaring van het oor met oormerk tot minstens 7 weken na slachtdatum. | B |
Het oor met oormerk dient aan het karkas te blijven tot op het moment dat de vier kwartieren van het karkas eenduidig geïdentificeerd zijn volgens de wettelijke bepalingen ter zake. Met het oog op identificatiecontroles moet het oor met oormerk tot minstens 7 weken na slachtdatum in het slachthuis bewaard worden in de diepvries. Op aanvraag moet het oor binnen de 3 werkdagen beschikbaar zijn. | ||
13 | De handelsdocumenten moeten correct worden ingevuld waaruit dewaaruit de traceerbaarheid van de producten ondubbelzinnig blijkt. | B |
Bij levering van karkassen, vlees of verder bewerkte producten aan een volgende schakel (groothandel, uitsnijderij of detailhandel) dient de vleesleverancier steeds een uniek genummerde leveringsbon te voorzien. Een dubbel van deze leveringsbon dient tot minstens 2 jaar na de levering door de vleesleverancier en de ontvanger bewaard te worden. Op de leveringsbon moet – voor wat betreft de leveringen van vlees binnen het kader van de Belbeef Standaard - duidelijk gespecificeerd worden dat het over Belbeef rundvlees gaatrundvlees gaat (of over een hoger label dat op de Belbeef Standaard is gebaseerd). Bovendien moet op de leveringsbon minstens de leveringsdatum, de geleverde hoeveelheid (in kg), het (de) overeenkomstige oormerknummer(s) en/of (meng)lotnummer(s) en de bestemmeling vermeld staan. De producten die aan de Belbeef Standaard voldoen moeten duidelijk geïdentificeerd zijn in de commerciële documenten (Logo, listing, etcetc.) en onderscheiden van de eventuele andere producten. |
2 Voor de deelnemende afnemers, zie de belbeefwebsite: xxxx://xxx.xxxxxxx.xx/xx/x0x/xxxxxxxxxxxxx
Dierenwelzijn (slachthuis)
14 | Het bedrijf dient te beschikken over een AWO officer | A |
• Het bedrijf dient minimaal te beschikken over een AWO (Animal Welfare Officer) kwalificatie verstrekt door een erkend orgaan alsook een vervanger. • Indien de AWO een externe medewerker betreft, is er een contract aanwezig met de betrokkene inclusief een beschrijving van zijn/haar functie. • De AWO dient op regelmatige basis bijscholingen te volgen. Deze bijscholingen zijn geregistreerd. • De AWO dient over de geschikte competenties te beschikken om te voldoen aan de eisen in het kader van dierenwelzijn zoals beschreven in artikel 17 van VO1099/20093. • De AWO of | ||
15 | Het slachthuis past de praktijk van verdoofd slachten (verdoven gevolgd door steken, dood door verbloeding) toe in het kader van runderen die in aanmerking komen voor commercialisatie onder de Belbeef standaard. | A |
16 | Het slachthuis is verplicht de wetgeving in het kader van dierenwelzijn te respecteren. Hiertoe dient de operator een dierenwelzijnsbeleid ingevoerd te hebben in zijn autocontrolesysteem. | A |
• Een dierenwelzijnsbeleid is aanwezig en is structureel ingebed in het autocontrolesysteem van de operator. • De antoonbaarheid van de borging van het dierenwelzijn dient aantoonbaar te zijn via onder meer: - Dagelijkse controles met registratie van het welzijn van de dieren alsook van de goede werking van de primaire en secundaire systemen van verdoving. - Maandelijkse infrastructuuraudits en toetsing van de goede uitvoering van de dagelijkse controles op het terrein - Interne audits - Personeelsopleiding - De aanwezige procedures en instructies |
3 xxxxx://xxx-xxx.xxxxxx.xx/xxxxx-xxxxxxx/XX/XXX/XXX/?xxxxXXXXX:00000X0000&xxxxxXX
17 | Elk personeelslid dient over een vakbekwaamheidsattest te beschikken, verstrekt door de bevoegde overheid en is adequaat opgeleid. | A |
• De bevoegde overheid verstrekt het attest van vakbekwaamheid na een gunstige toetsing. Alle operatoren die in contact komen met levende dieren dienen over dit attest te beschikken. • De exploitant voorziet in opleiding voor het personeel dat met levende dieren in contact komt, en dit minimum jaarlijks. De opleiding dient als lesmateriaal gebruik te maken van de verbeterpunten die vastgesteld werden tijdens de dagdagelijkse werking van het bedrijf. | ||
18 | Het slachthuis voorziet in de installatie van camera’s (cfr. Sectorconvenant tussen FEBEV en de Minister van dierenwelzijn, 04/2017), en dit minimaal op volgende locaties: Loszone, stallen, drijfgang, verdovingsinstallatie en steekplaats. | A |
• Het bedrijf respecteert hierbij de reglementering in het kader van de bescherming van de privacy. • De bewaarduur van de beelden is vastgelegd op 14 dagen en heeft als primair doel verificatie mogelijk te maken alsook opleiding van stalpersoneel. • De AWO heeft toegang tot de beelden en staat nominatief op de lijst van gemachtigden die toegang hebben tot de beelden. | ||
19 | Elke inbreuk in het kader van dierenwelzijn vastgesteld ter hoogte van de stalomgeving wordt onverwijld overgemaakt aan de bevoegde overheidsdienst. In samenspraak met deze laatste wordt beslist op welke wijze er met het dier dient te worden omgegaan. Ingeval van afwezigheid van de bevoegde dienst wordt deze beslissing door de animal welfare officer of zijn aangestelde genomen, waarbij alle nodige informatie (foto’s omschrijving van de situatie of het probleem, etc.) wordt overgemaakt aan de bevoegde dienst ter opmaak van het informatieformulier waardoor identificatie van de verantwoordelijke partij wordt vereenvoudigd. | A |
• Het bedrijf kan aantonen via zijn autocontrolesysteem dat meldingen worden overgemaakt aan de bevoegde diensten. Voor meldingen waarvoor de exploitant zelf moet instaan voor opvolging kan aantoonbaar gemaakt worden dat de grondoorzaak is achterhaald en gepaste actie werd ondernomen. | ||
Het bedrijf dient te beschikken over een AWO officer | A | |
• Het bedrijf dient minimaal te beschikken over een AWO (Animal Welfare Officer) kwalificatie verstrekt door een erkend orgaan alsook een vervanger. • Indien de AWO een externe betreft, is er een contract aanwezig met betrokkene inclusief een beschrijving van zijn/haar functie. • De AWO dient op regelmatige basis bijscholingen te volgen. Deze bijscholingen zijn geregistreerd. |
• De AWO dient over de geschikte competenties te beschikken om te voldoen aan de eisen in het kader van dierenwelzijn zoals beschreven in VO1099/2009. • De AWO en zijn of haar vervangers dienen dagelijks aanwezig te zijn op de slachtvloer en het welzijn opvolgen in het slachthuis. Tijdens dit toezicht, dient er specifiek aandacht te worden besteed aan het lossen, drijven, wachtruimte, verdoving en steken van de dieren. | ||
20 | Het slachthuis bezorgt periodiek een evaluatie van het transport en de observaties aan de betrokken leverancviersleveranciers. Deze feedback dient minimaal volgende punten te omvatten: - Aantal vermoeide en gewonde dieren - Aantal dood aangeleverde dieren - Conditie van de dieren - Feedback van de Post-mortem keuring mbtm.b.t. dierenwelzijn - Reinheid van de dieren | A |
21 | Het dier dient adequaat gefixeerd te zijn bij het aanbrengen van het penschiettoestel. Indien fixatie niet mogelijk is, vergewist het slachthuis zich van de competentie van de operator aan deze werkpost door regelmatig toezicht. | B |
22 | Indien de operator bij het gebruik van het penschiettoestel vaststelt dat het schot niet effectief genoeg geweest is, dient onverwijld een tweede schot te worden toegediend. | A |
• Het spreekt voor zich dat de bedwelmingstechniek doeltreffend dient te zijn. Hiertoe dient er een pre-operationele controle te worden uitgevoerd om zich te vergewissen van de goede werking van het apparaat alsook de aanwezigheid en het juiste gebruik van de patronen in functie van de aard van de te slachten dieren. • De operator die het toestel bedient dient aantoonbaar gekwalificeerd te zijn om met dit apparaat om te gaan. De opleiding beschrijft helder de toe tee passen techniek en acties ingeval van afwijkingen. • Indien blijkt dat de toegepaste bedwelming niet adequaat verlopen is, en een tweede schot noodzakelijk is, dient dit onverwijld te gebeuren. Deze bijkomende verdoving dient geregistreerd in het autocontrolesysteem van het slachthuis waarbij de oorzaak en vervolgacties dienen geregistreerd te worden. Maandelijks dienen de tekortkomingen op vlak van bedwelming nagekeken te worden om structurele problemen te detecteren en gepaste corrigerende acties te ondernemen indien nodig. • De animal welfare officer dient dagelijks tijdens de slachtactiviteiten de performantie van de bedwelming te beoordelen. | ||
23 | Het gebruik van een stok dient in eerste instantie voor de bescherming van de operator en mag slechts gebruikt worden ingeval van noodzaak. Het gebruik ervan mag geen schade noch bijkomende stress toebrengen aan het dier. | A |
24 | Elektrische prikkers dienen slechts in laatste instantie te worden aangewend, en dit op de correcte manier. | A |
• Onder een volwassen dier wordt een dier verstaan dat geslachtsrijp en volgroeid is. Hoewel dit tijdstip kan verschillen volgens het type en het ras van het dier, wordt voor een eenduidige toepassing van de wetgeving de minimumleeftijd voor het gebruik van de prikker vastgelegd 18 maand voor runderen. • Als de prikker gebruikt wordt, mogen de schokken enkel toegediend worden op de spieren van de achterpoten en mogen ze niet langer duren dan 1 seconde. Tussen het toedienen van twee schokken moet er minstens 5 seconden verstrijken. Als een dier na het toedienen van 2 schokken nog steeds niet reageert, ook al heeft het voldoende plaats om zicht voort te bewegen, mogen er geen bijkomende schokken meer worden toegediend en moet er een andere oplossing worden gezocht. • Een gebruik van de prikker bij meer dan 10 % van% van de dieren wordt als systematisch beschouwd en mag dus niet. Om een systematisch gebruik van de prikker te vermijden mogen de personeelsleden deze niet continu in de hand houden, aangezien dit automatisch tot overgebruik leidt. De prikker mag enkel in de hand genomen worden als er nood aan is (bvb. voor een gevaarlijk dier) en dient daarna weer opzij gelegd te worden. | ||
25 | Indien een noodslachting vereist is, dient het slachthuis op voorhand hiervan op de hoogte gesteld. | B |
• De modaliteiten hiertoe dienen beschreven te zijn in het autocontrolesysteem van het slachthuis. |
Toezicht in het slachthuis
26 | De exploitant controleert dagelijks pre-operationeel de stalomgeving van de loszone tem de steekplaats om eventuele infrastructurele onregelmatigheden of verdachte personeelsgedragingen vast te stellen en te rapporteren aan senior management. | A |
• In het kader van toezicht dient de omgeving van het bedrijf regelmatig nagekeken te worden op integriteit en aanpassingen die niet het voorwerp uitmaken van gekende werkzaamheden. • Tekortkomingen moeten onmiddellijk aan het management worden gerapporteerd. | ||
27 | Toegang tot de stalomgeving is niet toegestaan voor derden, tenzij zij vergezeld zijn van een vertegenwoordiger van het bedrijf. | A |
• Het bedrijf dient steeds waakzaam te zijn voor derden die zonder begeleiding de bedrijfsterreinen betreden. Zij dienen onverwijld deze persoon te begeleiden naar de |
receptie. • Derden mogen zich niet zonder begeleider begeleiden op het bedrijfsterrein. | ||
28 | Het arbeidsreglement van de exploitant vermeldt restricties met betrekking tot het nemen van foto’s en communicatie met derden in het kader van de interne werking van het bedrijf. | A |
2.2 DIERCERTIFICATIE
Registratie van de aangeboden dieren
1 | Controle via de Belbeef database of de aangeboden dieren afkomstig zijn van een erkend Belbeef-bedrijf. | B |
Bij aankomst in het slachthuis worden de dieren via de digitale database gescreend, er wordt nagekeken of ze afkomstig zijn van een Belbeef gecertificeerde rundveehouder. Er wordt nagekeken of ze aan alle door de distributeur opgelegde voorwaarden voldoen (opvolgingsperiode, leeftijd, karkasgewicht, geslacht,…). Pas dan worden deze dieren aangeboden aan de distributeur als conform. De distributeur maakt zijn keuze uit de aan hem aangeboden dieren en kan als controle op de controle steekproefsgewijs opvragen of aan de voorwaarden werd voldaan. In geval een karkas om één of andere reden afgekeurd zou worden voor de Belbeef Standaard, moet het karkas tot 48 h na de slacht beschikbaar blijven voor de boer ter controle van de reden tot weigering. | ||
2 | Registratie van de aangeboden dieren in Beltrace. | A |
De aangifte en de registratie van de binnengekomen dieren dient altijd in het Beltrace-systeem te gebeuren zodat de officiële dierenarts de ante- mortemgegevens kan inbrengen. Enkel in dat geval kan de officiële dierenarts toelating geven om te slachten. Gelijktijdig dient het dier ook aangeboden te worden in het Belbeef datasysteem. | ||
3 | Alle dieren worden bij ontvangst gecontroleerd wat betreft identificatie, properheid, dierenwelzijn. | B |
Classificatie van karkassen
4 | In het slachthuis worden de karkassen geklasseerd volgens de SEUROP-classificatie en gemerkt door middel van een stempel of etiket. Voor stieren worden enkel karkassen in het Belbeefsysteem aanvaard met classificatie S of E.of E. | B |
Deze classificatie wordt gecontroleerd door een door de overheid aangeduide instantie. Het slachthuis communiceert het resultaat van de classificatie aan de bevoegde instantie. Deze classificatie en de |
andere diergerelateerde eigenschappen (warm geslacht gewicht, zuurtegraad, leeftijd, enz.) worden eveneens gelijktijdig gecommuniceerd aan het Belbeef-datasysteem.
Warm geslacht gewicht
5 | Enkel karkassen met een warm geslacht gewicht van minimum 350 kg worden aanvaard. | B |
Het warm geslacht karkasgewicht is het gewicht vastgesteld op het ogenblik van de weging en indeling op de slachtlijn. |
Zuurtegraad (pH)
6 | Enkel karkassen waarvan de pH lager is dan 6, gemeten tussen 24 uur en 48 uur na het slachten, komen in aanmerking. | C |
2.3 TRANSPORT
13 | Het transport van Belbeefdieren van de veehouderij naar het slachthuis dient te gebeuren onder de verantwoordelijkheid van het slachthuis. Met uitzondering van transport uitgevoerd door de veehouder indien binnen een straal van 50 km rond het slachthuis. | B |
Het deel « Transport » van de Belbeef Standaard wordt in het slachthuis gecontroleerd, tijdens de audits van het slachthuis. Het transport in het kader van de Belbeef Standaard gebeurt onder de verantwoordelijkheid van het slachthuis. Tussen de transporteur en het slachthuis moet een getekende overeenkomst bestaan waarin volgende punten zijn opgenomen: ● Attest aanwezig van opleiding van dierenvervoer voor chauffeur en actieve bijrijder + update bij elke wijziging ● Lijst van goedgekeurde transporteurs moet aanwezig zijn in slachthuis ● Oplijsten van de namen van de chauffeurs die voor de betrokken transporteur dierentransport mogen uitvoeren |
3 VOORWAARDEN OP HET NIVEAU VAN DE GROOTHANDELAARS ZONDER FYSIEKE ACTIVITEIT
Registratie en documentatie
1 | De operator is geregistreerd bij het FAVV en bij Belbeef aangemeld, en beschikt over de nodige documenten om te verifiëren dat hij aan de Belbeef-voorwaarden voldoet. | A |
● De groothandelaars zonder fysieke activiteit moeten vooraf geregistreerd worden bij de bevoegde overheden. ● De operator heeft bij Belbeef een door hem ondertekend formulier ingediend met de nodige gegevens. ● De operator beschikt over al de documenten (boekhouding, bewijsstukken e.d.m.) die aantonen dat hij aan de Belbeef-eisen voldoet. ● De operator beschikt over een overzicht van zijn klanten en leveranciers die het mogelijk maakt om de Belbeef-deelnemersBelbeefdeelnemers gemakkelijk te identificeren. |
Klachtenbeheer
2 | Elke groothandelaar zonder fysieke activiteit moet over een klachtenbeheersysteem beschikken. | B |
● De operator beschikt over een klachtenbeheersysteem evenals over een register waarin de klachten geregistreerd worden. ● De eventuele klachten worden gedurende minimum vijf kalenderjaren bewaard. |
Traceerbaarheid
3 | Elke ontvangst en levering van vlees moet worden geregistreerd in de Belbeefdatabank. | A |
● De operator beschikt over een traceerbaarheidsprocedure waardoor hij het verband tussen de aangekochte producten en de producten die hij aan zijn klanten levert kan leggen. Bij de audit zal de correcte en regelmatige toewijzing van het vlees worden gecontroleerd via de Belbeef databank. Bijzondere aandacht gaat hierbij naar het correct en systematisch registreren van de leveringen aan de deelnemende xxxxxxxx0 van Belbeef vlees. ● Er bestaat ook een duidelijk verband tussen de inkoopfacturen en de verkoopfacturen. | ||
4 | De operator heeft een traceerbaarheidsoefening uitgevoerd tijdens het afgelopen jaar. | B |
De operator heeft tenminste één traceerbaarheidsoefening uitgevoerd tijdens het afgelopen jaar. Bij deze oefening moet de traceerbaarheid kunnen worden aangetoond vanaf de input tot de output van de producten en vice versa. |
5 | Een verband kan worden aangetoond tussen de inkomende/uitgaande producten en de registraties van de partijen in de Belbeef Databank. | A |
6 | De uitgaande verhandelde producten die aan de Belbeef Standaard voldoen moeten duidelijk geïdentificeerd zijn in de commerciële documenten en te onderscheiden zijn van de eventuele andere producten. | B |
4 Voor de deelnemende afnemers, zie de belbeefwebsite: xxxx://xxx.xxxxxxx.xx/xx/x0x/xxxxxxxxxxxxx
Recalls
7 | De operator beschikt over een recall procedure. | B |
● ● Deze procedure |
4 VOORWAARDEN OP HET NIVEAU VAN DE COMMERCIALISATIE VAN REFORME KOEIEN
Voorwaarden op niveau van het transport
1 | De modaliteiten beschreven onder punt 3 van de Belbeef standaard zijn volledig van toepassing met uitzondering van de aangegeven bezettingsdichtheid..bezettingsdichtheid. Voor reforme koeien dient volgende tabel gerespecteerd te worden: | B | |||
Categorie | Gewicht bij benadering | Oppervlakte in m² per dier | |||
Middelgrote runderen | 325 kg | 0,95 tot 1,30 | |||
Xxxxx Xxxxxxxx | 000 kg | 1,30 tot 1,60 | |||
Zeer grote runderen | >700 kg | > 1,60 | |||
Voorwaarden op niveau van slachthuizen en uitsnijderijen
2 | Deelnemende slachthuizen en uitsnijderijen dienen te beschikken over een geldig Febev Plus- RUND certificaatRUND-certificaat, om reforme koeien onder de Belbeef standaard te commercialiseren. | A |
3 | IKM/QFL/QFK en DIERCERTIFICATIE Controle via de Belbeef database of de aangeboden dieren afkomstig zijn van een erkend IKM-bedrijf. | A |
- Bij aankomst in het slachthuis worden de dieren via de digitale database gescreend, er wordt nagekeken of ze afkomstig zijn van een IKM/QFL/QMK gecertificeerd melkveebedrijf. - Door koppeling van de gegevensbanken van IKM/QFL/QMK met Belbeef kan er controle worden uitgeoefend van de IKM/QFL/QMK-gecertificeerde beslagen. Dieren die niet aan deze voorwaarde voldoen, kunnen niet gecommercialiseerd worden als gecertificeerde reforme koeien en worden uitgesloten uit het Belbeef systeem. - IKM/QFL/QMK certificatieQMK-certificatie staat garant voor de opvolging ter hoogte van het melkbedrijf en meer in het bijzonder de dieren zelf. Meer in het bijzonder zijn de IKM/QFL/QMK modulesQMK-modules verbonden aan dierengezondheid (Module A), dierenwelzijn (Module B), milieu (Module E), meldingsplicht (Module F) en Duurzaamheid |
(Module G) relevant. Voor meer info, zie de inhoud van het IKM/QFL/QMK lastenboek.5 | ||
4 | Registratie van de aangeboden dieren in Beltrace. | A |
De aangifte en de registratie van de binnengekomen dieren dient altijd in het Beltrace-systeem te gebeuren zodat de officiële dierenarts de ante mortemgegevens kan inbrengen. Enkel in dat geval kan de officiële dierenartsbevoegde dienst toelating geven om te slachten. Gelijktijdig dient het dier ook aangeboden te worden in het Belbeef datasysteem. | ||
5 | Alle dieren worden bij ontvangst gecontroleerd wat betreft identificatie, properheid, dierenwelzijn. | B |
6 | In het slachthuis worden de karkassen geklasseerd volgens de SEUROP-classificatie en gemerkt door middel van een stempel of etiket. | B |
Deze classificatie wordt gecontroleerd door een door de overheid aangeduide instantie. Het slachthuis communiceert het resultaat van de classificatie aan de bevoegde instantie. Deze classificatie en de andere diergerelateerde eigenschappen (warm geslacht gewicht, enz.) worden eveneens gelijktijdig gecommuniceerd aan het Belbeef-datasysteem. |
Voorwaarden op niveau van groothandelaarsvan groothandelaars zonder fysieke activiteit
7 | De deelnemende groothandelaar zonder fysieke activiteit dient te beschikken over een geldig FEBEV plus – RUND certificaat, om reforme koeien onder Belbeef te kunnen commercialiseren. | A |
5 xxxx://xxx.xxx.xx/xxxxxxxxxx/xxxxxx_xx.xxxxx?xxx0