STAATSCOURANT
STAATSCOURANT
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Nr. 955
13 januari
2022
Metalektro
Arbeidsmarkt en Opleiding 2022/2024 Verbindendverklaring cao-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van
10 januari 2022 tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Metalektro inzake Arbeidsmarkt en Opleiding
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelezen het verzoek van de Stichting Raad van Overleg voor de Metalektro namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Partij ter ener zijde: Vereniging FME;
Partijen ter andere zijde: FNV, CNV Xxxxxxxxx.xx, De Unie, VHP2.
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;
Besluit:
Dictum I
Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeids- overeenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III, IV en V is bepaald:
1. Uitvoering van de CAO
1.1 Cao A+O, A+O Metalektro en ROM
a. De Cao Metalektro: Arbeidsmarkt en Opleiding (verder te noemen ’Cao A+O’ of ’deze cao’) wordt uitgevoerd door de Stichting Arbeidsmarkt en Opleiding in de Metalektro (verder te noemen ’A+O Metalektro’ of ’de stichting’). Cao-partijen hebben de stichting met dit doel opgericht.
b. A+O Metalektro werkt binnen de kaders van (de werkingssfeer van) deze cao, de statuten van A+O Metalektro en het financieringsreglement opleiding van leerlingen en werknemers uit bijlage C. De statuten van A+O Metalektro maken deel uit van deze cao.
c. De Stichting Raad van Overleg in de Metalektro (ROM) is gerechtigd de taken uit te voeren die deze cao aan de ROM opdraagt.
d. Het bestuur van A+O Metalektro mag afwijken van het financieringsreglement uit bijlage C van deze cao als:
– bijzondere omstandigheden daar aanleiding toe geven en
– de ROM daartoe heeft geadviseerd.
2. Premieheffing
2.1 Werkgeversbijdrage
a. De werkgever is een bijdrage verschuldigd aan A+O Metalektro. In 2022 en 2023 bedraagt deze 0,39% van de in dat jaar voor de onderneming geldende Loonsom Wfsv.
b. De loonsom Wfsv is hier het totaal van het loon zoals omschreven in artikel 16 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv).
c. De ROM heft de werkgeversbijdrage en bepaalt het heffingsmoment.
2.2 Voorschot
a. De werkgever is verplicht de ROM een voorschot op zijn bijdrage te betalen.
b. Hij doet dit vóór een door de ROM vast te stellen datum, maar uiterlijk op 15 oktober van elk jaar.
c. De ROM bepaalt de hoogte van het voorschot op basis van een redelijke schatting van de op die datum voor de onderneming geldende Loonsom Wfsv. De ROM heft het voorschot.
d. De definitieve afrekening vindt plaats op uiterlijk 15 augustus van het daaropvolgende jaar.
2.3 Informatieplicht
De werkgever is verplicht de gegevens die noodzakelijk zijn voor de berekening van zijn (voorschot)bij- drage aan de ROM te verstrekken.
2.4 Te laat of niet betalen
a. Als de werkgever zijn (voorschot)bijdrage niet op tijd betaalt, is hij vanaf de uiterste betaaldatum de dan geldende wettelijke rente verschuldigd.
b. Zolang de werkgever zijn (voorschot)bijdrage niet heeft betaald, ontvangt hij geen vergoedingen van A+O Metalektro.
3. Over deze cao
3.1 Looptijd en relatie met eerdere cao’s
b. Rechten die voortvloeien uit eerdere cao’s komen met het in werking treden van deze cao te vervallen. In plaats daarvan gelden de rechten die voortvloeien uit deze cao. Deze cao heeft – voor zover deze mindere aanspraken geeft – voorrang op de voorgaande cao’s.
3.2 Werkingssfeer
a. De bepalingen over de werkingssfeer zijn opgenomen in bijlage A. Deze bijlage maakt onderdeel uit van deze cao.
3.3 Definities
Werkgever
De natuurlijke persoon of rechtspersoon voor wie de werknemer pleegt te werken. Werknemer
Degene die:
• een arbeidsovereenkomst heeft in de zin van artikel 7: 610 van het Burgerlijk Wetboek of
• in aangenomen werk persoonlijk arbeid verricht, al dan niet als thuiswerker, maar niet in de zelfstandige uitoefening van een bedrijf of beroep.
BIJLAGEN
BIJLAGE A. WERKINGSSFEER
1. Deze overeenkomst is van toepassing op de arbeidsovereenkomsten van werknemers in dienst van een werkgever in een onderneming in de Metalektro.
2. Een onderneming die activiteiten verricht als beschreven in 6 tot en met 7 valt onder de werkings- sfeer van deze overeenkomst als in hoofdzaak Metalektro-activiteiten worden verricht
3. Of in hoofdzaak activiteiten binnen de Metalektro worden verricht, wordt bepaald aan de hand van het aantal arbeidsuren dat door werknemers van de onderneming aan die activiteiten wordt besteed. Van ‘in hoofdzaak’ is sprake als dat gewoonlijk meer dan 50% is van de in de onderne- ming met de werknemers overeengekomen arbeidsuren.
4. Tot de Metalektro-activiteiten behoren zowel de specifieke activiteiten genoemd in 6 tot en met 7 als werkzaamheden van werknemers die, in een al dan niet ondersteunende functie – waartoe mede wordt verstaan werknemers in de ‘overhead’ –, werkzaam zijn ten behoeve van die specifieke activiteiten.
5. Voor zover werknemers al dan niet in een ondersteunende functie – waartoe mede wordt verstaan werknemers in de ‘overhead’ – werkzaam zijn zowel ten behoeve van de Metalektro- activiteiten als ten behoeve van andere ondernemingsactiviteiten, wordt het aantal arbeidsuren van deze werknemers naar evenredigheid toegerekend aan de verschillende activiteiten van de onderneming.
6. Tot de ‘Metalektro’ behoren – voor zover niet genoemd in 7 en 8 – ondernemingen waarin, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, in de regel gedurende ten minste 1200 uren per week door bij die onderneming in dienst zijnde werknemers als bedoeld in paragraaf 3.3 van deze overeenkomst, doch met inachtneming van het gestelde onder 9 t/m 18 en 22, werkzaamheden worden verricht en waarin:
a. uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoe- fend, waaronder onder meer wordt verstaan:
1e het 3D-printen, aanleggen, assembleren, construeren, demonteren, draaien, emailleren, extruderen, forceren, frezen, gieten, herstellen, honen, kotteren, lasercladden, (laser) lassen, leppen, monteren, onderhouden (waaronder onder meer preventief), ontwerpen, ontwikkelen, persen, pletten, samenstellen, slopen, smeden, smelten, snijden, trekken, vervaardigen, verscheuren en/of vermalen, (vonk-)verspanen, walsen, zagen van metaal (waaronder onder meer te verstaan: aluminium, blik, brons, koper, lood, messing, staal, tin, ijzer, zink en legeringen of composities hiervan) of metalen voorwerpen, alles in de ruimste zin van het woord, zoals: apparaten, appendages, automaten, automobielen, beelden, benzinepompen, beregeningsinstallaties, bliksemafleiders, blikwaren, bouten, brandkasten, bromfietsen, bruggen, buizen, capsules, containers niet zijnde carrosserieën, draad, draadnagels, drijfwerk, elektriciteitsmeters, elektroden, gaas, gasmeters, gemotoriseerde rijwielen, gereedschappen, haarden, instrumenten (waaronder optische apparaten), jaloezieën, kachels, ketels (o.a. voor centrale verwarming), kinderwagens, klinknagels, knopen, kroonkurken, machines, matras- sen, matrijzen, meters (o.a. gas-, elektriciteits-, water- en taximeters), meubelen, moeren, motoren, motorrijwielen, muziekinstrumenten, onderdelen, ovens, radiatoren, ramen, reservoirs, rolhekken, rollend materieel, rolluiken, rijwielen, schaatsen, schepen (alle vaartui- gen hoe dan ook genaamd en van welke aard ook), schroeven, schuifhekken, sierhekken, sluitingen, stempels, stoomketels, tanks, taximeters, toestellen, tuben, uurwerken, voorwer- pen, watermeters, werktuigen (waaronder mede begrepen kracht- en arbeidswerktuigen, landbouwmachines, -tractoren en -werktuigen) en zonweringen;
2e het ontwerpen, ontwikkelen, vervaardigen en/of herstellen van apparaten, installaties, stoffen, toestellen, voorwerpen en dergelijke – dit alles ongeacht de aard van het materiaal –, die elektrische energie of haar componenten afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, overbrengen, schakelen, transformeren, verbruiken, verdelen, voortbrengen of waarneembaar maken, zoals analyseapparatuur, bioreactoren, elektromotoren, elektrische huishoudelijke en industriële toestellen met en zonder elektrische bewegingskracht, elektrische ovens, fornuizen, apparatuur voor het elektrisch lassen en accumulatoren, producten dienende tot het ondergronds transport van elektrisch arbeidsvermogen (grondkabel), isolerend draad, installatiemateriaal (waaronder smeltveiligheden) en alle overige elektronische apparatuur daaronder begrepen elektro-medische toestellen, instrumenten en computers;
3e het staalblazen en/of zandstralen;
4e het verzinken en/of vertinnen, voor zover dit niet langs galvanotechnische weg geschiedt; 5e het reviseren van verbrandingsmotoren en/of onderdelen daarvan in de ruimste zin;
b. uitsluitend of in hoofdzaak het elektrotechnische scheepsinstallatiebedrijf wordt uitgeoefend;
c. uitsluitend of in hoofdzaak rechtstreeks voor derden het bedrijf wordt uitgeoefend van het:
1. wikkelen of herstellen van elektrotechnische machines en gebruiks- en verbruikstoestellen voor sterk- en zwakstroominstallaties (elektrotechnisch wikkelbedrijf);
2. monteren en bedraden van elektrotechnische en elektronische apparatuur van bedienings-, schakel- en signaleringspanelen (elektrotechnisch paneelbouwbedrijf);
3. demonteren, repareren, monteren, vervangen, wijzigen, onderhouden, gebruiksgereed opleveren van apparaten, installaties, toestellen, voorwerpen e.d. die elektrische energie afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, overbrengen, schakelen, transformeren, verbruiken, verdelen, voortbrengen of waarneembaar maken (elektrotechnisch reparatie- bedrijf);
d. uitsluitend of in hoofdzaak werknemers ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 7: 690 B.W. van ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend dan wel die op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro; echter, niet tot de Metalektro worden geacht te behoren ondernemingen waarin uitsluitend het bedrijf van het ter beschik- king stellen van werknemers van derden wordt uitgeoefend indien de betreffende onderne- ming:
– werknemers voor 25% of meer van de arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers ter beschikking stelt van derden die niet uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen uitoefenen dan wel niet op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro;
– én voor 15% of meer van het totale premieplichtige loon op jaarbasis werknemers ter beschikking stelt van derden op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in artikel 7: 691 lid 2 B.W., zoals laatstelijk nader gedefinieerd in Bijlage 1, behorend bij artikel 5.1 van de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgele-
genheid en de Staatssecretaris van Financiën van 2 december 2005, Directie Sociale Verzekeringen, SV/F&W/05/96420, ter uitvoering van de Wet financiering sociale verzeke- ringen (Regeling Wfsv), gepubliceerd in de Staatscourant nummer 242 van 13 december 2005. De onderneming heeft aan dit criterium voldaan indien en voor zover dit door de uitvoeringsinstelling (Belastingdienst), die voor de sociale verzekeringen is belast met het indelen van ondernemingen bij sectoren, als zodanig is vastgesteld;
– én geen onderdeel uitmaakt van een groep van ondernemingen die geacht wordt te behoren tot de Metalektro;
– én geen door werkgevers- en werknemers (organisatie(s)) tot stand gebrachte arbeidspool is;
e. anders dan in hoofdzaak het bedrijf van het be- en/of verwerken van metalen en/of een of meer van de in 7 genoemde bedrijven wordt uitgeoefend en daarnaast anders dan in hoofdzaak werknemers ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 7: 690 B.W. van ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend dan wel die op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro, indien in de betreffende onderneming het grootste deel van het totale premieplichtige loon op jaarbasis wordt aangewend ten behoeve van deze activiteiten gezamenlijk.
Onder ‘vervaardigen’ dient eveneens te worden verstaan het assembleren, monteren en samen- stellen uit van derden betrokken onderdelen.
Ontwerpen en/of ontwikkelen wordt alleen dan tot de werkingssfeer geacht te behoren indien en voor zover dit plaatsvindt ten dienste van een of meer overige zelf te verrichten activiteiten als onder a tot en met d omschreven.
Onder ontwerpen, ontwikkelen wordt verstaan, uitgaande van een programma van eisen, het omzetten van dit programma in een technische specificatie, waaronder mede wordt verstaan schets, blauwdruk of prototype, enz.
7. Ongeacht het aantal arbeidsuren gedurende welke in de regel per week door bij die ondernemin- gen in dienst zijnde werknemers werkzaamheden worden verricht, worden, behoudends het bepaalde in 6 tevens geacht tot de Metalektro te behoren ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak een of meer van de volgende bedrijven worden uitgeoefend:
a. het walsen van staal;
b. het ijzer- en staalgietersbedrijf;
c. het ontwerpen, ontwikkelen, vervaardigen en/of herstellen van vliegtuigen;
d. het ontwerpen, ontwikkelen, vervaardigen en/of herstellen van liften.
Onder ‘vervaardigen’ dient eveneens te worden verstaan het assembleren, monteren en samen- stellen uit van derden betrokken onderdelen.
Ontwerpen en/of ontwikkelen wordt alleen dan tot de werkingssfeer geacht te behoren indien en voor zover dit plaatsvindt ten dienste van een of meer overige zelf te verrichten activiteiten als onder a tot en met d omschreven.
Onder ontwerpen, ontwikkelen wordt verstaan, uitgaande van een programma van eisen, het omzetten van dit programma in een technische specificatie, waaronder mede wordt verstaan schets, blauwdruk of prototype, enz.
8. Niet onder de werkingssfeer van deze overeenkomst ressorteren ondernemingen, die weliswaar onder de omschrijving van 7 vallen, doch waarop met goedkeuring van de daartoe bevoegde instantie een (algemeen verbindend verklaarde) collectieve arbeidsovereenkomst of regeling van arbeidsvoorwaarden in de Metaal en Technische Bedrijfstakken (MTB) van toepassing is.
9. Een onderneming, die in verband met het aantal arbeidsuren van haar werknemers behoort tot de Metalektro, behoort, indien het bedoeld aantal arbeidsuren per week in de onderneming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, gedurende een ononderbroken periode van onderscheidenlijk 3, 2, of 1 jaar, te rekenen vanaf 1 januari van enig jaar, minder heeft bedragen dan onderscheidenlijk 1200, 800 of 400, na afloop van die periode, met inachtneming van het hierna in 10 bepaalde, tot het metaalbewerkingsbedrijf.
10. De in 9 bedoelde onderneming behoort tot het metaalbewerkingsbedrijf met ingang van de eerste dag van het eerstvolgende kalenderjaar aanvangende na afloop van de hiervoor onder 9 genoemde perioden.
11. Ondernemingen waarvan de bedrijfsuitoefening uitsluitend of in hoofdzaak behoort tot de in 6 genoemde takken van bedrijf waarop het tot 1 januari 1985 geldende criterium van het aantal werknemers van toepassing is en die zijn ingeschreven bij de sector Metaalindustrie of de sector Elektrotechnische Industrie (voorheen Bedrijfsvereniging voor de Metaalindustrie en de Elektro- technische Industrie), doch waarbij op of voor genoemde datum gelet op dat criterium aansluiting bij de Bedrijfsvereniging voor de Metaalnijverheid (thans de sector Metaal en Technische Bedrijfstakken) had moeten plaatsvinden, worden geacht te behoren tot de Metalektro.
12. In geval van rechtsopvolging van een onderneming als hiervoor in 9 en 11 bedoeld, wordt voor de toepassing van het in 9 en 11 bepaalde aangenomen dat sprake is van eenzelfde aansluiting.
13. Indien een onderneming als bedoeld in 11 in het kader van het bepaalde bij of krachtens de Regeling Wfsv (Wet financiering sociale verzekeringen) van de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën van 2 december 2005, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/F&W/05/96420, gepubliceerd in de Staatscourant nummer 242 van
13 december 2005, overgaat naar de sector Metaal en Technische Bedrijfstakken behoort die onderneming met ingang van dezelfde datum tot het metaalbewerkingsbedrijf.
14. Een onderneming, die in verband met het aantal arbeidsuren van haar werknemers behoort tot het metaalbewerkingsbedrijf, behoort, indien het bedoeld aantal arbeidsuren per week in de onderneming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, gedurende een ononderbroken periode van onderscheidenlijk 3, 2 en 1 jaar, te rekenen vanaf
1 januari van enig jaar, ten minste heeft bedragen onderscheidenlijk 1200, 2000 of 3000, na afloop van die periode, met inachtneming van het hierna in 15 bepaalde, tot de Metalektro.
15. De in 14 bedoelde onderneming behoort tot de Metalektro met ingang van de eerste dag van het eerstvolgende kalenderjaar aanvangende na afloop van de hiervoor in 14 genoemde perioden.
16. Ondernemingen waarvan de bedrijfsuitoefening uitsluitend of in hoofdzaak behoort tot de in 6 genoemde takken van bedrijf waarop het tot 1 januari 1985 geldende criterium van het aantal werknemers van toepassing is en die zijn ingeschreven bij de sector Metaal en Technische Bedrijfstakken (MTB) (voorheen Bedrijfsvereniging voor de Metaalnijverheid), doch waarbij op of voor genoemde datum gelet op dat criterium aansluiting bij de Bedrijfsvereniging voor de Metaalindustrie en de Elektrotechnische Industrie (thans de sector Metaalindustrie en de sector Elektrotechnische Industrie) had moeten plaatsvinden, worden geacht te behoren tot het metaalbewerkingsbedrijf.
17. In geval van rechtsopvolging van een onderneming als hiervoor in 14 en 16 bedoeld, wordt voor de toepassing van het in 14en 16 bepaalde aangenomen dat sprake is van een zelfde aansluiting.
18. Indien een onderneming als bedoeld in 16 in het kader van het bepaalde bij of krachtens de Regeling Wfsv (Wet financiering sociale verzekeringen) van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën van 2 december 2005, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/F&W/05/96420, gepubliceerd in de Staatscourant nummer 242 van
13 december 2005, overgaat naar de sector Metaalindustrie of de sector Elektrotechnische Industrie behoort die onderneming met ingang van dezelfde datum tot de Metalektro.
19. De Commissie Werkingssfeer ziet toe op de toepassing van de met betrekking tot de indeling en de overgang van ondernemingen in 6 en 9 tot en met 18 gestelde regelen.
20. Deze overeenkomst is niet van toepassing op arbeidsovereenkomsten met werknemers die werkzaam zijn in lithografische afdelingen van ondernemingen in de Metalektro en daar grafische vakarbeid verrichten voor zover deze werknemers onder de Xxx Xxxxxxxxxx vallen.
21. Deze overeenkomst is niet van toepassing op bestuurders van de onderneming en de functiona- rissen die rechtstreeks bij het bepalen van het ondernemingsbeleid zijn betrokken.
22. Deze overeenkomst is niet van toepassing op:
Nedtrain B.V. te Utrecht, Rollepaal B.V. te Dedemsvaart, Océ Technologies B.V. te Venlo, NXP Semiconductors Netherlands B.V. te Nijmegen en Eindhoven en Philips en de met deze vennoot- schap in concernverband verbonden ondernemingen. De Raad van Overleg in de Metalektro kan te allen tijde deze overeenkomst wel van toepassing verklaren op deze ondernemingen indien de grond voor het uitzonderen van de toepassing vervalt. Tijdens de looptijd van deze overeenkomst kan de Raad van Overleg in de Metalektro (bepalingen van) deze overeenkomst desgevraagd niet van toepassing verklaren op andere ondernemingen.
Een gemotiveerd schriftelijk verzoek tot dispensatie van (bepalingen van) deze overeenkomst dient te worden ingediend bij de ROM (Postbus 407, 2260 AK te Leidschendam). De ROM zal dit verzoek behandelen met inachtneming van het reglement dispensatie. Dit reglement is opgeno- men als bijlage B van deze overeenkomst.
BIJLAGE B. REGLEMENT DISPENSATIE
Artikel 1
1. De ROM doet uitspraak over een verzoek tot dispensatie als bedoeld onder 22 van bijlage A Werkingssfeer.
2. De werkgroep Werkingssfeer van de ROM adviseert de ROM over een ingediend dispensatiever- zoek.
Artikel 2
1. De werkgroep Werkingssfeer bestaat uit één lid van de ROM van werkgeverszijde en één lid van de ROM van werknemerszijde.
2. De leden van de werkgroep Werkingssfeer worden benoemd door de ROM.
Artikel 3
1. Een verzoek tot dispensatie van (bepalingen van) deze cao kan worden ingediend door een werkgever of groep van werkgevers die organisatorisch en economisch met elkaar verbonden zijn. Uit het verzoek moet duidelijk blijken of het verzoek mede namens alle vakbonden die partij zijn bij deze cao wordt gedaan. Tenzij een vakbond afziet bij de te dispenseren cao betrokken te zijn.
2. Het verzoek wordt schriftelijk ingediend bij het secretariaat xxx xx XXX (Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxxxxxxx en/of xxxx@xxxxxx.xx).
3. Het verzoek wordt getoetst aan de volgende voorwaarden:
a. er dient sprake te zijn van een eigen cao overeengekomen met tenminste alle bij deze cao betrokken vakbonden, tenzij een vakbond afziet daarbij betrokken te willen zijn; én
b. de eigen cao dient tenminste gelijkwaardig te zijn aan deze cao; én
c. de onderneming blijft gedurende de termijn van de dispensatie bijdragen betalen en deelne- men aan de collectieve regelingen die gelden voor werkgevers in de Metalektro, waaronder: Stichting Raad van Overleg in de Metalektro (ROM), Stichting Sociaal Fonds in de Metalektro (SSF), Stichting RVU Metalektro, Stichting Private Aanvulling WW & WGA (PAWW) en de Stichting Pensioenfonds van de Metalektro (PME) tenzij daar al vrijstelling voor verplichte deelneming in dit fonds geldt; én
d. een motivering waarom dispensatie van deze cao nodig is.
4. Het verzoek dient ten minste te bevatten:
a. de naam en het adres van de verzoeker;
b. de ondertekening door verzoeker;
c. een nauwkeurige beschrijving van de aard en het bereik van het dispensatieverzoek;
d. de motivering van het verzoek;
e. de dagtekening;
f. alsmede bijgesloten een (digitaal) afschrift van de eigen cao.
Artikel 4
1. Na ontvangst van het verzoek wordt door het secretariaat van de ROM binnen twee weken beoordeeld of het verzoek in behandeling kan worden genomen. Indien nodig krijgt verzoeker de gelegenheid om het verzoek aan te vullen.
2. Een verzoek wordt in behandeling genomen nadat de informatie die moet worden verstrekt als bedoeld in artikel 3 lid 4 voldoende is voor de beoordeling van het verzoek.
Artikel 5
1. De verzoeker ontvangt bericht van het in behandeling nemen van het verzoek. Nadat het verzoek in behandeling is genomen, wordt de beslissing op het verzoek binnen 2 maanden genomen.
2. De termijn bedoeld in het eerste lid kan met hoogstens 2 maanden worden verlengd, indien naar het oordeel van de ROM resp. de werkgroep Werkingssfeer aanvullende informatie nodig is voor de beoordeling van het verzoek. De verzoeker krijgt binnen die termijn 2 weken voor het overleggen van de aanvullende informatie.
Artikel 6
1. De beslissing van de ROM wordt met redenen omkleed.
2. Het secretariaat van de ROM zendt zo spoedig mogelijk de schriftelijke beslissing aan verzoeker.
Artikel 7
1. Een verleende dispensatie geldt tot maximaal één jaar nadat de looptijd van deze cao is verstre- ken.
2. Voor een verlenging van de dispensatietermijn of een dispensatie van een nieuwe eigen cao dient een verzoek te worden ingediend volgens de vereisten van dit reglement.
3. Telkens als de gedispenseerde werkgever een nieuwe eigen cao met de vakbonden heeft afgesloten, informeert deze direct de ROM met het sturen van een afschrift van de eigen cao.
Artikel 8
Door de ROM worden aan derden geen mededelingen gedaan over een ingediend dispensatiever- zoek.
Artikel 9
In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de ROM.
BIJLAGE C FINANCIERINGSREGLEMENT OPLEIDING VAN LEERLINGEN EN WERKNEMERS 2021-2023
Artikel 1 - Definities
1. Stichting
De Stichting Arbeidsmarkt en Opleiding in de Metalektro (A+O).
2. Bestuur
Het bestuur van de stichting.
3. Directie
De directie van de stichting, als gevolmachtigde van het bestuur.
4. Wettelijke kaders
a. WEB: Wet educatie en beroepsonderwijs (Stb. 1995, 501; laatste wijziging 14 juli 2021, Stb. 2021, 409);
b. WHW: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (Stb. 1992, 593, laatste wijziging 14 juli 2021, Stb. 2021, 409);
c. Crebo: Centraal register beroepsopleidingen zoals bedoeld in artikel 6.4.1. van de WEB;
d. Croho: Centraal register opleidingen hoger onderwijs zoals bedoeld in artikel 6.13 van de WHW.
5. Werkgever
De werkgever als bedoeld in deze cao en met wie de (leerling-)werknemer een (leer)arbeidsovereen- komst en – indien van toepassing – een beroepspraktijkvormingsovereenkomst/praktijkovereenkomst heeft gesloten.
6. Werknemer
Degene, die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek heeft gesloten, dan wel – anders dan in zelfstandige uitoefening van een bedrijf of beroep – in aangenomen werk persoonlijk arbeid verricht.
7. Leerling-werknemer
Degene die een opleiding volgt waarvoor de stichting financiering verstrekt en die met de werkgever een overeenkomst zoals bedoeld in lid 8 van dit artikel én een overeenkomst zoals bedoeld in lid 9 van dit artikel heeft gesloten.
8. Leerarbeidsovereenkomst
Overeenkomst, te sluiten tussen in ieder geval de werkgever en de leerling-werknemer voor vijf dagen per week, volgens of met minimaal de tekst van model 1 bij dit reglement, voor de duur van de beroepspraktijkvormingsovereenkomst / praktijkovereenkomst (model toegevoegd achter dit reglement). De leerarbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege als de opleiding eindigt.
9. Beroepspraktijkvormingsovereenkomst/praktijkovereenkomst
Overeenkomst als bedoeld in artikel 7.2.8 van de WEB, gesloten tussen de instelling, de leerling- werknemer en de werkgever.
10. Beroepsopleidingen
Opleidingen in de voltijdse, deeltijdse- of duale variant als bedoeld in de WEB en de WHW.
11. Studiejaar
Een studiejaar loopt vanaf startdatum studie met een maximale looptijd van twaalf maanden.
12. Vergoeding
Het jaarlijks door het bestuur vast te stellen bedrag per jaar ten behoeve van het opleiden van (leerling-)werknemers. De vergoeding wordt toegekend bij de start van de opleiding, per studiejaar voor de duur van de opleiding, berekend over 45 weken per studiejaar.
13. Bewijs van inschrijving
Schriftelijk bewijs dat de (leerling-)werknemer is ingeschreven voor een studiejaar.
14. Bewijs van deelname
Schriftelijk bewijs van het opleidingsinstituut dat de opleiding daadwerkelijk gevolgd is.
15. Opleidingsmodule
Een op zichzelf staand opleidingsonderdeel van een erkende Crebo- of Croho-opleiding of door NLQF erkende opleiding dat wordt afgesloten met een certificaat.
Artikel 2 - Vaststelling vergoeding aan de werkgever
1. Het bestuur kan aan de werkgever een vergoeding toekennen ten behoeve van de opleiding van de (leerling-) werknemer. Het bestuur stelt jaarlijks het totaal beschikbare vergoedingsbedrag vast en voor 1 juli van het betreffende schooljaar de hoogte van de vergoeding. Deze vergoeding geldt voor de volledige opleidingsduur (zie tabel).
2. De betreffende beroepsopleidingen met de daarbij behorende niveaus en maximale opleidings- duur worden onderscheiden door de WEB/WHW en voor deze duur vergoed door de stichting met een maximum van vier jaar. Binnen deze periode worden voor de (leerling-)werknemer maximaal 2 opleidingen vergoed (inclusief vergoeding op basis van voorgaande financieringsreglementen).
Tabel doorlopende leerlijn met maximum vergoeding
Opleiding | Niveau | Maximale duur volgens de WEB | Vergoedings- duur A+O |
mbo Assistent-opleiding | bbl-niveau I | min. half jaar en max. 1 jaar. | 1 jaar |
mbo Basisberoepsopleiding | bbl-niveau II | min. 2 en max. 3 jaar. | 2 jaar |
mbo Vakopleiding | bbl-niveau III | min. 2 en max. 4 jaar. | 3 jaar |
mbo Middenkaderopleiding | bbl-niveau IV | min. 3 en max. 4 jaar. | 4 jaar |
Associate Degree | Niveau V | min. 1 jaar en max. 2 jaar | 2 jaar |
HBO | Niveau V | min. 1 jaar en max. 4 jaar | 4 jaar |
WO | Niveau VI | Min. 1 jaar en max. 4 jaar | 4 jaar |
3. Bij een doorlopende leerlijn, waarbij aansluitend wordt gestart met het daaropvolgende niveau, gelden dezelfde voorwaarden. Werkgever dient in dat geval uiterlijk zes maanden na de start van de vervolgopleiding de aanvraag voor de vergoeding in voor deze beroepsopleiding en sluit een nieuwe leerarbeidsovereenkomst af in verband met de nieuwe beroepspraktijkvormingsovereenkomst/praktijkovereenkomst op bbl-niveau III of IV of inschrijving op hbo-niveau.
4. Indien een werknemer slechts een of meerdere delen van de beroepsopleiding volgt om het diploma te behalen, wordt de vergoeding naar rato vastgesteld op basis van de totale nominale studieduur. De verwachte totale studieduur moet worden onderbouwd met een door de onderwijs- instelling verstrekte verklaring.
5. Bij het volgen van een losse opleidingsmodule dient de werkgever uiterlijk voor afronding van de opleidingsmodule de vergoeding aan te vragen.
6. De werkgever, wiens bedrijf gevestigd is in Nederland, kan bij de directeur van de stichting een vergoeding aanvragen voor een erkende beroepsopleiding gevolgd in de aan Nederland gren- zende deelstaten en provincies.
Artikel 3 - Verplichtingen van de werkgever
1. De werkgever verklaart met de (leerling-)werknemer en eventueel andere relevante partijen de overeenkomst te hebben gesloten, zoals genoemd in artikel 1 lid 6 (werknemer) of lid 8 en 9 (leerling-werknemer) van dit reglement. De werknemer ontvangt gedurende de opleiding tenminste het salaris zoals overeengekomen in de arbeidsovereenkomst.
2. De arbeidsovereenkomst dient de volgende artikelen te bevatten:
– de kosten van de opleiding en de daaraan gerelateerde kosten (examens, materiaal, inschrij- ving) worden door de werkgever vergoed en mogen niet worden teruggevorderd.
3. De werkgever dient, uiterlijk binnen zes maanden na de start van het studiejaar de aanvraag voor de vergoeding voor de beroepsopleiding in.
4. Indien de werkgever verzuimd heeft het eerste studiejaar aan te melden, dan komt hij uitsluitend nog in aanmerking voor vergoeding van het tweede, derde of vierde studiejaar van deze (leerling-
)werknemer.
5. Bij mutaties of uitval van de (leerling-)werknemer meldt de werkgever dit bij de stichting via het declaratieformulier.
Artikel 4 - Uitbetalen vastgestelde vergoeding aan de werkgever
1. De vastgestelde vergoeding als bedoeld in artikel 2 van dit reglement wordt door de stichting als voorlopige vergoeding aan de werkgever uitbetaald.
2. De vergoeding wordt uitgekeerd middels bevoorschotting en een slotbetaling op basis van de einddeclaratie.
Bevoorschotting vindt zesmaandelijks plaats na aanvang van de opleiding en is afhankelijk van de duur van de opleiding. Bevoorschotting eindigt altijd zes maanden voor einde nominale studie- duur. De einddeclaratie dient binnen zes maanden na afloop van de opleiding dan wel de maximale vergoedingsperiodedoor de stichting te zijn ontvangen.
Bij het indienen van de einddeclaratie verklaart de werkgever te beschikken over:
• een schriftelijk bewijs van deelname aan de opleiding
• een schriftelijk bewijs dat de (leerling-)werknemer in dienst was bij de werkgever gedurende de duur van de opleiding.
3. De definitieve vaststelling en toekenning van de vergoeding vinden plaats zo spoedig mogelijk na afloop van het opleidingstraject. De vergoeding wordt gebaseerd op het feitelijk aantal opleidings- weken tot het maximum genoemd in artikel 2 lid 2. Bij (tussentijdse) beëindiging van de opleiding vervalt (naar rato) het recht op vergoeding.
4. Als werkgever bij controle de vereiste documenten niet kan overleggen, heeft de stichting het recht de voorlopig uitbetaalde vergoeding terug te vorderen.
Artikel 5 - Informatieplicht en bewaartermijn
1. De werkgever dient alle gegevens beschikbaar te hebben welke voor de uitvoering van dit reglement nodig zijn. De stichting behoudt het recht om deze gegevens steekproefsgewijs te verifiëren.
2. De werkgever dient alle gegevens te verstrekken welke voor de uitvoering van dit reglement nodig zijn, dan wel wenselijk worden geacht. De stichting heeft het recht zelf of een onafhankelijke derde partij de verstrekte gegevens te (laten) verifiëren. Er geldt een administratieve bewaarplicht van zeven jaar gerekend vanaf de datum van de uitbetaling van de einddeclaratie.
Artikel 6- Aansprakelijkheid
De stichting aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor door anderen dan de stichting verrichte werkzaamheden voortvloeiend uit de uitvoering van dit reglement.
Artikel 7 - Overgangsbepaling
De werkgever komt voor vergoeding volgens het Financieringsreglement Opleiding van leerlingen en Scholing van werkenden 2019-2021 in aanmerking indien:
a. (leerling-)werknemers met hun opleiding zijn gestart vóór 1 januari 2021 én
b. aan alle voorwaarden zoals deze zijn opgenomen in het Financieringsreglement opleiding van leerlingen en werknemers 2019/2021 is voldaan.
Artikel 8 - Slotbepaling
In alle gevallen waarin de bepalingen in dit reglement niet voorziet en/of gelet op bijzondere omstan- digheden van het individuele geval, beslist de directie dan wel het bestuur.
MODEL LEERARBEIDSOVEREENKOMST LEERARBEIDSOVEREENKOMST
Ondergetekenden:
....., gevestigd te , verder te noemen de ‘werkgever’, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door
....., directeur en
..... wonende te , verder te noemen de ‘leerling-werknemer’,
verklaren hierbij een leerarbeidsovereenkomst te hebben aangegaan onder de volgende voorwaarden:
Artikel 1 - Aard van de overeenkomst
Deze leerarbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor bepaalde tijd, namelijk voor de duur van de ingevolge de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) gesloten beroepspraktijkvormingsovereenkomst/praktijkovereenkomst, dan wel voor de duur van de ingevolge de Wet Hoger en Wetenschappelijk Onderwijs (WHW) voorziene HBO opleiding en eindigt van rechtswege op de dag waarop de betreffende opleiding eindigt, alsmede in de gevallen genoemd in artikel 11, 12 en 13 van deze leerarbeidsovereenkomst.
Artikel 2 - Dienstverband
De leerling-werknemer xxxxxx met ingang van in dienst van de werkgever.
Artikel 3 - Proeftijd
De eerste maand geldt als proeftijd als bedoeld in artikel 7: 652 B.W.
Artikel 4 - Arbeidsduur
De arbeidsduur voor de leerling-werknemer bedraagt vijf dagen per week. Het praktijk- en theorieon- derwijs dat binnen de opleiding valt, wordt gedurende deze dagen gevolgd.
Artikel 5 - Salaris
Het salaris bij indiensttreding bedraagt minimaal het dan geldend wettelijk minimum(jeugd)loon bij een vijfdaagse werkweek, zijnde € per maand. *)
*) Het salaris bedraagt gedurende de tweede helft van de opleiding tenminste 110% van het wettelijk minimum(jeugd)loon bij een vijfdaagse werkweek, indien de leerling-werknemer de eerste helft van de opleiding met goed gevolg heeft afgesloten.
Artikel 6 - Reiskosten
De reiskosten van de woonplaats naar de onderwijsinstelling worden vergoed door de werkgever volgens de geldende bedrijfsregeling, op basis van de tarieven van het openbaar vervoer 2e klasse. Extra reiskosten, die gemaakt zijn in verband met stage buiten de onderwijsinstelling worden door de werkgever vergoed, op basis van de tarieven van het openbaar vervoer 2e klasse.
Artikel 7 - Overige vergoedingen
De kosten van lesboeken, examens (materiaal en inschrijving) en theorieopleiding (inschrijfkosten school) worden vergoed door de werkgever zonder dat deze kosten bij de leerling-werknemer mogen worden teruggevorderd. Tevens zal de werkgever de leerling-werknemer de benodigde gereedschap- pen, bedrijfskleding en veiligheidsmiddelen ter beschikking stellen, alsmede een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering ten behoeve van de leerling-werknemer afsluiten.
Artikel 8 - Vakantie
Ten aanzien van het aantal vakantiedagen geldt de cao in de Metalektro. De werkgever zal de aaneengesloten vakantie zo mogelijk doen vallen in de sluitingsperiode van de onderwijsinstelling.
Artikel 9 - Verplichtingen van de werkgever
De werkgever stelt aan de leerling-werknemer een opleidingsplaats ter beschikking en zal voorts al die maatregelen nemen die in verband met het doel van deze overeenkomst van belang zijn, ook ter zake van de kwaliteit van de opleidingsplaats.
De werkgever draagt er zorg voor dat de leerling-werknemer wordt opgeleid overeenkomstig het programma uit de beroepspraktijkvormingsovereenkomst/praktijkovereenkomst, dan wel het programma van de betreffende mbo, dan wel hbo-opleiding en met inachtneming van nader door het kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven, dan wel door de onderwijsinstelling te stellen regels.
Artikel 10 - Verplichtingen van de leerling-werknemer
De leerling-werknemer zal zich bij het volgen van de opleiding houden aan de hem/haar namens het opleidende bedrijf te geven aanwijzingen of opdrachten.
De leerling-werknemer zal de gedragsregels en voorschriften zoals deze in het stage-biedende bedrijf van toepassing zijn, in acht nemen en in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften naleven.
De leerling-werknemer is gehouden al datgene te doen wat bijdraagt aan het succesvol afronden van de opleiding.
Artikel 11 - Schorsing
De werkgever is bevoegd om de leerling-werknemer bij ernstig verwijtbaar gedrag (gedrag waarvoor onder meer een dringende reden voor ontslag aanwezig geweest zou zijn), te schorsen voor een periode van één week zonder doorbetaling van loon. Het besluit tot schorsing wordt xxxxxxxxx onder opgave van redenen aan de leerling-werknemer medegedeeld en binnen twee werkdagen schriftelijk aan hem/haar bevestigd. De werkgever xxxxx voorts een afschrift van het besluit aan de onderwijs- instelling. Indien de leerling-werknemer in het kader van de opleiding werkzaamheden verricht bij een stage-biedend bedrijf, is deze bevoegd om de leerling-werknemer bij ernstig verwijtbaar gedrag met onmiddellijke ingang van het stageadres te verwijderen. De stagewerkgever meldt deze verwijdering direct aan de werkgever. De leerling-werknemer meldt zich onmiddellijk na de verwijdering bij de werkgever.
Artikel 12 - Tussentijdse beëindiging of opzegging
1. De kantonrechter kan op verzoek van de werkgever de arbeidsovereenkomst tussentijds beëindi- gen in geval:
a. de leerling-werknemer aantoonbaar niet geschikt is gebleken voor de functie waartoe hij/zij wordt opgeleid. De werkgever dient de gronden tot dit besluit vooraf met de onderwijs- instelling en de leerling-werknemer te hebben besproken, waarbij is komen vast te staan dat voortzetting van het dienstverband geen perspectief biedt;
b. naar het oordeel van de werkgever ten gevolge van ernstig en verwijtbaar gedrag van de leerling-werknemer, een voortzetting van de opleiding redelijkerwijs niet meer van de werkgever kan worden gevergd;
2. De leerling-werknemer kan deze overeenkomst tussentijds opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van één maand.
Artikel 13 - Tussentijdse beëindiging bij ziekte
Ingeval van ziekte, die met onderbreking van niet meer dan één week, zestien weken heeft geduurd, wordt de leerling-werknemer geacht de opleiding niet binnen de gestelde opleidingsduur met succes te kunnen afronden. Derhalve eindigt aan het einde van genoemde periode van ziekte deze arbeids- overeenkomst van rechtswege, tenzij de werkgever met de leerling-werknemer schriftelijk anders overeenkomt.
Artikel 14 - Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd na behalen BBL-opleiding
De werkgever zal de leerling-werknemer die voor de opleiding is geslaagd aansluitend aan de leerarbeidsovereenkomst een arbeidscontract voor onbepaalde tijd aanbieden, tenzij direct aanslui- tend een nieuwe leerarbeidsovereenkomst wordt gesloten voor de daaropvolgende beroepsopleiding op opvolgend niveau. Indien de werkgever deze arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd niet in de eigen onderneming kan aanbieden, zal de werkgever zich, in overleg met de werknemer, inspannen voor een periode van maximaal 6 maanden voor de aanbieding van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bij een andere werkgever in de sector.
Artikel 16 - Bedrijfseigen regelingen
Bedrijfseigen regelingen met betrekking tot secundaire arbeidsvoorwaarden zijn in het kader van deze overeenkomst niet van kracht, tenzij anders overeengekomen in een bijlage bij deze overeenkomst.
Ondertekening Werkgever Werknemer | Datum Datum | Handtekening Handtekening |
Wettelijke vertegenwoordiger (indien werknemer xxxxxx is dan 18 jaar) | Datum | Handtekening |
STATUTEN NAAM EN ZETEL
Artikel 1.
De stichting draagt de naam: Stichting Arbeidsmarkt en Opleiding in de Metalektro en is gevestigd te ’s-Gravenhage.
DOEL
Artikel 2.
De stichting heeft ten doel:
1. het bevorderen van de deelneming aan opleidingen en cursussen, alsmede het bevorderen van de kwaliteiten ervan;
2. het bevorderen van de plaatsing van jongeren in de Metalektro;
3. het egaliseren van de opleidingskosten;
4. het bevorderen van de employability van de werknemer, her-, om- en bijscholing;
5. de daarvoor bij financieringsreglement bepaalde uitkeringen te doen inzake de financiering van beroepsopleidingen (WEB, niveau IV en V en WHW), employability, studie-baancontract, alsmede arbeidsmarktbeleid van werknemers in de Metalektro;
6. het bevorderen van werkgelegenheid;
7. het bevorderen van de arbeidsdeelname van werknemers in de Metalektro;
8. het coördineren van beleidsvoorbereidende en beleidsuitvoerende taken van bedrijfstakorganen voorzover het arbeidsmarkt en opleiding betreft; en
9. het beheren van activa nodig voor de uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst in de Metalektro betreffende arbeidsmarkt en opleiding, één en ander ten behoeve van ondernemingen en (toekomstige) werknemers in de Metalektro en op basis van de collectieve arbeidsovereen- komst inzake Arbeidsmarkt en Opleiding in de Metalektro.
MIDDELEN OM HET DOEL TE BEREIKEN
Artikel 3.
De stichting tracht haar doel te bereiken door gelden te verkrijgen bij ondernemingen in de bedrijfstak en deze gelden naast andere baten van de stichting aan te wenden voor financiering dan wel subsidieringen van:
a. de ten laste van de werkgever komende opleidingskosten van in opleiding zijn de jongeren, die een opleiding volgen in het kader van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB), alsmede de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW) zulks door het verstrekken van vergoedingen aan werkgevers bij wie bedoelde jeugdigen hun opleiding ontvangen;
b. vakopleidingen en opleidingsprojecten met betrekking tot om-, her- en bijscholing ten behoeve van het op peil houden van het vakmanschap in de Metalektro;
c. projecten en activiteiten, gericht op het stimuleren van de persoonlijke ontwikkeling met betrek- king tot de arbeid van de individuele werknemer in de Metalektro in overleg met de betrokken werkgever in de Metalektro;
d. projecten betreffende de verbetering van het beroepsonderwijs ten behoeve van de Metalektro, dan wel de aansluiting van beroepsonderwijs en het bedrijfsleven in de Metalektro;
e. projecten ten behoeve van de instroom van personen uit de ‘arbeidsreserve’ in de Metalektro;
f. het verrichten van onderzoekingen naar de verwachte behoefte in de toekomst aan werknemers met bepaalde scholing in de bedrijfstak alsmede het publiceren van de uitkomsten van deze onderzoekingen;
g. het onderzoek van de invloed van de technische ontwikkeling op de vakopleidingen en de verwerking van de gevonden gegevens in bestaande dan wel nieuwe vakopleidingen alsmede het publiceren van de uitkomsten van het onderzoek;
x. het onderzoek ten behoeve van de vakopleidingen van nieuwe werkmethoden en de verwerking van de gevonden gegevens in bestaande dan wel nieuwe vakopleidingen alsmede het publiceren van de uitkomsten van het onderzoek;
i. promotionele activiteiten ter verbetering van het imago van de bedrijfstak, gericht op de instroom van nieuwe medewerkers in de bedrijfstak;
j. het geven van voorlichting over de wijze, waarop (de financiering van) opleidingen in de bedrijfs- tak Metalektro zijn geregeld;
k. het geheel of gedeeltelijk financieren of subsidiëren van door sociale partners overeen te komen of overeengekomen projecten in de sfeer van arbeidsmarkt- en opleiding en die gericht zijn op het aantrekkelijk maken van de bedrijfstak voor (aankomend) technisch personeel teneinde in
vacatures te kunnen voorzien en technisch geschoold personeel te kunnen behouden; en
l. het doen bevorderen van het gebruik van kinderopvang door werknemers in de Metalektro en het geven van voorlichting over kinderopvang in het algemeen.
FINANCIELE MIDDELEN
Artikel 4.
1. De financiële middelen van de stichting bestaan uit:
a. het stichtingskapitaal;
b. bijdragen, die door de ondernemingen in de Metalektro worden verstrekt en zijn geïnd door Stichting Raad van Overleg in de Metalektro, gevestigd te ’s-Gravenhage, ingevolge het bepaalde in de collectieve arbeidsovereenkomst inzake Arbeidsmarkt en Opleiding in de Metalektro;
c. inkomsten uit het vermogen van de stichting;
d. eventuele andere baten.
2. De beschikbare gelden van het fonds van de stichting worden belegd met inachtneming van redelijke eisen van liquiditeit en rendement en van een zo juist mogelijke risicoverdeling, onder- meer door kortlopende depositorekeningen bij solide Nederlandse bankinstellingen.
DIRECTIE EN ADMINISTRATIE
Artikel 5.
1. Het bestuur draagt alle secretariële werkzaamheden, waaronder het voorbereiden van werkplan- nen met bijbehorende begroting, de uitvoering van bestuursbesluiten, de financiële administratie en het beleggen van de financiële middelen op aan een door hem te benoemen directie, bestaande uit een lid, de directeur.
Het bestuur is belast met het beheer van het fondsvermogen.
2. Aan de goedkeuring van het bestuur zijn, onverminderd het elders in deze statuten bepaalde, onderworpen de besluiten van de directie die in het directiestatuut zijn genoemd.
BESTUUR
Artikel 6.
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit maximaal zes leden, te weten: maximaal drie werkgevers- leden en maximaal drie werknemersleden.
2. De leden van het bestuur worden benoemd door Stichting Raad van Overleg in de Metalektro, statutair gevestigd te ’s-Gravenhage, hierna te noemen: de ‘ROM’.
De benoeming van bestuursleden geschiedt uit een bindende voordracht, op te maken voor elke te vervullen plaats.
De navolgende verenigingen maken voor de benoeming van een of meer bestuursleden de voordracht op, te weten:
– maximaal drie leden door Vereniging FME, een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid, statutair gevestigd te Zoetermeer;
– één lid door Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV), een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid en statutair gevestigd te Amsterdam;
– één lid door CNV Xxxxxxxxx.xx (CNV Vakmensen), een vereniging met volledige rechtsbe- voegdheid en statutair gevestigd te Utrecht;
– één lid door De Unie, Vakbond voor Industrie en Dienstverlening, een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid en statutair gevestigd te Culemborg, tezamen met VHP2, een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid en statutair gevestigd te Eindhoven.
De betreffende vereniging(en) zal (zullen) de voordracht als bedoeld in dit lid opmaken binnen drie maanden nadat deze vereniging hiertoe schriftelijk door de ROM is uitgenodigd.
3. De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar. De ROM stelt een rooster van aftreden op. Een aftredend bestuurslid is terstond eenmalig herbenoembaar.
4. De ROM kan een bestuurslid schorsen of ontslaan al dan niet op verzoek van de vereniging die overeenkomstig lid 2 bevoegd is een voordracht voor de betreffende bestuurszetel op te maken.
5. Het bestuurslidmaatschap eindigt door:
a. overlijden;
b. het nemen van ontslag;
c. onder curatelestelling of faillissement;
d. ontslag als bedoeld in lid 4.
Indien er in het bestuur één of meer vacatures bestaan blijven de overige bestuursleden een bevoegd college vormen. Het bestuur is verplicht zo spoedig mogelijk in de vacature(s) te doen voorzien.
Artikel 7.
1. Het bestuur wijst telkenjare uit haar midden een voorzitter en een vice-voorzitter aan, met dien verstande dat indien het voorzitterschap wordt bekleed door een van de leden benoemd op voordracht van de Vereniging FME, het vice-voorzitterschap wordt bekleed door één van de leden benoemd op voordracht van een der werknemersorganisaties en zo telkenjare afwisselend.
2. Het bestuur vertegenwoordigt de stichting. De stichting kan voorts vertegenwoordigd worden door twee gezamenlijk handelende bestuursleden, te weten een werkgeversbestuurslid en een werknemersbestuurslid. Het bestuur verleent aan de directeur volmacht om in het kader van de aan de directie opgedragen taken de stichting te vertegenwoordigen.
3. In alle gevallen waarin de stichting een tegenstrijdig belang heeft met één of meer bestuursleden, wordt de stichting vertegenwoordigd door twee of meer personen door het bestuur daartoe aan te wijzen. Deze personen kunnen geen lid zijn van het bestuur.
VERGADERINGEN
Artikel 8.
1. Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of tenminste de helft van het aantal bestuursleden dit gewenst achten.
2. Geldige besluiten kunnen, tenzij de statuten daaromtrent anders bepalen, slechts worden genomen in vergaderingen, waarin tenminste twee bestuursleden vertegenwoordigend de werkgeversorganisaties en twee bestuursleden vertegenwoordigend de werknemersorganisaties, zoals vermeld in artikel 6 lid 2, aanwezig zijn.
3. Xxxxxxxx geschiedt per delegatie:
a. De delegatie aangewezen door Vereniging FME brengt achtenvijftig stemmen uit;
b. De delegatie aangewezen door Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV), brengt vierenveer- tig stemmen uit;
c. De delegatie aangewezen door CNV Vakmensen brengt acht stemmen uit;
d. De delegatie aangewezen door De Unie, vakbond voor Industrie en Dienstverlening tezamen met VHP2 brengt zes stemmen uit.
4. Stemmen bij volmacht is niet toegestaan.
5. Besluiten worden, voor zover daarvan bij deze statuten niet wordt afgeweken, genomen bij volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.
Xxxxxx stemmen en stemmen van onwaarde worden als niet uitgebracht beschouwd.
6. Over zaken wordt mondeling gestemd, over personen schriftelijk. Blanco stemmen zijn van onwaarde.
7. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in een volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen dan weer, dan wordt het betreffende voorstel voorgelegd aan – en beslist door – de ROM.
8. Het bestuur kan ook op andere wijze dan in een vergadering besluiten nemen, mits alle leden hun stem schriftelijk – daaronder mede begrepen per fax of electronische post (e-mail) – uitbrengen en geen van hen zich tegen deze wijze van besluitvorming verzet. Een besluit is alsdan genomen, indien de volstrekte dan wel de vereiste grotere meerderheid van het aantal leden zich voor het voorstel heeft verklaard.
BESTUURSBEVOEGDHEID
Artikel 9.
Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreem- ding of bezwaring van registergoederen, mits een dergelijk besluit is genomen met algemene stemmen in een vergadering waarin tenminste twee/derde van het aantal in functie zijnde bestuursle- den aanwezig is. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt, zonder dat voor een dergelijk besluit het quorum en het aantal stemmen als bedoeld in de eerste zin van dit artikel vereist is.
VRIJWARING
Artikel 10.
1. Voor zover uit de wet niet anders voortvloeit, worden aan bestuurders en aan voormalige bestuurders vergoed:
a. de redelijke kosten van het voeren van verdediging tegen aanspraken wegens een handelen of nalaten in de uitoefening van hun functie of van een andere functie als bestuurder of commis- saris die zij op schriftelijk verzoek van de stichting vervullen of hebben vervuld;
b. eventuele schadevergoedingen of boetes die zij verschuldigd zijn wegens een hierboven onder
a. vermeld handelen of nalaten; en
c. eventuele schikkingen die zij met voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de stichting treffen in verband met een hierboven als onder a. vermeld handelen of nalaten.
2. De stichting zal de bestuurders en voormalige bestuurders in aanvulling op het hiervoor bepaalde ook de over enig aan een derde te vergoeden bedrag verschuldigde wettelijke rente, vergoeden, de proceskosten welke de bestuurder is gehouden te voldoen, alsmede door autoriteiten opge- legde boetes, voor zover vergoeding daarvan rechtens is toegestaan, en de met het verweer daartegen verbonden rechtsbijstandkosten, mits deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt en in redelijke verhouding staan tot het belang van de procedure.
3. De stichting zal een bestuurder schadeloos stellen voor de redelijke en noodzakelijke kosten die verbonden zijn aan het instrueren van een externe public relations deskundige om schade aan de reputatie van de bestuurder door een procedure, onderzoek of aansprakelijkstelling als gedekt door deze bepaling te verminderen.
4. Deze vrijwaring komt, voor zover nodig, ook ten goede van erfgenamen of legatarissen van bestuurders en voormalige bestuurders.
5. Mocht de stichting een bestuurder of voormalig bestuurder aansprakelijk stellen ter zake van schade die de stichting lijdt als gevolg van enig handelen of nalaten van de bestuurder, dan vergoedt de stichting eveneens de redelijke kosten van het voeren van verdediging van de bestuurder. Na een in kracht van gewijsde gegane uitspraak inhoudende de aansprakelijkheid van de betrokkene jegens de stichting, is de betrokkene gehouden tot terugbetaling van het aldus door de stichting vergoede bedrag. Alvorens de stichting tot betaling overgaat kan de stichting zekerheid eisen voor het geval de betrokkene gehouden blijkt tot terugbetaling.
6. Een betrokkene heeft geen aanspraak op de vergoeding als hiervoor in dit artikel bedoeld indien en voor zover (i) door de Nederlandse rechter bij gewijsde is vastgesteld dat het handelen of nalaten van de betrokkene kan worden gekenschetst als opzettelijk, bewust roekeloos of ernstig verwijtbaar, tenzij uit de wet anders voortvloeit of zulks in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, of (ii) de kosten of het vermogensverlies van de betrokkene is gedekt door een verzekering en de verzekeraar deze kosten of dit vermogensverlies heeft uitbetaald. De stichting kan ten behoeve van de betrokkenen verzekeringen tegen aansprakelijkheid afsluiten.
SUBSIDIEVERLENING
Artikel 11.
1. Het bestuur stelt de wijze waarop en de voorwaarden waaronder er recht op een verstrekking uit het fonds bestaat, vast, voorzover dit in de collectieve arbeidsovereenkomst in de Metalektro betreffende arbeidsmarkt en opleiding niet is vastgelegd.
2. Subsidie verzoekende instellingen dienen bij het verzoek een begroting in welke moet zijn gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen/activiteiten bedoeld in artikel 3 van de statuten.
3. Subsidie ontvangende instellingen zullen worden verplicht jaarlijks een door een onafhankelijke externe registeraccountant of accountant-administratie consulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring over te leggen over de besteding van de subsidiegelden, welke verklaring (ten minste) moet zijn gespecificeerd volgens de in artikel 3 van deze statuten bedoelde bestedingsdoelen/activiteiten. Deze verklaring maakt een geïntegreerd onderdeel uit van het(finan- cieel)jaarverslag.
FINANCIËN
Artikel 12.
1. Het boekjaar van de stichting loopt van één januari tot en met éénendertig december daaropvol- gend.
2. Per het einde van het boekjaar worden de boeken der stichting afgesloten. Binnen zes maanden na afloop van het boekjaar stelt het bestuur een jaarrekening op, die volgens de in artikel 3 van deze statuten bedoelde bestedingsdoelen/activiteiten moet zijn gespecificeerd. In deze jaarrekening wordt een balans en een staat van baten en lasten over het afgelopen boekjaar opgenomen, alsmede een verklaring over de besteding van de gelden. De directie laat deze jaarrekening controleren door een onafhankelijke externe accountant of accountant administratieconsulent met certificerende bevoegdheid en legt deze jaarrekening aan het bestuur ter vaststelling voor. Uit de stukken moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen zijn gedaan.
3. Het bestuur verleent de opdracht tot controle van de jaarrekening aan een van de in lid 2 bedoelde accountants.
4. Jaarlijks binnen één maand na vaststelling van de jaarrekening brengt het bestuur omtrent het gevoerde beleid verslag uit, zulks onder overlegging van de jaarrekening en de verklaring van een van de in lid 2 bedoelde accountants.
5. De vastgestelde jaarrekening met de verklaring van een van de in lid 2 bedoelde accountants en het verslag van het bestuur omtrent het gevoerde beleid zal voor de werknemers en de onderne- mingen in de Metalelektro ten kantore van de Raad van Overleg en op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen ter inzage worden gelegd en een afschrift daarvan zal op verzoek worden toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
BEGROTING EN WERKPLAN
Artikel 13.
1. Het bestuur van de stichting zal jaarlijks voor het komende boekjaar een werkplan met bijbeho- rende begroting vaststellen. Het bestuur gaat niet tot die vaststelling over voordat de ROM het plan en de begroting heeft goedgekeurd.
2. Deze begroting moet zijn ingericht en gespecificeerd volgens de in artikel 3 van deze statuten bedoelde bestedingsdoelen/activiteiten.
3. De vastgestelde begroting zal voor de werknemers en de ondernemingen in de Metalektro ten kantore van de Stichting ter inzage worden gelegd en een afschrift daarvan zal op verzoek worden toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.
4. Het goedgekeurde en vastgestelde werkplan en de bijbehorende begroting vormen de basis voor het door het bestuur voor de betreffende periode te voeren beleid. Het bestuur kan alleen daarvan afwijken na verkregen goedkeuring van de ROM. Terzake van de uitvoering van het werkplan brengt het bestuur na afloop van ieder boekjaar verslag uit aan de ROM.
STATUTENWIJZIGING
Artikel 14.
1. Het bestuur is bevoegd de statuten te wijzigen.
2. Een besluit als in lid 1 bedoeld, kan slechts worden genomen in een vergadering, waarin tenminste twee/derde van het aantal bestuursleden tegenwoordig is en na verkregen goedkeuring van de ROM.
3. Is niet twee/derde van het aantal bestuursleden tegenwoordig, dan wordt het voorstel opnieuw aan de orde gesteld in de eerstvolgende vergadering van het bestuur, waarin over het voorstel zoals dat in de vorige vergadering aan de orde is geweest kan worden besloten mits tenminste twee werkgeversleden en twee werknemersleden tegenwoordig zijn.
4. De statutenwijziging komt bij notariële akte tot stand.
5. Tot het doen verlijden van de notariële akte van statutenwijziging is ieder bestuurslid bevoegd.
ONTBINDING
Artikel 15.
1. Het bestuur is bevoegd tot ontbinding der stichting over te gaan, zulks echter uitsluitend na het expireren van de algemeen verbindend verklaring van de overeenkomst betreffende het in deze statuten geregelde Fonds. De bepaling van artikel 14 lid 2 is van overeenkomstige toepassing.
2. Na ontbinding van de stichting geschiedt de vereffening door het bestuur. Aan een eventueel batig saldo na vereffening zal door het bestuur een bestemming moeten worden gegeven, welke zoveel mogelijk overeenkomt met het doel en karakter der stichting.
REGLEMENTEN
Artikel 16.
1. Het bestuur kan voor de uitvoering van zijn taak een of meer reglementen vaststellen en een vastgesteld reglement of vastgestelde reglementen wijzigen.
2. De in lid 1 genoemde reglementen mogen geen bepalingen bevatten welke in strijd zijn met deze statuten.
SLOTBEPALING
Artikel 17.
In alle gevallen waarin de wet, deze statuten of vastgestelde reglementen niet voorzien, beslist het bestuur.
Dictum II
De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 december 2023 en voor zover het betreft bepalingen 2, 3.3 en de bijlagen A en B tot en met 15 augustus 2024.
Dictum III
Voor zover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen. Dit betekent in het licht van de gelijke behandelingswetge- ving dat ten aanzien van bepalingen waarin onderscheid wordt gemaakt terwijl daarvoor een objectieve rechtvaardiging vereist is, partijen in de uitvoeringspraktijk moeten zorgen voor een legitiem doel waarbij de ingezette middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.
Dictum IV
Voor zover in de in dictum I opgenomen bepalingen wordt verwezen naar informatie die gepubliceerd is op een website, geldt dat de informatie zoals opgenomen op die website geen onderdeel uit maakt van dit besluit tot algemeenverbindendverklaring. Deze informatie wordt aangemerkt als toepassings- praktijk van cao-bepalingen, zoals bedoeld in paragraaf 3.1. van het Toetsingskader AVV. De inhoud van deze informatie valt niet onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Uitgezonderd zijn de verwijzingen die wettelijk zijn toegestaan.
Dictum V
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant
waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 16 augustus 2024 en heeft geen terugwerkende kracht.
’s-Gravenhage, 10 januari 2022
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze,
De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving,
X.X.X. xxx xxx Xxxx