Coöperatie De Groene Klaver U.A.
Coöperatie De Groene Klaver U.A.
Bijlage 1
De beheereisen- en aanvullende beheervoorschriften behorende bij het overeengekomen beheer
Bijgevoegd zijn de beheerpakketten, inclusief alle beheereisen en aanvullende beheervoorschriften, waarvoor op de beheereenheden zoals vastgelegd in Tabel B een beheercontract is afgesloten.
Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur- & Landschapsbeheer 2016 Coöperatie De Groene Klaver U.A.
Versie 1.5c
1 december 2015
Inhoudsopgave
Aanleiding 3
Werken met (combinaties van) beheerpakketten ANLB 2016 5
Opbouw van de beheerpakketten 7
Overzicht beheerpakketten ANLB 2016 9
Cumulatie en terrein 12
Beschrijving per pakket 13
Grasland met rustperiode 13
Kuikenvelden 14
Plas-dras 15
Legselbeheer 16
Kruidenrijk grasland 17
Extensief beweid grasland 18
Ruige mest 19
Hoog waterpeil 20
Duurzaam slootbeheer 21
Botanisch waardevol grasland 23
Wintervoedselakker 24
Aanleiding
De aanpassingen van het SNL, die onder de naam ANLb 2016 worden doorgevoerd om het agrarisch natuur- en landschapsbeheer te verbeteren, werken door in diverse documenten die het stelsel omvatten. De doorwerking in deze documenten moet blijven passen in het goed werkend houden van het stelsel als geheel. Praktisch betekent dit dat agrarische collectieven straks op overzichtelijke wijze snel een effectieve gebiedsaanvraag kunnen opstellen op basis van het provinciale natuurbeheerplan. En de provincies kunnen vervolgens snel een beschikking voor de uitvoering ervan afgeven. Hieronder volgt een beknopt overzicht van de belangrijkste documenten onder het SNL in relatie tot de aanpassingen ANLb2016 en hun onderlinge relatie.
• De Catalogus Groene en Blauwe Diensten (CGBD) is het belangrijkste document met een vastgelegde status. Dit is het document dat door de EU wordt beoordeeld als controle- en verificatiedocument voor de besteding van POP3 gelden en waarop vervolgens de uitvoering van het beheer wordt gecontroleerd. In de CGBD staan alle beheeractiviteiten beschreven waarmee wij in Nederland onze (agrarische) natuurdoelen willen gaan bereiken. Ook staat er in wat er maximaal betaald mag worden aan een collectief of een particulier die deze activiteiten uitvoert (staatssteun). Voor de gevallen waarin inkomstenderving aan de orde is, geeft de CGBD een voorgeschreven berekeningswijze waarmee uitgerekend kan worden wat de maximale vergoeding kan zijn voor gederfde inkomsten.
• Het Overzicht Beheerpakketten ANLb 2016 is een hulpmiddel voor collectieven om snel inzicht te krijgen in welke beheerpakketten er beschikbaar zijn voor inzet. Het overzicht heeft geen officiële status en is vooral een dynamisch document voor het totale overzicht. Het Overzicht Beheerpakketten is bedoeld als brede landelijke standaard op basis waarvan het agrarisch natuurbeheer, dat gericht is op instandhouding van internationale doelsoorten, effectief uitgevoerd kan worden. De beheerpakketten zijn opgebouwd uit één of meerdere beheeractiviteiten uit de CGBD. Het overzicht levert de verzameling van de naar verwachting meest gewenste en te gebruiken pakketten.
Het Overzicht is in feite een praktische overeenkomst tussen de agrarische collectieven en de 12 provincies. Er is gezamenlijk gewerkt aan handzame en ecologisch effectieve pakketten als bouwstenen voor de gebiedsaanvraag. De collectieven maken vooral gebruik van deze pakketten en de provincies accepteren deze pakketten als nuttig en bruikbaar voor de doelrealisatie van het agrarisch natuur- en landschapsbeheer.
De niet-officiële status betekent, in combinatie met de behoefte om het overzicht steeds adequaat aan te kunnen passen, dat het wel belangrijk is, om een vorm van versiebeheer te hanteren en daarmee ook een versiebeheerder aan te stellen die de wijzigingen in opeenvolgende versies doorvoert. Daarmee wordt een grote belasting van de vergaderagenda’s van diverse overleggen voorkomen maar is er wel de meest actuele versie beschikbaar voor gebruik. Toevoegingen of wijzigingen, maar ook een aanvullend maatwerkpakket kunnen snel en eenvoudig worden doorgevoerd terwijl tegelijk ‘wildgroei’ kan worden voorkomen.
• De Handleiding Maatwerkpakketten (xxxx://xxxx- xxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxx/xxxxx/xxxxxxxxxx /8._2014-10- 16_handleiding_maatwerkpakketten.pdf) is een beschrijving van de procedure om nieuwe pakketten toe te voegen aan of te wijzigen in het Overzicht Beheerpakketten ANLb 2016. Aangezien de afspraak is dat collectieven vooral gebruik (gaan) maken van de pakketten uit het Overzicht, zal ieder nieuw pakket de beschreven procedure moeten doorlopen. Als het nieuwe pakket voldoet aan in de handleiding gestelde criteria, komt het in het Overzicht en kan vervolgens elk collectief er gebruik van maken als het functioneel in het beheergebied kan worden ingezet. In de praktijk zal het waarschijnlijk zo zijn dat een dergelijk pakket een regionale toepassing kent afhankelijk van het gestelde natuurdoel dat wordt nagestreefd B.v. Hamsterpakketten in de Provincie Limburg.
In de Handleiding staan ook de procedure en criteria beschreven voor de situatie waarin een collectief redenen aanvoert om voor een bestaand pakket een ander tarief te willen hanteren.
• De Soortenfiches (xxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxx/Xxxx-Xxxxxx- 20140915docoktdefm.pdf) vormen een verzameldocument met per soort specifieke leefgebiedeninformatie met inrichting- en beheermaatregelen. Deze informatie is bedoeld om de collectieven te helpen bij het onderbouwen van hun gebiedsaanvragen als men kiest voor inspanningen voor specifieke doelsoorten. En tegelijk kan deze informatie de provincies helpen om gebiedsaanvragen met beheer op specifieke doelsoorten goed te kunnen beoordelen. Het zijn habitat/soortgegevens op basis van de beste wetenschappelijke inzichten die beschikbaar zijn. Het zijn niet altijd harde criteria maar vaak aandachtspunten voor inrichting en beheer van de individuele soort. Bedacht moet worden dat het ANLB 2016 juist ingericht is op beheer van leefgebieden en dat beheermaatregelen bedoeld zijn om meerdere in het leefgebied voorkomende soorten te ‘bedienen’. Voor eventuele aanvullende beheermaatregelen uit de Soortenfiches via een soort specifiek beheerpakket is een afweging nodig t.o.v. de beheerpakketten die al in het betreffende leefgebied worden ingezet. De in de Soortenfiches genoemde maatregelen kunnen veelal niet één-op- één worden omgezet als maatregel in een beheerpakket. Bijvoorbeeld omdat ze niet of net anders gedefinieerd staan in de CGBD. De Soortenfiches zijn daarom vooral bedoeld om bij te dragen aan de ecologische deskundigheid van medewerkers en beheerders van de collectieven. De collectieven kunnen met de informatie uit een soortenfiche het daadwerkelijke beheer bij hun deelnemers verfijnen en optimaliseren. Daarvoor hoef je niet perse een nieuw pakket voor te maken. Deze verfijningen en verbeteringen kunnen ook voortkomen uit de cyclus van het beheer: van planning via uitvoering en monitoring en evaluatie naar aanpassing van het beheer. Deze beheercyclus kan onderdeel zijn van het kwaliteitsborgingssysteem.
• De ‘Tabel Doelsoorten en Pakketten’ (xxxx://xxxx- xxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxx/xxxxx/xxxxxxxxxx/ 4._soorten_-_pakkettentabel.pdf ) is net als de Soortenfiches bedoeld als een hulpmiddel voor de collectieven en de Provincies om tot een zo goed mogelijke gebiedsaanvraag en beoordeling ervan te komen. Anders dan de Soortenfiches, geeft de Tabel een concreet advies per soort van welke pakketten uit het Overzicht het beste gebruik gemaakt kan worden voor het beheer van deze soort. Echter ook hierbij geldt dat er in het stelsel gekozen is voor leefgebieden waar het beheer zich met name richt op meerdere doelsoorten. Ook hierbij geldt dat de tabel zicht kan geven op een enkele extra activiteit die uiteraard niet beperkend kan zijn voor het beheer gericht op de andere doelsoorten in het leefgebied.
Werken met (combinaties van) beheerpakketten ANLB2016
Het effectief beheren van soorten van de Vogel- en Habitatrichtlijn in het kader van het ANLB2016 vereist niet alleen het afsluiten van één beheerpakket, maar vrijwel altijd een combinatie van beheerpakketten binnen een begrensd gebied met een bepaalde (minimale) omvang in een optimale ruimtelijke (en temporele) samenhang. Deze samenhang is het beste ontwikkeld voor de weidevogels in de vorm van het mozaïekbeheer. Maar de basisbeginselen van het mozaïekbeheer zijn in feite op alle internationale diersoorten van toepassing.
Wat betreft weidevogels, amfibieën en akkervogels is er al veel kennis beschikbaar, maar voor andere soorten zoals vissen, vleermuizen etc. zal de komende jaren nog veel kennis nog moeten opgedaan. Het provinciaal natuurbeheerplan bevat voor een aantal soorten mogelijk al relevante informatie over de schaal waarop matregelen moeten worden getroffen om ze zo effectief mogelijk te laten zijn.
In het onderstaande staat per soortgroep in algemene termen aangegeven aan welke combinaties van beheerpakketten gedacht moet worden. Voor meer informatie wordt verwezen naar de Soortenfiches van de VOFF op het portaal Natuur en landschap waar per soort gedetailleerd staat beschreven welke maatregelen geadviseerd worden voor een effectief beheer van de betreffende soort. Voor een schematisch overzicht wordt verwezen naar de LBN-matrix soorten pakketten op de website van SCAN.
Effectief beheer vereist voor veel soorten bewuste en substantiële fasering van het beheer in ruimte en tijd. Dus niet alles in een keer schonen of snoeien, maar gespreid in de tijd en verdeeld over meerdere locaties binnen de betreffende beheereenheid. Daarnaast is ook continuïteit van het beheer belangrijk.
Weidevogels
Een mix van de beheerpakketten Kruidenrijk grasland in combinatie met Hoog slootpeil, Natuurvriendelijke oevers, Plasdras, Uitgesteld maaien (met variatie in data), Extensief weiden, waar nodig het beheerpakket Legselbeheer en waar en wanneer nodig in de loop van het seizoen last minute beheer via Kuikenvelden.
Broedende akkervogels
Verschillen per specifieke soort, maar de beheerpakketten Kruidenrijke akker en/of Kruidenrijke akkerrand en/of Vogelakker en waar nodig het beheerpakket Legselbeheer.
Doortrekkende akkervogels en wintergasten
Verschillen per specifieke soort, maar vaak het beheerpakket Stoppelland en/of Wintervoedselakker met indien relevant het pakket Struweelhaag; het beheerpakket Bouwland voor hamsters levert in Zuid-Limburg meerwaarde op voor akkervogels.
In bomen en struiken voorkomende vogels
Een mix van de beheerpakketten rond beplantingen (in bomen voorkomende vogels: hoog opgaande beplanting, dan wel hakhout en voor in struiken voorkomende vogels vooral struiken) met aangrenzend een beheerpakket kruidenrijke akker(rand) of een kruidenrijk grasland(rand).
Amfibieën
Per soort sterk verschillend, maar voor een deel van de soorten is met name de mix van beheerpakketten Poel en klein historisch water, Natuurvriendelijke oever, Hoog slootpeil, Kruidenrijke graslandrand met Struweelrand, Houtwal of Bosje relevant.
Vissen
Een mix van met name de beheerpakketten Duurzaam slootbeheer en Natuurvriendelijke oever.
Vleermuizen
Per soort verschillend en vooral een mix van beheerpakketten met betrekking tot beplantingen (Houtwal, Struweelhaag, etc.), Kruidenrijk grasland en Natuurvriendelijke oever
Knaagdieren
Voor noordse woelmuis is een mix van de beheerpakketten Plas dras, Natuurvriendelijke oever, Rietzoom en klein rietperceel zinvol en waar nodig en mogelijk een mix van deze.
Libellen
Een mix van beheerpakketten Duurzaam slootbeheer, Poel en klein historisch water, Rietzoom en klein rietperceel en Kruidenrijk grasland.
Welk beheer ook opnemen in de gebiedsaanvraag?
De gebiedsaanvraag wordt beoordeeld door de provincie op effectiviteit. Randvoorwaarde is dat het collectief (samen met andere gebiedspartijen) een zo compleet mogelijke kennis van zaken heeft ten aanzien van voorkomen van soorten en van het gebied zelf, inclusief aanwezigheid van allerlei landschapselementen. Wil de coöperatie vooraf zelf kunnen bepalen of de gebiedsaanvraag en vervolgens het beheerplan effectief is, dan zal het ook ander beheer daarbij dienen op te nemen. Dat andere beheer kan bestaan uit de volgende typen:
- beheer van een aangrenzend aan het werkgebied van de coöperatie of erbinnen liggend gebied van een terreinbeherende organisatie en/of particuliere natuurbeheerder. Denk aan een weide-vogelreservaat binnen of aangrenzend aan een beheereenheid van de coöperatie;
- beheer van voor betreffende soorten relevante percelen/elementen in het gebied waarvoor geen contract is afgesloten, maar waarvan het beheer wel bijdraagt/kan bijdragen aan het succesvol voorkomen van een of meer doelsoorten. Denk aan het beheer van hoogstamboomgaarden en knotwilgen door vrijwilligersgroepen;
- op basis van inzicht in voorkomen van soorten en van bestaand beheer (al of niet met contract) kan het collectief bepalen waar de eigen prioriteiten te leggen om de beschikbare middelen zo effectief mogelijk in te zetten.
Opbouw van de beheerpakketten
De pakketten zijn opgebouwd uit de volgende onderdelen:
1. Beschrijving
In deze alinea wordt een algemene beschrijving gegeven ten aanzien van doel, functie en voorkomen van het beheerpakket.
2.Beheereisen
Dit zijn de beheermaatregelen en –voorschriften die gekoppeld zijn aan de activiteiten in de Catalogus Groenblauwe Diensten (bijlage G) en waarop de beheervergoeding is gebaseerd. Dit zijn de maatregelen waarop de NVWA in opdracht van XXX.xx (EU controle en verificatie) zal controleren. De bestaande beheereisen zijn hierin opgenomen. Achter elke beheereis staat tussen []-en een nummer. Dit nummer verwijst naar de zgn. ‘koppeltabel’.
3.Aanvullende beheervoorschriften
Dit zijn voorschriften aanvullend aan de beheereisen en die vooral een verdere detaillering en invulling van de beheereisen zijn. Deze aanvullende voorschriften zijn van belang om daadwerkelijk natuurkwaliteit c.q. behoud van doelsoorten te realiseren. Het collectief zal toezien dat deze voorschriften, naast de beheereisen, door de deelnemers worden nageleefd
4. Beheerpakketten
Voor diverse pakketten zijn meerdere varianten ontwikkeld. Deze staan beschreven onder het kopje ‘beheerpakketten’. In een enkel geval worden hierbij ook eisen vermeld, die voor die variant gesteld worden aan het beheer. Deze eisen vallen onder de ‘beheereisen’ en worden door de nVWA gecontroleerd.
Definitie van de term beheereenheid i.r.t. de beheereisen
In de beheereisen van de diverse beheerpakketten bestaat een onderscheid in de frequentie van de uitvoering van het beheer:
• Jaarlijks beheer;
• Gefaseerd of periodiek beheer (met beheercyclus langer dan één jaar).
Bij beheerpakketten met jaarlijks beheer, bijvoorbeeld akkerranden die jaarlijks opnieuw worden ingezaaid, of grasland met een rustperiode, moet dit beheer jaarlijks op de afgesproken locatie worden uitgevoerd conform de afspraken in het beheercontract. Alle beheereisen gelden dan voor alle individuele beheereenheden, dus op element niveau.
Daarnaast zijn er diverse beheerpakketten waarin de beheereisen gewenste ruimte laten voor een gefaseerde of periodieke uitvoering van het beheer, zoals bij deze twee voorbeelden:
• Duurzaam slootbeheer: minimaal 40% tot maximaal 100% van de beheereenheid wordt van 15 juni tot 1 oktober geschoond en/of gemaaid.
• Hakhoutbeheer: minimaal 5% tot maximaal 100% van de beheereenheid is gesnoeid in de periode van 1 oktober t/m 15 maart.
Bij dit soort pakketten is het niet wenselijk dat jaarlijks van elk element een deel wordt geschoond of afgezet. Bij pakketten met een gefaseerd of periodiek beheer (dus met een beheercyclus langer dan één jaar) hoeven de beheereisen daarom niet op element niveau te worden gerealiseerd, maar op het niveau van het gehele leefgebied. Dat betekent dat de beheereisen voor eerder genoemde voorbeelden als volgt kunnen worden vertaald:
• Duurzaam slootbeheer: minimaal 40% tot maximaal 100% van het totale oppervlak waarop dit beheerpakket is afgesloten binnen het leefgebied, wordt van 15 juni tot 1 oktober geschoond en/of gemaaid.
• Hakhoutbeheer: minimaal 5% tot maximaal 100% van het totale oppervlak van dit beheerpakket binnen het leefgebied is gesnoeid in de periode van 1 oktober t/m 15 maart.
Onder het hakhoutbeheer kan ook een post jaarlijks beheer opgenomen zijn afhankelijk van de eigen invulling van het collectief. Door de invulling van de beheereis snoeien op minimaal 5% van de beheereenheid geeft dit voldoende basis ook voor de verantwoording van het jaarlijks beheer.
Meer informatie hierover kan gevonden worden in de intekeninstructie van SCAN.
Overzicht beheerpakketten ANLb 2016
Pakketnaam | Pakketvariant | ||
1 | Grasland met rustperiode | a | rust van 1 april tot 1 juni |
b | rust van 1 april tot 8 juni | ||
c | rust van 1 april tot 15 juni | ||
d | rust van 1 april tot 22 juni | ||
e | rust van 1 april tot 1 juli | ||
f | rust van 1 april tot 8 juli | ||
g | rust van 1 april tot 15 juli | ||
h | rust van 1 april tot 22 juli | ||
i | rust van 1 april tot 1 augustus | ||
j | rust van 1 april tot 8 augustus | ||
k | rust van 1 april tot 15 augustus | ||
l | rust van 1 mei tot 15 juni, voorweiden | ||
m | rust van 8 mei tot 22 juni, voorweiden | ||
n | rust van 1 april tot 1 september | ||
o | rust van 1 april tot 15 september | ||
p | rust van 1 april tot 1 oktober | ||
2 | Kuikenvelden | a | rust 1 april – 1 augustus, 2 weken |
b | rust 1 april – 1 augustus, 3 weken | ||
c | rust 1 april – 1 augustus, 4 weken | ||
d | rust 1 april – 1 augustus, 5 weken | ||
e | rust 1 april – 1 augustus, 6 weken | ||
3 | Plas-dras | a | 15 februari – 15 april |
b | 15 februari – 15 mei | ||
c | 15 februari – 15 juni | ||
d | 15 februari – 1 augustus | ||
e | 15 februari – 15 april, greppels | ||
f | 15 februari – 15 mei, greppels | ||
g | 15 februari – 15 juni, xxxxxxxx | ||
h | 15 februari – 1 augustus, xxxxxxxx | ||
i | 1 mei – 15 augustus, 3 weken, greppels | ||
j | 1 mei – 15 augustus, 1 maand, greppels | ||
k | 1 mei – 15 augustus, 6 weken, greppels | ||
l | 1 mei – 15 augustus, 2 maand, greppels | ||
m | 15 februari – 1 oktober | ||
n | 1 november – 31 januari, 2 weken | ||
4 | Legselbeheer | a | Legselbeheer op bouwland en grasland |
b | Rustperiode op bouwland | ||
5 | Kruidenrijk grasland | a | 1 april – 15 juni |
b | 1 april – 22 juni | ||
c | 1 april – 1 juli | ||
d | 1 april – 8 juli | ||
e | 1 april – 15 juli | ||
f | 1 april – 22 juli | ||
g | 1 april – 1 augustus | ||
h | rand, klasse A | ||
i | rand, klasse B | ||
j | 1 april – 15 september | ||
k | 1 april – 15 oktober |
6 | Extensief beweid grasland | a | 1 – 1,5 GVE / ha, 1 april – 15 juni |
b | max 0,5 GVE / ha, 1 april – 15 oktober | ||
c | 1 – 3 GVE / ha, 1 april – 15 juni | ||
7 | Ruige mest | a | ruige mest |
8 | Hoog waterpeil | a | verhoging 20 cm, 1 feb – 15 juni |
b | verhoging 30 cm, 1 feb – 15 juni | ||
c | verhoging 40 cm, 1 feb – 15 juni | ||
d | verhoging 20 cm, 15 mrt – 15 juni | ||
e | verhoging 30 cm, 15 mrt – 15 juni | ||
f | verhoging 40 cm, 15 mrt – 15 juni | ||
9 | Poel en klein historisch water | a | kleine poel, 75 – 100 % schonen |
b | grote poel, 75 – 100 % schonen | ||
c | kleine poel, maximaal 75 % schonen | ||
d | grote poel, maximaal 75 % schonen | ||
e | jaarlijks beheer < 175 m2 | ||
f | jaarlijks beheer + opschonen < 175 m2 | ||
g | jaarlijks beheer > 175 m2 | ||
h | jl. beheer + opschonen 5 jr > 175 m2 | ||
i | jl. beheer + opschonen 10 jr > 175 m2 | ||
10 | Natuurvriendelijke oever | a | natuurvriendelijke oever |
b | natuurvriendelijke oever met schapen | ||
11 | Rietzoom en klein rietperceel | a | smalle rietzoom |
b | brede rietzoom en rietperceel | ||
12 | Duurzaam slootbeheer | a | baggeren met de baggerpomp |
b | ecologisch slootschonen | ||
c | ecologisch slootschonen krabbenscheer | ||
13 | Botanisch grasland | a | botanisch weiland |
b | botanisch hooiland | ||
c | botanische weiderand | ||
d | botanische hooilandrand | ||
e | botanische hooilandrand 15 juni – 20 juli | ||
f | botanische hooilandrand 15 juni – 3 aug | ||
g | botanische hooilandrand 15 juni – 17 aug | ||
14 | Stoppelland | a | winterstoppel |
b | oogstresten, 15 okt – 31 dec, 4 weken | ||
c | oogstresten, 31 dec – 1 feb | ||
15 | Wintervoedselakker | a | wintervoedselakker 15 mei – 31 dec |
b | wintervoedselakker 1 okt – 15 maart | ||
c | wintervoedselakker 1 okt – 1 aug | ||
d | wintervoedselakker 1 okt – 1 feb | ||
16 | Vogelakker | a | vogelakker |
b | meerjarige vogelakker | ||
c | zomervogelakker | ||
17 | Bouwland voor hamsters | a | bouwland voor hamsters |
b | graanperceel voor hamsters | ||
18 | Kruidenrijke akker | a | 3 van de 6 jaar graan |
b | 4 van de 6 jaar graan | ||
c | 5 van de 6 jaar graan | ||
19 | Kruidenrijke akkerrand | a | 3 m breed |
b | 6 m breed | ||
c | 9 m breed |
d | 12 m breed | ||
e | 15 m breed | ||
f | 18 m breed | ||
g | 1,5 m breed | ||
20 | Hakhoutbeheer | a | jaarlijks beheer |
b | jaarlijks beheer plus tussenkap | ||
c | jaarlijks beheer plus eindkap | ||
d | tussenkap | ||
e | eindkap | ||
21 | Beheer van bomenrijen | a | beheer van bomenrijen |
22 | Knip- en scheerheg | a | jaarlijks knippen / scheren |
b | eenmaal per 2 / 3 jaar knippen / scheren | ||
23 | Struweelhaag | a | cyclus 5 – 7 jaar |
b | cyclus > 12 jaar | ||
24 | Struweelrand | a | struweelrand |
25 | Boom op landbouwgrond | a | boom op landbouwgrond |
26 | Half- en hoogstamboomgaard | a | hoogstamboomgaard |
b | halfstamboomgaard | ||
27 | Hakhoutbosje | a | droog hakhout |
b | vochtig hakhout | ||
28 | Griendje | a | griendje |
29 | Bosje | a | bosje |
30 | Nestgelegenheid Zwarte Stern | a | nestgelegenheid Zwarte Stern |
31 | Insectenrijk grasland | a | basis |
b | plus | ||
32 | Insectenrijke graslandrand | a | insectenrijke graslandrand |
33 | Foerageerrand Bever | a | foerageerrand bever |
34 | Leibomen bij historische boerderijen | a | leibomen bij historische boerderijen |
35 | Zandwallen | a | zandwallen |
36 | Beheer peilscheidingen | a | beheer peilgestuurde drainage |
b | beheer conserveringsstuw | ||
37 | Beheer infiltratiegreppel | a | beheer infiltratiegreppel |
Cumulatie en terrein
Cumulatie is het ‘stapelen’ van pakketten. In de meeste gevallen is dit niet toegestaan, vanwege ontoelaatbare staatssteun. Er zijn echter uitzonderingen. In onderstaande tabel wordt in de tweede kolom aangegeven welke cumulatiemogelijkheden er zijn.
In de derde kolom wordt aangegeven op welk(e) terreintype(n) het pakket toegepast kan worden.
Pakket | Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx | Xxxxxxx |
0 | Cumulatie toegestaan met 7 en/of 8 | Grasland |
2 | Cumulatie toegestaan met 4 en/of 8 | Grasland |
3 | Cumulatie niet toegestaan | Grasland |
4 | Cumulatie toegestaan met 2 en/of 8 | Grasland en/of bouwland |
5 | Cumulatie toegestaan met 7 en/of 8 | Grasland |
6 | Cumulatie toegestaan met 7 en/of 8 | Grasland |
7 | Alleen toegestaan in combinatie met 1, 5,6, en/of 8 | Grasland |
8 | Cumulatie toegestaan met 1,2,4,5,6,7,13 en/of 30 | Grasland en/of bouwland |
9 | Cumulatie niet toegestaan | Landschapselement |
10 | Cumulatie niet toegestaan | Landschapselement |
11 | Cumulatie niet toegestaan | Landschapselement |
12a | Cumulatie met 12b of 12c toegestaan | Landschapselement (sloot) |
12b | Cumulatie met 12a toegestaan | Landschapselement (sloot) |
12c | Cumulatie met 12a toegestaan | Landschapselement (sloot) |
13 | Cumulatie met 8 is toegestaan | Grasland |
14 | Cumulatie niet toegestaan | Xxxxxxxx |
00 | Cumulatie niet toegestaan | Xxxxxxxx |
00 | Cumulatie niet toegestaan | Xxxxxxxx |
00 | Cumulatie niet toegestaan | Xxxxxxxx |
00 | Cumulatie niet toegestaan | Xxxxxxxx |
00 | Cumulatie niet toegestaan | Xxxxxxxx |
00 | Cumulatie niet toegestaan | Landschapselement |
21 | Cumulatie niet toegestaan | Landschapselement |
22 | Cumulatie niet toegestaan | Landschapselement |
23 | Cumulatie niet toegestaan | Landschapselement |
24 | Cumulatie niet toegestaan | Landschapselement |
25 | Cumulatie niet toegestaan | Landschapselement |
26 | Cumulatie niet toegestaan | Landschapselement |
27 | Cumulatie niet toegestaan | Landschapselement |
28 | Cumulatie niet toegestaan | Landschapselement |
29 | Cumulatie niet toegestaan | Landschapselement |
30 | Cumulatie met 8 is toegestaan | Grasland |
31 | Cumulatie niet toegestaan | Grasland |
32 | Cumulatie niet toegestaan | Grasland |
33 | Cumulatie niet toegestaan | Landschapselement |
34 | Cumulatie niet toegestaan | Landschapselement |
35 | Cumulatie niet toegestaan | Landschapselement |
36 | Cumulatie niet toegestaan | Landschapselement |
37 | Cumulatie niet toegestaan | Bouwland |
Beschrijving per beheerpakket
1 Grasland met rustperiode
Beschrijving
Het in acht nemen van een rustperiode op grasland is vooral voor weidevogels van belang. Ze biedt rust aan broedende vogels door de kans op verstoring van de legsels te minimaliseren. Ook kan het functioneren als opgroeigebied voor jonge weidevogels.
In kleinschalige gebieden kunnen graslanden met een rustperiode, eventueel in de vorm van randen, dienen als schuil- en foerageergebied voor diverse fauna zoals kleine zoogdieren, vogels, vlinders en amfibieën. Ook in de natte dooradering kunnen grasland(randen) met een rustperiode zinvol zijn.
In de rustperiode zijn landbouwkundige werkzaamheden niet toegestaan.
Beheereisen (zie lijst beheeractiviteiten CGBD)
• Er wordt een rustperiode in acht genomen van datum x tot datum y (zie beschreven onder pakketten) [1]
• In de rustperiode vinden in de beheereenheid geen bewerkingen plaats [2]
• Pakket l en m: Het grasland wordt vanaf 1 maart en voor de rustperiode niet gemaaid [3]
• Beweiding is in de rustperiode niet toegestaan [25]
Aanvullende beheervoorschriften
→ Grasland met een rustperiode in de vorm van randen is toegestaan in kleinschalige gebieden en in gebieden die gericht zijn op waterdoelen (droge respectievelijk natte dooradering, of waterkwaliteitsdoelen).
→ Deze randen moeten minimaal 2 meter breed zijn.
→ Percelen worden niet ’s nachts (tussen zonsonder- en opgang) gemaaid.
→ Percelen met een rustperiode mogen pas worden gemaaid als er geen nesten van weidevogels of jongen meer aanwezig zijn.
Pakketten
De rustperiode betreft de periode:
a) n.v.t.
b) 1 april tot 8 juni
c) t/m k) n.v.t.
l) 1 mei tot 15 juni; het gras wordt vanaf 1 maart en voor de rustperiode niet gemaaid
m) 8 mei tot 22 juni; het gras wordt vanaf 1 maart en voor de rustperiode niet gemaaid
n) t/m p) n.v.t.
2 Kuikenvelden
Beschrijving
Het pakket kuikenvelden heeft een vergelijkbaar doel als het pakket 1. De rustperiode wordt echter niet van tevoren vastgelegd van datum x tot datum y, maar wordt ad hoc bepaald om rust te creëren op plaatsen waar dit nodig is.
Beheereisen (zie lijst beheeractiviteiten CGBD)
• Er wordt een rustperiode in acht genomen van datum x tot datum y (zie beschreven onder pakketten) [1]
• In de rustperiode vinden in de beheereenheid geen bewerkingen plaats [2]
• Beweiding is in de rustperiode niet toegestaan [25]
Aanvullende beheervoorschriften
→ Indien de kuikenvelden in de vorm van randen worden aangelegd, dienen deze randen ten minste 6 meter breed te zijn.
→ Kuikenvelden mogen op zijn vroegst op 1 juni worden gemaaid.
→ Kuikenvelden kunnen alleen worden afgesloten op percelen waarop legselbeheer is afgesloten
→ Kuikenvelden worden aangevraagd in de vorm van last-minutebeheer indien op het perceel óf in de directe omgeving weidevogelnesten en/of weidevogels met jongen aanwezig zijn.
Pakketten
De rustperiode ligt in de periode 1 mei tot 1 augustus, en heeft een duur van tenminste:
a) 2 weken
b) 3 weken
c) 4 weken
d) en e) n.v.t.
3 Plas-dras
Beschrijving
Plas-dras biedt een aantrekkelijke biotoop voor weidevogels om te rusten en te foerageren. Op plas-draspercelen kunnen voor het broedseizoen soms honderden weidevogels worden aangetroffen. De aantrekkingskracht is daarmee erg groot en gehoopt wordt dat een deel van deze weidevogels zal besluiten in het gebied te blijven om te broeden. Daarnaast bieden plas-draspercelen ook foerageer- en rustmogelijkheden na het broedseizoen, bijvoorbeeld voor al uitgevlogen jonge vogels en doortrekkers.
Het plas-draspakket a t/m d bestaat uit een grotendeels onder water staand graslandperceel. De periode waarin het perceel onder water staat kan variëren van 2 maanden tot bijna een half jaar. In deze periode staat op het perceel steeds tenminste op 60% van de oppervlakte een waterlaag van minimaal 5 cm, zodat het overige deel van het perceel drassig zal worden. Aan het eind van de plas-drasperiode zal het perceel weer droogvallen, waarna het perceel zich kan herstellen, of weer ingezaaid worden.
Het onderdeel greppel plas-dras (pakket e t/m h) is een kleinschalige variant van plas-dras en is gericht op het ontwikkelen van specifieke plas-dras condities langs greppels en slootjes. De kracht van greppel plas-dras is het feit dat de beheereenheid in zijn geheel of voor een groot gedeelte wordt geïnundeerd, dit geeft tevens een variatie in de perceelsvegetatie. Bij een greppel plas-dras zullen met name in de kuikenfase veel weidevogelgezinnen gebruik maken van deze waterrand, die vanwege zijn insectenrijkdom een gunstige foerageerlocatie vormt. Greppel plas-dras is ook mogelijk als last minute variant (pakket i t/m k)
Beheereisen (zie lijst beheeractiviteiten in CGBD)
• De beheereenheid is geïnundeerd (100% drassig). De inundatieperiode loopt van datum x tot datum y (zie beschreven onder pakketten) [4]
Aanvullende beheervoorschriften
→ De beheereenheid is jaarlijks geïnundeerd.
→ Pakket a t/m d, m: Op minimaal 60% van het oppervlak van het perceel is de laag water tussen de 5 en 20 cm diep
→ Pakket e t/m l: Op minimaal 60% van het oppervlak van het perceel is de laag water ten minste 5 cm diep
→ Pakket i t/m l: Bij het afsluiten van het pakket wordt de begindatum van de inundatie in de overeenkomst tussen deelnemer en collectief duidelijk vermeld.
→ Pakket i t/m l: In de periode tussen 1 mei en 1 augustus wordt een rustperiode gerealiseerd van ten minste a weken (zie beschreven onder pakketten)
→ Pakket n: Op minimaal 60% van het oppervlak van het perceel is de laag water tussen de 5 en 20 cm diep, gedurende een periode van tenminste 2 weken
Pakketten
De inundatieperiode betreft de volgende periode:
a) Van 15 februari tot 15 april
b) Van 15 februari tot 15 mei
c) Van 15 februari tot 15 juni
d) Van 15 februari tot 1 augustus
e) Van 15 februari tot 15 april
f) Van 15 februari tot 15 mei
g) Van 15 februari tot 15 juni
h) Van 15 februari tot 1 augustus
i) In de periode van 1 mei tot 1 augustus, tenminste 3 weken
j) In de periode van 1 mei tot 1 augustus, tenminste 4 weken
k) In de periode van 1 mei tot 1 augustus, tenminste 6 weken
l) In de periode van 1 mei tot 1 augustus, tenminste 8 weken
m) Van 15 februari tot 1 oktober
n) In de periode van 1 november tot 31 januari, ten minste 2 weken
4 Legselbeheer
Beschrijving
Om weidevogels te beschermen is het lang niet altijd nodig om alle percelen waarop zich broedende weidevogels bevinden, te voorzien van een pakket met een rustperiode.
Bijvoorbeeld omdat de dichtheid aan weidevogels vrij laag is. In dit soort situaties kan het pakket landbouwgrond met legselbeheer een invulling geven aan weidevogelbeheer, door het legsel en de onmiddellijke omgeving hiervan te beschermen tegen landbouwkundige werkzaamheden.
Landbouwgrond met legselbeheer kan zowel bestaan uit grasland als uit bouwland. Door het plaat-sen van nestbeschermers of het op andere wijze ontzien van de legsels bij werkzaamheden, wordt de kans op het uitkomen van het legsel sterk vergroot. Percelen met legselbeheer kunnen dienen als foerageergebied voor jonge weidevogels als gekozen wordt voor een combinatie met een kruidenrijke (weidevogel)graslandrand.
Het perceel wordt verder agrarisch gebruikt.
Beheereisen (zie lijst beheeractiviteiten in CGBD)
• Pakket a: Op de percelen wordt gezocht. Gevonden nesten worden beschermd en gevrijwaard van alle landbouwkundige bewerkingen. Gevonden nesten zijn geregistreerd (bijv stalkaart of geo informatie). Indien een perceel grasland wordt gemaaid of anderszins bewerkt, wordt een enclave van tenminste 50 m2 met minimaal een straal van 3,5 m aangehouden om de aanwezige gevonden nesten. Bij beweiding is een nestbeschermer geplaatst. Voor specifieke soorten kan nestgelegenheid worden geplaatst. [5]
• Pakket b: Er wordt een rustperiode in acht genomen van datum x tot datum y (zie beschreven onder pakketten) [1]
• Pakket b: In de rustperiode vinden in de beheereenheid geen bewerkingen plaats [2]
Aanvullende beheervoorschriften
→ Pakket a: De beheereenheid wordt tijdens het broedseizoen een of enkele malen afgezocht op aanwezige legsels. Gevonden legsels worden gemarkeerd, geregistreerd, en gemeld bij het Collectief;
→ Pakket a: Indien een perceel bouwland met nesten wordt bewerkt, dan wordt het nest gespaard door het tijdelijk te verplaatsen, of door middel van een nestbeschermer, of door om het nest heen te werken;
→ Pakket b: Er wordt een rustperiode in acht genomen van ten minste 15 april tot en met 15 mei. Als eerder dan 15 april legsels worden aangetroffen dan geldt de rustperiode vanaf het moment dat er legsels zijn geconstateerd en gemeld bij het Collectief. In deze periode worden geen werkzaamheden uitgevoerd zoals zaaien, frezen, schoffelen en eggen;
→ Als op een perceel met legselbeheer bij het voornemen om te maaien weidevogels met jongen of meer dan vier nesten van weidevogels voorkomen wordt last- minutebeheer aangevraagd, zoals kuikenstroken of uitgesteld maaien;
→ Van alle gevonden nesten wordt een registratie bijgehouden per soort in een overzicht én een plattegrond. Bij voorkeur gebeurt dit in de database weidevogelbescherming van Landschapsbeheer Nederland;
→ Voor de vergoeding wordt onderscheid gemaakt naar hoeveelheid zwaar beheer;
→ De uit te keren bijdrage per nest kan jaarlijks worden aangepast aan het totaal aantal gevonden nesten binnen de coöperatie;
→ Er is een hectarevergoeding.
Pakketten
a) Nestbescherming op grasland of bouwland.
b) Rustperiode op bouwland 15 april – 15 mei.
5 Kruidenrijk grasland
Beschrijving
Kruidenrijk grasland is van groot belang voor de biodiversiteit. In weidevogelgebieden vormen kruidenrijke graslanden terreinen waar kuikens kunnen opgroeien. De bloeiende kruiden trekken insecten aan waarop deze kunnen foerageren. In kleinschalige landschappen vormen diezelfde insecten ook de voedselbron van diverse vogelsoorten die in het struweel of in bomen broeden. Vlinders hebben baat bij de beschikbare nectar en ook kleine zoogdieren profiteren van het ruime insectenaanbod.
Langs sloten en waterpartijen zijn kruidenrijke graslanden van belang voor libellen en amfibieën.
Beheereisen (zie lijst beheeractiviteiten in CGBD)
• Pakketten a t/m g, j en k: er wordt een rustperiode in acht genomen van datum x tot datum y (zie beschreven onder pakketten) [1]
• In de rustperiode vinden in de beheereenheid geen bewerkingen plaats [2]
• Uitsluitend gebruik van chemische onkruidbestrijding op max. 10% van de beheereenheid [7]
• Het gewas wordt jaarlijks minimaal 1 keer gemaaid en afgevoerd [17]
• Minimaal a (zie beschreven onder pakketten) verschillende indicatorsoorten uit lijst b zijn in transect aanwezig in de periode x tot y (groeiseizoen) [19]
• Bij pakketten a t/m g, j en k: Beweiding is in de rustperiode niet toegestaan [25]
Aanvullende beheervoorschriften
→ Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan, m.u.v. voor pleksgewijze bestrijding van haarden van akkerdistel, ridderzuring, jacobskruiskruid en brandnetel.
→ Uitsluitend bemesting met vaste mest toegestaan buiten de rustperiode (pakket a t/m g, j,k). Bemesting is in het geheel niet toegestaan in het geval van pakket h en i.
→ Pakketten a t/m c: Het gewas wordt jaarlijks voor 1 augustus afgevoerd door middel van maaien en afvoeren. Tweede / derde keer maaien en afvoeren is toegestaan.
→ Pakketten h en i: Beweiding van de beheereenheid is toegestaan wanneer de beheereenheid is gelegen langs de randen van een perceel.
→ Het grasland mag niet worden gescheurd, gefreesd of heringezaaid.
Pakketten
a) Kruidenrijk grasland met rustperiode van 1 april tot 15 juni, 4 verschillende indicatorsoorten
b) Kruidenrijk grasland met rustperiode van 1 april tot 22 juni, 4 verschillende indicatorsoorten
c) Kruidenrijk grasland met rustperiode van 1 april tot 1 juli, 4 verschillende indicatorsoorten
d) t/m k) n.v.t.
6 Extensief beweid grasland
Beschrijving
Extensief beweid grasland is bedoeld voor weidevogels die voorkomen op wat korter grasland en die een bepaalde beweidingdruk kunnen hebben. Het dient zowel als broedgebied als voor foerageergebied voor oudere vogels en kuikens. Dit pakket is ook toepasbaar voor de noordse woelmuis. Beweidingsdruk en rustperiode kunnen daarop worden afgestemd. Extensief beweid grasland is structuur-rijk grasland, omdat er vanwege de lage vee dichtheid verschillen in het beweidingpatroon ontstaan. Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan omdat kruiden insecten aantrekken, die als voedsel dienen voor de weidevogels en hun kuikens en daarmee van belang zijn voor het broedsucces van de weidevogels.
Beheereisen (zie lijst beheeractiviteiten in CGBD)
• Beweiding is verplicht vanaf datum x tot datum y met minimale a en maximale veebezetting b (GVE/ha) ( zie beschreven onder pakketten) [8]
Aanvullende beheervoorschriften
• Pakket a en c: Rustperiode is van 1 april tot 15 juni
• Pakket b: Rustperiode is van 1 april tot 15 oktober
• Tijdens de rustperiode wordt de beheereenheid niet gemaaid, gerold, gesleept, gescheurd, gefreesd, (her)ingezaaid, doorgezaaid of bemest. In deze periode is het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen niet toegestaan.
Pakketten
a) Beweiding verplicht van 1 mei tot 15 juni, minimaal 1 en maximaal 1,5 GVE/ha
b) n.v.t.
c) Beweiding verplicht van 1 mei tot 15 juni, minimaal 1 GVE/ha en maximaal 3 GVE/ ha
7 Ruige mest
Beschrijving
Het uitrijden van ruige mest is gunstig in een totaalaanpak voor weidevogelbeheer. Het bevordert een ‘rustige’ grasgroei, waardoor het gewas minder vol wordt en geschikter voor kuikens. Ook zorgt ruige mest voor meer structuur in het gewas en biedt het meer ruimte voor kruiden. De organische mest zorgt bovendien voor een rijker bodemleven waarop oudervogels kunnen foerageren. Ten slotte wordt het stro in de ruige mest door met name kieviten gebruikt als nestmateriaal.
Beheereisen
• Bemesting met ruige stalmest is verplicht; melding achteraf binnen 2 weken [6]
Aanvullende beheervoorschriften
→ Op de beheereenheid wordt in een kalenderjaar ten minste 10 en maximaal 20 ton ruige stalmest per hectare uitgereden.
→ De ruige stalmest wordt in één keer tussen 1 februari en de begindatum van de rustperiode van het betreffende agrarische beheerpakket, óf vanaf de dag volgend op de einddatum van de rustperiode van het betreffende agrarische beheerpakket tot 1 september opgebracht, waarbij per beheerjaar slecht één melding gedaan mag worden.
→ Van het uitrijden van de ruige stalmest wordt binnen twee weken na dat uitrijden melding gedaan in het administratiesysteem van het Collectief. De melding gaat vergezeld van een kaart met een topografische ondergrond waarop de beheereenheid is, dan wel beheereenheden zijn, aangegeven waarop de ruige stalmest is uitgereden.
Pakketten
a) Ruige mest
8 Hoog waterpeil
Beschrijving
Voor de instandhouding van vitale weidevogelpopulaties en populaties van de noordse woelmuis is het noodzakelijk dat naast het optimaliseren van het beheer ook de inrichting wordt geoptimaliseerd ten aanzien van het waterpeil. Hierdoor is het bodemleven beter beschikbaar, wordt de grasgroei vertraagd en ontstaat er meer variatie in de structuur van de grasmat.
Beheereisen (zie lijst beheeractiviteiten in CGBD)
• Door een tijdelijke, plaatselijke voorziening is het oppervlaktewaterpeil van datum x tot datum y (zie beschreven onder pakketten) minimaal a centimeter (zie beschreven onder pakketten) hoger dan eerste volgende watergang aangrenzende aan beheereenheid. [18]
Aanvullende beheervoorschriften
→ Het oppervlaktewaterpeil naast de beheereenheid bereikt ná de verhoging een peil
t.o.v. het (gemiddelde) maaiveld van 25 centimeter of minder op veengrond en 40 centimeter of minder op kleigrond.
→ Het pakket kan niet worden afgesloten in gebieden die volgens het peilbesluit van het waterschap een drooglegging hebben van 70 cm of meer (zomerpeil). Te allen tijde, echter, moet op de beheereenheid de hiervoor genoemde drooglegging (respectievelijk 25 en 40 cm) gerealiseerd zijn.
→ Er is een schriftelijke toestemming nodig van het waterschap.
→ Het verschil tussen het opgezette peil en het omringende peil is bij de peilscheidingen of stuwtjes te meten.
→ Voor de bepaling van de door de peilverhoging beïnvloede oppervlakte (= de oppervlakte waarop de beheervergoeding betrekking heeft, de oppervlakte die dus ingetekend moet worden in SCAN-GIS) wordt de volgende methode geadviseerd: vanuit de watergang waarin het peil is opgezet wordt aan weerszijden op de oever vanaf de waterlijn 25 meter het land in een effect verwacht. De lengte van de watergang x 25 meter op de ene oever, plus lengte watergang x 25 meter op de andere oever = de beïnvloede oppervlakte. Uiteraard moet hierbij wel gecorrigeerd worden voor overlap in hoeken van percelen.
Pakketten
a) Het (oppervlakte-)waterpeil naast de beheereenheid wordt met minimaal 20 cm verhoogd t.o.v. het omringend waterpeil, van 1 februari tot 15 juni.
b) Het (oppervlakte-)waterpeil naast de beheereenheid wordt met minimaal 30 cm verhoogd t.o.v. het omringend waterpeil, van 1 februari tot 15 juni.
c) Het (oppervlakte-)waterpeil naast de beheereenheid wordt met minimaal 40 cm verhoogd t.o.v. het omringend waterpeil, van 1 februari tot 15 juni.
d) Het (oppervlakte-)waterpeil naast de beheereenheid wordt met minimaal 20 cm verhoogd t.o.v. het omringend waterpeil, van 15 maart tot 15 juni.
e) Het (oppervlakte-)waterpeil naast de beheereenheid wordt met minimaal 30 cm verhoogd t.o.v. het omringend waterpeil, van 15 maart tot 15 juni.
f) Het (oppervlakte-)waterpeil naast de beheereenheid wordt met minimaal 40 cm verhoogd t.o.v. het omringend waterpeil, van 15 maart tot 15 juni.
12 Duurzaam slootbeheer
Beschrijving
Natuurlijke, mooie en levende sloten dragen bij aan de kwaliteit van onze leefomgeving. Activiteiten die daaraan bijdragen versterken de kwaliteit van het bedrijf. Het pakket Duurzaam slootbeheer legt de focus op het anders baggeren en schonen van de boerensloot. We willen beperken dat er voedingsstoffen in de sloot terecht komen. Hiermee wordt de waterkwaliteit en de leefomgeving van water- en oeverplanten, vissen en amfibieën verbeterd. Duurzaam slootbeheer bestaat uit een combinatie van baggerspuiten en ecologisch slootschonen. De combinatie van beide maatregelen heeft de voorkeur, maar er kan ook voor de afzonderlijke diensten worden ingetekend. Het eerste aandachtspunt voor de waterkwaliteit is te zorgen dat er niet te veel bagger in de sloot zit.
Bij ecologisch baggeren (met de baggerpomp) worden, net als bij regulier baggeren (met de baggerbak), de overtollige nutriënten die in de bagger zitten uit de sloot verwijderd. Maar nu gebeurt dat op een manier die de biodiversiteit in de sloot optimaal spaart en tegelijk de toevloed van nutriënten naar de sloot toe beperkt.
Ten eerste wordt de bagger in een smalle strook in het midden van de sloot opgezogen. Hierdoor blijft het grootste deel van de dieren en planten in de sloot en in de oevers gespaard en kan het gebaggerde deel van de slootbodem nadien veel sneller worden geherkoloniseerd.
Ten tweede wordt de bagger mét de nutriënten over het aanliggende perceel verspreid. Dit voorkomt afspoeling van de bagger naar de sloot. Maar hierdoor is op het perceel ook minder mestgift nodig, waardoor de afspoeling van meststoffen van perceel naar sloot nog sterker vermindert. En uiteindelijk wordt zo de baggeraanwas minder.
Met ecologisch baggeren wordt een beperkter deel van de slootbodem wordt bestreken dan met de reguliere methode, zal vaker moeten worden gebaggerd. De nadelen hiervan wegen niet op tegen de positieve effecten van de methode.
Inzet van speciale machines en een hogere baggerfrequentie en dus meer werktijd, vormen de basis voor de vergoeding van deze blauwe dienst.
De kern van het ecologisch slootschonen is het deels laten staan van de oevervegetatie, en het intact laten van het wortelpakket in de onderwaterbodem in het wel gemaaide deel. Maar minstens zo belangrijk is, dat het maaisel (ver) buiten de oever en de sloot wordt verwerkt.
Vóór die verwerking blijft het eerst maximaal twee dagen op de insteek liggen.
Het sparen van de vegetatie werkt positief uit op de biodiversiteit in sloot en oever. Door het maaisel maximaal twee dagen te laten liggen, kunnen de dieren die met het maaisel op de kant zijn gelegd, terug de sloot in kruipen. Door de verwerking elders wordt voorkomen dat nutriënten uit het maaisel naar de sloot terugvloeien én dat er door achtergebleven maaisel verruiging optreedt van de oeverstrook.
Ecologisch slootschonen impliceert dus een extra inzet voor de verwerking van het maaisel. Dit is de basis voor de vergoeding van deze blauwe dienst.
Een bijzondere vorm van ecologisch slootschonen is gericht op krabbescheervegetaties. Twee voor het veenweidegebied zeer bijzondere soorten, groene glazenmaker en zwarte stern, zijn hiervan voor hun voortplanting in hoge mate afhankelijk, en profiteren dus van deze blauwe dienst.
Verder is de uitwerking ervan gelijk aan die van “gewoon” ecologisch slootschonen.
Beheereisen (zie lijst beheeractiviteiten in CGBD)
• Pakket a: Bagger is met inachtneming van de mestvrije zone op aangrenzende landbouwgrond gespoten;
• Pakket a, b en c melding achteraf binnen 2 weken [26]
• Pakket b, c: Minimaal f% tot maximaal g% van de beheereenheid is van 1 september tot 1 november geschoond en/of gemaaid (zie beschreven onder pakketten) [23]
• Pakket b, c: Snoei- en of maaiafval is verwijderd [24]
Aanvullende beheervoorschriften
Pakket a:
→ Bagger wordt gezogen vanuit het midden van de sloot en niet binnen 60 cm. vanaf de kant;
→ De sloot is minimaal 2 meter breed en loopt tijdens het baggeren niet droog;
→ Er komt geen bagger terecht in de slootkant;
→ Er wordt gebaggerd in mozaïekvorm, dus niet alle betreffende slootkanten tegelijk.
Richtlijn is een cyclus van eens in de drie jaar van de opgegeven sloten;
→ Baggerspuiten is niet toegestaan indien zich weidevogelnesten of weidevogels met jongen op het perceel bevinden;
→ In doodlopende sloten wordt altijd naar het open einde toe gewerkt.
Pakket b:
→ Bij het slootschonen wordt gebruik gemaakt van een maaikorf of een eco-reiniger.
Andere slootreinigingsapparatuur kan in overleg met de coöperatie ook gebruikt worden mits het bodemprofiel inclusief de wortels van waterplanten in de sloot niet beschadigd wordt;
→ De sloot is minimaal 2 meter breed en loopt tijdens het baggeren niet droog;
→ Het slootvuil wordt op minimaal 1 meter uit de kant gedeponeerd;
→ Het slootvuil wordt, na minstens twee dagen rusten, afgevoerd of verwerkt op het naastgelegen perceel d.m.v. bijvoorbeeld een wallenfrees;
→ De oever- en onderwatervegetatie wordt conform de Keur van Rijnland gespaard over maximaal 20% van de breedte van de sloot op de waterlijn (eenzijdig 20%, eventueel afwisselend over beide oevers of tweezijdig 2 x 10%)
Pakket c:
→ Bij het slootschonen wordt gebruik gemaakt van een maaikorf of een eco-reiniger.
Andere slootreinigingsapparatuur kan in overleg met de coöperatie ook gebruikt worden mits het bodemprofiel inclusief de wortels van waterplanten in de sloot niet beschadigd wordt;
→ De sloot is minimaal 2 meter breed en loopt tijdens het baggeren niet droog;
→ Er mogen geen meststoffen in het element gebruikt worden;
→ Slootvuil wordt buiten de insteek verwerkt op het naastgelegen perceel (of verder weg); vóór deze verwerking wordt het eerst minimaal 1 meter vanaf de waterlijn op de kant gelegd, waar het minimaal 2 dagen blijft liggen;
→ De sloot wordt 1 keer per 3 jaar geschoond, waarbij minimaal 40 % en maximaal 60 % van de aanwezige begroeiing met krabbenscheer in de lengterichting van de sloot blijft staan;
→ Voor deze variant is toestemming nodig van het waterschap, of deze vorm van beheer moet toelaatbaar zijn volgens de Keur.
Pakketten
a) Baggeren met de baggerpomp, 20 tot 100%
b) Ecologisch slootschonen 100%
c) Ecologisch slootschonen voor krabbenscheervegetaties, 40 tot 60%
13 Botanisch waardevol grasland
Beschrijving
Deze van oorsprong groene dienst heeft ook een sterke blauwe functie: door op een aan de sloot grenzende strook geen meststoffen en chemische middelen te gebruiken, wordt de oppervlakkige afspoeling daarvan naar de sloot sterk beperkt.
Een belangrijk neveneffect is, dat juist door deze beperking de vegetatie soortenrijker zal worden, en dan vooral ook rijker aan bloemrijke soorten. Dit heeft weer positieve effecten op de insectenfauna, en daardoor ook op bijvoorbeeld de weidevogels.
Onderhouden van een bufferstrook brengt inkomstenderving met zich mee. Dit is de belangrijkste basis voor de vergoeding van deze blauwe dienst.
Beheereisen (zie lijst beheeractiviteiten in CGBD)
• Uitsluitend gebruik van chemische onkruidbestrijding op max. 10% van de beheereenheid [7]
• Minimaal 4 verschillende indicatorsoorten uit zijn in transect aanwezig in de periode x tot y (groeiseizoen) [19]
• Pakketten b en c: Het gewas wordt jaarlijks minimaal 1 keer gemaaid en afgevoerd. [17]
• Pakket b: Maaien en weiden niet toegestaan in de periode van 1 februari-15 juni
Aanvullende beheervoorschriften
→ De beheereenheid wordt niet bemest en er wordt geen bagger opgebracht.
→ Pakketten a en b: randen liggen aan de buitenkant van het perceel.
→ Het grasland mag niet worden gescheurd, gefreesd of her ingezaaid.
→ Klepelen is niet toegestaan.
Pakketten
a) N.v.t.
b) N.v.t.
c) 001) Botanisch waardevolle weiderand zonder maai- en weidebeperking
002) Botanisch waardevolle weiderand met maai- en weidebeperking tot 15 juni
d) t/m g) N.v.t.
15 Wintervoedselakker
Beschrijving
Beheereisen (zie lijst beheeractiviteiten in CGBD)
• Er wordt een rustperiode in acht genomen van datum x tot datum y (zie beschreven onder pakketten) [1]
• In de rustperiode vinden in de beheereenheid geen bewerkingen plaats [2]
• Pakket a, b en c: Minimaal 90% tot maximaal 100% van de beheereenheid bestaat van datum x tot datum y (zie beschreven onder pakketten) uit zomergraan, wintergraan, bladrammenas of een combinatie van deze gewassen. [9]
• Pakket d: Minimaal 90 % tot maximaal 100 % van de beheereenheid bestaat van datum x tot datum y (zie beschreven onder pakketten) uit een geschikt vanggewas. [9]
• Pakket a: Na datum x blijft het gewas staan datum y (zie beschreven onder pakketten) . [13]
Aanvullende beheervoorschriften
• Bemesting van de beheereenheid is niet toegestaan tijdens de rustperiode.
• Wintergraan kan niet twee jaar achtereen op hetzelfde perceel worden geteeld. Men dient op een ander perceel verder te gaan.
• De beheereenheid dient jaarlijks tussen 16 maart en 30 april (pakket a) of tussen 1 juni en 1 oktober (pakketten b en c) te worden ingezaaid met een gangbare zaaidichtheid, voor zover het zomergraan of bladrammenas betreft. Wanneer gekozen wordt voor een combinatie van gewassen, dienen deze in stroken naast elkaar geteeld te worden.
• Chemische onkruidbestrijding is enkel mogelijk conform het Protocol Chemische bestrijding bij agrarisch natuurbeheer, gepubliceerd op de website van SCAN.
Pakketten
a) Wintervoedselakker 15 mei – 1 maart
b) Wintervoedselakker 1 oktober – 15 maart
c) Wintervoedselakker 1 oktober – 1 augustus