Sri Lanka (Overeenkomst van 03.02.1983)
Sri Lanka (Overeenkomst van 03.02.1983)
Sri Lanka (Overeenkomst van 03.02.1983)
Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Democratische Socialistische Republiek van Sri Lanka tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen.
Goedkeuringswet: 20.12.1984 Overeenkomst ondertekend op 03.02.1983
In werking getreden op 12.06.1985
Verschenen in Belgisch Staatsblad: 22.06.1985
Toepassing vanaf: - Bronbelasting: 01.01.1985 - Andere belastingen: 01.01.1985
Bull. 642
xxxx://xxx.xxxxxxx.xx/xxxxxxx/XXX/X0000/X00000000/X00000000.xxx
|
Artikel 1. Personen op wie de Overeenkomst van toepassing is
Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.
Artikel 2. Belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is
1. Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen en naar het vermogen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van een overeenkomstsluitende Staat, van de staatkundige of administratieve onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan.
2. Als belastingen naar het inkomen en naar het vermogen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen, naar het gehele vermogen, of naar bestanddelen van het inkomen of van het vermogen, daaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende goederen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.
3. De bestaande belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is zijn met name :
a) In Sri Lanka :
(i) de inkomstenbelasting, met inbegrip van de inkomstenbelasting op de omzet van ondernemingen erkend door de Grote Colombose Economische Commissie; en
(ii) de vermogensbelasting;
(hierna te noemen "belasting van Sri Lanka");
b) In België :
(i) de personenbelasting;
(ii) de vennootschapsbelasting;
(iii) de rechtspersonenbelasting;
(iv) de belasting der nietverblijfhouders;
(v) de uitzonderlijke en tijdelijke solidariteitsbijdrage;
met inbegrip van de voorheffingen, de opdeciemen en opcentiemen op die belastingen en voorheffingen, en de aanvullende belastingen op de personenbelasting;
(hierna te noemen "Belgische belasting").
4. De Overeenkomst is ook van toepassing op elke gelijke of in wezen gelijksoortige belasting die na de datum van de ondertekening van de Overeenkomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen wordt geheven. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten delen elkaar alle belangrijke wijzigingen die in hun onderscheiden belastingwetten zijn aangebracht mede.
Artikel 3. Algemene bepalingen
1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst, tenzij het zinsverband anders vereist :
a) betekent de uitdrukking "Sri Lanka" de Democratische Socialistische Republiek van Sri Lanka, met inbegrip van elk gebied buiten de territoriale zee van Sri Lanka dat volgens de wetgeving van Sri Lanka betreffende het Continentaal Plat en in overeenstemming met het internationale recht, is aangeduid of later zal worden aangeduid als een gebied waarin de rechten van Sri Lanka met betrekking tot de zeebodem en de ondergrond en de natuurlijke rijkdommen daarvan kunnen worden uitgeoefend;
b) betekent de uitdrukking "België" het Koninkrijk België; in aardrijkskundig verband gebruikt, betekent zij het nationale grondgebied en elk gebied buiten de territoriale zee van België waarin België volgens de Belgische wetgeving en in overeenstemming met het internationale recht soevereine rechten of zijn rechtsmacht uitoefent;
c) betekenen de uitdrukkingen "een overeenkomstsluitende Staat" en "de andere overeenkomstsluitende Staat" Sri Lanka of België, al naar het zinsverband vereist;
d) omvat de uitdrukking "persoon" een natuurlijke persoon, een vennootschap en elke andere vereniging van personen;
e) betekent de uitdrukking "vennootschap" elke rechtspersoon of elke eenheid die in de overeenkomstsluitende Staat waarvan zij inwoner is, voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;
f) betekenen de uitdrukkingen "onderneming van een overeenkomstsluitende Staat" en "onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat" onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat;
g) betekent de uitdrukking "internationaal verkeer" elk vervoer door een schip of luchtvaartuig dat door een onderneming die haar plaats van werkelijke leiding in een overeenkomstsluitende Staat heeft, wordt geëxploiteerd, behalve indien het schip of het luchtvaartuig slechts tussen in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen plaatsen wordt geëxploiteerd;
h) betekent de uitdrukking "onderdanen" :
(i) alle natuurlijke personen die de nationaliteit van overeenkomstsluitende Staat bezitten;
(ii) alle rechtspersonen, personenvennootschappen en verenigingen die hun rechtspositie als zodanig ontlenen aan de wetgeving die in een overeenkomstsluitende Staat van kracht is;
i) betekent de uitdrukking "bevoegde autoriteit" :
(i) in Sri Lanka, de "CommissionerGeneral of Inland Revenue";
(ii) in België, de Directeurgeneraal der directe belastingen.
2. Voor de toepassing van de Overeenkomst door een overeenkomstsluitende Staat heeft, tenzij het zinsverband anders vereist, elke niet erin omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is.
Artikel 4. Inwoner
1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "inwoner van een overeenkomstsluitende Staat" iedere persoon wiens inkomen of vermogen, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid.
2. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner van beide overeenkomstsluitende Staten is, wordt zijn toestand op de volgende wijze geregeld :
a) hij wordt geacht inwoner te zijn van de Staat waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft; indien hij in beide Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen);
b) indien niet kan worden bepaald in welke Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft of indien hij in geen van de Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waar hij gewoonlijk verblijft;
c) indien hij in beide Staten of in geen van beide Staten gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarvan hij onderdaan is;
d) indien hij onderdaan is van beide Staten of van geen van beide, regelen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.
3. Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner is van beide overeenkomstsluitende Staten, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waar de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen.
Artikel 5. Vaste inrichting
1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "vaste inrichting" een vaste bedrijfsinrichting met behulp waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.
2. De uitdrukking "vaste inrichting" omvat in het bijzonder :
a) een plaats waar leiding wordt gegeven;
b) een filiaal;
c) een kantoor;
d) een fabriek;
e) een werkplaats;
f) een mijn, een olie of gasbron, een steengroeve of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen;
g) een landbouwbedrijf, een boerderij of een plantage.
3. De uitdrukking "vaste inrichting" omvat eveneens :
a) de plaats van uitvoering van een bouwwerk, van constructieassemblage of installatiewerkzaamheden of van werkzaamheden van toezicht daarop, doch alleen indien de duur van dat bouwwerk of die werkzaamheden 183 dagen overschrijdt;
b) het verstrekken van diensten, daaronder begrepen adviezen, door een onderneming door middel van werknemers of ander personeel die de onderneming daarvoor heeft in dienst genomen, doch alleen indien zodanige werkzaamheden (voor dezelfde of ermede verband houdende werkzaamheden) in het land worden uitgeoefend gedurende een tijdvak of tijdvakken waarvan de duur in totaal 183 dagen in enig tijdvak van twaalf maanden te boven gaat.
4. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel, wordt een vaste inrichting niet aanwezig geacht indien :
a) gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag of de uitstalling van aan de onderneming toebehorende goederen;
b) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de opslag of de uitstalling;
c) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;
d) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming goederen aan te kopen of inlichtingen in te winnen;
e) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming andere werkzaamheden die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben, te verrichten;
f) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om verschillende van de in de leden a) tot e) vermelde werkzaamheden te verrichten, op voorwaarde dat het geheel van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheden heeft.
5. Indien een persoon - niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger op wie paragraaf 6 van toepassing is - in een overeenkomstsluitende Staat voor een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat werkzaam is, wordt die onderneming, niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 1 en 2, geacht een vaste inrichting in de eerst vermelde Staat te hebben voor alle werkzaamheden welke deze persoon voor de onderneming verricht, indien die persoon :
a) in die Staat een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht aldaar gewoonlijk uitoefent, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot de in paragraaf 4 vermelde werkzaamheden die, indien zij met behulp van een vaste bedrijfsinrichting zouden worden verricht, die vaste bedrijfsinrichting niet tot een vaste inrichting zouden stempelen ingevolge de bepalingen van die paragraaf; of
b) zodanige machtiging niet bezit maar in de eerst vermelde Staat gewoonlijk een voorraad van goederen aanhoudt waaruit hij regelmatig bestellingen uitvoert voor rekening van de onderneming.
6. Een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat wordt niet geacht een vaste inrichting in de andere overeenkomstsluitende Staat te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij aldaar zaken doet door middel van een makelaar, een algemeen commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, op voorwaarde dat deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen. Wanneer de werkzaamheden van zodanige vertegenwoordiger uitsluitend of nagenoeg uitsluitend voor rekening van die onderneming worden uitgeoefend, wordt hij evenwel niet geacht een onafhankelijk vertegenwoordiger te zijn in de zin van deze paragraaf.
7. De enkele omstandigheid dat een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat een vennootschap beheerst of door een vennootschap wordt beheerst die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat of die in die andere Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze) stempelt één van beide vennootschappen niet tot een vaste inrichting van de andere.
Artikel 6. Inkomsten uit onroerende goederen
1. Inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen onroerende goederen mogen in die andere Staat worden belast.
2. De uitdrukking "onroerende goederen" heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend door het recht van de overeenkomstsluitende Staat waar de desbetreffende goederen zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en dode have van landbouw en bosbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie of het recht tot exploitatie van minerale aardlagen, bronnen en andere bodemrijkdommen; schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd.
3. De bepalingen van paragraaf 1 zijn ook van toepassing op inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie, uit het verhuren of verpachten of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen.
4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 3 zijn ook van toepassing op de inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen gebezigd voor de uitoefening van een zelfstandig beroep.
Artikel 7. Ondernemingswinst
1. De winst van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat is slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mag de winst van de onderneming in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste inrichting kan worden toegerekend.
2. Onder voorbehoud van de bepalingen van paragraaf 3 wordt, indien een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, in elke overeenkomstsluitende Staat aan die vaste inrichting de winst toegerekend die zij geacht zou kunnen worden te behalen indien zij een onafhankelijke onderneming zou zijn, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die met de onderneming waarvan zij een vaste inrichting is geheel onafhankelijk zou handelen.
3. Bij het bepalen van de winst van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten kosten, daaronder begrepen kosten van leiding en de algemene beheerskosten, die ten behoeve van het bedrijf van de vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders. Geen aftrek wordt echter toegelaten ter zake van bedragen die in voorkomend geval door de vaste inrichting (anders dan als terugbetaling van werkelijke kosten) worden betaald aan de hoofdzetel van de onderneming of aan één van haar andere zetels, in de vorm van royalty's, erelonen of andere, soortgelijke betalingen voor het gebruik van octrooien of andere rechten, of in de vorm van commissielonen voor het verstrekken van specifieke diensten of voor het geven van leiding, of nog, behalve in het geval van een bankonderneming, in de vorm van interest van aan de vaste inrichting geleend geld. Bij het bepalen van de winsten van een vaste inrichting wordt evenmin rekening gehouden met bedragen die door de vaste inrichting (anders dan als terugbetaling van werkelijke kosten) ten laste van de hoofdzetel van de onderneming of van een van haar andere zetels worden gelegd in de vorm van royalty's, erelonen of andere soortgelijke betalingen voor het gebruik van octrooien of andere rechten, of in de vorm van commissielonen voor het verstrekken van specifieke diensten of voor het geven van leiding, of nog, behalve in het geval van een bankonderneming, in de vorm van interest van aan de hoofdzetel van de onderneming of aan een van haar andere zetels geleend geld.
4. Voor zover het in een overeenkomstsluitende Staat gebruikelijk is de aan een vaste inrichting toe te rekenen winst te bepalen op basis van een verdeling van de totale winst van de onderneming over haar verschillende delen belet paragraaf 2 die overeenkomstsluitende Staat niet de te belasten winst te bepalen volgens de gebruikelijke verdeling; de gevolgde methode van verdeling moet echter zodanig zijn dat het resultaat in overeenstemming is met de in dit artikel neergelegde beginselen.
5. Geen winst wordt aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van aankoop door die vaste inrichting van goederen voor de onderneming.
6. Voor de toepassing van de voorgaande paragrafen wordt de aan de vaste inrichting toe te rekenen winst van jaar tot jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat om hiervan af te wijken.
7. Indien in de winst inkomstenbestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel.
Artikel 8. Zeevaart en luchtvaart
1. Winst verkregen uit de exploitatie van luchtvaartuigen in internationaal verkeer is slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
2. Winst uit de exploitatie van schepen in internationaal verkeer mag worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
Indien evenwel de exploitatie van een schip in de andere overeenkomstsluitende Staat meer dan casueel is, mag die winst eveneens in die andere Staat worden belast volgens de wetgeving van die Staat, doch slechts in zoverre als zij in die andere Staat is verkregen.
Voor de toepassing van deze paragraaf :
a) betekent winst verkregen uit de andere Staat de winst uit vervoer van personen of van vracht ingescheept in die andere Staat;
b) is het bedrag van die winst niet hoger dan 6 percent van de met betrekking tot dat vervoer te ontvangen sommen; en
c) wordt de belasting die in de andere Staat op het bedrag van die winst wordt geheven met 50 percent verminderd.
3. Indien de plaats van de werkelijke leiding van een scheepvaartonderneming zich aan boord van een schip bevindt, wordt deze plaats geacht te zijn gelegen in de overeenkomstsluitende Staat waar het schip zijn thuishaven heeft, of, indien er geen thuishaven is, in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de exploitant van het schip inwoner is.
4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn ook van toepassing op winst verkregen uit de deelneming aan een pool, een gemeenschappelijk bedrijf of een internationaal bedrijfslichaam.
Artikel 9. Afhankelijke ondernemingen
1. Indien :
a) een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van de onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, of
b) dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat en van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat,
en, in het ene of in het andere geval, tussen de twee ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mag de winst die één van de ondernemingen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de winst van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.
2. Indien een overeenkomstsluitende Staat in de winst van een onderneming van die Staat winst opneemt - en dienovereenkomstig belast - ter zake waarvan een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat in die andere Staat werd belast, en de aldus opgenomen winst winst is waarvan had mogen worden verwacht dat zij door de onderneming van de eerstbedoelde Staat zou zijn behaald, indien tussen de twee ondernemingen zodanige voorwaarden hadden gegolden als hadden mogen worden verwacht te gelden tussen onafhankelijke ondernemingen, herziet die andere Staat op een wijze die hij passend acht, het bedrag aan belasting dat aldaar over die winst werd geheven. Bij deze herziening wordt rekening gehouden met de overige bepalingen van de Overeenkomst en, indien nodig, plegen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten met elkaar overleg.
Artikel 10. Dividenden
1. Dividenden betaald door een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
2. Deze dividenden mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 15 percent van het brutobedrag van de dividenden.
3. De uitdrukking "dividenden", zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere rechten op een aandeel in de winst, met uitzondering van schuldvorderingen, alsmede inkomsten uit andere rechten in vennootschappen die volgens de wetgeving van de Staat waarvan de uitkerende vennootschap inwoner is, op dezelfde wijze als inkomsten uit aandelen in de belastingheffing worden betrokken. Die uitdrukking betekent ook inkomsten -zelfs indien toegekend in de vorm van interest - die belastbaar zijn als inkomsten van belegde kapitalen van vennoten in een vennootschap, niet zijnde een vennootschap op aandelen, die inwoner is van België.
4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het aandelenbezit, uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.
5. Indien een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat winst of inkomsten verkrijgt uit de andere overeenkomstsluitende Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen op dividenden, die de vennootschap betaalt aan een persoon die inwoner is van de eerstbedoelde Staat, behalve voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald wezenlijk is verbonden met een in die andere Staat gelegen vaste inrichting of vaste basis, noch de niet-uitgedeelde winst van de vennootschap onderwerpen aan een belasting op niet-uitgedeelde winst, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet-uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit winst of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn.
Artikel 11. Interest
1. Interest afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat mag in die andere Staat worden belast.
2. Deze interest mag evenwel ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 10 percent van het brutobedrag van de interest.
3. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 2 is interest afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan de Regering van de andere overeenkomstsluitende Staat, aan een staatkundig of administratief onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan of aan een inrichting of instelling (met inbegrip van een financiële instelling) die beheerst wordt door die andere Staat, een staatkundig of administratief onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan, in de eerstbedoelde Staat vrijgesteld van belasting.
4. De uitdrukking "interest", zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet gewaarborgd door hypotheek of al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en obligaties, daaronder begrepen premies en loten op die effecten. Voor de toepassing van dit artikel omvat de uitdrukking "interest" echter niet boeten voor laattijdige betaling, noch interest die overeenkomstig artikel 10, paragraaf 3, tweede zin, als dividenden wordt behandeld.
5. De bepalingen van de paragrafen 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is een nijverheids of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en de schuldvordering uit hoofde waarvan de interest is verschuldigd, met die vaste inrichting of vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.
6. Interest wordt geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig of administratief onderdeel, een plaatselijke gemeenschap of een inwoner van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de interest, ongeacht of hij een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de schuld, ter zake waarvan de interest wordt betaald werd aangegaan en die de last van die interest draagt, wordt die interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of vaste basis is gevestigd.
7. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de interest, gelet op de schuldvordering waarvoor hij wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In een zodanig geval blijft het daarboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staat, met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.
Artikel 12. Royalty's
1. Xxxxxxx'x afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat zijn in die andere Staat belastbaar.
2. Deze royalty's mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit zij afkomstig zijn overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 10 percent van het brutobedrag van de royalty's.
3. De uitdrukking "royalty's", zoals gebezigd in dit artikel, betekent betalingen van welke aard ook als vergoeding voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, daaronder begrepen bioscoopfilms en films of banden voor radio en televisie, van een octrooi, een fabrieks of handelsmerk, een tekening, een model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze, alsmede voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, nijverheids of handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting, of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.
4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn, een nijverheids of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het recht of het goed uit hoofde waarvan de royalty's verschuldigd zijn, met die vaste inrichting of vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of artikel 14, naar het geval, van toepassing.
5. Royalty's worden geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig of administratief onderdeel, een plaatselijke gemeenschap of een inwoner van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de royalty's, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de verbintenis ter zake waarvan de royalty's worden betaald werd aangegaan en die de last van die royalty's draagt, worden die royalty's geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis is gevestigd.
6. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de royalty's, gelet op het gebruik, het recht of de inlichtingen waarvoor zij worden betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In een zodanig geval blijft het daarboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staat, met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.
Artikel 13. Vermogenswinst
1. Voordelen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit de vervreemding van onroerende goederen zoals bedoeld in artikel 6 die in de andere overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen mogen in die andere Staat worden belast.
2. Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, of van roerende goederen die behoren tot een vaste basis die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor de uitoefening van een zelfstandig beroep, daaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van die vaste inrichting (alleen of te zamen met de gehele onderneming) of van die vaste basis, mogen in die andere Staat worden belast.
3. Voordelen verkregen uit de vervreemding van schepen of luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd of van roerende goederen die bij de exploitatie van die schepen of luchtvaartuigen worden gebruikt, zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
4. Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen dan die vermeld in de paragrafen 1, 2 en 3 zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vervreemder inwoner is.
Artikel 14. Zelfstandige beroepen
1. Inkomsten verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de uitoefening van een vrij beroep of ter zake van andere werkzaamheden van zelfstandige aard zijn slechts in die Staat belastbaar; die inkomsten mogen echter in de volgende gevallen eveneens in de andere overeenkomstsluitende Staat worden belast :
a) indien die inwoner in de andere overeenkomstsluitende Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vaste basis beschikt; in dat geval mag slechts het deel van de inkomsten dat aan die vaste basis kan worden toegerekend in de andere overeenkomstsluitende Staat worden belast; of
b) indien hij in de andere overeenkomstsluitende Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken die in totaal 183 dagen in enig tijdvak van twaalf maanden bereiken of te boven gaan; in dat geval mag slechts het deel van de inkomsten, dat afkomstig is van zijn in de andere Staat verrichte werkzaamheden, in die Staat worden belast.
2. De uitdrukking "vrij beroep" omvat in het bijzonder zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accountants.
Artikel 15. Niet-zelfstandige beroepen
1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18, 19 en 20, zijn lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, mogen de ter zake daarvan verkregen beloningen in die andere Staat worden belast.
2. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1 zijn beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een in de andere overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien :
a) de genieter in de andere Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken die in enig tijdvak van twaalf maanden een totaal van 183 dagen niet te boven gaan, en
b) de beloningen worden betaald door of namens een werkgever die geen inwoner van de andere Staat is, en
c) de beloningen niet ten laste komen van een vaste inrichting of een vaste basis die de werkgever in de andere Staat heeft.
3. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel, mogen beloningen verkregen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig in internationaal verkeer, worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
Artikel 16. Tantièmes
1. Tantièmes, presentiegelden en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in zijn hoedanigheid van lid van de raad van beheer van een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
2. Beloningen die een persoon, op wie paragraaf 1 van toepassing is, van de vennootschap verkrijgt ter zake van de uitoefening van dagelijkse werkzaamheden in een vaste inrichting die in een overeenkomstsluitende Staat, niet zijnde de Staat waarvan de vennootschap inwoner is, is gelegen, mogen echter in de eerstbedoelde Staat worden belast indien die beloningen ten laste komen van die vaste inrichting.
Artikel 17. Artiesten en sportbeoefenaars
1. Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 en 15 mogen inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit zijn persoonlijke werkzaamheden die hij in de andere overeenkomstsluitende Staat verricht in de hoedanigheid van artiest, zoals toneelspeler, film, radio- of televisieartiest of musicus, of in de hoedanigheid van sportbeoefenaar, in die andere Staat worden belast.
2. Indien inkomsten uit werkzaamheden, die een artiest of een sportbeoefenaar persoonlijk en als zodanig verricht, niet worden toegekend aan de artiest of aan de sportbeoefenaar zelf maar aan een ander persoon, mogen die inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7, 14 en 15, worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar de werkzaamheden van de artiest of de sportbeoefenaar worden verricht.
Artikel 18. Pensioenen en lijfrenten
1. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, paragraaf 2, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen betaald aan een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een vroegere dienstbetrekking, slechts in die Staat belastbaar.
2. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1 zijn pensioenen en andere, periodieke of nietperiodieke vergoedingen die overeenkomstig de sociale zekerheidswetgeving van een overeenkomstsluitende Staat worden betaald door die Staat, een staatkundig of administratief onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan of door een rechtspersoon, opgericht krachtens het publiek recht daarvan, in die Staat belastbaar.
3. Lijfrenten afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat mogen in de Staat waaruit zij afkomstig zijn worden belast.
De uitdrukking "lijfrenten" betekent een vaste som, periodiek betaalbaar op vaste tijdstippen, hetzij gedurende het leven, hetzij gedurende een vastgesteld of voor vaststelling vatbaar tijdvak, ingevolge een verbintenis tot het doen van betalingen, welke tegenover een voldoende en volledige tegenprestatie in geld of geldswaarde staat.
Artikel 19. Overheidsfuncties
1. a) Beloningen, niet zijnde pensioenen, betaald door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig of administratief onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan aan een natuurlijke persoon, ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, zijn slechts in die Staat belastbaar.
b) Die beloningen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de diensten in die Staat worden bewezen en de natuurlijke persoon inwoner van die Staat is die :
(i) onderdaan is van die Staat; of
(ii) niet uitsluitend met het oog op het bewijzen van de diensten inwoner van die Staat is geworden.
2. a) Pensioenen door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig of administratief onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan, hetzij rechtstreeks, hetzij uit door hen in het leven geroepen fondsen, betaald aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, zijn slechts in die Staat belastbaar.
b) Die pensioenen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de natuurlijke persoon inwoner en onderdaan is van die Staat.
3. De bepalingen van de artikelen 15, 16 en 18 zijn van toepassing op beloningen en pensioenen ter zake van diensten bewezen in het kader van een nijverheids of handelsbedrijf uitgeoefend door een overeenkomstsluitende Staat of van een staatkundig of administratief onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan.
Artikel 20. Leraren en studenten
1. Beloningen, betaald aan hoogleraren en andere leraren die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat en die tijdelijk in de andere overeenkomstsluitende Staat verblijven om gedurende een tijdvak van ten hoogste twee jaar aan een universiteit of andere officieel erkende onderwijsinrichting onderwijs te geven of wetenschappelijk onderzoek te doen, zijn slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar.
2. Een natuurlijke persoon die inwoner is of was van een overeenkomstsluitende Staat en tijdelijk in de andere overeenkomstsluitende Staat verblijft, uitsluitend :
a) als student aan een erkende universiteit, hogeschool of school in die andere Staat; of
b) als een voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde persoon; of
c) als genieter van een in de eerste plaats voor studie of wetenschappelijk onderzoek bestemde toelage, vergoeding of prijs van een instelling op het gebied van godsdienst, liefdadigheid, wetenschap of onderwijs, is in die andere Staat vrijgesteld van belasting ter zake van :
(i) de overmakingen uit het buitenland ten behoeve van zijn onderhoud, opvoeding, studie, onderzoek of opleiding;
(ii) de toelage, vergoeding of prijs; en
(iii) de beloning van een dienstbetrekking in die andere Staat, op voorwaarde dat die beloning in enig tijdvak van twaalf maanden 120 000 Belgische frank of de tegenwaarde daarvan in de munt van Sri Lanka niet te boven gaat.
3. Een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die tijdelijk in de andere overeenkomstsluitende Staat verblijft gedurende een tijdvak van ten hoogste een jaar, als werknemer van, of onder contract met, een onderneming van de eerstbedoelde Staat of een instelling van die eerstbedoelde Staat zoals bedoeld in paragraaf 2, lid c), uitsluitend met de bedoeling technische ervaring of beroeps of bedrijfservaring te verkrijgen van een andere persoon dan die onderneming of instelling, is in die andere Staat van belasting vrijgesteld ter zake van de beloningen voor dat tijdvak.
4. Een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die tijdelijk in de andere overeenkomstsluitende Staat verblijft ingevolge akkoorden met de Regering van die andere Staat of met een inrichting of instelling daarvan, uitsluitend voor zijn opleiding, studie of oriëntering, is in die andere Staat van belasting vrijgesteld ter zake van beloningen die hij voor die opleiding, studie of oriëntering uit bronnen in de eerstbedoelde Staat verkrijgt.
Artikel 21. Andere inkomsten
1. Ongeacht de afkomst ervan zijn bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die niet in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, slechts in die Staat belastbaar.
2. De bepaling van paragraaf 1 is niet van toepassing op inkomsten, niet zijnde inkomsten uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6, paragraaf 2, indien de genieter van die inkomsten, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat een nijverheids of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het recht of het goed dat de inkomsten oplevert, met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.
Artikel 22. Vermogen
1. Vermogen bestaande uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6, die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat bezit en die in de andere overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen, mag in die andere Staat worden belast.
2. Vermogen bestaande uit roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft of uit roerende goederen die behoren tot een vaste basis die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor de uitoefening van een zelfstandig beroep, mag in die andere Staat worden belast.
3. Vermogen bestaande uit schepen of luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd en uit roerende goederen die bij de exploitatie van die schepen of luchtvaartuigen worden gebruikt, is slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
4. Alle andere bestanddelen van het vermogen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar.
Artikel 23. Vermijding van dubbele belasting
1. De wetten die in beide overeenkomstsluitende Staten van kracht zijn regelen verder de belastingheffing naar het inkomen in de onderscheiden overeenkomstsluitende Staten, behoudens indien het tegenovergestelde uitdrukkelijk in deze Overeenkomst is bepaald.
2. In België wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden :
a) indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt die volgens de bepalingen van de Overeenkomst in Sri Lanka mogen worden belast, ongeacht of die inkomsten zijn belast of niet, en waarop de bepalingen van de subparagrafen b) en c) hierna niet van toepassing zijn, stelt België die inkomsten vrij van belasting maar, om het bedrag van de belasting op het overige inkomen van die inwoner te berekenen, mag België het belastingtarief toepassen dat van toepassing zou zijn indien die inkomsten niet waren vrijgesteld;
b) verkrijgt een inwoner van België :
- dividenden als bedoeld in artikel 10, paragraaf 2 en waarop subparagraaf c) hierna niet van toepassing is,
- interest als bedoeld in artikel 11, paragraaf 2 of 7,
- royalty's als bedoeld in artikel 12, paragraaf 2 of 6.
dan verleent België een passende vermindering op de Belgische belasting over die inkomsten. Deze vermindering is gelijk aan het forfaitaire gedeelte van buitenlandse belasting waarin de Belgische wetgeving voorziet. In afwijking van de bepalingen van zijn wetgeving, verleent België de vermindering waarin deze subparagraaf voorziet eveneens met betrekking tot de belasting die in Sri Lanka ingevolge de Overeenkomst en de wetgeving van Sri Lanka mag worden geheven van dividenden, interest en royalty's maar waarvan tijdelijke vrijstelling of vermindering wordt verleend ingevolge speciale maatregelen ter bevordering van de economische ontwikkeling van Sri Lanka;
c) indien een vennootschap die inwoner is van België, aandelen of delen in eigendom bezit van een vennootschap op aandelen die inwoner is van Sri Lanka, worden de dividenden die haar door de laatstbedoelde vennootschap worden betaald en die in Sri Lanka volgens artikel 10, paragraaf 2, mogen worden belast, in België vrijgesteld van de vennootschapsbelasting in zoverre als vrijstelling zou worden verleend indien beide vennootschappen inwoner zouden zijn van België;
d) in afwijking van subparagraaf a) hierboven mag de Belgische belasting worden geheven over in Sri Lanka belastbare inkomsten in zoverre als die inkomsten in Sri Lanka niet werden belast doordat zij er werden opgeslorpt door verliezen, die voor enig boekjaar ook van in België belastbare winsten werden afgetrokken.
3. Onder voorbehoud van de bepalingen van de wetgeving van Sri Lanka betreffende de verrekening van de in een gebied buiten Sri Lanka verschuldigde belasting met de belasting van Sri Lanka (welke bepalingen het hierna volgende algemene beginsel niet aantasten), wordt de Belgische belasting die volgens de Belgische wetgeving en in overeenstemming met de Overeenkomst, hetzij rechtstreeks, hetzij door inhouding verschuldigd is ter zake van winst, inkomen of belastbare voordelen uit bronnen in België (behalve, in het geval van een dividend, de belasting die verschuldigd is ter zake van de winst waaruit het dividend wordt betaald) verrekend met de belasting van Sri Lanka die op dezelfde inkomstenbestanddelen is berekend.
Die vermindering mag echter het gedeelte van de belasting van Sri Lanka (berekend vóór die verrekening), die op de inkomsten uit bronnen in België betrekking heeft, niet te boven gaan.
Artikel 24. Nondiscriminatie
1. Onderdanen van een overeenkomstsluitende Staat worden in de andere overeenkomstsluitende Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmee verband houdende verplichting, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van die andere Staat onder gelijke omstandigheden zijn of kunnen worden onderworpen. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 1 is deze bepaling ook van toepassing op personen die geen inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.
2. De belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen. Deze bepaling mag niet aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat verplicht aan inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat bij de belastingheffing de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van de gezinstoestand of gezinslasten te verlenen die hij aan zijn eigen inwoners verleent.
3. Behalve indien de bepalingen van artikel 9, artikel 11, paragraaf 7 of artikel 12, paragraaf 6, van toepassing zijn, worden interest, royalty's en andere uitgaven die door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden betaald, bij het bepalen van de belastbare winst van die onderneming op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht, alsof zij aan een inwoner van de eerstbedoelde Staat zouden zijn betaald. Schulden van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat tegenover een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden, bij het bepalen van het belastbare vermogen van die onderneming, eveneens onder dezelfde voorwaarden in mindering gebracht, alsof die schulden tegenover een inwoner van de eerstbedoelde Staat zouden zijn aangegaan.
4. Ondernemingen van een overeenkomstsluitende Staat, waarvan het kapitaal geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van, of wordt beheerst door, één of meer inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan andere, soortgelijke ondernemingen van de eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden onderworpen.
5. De bepalingen van dit artikel mogen niet dusdanig worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat beletten :
a) het totale bedrag van de winsten die kunnen worden toegerekend aan een vaste inrichting, in die Staat, van een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat of van een vereniging die haar plaats van werkelijke leiding in die andere Staat heeft, aan belasting te onderwerpen tegen het belastingtarief dat door de wetgeving van de eerstbedoelde Staat is bepaald;
b) bronbelasting te heffen van dividenden die afkomstig zijn uit een aandelenbezit dat wezenlijk is verbonden met een in die Staat gevestigde vaste inrichting of vaste basis van een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, of van een vereniging die haar plaats van werkelijke leiding in die andere Staat heeft en als een rechtspersoon in de eerstbedoelde Staat belastbaar is.
6. In dit artikel betekent de uitdrukking "belastingheffing" belastingen die het voorwerp zijn van deze Overeenkomst.
Artikel 25. Regeling voor onderling overleg
1. Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze Overeenkomst, kan hij, onverminderd de rechtsmiddelen waarin het interne recht van die Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij inwoner is of indien zijn geval onder artikel 24, paragraaf 1 ressorteert, aan die van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij de nationaliteit bezit. Het geval moet worden voorgelegd binnen drie jaar nadat de maatregel die een belastingheffing ten gevolge heeft die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de Overeenkomst, voor het eerst te zijner kennis is gebracht.
2. De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing ervan te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat te regelen, ten einde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst, te vermijden.
3. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van de Overeenkomst, in onderlinge overeenstemming op te lossen.
4. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten plegen overleg omtrent de administratieve maatregelen die voor de uitvoering van de bepalingen van de Overeenkomst nodig zijn en met name omtrent de bewijsstukken die de inwoners van elke overeenkomstsluitende Staat moeten overleggen om in de andere Staat de bij de Overeenkomst bepaalde belastingvrijstellingen of -verminderingen te genieten.
5. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten stellen zich rechtstreeks met elkander in verbinding voor de toepassing van de Overeenkomst.
Artikel 26. Uitwisseling van inlichtingen
1. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit die nodig zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van deze Overeenkomst of aan die van de nationale wetgeving van de overeenkomstsluitende Staten met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, voor zover de heffing van die belastingen niet in strijd is met de Overeenkomst, alsmede om het ontgaan van belasting te voorkomen.
De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt door artikel 1. De door een overeenkomstsluitende Staat verkregen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als de inlichtingen die onder de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratieve lichamen) die betrokken zijn bij de vestiging of invordering van, de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van, of de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is. Deze personen of autoriteiten gebruiken deze inlichtingen slechts voor die doeleinden. Zij mogen van deze inlichtingen melding maken tijdens openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen.
2. In geen geval mogen de bepalingen van paragraaf 1 aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat de verplichting opleggen :
a) administratieve maatregelen te nemen die afwijken van de wetgeving en de administratieve praktijk van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;
b) bijzonderheden te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens de wetgeving of in de normale gang van de administratieve werkzaamheden van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;
c) inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.
Artikel 27. Beperking van de werking van de overeenkomst
1. De bepalingen van deze Overeenkomst beperken niet de belastingheffing, volgens de wetgeving van een overeenkomstsluitende Staat, van een vennootschap die inwoner is van die Staat, in geval van inkoop van haar eigen aandelen of delen of naar aanleiding van de verdeling van haar maatschappelijk vermogen.
2. De bepalingen van de Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die diplomatieke vertegenwoordigers of consulaire ambtenaren ontlenen aan de algemene regelen van het volkenrecht of aan bepalingen van bijzondere overeenkomsten.
3. Voor de toepassing van de Overeenkomst worden personen die deel uitmaken van een diplomatieke of consulaire zending van een overeenkomstsluitende Staat die in de andere overeenkomstsluitende Staat of in een derde Staat geaccrediteerd zijn en die de nationaliteit van de Zendstaat bezitten, geacht inwoners te zijn van de Zendstaat indien zij aldaar aan dezelfde verplichtingen inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen zijn onderworpen als de inwoners van die Staat.
4. De Overeenkomst is niet van toepassing op internationale organisaties, hun organen of hun ambtenaren, noch op personen die lid zijn van een diplomatieke of consulaire zending van een derde Staat, indien deze in een overeenkomstsluitende Staat verblijven en inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen niet als inwoners van de ene of de andere overeenkomstsluitende Staat worden behandeld.
Artikel 28. Inwerkingtreding
1. Deze Overeenkomst zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen zo spoedig mogelijk te Colombo worden uitgewisseld.
2. De Overeenkomst zal in werking treden op de vijftiende dag die volgt op de dag van de uitwisseling van de akten van bekrachtiging en haar bepalingen zullen toepassing vinden :
a) in België :
(i) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari van het kalenderjaar waarin de Overeenkomst in werking treedt;
(ii) op de andere dan bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten van belastbare tijdperken die aanvangen op of na 1 januari van het kalenderjaar waarin de Overeenkomst in werking treedt.
b) in Sri Lanka :
op belastbaar inkomen of vermogen van enig aanslagjaar dat aanvangt op of na 1 januari van het jaar dat het jaar waarin de Overeenkomst in werking treedt voorafgaat.
Artikel 29. Beëindiging
Deze Overeenkomst blijft voor onbepaalde tijd van kracht, maar elk van de overeenkomstsluitende Staten kan de Overeenkomst langs diplomatieke weg opzeggen door, ten laatste op 30 juni van enig kalenderjaar vanaf het vijfde jaar dat volgt op dat waarin de Overeenkomst in werking is getreden, aan de andere overeenkomstsluitende Staat een schriftelijke opzegging te doen toekomen. In dat geval zal de Overeenkomst voor de laatste maal van toepassing zijn :
in België :
a) op alle bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die ten laatste op 31 december van het kalenderjaar waarin de opzegging is gedaan, zijn toegekend of betaalbaar gesteld;
b) op alle andere dan bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten van belastbare tijdperken die eindigen ten laatste op 30 december van het kalenderjaar dat volgt op dat waarin de opzegging is gedaan.
in Sri Lanka :
op alle belastingen over het aanslagjaar dat aanvangt op of na 1 januari van het kalenderjaar dat het jaar waarin de opzegging is gedaan voorafgaat.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
GEDAAN in tweevoud te Colombo op 3 februari 1983 in de Nederlandse, de Franse, de Sinhala en de Engelse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in interpretatie is de Engelse tekst beslissend.
Voor de Regering van het Koninkrijk België :
J. HOLLANTS van LOOCKE.
Voor de Regering van de Democratische Socialistische Republiek van Sri Lanka :
J.A.R. FELIX.
Protocol
Bij de ondertekening van de Overeenkomst die vandaag is gesloten tussen de Democratische Socialistische Republiek van Sri Lanka en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, zijn de ondergetekenden overeengekomen dat de volgende aanvullende bepaling een integrerend deel van deze Overeenkomst vormt.
Ad artikel 12, paragraaf 3).
Er is overeengekomen dat betalingen verkregen als vergoeding voor technische diensten, daaronder begrepen studies of toezicht van wetenschappelijke, geologische of technische aard, of voor bouwkundecontracten, daaronder begrepen de daarop betrekking hebbende blauwdrukken, of voor het verstrekken van advies of het houden van toezicht, niet worden geacht betalingen te zijn verkregen als vergoeding voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.
GEDAAN in tweevoud te Colombo op 3 februari 1983 in de Nederlandse, de Franse, de Sinhala en de Engelse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in interpretatie is de Engelse tekst beslissend.
Voor de Regering van het Koninkrijk België :
J. HOLLANTS van LOOCKE.
Voor de Regering van de Democratische Socialistische Republiek van Sri Lanka :
J.A.R. FELIX.