Kelvin
ALGEMENE AANSLUITVOORWAARDEN ZAKELIJK
V012019
Kelvin
Inhoudsopgave:
Artikel 1 Algemene bepalingen
Artikel 2 Wijze van aansluiten van installaties
Artikel 3 Voorzieningen ten behoeve van de aansluiting Artikel 4 Aangifte van installatie
Artikel 5 Ontwerp en uitvoering van de installaties Artikel 6 Controle van de installaties
Artikel 7 Slotbepalingen
Artikel 8 Supplementen
Artikel 9 Bijlagen
Algemene Aansluitvoorwaarden Kelvin v012019 | Pagina 1 van 8 |
Artikel 1 – Algemene bepalingen
1.1. Aard van de technische aansluitvoorwaarden
1.1.1. De onderstaande voorwaarden zijn de technische aansluitvoorwaarden voor aansluitingen, anders dan in de meterkast, zoals bedoeld in de “Algemene Leveringsvoorwaarden Zakelijk” van Kelvin.
1.1.2. Indien deze aansluitvoorwaarden en de krachtens deze voorwaarden geldende voorschriften of bepalingen strijdig mochten blijken met de Algemene Leveringsvoorwaarden, zijn de laatste beslissend.
1.1.3. Afwijkingen van de aansluitvoorwaarden dienen voor de uitvoering schriftelijk tussen de aanvrager en het bedrijf te zijn overeengekomen en worden vastgelegd in de aansluitovereenkomst.
1.1.4. Aansluiting vindt alleen plaats als het ontwerp en de uitvoering van de verwarmings- en/of warm tapwater installatie voldoet aan de technische aansluitvoorwaarden.
1.2. Begripsomschrijving
1.2.1. In deze voorwaarden wordt verstaan onder:
- Aansluiting: de aansluitleiding of installatie van het bedrijf die de installatie van de klant met de hoofdleiding verbindt, met inbegrip van de meetinrichting en alle andere door of vanwege het bedrijf in of aan de leiding aangebrachte apparatuur, tot aan de levergrens.
- Aansluitleidingen: de leidingen van het bedrijf die het warmteafleverstation of de warmteafleverunit of de warmte-koude installatie verbinden met de hoofdleidingen.
- Aansluitwaarde: de hoeveelheid warmte of koude per tijdseenheid, die contractueel maximaal afgenomen mag worden.
- Aanvrager: degene die een aanvraag voor het tot stand brengen, uitbreiden of wijzigen van een aansluiting bij het bedrijf heeftingediend.
- Bedrijf: Xxxxxx, als exploitant van hetwarmtenetwerk
- Bivalente aansluiting: aansluiting waarbij de installatie van de verbruiker kan worden verwarmd via een eigen (gasgestookte) ketelinstallatie en/of via een afleverstation (indirecte aansluiting).
- Directe aansluiting: aansluiting waarbij de installatie van de verbruiker en het bedrijf zonder waterscheiding op elkaar zijn aangesloten door middel van een warmte-afleverunit. Het water van het warmtenet stroomt door de installatie van de verbruiker.
- Hoofdleidingen: de leidingen van het bedrijf waarop aansluitingen tot stand kunnen worden gebracht.
- Indirecte aansluiting: aansluiting waarbij de installatie van de verbruiker en het bedrijf zijn gescheiden door middel van een warmtewisselaar (warmte-afleverstation). De installatie van de verbruiker is in dit geval een gesloten systeem.
- Installateur: degene die naar het oordeel van het bedrijf bevoegd is tot het uitoefenen van installatiewerkzaamheden, doch in elk geval in regel dient te zijn met het bepaalde in het vestigingsbesluit “Verwarmings- en aanverwante bedrijven 1960”, met inbegrip van de daarin aangebrachte of nog aan te brengen wijzigingen.
- Installatie van bedrijf: alle op de warmte- of koudelevering betrekking hebbende apparatuur en leidingen met toebehoren vóór de leveringsgrens.
- Installatie van klant: het deel van de (verwarmings-)installatie na de leveringsgrens (ook de verbruikersinstallatie genoemd).
- Leveringsgrens: de plaats waar feitelijk het verwarmings- of koelingswater ter beschikking wordt gesteld.
- Levering: de levering van warmte en/of koude respectievelijk het beschikbaar stellen vanwarmte en of koude.
- Meetinrichting: de apparatuur van het bedrijf bestemd voor het vaststellen van de omvang van de levering, van de voor de afrekening door het bedrijf nodig geachte gegevens en voor de controle van het verbruik.
- Opstellingsruimte: de ruimte waarin het station of de unit isopgesteld.
Algemene Aansluitvoorwaarden Kelvin | Pagina 2 van 8 |
- Perceel: elke roerende of onroerende zaak, gedeelte of samenstelling daarvan, ten behoeve waarvan een aansluiting tot stand is gekomen of zal komen, dan wel levering van warmte geschiedt of zal geschieden.
- Warmteafleverstation: de installatie, deel uitmakend van de niet meterkast gebonden aansluiting, die tussen de aansluitleidingen en de verbruikersinstallatie staat. In dit station is de meetinrichting opgenomen en/of de druk- en temperatuurregeling waarbij gebruik wordt gemaakt van een warmtewisselaar (indirecte aansluiting).
- Warmteafleverunit: de installatie, deel uitmakend van de niet meterkast gebonden aansluiting, die tussen de aansluitleidingen en de verbruikersinstallatie staat. In deze unit is de meetinrichting opgenomen en/of de druk- en temperatuurregeling, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een warmtewisselaar (directe aansluiting).
1.2.2. Voorts zijn mede van toepassing, voor zover niet strijdig met voorgaande omschrijvingen, de begrippen zoals die voorkomen in de in deze aansluitvoorwaarden bedoelde voorschriften of bepalingen.
1.2.3. Deze aansluitvoorwaarden en de specifieke bepalingen in de supplementen maken deel uit van de overeenkomst tussen het bedrijf en de aanvrager en/of verbruiker.
1.3. Aansluiting en levering
1.3.1. Het bedrijf behoudt zich het recht voor, nieuwe installaties slechts aan te sluiten en bij uitbreiding, wijziging of vernieuwing van bestaande installaties de levering slechts dan te handhaven, indien de aanleg, uitbreiding, wijziging of vernieuwing tot stand is gebracht door een persoon die over de nodige vakbekwaamheid en outillage beschikt. De installateur wordt geacht over deze vakbekwaamheid en outillage te beschikken.
1.3.2. Het bedrijf is bevoegd: (i) het aansluiten of heraansluiten van een installatie te weigeren, (ii) de aansluiting van installaties te verbreken en/of (iii) de levering te weigeren of te beëindigen. Dit alles voor zover en zolang niet wordt voldaan aan het bepaalde in of krachtens deze aansluitvoorwaarden. Daaronder begrepen het geval dat een controle als bedoeld in artikel 6 van deze aansluitvoorwaarden niet of onvoldoende kan worden uitgevoerd en de uitoefening van die bevoegdheid door het bedrijf gerechtvaardigd is.
1.3.3. Zonder uitdrukkelijke toestemming van het bedrijf is het niet toegestaan enige werkzaamheden te verrichten aan de installatie van het bedrijf.
1.3.4. Verzegelingen die door of vanwege het bedrijf zijn aangebracht op kranen, op de meetinrichting of op andere toestellen die deel uitmaken van de aansluiting, mogen niet worden geschonden of verbroken.
1.3.5. Het bedrijf behoudt zich het recht voor een installatie of een uitbreiding van een installatie als tijdelijke installatie te aanvaarden en de tijdsduur van de aansluiting daarvan te bepalen. Deze tijdsduur zal als regel niet langer zijn dan één jaar.
Artikel 2 – Wijze van aansluiten van installaties
2.1. Mediumwater
2.1.1. Het verwarmingswater bestaat uit gedemineraliseerd water met een pH van 9,5 tot 10. Het bedrijf behoudt zich het recht voor om producten aan het mediumwater toe te voegen teneinde de bedrijfsvoering te verbeteren.
2.2. Aansluiten
2.2.1. De installatie van de verbruiker wordt, afhankelijk van de beoordeling van het bedrijf, met of zonder hydraulische scheiding aangesloten op de hoofdleiding van het bedrijf.
2.2.2. De aansluiting van een perceel vindt plaats via 2 geïsoleerde aansluitleidingen die in opdracht van het bedrijf het perceel worden binnen gevoerd in de opstellingsruimte.
2.2.3. Nadat de opstellingsruimte bouwkundig gereed is, wordt door of in opdracht van het bedrijf het warmte-afleverstation of de warmte-afleverunit geplaatst. Hierop wordt de installatie van de klant en de aansluitleiding vrij van spanningen aangesloten. Dit station of deze unit blijft eigendom van het bedrijf.
2.3. Individuele aansluiting
2.3.1. Ieder perceel of gebouw krijgt een individuele aansluiting.
Artikel 3 – Voorzieningen ten behoeve van de aansluiting
3.1. Algemeen
3.1.1. De toegang naar de ruimte waarin zich het warmte-afleverstation of de warmte-afleverunit en de tot de aansluiting behorende toestellen bevinden, mag niet op een naar het oordeel van het bedrijf ontoelaatbare wijze zijn belemmerd. Alle vanwege het bedrijf aangebrachte apparatuur met bijbehorende leidingen, appendages en meetinrichting, dienen te allen tijde bereikbaar tezijn.
3.1.2. Tijdens bouwwerkzaamheden dienen er zodanige maatregelen getroffen te worden, dat de installaties van het bedrijf inclusief de appendages niet worden beschadigd. Beschadigingen dienen onmiddellijk aan het bedrijf te worden gemeld.
3.2. De opstellingsruimte
3.2.1. In het perceel moet voor het onderbrengen van alle apparatuur van het bedrijf kosteloos een opstellingsruimte ter beschikking worden gesteld. Deze opstellingsruimte zal moeten voldoen aan de in de supplementen gestelde eisen wat betreft afmetingen, ventilatie, draagkracht van de vloer en toegankelijkheid.
3.2.2. De ruimte dient te zijn voorzien van verlichting met een spatwaterdichte schakelaar bij de deur. De lichtopbrengst is minimaal 100 lux op de vloer bij de warmte-afleverunit of hetwarmte-afleverstation.
3.2.3. De opstellingsruimte dient te zijn voorzien van een elektrische aansluiting ten behoeve van de warmtelevering. De kosten van het elektriciteitsverbruik ten behoeve van de verlichting en warmtelevering zijn voor rekening van de verbruiker. Indien er op verzoek van het bedrijf een dataverbinding en telefoonaansluiting verlangd wordt, dient vanaf de gevel tot in de opstellingsruimte een mantelbuis aangebracht te worden.
3.2.4. Voor aanvullende eisen: zie de supplementen.
3.3. Kruipruimte
3.3.1. Het bedrijf brengt de hoofdleidingen in principe in de straat of op het openbaar domein aan. Mocht dat niet mogelijk zijn, dan kunnen de warmte leidingen in de kruipruimte worden aangebracht. In een dergelijk geval kan het bedrijf vorderen dat er een zakelijk recht wordt gevestigd, waarin het hebben, leggen en onderhouden van leidingen van het warmtedistributienet isgeregeld.
3.3.2. De voorgeïsoleerde leidingen worden onder de fundatie van het perceel binnen gevoerd. De (kruip)ruimte heeft een vrije hoogte van minimaal 80 cm en dient via een luik met afmetingen van minimaal 60 x 80 cm bereikbaar te zijn voor inspectie en reparatie. Het kruipluik dient vanuit een gemeenschappelijke ruimte te allen tijde goed bereikbaar te zijn, dit naar oordeel van het bedrijf. De kruipruimte dient vrij van (grond)water te wordengehouden.
3.3.3. Voor de aanleg van de leidingen in de kruipruimten dienen sparingen te worden gehouden in de funderingsbalken, vloeren en muren.
3.3.4. De plaats en afmetingen van de sparingen worden door het bedrijf in overleg met de architect en constructeur bepaald. Bij vloerdoorvoeringen moeten pijphulzen worden toegepast, die 40 mm boven de afgewerkte vloer uitsteken en tot 5 mm onder het afgewerkte plafondreiken.
3.3.5. Bij de overgang van de hoofdleidingen in de kruipruimte naar de leidingen in de grond, dient in overleg met het bedrijf voldoende ruimte te worden vrijgehouden voor of in opdracht van het bedrijf aan te brengen voorzieningen in relatie tot de te verwachte bodemdaling.
3.3.6. Voor aanvullende eisen: zie de supplementen.
3.3.7. De aansluitleidingen worden bij voorkeur onder de fundatie de opstellingsruimte ingevoerd, waarbij er een sparing wordt verlangd in de vloer. Sparingen t.b.v. deze invoeringen dienen altijd in overleg met het bedrijf te worden aangebracht in verband met de grootte en plaats van het warmte-afleverstation of de warmte-afleverunit.
3.3.8. Indien in bijzondere gevallen voor bovengrondse hoofd- en verdeelleidingen wordt gekozen, dan komen voorzieningen als brandwerende doorvoeringen en speciale ophangconstructies voor rekening van de aanvrager.
Artikel 4 – Aangifte van installatie
4.1. Aanvraag in verband met aanleg of wijziging van een installatie van een klant
4.1.1. Bij de aanleg van nieuwe installaties, alsmede bij uitbreiding, wijziging of vernieuwing van bestaande installaties waarvoor een installatietekening bij het bedrijf moet worden ingediend of waarbij de installatie moet worden uitgebreid of gewijzigd, moet de aanvrager respectievelijk de verbruiker het bedrijf zo spoedig mogelijk schriftelijk, via het beschikbare aanvraagformulier, op de door het bedrijf aangegeven wijze opgeven:
a) naam, volledig adres en telefoonnummer;
b) het volledige adres en de bestemming van het perceel;
c) naam, volledig adres en telefoonnummer van xxxxxx die de werkzaamheden verricht alsmede diens hoedanigheid (installateur of ander);
d) de datum waarop met de werkzaamheden zal worden begonnen en de vermoedelijke duur van de werkzaamheden;
e) de gegevens die voor de aard/grootte van de aansluiting doorslaggevend zijn, waaronder begrepen de plaats van de meetinrichting.
4.1.2. Indien bij de aanvraag niet kan worden vermeld op welke datum met de werkzaamheden zal worden begonnen, moet de erkende installateur het bedrijf tijdig van deze datum in kennis stellen door het inzenden van een duidelijke en volledige planning.
4.1.3. Indien de werkzaamheden niet door een erkende installateur worden verricht, zijn de bepalingen die in dit artikel staan vermeld, van toepassing op de aanvrager respectievelijk de verbruiker.
4.2. Het indienen van installatietekeningen
4.2.1. Ten behoeve van het ontwerp van de aansluiting, de plaatsen en afmetingen van eventuele sparingen in vloeren en/of funderingsbalken dienen de volgende werktekeningen uiterlijk 8 weken vóór de start van de bouwwerkzaamheden in het bezit te zijn van hetbedrijf:
a) overzichtstekening met daarop de ligging en locatie van het betreffendebouwproject;
b) algemene bestektekeningen;
c) het palenplan en funderingstekeningen voor het bepalen van het tracé van de aanvoer- en retourleidingen en de plaats van eventuele sparingen in defunderingsbalken.
4.2.2. Ten minste 8 weken voor de werkzaamheden aan de installaties aanvangen, dient het volgende in het bezit te zijn van het bedrijf:
a) de schema’s en berekeningen van de verwarmingsinstallatie(s), waaruit de werking en de capaciteit van de installatie blijkt;
b) een lijst van toe te passen materialen en apparatuur;
c) volledig ingevuld aanvraagformulier tot aansluiting met definitieve aansluitwaarde.
4.2.3. Schema’s en tekeningen moeten zijn vervaardigd volgens NEN 114 (aanduiding van onderdelen van gebouwen op tekeningen) en NEN 3048 (symbolen voor pijpleidingen en toebehoren).
4.2.4. In bijzondere gevallen, ter beoordeling van het bedrijf, kunnen voor tijdelijke installaties de in dit artikel voorgeschreven installatietekeningen achterwege blijven.
4.2.5. Voor zover een installatietekening geen duidelijk inzicht geeft ten aanzien van belangrijke of gecompliceerde installatie gedeelten, kan het bedrijf hiervan een detailtekening verlangen.
4.2.6. Bij uitbreiding, wijziging of vernieuwing van een bestaande installatie kan worden volstaan met het inzenden van een tekening, waarin slechts de wijziging of de vernieuwing en het daarmee samenhangende gedeelte van de bestaande installatie is aangegeven.
4.3. Gereedmelding van installatiewerkzaamheden
4.3.1. Ten minste 3 volle werkdagen vóór het gereedkomen van de aanleg, wijziging of uitbreiding van de verwarmingsinstallatie, dient de installateur het bedrijf daarvan in kennis te stellen met een volledig ingevuld formulier inzakegereedmelding.
4.3.2. Ongeacht het vorige lid worden uitbreidingen, wijzigingen en vernieuwingen van een installatie geacht gereed te zijn, indien deze geheel of gedeeltelijk is aangesloten.
4.3.3. Indien de werkzaamheden niet door een erkende installateur worden verricht, zijn de bepalingen die in dit artikel staan vermeld, van toepassing op de aanvrager, respectievelijk de verbruiker.
4.4. Opleveren van installatie- en opleveringsrapporten
4.4.1. De aansluiting wordt met het plaatsen van de meetinrichting voltooid, indien aan elke door het bedrijf gestelde voorwaarde is voldaan. Hiertoe behoren aak de Algemene Leveringsvoorwaarden van het bedrijf.
4.4.2. Als de installateur ten behoeve van de uitvoering gedurende een bepaalde periode gebruik wil maken van de verwarmingsinstallatie, dan kan door het bedrijf alleen warmte worden geleverd indien de meetinrichting geplaatst is en aangesloten, zoals vermeld in de Algemene Leveringsvoorwaarden van het bedrijf.
4.4.3. Het bedrijf behoudt zich het recht voor, voorafgaand aan de oplevering van het perceel, gedurende maximaal vijf aaneengesloten werkdagen, de warmte-installatie proef te laten draaien. Indien het proef draaien op verzoek van de installateur/aannemer plaats vindt, zijn de kosten van het proefdraaien voor de aanvrager.
Artikel 5 – Ontwerp en uitvoering van de installaties
5.1. De aanvrager dient zich ervan te vergewissen dat steeds de laatste uitgave van de technische aansluitvoorwaarden met bijbehorende tekeningen in zijn bezitis.
5.2. Voor specifieke eisen aan ontwerpgegevens en uitvoering van klantinstallaties: zie de supplementen.
Artikel 6 – Controle van de installatie
6.1. Algemeen
6.1.1. Het bedrijf is te allen tijde bevoegd te controleren of de verwarmingsinstallatie of een gedeelte daarvan voldoet aan het bepaalde in of krachtens deze aansluitvoorwaarden.
6.1.2. Indien een erkende installateur bezwaren heeft tegen de op grond van een controle verlangde wijzigingen of tegen in rekening gebrachte kosten van een (her)controle, dan kan hij deze bezwaren binnen tien werkdagen nadat hij hiervan in kennis is gesteld, schriftelijk ter kennis van het bedrijf brengen. Het bedrijf zal binnen acht werkdagen na ontvangst van de bezwaren de erkende installateur van zijn beslissing op de hoogte brengen. Indien de erkende installateur van deze mogelijkheid binnen de genoemde termijn geen gebruik maakt, wordt hij geacht geen bezwaren tehebben.
6.1.3. Indien bij controle blijkt dat een installatie, of gedeelte daarvan, waarvoor nog geen aansluiting op het net heeft plaats gevonden, niet voldoet aan de technische aansluitvoorwaarden, moet de erkende installateur van het in orde zijn van de vereiste wijzigingen aan het bedrijf kennis geven.
6.1.4. Indien de uitslag van een controle gunstig is, wordt hiervan aan de erkende installateur mededeling gedaan. Indien de uitslag ongunstig is, dan geschiedt hiervan mededeling aan de erkende installateur en, indien het bedrijf dit nodig acht, aan de eigenaar of debewoner.
6.1.5. Indien de uitslag van een controle of hercontrole ongunstig is, worden de kosten hiervan bij de installateur in rekening gebracht.
6.1.6. Indien de installatie werkzaamheden niet door een erkende installateur zijn verricht, behoudt het bedrijf zich het recht voor om de nieuwe installatie te controleren en is het in lid 2 tot 6 bepaalde van toepassing op de aanvrager en/of deverbruiker.
6.2. Uitvoering van de controle
6.2.1. De installateur is, indien het bedrijf dit verlangt, verplicht bij een controle of hercontrole aanwezig te zijn. De oproep daartoe zal tenminste drie volle werkdagen voor het tijdstip waarop de controle of hercontrole zal plaatsvinden, ter kennis van de installateur wordengebracht.
6.2.2. De installateur moet kosteloos aan het bedrijf de door dit bedrijf verlangde hulp verlenen, opdat een goede controle of hercontrole van de installatie of een gedeelte ervan mogelijk is. Deze hulp kan bestaan uit het ter beschikking stellen van personen of goederen, zoals gereedschappen en instrumenten, nodig voor testen van een installatie.
6.2.3. Indien een controle of hercontrole niet of onvoldoende kan worden uitgevoerd, omdat de installateur niet heeft voldaan aan de hierboven vermelde verplichtingen, is hij aan het bedrijf het voor een hercontrole geldende bedrag verschuldigd.
6.2.4. Indien de hier bedoelde werkzaamheden niet door een erkende installateur zijn verricht, is het in lid 1 tot 3 bepaalde van toepassing op de aanvrager en/of deverbruiker.
Artikel 7 – Slotbepalingen
7.1.1. Naleving: het bedrijf kan zo nodig verlangen dat de aanvrager of verbruiker aantoont dat aan het gestelde in deze aansluitvoorwaarden isvoldaan.
7.1.2. Afwijkingen: in bijzondere omstandigheden, dit ter beoordeling van het bedrijf, kunnen door het bedrijf afwijkingen van deze aansluitvoorwaarden worden toegestaan, of kunnen door het bedrijf nadere eisen worden gesteld. Deze afwijkingen zullen schriftelijk wordenvastgelegd.
7.1.3. Uitleg: omtrent de uitleg en interpretatie van deze aansluitvoorwaarden, alsmede in die gevallen waarin deze aansluitvoorwaarden niet voorzien, beslist het bedrijf, naar alle redelijkheid.
7.1.4. Aansprakelijkheid: ten aanzien van aansprakelijkheid en de uitsluiting daarvan is het bepaalde in de Algemene Leveringsvoorwaarden van het bedrijf vantoepassing.
7.1.5. Inwerkingtreding: deze aansluitvoorwaarden treden in werking met ingang van 1 januari 2014 en hebben betrekking op aansluitingen die worden gerealiseerd vanaf die datum.
7.1.6. Overgangsregeling: voor installaties die reeds voor 1 januari 2014 op het net van het bedrijf zijn aangesloten, kan het bedrijf op de door hem vast te stellen voorwaarden gedeeltelijk ontheffing verlenen van het bepaalde krachtens deze aansluitvoorwaarden.
Artikel 8 – Supplementen, indien van toepassing in de overeenkomst
8.1. Bivalente aansluitingen
8.2. Indirecte aansluitingen
8.3. Directe aansluitingen