Van: sociaalwerkorganisatie Aan: gemeente
Van: sociaalwerkorganisatie Aan: gemeente
Geachte,
Als sociaalwerkaanbieder verzoeken wij u als gemeente met klem om, met terugwerkende kracht per 1 januari 2022, de met onze organisatie gesubsidieerde en via aanbesteding gecontracteerde bedragen binnen de Jeugdwet en de Wmo 2015 structureel te verhogen met 1,13% voor de loongebonden componenten.
Als werkgever hebben wij ons reeds via de werkgeversvereniging Sociaal Werk Nederland contractueel vastgelegd dat de middelen (1,13%) die wij ontvangen van de gemeente, worden ingezet voor de loonstijging middengroepen in het loongebouw (CAO Sociaal Werk).
Gemeenten ontvangen deze middelen al sinds afgelopen januari. Wij willen deze middelen inzetten om de middeninkomens te verhogen conform de cao-afspraken. Sociaalwerkorganisaties komen in de knel als gemeenten de bestuurlijke afspraken niet nakomen.
Aangenomen door Tweede Kamer
De bestuurlijke afspraken zijn een direct uitvloeisel van de door de Tweede Kamer aangenomen motie Hijink/Bikker (16 september 2021) over het vrijmaken van voldoende extra financiële middelen voor zorgsalarissen in de eerstvolgende begroting. Bij brief van 23 september 2021 (Kamerstuk 29282 nr. 445) heeft demissionair minister Xxxx xx Xxxxx (ministerie van VWS) daarvoor een bedrag van € 675 miljoen beschikbaar gesteld. Het kabinet heeft ervoor gekozen om het ova-percentage voor 2022 met 1,13% extra te verhogen waarmee een extra loonsverhoging van circa 1,5% voor de middengroep in het loongebouw mogelijk wordt gemaakt.
Loongebonden component
Gemeenten ontvangen van dit bedrag € 94 miljoen structureel. Gemeenten worden opgeroepen om de loongebonden component in alle gesubsidieerde of via aanbesteding gecontracteerde bedragen in de Jeugdwet en de Wmo per 1 januari 2022 met 1,13% extra te laten stijgen. Hiermee ontvangen aanbieders die werkzaam zijn binnen de Jeugdwet en de Wmo de benodigde middelen om de salarissen voor de middeninkomens te kunnen verbeteren. Het gaat daarbij om zowel maatwerk- als algemene Wmo-voorzieningen.
De werkgeversverenigingen in de zorg- en welzijnssector hebben via een overeenkomst met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 27 september jl. verklaard in te zetten op het gebruik van deze € 675 miljoen extra arbeidsvoorwaardenruimte voor het verkleinen van de salarisachterstanden voor de middengroepen in het loongebouw ten opzichte van de publieke sector en de marktsector. Dit is conform de aanbeveling uit het SER-advies Aan de slag voor zorg; een actieagenda voor de zorgarbeidsmarkt.
Compensatie voor gemeenten
Van het bedrag van € 675 miljoen ontvangen gemeenten € 94 miljoen structureel (€ 80 miljoen in de algemene uitkering van het gemeentefonds en € 14 miljoen in de decentralisatie-uitkering beschermd wonen). Dit bedrag is bestemd voor de financiering van de genoemde loonsverhoging van het welzijns- en zorgpersoneel dat werkzaam is op grond van de Wmo 2015 en de Jeugdwet. Landelijk gezien is het een passend bedrag om de beoogde loonstijging te kunnen bekostigen. Dit wordt ook bevestigd in de factsheet Doorvertaling extra € 675 miljoen (zie de website van VNG). Het bedrag van € 94 miljoen is in de decembercirculaire opgenomen en is met ingang van 1 januari 2022 toegevoegd aan het gemeentefonds en valt daarom onder het budgetrecht van de gemeenteraad.
Gezamenlijke oproep van VNG, werkgevers in de zorg- en welzijnssector en VWS
Alle landelijke partijen roepen alle gemeenten op om per 1 januari 2022 alle tarieven binnen de Jeugdwet en de Wmo 2015 structureel te verhogen met 1,13% voor de loongebonden componenten binnen die tarieven. Deze oproep is gedaan samen met ActiZ, Zorgthuisnl, Jeugdzorg Nederland, de Nederlandse ggz, Sociaal Werk Nederland, Valente, VGN, VNG en het ministerie van VWS.
Met vriendelijke groet,