Contract
TRAC T A TENBLAD
VAN HET
K O N I N K R I J K D E R N E D E R L A N D E N
JAARGANG 2014 Nr. 207
A. TITEL
Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds;
(met protocollen, bijlagen en gezamenlijke verklaringen) Brussel, 27 juni 2014
B. TEKST1)
Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds,
Preambule
Het Koninkrijk België, De Republiek Bulgarije,
De Tsjechische Republiek, Het Koninkrijk Denemarken, De Bondsrepubliek Duitsland, De Republiek Estland,
1) De Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse tekst zijn niet opgenomen. De tekst van de bijlagen bij de Associatieovereenkomst en bij het Protocol II liggen ter inzage bij de afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken.
De tekst van de Associatieovereenkomst, met protocollen, bijlagen en geza- menlijke verklaringen, is tevens gepubliceerd in PbEU 2014, L 260.
Ierland,
De Helleense Republiek, Het Koninkrijk Spanje, De Franse Republiek, De Republiek Kroatië, De Italiaanse Republiek, De Republiek Cyprus, De Republiek Letland, De Republiek Litouwen,
Het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije,
De Republiek Malta,
Het Koninkrijk der Nederlanden, De Republiek Oostenrijk,
De Republiek Polen,
De Portugese Republiek, Roemenië,
De Republiek Slovenië, De Slowaakse Republiek, De Republiek Finland, Het Koninkrijk Zweden,
Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,
verdragsluitende partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hierna „de lidstaten” genoemd,
DE EUROPESE UNIE, hierna „de Unie of „de EU” genoemd, en DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE, hierna
„EURATOM” genoemd
enerzijds, en
DE REPUBLIEK MOLDAVIË
anderzijds,
hierna gezamenlijk „de partijen” genoemd,
GEZIEN de gemeenschappelijke waarden en sterke banden van de partijen, die in het verleden in het kader van de partnerschaps- en samen- werkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lid- staten enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, zijn tot stand gekomen en worden ontwikkeld binnen het kader van het Europees Nabuurschapsbeleid en het Oostelijk Partnerschap, en erkennende de gemeenschappelijke wens van de partijen hun betrekkingen verder te ontwikkelen, te versterken en uit te breiden;
MET INACHTNEMING VAN de Europese ambities en Europese keuze van de Republiek Moldavië;
ERKENNEND dat de gemeenschappelijke waarden waarop de EU is gebouwd – democratie, eerbiediging van de mensenrechten en de fun- damentele vrijheden en de rechtsstaat – ook aan de basis van de in deze overeenkomst beoogde politieke associatie en economische integratie liggen;
IN AANMERKING NEMEND dat deze overeenkomst geen afbreuk doet aan de betrekkingen tussen de EU en de Republiek Moldavië en ruimte laat voor verdere ontwikkelingen;
ZICH ERVAN BEWUST dat de Republiek Moldavië als Europees land een gezamenlijke geschiedenis en gemeenschappelijke waarden deelt met de lidstaten van de Europese Unie en bereid is deze waarden ten uitvoer te leggen en te bevorderen, die de Republiek Moldavië ertoe hebben aangezet te kiezen voor Europa;
HET BELANG ERKENNEND van het in februari 2005 tussen de EU en de Republiek Moldavië overeengekomen actieplan in het kader van het Europees Nabuurschapsbeleid voor de versterking van de betrekkin- gen tussen de EU en de Republiek Moldavië en bevordering van de her- vormingen en het aanpassingsproces van de Republiek Moldavië om zo bij te dragen tot de geleidelijke economische integratie en de verdieping van de politieke associatie;
STREVEND naar de verdere versterking van de eerbiediging van de fundamentele vrijheden, de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren, de democratische beginselen, de rechtsstaat en behoorlijk bestuur;
HERINNEREND AAN, in het bijzonder, hun bereidheid om de men- senrechten, de democratie en de rechtsstaat te bevorderen, onder meer door hiervoor samen te werken binnen het kader van de Raad van Europa;
XXXXXX ZIJNDE een bijdrage te leveren aan de politieke en sociaal- economische ontwikkeling van de Republiek Moldavië door middel van grootschalige samenwerking op een grote verscheidenheid van gebieden van gemeenschappelijk belang, zoals behoorlijk bestuur, vrijheid, veilig- heid en justitie, handelsintegratie en versterkte economische samenwer-
xxxx, werkgelegenheid en sociaal beleid, financieel beheer, openbaar bestuur en hervorming van het ambtenarenapparaat, participatie van het maatschappelijk middenveld, institutionele opbouw, armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling;
ZICH VERBINDEND TOT alle beginselen en bepalingen van het Handvest van de Verenigde Naties, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), in het bijzonder de Slotakte van Hel- sinki van 1975 van de Conferentie over veiligheid en samenwerking in Europa, de slotdocumenten van de conferenties van Madrid en Wenen van 1991 en 1992, het Handvest van Parijs voor een Nieuw Europa van 1990, de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Ver- enigde Naties van 1948 en het Europees Verdrag betreffende de bescher- ming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 1950;
HERINNEREND aan de wil van de partijen om de internationale vrede en veiligheid te bevorderen en te streven naar efficiënt multilate- ralisme en de vreedzame oplossing van conflicten, in het bijzonder door nauw samen te werken binnen het kader van de Verenigde Naties (VN) en de OVSE;
ERKENNEND dat de actieve deelname van de Republiek Moldavië aan regionale samenwerkingsvormen van belang is;
XXXXXX XXXXXXXX de regelmatige politieke dialoog over bilate- rale en internationale vraagstukken van wederzijds belang verder te ont- wikkelen, met inbegrip van regionale aspecten, rekening houdend met het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) van de EU, met inbegrip van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebe- leid (GVDB);
REKENING HOUDEND met de bereidheid van de EU om de inter- nationale inspanningen te ondersteunen die tot doel hebben de soeverei- niteit en de territoriale integriteit van de Republiek Moldavië te verster- ken en bij te dragen tot reïntegratie van het land;
ERKENNEND hoe belangrijk de inzet van de Republiek Moldavië is om te komen tot een levensvatbare oplossing van het conflict in Tran- snistrië en de bereidheid van de EU om de rehabilitatie na het conflict te ondersteunen;
ZICH INZETTEND VOOR het voorkomen en bestrijden van alle vor- men van georganiseerde misdaad, mensenhandel en corruptie en meer samenwerking bij terrorismebestrijding;
ZICH INZETTEND VOOR een verdieping van hun dialoog en sa- menwerking op het gebied van mobiliteit, migratie, asiel en grensbeheer, in de geest van het externe migratiebeleidskader van de EU, waarbij wordt gestreefd naar samenwerking inzake legale migratie, met inbegrip van circulaire migratie en bestrijding van illegale migratie en waarbij
gezorgd wordt voor een efficiënte uitvoering van de overeenkomst tus- sen de Europese Gemeenschap en de Republiek Moldavië betreffende de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied ver- blijven;
ERKENNEND dat er geleidelijke stappen worden gezet om te gele- gener tijd een visumvrije regeling in te voeren voor de burgers van de Republiek Moldavië, mits aan alle voorwaarden voor een goed beheerde en veilige mobiliteit wordt voldaan;
BEVESTIGEND dat de bepalingen van deze overeenkomst die bin- nen het toepassingsgebied van het derde deel, titel V, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen, het Verenigd Koninkrijk en Ierland als afzonderlijke overeenkomstsluitende partijen binden, en niet als deel van de Europese Unie, totdat de Unie tezamen met het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland de Republiek Moldavië ervan in kennis heeft gesteld dat het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland gebon- den zijn als deel van de EU, overeenkomstig Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Euro- pese Unie is gehecht. Indien het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland niet langer gebonden is als deel van de EU overeenkomstig artikel 4bis van dit Protocol, moet de Unie tezamen met het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland de Republiek Moldavië onmiddellijk in kennis stellen van iedere wijziging in hun positie; in dat geval blijven zij op persoonlijke titel gebonden door de bepalingen van de overeenkomst. Hetzelfde geldt voor Denemarken, overeenkomstig Protocol nr. 22 betreffende de posi- tie van Denemarken dat aan die verdragen is gehecht;
BELANG HECHTEND AAN de beginselen van de vrijemarktecono- mie en de bereidheid van de EU bevestigend om bij te dragen tot de economische hervormingen in de Republiek Moldavië;
ZICH INZETTEND VOOR de inachtneming van milieubehoeften met inbegrip van grensoverschrijdende samenwerking en tenuitvoerleg- ging van multilaterale internationale overeenkomsten en voor de eerbie- diging van de beginselen van duurzame ontwikkeling;
STREVEND naar een geleidelijke economische integratie in de in- terne markt van de EU, zoals in deze overeenkomst is bepaald, onder meer met een diepe en brede vrijhandelsruimte (DCFTA) die integraal deel uitmaakt van deze overeenkomst;
BEREID om een diepe en brede vrijhandelsruimte op te zetten, waar- bij wordt voorzien in een verregaande aanpassing van de regelgeving en liberalisering van de markttoegang, met inachtneming van de rechten en plichten die voortvloeien uit het lidmaatschap van de Wereldhandelsor- ganisatie (WTO) van de partijen en de transparante toepassing van die rechten en verplichtingen;
ZICH INZETTEND VOOR de continuïteit van de energievoorzie- ning, de bevordering van de ontwikkeling van geschikte infrastructuur, betere marktintegratie en aanpassing van de regelgeving aan de essenti- ële punten van het EU-acquis, de stimulering van energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen;
ERKENNEND dat meer samenwerking op energiegebied nodig is, en de partijen het engagement zijn aangegaan om Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap (hierna „het Energiegemeenschapsverdrag” genoemd) uit te voeren;
ERNAAR STREVEND het niveau van de volksgezondheid en de bescherming van de menselijke gezondheid te verhogen, als basisvoor- waarde voor duurzame ontwikkeling en economische groei;
ZICH INZETTEND VOOR de contacten tussen mensen, onder meer door samenwerking en uitwisselingen op het vlak van onderzoek, ont- wikkeling, onderwijs en cultuur;
ZICH INZETTEND VOOR grensoverschrijdende en interregionale samenwerking, in een geest van goed nabuurschap;
BEVESTIGEND dat de Republiek Moldavië heeft toegezegd om haar wetgeving op de relevante terreinen geleidelijk aan te passen aan die van de EU en om deze aanpassingen daadwerkelijk ten uitvoer te leggen;
BEVESTIGEND dat de Republiek Moldavië heeft toegezegd om haar administratieve en institutionele structuur te ontwikkelen voor zover dit noodzakelijk is om deze overeenkomst te handhaven;
REKENING HOUDEND met de bereidheid van de EU om steun te verlenen voor de tenuitvoerlegging van hervormingen en daartoe ge- bruik te maken van alle beschikbare instrumenten voor samenwerking en technische, financiële en economische bijstand,
Zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1
Doelstellingen
1. Er wordt een associatie tot stand gebracht tussen de Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds.
2. Deze associatie heeft ten doel:
b. het kader voor een versterkte politieke dialoog verder uit te bou- wen op alle terreinen van wederzijds belang, zodat nauwe politieke betrekkingen tussen de partijen kunnen ontstaan;
c. bij te dragen tot de versterking van de democratie en de politieke, economische en institutionele stabiliteit in de Republiek Moldavië;
d. vrede en stabiliteit te bevorderen, te bewaren en te versterken, zowel op regionaal als op internationaal niveau, onder meer door de inspanningen te bundelen om bronnen van spanning weg te nemen, de grensbeveiliging te verhogen en grensoverschrijdende samenwerking en betrekkingen van goed nabuurschap te bevorderen;
e. de samenwerking op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht te ondersteunen en uit te bouwen, ter versterking van de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden, alsook op het vlak van de mobiliteit en de contacten tussen mensen;
f. steun te verlenen aan de inspanningen van de Republiek Moldavië voor de ontwikkeling van haar economisch potentieel via internationale samenwerking, ook door de aanpassing van de wetgeving aan die van de EU;
g. de voorwaarden te scheppen voor sterkere economische banden en handelsrelaties met het oog op de geleidelijke integratie van de Repu- bliek Moldavië in de interne markt van de EU, zoals in deze overeen- komst is bepaald, onder meer door het opzetten van een diepe en brede vrijhandelsruimte, waarbij wordt voorzien in een verregaande aanpas- sing van de regelgeving en liberalisering van de markttoegang, met inachtneming van de rechten en plichten die voortvloeien uit het lid- maatschap van de WTO van de partijen en de transparante toepassing van die rechten en verplichtingen; en
h. de voorwaarden te scheppen voor steeds nauwere samenwerking op andere gebieden van wederzijds belang.
TITEL I ALGEMENE BEGINSELEN
Artikel 2
1. Eerbiediging van de democratische beginselen, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden zoals deze zijn vastgesteld in de Univer- sele Verklaring van de rechten van de mens en gedefinieerd in het Euro- pees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de funda- mentele vrijheden, de Slotakte van Helsinki van 1975 van de Conferentie over veiligheid en samenwerking in Europa en het Handvest van Parijs
2. De partijen bevestigen hun gehechtheid aan de beginselen van een vrijemarkteconomie, duurzame ontwikkeling en effectief multilatera- lisme.
3. De partijen bevestigen dat zij de beginselen van de rechtsstaat en behoorlijk bestuur, alsook hun internationale verplichtingen, met name in het kader van de VN, de Raad van Europa en de OVSE, zullen in acht nemen.
4. De partijen verbinden zich ertoe samenwerking en betrekkingen van goed nabuurschap te bevorderen, met inbegrip van samenwerking bij de ontwikkeling van projecten van gemeenschappelijk belang, met name die welke betrekking hebben op het voorkomen en bestrijden van corruptie, al dan niet georganiseerde criminele activiteiten, met inbegrip van die met een transnationaal karakter, en terrorisme. Die verbintenis is van fundamenteel belang voor de ontwikkeling van de betrekkingen en de samenwerking tussen de partijen en draagt bij tot vrede en stabi- liteit in de regio.
TITEL II
POLITIEKE DIALOOG EN HERVORMINGEN, SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN HET BUITENLANDS EN VEILIGHEIDSBELEID
Artikel 3
Doelstellingen van de politieke dialoog
1. De politieke dialoog tussen de partijen over alle gebieden van wederzijds belang – zowel kwesties van buitenlands en veiligheidsbeleid als binnenlandse hervormingen – zal verder worden ontwikkeld en ver- sterkt. Hierdoor zal de doeltreffendheid van de politieke samenwerking toenemen en zal de convergentie op het vlak van buitenlands en veilig- heidsbeleid worden bevorderd.
2. De doelstellingen van de politieke dialoog zijn:
a. een diepere politieke associatie en meer convergentie en doeltref- fendheid op het vlak van politiek en veiligheidsbeleid;
b. meer internationale stabiliteit en veiligheid, op basis van efficiënt multilateralisme;
c. meer samenwerking en dialoog tussen de partijen over interna- tionale veiligheid en crisisbeheersing, in het bijzonder om wereldwijde en regionale problemen en de belangrijkste dreigingen aan te pakken;
d. meer resultaatgerichte en praktische samenwerking tussen de par- tijen om te komen tot vrede, veiligheid en stabiliteit op het Europese continent;
e. meer respect voor de democratische beginselen, de rechtsstaat en goed bestuur, de mensenrechten en fundamentele vrijheden, met inbe- grip van de rechten van personen die behoren tot minderheden, en bij- dragen tot consolidering van binnenlandse politieke hervormingen;
f. verdere dialoog en meer samenwerking tussen de partijen op het vlak van veiligheid en defensie; en
g. eerbiediging en bevordering van de beginselen van soevereiniteit en territoriale integriteit, onschendbaarheid en onafhankelijkheid.
Artikel 4
Binnenlandse hervormingen
De partijen werken samen op de volgende terreinen:
a. ontwikkeling, consolidatie en verhoging van de stabiliteit en doel- treffendheid van de democratische instellingen en de rechtsstaat;
b. eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden;
c. verdere vooruitgang op het vlak van gerechtelijke en wettelijke hervormingen, om de onafhankelijkheid van de rechtspraak te waarbor- gen, de bestuurlijke capaciteit van de rechterlijke macht te versterken en de onpartijdigheid en doeltreffendheid van de rechtshandhavingsinstan- ties te garanderen;
d. voortzetting van de hervormingen van de overheidsdiensten en opbouw van een verantwoordelijk, efficiënt, transparant en professioneel overheidsapparaat; en
e. een doeltreffende corruptiebestrijding, in het bijzonder met het oog op de versterking van de internationale samenwerking inzake corruptie- bestrijding en een doeltreffende tenuitvoerlegging van de desbetreffende internationale rechtsinstrumenten, zoals het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie van 2003.
Artikel 5
Buitenlands en veiligheidsbeleid
1. De partijen intensiveren hun dialoog en samenwerking en onder- steunen de geleidelijke convergentie op het vlak van buitenlands en vei- ligheidsbeleid, met inbegrip van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB), en besteden bijzondere aandacht aan conflict- preventie en crisisbeheersing, regionale stabiliteit, ontwapening, non- proliferatie, wapenbeheersing en uitvoercontrole. Samenwerking wordt
gebaseerd op gemeenschappelijke waarden en gezamenlijke belangen, is gericht op meer convergentie en doeltreffendheid van het beleid, waar- bij gebruik wordt gemaakt van bilaterale, internationale en regionale fora.
2. De partijen bevestigen hun gehechtheid aan de beginselen van res- pect voor soevereiniteit en territoriale integriteit, onschendbaarheid van de grenzen en onafhankelijkheid als bepaald in het Handvest van de Ver- enigde Naties en in de Slotakte van Helsinki van 1975 van de Conferen- tie over veiligheid en samenwerking in Europa, en dat zij deze beginse- len ondersteunen in hun bilaterale en multilaterale betrekkingen.
Artikel 6
Internationaal Strafhof
1. De partijen bevestigen opnieuw dat de ernstigste misdrijven die de gehele internationale gemeenschap aangaan, niet ongestraft mogen blij- ven en dat de effectieve vervolging ervan moet worden gewaarborgd door maatregelen op nationaal en internationaal niveau, onder meer in het Internationaal Strafhof (ICC).
2. De partijen zijn van oordeel dat de oprichting en doeltreffende wer- king van het ICC een belangrijke ontwikkeling is voor de internationale vrede en gerechtigheid. De partijen komen overeen het ICC te onder- steunen door het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof en de bijhorende instrumenten ten uitvoer te leggen, met passende aandacht voor de integriteit van het Statuut.
Artikel 7
Conflictpreventie en crisisbeheersing
De partijen intensiveren de praktische samenwerking op het vlak van conflictpreventie en crisisbeheersing, in het bijzonder met het oog op de mogelijke deelname van de Republiek Moldavië aan civiele en militaire operaties inzake crisisbeheersing onder leiding van de EU en aan oefe- ningen en opleidingen, die van geval tot geval en na een eventueel ver- zoek van de EU tot stand komt.
Regionale stabiliteit
1. De partijen voeren hun gezamenlijke inspanningen op voor meer stabiliteit, veiligheid en democratische ontwikkeling in de regio, en in het bijzonder om samen te werken aan een vreedzame oplossing voor de regionale conflicten.
2. De partijen bevestigen dat zij blijven streven naar een blijvende oplossing van het conflict in Transnistrië, met volledige inachtneming van de soevereiniteit en territoriale integriteit van de Republiek Molda- vië, en met het oog op een gezamenlijke wederopbouw na het conflict. In afwachting van een oplossing voor het conflict in Transnistrië en zon- der afbreuk te doen aan de vastgestelde onderhandelingsformule, blijft dit vraagstuk een van de essentiële punten op de agenda van de politieke dialoog en samenwerking tussen de partijen, alsook in het kader van de dialoog en de samenwerking met andere belanghebbende actoren.
3. Die inspanningen verlopen volgens de gezamenlijke beginselen voor handhaving van internationale vrede en veiligheid als bepaald in het Handvest van de Verenigde Naties, de Slotakte van Helsinki van 1975 van de Conferentie over veiligheid en samenwerking in Europa en andere relevante multilaterale documenten.
Artikel 9
Massavernietigingswapens
1. De partijen zijn van oordeel dat de verspreiding van massavernie- tigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor, onder zowel staten als niet-statelijke actoren, een van de ernstigste bedreigingen voor de internationale vrede en stabiliteit vormt. De partijen komen daarom overeen samen te werken en bij te dragen tot de bestrijding van de ver- spreiding van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, door volledige naleving en nationale tenuitvoerlegging van hun bestaande verplichtingen op grond van de internationale ontwapenings- en non-proliferatieverdragen en -overeenkomsten en an- dere internationale verplichtingen op dit gebied. De partijen komen over- een dat deze bepaling een essentieel element van deze overeenkomst vormt.
2. De partijen komen bovendien overeen samen te werken en bij te dragen aan de strijd tegen massavernietigingswapens en de overbren- gingsmiddelen daarvoor, door:
b. een effectief stelsel van nationale exportcontroles op te zetten met het oog op de beheersing van uitvoer en doorvoer van goederen die betrekking hebben op massavernietigingswapens, met inbegrip van een controle op eindgebruik als massavernietigingswapen van technologieën voor tweeërlei gebruik, alsmede effectieve sancties op overtreding van de exportcontroles.
3. De partijen stellen een regelmatige politieke dialoog in ter begelei- ding en consolidatie van deze elementen.
Artikel 10
Controle op de uitvoer van handvuurwapens, lichte wapens en conventionele wapens
1. De partijen erkennen dat de illegale productie en overdracht van en de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor, alsmede de buitensporige accumulatie, slecht beheer, inade- quaat beveiligde voorraden en ongecontroleerde verspreiding ervan een ernstige bedreiging voor de vrede en de internationale veiligheid blijven vormen.
2. De partijen komen overeen hun verplichtingen met betrekking tot de aanpak van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor na te komen en volledig ten uitvoer te leggen, over- eenkomstig de bestaande internationale verdragen en de resoluties van de VN-Veiligheidsraad, evenals hun verbintenissen in het kader van andere internationale instrumenten op dit gebied, zoals het VN- actieprogramma ter voorkoming, bestrijding en uitbanning van de ille- gale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten.
3. De partijen verbinden zich ertoe samen te werken en toe te zien op de coördinatie, complementariteit en synergie bij de aanpak van de ille- gale handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor en de vernietiging van overtollige voorraden, op mondiaal, regionaal, sub- regionaal en nationaal niveau.
4. Daarnaast stemmen de partijen ermee in te blijven samenwerken op het vlak van de controle op de uitvoer van conventionele wapens in het licht van het Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie.
5. De partijen stellen een regelmatige politieke dialoog in ter begelei- ding en consolidatie van deze maatregelen.
Artikel 11
Internationale samenwerking bij terrorismebestrijding
1. De partijen komen overeen samen te werken op bilateraal, regio- naal en internationaal niveau om terrorisme te voorkomen en te bestrij- den, overeenkomstig het internationale recht, de desbetreffende VN- resoluties, de internationale mensenrechten, het vluchtelingenrecht en het humanitaire recht.
2. Daartoe werken zij in het bijzonder samen ter verdieping van de internationale consensus over de bestrijding van terrorisme, met inbegrip van de juridische definitie van terroristische daden, en door te streven naar overeenstemming over het Alomvattend Verdrag betreffende inter- nationaal terrorisme.
3. In het kader van de volledige tenuitvoerlegging van Resolutie 1373 (2001) van de VN-Veiligheidsraad en andere relevante VN-instrumenten, toepasselijke internationale verdragen en instrumenten wisselen de par- tijen informatie uit over terroristische organisaties en groeperingen en hun activiteiten en de netwerken die hen ondersteunen, overeenkomstig het internationale recht en de wetgeving van de partijen.
TITEL III
VRIJHEID, VEILIGHEID EN RECHT
Artikel 12
Rechtsstaat
1. Bij hun samenwerking op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht hechten de partijen bijzonder belang aan de bevordering van de rechtsstaat, met inbegrip van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, de toegang tot het gerecht en het recht op een eerlijk proces.
2. De partijen werken nauw samen voor een doeltreffend functione- ren van de instellingen op het gebied van rechtshandhaving en rechtsbe- deling.
3. Respect voor de mensenrechten en de fundamentele vrijheden is de leidraad voor alle samenwerking inzake vrijheid, veiligheid en recht.
Bescherming van persoonsgegevens
1. De partijen komen overeen samen te werken om een hoog niveau van bescherming van persoonsgegevens te waarborgen overeenkomstig de rechtsinstrumenten en -normen van de EU, de Raad van Europa en op internationaal vlak.
2. Op elke verwerking van persoonsgegevens zijn de in bijlage I bij deze overeenkomst bedoelde wettelijke bepalingen van toepassing. De overdracht van persoonsgegevens tussen de partijen vindt alleen plaats wanneer een dergelijke overdracht nodig is voor de uitvoering door de bevoegde autoriteiten van de partijen van deze of andere overeenkom- sten die tussen de partijen zijn gesloten.
Artikel 14
Migratie, asiel en grensbeheer
1. De partijen herbevestigen het belang van het gezamenlijk beheer van migratiestromen tussen hun grondgebieden en verdiepen de be- staande brede dialoog over alle migratiegerelateerde kwesties, waaron- der legale migratie, internationale bescherming, illegale migratie, men- sensmokkel en mensenhandel.
2. De samenwerking wordt gebaseerd op een analyse van de speci- fieke behoeften, die in onderling overleg door de partijen wordt verricht, en wordt overeenkomstig de desbetreffende wetgeving uitgevoerd. De samenwerking richt zich in het bijzonder op:
a. de achterliggende oorzaken en gevolgen van migratie;
b. de ontwikkeling en uitvoering van nationale wetgeving en praktij- ken met betrekking tot internationale bescherming, teneinde te voldoen aan de bepalingen van het Verdrag van Genève van 1951 inzake de sta- tus van vluchtelingen en het bijbehorende protocol van 1967 en andere relevante internationale instrumenten, en teneinde ervoor te zorgen dat het beginsel van non-refoulement gerespecteerd wordt;
c. de toelatingscriteria, alsmede de rechten en de status van toegela- ten personen, de eerlijke behandeling en integratie van legale buiten- landse ingezetenen, onderwijs en opleiding en maatregelen tegen ra- cisme en vreemdelingenhaat;
d. de opzet van een doelmatige en preventieve aanpak van illegale immigratie, smokkel van migranten en mensenhandel, onder meer door netwerken en criminele organisaties van handelaars en smokkelaars te bestrijden en de slachtoffers van deze praktijken te beschermen;
e. het bevorderen en vergemakkelijken van de terugkeer van illegale migranten; en
f. wat betreft het beheer van de grenzen en de beveiliging van docu- menten, op organisatie, opleiding, beste praktijken en andere operatio- nele vraagstukken alsook op de versterking van de samenwerking tussen het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samen- werking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (FRONTEX) en de grensbewakingsdiensten van de Republiek Molda- vië.
3. Samenwerking kan ook de circulaire migratie bevorderen en aldus bijdragen tot de ontwikkeling.
Artikel 15
Verkeer van personen
1. De partijen zorgen voor de volledige tenuitvoerlegging van
a. de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Repu- bliek Moldavië betreffende de overname van personen die zonder ver- gunning op het grondgebied verblijven, die op 1 januari 2008 in wer- king is getreden, en
b. de op 1 januari 2008 in werking getreden overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Moldavië inzake de versoepe- ling van de afgifte van visa, als gewijzigd op 27 juni 2012.
2. De partijen streven naar meer mobiliteit van burgers en blijven geleidelijk evolueren in de richting van de gemeenschappelijke doelstel- ling van een op termijn visumvrije regeling, mits aan alle voorwaarden voor een goed beheerde en veilige mobiliteit wordt voldaan, als bepaald in het actieplan voor visumliberalisering.
Artikel 16
Voorkoming en bestrijding van georganiseerde misdaad, corruptie en andere illegale activiteiten
1. De partijen werken samen aan de voorkoming en bestrijding van al dan niet georganiseerde criminele en illegale activiteiten, met inbegrip van die met een transnationaal karakter, zoals:
a. mensensmokkel en mensenhandel;
b. goederensmokkel en illegale handel in goederen, met inbegrip van handvuurwapens en drugs;
c. illegale economische en financiële activiteiten, zoals namaak, fis- cale fraude en fraude bij openbare aanbestedingen;
d. fraude, zoals omschreven in titel VI (Financiële bijstand, fraude- bestrijding en controle) van deze overeenkomst, bij door internationale donoren gefinancierde projecten;
e. actieve en passieve corruptie, zowel in de particuliere als openbare sector, met inbegrip van het misbruik van functies en ongeoorloofde beïnvloeding;
f. het vervalsen van documenten en het afleggen van onjuiste verkla- ringen; en
g. computercriminaliteit.
2. De partijen verbeteren de bilaterale, regionale en internationale samenwerking tussen rechtshandhavingsinstanties, waarbij zij onder meer de samenwerking versterken tussen de Europese Politiedienst (Eu- ropol) en de desbetreffende autoriteiten van de Republiek Moldavië. De partijen verbinden zich tot de effectieve tenuitvoerlegging van de desbe- treffende internationale normen, in het bijzonder die welke zijn vastge- legd in het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (UNTOC) van 2000 en de drie protocollen daar- bij, het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie van 2003 en de desbetreffende instrumenten van de Raad van Europa tot het voorkomen en bestrijden van corruptie.
Artikel 17
Bestrijding van drugs
1. Binnen het kader van hun respectieve bevoegdheden werken de partijen samen met het oog op een evenwichtige en geïntegreerde aan- pak van drugsvraagstukken. Het beleid en de maatregelen met betrek- king tot drugs zijn gericht op het versterken van de structuren om drugs te bestrijden, het beperken van het aanbod aan, de handel in en de vraag naar drugs, waarbij de gevolgen voor de gezondheid en de maatschap- pelijke consequenties van drugsgebruik worden aangepakt, en op het doeltreffender voorkomen dat chemische stoffen onrechtmatig worden gebruikt voor de illegale productie van drugs en psychotrope stoffen.
2. De partijen komen overeen welke samenwerkingsmethoden nodig zijn om deze doelstellingen te bereiken. De activiteiten worden geba- seerd op onderling overeengekomen beginselen, overeenkomstig de des- betreffende internationale verdragen, EU-drugsstrategie (2013-2020), de Politieke Verklaring inzake richtsnoeren om de vraag naar drugs te ver- minderen, goedgekeurd door de twintigste speciale zitting van de Alge- mene Vergadering van de Verenigde Naties inzake drugs van juni 1998.
Artikel 18
Witwassen van geld en financiering van terrorisme
1. De partijen werken samen om te voorkomen dat hun financiële sys- temen en relevante niet-financiële sectoren worden gebruikt voor het
witwassen van de opbrengsten uit criminele activiteiten, alsmede voor de financiering van terrorisme. Deze samenwerking strekt zich uit tot inbeslagneming van vermogensbestanddelen of gelden die uit de op- brengsten van criminele activiteiten zijn verkregen.
2. Door de samenwerking op dit vlak moet het mogelijk worden rele- vante informatie uit te wisselen in het kader van de respectieve wetge- vingen en passende normen vast te stellen voor de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, die vergelijkbaar zijn met die van de internationale instanties op dit gebied, zoals de Financial Action Task Force (FATF).
Artikel 19
Bestrijding van terrorisme
De partijen komen overeen samen te werken aan preventie en bestrij- ding van terroristische daden met volledige inachtneming van de rechts- staat, het internationale recht inzake de mensenrechten, het vluchtelin- genrecht en het humanitaire recht, en overeenkomstig de mondiale strategie voor terrorismebestrijding van de VN van 2006 en hun respec- tievelijke wet- en regelgeving. Zij doen dit in het bijzonder in het kader van de volledige tenuitvoerlegging van de resoluties 1267 (1999), 1373 (2001), 1540 (2004) en 1904 (2009) van de VN-Veiligheidsraad en andere relevante VN-instrumenten en toepasselijke internationale over- eenkomsten en instrumenten:
a. door informatie uit te wisselen over terroristische groeperingen en ondersteunende netwerken, overeenkomstig het nationale en interna- tionale recht;
b. door van gedachten te wisselen over terroristische tendensen en manieren en methoden om terrorisme te bestrijden, op technisch gebied en op het gebied van opleiding, en door ervaringen uit te wisselen over het voorkomen van terrorisme; en
c. door goede praktijken uit te wisselen betreffende de bescherming van de mensenrechten in het kader van de strijd tegen het terrorisme.
Artikel 20
Juridische samenwerking
1. De partijen komen overeen justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken uit te bouwen, in het bijzonder wat betreft de onder- handeling, ratificatie en tenuitvoerlegging van multilaterale verdragen inzake justitiële samenwerking in burgerlijke zaken, waaronder de ver- dragen van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht op het gebied van internationale juridische samenwerking en procesvoering alsmede de bescherming van kinderen.
2. Wat de juridische samenwerking in strafzaken betreft, streven de partijen naar verbetering van de samenwerking inzake wederzijdse juri- dische bijstand. Waar nodig impliceert dit de toetreding tot en uitvoering van de relevante internationale instrumenten van de Verenigde Naties en de Raad van Europa, en nauwere samenwerking met Eurojust.
TITEL IV
ECONOMISCHE EN ANDERE SECTORALE SAMENWERKING
HOOFDSTUK 1
HERVORMING VAN HET OPENBARE BESTUUR
Artikel 21
De samenwerking is gericht op de ontwikkeling van een doeltreffend en verantwoordelijk openbaar bestuur in de Republiek Moldavië, met het oog op steun voor de tenuitvoerlegging van de rechtsstaat, zodat de openbare instellingen ten dienste staan van de hele bevolking van de Republiek Moldavië en een vlotte ontwikkeling van de betrekkingen tus- sen de Republiek Moldavië en haar partners kan worden bevorderd. Er zal bijzondere aandacht gaan naar de modernisering en de ontwikkeling van uitvoerende functies, om de burgers van de Republiek Moldavië kwaliteitsvolle dienstverlening te bieden.
Artikel 22
De samenwerking omvat de volgende gebieden:
a. de institutionele en functionele ontwikkeling van de overheid, met het oog op een doeltreffender werking en een doeltreffend, participatief en transparant besluitvormings- en strategische-planningsproces;
b. de modernisering van de overheidsdiensten, met inbegrip van de invoering en uitvoering van e-bestuur, voor een doeltreffender dienstver- lening aan de burgers en goedkoper zakendoen;
c. het opzetten van een professionele openbare dienst op basis van het beginsel van de verantwoordingsplicht van beheerders en de doeltref- fende overdracht van bevoegdheid, alsook eerlijke en transparante in- dienstneming, opleiding, evaluatie en bezoldiging;
d. doeltreffend en professioneel beheer van menselijke hulpbronnen en carrièreverloop; en
e. de bevordering van ethische waarden in de overheidsdienst.
Artikel 23
De samenwerking heeft betrekking op alle overheidsniveaus, met inbegrip van lokaal bestuur.
HOOFDSTUK 2 ECONOMISCHE DIALOOG
Artikel 24
1. De Europese Unie en de Republiek Moldavië vergemakkelijken het proces van economische hervormingen door beter inzicht in de basis- elementen van hun respectieve economieën. De samenwerking tussen de partijen streeft naar een economisch beleid dat pertinent is voor een goed functionerende markteconomie, alsook naar de formulering en tenuit- voerlegging van een dergelijk beleid.
2. De Republiek Moldavië streeft ernaar een goed functionerende markteconomie tot stand te brengen en haar beleid geleidelijk aan te pas- sen aan het beleid van de EU, overeenkomstig de leidende beginselen van een gezond macro-economisch en budgettair beleid, met inbegrip van de onafhankelijkheid van de centrale bank en prijsstabiliteit, ge- zonde overheidsfinanciën en een houdbare betalingsbalans.
Artikel 25
1. Tot dit doel komen de partijen overeen om samen te werken op de volgende gebieden:
a. uitwisseling van informatie over macro-economisch beleid en structurele hervormingen, alsook over macro-economische prestaties en vooruitzichten, en strategieën voor economische ontwikkeling;
b. gezamenlijke analyse van economische kwesties van wederzijds belang, met inbegrip van economische beleidsmaatregelen en instrumen- ten voor de tenuitvoerlegging daarvan, zoals methoden voor het opstel- len van economische prognosen en strategische beleidsdocumenten, ten- einde de beleidsvorming in de Republiek Moldavië te versterken overeenkomstig de beginselen en de werkwijzen van de EU; en
c. uitwisseling van expertise op macro-economisch en macrofinanci- eel gebied, met inbegrip van de overheidsfinanciën, ontwikkelingen en regelgeving in de financiële sector, monetair en wisselkoersbeleid en kaders, externe financiële bijstand, economische statistieken.
2. De samenwerking omvat tevens de uitwisseling van informatie over de beginselen en de werking van de Europese Economische en Monetaire Unie.
Artikel 26
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
VENNOOTSCHAPSRECHT, BOEKHOUDING EN BOEKHOUDKUNDIGE CONTROLE EN CORPORATE GOVERNANCE
Artikel 27
1. De partijen erkennen dat voor het tot stand brengen van een vol- waardig functionerende markteconomie en voor het stimuleren van het handelsverkeer doeltreffende voorschriften en werkwijzen op het gebied van vennootschapsrecht en corporate governance noodzakelijk zijn, als- ook op het gebied van boekhouding en boekhoudkundige controle, en komen daartoe overeen samen te werken:
a. inzake de bescherming van aandeelhouders, crediteuren en andere belanghebbenden, overeenkomstig de EU-voorschriften op dit gebied;
b. inzake de invoering van relevante internationale normen op natio- naal niveau en de geleidelijke aanpassing van de regelgeving van de Republiek Moldavië aan die van de EU op het gebied van boekhouding en boekhoudkundige controle; en
c. inzake de verdere ontwikkeling van het beleid voor corporate governance overeenkomstig de internationale normen, alsmede de gelei- delijke aanpassing van de regelgeving van de Republiek Moldavië aan de EU-voorschriften en -aanbevelingen op dit gebied.
2. De relevante EU-voorschriften en aanbevelingen zijn opgesomd in bijlage II bij deze overeenkomst.
Artikel 28
De partijen streven ernaar informatie en expertise uit te wisselen over zowel de bestaande systemen als relevante nieuwe ontwikkelingen op dit gebied. Voorts streven de partijen naar een verbetering van de uitwisse- ling van informatie tussen de bedrijfsregisters van de lidstaten en het nationale register van de bedrijven in de Republiek Moldavië.
Artikel 29
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
Artikel 30
De Republiek Moldavië past haar wetgeving aan die van de EU en aan de internationale instrumenten aan als bedoeld in bijlage II bij deze overeenkomst en volgens de bepalingen van die bijlage.
WERKGELEGENHEID, SOCIAAL BELEID EN GELIJKE KANSEN
Artikel 31
De partijen versterken hun dialoog en samenwerking ter bevordering van de agenda voor waardig werk van de Internationale Arbeidsorgani- satie (ILO), het werkgelegenheidsbeleid, gezondheid en veiligheid op het werk, de sociale dialoog, de sociale bescherming, sociale integratie, gelijke kansen en antidiscriminatie, en sociale rechten, en dragen aldus bij tot de bevordering van meer en betere banen, armoedebestrijding, betere sociale samenhang, duurzame ontwikkeling en betere levenskwaliteit.
Artikel 32
De samenwerking die is gebaseerd op de uitwisseling van informatie en optimale werkwijzen, kan een aantal kwesties bestrijken op een van de volgende gebieden:
a. de armoedebestrijding en grotere sociale samenhang;
b. het werkgelegenheidsbeleid, met het oog op meer en betere banen met correcte arbeidsvoorwaarden, teneinde de informele economie en informele werkgelegenheid terug te brengen;
c. de bevordering van actieve arbeidsmarktmaatregelen en van doel- treffende arbeidsbemiddelingsdiensten ter modernisering van de arbeids- markt en tot aanpassing aan de behoeften van de arbeidsmarkt;
d. de bevordering van een meer inclusieve arbeidsmarkt en meer inclusieve sociale-opvangsystemen ter integratie van benadeelde bevol- kingsgroepen, zoals gehandicapten en personen uit minderheidsgroepen;
e. een doeltreffend beheer van arbeidsmigratie, teneinde het positieve effect ervan op de ontwikkeling te versterken;
f. gelijke kansen, ter bevordering van de gelijkheid tussen de ge- slachten en gelijke kansen voor mannen en vrouwen, alsook ter bestrij- ding van alle vormen van discriminatie;
g. sociaal beleid voor een betere sociale-beschermingsniveau, met inbegrip van sociale bijstand en sociale zekerheid, de modernisering van de sociale-zekerheidssystemen, wat betreft kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid;
h. de bevordering van de deelname van de sociale partners en van de sociale dialoog, onder meer door een versterking van de capaciteit van alle relevante belanghebbenden; en
i. de bevordering van gezondheid en veiligheid op het werk.
De partijen moedigen de participatie aan van alle relevante belang- hebbenden, in het bijzonder maatschappelijke organisaties en de sociale partners, in de beleidsontwikkeling en de beleidshervormingen in de Republiek Moldavië en in de samenwerking tussen de partijen in het kader van deze overeenkomst.
Artikel 34
De partijen streven naar meer samenwerking op het gebied van werk- gelegenheid en sociaal beleid binnen alle relevante regionale, multilate- rale en internationale fora en organisaties.
Artikel 35
De partijen bevorderen maatschappelijk verantwoord ondernemen en verantwoordingsplicht en moedigen verantwoorde zakelijke praktijken aan, zoals bepleit in het Global Compact van de Verenigde Naties en de tripartiete beginselverklaring betreffende multinationale ondernemingen en sociaal beleid van de ILO.
Artikel 36
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
Artikel 37
De Republiek Moldavië past haar wetgeving aan die van de EU en aan de internationale instrumenten aan als bedoeld in bijlage III bij deze overeenkomst en volgens de bepalingen van die bijlage.
HOOFDSTUK 5 CONSUMENTENBESCHERMING
Artikel 38
De partijen streven samen naar een hoog niveau van consumentenbe- scherming en verenigbaarheid van hun systemen voor consumentenbescherming.
Artikel 39
Om deze doelstellingen te verwezenlijken omvat de samenwerking indien nodig:
a. het streven naar aanpassing van de consumentenwetgeving, geba- seerd op de prioriteiten van bijlage IV bij deze overeenkomst, met ver- mijding van handelsbelemmeringen tot garandering van een reële keuze voor de consument;
b. de bevordering van de uitwisseling van informatie over systemen voor consumentenscherming, met inbegrip van consumentenwetgeving en de handhaving daarvan, de veiligheid van consumentenproducten, met inbegrip van markttoezicht, systemen en hulpmiddelen voor de informatie van consumenten, consumentenopvoeding, eigen verantwoor- delijkheid en schadeloosstelling van consumenten, en verkoop- en dien- stenovereenkomsten tussen handelaren en consumenten;
c. de bevordering van opleidingsactiviteiten voor overheidsambtena- ren en andere vertegenwoordigers van consumentenbelangen; en
d. de bevordering van de ontwikkeling van onafhankelijke consumen- tenverenigingen, met inbegrip van niet-gouvernementele organisaties, en van contacten tussen consumentenvertegenwoordigers, alsook samen- werking tussen de autoriteiten en ngo’s op het gebied van consumenten- bescherming.
Artikel 40
De Republiek Moldavië past haar wetgeving aan die van de EU en aan de internationale instrumenten aan als bedoeld in bijlage IV bij deze overeenkomst en volgens de bepalingen van die bijlage.
HOOFDSTUK 6 STATISTIEK
Artikel 41
De partijen ontwikkelen en versterken hun samenwerking inzake sta- tistieken en dragen zo bij tot hun langetermijndoelstelling tijdig interna- tionaal vergelijkbare en betrouwbare statistische gegevens te verstrek- ken. De verwachting is dat een duurzaam, efficiënt en professioneel onafhankelijk nationaal statistisch stelsel informatie oplevert die relevant is voor burgers, bedrijven en besluitvormers in de EU en in de Repu- bliek Moldavië en hen in staat stelt op basis hiervan gefundeerde beslui- ten te nemen. Het nationale statistische stelsel dient de grondbeginselen van de officiële statistiek van de Verenigde Naties te respecteren en reke- ning te houden met het acquis van de EU op statistisch gebied, waaron- der de Praktijkcode Europese statistieken, teneinde het nationale statis- tische stelsel af te stemmen op de Europese normen.
Artikel 42 De samenwerking is gericht op:
a. verdere versterking van de capaciteit van het nationale stelsel voor statistiek, met nadruk op een gezonde wettelijke grondslag, de productie van adequate gegevens en metagegevens, verspreiding en gebruiksvrien- delijkheid, rekening houdend met diverse gebruikersgroepen, met inbe- grip van openbare en particuliere, academici en andere gebruikers;
b. verdere aanpassing van het statistische stelsel van de Republiek Moldavië aan het Europees statistisch systeem;
c. verfijning van de gegevensverstrekking aan de EU, rekening hou- dend met de toepassing van de relevante internationale en Europese methoden, waaronder statistische indelingen;
d. verbetering van de professionele capaciteit en de beheerscapaciteit van de medewerkers van het nationale bureau voor de statistiek, om de toepassing van de statistieknormen van de EU te vergemakkelijken en bij te dragen tot de ontwikkeling van het statistische stelsel van de Repu- bliek Moldavië;
e. uitwisseling tussen de partijen van ervaringen betreffende de ont- wikkeling van statistische kennis; en
f. bevordering van integrale kwaliteitszorg voor alle statistische pro- ductieprocessen en de verspreiding van statistische gegevens.
Artikel 43
De partijen werken samen in het kader van het Europees statistisch systeem, waarbinnen Eurostat de Europese autoriteit voor de statistiek is. De samenwerking wordt onder meer op de volgende terreinen gericht:
a. demografische statistieken, met inbegrip van tellingen en sociale statistieken;
b. landbouwstatistieken, met inbegrip van landbouwtellingen en mili- eustatistieken;
c. bedrijfsstatistieken, met inbegrip van handelsregisters en het ge- bruik van administratieve bronnen voor statistische doeleinden;
d. macro-economische statistieken, met inbegrip van nationale reke- ningen, statistieken in verband met buitenlandse handel, en statistieken in verband met buitenlandse rechtstreekse investeringen;
e. energiestatistieken, met inbegrip van energiebalansen;
f. regionale statistieken; en
g. horizontale activiteiten, met inbegrip van statistische indelingen, kwaliteitsbeheer, opleiding, verspreiding en gebruik van moderne infor- matietechnologieën.
Artikel 44
De partijen wisselen onder meer informatie en deskundigheid uit en zien toe op de verdere ontwikkeling van hun samenwerking, waarbij zij rekening houden met de in het kader van de diverse bijstandsprogram- ma’s reeds opgebouwde ervaring met de hervorming van het statistische stelsel. Zij richten hun inspanningen op de afstemming op het acquis van
de EU op statistisch gebied, op basis van de nationale strategie voor de ontwikkeling van het statistische stelsel van de Republiek Moldavië, waarbij zij rekening houden met de ontwikkeling van het Europees sta- tistisch systeem. Bij de productie van statistische gegevens ligt de nadruk op de verdere ontwikkeling van steekproefenquêtes en het ge- bruik van administratieve gegevens, rekening houdende met de nood- zaak om de belasting voor de respondenten te verminderen. De gegevens moeten relevant zijn voor de opzet en de monitoring van het beleid op sleutelgebieden van het sociale en economische leven.
Artikel 45
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd. Voor zover mogelijk moeten de acti- viteiten binnen het Europees statistisch systeem, met inbegrip van de opleiding, openstaan voor deelname van de Republiek Moldavië.
Artikel 46
1. De partijen verbinden zich ertoe een programma op te zetten en geregeld te herzien van geleidelijke aanpassing van de wetgeving van de Republiek Moldavië aan de EU-wetgeving op het gebied van statistiek.
2. Het acquis op statistisch gebied is opgenomen in het jaarlijks bij- gewerkte compendium voor de statistiek, dat door de partijen als bijlage bij deze overeenkomst wordt beschouwd (bijlage V).
HOOFDSTUK 7
BEHEER VAN DE OVERHEIDSFINANCIËN: BEGROTINGSBELEID, INTERNE CONTROLE, FINANCIËLE INSPECTIE EN EXTERNE AUDIT
Artikel 47
De samenwerking op het gebied van dit hoofdstuk zal zich richten op de uitvoering van internationale normen en optimale werkwijzen van de EU op dit gebied, hetgeen zal bijdragen tot de ontwikkeling van een modern beheer van de overheidsfinanciën in de Republiek Moldavië, overeenkomstig de fundamentele beginselen van de EU en de interna- tionale gemeenschap voor transparantie, verantwoordingsplicht, econo- mie, doeltreffendheid en doelmatigheid.
Artikel 48
Begroting en boekhoudsystemen
De partijen werken samen met betrekking tot:
a. de verbetering en systematisering van de regelgevingsdocumenten voor de budgettaire, financiële, boekhoudkundige en rapportagesyste- men en de harmonisatie daarvan op basis van internationale normen, tevens rekening houdend met de optimale werkwijzen in de openbare sector van de EU;
b. de voortdurende ontwikkeling van meerjarige begrotingsplanning en de aanpassing aan de optimale werkwijzen van de EU;
c. de bestudering van de praktijken van de Europese landen voor interbudgettaire betrekkingen, met het oog op verbeteringen op dit punt in de Republiek Moldavië;
d. de bevordering van de aanpassing van aanbestedingsprocedures aan de bestaande praktijken in de EU; en
e. de uitwisseling van informatie, ervaringen en goede praktijken, ook door de uitwisseling van personeel en gezamenlijke opleiding ter zake.
Artikel 49
Interne controle, financiële inspectie en externe audit
De partijen werken ook samen met betrekking tot:
a. de verdere verbetering van het interne-controlesysteem (met inbe- grip van een functioneel onafhankelijke interne-auditfunctie) in natio- nale en lokale autoriteiten door middel van harmonisering met algemeen aanvaarde internationale normen en methoden en optimale EU- werkwijzen;
b. de ontwikkeling van een adequaat financieel-inspectiesysteem ter aanvulling van de interne-auditfunctie (zonder deze te overlappen) en ter verzekering van een adequaat controlebereik voor de overheidsinkom- sten en -uitgaven tijdens een overgangsperiode en daarna;
c. doeltreffende samenwerking tussen de actoren die betrokken zijn bij financieel beheer en controle, audit en insepctie en de actoren voor begroting, financiën en boekhouding voor een beter bestuur;
d. de versterking van de bevoegdheden van de centrale harmonisatie- eenheid van de interne controle op overheidsfinanciën (PIFC);
e. de tenuitvoerlegging van internationaal aanvaarde externe- auditnormen van de Internationale Organisatie van Hoge Controle- instanties (INTOSAI); en
x. xx uitwisseling van informatie, ervaringen en goede praktijken, ook door de uitwisseling van personeel en gezamenlijke opleiding ter zake.
Artikel 50
Bestrijding van fraude en corruptie
De partijen werken ook samen met betrekking tot:
a. de uitwisseling van informatie, ervaring en goede praktijken;
b. betere methoden ter bestrijding en voorkoming van fraude en cor- ruptie op de gebieden die door dit hoofdstuk worden bestreken, met inbegrip van samenwerking tussen de relevante overheidsorganen; en
c. het garanderen van doeltreffende samenwerking met de relevante EU-instellingen en organen, in het geval van controles ter plaatse, inspecties en audits die verband houden met het beheer en de controle van EU-middelen, volgens de relevante regels en procedures.
Artikel 51
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
HOOFDSTUK 8 BELASTINGEN
Artikel 52
De partijen werken samen ter versterking van goed bestuur op fiscaal gebied, teneinde de economische betrekkingen, handel, investeringen en eerlijke concurrentie verder te verbeteren.
Artikel 53
Ten aanzien van artikel 52 van deze overeenkomst erkennen de par- tijen de beginselen van goed bestuur op fiscaal gebied, dat wil zeggen de beginselen van transparantie, uitwisseling van informatie en eerlijke belastingconcurrentie, zoals de lidstaten die op EU-niveau onderschrij- ven, en verbinden de partijen zich tot tenuitvoerlegging van deze begin- selen. De partijen streven daartoe naar betere internationale samenwer- king op fiscaal gebied, vergemakkelijking van het innen van legitieme belastingen en het treffen van maatregelen voor de doelmatige uitvoe- ring van deze beginselen, zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van de Europese Unie en de lidstaten.
Artikel 54
De partijen intensiveren en versterken tevens hun samenwerking tot verbetering en ontwikkeling van het belastingstelsel en de belasting- dienst van de Republiek Moldavië, met inbegrip van verbetering van de capaciteit voor belastinginning en -controle, waarbij zij specifieke aan- dacht schenken aan de procedures voor de terugbetaling van belasting over de toegevoegde waarde (btw), teneinde de opeenhoping van ach- terstallen te vermijden, doeltreffende belastinginning te verzekeren en de strijd tegen belastingfraude en belastingontwijking te versterken. De par-
tijen streven ernaar beter samen te werken en ervaringen uit te wisselen ter bestrijding van belastingfraude, in het bijzonder carrouselfraude.
Artikel 55
De partijen ontwikkelen hun samenwerking en harmoniseren hun beleid om fraude met en smokkel van accijnsproducten te voorkomen en te bestrijden. Deze samenwerking omvat onder meer de geleidelijke onderlinge aanpassing van de accijnstarieven voor tabaksproducten, waarbij zo veel mogelijk rekening wordt gehouden met de beperkingen die de regionale context met zich meebrengt, onder meer door middel van een dialoog op regionaal niveau en overeenkomstig het kaderver- drag van de Wereldgezondheidsorganisatie inzake tabaksontmoediging van 2003. De partijen zullen hiertoe streven naar versterking van hun samenwerking in regionaal verband.
Artikel 56
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
Artikel 57
De Republiek Moldavië past haar wetgeving aan die van de EU en aan de internationale instrumenten aan als bedoeld in bijlage VI bij deze overeenkomst en volgens de bepalingen van die bijlage.
HOOFDSTUK 9 FINANCIËLE DIENSTEN
Artikel 58
De partijen erkennen dat voor het tot stand brengen van een volwaar- dig functionerende markteconomie en voor het stimuleren van hun onderlinge handelsverkeer doeltreffende voorschriften en werkwijzen op het gebied van financiële diensten noodzakelijk zijn, en komen daartoe overeen samen te werken op het gebied van financiële diensten teneinde:
a. de aanpassing van de regelgeving voor financiële diensten aan de behoeften van een open markteconomie te steunen;
b. toe te zien op passende en doeltreffende bescherming van inves- teerders en andere consumenten van financiële diensten;
c. de stabiliteit en integriteit van het financiële stelsel van de Repu- bliek Moldavië in zijn geheel te verzekeren;
d. de samenwerking tussen de verschillende actoren van het financi- ële stelsel, waaronder regelgevende en toezichthoudende instanties, te bevorderen; en
e. onafhankelijk en doeltreffend toezicht te waarborgen.
Artikel 59
1. De partijen moedigen de samenwerking tussen bevoegde regelge- vende en toezichthoudende autoriteiten aan, met inbegrip van de uitwis- seling van informatie en expertise inzake de financiële markten en der- gelijke maatregelen.
2. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar de ontwikkeling van de administratieve capaciteit van dergelijke autoriteiten, onder meer door middel van de uitwisseling van personeel en gezamenlijke opleiding.
Artikel 60
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
Artikel 61
De Republiek Moldavië past haar wetgeving aan die van de EU en aan de internationale instrumenten aan als bedoeld in bijlage XXVIII-A bij deze overeenkomst en volgens de bepalingen van die bijlage.
HOOFDSTUK 10
INDUSTRIE- EN ONDERNEMINGSBELEID
Artikel 62
De partijen ontwikkelen en versterken hun samenwerking inzake het industrie- en ondernemingsbeleid en verbeteren zo het ondernemingskli- maat voor alle marktdeelnemers, maar met bijzondere nadruk op het midden- en kleinbedrijf. De versterkte samenwerking moet leiden tot een beter administratief en regelgevingsnetwerk voor bedrijven uit de EU en de Republiek Moldavië die in de EU en in de Republiek Molda- vië actief zijn en moet gebaseerd zijn op het industriebeleid en het mkb- beleid van de EU, rekening houdende met internationaal erkende begin- selen en praktijken op dit gebied.
Artikel 63
De partijen werken daartoe samen op de volgende terreinen:
a. uitvoering van strategieën voor de ontwikkeling van het midden- en kleinbedrijf op basis van het Europees handvest voor kleine onderne- mingen en toezicht op het uitvoeringsproces door regelmatige rappor- tage en dialoog. Deze samenwerking zal tevens aandacht hebben voor
micro-ondernemingen die van zeer groot belang zijn zowel voor de eco- nomie van de EU als die van de Republiek Moldavië;
b. totstandbrenging van betere randvoorwaarden voor vergroting van het concurrentievermogen door uitwisseling van informatie en goede praktijken. Deze samenwerking omvat het beheer van structuurwijzigin- gen (herstructureringen), de ontwikkeling van publiek-particuliere part- nerschappen en milieu- en energievraagstukken, zoals energie-efficiëntie en schonere productie;
c. vereenvoudiging en rationalisering van de regelgeving en de prak- tijk op dat gebied, met specifieke aandacht voor de uitwisseling van goede praktijken inzake regelgevingstechniek, ook wat de beginselen van de EU betreft;
d. aanmoediging van de ontwikkeling van een innovatiebeleid door middel van uitwisseling van informatie en goede praktijken over de commercialisering van onderzoek en ontwikkeling (waaronder instru- menten ter ondersteuning van startende technologiebedrijven), ontwik- keling van clusters en toegang tot financiering;
e. aanmoediging van meer contacten tussen bedrijven uit de EU en bedrijven uit de Republiek Moldavië en tussen deze bedrijven en de autoriteiten van de EU en de Republiek Moldavië;
f. ondersteuning van activiteiten op het gebied van exportpromotie in de Republiek Moldavië; en
g. ondersteuning voor de modernisering en herstructurering van de industrie van de Republiek Moldavië in bepaalde sectoren.
Artikel 64
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd. Hierbij zullen ook vertegenwoordigers worden betrokken van EU-bedrijven en bedrijven uit de Republiek Moldavië.
HOOFDSTUK 11 MIJNBOUW EN GRONDSTOFFEN
Artikel 65
De partijen ontwikkelen en versterken hun samenwerking inzake de mijnbouw en de handel in grondstoffen om het wederzijds begrip te bevorderen, het ondernemingsklimaat te verbeteren en informatie- uitwisseling en samenwerking inzake vraagstukken op ander dan ener- giegebied te bevorderen, in het bijzonder wat betreft de winning van metaalertsen en industriële mineralen.
De partijen werken daartoe samen op de volgende terreinen:
a. onderlinge uitwisseling van informatie over ontwikkelingen in de sector mijnbouw en grondstoffen;
b. uitwisseling van informatie over kwesries in verband met grond- stoffen met het oog op de bevordering van bilaterale uitwisselingen;
c. uitwisseling van informatie en optimale werkwijzen in verband met duurzame ontwikkeling in de mijnbouw; en
d. uitwisseling van informatie en optimale werkwijzen in verband met opleiding, vaardigheden en veiligheid in de mijnbouw.
HOOFDSTUK 12
LANDBOUW EN PLATTELANDSONTWIKKELING
Artikel 67
De partijen werken samen ter bevordering van de ontwikkeling van de landbouw en het platteland, in het bijzonder door hun beleid en wet- geving geleidelijk op elkaar af te stemmen.
Artikel 68
De samenwerking tussen de partijen op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling omvat onder andere de volgende gebieden:
a. vergroten van wederzijds begrip van het beleid met betrekking tot landbouw en plattelandsontwikkeling;
b. verbeteren van de bestuurlijke capaciteit op centraal en lokaal niveau voor het plannen, evalueren en tenuitvoerleggen van beleid over- eenkomstig de EU-regelgeving en optimale werkwijzen;
c. bevorderen van de modernisering en duurzaamheid van de land- bouwproductie;
d. delen van kennis en optimale werkwijzen op het gebied van plat- telandsontwikkeling ter bevordering van het economische welzijn van plattelandsgemeenschappen;
e. verbeteren van de concurrentiepositie van de landbouwsector, de efficiëntie en transparantie van de markten;
f. bevorderen van een kwalitatief beleid en controlemechanismen daarvoor, meer bepaald geografische aanduidingen en biologische land- bouw;
g. verspreiden van kennis en bevorderen van voorlichtingsdiensten aan landbouwproducenten; en
h. verbeteren van de harmonisering van kwesties binnen het kader van internationale organisaties waarvan de partijen lid zijn.
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
Artikel 70
De Republiek Moldavië past haar wetgeving aan die van de EU en aan de internationale instrumenten aan als bedoeld in bijlage VII bij deze overeenkomst en volgens de bepalingen van die bijlage.
HOOFDSTUK 13 VISSERIJ EN XXXXXXXX XXXXXX
AFDELING 1 VISSERIJBELEID
Artikel 71
De partijen ontwikkelen en versterken hun samenwerking over kwes- ties in verband met visserij en goed maritiem bestuur, waarbij zij nau- were bilaterale en multilaterale samenwerking ontwikkelen in de visse- rijsector. De partijen moedigen ook een geïntegreerde aanpak aan van visserijkwesties en ondersteunen duurzame ontwikkeling in de visserij.
Artikel 72
De partijen ondernemen gezamenlijke acties, wisselen informatie uit en helpen elkaar ter bevordering van:
a. goed bestuur en optimale werkwijzen met betrekking tot visserij- beheer, met het oog op de instandhouding en het beheer van de visbe- standen, op duurzame wijze en op basis van de ecosysteemaanpak;
b. verantwoorde visvangst en verantwoord visserijbeheer overeen- komstig de beginselen van duurzame ontwikkeling, om de visbestanden en ecosystemen gezond te houden; en
c. samenwerking via passende regionale organisaties die verantwoor- delijk zijn voor beheer en behoud van levende aquatische hulpbronnen.
Artikel 73
De partijen ondersteunen initiatieven zoals de uitwisseling van erva- ringen en het verlenen van steun om te zorgen voor de uitvoering van een duurzaam visserijbeleid, onder meer:
a. beheer van visserij en aquacultuurhulpbronnen;
b. inspectie en controle van visserijactiviteiten, en de ontwikkeling van de bijbehorende administratieve en gerechtelijke structuren die pas- sende maatregelen kunnen toepassen;
c. inzameling van gegevens over de vangst en de aanvoer, en biolo- gische en economische gegevens;
d. efficiëntere markten, in het bijzonder door organisaties van produ- centen aan te moedigen, informatie aan consumenten te verstrekken, en door handelsnormen en traceerbaarheid; en
e. ontwikkeling van een structureel beleid voor de vijsserijsector, met speciale aandacht voor de duurzame ontwikkeling van de visserijgebie- den die zijn gedefinieerd als gebieden aan een meeroever of met vijvers of een riviermonding, en met een significante werkgelegenheid in de vis- serijsector.
AFDELING 2 MARITIEM BELEID
Artikel 74
Rekening houdend met hun samenwerking op het gebied van visserij, transport, milieu en andere maritieme beleidsgebieden, ontwikkelen de partijen tevens samenwerking en onderlinge bijstand, waar nodig, inzake maritieme kwesties, meer bepaald door actief steun te verlenen aan een geïntegreerde aanpak van maritieme zaken en goed bestuur in de Zwarte Zee in de relevante internationale fora.
Artikel 75
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
HOOFDSTUK 14 SAMENWERKING INZAKE ENERGIE
Artikel 76
De partijen komen overeen hun huidige samenwerking op energiege- bied voort te zetten op basis van de beginselen van partnerschap, weder- zijds respect, transparantie en voorspelbaarheid. Deze samenwerking moet streven naar energie-efficiëntie, marktintegratie en convergentie van de regelgeving in de energiesector, rekening houdend met de nood- zaak van concurrentievermogen en de toegang tot veilige, milieubewuste en betaalbare energie, met inbegrip van de bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap.
De onderlinge samenwerking bestrijkt onder meer de volgende gebie- den en doelstellingen:
a. energiestrategieën en -beleid;
b. de ontwikkeling van concurrentiële, transparante, niet- discriminerende energiemarkten overeenkomstig EU-normen, met inbe- grip van de verplichtingen volgens het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap, via hervormingen van de regelgeving en de deel- name aan regionale energiesamenwerking;
c. de ontwikkeling van een aantrekkelijk en stabiel investeringskli- maat door het aanpakken van de institutionele, wettelijke, fiscale en andere voorwaarden;
d. energie-infrastructuur, met inbegrip van projecten van gezamenlijk belang, ter diversifiëring van de energiebronnen, de leveranciers en de vervoersroutes op een economisch doeltreffende en milieubewuste wijze, onder meer door facilitering van op leningen en subsidies gebaseerde investeringen;
e. de verbetering en versterking van stabiliteit op de lange termijn en van veiligheid van de energietoevoer en -handel, -doorvoer en -transport op een wederzijds voordelige en niet-discriminerende wijze overeen- komstig de EU-voorschriften en internationale voorschriften;
f. de bevordering van energie-efficiëntie en energiebesparing, onder meer inzake de energieprestatie van gebouwen, en de ontwikkeling van en steun aan duurzame energie op een economisch verantwoorde en milieubewuste wijze;
g. het terugbrengen van broeikas-emissies, onder mee door energie- efficiëntie en duurzame-energieprojecten;
h. wetenschappelijke en technische samenwerking en uitwisseling van informatie voor de ontwikkeling en verbetering van technologieën voor de productie, het vervoer, de levering en het eindgebruik van ener- gie, met bijzondere aandacht voor energie-efficiënte en milieuvriende- lijke technologieën; en
i. mogelijke voortzetting van de samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming, overeenkomstig de begin- selen en normen van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA) en de relevante internationale verdragen en overeenkomsten die binnen het kader van de IAEA zijn gesloten, alsook overeenkomstig, waar van toepassing, het Verdrag tot oprichting van de Europese Ge- meenschap voor Atoomenergie.
Artikel 78
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
De Republiek Moldavië past haar wetgeving aan die van de EU en aan de internationale instrumenten aan als bedoeld in bijlage VIII bij deze overeenkomst en volgens de bepalingen van die bijlage.
HOOFDSTUK 15
VERVOER
Artikel 80
De partijen:
a. vergroten en versterken hun samenwerking op vervoersgebied, ten- einde bij te dragen tot de ontwikkeling van duurzame vervoerssystemen;
b. bevorderen efficiënt, veilig en betrouwbaar vervoer, alsmede de intermodaliteit en de interoperabiliteit van de vervoerssystemen; en
c. streven naar verbetering van de belangrijkste vervoersverbindingen tussen hun grondgebieden.
Artikel 81
Deze samenwerking bestrijkt onder meer de volgende gebieden:
a. ontwikkeling van een duurzaam nationaal vervoersbeleid dat alle vervoerswijzen bestrijkt, in het bijzonder om de efficiëntie, veiligheid en betrouwbaarheid van de vervoerssystemen te waarborgen en de integra- tie van deze overwegingen met betrekking tot vervoer in andere beleids- gebieden te bevorderen;
b. ontwikkeling van sectorale strategieën in verband met het nationale beleid voor het vervoer over de weg, per spoor, over de binnenwateren, door de lucht en over zee en het intermodale vervoer (onder meer de wettelijke vereisten voor de modernisering van technische uitrusting en vervoersvloten om aan de strengste internationale normen te voldoen); dit omvat tevens tijdschema’s en mijlpalen voor de tenuitvoerlegging, administratieve taken en financieringsplannen;
c. verbetering van het infrastructuurbeleid, zodat infrastructuurpro- jecten voor de diverse vervoerswijzen beter kunnen worden geïdentifi- ceerd en geëvalueerd;
d. uitwerking van financieringsstrategieën voor onderhoud, capaci- teitsknelpunten en ontbrekende infrastructuurverbindingen, en aanspo- ring en bevordering van de deelname van de particuliere sector aan ver- voersprojecten;
e. toetreding tot relevante internationale vervoersorganisaties en
-overeenkomsten, met inbegrip van de procedures om de strikte tenuit- voerlegging en doeltreffende handhaving van internationale vervoers- overeenkomsten en -verdragen te waarborgen;
f. wetenschappelijke en technische samenwerking en uitwisseling van informatie met het oog op de ontwikkeling en verbetering van ver- voerstechnologieën zoals intelligente vervoerssystemen; en
g. bevordering van het gebruik van intelligente vervoerssystemen en informatietechnologie bij het beheer en het gebruik van alle vervoers- wijzen, alsmede ondersteuning van intermodaliteit en samenwerking bij het gebruik van ruimtesystemen en commerciële toepassingen ter verge- makkelijking van het vervoer.
Artikel 82
1. Met de samenwerking wordt tevens gestreefd naar verbetering van het verkeer van personen en goederen en de doorstroming van het ver- voer tussen de Republiek Moldavië, de EU en derde landen in de regio door administratieve en technische en andere belemmeringen weg te nemen, de vervoersnetwerken te verbeteren en de infrastructuur te mo- derniseren, in het bijzonder van de belangrijkste verkeersnetwerken tus- sen de partijen. Deze samenwerking omvat maatregelen ter vergemak- kelijking van grensoverschrijdend verkeer.
2. De samenwerking omvat informatie-uitwisseling en gezamenlijke activiteiten:
a. op regionaal niveau, in het bijzonder met inachtneming en met integratie van de vooruitgang die bereikt is in het kader van diverse regionale regelingen voor vervoerssamenwerking, zoals de Transportcor- ridor Europa-Kaukasus-Azië (Traceca), de transportsamenwerking bin- nen het kader van het Oosters Partnerschap en andere vervoersinitiatie- ven; en
b. op internationaal niveau, onder meer ten aanzien van internationale vervoersorganisaties en internationale overeenkomsten en verdragen die door de partijen zijn geratificeerd, en in het kader van de verschillende vervoersagentschappen van de EU.
Artikel 83
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
Artikel 84
De partijen werken samen voor een verbetering van de transportver- bindingen volgens de bepalingen van bijlage IX bij deze overeenkomst.
De Republiek Moldavië past haar wetgeving aan die van de EU en aan de internationale instrumenten aan als bedoeld in bijlage X en in bij- lage XXVIII-D bij deze overeenkomst en volgens de bepalingen van die bijlagen.
HOOFDSTUK 16 MILIEU
Artikel 86
De partijen ontwikkelen en versterken hun samenwerking inzake mili- euaangelegenheden en dragen zo bij tot de langetermijndoelstelling van duurzame ontwikkeling en een groenere economie. Verwacht wordt dat betere bescherming van het milieu voordelen zal bieden voor burgers en bedrijven in de EU en in de Republiek Moldavië, onder meer door ver- betering van de volksgezondheid, behoud van natuurlijke hulpbronnen, grotere economische en milieuefficiëntie, integratie van het milieu in andere beleidsterreinen, het gebruik van modernere en schonere techno- logieën die bijdragen aan duurzamere productiepatronen. De partijen werken samen in hun beider belang op basis van gelijkheid en weder- zijds voordeel, waarbij zij rekening houden met hun onderlinge afhan- kelijkheid op het gebied van milieubescherming en de multilaterale overeenkomsten op dat gebied.
Artikel 87
De samenwerking is gericht op behoud, bescherming, verbetering en herstel van de kwaliteit van het milieu, bescherming van de menselijke gezondheid, duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen en bevorde- ring van maatregelen op internationaal niveau voor het aanpakken van regionale of mondiale milieuproblemen, onder andere op het gebied van:
a. goed bestuur op milieugebied en horizontale kwesties, onder meer milieueffectbeoordeling en strategische effectbeoordeling, onderwijs en opleiding, milieu-aansprakelijkheid, bestrijding van milieumisdrijven, grensoverschrijdende samenwerking, toegang tot milieu-informatie, be- sluitvormingsprocedures en doeltreffende administratieve en gerechte- lijke herzieningsprocedures;
b. luchtkwaliteit;
c. waterkwaliteit en bronnenbeheer, met inbegrip van de beheersing van overstromingsrisico’s, waterschaarste en droogten;
d. afvalbeheer, beheer van middelen en vervoer van afval;
e. natuurbescherming, met inbegrip van behoud en bescherming van biodiversiteit en landschapsdiversiteit;
f. industriële verontreiniging en industriële risico’s;
h. geluidshinder;
i. bodembescherming;
j. stads- en plattelandsontwikkeling;
k. milieuheffingen en taksen;
l. systemen voor toezicht en milieu-informatie;
m. inspectie en handhaving; en
n. milieu-innovatie met inbegrip van de beste beschikbare technolo- gieën.
Artikel 88
De partijen zorgen voor onder meer het volgende:
a. uitwisseling van informatie en deskundigheid;
b. uitvoering van gezamenlijke onderzoeksactiviteiten en uitwisseling van informatie over schonere technologieën;
c. planning voor de aanpak van industriële risico’s en ongevallen;
d. uitvoering van gezamenlijke activiteiten op regionaal en internati- onaal niveau, onder meer met betrekking tot multilaterale milieuover- eenkomsten die door de partijen zijn geratificeerd en, in voorkomend geval, gezamenlijke activiteiten in het kader van de betrokken instanties.
De partijen schenken bijzondere aandacht aan grensoverschrijdende vraagstukken en regionale samenwerking.
Artikel 89
De samenwerking bestrijkt onder meer de volgende doelstellingen:
a. ontwikkeling van een algemene milieustrategie met geplande insti- tutionele hervormingen (voorzien van een tijdschema) om de tenuitvoer- legging en handhaving van de milieuwetgeving te waarborgen; verdeling van de bevoegdheden voor het milieubeheer over de nationale, regionale en gemeentelijke overheden; procedures voor de besluitvorming en voor de uitvoering van besluiten; procedures voor het bevorderen van de inte- gratie van milieuzaken in andere beleidsterreinen; bevordering van maat- regelen voor een groene economie en eco-innovatie, vaststelling van de nodige personele en financiële middelen en een mechanisme voor con- trole; en
b. ontwikkeling van sectorale strategieën inzake luchtkwaliteit, water- kwaliteit en de watervoorraden; afvalbeheer en beheer van hulpbronnen; biodiversiteit en natuurbeschermingsgebieden; industriële verontreini- ging en industriële risico’s en chemicaliën, geluidsoverlast, bodembe- scherming, stads- en plattelandsontwikkeling, eco-innovatie, met vast- stelling van duidelijke tijdschema’s en mijlpalen voor de tenuitvoerlegging, administratieve taken en financieringsstrategieën voor investeringen in infrastructuur en technologie.
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
Artikel 91
De Republiek Moldavië past haar wetgeving aan die van de EU en aan de internationale instrumenten aan als bedoeld in bijlage XI bij deze overeenkomst en volgens de bepalingen van die bijlage.
HOOFDSTUK 17 KLIMAATACTIE
Artikel 92
De partijen ontwikkelen en versterken hun samenwerking voor de bestrijding van de klimaatverandering. De partijen werken samen in hun beider belang op basis van gelijkheid en wederzijds voordeel, waarbij zij rekening houden met hun onderlinge afhankelijkheid en de bilaterale en multilaterale overeenkomsten op dit gebied.
Artikel 93
Met de samenwerking worden maatregelen bevorderd op nationaal, regionaal en internationaal niveau, onder meer inzake:
a. matiging van de klimaatverandering;
b. aanpassing aan de klimaatverandering;
c. emissierechtenhandel;
d. onderzoek, ontwikkeling, demonstratie, exploitatie en verspreiding van veilige en duurzame koolstofarme en aanpassingstechnologieën;
e. geleidelijke opname van klimaataspecten in het sectorale beleid; en
f. bewustmaking, onderwijs en opleiding.
Artikel 94
De partijen zorgen voor onder meer het volgende:
a. uitwisseling van informatie en deskundigheid;
b. uitvoering van gezamenlijke onderzoeksactiviteiten en uitwisseling van informatie over schone technologieën;
c. uitvoering van gezamenlijke activiteiten op regionaal en internati- onaal niveau, onder meer met betrekking tot multilaterale milieuover- eenkomsten die door de partijen zijn geratificeerd en, in voorkomend geval, gezamenlijke activiteiten in het kader van de betrokken instanties.
De partijen schenken bijzondere aandacht aan grensoverschrijdende vraagstukken en regionale samenwerking.
De onderlinge samenwerking bestrijkt onder meer de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van:
a. een algemene klimaatstrategie en een actieplan op de lange termijn voor verzachting van en aanpassing aan de klimaatverandering;
b. evaluaties van de kwetsbaarheid en de aanpassing;
c. een nationale strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering;
d. een strategie voor koolstofarme ontwikkeling;
e. maatregelen op de lange termijn voor het terugbrengen van broeikas-emissies;
f. maatregelen ter voorbereiding van emissierechtenhandel;
g. maatregelen ter bevordering van technologie-overdracht op basis van een evaluatie van de technologiebehoeften;
h. maatregelen voor de geleidelijke opname van klimaataspecten in het sectorale beleid; en
i. maatregelen inzake de ozonlaag afbrekende stoffen.
Artikel 96
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
Artikel 97
De Republiek Moldavië past haar wetgeving aan die van de EU en aan de internationale instrumenten aan als bedoeld in bijlage XII bij deze overeenkomst en volgens de bepalingen van die bijlage.
HOOFDSTUK 18 INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Artikel 98
De partijen stimuleren de samenwerking inzake de ontwikkeling van de informatiemaatschappij om burgers en bedrijven voordelen te bren- gen door de brede beschikbaarheid van informatie- en communicatie- technologie (ICT) en hoogwaardiger diensten tegen betaalbare prijzen. Deze samenwerking moet streven naar betere toegang tot elektronische- communicatiemarkten, aanmoediging van de concurrentie en investerin- gen in de sector, de bevordering van de ontwikkeling van openbare dien- sten online.
Artikel 99
De samenwerking kan de volgende onderwerpen omvatten:
a. uitwisseling van informatie en optimale werkwijzen over de uit- voering van nationale informatie-maatschappijstrategieën, onder meer met initiatieven ter bevordering van breedbandtoegang, ter verbetering van de netwerkbeveiliging en tot invoering van openbare onlinediensten;
b. uitwisseling van informatie, optimale werkwijzen en ervaringen ter bevordering van een omvattend regelgevingskader voor elektronische communicatie, en meer bepaald ter versterking van de bestuurlijke capa- citeit van de nationale administratie voor informatie- en communicatie- technologie, alsook van de onafhankelijke regelgevende instantie, voor een beter gebruik van spectrumbronnen en ter bevordering van de inter- operabiliteit van netwerken in de Republiek Moldavië en met de EU;
c. aanmoediging en bevordering van de installatie van ICT-apparatuur voor beter bestuur, e-leren en onderzoek, openbare gezondheidszorg, de digitalisering van het culturele erfgoed, de ontwikkeling van digitale inhoud en elektronische handel; en
d. verbetering van het veiligheidsniveau van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in elektronische communi- catie.
Artikel 100
De partijen bevorderen de samenwerking tussen de regelgevende instantie van de EU en de nationale regelgevende autoriteiten van de Republiek Moldavië op het gebied van elektronische communicatie. De partijen overwegen tevens of samenwerking mogelijk is op andere rele- vante gebieden, onder meer door regionale initiatieven.
Artikel 101
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
Artikel 102
De Republiek Moldavië past haar wetgeving aan die van de EU en aan de internationale instrumenten aan als bedoeld in bijlage XXVIII-B bij deze overeenkomst en volgens de bepalingen van die bijlage.
HOOFDSTUK 19 TOERISME
Artikel 103
De partijen werken samen op het gebied van het toerisme, met het oog op de ontwikkeling van een beter concurrerende en duurzame toerisme-
bedrijfstak die economische groei en emancipatie bevordert en werkge- legenheid en buitenlandse deviezen genereert.
Artikel 104
De samenwerking op bilateraal, regionaal en Europees niveau wordt gebaseerd op de volgende beginselen:
a. respect voor de integriteit en de belangen van plaatselijke gemeen- schappen, in het bijzonder in plattelandsgebieden;
b. het belang van het culturele erfgoed; en
c. een positieve interactie tussen toerisme en milieubehoud.
Artikel 105
De samenwerking wordt gericht op de volgende aspecten:
a. uitwisseling van informatie, optimale werkwijzen en ervaringen en overdracht van expertise, onder andere inzake innovatieve technolo- gieën;
b. totstandbrenging van een strategisch partnerschap tussen openbare, particuliere en gemeenschapsbelangen, teneinde de duurzame ontwikke- ling van het toerisme te waarborgen;
c. bevordering en ontwikkeling van toerismeproducten en -markten, infrastructuur, personele middelen en institutionele structuren, alsook identificatie en eliminatie van belemmeringen van reis-dienstverleningen;
d. ontwikkeling en tenuitvoerlegging van efficiënt beleid en efficiënte strategieën, met inbegrip van de juridische, administratieve en financiële aspecten;
e. opleiding en capaciteitsopbouw op toeristisch gebied met als doel het niveau van dienstverlening te verbeteren; en
f. ontwikkeling en promotie van in de gemeenschappen wortelend toerisme.
Artikel 106
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
HOOFDSTUK 20
REGIONALE ONTWIKKELING, GRENSOVERSCHRIJDENDE EN REGIONALE SAMENWERKING
Artikel 107
1. De partijen bevorderen wederzijds begrip en bilaterale samenwer- king op het gebied van het regionaal beleid, de methoden voor formu- lering en uitvoering van regionaal beleid, waaronder goed bestuur en
partnerschap op meerdere niveaus, met bijzondere aandacht voor de ont- wikkeling van kansarme gebieden en territoriale samenwerking, ten- einde communicatiekanalen tot stand te brengen en de uitwisseling van informatie en ervaringen te bevorderen tussen nationale, regionale en lokale overheden, sociaal-economische actoren en de maatschappelijke organisaties.
2. Meer bepaald werken de partijen samen met het oog op een aan- passing van de werkwijzen van de Republiek Moldavië aan de volgende beginselen:
a. decentralisatie van het besluitvormingsproces van het centrale ni- veau naar het niveau van de regionale gemeenschappen;
b. consolidering van het partnerschap tussen alle betrokken partijen van de regionale ontwikkeling; en
c. medefinanciering via de financiële bijdrage van de partijen die betrokken zijn bij de tenuitvoerlegging van programma’s en projecten voor regionale ontwikkeling.
Artikel 108
1. De partijen ondersteunen en versterken de betrokkenheid van lo- kale en regionale overheden bij grensoverschrijdende en regionale sa- menwerking en de daarmee verband houdende beheersstructuren, bevor- deren de samenwerking door een passend wetgevend kader tot stand te brengen, ondersteunen en ontwikkelen maatregelen voor capaciteitsop- bouw en bevorderen de versterking van grensoverschrijdende en regio- nale economische en zakelijke netwerken.
2. De partijen werken samen voor de versterking van de institutionele en operationele capaciteit van nationale en regionale instellingen op het gebied van regionale ontwikkeling en ruimtelijke ordening, onder meer door:
a. verbetering van het mechanisme van verticale en horizontale inter- actie van centrale en lokale overheden met het oog op de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van regionaal beleid;
b. ontwikkeling van de capaciteit van lokale overheden voor grens- overschrijdende samenwerking volgens de regelgeving en de praktijk van de EU; en
c. uitwisseling van kennis, infomatie en optimale werkwijzen inzake regionale ontwikkeling met het oog op grotere economische welstand voor lokale gemeenschappen en de eenvormige ontwikkeling van re- gio’s.
Artikel 109
1. De partijen versterken en stimuleren de ontwikkeling van de grens- overschrijdende en regionale dimensie van onder meer vervoer, energie,
communicatienetwerken, cultuur, onderwijs, toerisme, gezondheid en andere terreinen die onder deze overeenkomst vallen en die van invloed zijn op de grensoverschrijdende en regionale samenwerking.
2. De partijen versterken de samenwerking tussen hun regio’s in de vorm van transnationale en grensoverschrijdende programma’s, ter on- dersteuning van de deelname van de regio’s van de Republiek Moldavië an Europese regionale structuren en organisaties en ter bevordering van hun economische en institutionele ontwikkeling door het uitvoeren van projecten van gezamenlijk belang.
Deze activiteiten vinden plaats in de context van:
a. voortdurende territoriale samenwerking met Europese regio’s, met inbegrip van transnationale en grensoverschrijdende samenwerkingspro- gramma’s;
b. samenwerking in het kader van het Oosters Partnerschap, met EU-organen, waaronder het Comité van de regio’s, en deelname aan diverse Europese regionale projecten en initiatieven; en
c. samenwerking met onder meer het Europees Economisch en Soci- aal Comité, de European Association of Development Agencies (EU- RADA) en de Waarnemingspost voor de ruimtelijke ordening van het Europees grondgebied (ESPON).
Artikel 110
1. De partijen versterken en garanderen een betere coördinatie en samenwerking tussen de landen en de regio’s binnen de EU-strategie voor het Donaugebied, met onder meer aandacht voor betere vervoers- en energieverbindingen, milieu, de economische en sociale ontwikkeling en veiligheid, hetgeen bijdraagt tot sneller vervoer over de weg en het spoor, meer goedkope en veilige energie, een beter milieu met schoner water, beschermde biodiversiteit, doeltreffender grensoverschrijdende preventie van overstromingen.
2. De partijen versterken de grensoverschrijdende samenwerking met het oog op het herstel van de scheepvaart op de Proet, hetgeen zal lei- den tot het vermijden van overstromingen in het rivierbassin, een betere waterkwaliteit en landbouwirrigatie, intensere economische activiteit, de bevordering van het toerisme en culturele activiteiten, alsook bijdragen tot capaciteitsopbouw.
Artikel 111
De partijen faciliteren het verkeer van burgers van de EU en de Repu- bliek Moldavië, om de grens op frequente basis en over korte afstanden over te steken.
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
HOOFDSTUK 21 VOLKSGEZONDHEID
Artikel 113
De partijen ontwikkelen samenwerking op het gebied van de volksge- zondheid om het niveau van de bescherming van de volksgezondheid en de gezondheid van de mens te verhogen, als basisvoorwaarde voor duur- zame ontwikkeling en economische groei.
Artikel 114
De samenwerking omvat in het bijzonder de volgende gebieden:
a. versterking van het openbare gezondheidssysteem van de Repu- bliek Moldavië, meer bepaald door een hervorming van het gezond- heidsstelsel, voor een primaire gezondheidszorg van hoog niveau, beter bestuur op gezondheidsgebied en betere financiering van de gezond- heidszorg;
b. epidemiologisch toezicht en controle van besmettelijke ziekten, zoals hiv/aids, virale hepatitis en tuberculose, alsook betere paraatheid bij bedreigingen en noodsituaties inzake de volksgezondheid;
c. preventie en controle van niet-overdraagbare ziekten door uitwis- seling van informatie en optimale werkwijzen, bevordering van een gezonde levensstijl, aanpak van gezondheidsbepalende factoren zoals voeding en verslaving aan drugs, alcohol en tabak;
d. kwaliteit en veiligheid van stoffen van menselijke oorsprong;
e. gezondheidsinformatie en -kennis; en
f. volledige en tijdige uitvoering van internationale gezondheidsover- eenkomsten, meer bepaald de internationale gezondheidswetgeving en het kaderverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie inzake tabaks- ontmoediging van 2003.
Artikel 115
De samenwerking maakt het volgende mogelijk:
a. de geleidelijke integratie van de Republiek Moldavië in de gezond- heidsnetwerken van de EU; en
b. de geleidelijke verbetering van de interactie tussen de Republiek Moldavië en het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding.
De Republiek Moldavië past haar wetgeving aan die van de EU en aan de internationale instrumenten aan als bedoeld in bijlage XIII bij deze overeenkomst en volgens de bepalingen van die bijlage.
HOOFDSTUK 22 CIVIELE BESCHERMING
Artikel 117
De partijen ontwikkelen en versterken hun samenwerking inzake natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen. De partijen wer- ken samen in hun beider belang op basis van gelijkheid en wederzijds voordeel, waarbij zij rekening houden met hun onderlinge afhankelijk- heid en multilaterale activiteiten op het gebied van civiele bescherming.
Artikel 118
De samenwerking streeft naar een betere preventie van, paraatheid voor en respons op natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen.
Artikel 119
De partijen wisselen onder meer informatie en expertise uit en bren- gen gezamenlijke activiteiten op nationaal, regionaal en internationaal niveau ter uitvoering. Met inachtneming van de respectieve bevoegdhe- den van de Europese Unie en haar lidstaten vindt de samenwerking op dit gebied plaats via de tenuitvoerlegging van specifieke tussen de par- tijen gesloten overeenkomsten en administratieve regelingen, overeen- komstig de wettelijke procedures van elke partij.
Artikel 120
De samenwerking bestrijkt onder meer de volgende doelstellingen:
a. de vergemakkelijking van wederzijdse bijstand in noodsituaties;
b. de uitwisseling op 24-uurbasis van vroegtijdige waarschuwingen en geactualiseerde informatie over noodsituaties op grote schaal die de EU of de Republiek Moldavië treffen, alsmede verzoeken om en aanbie- dingen van bijstand;
c. de beoordeling van het milieueffect van rampen;
d. de uitnodiging van deskundigen voor specifieke technische work- shops en symposia over civielebeschermingsvraagstukken;
e. de uitnodiging, per geval, van waarnemers voor specifieke oefenin- gen en opleidingen die door de EU en/of de Republiek Moldavië wor- den georganiseerd; en
f. de versterking van de samenwerking inzake de doeltreffendste wijze om de beschikbare civiele beschermingscapaciteit in te zetten.
Artikel 121
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
HOOFDSTUK 23
SAMENWERKING INZAKE ONDERWIJS, OPLEIDING, MEERTALIGHEID, JEUGD EN SPORT
Artikel 122
De partijen werken samen ter bevordering van een leven lang leren en moedigen samenwerking en transparantie aan op alle niveaus van onder- wijs en opleiding, met speciale aandacht voor hoger onderwijs.
Artikel 123
Deze samenwerking wordt onder meer op de volgende terreinen gericht:
a. bevordering van een leven lang leren, dat essentieel is voor groei en werkgelegenheid en participatie ten volle van de burger in de maat- schappij mogelijk maakt;
b. modernisering van het onderwijs en de onderwijssystemen, verbe- tering van de kwaliteit, de relevantie en de toegang;
c. bevordering van de convergentie in het hoger onderwijs, op grond van het Bologna-proces en de EU-agenda voor de modernisering van het hoger onderwijs;
d. versterking van de internationale academische samenwerking en deelname aan de samenwerkingsprogramma’s van de EU, toename van de mobiliteit van studenten en docenten;
e. opzetten van een nationaal kwalificatiekader ter verbetering van de transparantie en erkenning van kwalificaties en bevoegdheden; en
f. bevordering van de doelstellingen van het proces van Kopenhagen over intensievere Europese samenwerking inzake beroepsonderwijs en
-opleiding.
Artikel 124
De partijen bevorderen samenwerking en uitwisselingen op gebieden van wederzijds belang, zoals taaldiversiteit en een leven lang leren van talen, via de uitwisseling van informatie en optimale werkwijzen.
De partijen komen overeen samen te werken op jeugdgebied met het oog op:
a. versterkte samenwerking en uitwisselingen op het gebied van jeugdbeleid en niet-formeel onderwijs voor jongeren en jeugdwerkers;
b. de actieve deelname van alle jongeren aan het maatschappelijke leven vergemakkelijken;
c. steun voor de mobiliteit van jongeren en jeugdwerkers ter bevor- dering van de culturele dialoog en de verwerving van kennis, vaardig- heden en bevoegdheden buiten de formele onderwijssystemen, ook door vrijwilligerswerk; en
d. bevordering van de samenwerking tussen jeugdorganisaties ter ondersteuning van maatschappelijke organisaties.
Artikel 126
De partijen bevorderen de samenwerking op het gebied van sport en fysieke activiteiten door de uitwisseling van informatie en goede werk- wijzen ten behoeve van een gezonde levensstijl, de sociale en educatieve waarden van sport en goed bestuur in sport binnen de EU en de Repu- bliek Moldavië.
HOOFDSTUK 24
SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN ONDERZOEK, TECHNOLOGISCHE ONTWIKKELING EN DEMONSTRATIE
Artikel 127
De partijen bevorderen samenwerking op alle gebieden van civiel wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling en demon- stratie (OTO) op basis van wederzijds voordeel en afhankelijk van geschikte en doeltreffende bescherming van intellectuele-eigendomsrechten.
Artikel 128
De samenwerking op het gebied van OTO omvat onder andere:
a. beleidsdialoog en de uitwisseling van wetenschappelijke en tech- nologische informatie;
b. makkelijker toegang tot de respectieve programma’s van de par- tijen;
c. meer onderzoekscapaciteit en de deelname van onderzoeksinstel- lingen van de Republiek Moldavië aan het kaderprogramma van de EU voor onderzoek;
d. stimuleren van gezamenlijke onderzoeksprojecten op alle gebieden van OTO;
e. opleiding en mobiliteit voor wetenschappers, onderzoekers en an- der onderzoekspersoneel betrokken bij OTO-activiteiten van de partijen;
f. vergemakkelijking, in het kader van de geldende wetgeving, van het vrije verkeer van onderzoekspersoneel dat deelneemt aan de activi- teiten krachtens deze overeenkomst en het vrij verkeer van goederen die voor deze activiteiten worden gebruikt; en
g. andere vormen van samenwerking voor OTO (met inbegrip van regionale aanpak en initiatieven), op basis van wederzijdse overeenstem- ming van de partijen.
Artikel 129
Bij het uitvoeren van samenwerkingsactiviteiten voor OTO moet wor- den gestreefd naar synergieën met activiteiten die worden gefinancierd door het Centrum voor Wetenschap en Technologie (OCWT) en andere activiteiten binnen het kader van de financiële samenwerking tussen de EU en de Republiek Moldavië.
HOOFDSTUK 25
SAMENWERKING INZAKE CULTUUR, AUDIOVISUEEL BELEID EN MEDIA
Artikel 130
De partijen bevorderen de samenwerking op cultureel gebied en hou- den terdege rekening met de beginselen die zijn opgenomen in het ver- drag van de organisatie van de Verenigde Naties voor onderwijs, weten- schap en cultuur (Unesco) betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen van 2005. De partijen streven naar een regelmatige beleidsdialoog over gebieden van wederzijds belang, zoals de ontwikkeling van de cultuurindustrie in de EU en de Republiek Moldavië. De samenwerking tussen de partijen stimuleert de intercultu- rele dialoog, ook via deelname van de cultuursector en maatschappelijke organisaties van de EU en de Republiek Moldavië.
Artikel 131
1. De partijen voeren een regelmatige dialoog en werken samen ter bevordering van de audiovisuele bedrijfstak in Europa en ter aanmoedi- ging van coproducties voor film en televisie.
2. De samenwerking kan onder meer omvatten: opleiding van jour- nalisten en andere mediaspecialisten, steun aan de media voor een gro- tere onafhankelijkheid, meer professionalisme en banden met de EU- media, overeenkomstig de EU-normen, met inbegrip van de normen van
de Raad van Europa en het Unesco-verdrag van 2005 betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen.
Artikel 132
De partijen spitsen hun samenwerking toe op een aantal gebieden:
a. culturele samenwerking en culturele uitwisselingen, alsook mobi- liteit van kunst en kunstenaars;
b. interculturele dialoog;
c. beleidsdialoog over cultureel beleid en audiovisueel beleid;
d. samenwerking in internationale fora zoals de Unesco en de Raad van Europa, onder meer om de culturele diversiteit te ontwikkelen en te behouden en het culturele en historische erfgoed beter te benutten; en
e. samenwerking inzake media.
Artikel 133
De Republiek Moldavië past haar wetgeving aan die van de EU en aan de internationale instrumenten aan als bedoeld in bijlage XIV bij deze overeenkomst en volgens de bepalingen van die bijlage.
HOOFDSTUK 26 MAATSCHAPPELIJKE SAMENWERKING
Artikel 134
De partijen voeren een dialoog over maatschappelijke samenwerking, met de volgende doelstellingen:
a. intensivering van de contacten en de uitwisseling van informatie en ervaringen tussen alle maatschappelijke sectoren in de EU en de Repu- bliek Moldavië;
b. verzekeren van een betere kennis en begrip van de Republiek Mol- davië, ook van haar geschiedenis en cultuur, in de EU en meer bepaald bij maatschappelijke organisaties die in de lidstaten zijn gevestigd, waar- door mogelijkheden en problemen van toekomstige betrekkingen beter worden begrepen; en
c. omgekeerd meer kennis van en inzicht in de Republiek Moldavië over de EU, en in het bijzonder bij de maatschappelijke organisaties in de Republiek Moldavië, met onder meer aandacht voor de waarden waarop de EU is gebaseerd, haar beleid en haar werking.
Artikel 135
De partijen bevorderen dialoog en samenwerking tussen belangheb- benden van maatschappelijke organisaties van beide partijen als inte-
graal onderdeel van de betrekkingen tussen de EU en de Republiek Mol- davië. Deze dialoog en samenwerking beogen:
a. de betrokkenheid te verzekeren van de maatschappelijke organisa- ties bij de betrekkingen tussen de EU en de Republiek Moldavië, meer bepaald voor de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst;
b. de deelname van maatschappelijke organisaties aan het openbare besluitvormingsproces bevorderen, meer bepaald door een open, trans- parante, en regelmatige dialoog in te stellen tussen openbare instellingen en representatieve maatschappelijke organisaties;
c. de facilitering van een proces van institutionele opbouw en conso- lidatie van de maatschappelijke organisaties op diverse manieren, met inbegrip van lobbying, informele en formele netwerken, wederzijdse bezoeken en workshops, met het oog in het bijzonder op een beter wet- telijk kader voor de maatschappelijke organisaties; en
d. de vertegenwoordigers van de maatschappelijke organisaties van beide partijen vertrouwd te maken met het proces van overleg en dia- loog tussen het maatschappelijk middenveld, met inbegrip van de soci- ale partners, en de overheden, in het bijzonder met het oog op de ver- sterking van het maatschappelijk middenveld in de beleidsvorming van de Republiek Moldavië.
Artikel 136
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt door de partijen een regelmatige dialoog gevoerd.
HOOFDSTUK 27
SAMENWERKING VOOR DE BESCHERMING EN BEVORDERING VAN DE RECHTEN VAN HET KIND
Artikel 137
De partijen komen overeen samen te werken ter bevordering van de rechten van het kind volgens internationale wetten en normen, meer bepaald het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind van 1989, reke- ning houdend met de prioriteiten die speciaal in de context van de Repu- bliek Moldavië zijn vastgesteld, in het bijzonder voor kwetsbare groepen.
Artikel 138
Die samenwerking omvat in het bijzonder het volgende:
a. het voorkomen en bestrijden van alle vormen van exploitatie (waar- onder kinderarbeid), misbruik en verwaarlozing van en geweld tegen kinderen, onder meer door de ontwikkeling en versterking van een wet- en regelgevingskader alsook door bewustmakingscampagnes op dit ge- bied;
b. de verbetering van het systeem voor identificatie en bijstand van kinderen in kwetsbare sitauties, met inbegrip van grotere participatie van kinderen aan het besluitvormingsproces en de uitvoering van doeltref- fende mechanismen voor de afhandeling van individuele klachten van kinderen;
c. de uitwisseling van informatie en optimale werkwijzen voor de terugdringing van de armoede bij kinderen, met maatregelen van sociaal beleid met het oog op het welzijn van kinderen, en de bevordering van de toegang van kinderen tot onderwijs;
d. de uitvoering van maatregelen ter bevordering van de rechten van kinderen binnen het gezin en de instellingen, en versterking van de capa- citeit van ouders en verzorgers om de ontwikkeling van het kind te vrij- waren; en
e. de toegang tot, de ratificatie en de tenuitvoerlegging van de rele- vante internationale documenten, ook die van de Verenigde Naties, de Raad van Europa en de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaat- recht, met het oog op de bevordering en beschemring van de rechten van het kind overeenkomstig de hoogste normen op dit vlak.
Artikel 139
Over de vraagstukken die door die hoofdstuk worden bestreken, wordt een regelmatige dialoog gevoerd.
HOOFDSTUK 28
DEELNAME AAN AGENTSCHAPPEN EN PROGRAMMA’S VAN DE UNIE
Artikel 140
De Republiek Moldavië mag deelnemen aan alle agentschappen van de Unie die overeenkomstig de relevante bepalingen tot vaststelling van die agentschappen voor deelname van de Republiek Moldavië open- staan. De Republiek Moldavië sluit voor elk agentschap een aparte over- eenkomst met de EU inzake de deelname en de financiële bijdrage.
Artikel 141
De Republiek Moldavië mag deelnemen aan alle huidige en toekom- stige programma’s van de Unie die overeenkomstig de relevante bepa- lingen tot vaststelling van die programma’s voor deelname van de Repu- bliek Moldavië openstaan. Deelname van de Republiek Moldavië aan de programma’s van de Unie vindt plaats volgens de bepalingen van pro- tocol I bij deze overeenkomst inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Moldavië inzake de algemene beginse- len voor deelname van de Republiek Moldavië aan EU-programma’s.
De partijen houden een regelmatige dialoog over de deelname van de Republiek Moldavië aan EU-programma’s en agentschappen. Meer be- paald informeert de EU de Republiek Moldavië in het geval van de oprichting van nieuwe agentschappen en programma’s van de Unie, als- ook in verband met wijzigingen van de voorwaarden voor deelname aan programma’s en agentschappen van de Unie, als bedoeld in de artikelen 140 en 141 van deze overeenkomst.
TITEL V
HANDEL EN DAARMEE VERBAND HOUDENDE AANGELEGENHEDEN
HOOFDSTUK 1
NATIONALE BEHANDELING EN MARKTTOEGANG VOOR GOEDEREN AFDELING 1
GEMEENSCHAPPEL'KE BEPALINGEN
Artikel 143
Doelstelling
Gedurende een overgangsperiode van maximaal tien jaar die aanvangt bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst, brengen de partijen geleidelijk een vrijhandelsruimte tot stand, overeenkomstig het bepaalde in deze overeenkomst en overeenkomstig artikel XXIV van de Alge- mene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel 1994, hierna „GATT 1994” genoemd.
Artikel 144
Toepassingsgebied en dekking
1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de handel in goederen1) tussen de partijen.
2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden als „van oorsprong” beschouwd de goederen die aan de oorsprongsregels in protocol II bij deze overeenkomst voldoen.
1) In deze overeenkomst wordt onder „goederen” verstaan producten als be- doeld in de GATT 1994, tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald.
AFSCHAFFING VAN DOUANERECHTEN, VERGOEDINGEN EN ANDERE HEFFINGEN
Artikel 145
Definitie van douanerechten
Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden onder „douanerechten” alle soorten rechten en heffingen verstaan die worden opgelegd ter zake van of in verband met de invoer of de uitvoer van goederen, met inbe- grip van alle aanvullende heffingen of belastingen met betrekking tot deze invoer of uitvoer. Onder „douanerechten” worden niet verstaan:
a. heffingen gelijkwaardig aan interne belastingen die overeenkom- stig artikel 152 van deze overeenkomst worden opgelegd;
b. rechten die overeenkomstig hoofdstuk 2 (Handelsmaatregelen) van titel V (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden) van deze overeenkomst worden opgelegd; of
c. vergoedingen en andere heffingen die overeenkomstig artikel 151 van deze overeenkomst worden opgelegd.
Artikel 146
Indeling van goederen
De indeling van goederen in het handelsverkeer tussen de partijen geschiedt overeenkomstig het geharmoniseerde systeem inzake de om- schrijving en de codering van goederen van 1983, hierna „GS” ge- noemd, in de op de GS 2007 gebaseerde tariefnomenclatuur van de Republiek Moldavië en de op de GS 2012 gebaseerde tariefnomencla- tuur van de Unie, en in latere wijzigingen van die nomenclaturen.
Artikel 147
Afschaffıng van invoerrechten
1. Elke partij verlaagt haar douanerechten op goederen van oorsprong uit de andere partij of schaft die af, overeenkomstig bijlage XV bij deze overeenkomst.
2. Voor elk goed wordt het basisdouanerecht waarop ingevolge lid 1 van dit artikel de achtereenvolgende verlagingen en afschaffingen moe- ten worden toegepast, in bijlage XV bij deze overeenkomst vermeld.
3. Indien een partij na de inwerkingtreding van deze overeenkomst op enig tijdstip het door haar toegepaste meestbegunstigingsrecht verlaagt,
4. Na de inwerkingtreding van deze overeenkomst kunnen de partijen afspreken te bezien of douanerechten in het handelsverkeer tussen hen versneld en in ruimere mate kunnen worden afgeschaft. Wanneer het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken, zoals bedoeld in artikel 438, lid 4, van deze overeenkomst, besluit de douane- rechten op een goed versneld te verlagen of af te schaffen, komt dat besluit in de plaats van de douanerechten of afbouwcategorieën die over- eenkomstig bijlage XV bij deze overeenkomst zijn vastgesteld.
5. In het derde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst beoordelen de partijen de situatie, waarbij zij rekening houden met het verloop van het handelsverkeer in landbouwproducten tussen de partijen, de bijzondere gevoeligheid van dergelijke producten en de ontwikkeling van het landbouwbeleid van beide partijen.
6. De partijen zullen in het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken de mogelijkheden onderzoeken om elkaar op basis van passende wederkerigheid verdere concessies te verlenen met het oog op een verdergaande liberalisering van de handel in landbouw- producten, in het bijzonder die waarvoor tariefcontingenten gelden.
Artikel 148
Antiontwijkingsmechanisme met betrekking tot landbouwproducten en verwerkte landbouwproducten
1. Het antiontwijkingsmechanisme is van toepassing op de in bijlage XV-C bij deze overeenkomst vermelde producten. Voor elke categorie van deze producten wordt het gemiddelde jaarlijkse invoervolume uit de Republiek Moldavië in de Unie vermeld in bijlage XV-C bij deze over- eenkomst.
2. Zodra in een bepaald kalenderjaar het invoervolume voor een of meer categorieën van de in lid 1 van dit artikel bedoelde producten 70 % bedraagt van het in bijlage XV-C aangegeven volume, stelt de Unie de Republiek Moldavië in kennis van het invoervolume van het betrokken product of de betrokken producten. Na deze kennisgeving en binnen 14 kalenderdagen te rekenen vanaf de dag waarop het invoervolume voor een of meer categorieën van de in lid 1 van dit artikel bedoelde produc- ten 80 % bedraagt van het in bijlage XV-C bij deze overeenkomst aan- gegeven volume, bezorgt de Republiek Moldavië de Unie een deugde- lijke motivering voor de toename van de invoer. Indien de Republiek Moldavië geen deugdelijke motivering verschaft, kan de Unie de prefe-
rentiële behandeling ten aanzien van de betrokken producten tijdelijk schorsen zodra deze invoer 100 % bedraagt van het in bijlage XV-C bij deze overeenkomst aangegeven volume.
Deze schorsing geldt voor een periode van zes maanden en gaat in op de dag waarop het besluit tot schorsing van de preferentiële behandeling in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt.
3. De Unie stelt de Republiek Moldavië onverwijld in kennis van elke tijdelijke schorsing uit hoofde van lid 2.
4. Een tijdelijke schorsing kan vóór het einde van de periode van zes maanden na de inwerkingtreding ervan door de Unie worden opgeheven indien de Republiek Moldavië aan het Associatiecomité in zijn samen- stelling voor handelsvraagstukken, zoals bedoeld in artikel 438, lid 4, van deze overeenkomst, bewijsmateriaal bezorgt, waaruit blijkt dat het invoervolume van de desbetreffende categorie producten dat het in bij- lage XV-C bij deze overeenkomst aangegeven volume te boven gaat, voortvloeit uit een wijziging van de productie- en uitvoercapaciteit van de Republiek Moldavië voor het betrokken product of de betrokken pro- ducten.
5. Bijlage XV-C bij deze overeenkomst en het volume kunnen met wederzijdse instemming van de Unie en de Republiek Moldavië in het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken wor- den gewijzigd op verzoek van de Republiek Moldavië, om wijzigingen in de productie- en uitvoercapaciteit van de Republiek Moldavië voor het betrokken product of de betrokken producten tot uitdrukking te bren- gen.
Artikel 149
Status quo
Geen van de partijen mag bestaande douanerechten verhogen of nieuwe douanerechten vaststellen op een goed van oorsprong uit de andere partij. Dit sluit niet uit dat elke partij:
a. een douanerecht na een eenzijdige verlaging kan verhogen tot het in bijlage XV vastgelegde niveau; of
b. een douanerecht kan handhaven of verhogen als toegestaan door het Orgaan voor Geschillenbeslechting (DSB) van de WTO.
Artikel 150
Uitvoerrechten
Geen van de partijen mag rechten of belastingen vaststellen of hand- haven ter zake van of in verband met de uitvoer van goederen naar het
grondgebied van de andere partij, andere dan interne heffingen die wor- den opgelegd overeenkomstig artikel 152 van deze overeenkomst.
Artikel 151
Vergoedingen en andere heffıngen
Elke partij draagt er overeenkomstig artikel VIII van de GATT 1994 en de aantekeningen erop zorg voor dat alle vergoedingen en heffingen van welke aard ook – niet zijnde douanerechten of andere maatregelen als bedoeld in artikel 147 van deze overeenkomst – ter zake van of in verband met de invoer of de uitvoer van goederen worden beperkt tot, bij benadering, de kosten van de verleende diensten, en geen indirecte bescherming van interne goederen of een belasting op de invoer of de uitvoer voor fiscale doeleinden vormen.
AFDELING 3
NIET-TARIFAIRE MAATREGELEN
Artikel 152
Nationale behandeling
Elke partij behandelt goederen van de andere partij als nationale goe- deren, overeenkomstig artikel III van de GATT 1994, met inbegrip van de aantekeningen erop. Daartoe worden artikel III van de GATT 1994 en de aantekeningen erop in deze overeenkomst opgenomen en maken zij hier integraal deel van uit.
Artikel 153
Invoer- en uitvoerbeperkingen
Geen van de partijen mag verboden of beperkingen invoeren of hand- haven ter zake van de invoer van een goed uit de andere partij of de uit- voer of verkoop ten uitvoer van een goed dat voor het grondgebied van de andere partij is bestemd, tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald of zulks in overeenstemming is met artikel XI van de GATT 1994 en de aantekeningen erop. Daartoe worden artikel XI van de GATT 1994 en de aantekeningen erop in deze overeenkomst opgenomen en maken zij hier integraal deel van uit.
SPECIFIEKE BEPALINGEN MET BETREKKING TOT GOEDEREN
Artikel 154
Algemene uitzonderingen
1. Geen enkele bepaling in dit hoofdstuk wordt uitgelegd als beletsel voor de goedkeuring of handhaving door een partij van maatregelen overeenkomstig de artikelen XX en XXI van de GATT 1994 en alle toe- passelijke aantekeningen erop, die hierbij in deze overeenkomst worden opgenomen en hier integraal deel van uitmaken.
2. De partijen komen overeen dat alvorens een maatregel te nemen waarvoor rechtvaardiging kan worden gezocht in artikel XX, onder i) en j), van de GATT 1994, de partij die voornemens is maatregelen te nemen, de andere partij alle relevante informatie verstrekt en een oplos- sing zoekt die voor beide partijen aanvaardbaar is. Indien binnen dertig dagen na het verstrekken van die informatie geen overeenstemming is bereikt, kan de partij krachtens dit lid maatregelen toepassen ten aanzien van het betrokken goed. Wanneer uitzonderlijke, kritieke omstandighe- den onmiddellijk handelen vereisen en voorafgaande informatieverstrek- king of voorafgaand onderzoek niet mogelijk is, kan de partij die voor- nemens is maatregelen te nemen, onmiddellijk de voorzorgsmaatregelen nemen die nodig zijn om de situatie aan te pakken, en stelt zij de andere partij hiervan onmiddellijk in kennis.
AFDELING 5
ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING EN COÖRDINATIE MET ANDERE LANDEN
Artikel 155
Bijzondere bepalingen inzake administratieve samenwerking
1. De partijen zijn het erover eens dat administratieve samenwerking en bijstand van essentieel belang zijn voor de tenuitvoerlegging van en de controle op de preferentiële behandeling die op grond van dit hoofd- stuk wordt verleend, en benadrukken hun vastberadenheid om onregel- matigheden en fraude op het gebied van douane- en aanverwante aange- legenheden te bestrijden.
2. Wanneer een partij op basis van objectieve informatie heeft vast- gesteld dat de andere partij geen administratieve medewerking of bij- stand heeft verleend en/of dat zich onregelmatigheden of fraude binnen het kader van dit hoofdstuk hebben voorgedaan, kan de betrokken partij
de desbetreffende preferentiële behandeling ten aanzien van het betrok- ken product of de betrokken producten overeenkomstig dit artikel, en in het bijzonder de in lid 5 bedoelde procedure, tijdelijk schorsen.
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder het niet verlenen van administratieve medewerking of bijstand onder meer verstaan:
a. het herhaaldelijk niet nakomen van de verplichting om de oor- sprongsstatus van het betrokken goed of de betrokken goederen te con- troleren;
b. het herhaaldelijk weigeren een controle achteraf van het bewijs van oorsprong uit te voeren en/of de resultaten daarvan mede te delen, of onredelijke vertraging daarbij;
c. het herhaaldelijk weigeren van toestemming voor het uitvoeren van onderzoeksmissies om de echtheid van documenten of de juistheid van gegevens vast te stellen die van belang zijn voor het verlenen van de desbetreffende preferentiële behandeling, of onredelijke vertraging bij het verlenen van toestemming.
4. Voor de toepassing van dit artikel kunnen onregelmatigheden of fraude onder meer worden vastgesteld wanneer het invoervolume van goederen snel stijgt, zonder dat daarvoor een bevredigende verklaring is, dat invoervolume de gebruikelijke productie- en uitvoercapaciteit van de andere partij te boven gaat, en de stijging in verband kan worden gebracht met objectieve informatie betreffende onregelmatigheden of fraude.
5. Voor een tijdelijke schorsing moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
a. de partij die op basis van objectieve informatie heeft vastgesteld dat geen administratieve medewerking of bijstand werd verleend en/of dat zich onregelmatigheden of fraude hebben voorgedaan, stelt het Asso- ciatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken, zoals be- doeld in artikel 438, lid 4, van deze overeenkomst, onverwijld in kennis van haar bevindingen en van de objectieve informatie, en treedt op basis van alle desbetreffende informatie en objectief vastgestelde bevindingen binnen dat comité in overleg om een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden;
b. wanneer de partijen binnen bovenvermeld comité in overleg zijn getreden en niet binnen drie maanden na de kennisgeving overeenstem- ming over een aanvaardbare oplossing hebben bereikt, kan de betrokken partij de preferentiële behandeling voor het betrokken goed of de betrok- ken goederen tijdelijk schorsen. Het Associatiecomité in zijn samenstel- ling voor handelsvraagstukken wordt van een tijdelijke schorsing onver- wijld in kennis gesteld;
c. tijdelijke schorsingen op grond van dit artikel blijven beperkt tot wat nodig is om de financiële belangen van de betrokken partij te beschermen. De schorsingstermijn bedraagt maximaal zes maanden en
kan worden verlengd indien de omstandigheden die aanleiding gaven tot de aanvankelijke schorsing, op de vervaldatum van de termijn niet zijn gewijzigd. Binnen het Associatiecomité in zijn samenstelling voor han- delsvraagstukken, zoals bedoeld in artikel 438, lid 4, van deze overeen- komst, vindt hierover periodiek overleg plaats, in het bijzonder met het oog op beëindiging van de schorsingen zodra de omstandigheden die aanleiding gaven tot toepassing ervan, niet meer gelden.
6. Elke partij publiceert overeenkomstig haar interne procedures alle berichten aan de importeurs met betrekking tot de in lid 5, onder a), bedoelde kennisgevingen, de in lid 5, onder b), bedoelde besluiten, en alle in lid 5, onder c), bedoelde verlengingen of beëindigingen.
Artikel 156
Handelwijze bij administratieve fouten
Indien de bevoegde autoriteiten bij het beheer van de preferentiële uit- voerregelingen een fout hebben gemaakt, in het bijzonder bij de toepas- sing van de bepalingen van protocol II bij deze overeenkomst betref- fende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en de methoden van administratieve samenwerking, en die fout gevolgen heeft voor de invoerrechten, kan de partij die met deze gevolgen wordt gecon- fronteerd, het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraag- stukken, zoals bedoeld in artikel 438, lid 4, van deze overeenkomst, ver- zoeken na te gaan of alle passende maatregelen kunnen worden genomen om de situatie te herstellen.
Artikel 157
Overeenkomsten met andere landen
1. Deze overeenkomst belet niet de handhaving of oprichting van douane-unies, andere vrijhandelsruimtes of regelingen betreffende grens- verkeer, tenzij hierdoor de in deze overeenkomst neergelegde handelsre- gelingen worden ondermijnd.
2. De partijen voeren overleg in het Associatiecomité in zijn samen- stelling voor handelsvraagstukken, zoals bedoeld in artikel 438, lid 4, van deze overeenkomst, over overeenkomsten waarbij douane-unies of andere vrijhandelsruimtes worden opgericht dan wel regelingen betref- fende grensverkeer worden ingevoerd, alsmede desgevraagd over andere belangrijke aangelegenheden met betrekking tot hun respectieve han- delsbeleid jegens derde landen. Dergelijk overleg zal in het bijzonder plaatsvinden ingeval een derde land tot de EU toetreedt, opdat wordt
gewaarborgd dat rekening wordt gehouden met de wederzijdse belangen van de Unie en de Republiek Moldavië zoals weergegeven in deze over- eenkomst.
HOOFDSTUK 2 HANDELSMAATREGELEN AFDELING 1
ALGEMENE VRIJWARINGSMAATREGELEN
Artikel 158
Algemene bepalingen
1. De partijen bevestigen hun rechten en verplichtingen ingevolge artikel XIX van de GATT 1994 en de Overeenkomst inzake vrijwarings- maatregelen als opgenomen in bijlage 1A bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, hierna „WTO- Overeenkomst” genoemd, (hierna „Overeenkomst inzake vrijwarings- maatregelen” genoemd) en artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw als opgenomen in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst (hierna „Landbouwovereenkomst” genoemd).
2. De preferentiële oorsprongsregels van hoofdstuk 1 (Nationale be- handeling en markttoegang voor goederen) van titel V (Handel en daar- mee verband houdende aangelegenheden) van deze overeenkomst zijn niet van toepassing op deze afdeling.
3. Hoofdstuk 14 (Beslechting van geschillen) van titel V (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden) van deze overeenkomst is niet van toepassing op de bepalingen van deze afdeling.
Artikel 159
Transparantie
1. De partij die een vrijwaringsonderzoek opent, stelt de andere par- tij, indien deze laatste daarbij een aanmerkelijk economisch belang heeft, van die opening in kennis.
2. Onverminderd artikel 158 van deze overeenkomst geeft de partij die een vrijwaringsonderzoek opent en voornemens is vrijwaringsmaat- regelen te treffen, op verzoek van de andere partij onmiddellijk ad hoc schriftelijk kennis van alle relevante informatie die tot de opening van het vrijwaringsonderzoek en de instelling van vrijwaringsmaatregelen
heeft geleid, alsmede voor zover relevant informatie over de opening van het vrijwaringsonderzoek en over de voorlopige en de definitieve bevindingen van dat onderzoek, en biedt zij de andere partij de moge- lijkheid tot het voeren van overleg.
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt een partij geacht aanmer- kelijk economisch belang te hebben wanneer zij, uitgedrukt in absoluut volume of waarde, in de drie voorgaande jaren tot de vijf grootste leve- ranciers van het ingevoerde product behoorde.
Artikel 160
Toepassing van maatregelen
1. Wanneer de partijen vrijwaringsmaatregelen instellen, streven zij ernaar om dat te doen op een wijze die hun bilaterale handel zo weinig mogelijk beïnvloedt.
2. Wanneer een partij in het kader van de toepassing van lid 1 van mening is dat aan de juridische vereisten voor de instelling van defini- tieve vrijwaringsmaatregelen is voldaan en deze partij voornemens is dergelijke maatregelen in te stellen, stelt zij de andere partij daarvan in kennis en biedt zij deze de mogelijkheid tot het voeren van bilateraal overleg. Indien binnen dertig dagen na de kennisgeving geen aanvaard- bare oplossing wordt gevonden, kan de partij van invoer passende maat- regelen nemen om het probleem op te lossen.
AFDELING 2
ANTIDUMPING- EN COMPENSERENDE MAATREGELEN
Artikel 161
Algemene bepalingen
1. De partijen bevestigen hun rechten en verplichtingen ingevolge artikel VI van de GATT 1994, de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 als opgenomen in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst (hierna „Antidumpingovereenkomst” genoemd) en de Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen als opgenomen in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst (hierna „SCM- Overeenkomst” genoemd).
2. De preferentiële oorsprongsregels van hoofdstuk 1 (Nationale be- handeling en markttoegang voor goederen) van titel V (Handel en daar- mee verband houdende aangelegenheden) van deze overeenkomst zijn niet van toepassing op deze afdeling.
3. Hoofdstuk 14 (Beslechting van geschillen) van titel V (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden) van deze overeenkomst is niet van toepassing op de bepalingen van deze afdeling.
Artikel 162
Transparantie
1. De partijen komen overeen dat bij gebruikmaking van antidumping- en compenserende maatregelen de vereisten van de Antidumpingover- eenkomst en de SCM-Overeenkomst volledig worden gerespecteerd, en dat die maatregelen op een eerlijk en transparant systeem worden geba- seerd.
2. De partijen waarborgen dat onmiddellijk na de instelling van voor- lopige maatregelen en vóór de definitieve vaststelling, de belangrijkste feiten en overwegingen die aan de beslissing tot toepassing van maatre- gelen ten grondslag liggen, volledig en duidelijk worden meegedeeld, onverminderd artikel 6, lid 5, van de Antidumpingovereenkomst en arti- kel 12, lid 4, van de SCM-Overeenkomst. De feiten en overwegingen moeten schriftelijk worden meegedeeld, en er moet belanghebbenden voldoende tijd worden gelaten om hun opmerkingen in te dienen.
3. Elke belanghebbende krijgt, mits zulks het onderzoek niet onnodig vertraagt, de gelegenheid te worden gehoord opdat hij gedurende antidumping- of antisubsidieonderzoeken zijn standpunt kenbaar kan maken.
Artikel 163
Algemeen belang
Antidumping- of compenserende maatregelen kunnen niet door een partij worden toegepast indien, op basis van de tijdens het onderzoek kenbaar gemaakte informatie, duidelijk kan worden geconcludeerd dat het niet in het algemeen belang is dergelijke maatregelen toe te passen. Bij de vaststelling met betrekking tot het algemeen belang wordt uitge- gaan van een waardering van alle verschillende belangen, in hun geheel beschouwd, met inbegrip van de belangen van de interne bedrijfstak, gebruikers, consumenten en importeurs, voor zover zij relevante infor- matie aan de onderzoeksautoriteiten hebben verstrekt.
Regel van het laagste recht
Indien een partij besluit om een voorlopig of definitief antidumping- of compenserend recht in te stellen, overschrijdt het bedrag van dit recht niet de dumpingmarge of het totale bedrag van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies, maar is het lager dan de dum- pingmarge of het totale bedrag van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies wanneer de schade voor de interne be- drijfstak kan worden opgeheven door een lager recht.
AFDELING 3
BILATERALE VRIJWARINGSMAATREGELEN
Artikel 165
Toepassing van bilaterale vrijwaringsmaatregel
1. Indien, wegens de verlaging of afschaffing van een douanerecht ingevolge deze overeenkomst, goederen van oorsprong uit een partij naar het grondgebied van de andere partij in dermate toegenomen hoe- veelheden, in absolute zin of in verhouding tot de interne productie, en onder zodanige voorwaarden worden ingevoerd dat de interne bedrijfs- tak die soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten vervaardigt, ernstige schade lijdt of dreigt te lijden, kan de partij van invoer, over- eenkomstig de in deze afdeling vervatte voorwaarden en procedures maatregelen vaststellen als bedoeld in lid 2.
2. De partij van invoer kan een bilaterale vrijwaringsmaatregel tref- fen tot:
a. opschorting van de in deze overeenkomst voorziene verdere verla- ging van het douanerecht op het betrokken goed, of
b. verhoging van het douanerecht op het goed tot een niveau dat niet hoger ligt dan het laagste van de volgende rechten:
i. het op het goed toegepaste meestbegunstigingsrecht dat van kracht is op het tijdstip waarop de maatregel wordt getroffen, of
ii. het basisdouanerecht dat overeenkomstig artikel 147 van deze overeenkomst is vastgelegd in de lijsten in bijlage XV.
Artikel 166
Voorwaarden en beperkingen
1. Een partij stelt de andere partij schriftelijk in kennis van de ope- ning van een onderzoek als bedoeld in lid 2, en overlegt met haar zo
vroeg mogelijk vóór de toepassing van een bilaterale vrijwaringsmaat- regel, teneinde de informatie die uit het onderzoek naar voren komt, te toetsen en van gedachten te wisselen over de maatregel.
2. Een partij treft een bilaterale vrijwaringsmaatregel slechts nadat haar bevoegde autoriteiten een onderzoek hebben verricht overeenkom- stig artikel 3 en artikel 4, lid 2, onder c), van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen. Daartoe worden artikel 3 en artikel 4, lid 2, onder c), van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen mutatis mutandis in de onderhavige overeenkomst opgenomen en maken zij hier integraal deel van uit.
3. Bij het in lid 2 van dit artikel bedoelde onderzoek voldoet de par- tij aan de voorschriften van artikel 4, lid 2, onder a), van de Overeen- komst inzake vrijwaringsmaatregelen. Daartoe wordt artikel 4, lid 2, onder a), van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen mutatis mutandis in de onderhavige overeenkomst opgenomen en maakt dat hier integraal deel van uit.
4. Elke partij waarborgt dat haar bevoegde autoriteiten alle in lid 2 beschreven onderzoeken afsluiten binnen een jaar na de datum waarop het is geopend.
5. De partijen mogen een bilaterale vrijwaringsmaatregel slechts toe- passen met inachtneming van de volgende beperkingen:
a. de maatregel mag enkel worden toegepast voor zover en zolang hij noodzakelijk is om ernstige schade te voorkomen of te herstellen en de aanpassing van de interne bedrijfstak te vergemakkelijken;
b. de maatregel mag niet langer dan twee jaar worden toegepast. Deze periode kan echter met maximaal twee jaar worden verlengd indien de bevoegde autoriteiten van de partij van invoer overeenkomstig de in dit artikel gespecificeerde procedures vaststellen dat de maatregel noodzakelijk blijft om ernstige schade te voorkomen of te herstellen en de aanpassing van de interne bedrijfstak te vergemakkelijken, en er bewijs is dat de bedrijfstak zich aanpast, waarbij de totale toepassings- periode van een vrijwaringsmaatregel, met inbegrip van de initiële toe- passingsperiode en elke verlenging daarvan, niet langer mag zijn dan vier jaar;
c. de maatregel mag niet worden toegepast na afloop van de over- gangsperiode;
d. de maatregel mag met betrekking tot hetzelfde product niet tege- lijkertijd met een maatregel als bedoeld in artikel XIX van de GATT 1994 en de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen worden toege- past.
6. Wanneer een partij een bilaterale vrijwaringsmaatregel niet langer toepast, is het douanerecht het recht dat overeenkomstig de lijst van die partij in bijlage XV bij deze overeenkomst bij ontbreken van de maat- regel van kracht zou zijn geweest.
Artikel 167
Voorlopige maatregelen
In kritieke omstandigheden waarin uitstel moeilijk te herstellen schade zou veroorzaken, mag een partij een voorlopige bilaterale vrijwarings- maatregel toepassen nadat voorlopig is vastgesteld dat er duidelijke bewijzen zijn voor een toename van de invoer van een goed van oor- sprong uit de andere partij als gevolg van de verlaging of afschaffing van een douanerecht ingevolge deze overeenkomst, en dat dergelijke invoer ernstige schade veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor de interne bedrijfstak. De duur van een voorlopige maatregel mag niet meer bedra- gen dan tweehonderd dagen, gedurende welke periode de partij die de maatregel toepast, moet voldoen aan de voorschriften van artikel 166, leden 2 en 3, van deze overeenkomst. De partij betaalt onverwijld alle betaalde bedragen aan rechten terug die het douanerecht overschrijden dat in bijlage XV bij deze overeenkomst is vastgelegd, indien het in arti- kel 166, lid 2, van deze overeenkomst bedoelde onderzoek niet uitwijst dat de voorwaarden van artikel 165 van deze overeenkomst zijn vervuld. De duur van een voorlopige maatregel wordt gerekend als een deel van de in artikel 166, lid 5, onder b), van deze overeenkomst vastgelegde periode.
Artikel 168
Compensatie
1. Een partij die een bilaterale vrijwaringsmaatregel toepast, treedt in overleg met de andere partij, teneinde overeenstemming te bereiken over een passende compensatie in het kader van de liberalisering van de han- del die de vorm heeft van concessies met in wezen gelijkwaardige gevol- gen voor de handel of die gelijkwaardig is aan de bijkomende rechten die de vrijwaringsmaatregel naar verwachting met zich zal brengen. De partij biedt uiterlijk dertig dagen na de toepassing van de bilaterale vrij- waringsmaatregel gelegenheid voor dergelijk overleg.
2. Indien het in lid 1 bedoelde overleg niet binnen dertig dagen na aanvang ervan leidt tot overeenstemming over een passende compensa- tie in het kader van de liberalisering van de handel, mag de partij wier goederen voorwerp van de vrijwaringsmaatregel zijn, de toepassing opschorten van in wezen gelijkwaardige concessies aan de partij die de vrijwaringsmaatregel toepast.
3. Het in lid 2 bedoelde opschortingsrecht wordt niet uitgeoefend in de eerste 24 maanden waarin een bilaterale vrijwaringsmaatregel van kracht is, mits de vrijwaringsmaatregel in overeenstemming is met deze overeenkomst.
Artikel 169
Definities
Voor de toepassing van deze afdeling:
a. hebben „ernstige schade” en „dreiging van ernstige schade” de- zelfde betekenis als in artikel 4, lid 1, onder a) en b), van de Overeen- komst inzake vrijwaringsmaatregelen. Daartoe wordt artikel 4, lid 1, onder a) en b), van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen mutatis mutandis in de onderhavige overeenkomst opgenomen en maakt dat hier deel van uit; en
b. wordt onder „overgangsperiode” een periode van tien jaar verstaan vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst.
HOOFDSTUK 3
TECHNISCHE HANDELSBELEMMERINGEN, NORMALISATIE, METROLOGIE, ACCREDITATIE EN CONFORMITEITSBEOORDELING
Artikel 170
Toepassingsgebied en definities
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de opstelling, aanneming en toepassing van normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoor- delingsprocedures zoals omschreven in de Overeenkomst inzake techni- sche handelsbelemmeringen, hierna „TBT-Overeenkomst” genoemd, die in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst is opgenomen, welke de han- del in goederen tussen de partijen kunnen beïnvloeden.
2. Onverminderd lid 1 van dit artikel is dit hoofdstuk noch op sani- taire en fytosanitaire maatregelen zoals omschreven in bijlage A bij de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen (hierna
„SPS-Overeenkomst” genoemd), die in bijlage 1A bij de WTO- Overeenkomst is opgenomen, noch op de aankoopspecificaties die door overheidsinstanties zijn opgesteld om in hun eigen productie- of ver- bruiksbehoeften te voorzien, van toepassing.
3. Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de definities van bij- lage 1 bij de TBT-Overeenkomst.
Bevestiging van TBT-Overeenkomst
De partijen bevestigen hun bestaande wederzijdse rechten en verplich- tingen ingevolge de TBT-Overeenkomst, die hierbij in de onderhavige overeenkomst wordt opgenomen en hier deel van uitmaakt.
Artikel 172
Technische samenwerking
1. De partijen versterken hun samenwerking op het gebied van nor- men, technische voorschriften, metrologie, markttoezicht, accreditatie en conformiteitsbeoordelingssystemen, teneinde het wederzijdse begrip van hun respectieve systemen te verbeteren en de toegang tot hun respec- tieve markten te vergemakkelijken. Daartoe kunnen zij zowel op hori- zontaal als op sectorniveau dialogen over regelgeving tot stand brengen.
2. Bij hun samenwerking streven de partijen ernaar om handelsbevor- derende initiatieven in kaart te brengen, te ontwikkelen en te bevorde- ren die met name, doch niet uitsluitend, het volgende kunnen inhouden:
a. versterken van de samenwerking op regelgevingsgebied door de uitwisseling van gegevens en ervaringen alsmede door wetenschappe- lijke en technische samenwerking, teneinde de kwaliteit van hun techni- sche voorschriften, normen, markttoezicht, conformiteitsbeoordeling en accreditatie te verbeteren en beter gebruik te maken van de beschikbare middelen op regelgevingsgebied;
b. bevorderen en aanmoedigen van samenwerking tussen hun respec- tieve openbare of particuliere organisaties voor metrologie, normalisatie, markttoezicht, conformiteitsbeoordeling en accreditatie;
c. bevorderen van de ontwikkeling van de kwaliteitsinfrastructuur voor normalisatie, metrologie, accreditatie, conformiteitsbeoordeling en van het systeem voor markttoezicht in de Republiek Moldavië;
d. bevorderen van de deelname van de Republiek Moldavië aan het werk van verwante Europese organisaties;
e. zoeken naar oplossingen voor technische handelsbelemmeringen die zich kunnen voordoen; en
f. hun standpunten afstemmen in internationale organisaties voor handel en regelgeving zoals de WTO en de Economische Commissie van de Verenigde Naties voor Europa, hierna „VN-ECE” genoemd.
Aanpassing van technische voorschriften, normen en conformiteitsbeoordeling
1. De Republiek Moldavië neemt de maatregelen die nodig zijn om geleidelijk te komen tot conformiteit met de technische voorschriften, normen, metrologie, accreditatie, conformiteitsbeoordeling, bijbeho- rende systemen en het systeem voor markttoezicht van de Unie, en ver- bindt zich tot naleving van de beginselen en de praktijken die in het toe- passelijke acquis van de Unie zijn neergelegd.
2. Met het oog op het bereiken van de doelstellingen van lid 1:
a. neemt de Republiek Moldavië geleidelijk het toepasselijke acquis van de Unie op in haar wetgeving overeenkomstig de bepalingen van bijlage XVI bij deze overeenkomst; en
b. voert de Republiek Moldavië de benodigde administratieve en institutionele hervormingen door met het oog op het doeltreffende en transparante stelsel dat voor de uitvoering van dit hoofdstuk vereist is.
3. De Republiek Moldavië onthoudt zich van wijziging van haar hori- zontale en sectorspecifieke wetgeving, tenzij wijziging plaatsvindt om die wetgeving geleidelijk aan het dienovereenkomstige acquis van de Unie aan te passen en die aanpassing te handhaven, en stelt de Unie van wijzigingen van haar nationale wetgeving in kennis.
4. De Republiek Moldavië waarborgt dat haar desbetreffende natio- nale organen deelnemen aan Europese en internationale organisaties voor normalisatie, wettelijke en fundamentele metrologie en conformi- teitsbeoordeling met inbegrip van accreditatie, overeenkomstig de res- pectieve werkzaamheden van die organen en de mogelijke deelnamesta- tus ervan.
5. Met het oog op de integratie van haar normalisatiestelsel:
a. zet de Republiek Moldavië geleidelijk het geheel aan Europese normen (EN) om in nationale normen, met inbegrip van de geharmoni- seerde Europese normen, waarvan het vrijwillige gebruik wordt vermoed in overeenstemming te zijn met de wetgeving van de Unie bij omzetting in de wetgeving van de Republiek Moldavië;
b. trekt de Republiek Moldavië gelijktijdig met deze omzetting daar- mee strijdige nationale normen in; en
c. vervult de Republiek Moldavië geleidelijk de voorwaarden voor volwaardig lidmaatschap van de Europese organisaties voor normalisa- tie.
6. Na de inwerkingtreding van deze overeenkomst verstrekt de Repu- bliek Moldavië de Unie jaarlijks verslagen over de maatregelen die zij
overeenkomstig bijlage XVI bij deze overeenkomst heeft genomen. Indien in bijlage XVI bij deze overeenkomst vermelde handelingen niet binnen het daarin vastgestelde tijdschema zijn uitgevoerd, geeft de Republiek Moldavië een nieuw tijdschema voor de voltooiing van die handelingen aan. Bijlage XVI bij deze overeenkomst kan door de par- tijen worden aangepast.
Artikel 174
Overeenkomst inzake overeenstemmingsbeoordeling en aanvaarding van industrieproducten („OOA”)
1. De partijen komen overeen dat zij uiteindelijk aan deze overeen- komst een overeenkomst inzake overeenstemmingsbeoordeling en aan- vaarding van industrieproducten, hierna „OOA” genoemd, hechten in de vorm van een protocol, inzake de overeengekomen sectoren van de lijst in bijlage XVI bij deze overeenkomst waarvan toereikende aanpassing wordt aangenomen, na controle door de Unie dat de desbetreffende sec- torspecifieke en horizontale wetgeving, instellingen en normen van de Republiek Moldavië volledig aan die van de Unie zijn aangepast. Het is de bedoeling dat de OOA uiteindelijk tot alle in bijlage XVI bij deze overeenkomst vermelde sectoren wordt uitgebreid.
2. De OOA zal bepalen dat de handel tussen de partijen in producten in de door haar bestreken sectoren plaatsvindt onder dezelfde voorwaar- den als die welke op de handel in dergelijke producten tussen de lidsta- ten van toepassing zijn.
Artikel 175
Merktekens en etikettering
1. Onverminderd de artikelen 173 en 174 van deze overeenkomst bevestigen de partijen met betrekking tot de technische voorschriften voor de etikettering of merktekens opnieuw de beginselen van hoofdstuk
2.2 van de TBT-Overeenkomst dat die voorschriften niet moeten worden opgesteld, vastgesteld of toegepast met het oogmerk of gevolg dat er onnodige belemmeringen voor de internationale handel ontstaan. Daar- toe mogen dergelijke voorschriften voor de etikettering of merktekens de handel niet meer beperken dan voor het bereiken van een legitieme doel- stelling noodzakelijk is, waarbij acht moet worden geslagen op de risi- co’s die zouden ontstaan wanneer niet aan die voorschriften wordt vol- daan.
2. Met betrekking tot verplichte etikettering of merktekens komen de partijen in het bijzonder overeen dat:
a. zij ernaar streven hun eisen inzake merktekens of etikettering tot een minimum te beperken, tenzij het om de overname van het acquis van de Unie op dit gebied en om de bescherming van de gezondheid, de vei- ligheid of het milieu, of om andere redelijke doelstellingen van over- heidsbeleid gaat; en
b. zij gerechtigd blijven te verlangen dat de informatie op het etiket of merkteken in een bepaalde taal wordt gesteld.
HOOFDSTUK 4
SANITAIRE EN FYTOSANITAIRE MAATREGELEN
Artikel 176
Doel
1. Het doel van dit hoofdstuk is het bevorderen van de handel in han- delsartikelen waarop tussen de partijen sanitaire en fytosanitaire maatre- gelen (SPS-maatregelen) van toepassing zijn, en tegelijkertijd het leven of de gezondheid van mens, dier of plant te beschermen door:
a. te zorgen voor volledige transparantie inzake de in bijlage XVII bij deze overeenkomst vermelde maatregelen die op de handel van toepas- sing zijn;
b. het regelgevingsstelsel van de Republiek Moldavië aan te passen aan dat van de Unie;
c. de dier- en plantgezondheidsstatus van de partijen te erkennen en het regionalisatiebeginsel toe te passen;
d. een mechanisme voor de erkenning van de gelijkwaardigheid van de in bijlage XVII bij deze overeenkomst vermelde, door een partij toe- gepaste maatregelen in te voeren;
e. verder uitvoering te blijven geven aan de SPS-Overeenkomst;
f. mechanismen en procedures voor handelsbevordering in te voeren;
en
g. de communicatie en samenwerking tussen de partijen inzake de in
bijlage XVII bij deze overeenkomst vermelde maatregelen te verbeteren.
2. Dit hoofdstuk heeft tot doel tussen de partijen een consensus over de normen voor dierenwelzijn te bereiken.
Artikel 177
Multilaterale verplichtingen
De partijen herbevestigen hun rechten en verplichtingen uit hoofde van de WTO-Overeenkomsten, en in het bijzonder de SPS-Overeenkomst.
Toepassingsgebied
Dit hoofdstuk is van toepassing op alle sanitaire en fytosanitaire maat- regelen van een partij die de handel tussen de partijen al dan niet recht- streeks kunnen beïnvloeden, met inbegrip van alle in bijlage XVII bij deze overeenkomst vermelde maatregelen.
Artikel 179
Definities
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
1. „sanitaire en fytosanitaire maatregelen” (SPS-maatregelen): maatre- gelen als omschreven in bijlage A, punt 1, bij de SPS-Overeenkomst;
2. „dieren”: dieren zoals omschreven in de Terrestrial Animal Health Code (Gezondheidscode voor landdieren) of de Aquatic Animal Health Code (Gezondheidscode voor waterdieren) van de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE);
3. „dierlijke producten”: producten van dierlijke oorsprong, met inbe- grip van producten van waterdieren zoals omschreven in de Gezond- heidscode voor waterdieren van het OIE;
4. „niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten”: dierlijke producten als vermeld in bijlage XVII-A, deel 2 (II), bij deze overeenkomst;
5. „planten”: levende planten en gespecificeerde levende delen daar- van, met inbegrip van zaden:
a. fruit, in botanische zin, ander dan diepgevroren;
b. groente, andere dan diepgevroren;
c. bollen, knollen en wortelstokken;
d. snijbloemen;
e. takken met loof;
f. gekapte bomen met loof;
g. plantenweefselculturen;
h. bladeren, loof;
i. levende pollen; en
j. enten, stekken, knoppen;
6. „plantaardige producten”: producten van plantaardige oorsprong die niet zijn verwerkt of die een eenvoudige behandeling hebben ondergaan, voor zover het geen planten betreft die in bijlage XVII-A, deel 3, bij deze overeenkomst zijn vermeld;
7. „zaden”: zaden in botanische zin, bestemd voor opplant;
8. „plaagorganismen” of „schadelijke organismen”: alle soorten, stam- men of biotypes van planten, dieren of ziekteverwekkers die schadelijk zijn voor planten of plantaardige producten;
9. „beschermd gebied” voor een bepaald gereguleerd schadelijk orga- nisme: een officieel afgebakend geografisch gebied in de Unie waarin dat organisme niet is gevestigd ondanks de gunstige omstandigheden en het feit dat het in andere delen van de Unie voorkomt;
10. „dierziekte”: een klinisch of pathologisch besmettingsverschijnsel bij dieren;
11. „ziekte bij aquacultuur”: klinische of niet-klinische besmetting met een of meer ziekteverwekkers van de ziekten die waterdieren tref- fen en die in de Gezondheidscode voor waterdieren van het OIE worden genoemd;
12. „besmetting bij dieren”: de situatie waarbij dieren drager zijn van een besmettelijk agens, ongeacht of zij klinische of pathologische be- smettingsverschijnselen vertonen;
13. „normen op het gebied van dierenwelzijn”: normen voor de be- scherming van dieren zoals deze door de partijen zijn opgesteld en wor- den toegepast en in voorkomend geval overeenstemmen met de normen van het OIE;
14. „adequaat niveau” van sanitaire en fytosanitaire bescherming: het adequate niveau van sanitaire en fytosanitaire bescherming zoals om- schreven in bijlage A, punt 5, bij de SPS-Overeenkomst;
15. „regio”: voor wat diergezondheid betreft, gebieden of regio’s als omschreven in de Gezondheidscode voor landdieren van het OIE, en voor aquacultuur de gebieden als omschreven in de Gezondheidscode voor waterdieren van het OIE. Voor de Unie wordt onder de term
„grondgebied” of „land” het grondgebied van de Unie verstaan;
16. „plaagorganismevrij gebied” (PVG): gebied waarin een specifiek plaagorganisme blijkens wetenschappelijk bewijs niet voorkomt en waarin, voor zover passend, deze hoedanigheid officieel in stand wordt gehouden;
17. „regionalisatie”: het begrip regionalisatie als omschreven in arti- kel 6 van de SPS-Overeenkomst;
18. „zending”: een aantal levende dieren of een hoeveelheid dierlijke producten van hetzelfde type, waarvoor één certificaat of document is afgegeven, die met hetzelfde transportmiddel wordt vervoerd, die is ver- zonden door één afzender en die van oorsprong is uit dezelfde partij van uitvoer of gebied(en) van de partij. Een zending van dieren kan uit een of meer partijen bestaan. Een zending van dierlijke producten kan uit een of meer handelsartikelen of partijen bestaan;
19. „zending van planten of plantaardige producten”: een hoeveelheid planten, plantaardige producten en/of andere materialen die van een par- tij naar de andere worden verplaatst, en waarvoor, indien nodig, één fytosanitair certificaat is afgegeven. Een zending kan uit een of meer handelsartikelen of partijen bestaan;
20. „partij”: een aantal eenheden van een handelsartikel, dat herken- baar is door de homogeniteit van de samenstelling en oorsprong ervan, en dat deel uitmaakt van een zending;
21. „gelijkwaardigheid in het kader van het handelsverkeer”
22. „sector”: de productie- en handelsstructuur voor een product of productcategorie in een van de partijen;
23. „subsector”: een welomschreven en gecontroleerd deel van een sector;
24. „handelsartikel”: de producten of materialen die worden verplaatst voor handelsdoeleinden, met inbegrip van die bedoeld in de punten 2 tot en met 7;
25. „specifieke invoervergunning”: een door de bevoegde autoriteiten van de partij van invoer aan een individuele importeur van tevoren ver- strekte officiële vergunning voor de invoer van één enkele zending of verschillende zendingen van een handelsartikel uit de partij van uitvoer, dat binnen het toepassingsgebied van dit hoofdstuk valt;
26. „werkdagen”: weekdagen behalve zondag, zaterdag en feestdagen in een van de partijen;
27. „inspectie”: het onderzoeken van elk aspect van diervoeders, le- vensmiddelen, diergezondheid en dierenwelzijn, teneinde na te gaan of deze aspecten voldoen aan de voorschriften van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezond- heid en dierenwelzijn;
28. „fytosanitaire controle”: officieel onderzoek met het blote oog van planten, plantaardige producten of andere materialen waarvoor voor- schriften bestaan, om te bepalen of er sprake is van plaagorganismen en/of te bepalen of er al dan niet aan de fytosanitaire voorschriften is voldaan;
29. „verificatie”: toetsen, via onderzoek en inaanmerkingneming van objectief bewijsmateriaal, of aan specifieke vereisten is voldaan.
Artikel 180
Bevoegde autoriteiten
De partijen brengen elkaar op de hoogte van de structuur, organisatie en verdeling van bevoegdheden van hun bevoegde autoriteiten tijdens de eerste bijeenkomst van het in artikel 191 van deze overeenkomst be- doelde subcomité voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen, hierna
„SPS-subcomité” genoemd. De partijen stellen elkaar op de hoogte van elke verandering van de structuur, organisatie en verdeling van bevoegd- heden, met inbegrip van de contactpunten, aangaande die bevoegde autoriteiten.
Geleidelijke aanpassing
1. De Republiek Moldavië past haar sanitaire en fytosanitaire wetge- ving alsmede die op het gebied van dierenwelzijn geleidelijk aan aan die van de Unie zoals vastgelegd in bijlage XXIV bij deze overeenkomst.
2. De partijen werken samen inzake geleidelijke aanpassing en capa- citeitsopbouw.
3. Het SPS-subcomité bewaakt op regelmatige basis de uitvoering van het aanpassingsproces zoals vastgelegd in bijlage XXIV bij deze overeenkomst, om de nodige aanbevelingen inzake aanpassing te kun- nen geven.
4. Uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van deze overeen- komst legt de Republiek Moldavië een lijst van de door de EU aange- nomen sanitaire en fytosanitaire wetgeving alsmede die op het gebied van dierenwelzijn en andere wetgevende maatregelen voor waaraan zij haar wetgeving zal aanpassen. De lijst wordt onderverdeeld naar priori- teitsgebieden voor de maatregelen als omschreven in bijlage XVII bij deze overeenkomst, waarbij het handelsartikel of de groep handelsarti- kelen waarop de aangepaste maatregelen betrekking hebben wordt aan- gegeven. Deze aanpassingslijst dient als referentiedocument voor de ten- uitvoerlegging van dit hoofdstuk.
5. De aanpassingslijst en de beginselen voor de beoordeling van de voortgang met de aanpassing zullen worden toegevoegd aan bijlage XXIV bij deze overeenkomst en zullen worden gebaseerd op de techni- sche en financiële middelen van de Republiek Moldavië.
Artikel 182
Erkenning van diergezondheidsstatus en status inzake plaagorganismen alsmede van regionale omstandigheden in kader van handelsverkeer
Erkenning van status inzake dierziekten, besmetting bij dieren of plaagorganismen
1. Wat dierziekten en besmettingen bij dieren (met inbegrip van zoö- nose) betreft, gelden onderstaande bepalingen:
a. de partij van invoer erkent, in het kader van het handelsverkeer, de diergezondheidsstatus van de partij van uitvoer of haar regio’s, zoals deze overeenkomstig de procedure van bijlage XIX, deel A, bij deze overeenkomst zijn vastgesteld, voor de in bijlage XVIII-A bij deze overeenkomst opgenomen dierziekten;
b. wanneer een partij meent dat zij voor haar grondgebied of een regio binnen haar grondgebied een bijzondere status heeft voor een bepaalde dierziekte die niet in bijlage XVIII-A bij deze overeenkomst is opgenomen, kan zij om erkenning van deze status verzoeken over- eenkomstig de procedure van bijlage XIX, deel C, bij deze overeen- komst. De partij van invoer kan bij de invoer van levende dieren en dierlijke producten garanties eisen die in overeenstemming zijn met de overeengekomen status van de partijen;
c. de partijen erkennen als basis voor hun onderlinge handel de status van de grondgebieden of de regio’s, of de status in een sector of een subsector van de partijen met betrekking tot de prevalentie of incidentie van een niet in bijlage XVIII-A bij deze overeenkomst opgenomen dierziekte of, in voorkomend geval, van besmettingen bij dieren en/of het daaraan verbonden risico, zoals gedefinieerd door het OIE. De partij van invoer kan bij de invoer van levende dieren en dierlijke producten garanties eisen die in overeenstemming zijn met de overeenkomstig de aanbevelingen van het OIE vastgestelde status; en
d. onverminderd de artikelen 184, 186 en 190 van deze overeen- komst, en tenzij de partij van invoer uitdrukkelijk bezwaar maakt en om ondersteunende of bijkomende gegevens, overleg en/of verificatie verzoekt, neemt elke partij onverwijld de nodige wettelijke en be- stuursrechtelijke maatregelen om handel mogelijk te maken op basis van de bepalingen van dit lid, onder a), b) en c).
2. Wat plaagorganismen betreft, gelden onderstaande bepalingen:
a. de partijen erkennen in het kader van het handelsverkeer de sta- tus inzake plaagorganismen met betrekking tot de in bijlage XVIII-B bij deze overeenkomst opgenomen plaagorganismen als omschreven in bijlage XIX-B bij deze overeenkomst; en
b. onverminderd de artikelen 184, 186 en 190 van deze overeen- komst, en tenzij de partij van invoer uitdrukkelijk bezwaar maakt en om ondersteunende of bijkomende gegevens, overleg en/of verificatie verzoekt, neemt elke partij onverwijld de nodige wettelijke en be- stuursrechtelijke maatregelen om de handel mogelijk te maken op basis van de bepalingen van dit lid, onder a).
Erkenning van regionalisatie/zonering, plaagorganismevrije ge- bieden (PVG’s) en beschermde gebieden (BG’s)
3. De partijen erkennen de begrippen regionalisatie en PVG’s zoals omschreven in het Internationaal Verdrag voor de bescherming van plan- ten (IPPC) van 1997 en de internationale normen voor fytosanitaire maatregelen (ISPM’s) van de Voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO), en beschermde gebieden, zoals gedefineerd in Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen, en komen overeen dat deze begrippen op de handel tussen hen van toepassing zijn.
4. De partijen komen overeen dat regionalisatiebesluiten voor de in bijlage XVIII-A bij deze overeenkomst opgenomen dier- en visziekten en voor de in bijlage XVIII-B bij deze overeenkomst opgenomen plaag- organismen moeten worden genomen overeenkomstig de bepalingen van bijlage XIX, delen A en B, bij deze overeenkomst.
5. Wat dierziekten betreft, deelt de partij van uitvoer die erkenning van haar regionalisatiebesluit door de partij van invoer wenst, overeen- komstig artikel 184 van deze overeenkomst de door haar ingestelde maatregelen mee met een omstandige toelichting op en ondersteunende gegevens voor haar bepalingen en besluiten. Onverminderd artikel 185 van deze overeenkomst en tenzij de partij van invoer uitdrukkelijk bezwaar maakt en om bijkomende gegevens, overleg en/of verificatie verzoekt binnen 15 werkdagen na ontvangst van de kennisgeving, wordt het aldus meegedeelde regionalisatiebesluit geacht te zijn aanvaard;
Het in de eerste alinea van dit lid bedoelde overleg vindt plaats overeenkomstig artikel 185, lid 3, van deze overeenkomst. De partij van invoer beoordeelt de bijkomende gegevens binnen 15 werkdagen na ont- vangst ervan. De in de eerste alinea van dit lid bedoelde verificatie geschiedt overeenkomstig artikel 188 van deze overeenkomst, binnen 25 werkdagen na ontvangst van het verzoek daartoe.
6. Wat plaagorganismen betreft, draagt elke partij er zorg voor dat bij de handel in planten, plantaardige producten en andere materialen in voorkomend geval rekening wordt gehouden met de status inzake plaag- organismen in een gebied dat door de andere partij is erkend als be- schermd gebied of plaagorganismevrij gebied. Een partij die erkenning van haar PVG door de andere partij wenst, deelt de door haar ingestelde maatregelen mee, desgevraagd met een omstandige toelichting op en ondersteunende gegevens voor de vaststelling en handhaving, waarbij de richtsnoeren van de FAO of het IPPC, met inbegrip van ISPM’s, wor- den aangehouden. Onverminderd artikel 190 van deze overeenkomst en tenzij een partij uitdrukkelijk bezwaar maakt en om bijkomende gege- vens, overleg en/of verificatie verzoekt binnen drie maanden na de ken- nisgeving, wordt het aldus meegedeelde regionalisatiebesluit ter zake van het PVG geacht te zijn aanvaard.
Het in de eerste alinea van dit lid bedoelde overleg vindt plaats overeenkomstig artikel 185, lid 3, van deze overeenkomst. De partij van invoer beoordeelt de bijkomende gegevens binnen drie maanden na ont- vangst ervan. De in de eerste alinea van dit lid bedoelde verificatie geschiedt overeenkomstig artikel 188 van deze overeenkomst binnen 12 maanden na ontvangst van het verzoek daartoe, rekening houdende met de biologische kenmerken van het plaagorganisme en het gewas in kwestie.
7. Na voltooiing van de procedures van de leden 4 tot en met 6 van dit artikel, en onverminderd artikel 190 van deze overeenkomst, neemt elke partij onverwijld de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke maat- regelen om de handel mogelijk te maken op basis van de in die leden vervatte bepalingen.
8. De partijen verbinden zich tot verdere besprekingen met het oog op de tenuitvoerlegging van het compartimenteringsbeginsel.
Artikel 183
Erkenning van gelijkwaardigheid
1. Erkenning van gelijkwaardigheid kan geschieden met betrekking tot:
a. afzonderlijke maatregelen;
b. een groep maatregelen; of
c. een op een sector, subsector, handelsartikel of groep handelsartike- len toepasselijk systeem.
2. Met betrekking tot de erkenning van de gelijkwaardigheid wordt door de partijen de procedure van lid 3 gevolgd. Deze procedure omvat dat door de partij van uitvoer objectief bewijs van gelijkwaardigheid wordt aangedragen en dat het verzoek door de partij van invoer objec- tief wordt beoordeeld. Deze beoordeling kan inspecties of verificaties omvatten.
3. Indien de partij van uitvoer een verzoek indient met betrekking tot een erkenning van gelijkwaardigheid als bedoeld in lid 1 van dit artikel, leiden de partijen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maan- den na ontvangst van dit verzoek door de partij van invoer de overleg- procedure in die de in bijlage XXI bij deze overeenkomst genoemde stappen omvat. Indien de partij van uitvoer meerdere verzoeken indient, komen de partijen, op verzoek van de partij van invoer, in het in artikel 191 van deze overeenkomst bedoelde SPS-subcomité een tijdschema overeen waarbinnen zij de in dit lid bedoelde procedure inleiden en uit- voeren.
4. De Republiek Moldavië stelt de Unie in kennis zodra de aanpas- sing is voltooid ten gevolge van het toezicht waarin artikel 181, lid 3, van deze overeenkomst voorziet. Deze kennisgeving wordt beschouwd als een verzoek van de Republiek Moldavië om de procedure voor de erkenning van de gelijkwaardigheid van de desbetreffende maatregelen overeenkomstig lid 3 van dit artikel in te leiden.
5. Tenzij anders overeengekomen, rondt de partij van invoer de pro- cedure voor de erkenning van de gelijkwaardigheid als bedoeld in lid 3 van dit artikel af binnen twaalf maanden na ontvangst van het verzoek van de partij van uitvoer, met inbegrip van een dossier met het bewijs van gelijkwaardigheid. Deze termijn kan worden verlengd voor sei-
zoensgewassen waarvoor het gerechtvaardigd is de evaluatie uit te stel- len teneinde de fytosanitaire maatregelen over een voldoende lange groeiperiode te kunnen verifiëren.
6. De partij van invoer stelt de gelijkwaardigheid wat betreft planten, plantaardige producten en andere materialen vast overeenkomstig de desbetreffende ISPM’s.
7. De partij van invoer kan de erkenning van de gelijkwaardigheid intrekken of opschorten bij elke wijziging van een maatregel door een van de partijen die van invloed is op de gelijkwaardigheid, op voor- waarde dat de volgende procedure wordt gevolgd:
a. overeenkomstig artikel 184, lid 2, van deze overeenkomst stelt de partij van uitvoer de partij van invoer in kennis van elk voorstel tot wij- ziging van door haar ingestelde maatregelen waarvan de gelijkwaardig- heid werd erkend, en van de waarschijnlijke gevolgen van de voorge- stelde maatregelen voor deze gelijkwaardigheid. Binnen één maand na de ontvangst van deze gegevens stelt de partij van invoer de partij van uitvoer ervan in kennis of de erkenning van de gelijkwaardigheid op basis van de voorgestelde maatregelen al dan niet gehandhaafd blijft;
b. overeenkomstig artikel 184, lid 2, van deze overeenkomst stelt de partij van invoer de partij van uitvoer in kennis van elk voorstel tot wij- ziging van door haar ingestelde maatregelen op basis waarvan de gelijk- waardigheid werd erkend, en van de waarschijnlijke gevolgen van de voorgestelde maatregelen voor deze gelijkwaardigheid. Indien de partij van invoer de erkenning van de gelijkwaardigheid niet handhaaft, kun- nen de partijen de voorwaarden overeenkomen waaronder de in lid 3 van dit artikel bedoelde procedure opnieuw kan worden ingeleid op basis van de voorgestelde maatregelen.
8. Het besluit over de erkenning van de gelijkwaardigheid dan wel de opschorting of intrekking ervan kan uitsluitend worden genomen door de partij van invoer, overeenkomstig haar wettelijke en bestuursrechtelijke regelgeving. De partij van invoer verstrekt de partij van uitvoer schrif- telijk een omstandige toelichting bij en de ondersteunende gegevens voor de bepalingen en besluiten op grond van dit artikel. Indien de erkenning van de gelijkwaardigheid wordt geweigerd, dan wel wordt opgeschort of ingetrokken, stelt de partij van invoer de partij van uitvoer in kennis van de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om de in lid 3 bedoelde procedure opnieuw te kunnen inleiden.
9. Onverminderd artikel 190 van deze overeenkomst kan de partij van invoer de erkenning van de gelijkwaardigheid niet intrekken of opschor- ten vóór de inwerkingtreding van de nieuwe maatregelen die door een van de partijen zijn voorgesteld.
De status van gelijkwaardigheid wordt vermeld in bijlage XXV bij deze overeenkomst.
Artikel 184
Transparantie en uitwisseling van informatie
1. Onverminderd artikel 185 van deze overeenkomst werken de par- tijen samen ter versterking van het wederzijdse begrip van de in de andere partij opgezette officiële controlestructuur en -mechanismen voor de uitvoering van de in bijlage XVII bij deze overeenkomst vermelde maatregelen en de doeltreffendheid van een dergelijke structuur en een dergelijk mechanisme. Dit kan onder meer worden bereikt door versla- gen van internationale audits wanneer deze openbaar worden gemaakt door de partijen. De partijen kunnen in voorkomend geval informatie over de resultaten van dergelijke audits of andere informatie uitwisselen.
2. In het kader van de in artikel 181 van deze overeenkomst bedoelde aanpassing van wetgeving of de in artikel 183 van deze overeenkomst bedoelde erkenning van de gelijkwaardigheid houden de partijen elkaar op de hoogte van wetswijzigingen en procedurele wijzigingen die voor de betrokken gebieden worden aangenomen of vastgesteld.
3. In dit verband informeert de Unie de Republiek Moldavië ruim tevoren over wijzigingen in de wetgeving van de Unie, opdat de Repu- bliek Moldavië kan overwegen haar wetgeving dienovereenkomstig te wijzigen.
De noodzakelijke mate van samenwerking moet worden bereikt om de toezending van wetgevingsdocumenten op verzoek van een van de par- tijen te bevorderen.
Hiertoe stelt elke partij de andere partij onverwijld in kennis van haar contactpunten, ook van wijzigingen met betrekking tot deze contactpun- ten.
Kennisgeving, overleg en bevordering van communicatie
1. Elke partij stelt de andere partij binnen twee werkdagen schrifte- lijk in kennis van ieder ernstig of aanzienlijk gezondheidsrisico voor mens, dier of plant, met inbegrip van alle noodsituaties in verband met de voedselcontrole of situaties waarin een duidelijk ernstig gezondheids- risico werd geconstateerd in verband met de consumptie van dierlijke of plantaardige producten, in het bijzonder:
a. alle maatregelen die relevant zijn voor de in artikel 182 van deze overeenkomst bedoelde regionalisatiebesluiten;
b. de aanwezigheid of ontwikkeling van een in bijlage XVIII-A bij deze overeenkomst opgenomen dierziekte of van een in bijlage XVIII-B bij deze overeenkomst opgenomen gereglementeerd plaagorganisme;
c. bevindingen van epidemiologisch belang of belangrijke daaraan verbonden risico’s met betrekking tot niet in de bijlagen XVIII-A en XVIII-B bij deze overeenkomst opgenomen dierziekten en plaagorganis- men of nieuwe dierziekten en plaagorganismen; en
d. eventuele aanvullende maatregelen die verder gaan dan de basis- vereisten voor de respectieve maatregelen van de partijen ter bestrijding of uitroeiing van dierziekten of plaagorganismen of ter bescherming van de gezondheid van mens of plant, en eventuele wijzigingen in het pre- ventiebeleid, waaronder het vaccinatiebeleid.
2. Kennisgevingen worden schriftelijk gedaan aan de in artikel 184, lid 3, van deze overeenkomst bedoelde contactpunten.
Schriftelijke kennisgeving gebeurt per post, per fax of per e-mail. Kennisgevingen worden enkel gedaan tussen de in artikel 184, lid 3, van deze overeenkomst bedoelde contactpunten.
3. Wanneer een partij zich ernstig zorgen maakt over een risico voor de gezondheid van mens, dier of plant, vindt op verzoek van die partij zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen 15 werkdagen na dat ver- zoek overleg over de situatie plaats. Daarbij tracht elke partij alle infor- matie te verstrekken die nodig is om verstoringen van het handelsver- keer te voorkomen en tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te komen die verenigbaar is met de bescherming van de gezondheid van mens, dier en plant.
4. Op verzoek van een partij vindt zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen 20 werkdagen na de kennisgeving overleg over dierenwel- zijn plaats. Elke partij tracht daarbij alle vereiste informatie te verstrek- ken.
5. Op verzoek van een partij vindt het in de leden 3 en 4 van dit arti- kel genoemde overleg plaats in de vorm van een video- of audioverga-
6. De Republiek Moldavië zal een nationaal systeem voor snelle waarschuwingen voor levensmiddelen en diervoeders (NRASFF) en een nationaal mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing (NEWM) die met die van de EU verenigbaar zijn, uitwerken en ten uitvoer leggen. Wanneer de Republiek Moldavië de nodige wetgeving op dit gebied heeft uitgevoerd en de voorwaarden voor de juiste werking van het NRASFF en het NEWM ter plaatse heeft geschapen, zullen het NR- ASFF en het NEWM binnen een passende, door de partijen overeen te komen termijn worden verbonden met de desbetreffende EU-systemen.
Artikel 186
Handelsvoorwaarden
1. Algemene invoervoorwaarden:
a. De partijen komen overeen dat de invoer van handelsartikelen waarop de bijlagen XVII-A en XVII-C, punten 2 en 3, bij deze overeen- komst betrekking hebben, aan algemene invoervoorwaarden worden onderworpen. Onverminderd de overeenkomstig artikel 182 van deze overeenkomst genomen besluiten gelden de door de partij van invoer gestelde invoervoorwaarden voor het gehele grondgebied van de partij van uitvoer. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst en overeen- komstig artikel 184 van deze overeenkomst stelt de partij van invoer de partij van uitvoer in kennis van haar sanitaire en/of fytosanitaire invoer- vereisten voor de in de bijlagen XVII-A en XVII-C bij deze overeen- komst bedoelde handelsartikelen. Deze informatie omvat in voorkomend geval de modellen voor de officiële certificaten, verklaringen of handels- documenten als voorgeschreven door de partij van invoer.
b. i. Voor wijzigingen of voorgestelde wijzigingen van de in lid 1, onder a), van dit artikel bedoelde voorwaarden gelden de des- betreffende kennisgevingsprocedures van de SPS- Overeenkomst, ongeacht of zij betrekking hebben op maatrege- len waarop de SPS-Overeenkomst betrekking heeft.
ii. Onverminderd artikel 190 van deze overeenkomst houdt de par- tij van invoer rekening met de reistijd tussen de partijen bij de vaststelling van de datum waarop de in lid 1, onder a), van dit artikel bedoelde gewijzigde voorwaarden van kracht worden; en
iii. Indien de partij van invoer deze kennisgevingsvereisten niet in acht neemt, blijft zij een certificaat of attest waarmee de nale- ving van de voorheen geldende voorwaarden wordt gegaran- deerd, accepteren tot 30 dagen nadat de gewijzigde invoervoor- waarden van kracht zijn geworden.
2. Invoervoorwaarden na de erkenning van de gelijkwaardigheid
a. Binnen 90 dagen na de datum van vaststelling van het besluit waar- bij de gelijkwaardigheid wordt erkend, nemen de partijen de nodige wet- telijke en bestuursrechtelijke maatregelen voor de tenuitvoerlegging van die erkenning, teneinde op die basis de onderlinge handel in de in de bijlagen XVII-A en XVII-C, punten 2 en 3, bij deze overeenkomst bedoelde handelsartikelen mogelijk te maken. Voor deze handelsartike- len kan in dat geval het model voor het door de partij van invoer geëiste officiële certificaat of officiële document worden vervangen door een overeenkomstig bijlage XXIII-B bij deze overeenkomst opgesteld certi- ficaat.
b. Voor handelsartikelen in sectoren of subsectoren waarvoor niet alle maatregelen als gelijkwaardig zijn erkend, blijft de handel verlopen op basis van de in lid 1, onder a), van dit artikel bedoelde voorwaarden. Indien de partij van uitvoer daarom verzoekt, is lid 5 van dit artikel van toepassing.
3. Vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst is voor de in de bijlagen XVII-A en XVII-C, punt 2, bij deze overeenkomst bedoelde handelsartikelen geen specifieke invoervergunning vereist.
4. Ten aanzien van de voorwaarden die relevant zijn voor de handel in de in lid 1, onder a), van dit artikel bedoelde handelsartikelen voeren de partijen, op verzoek van de partij van uitvoer, in het SPS-subcomité overleg overeenkomstig artikel 191 van deze overeenkomst, teneinde overeenstemming te bereiken over alternatieve of bijkomende invoer- voorwaarden van de partij van invoer. Zulke alternatieve of bijkomende invoervoorwaarden mogen, in voorkomend geval, worden gebaseerd op maatregelen van de partij van uitvoer die door de partij van invoer als gelijkwaardig zijn erkend. Bij overeenstemming neemt de partij van invoer binnen 90 dagen de nodige wettelijke en/of bestuursrechtelijke maatregelen om de invoer op basis van de overeengekomen invoervoor- waarden mogelijk te maken.
5. Lijst van inrichtingen, voorwaardelijke goedkeuring
a. Voor de invoer van de in bijlage XVII-A, deel 2, bij deze overeen- komst bedoelde dierlijke producten verleent de partij van invoer, op ver- zoek van de partij van uitvoer die daarbij de passende garanties geeft, een voorlopige goedkeuring voor de in bijlage XX, punt 2, bij deze over- eenkomst bedoelde verwerkingsinrichtingen die zich op het grondgebied van de partij van uitvoer bevinden, zonder voorafgaande inspectie van afzonderlijke inrichtingen. Deze goedkeuring moet in overeenstemming zijn met de in bijlage XX bij deze overeenkomst vastgestelde voorwaar- den en bepalingen. Tenzij om bijkomende gegevens wordt verzocht, neemt de partij van invoer binnen één maand na ontvangst van het ver-
zoek en de desbetreffende garanties de nodige wettelijke en/of bestuurs- rechtelijke maatregelen om de invoer op basis daarvan mogelijk te maken.
De eerste lijst van inrichtingen wordt goedgekeurd overeenkomstig de bepalingen van bijlage XX bij deze overeenkomst.
b. Voor de invoer van de in lid 2, onder a), van dit artikel bedoelde dierlijke producten doet de partij van uitvoer haar lijst van inrichtingen die aan de eisen van de partij van invoer voldoen, aan de partij van invoer toekomen.
6. Op verzoek van een partij verstrekt de andere partij de toelichting bij en ondersteunende gegevens voor de bepalingen en besluiten op grond van dit artikel.
Artikel 187
Certificeringsprocedure
1. Voor certificeringsprocedures en de afgifte van certificaten en offi- ciële documenten zijn de partijen het eens over de beginselen die in bij- lage XXIII bij deze overeenkomst zijn uiteengezet.
2. Het in artikel 191 van deze overeenkomst bedoelde SPS-subcomité kan de regels vaststellen die moeten worden gevolgd in het geval van elektronische certificering, en de intrekking of vervanging van certifica- ten langs elektronische weg.
3. In het kader van de in artikel 181 van deze overeenkomst bedoelde aanpassing van wetgeving komen de partijen indien van toepassing gezamenlijke modellen van certificaten overeen.
Artikel 188
Verificatie
1. Om het vertrouwen in de doeltreffende tenuitvoerlegging van de bepalingen van dit hoofdstuk te bewaren, heeft elke partij het recht:
a. alle of een deel van de inspectie- en certificatiesystemen van de autoriteiten van de andere partij, en/of in voorkomend geval andere maatregelen, te controleren, overeenkomstig de desbetreffende interna- tionale normen, richtsnoeren en aanbevelingen van de Codex Alimenta- rius, het OIE en het IPPC; en
b. informatie van de andere partij over haar controlesysteem te ont- vangen en te worden geïnformeerd over de resultaten van de in het kader van dat systeem verrichte controles.
3. Indien de partij van invoer besluit om een verificatiebezoek te brengen aan de partij van uitvoer, stelt zij de partij van uitvoer daar ten minste drie maanden van tevoren in kennis, uitgezonderd in noodgeval- len of indien de partijen anders overeenkomen. Enigerlei wijziging ten aanzien van dat bezoek wordt door de partijen overeengekomen.
4. De kosten van de verificatie van alle of een deel van de inspectie- en certificatiesystemen van de bevoegde autoriteiten van de andere par- tij, of in voorkomend geval andere maatregelen, worden gedragen door de partij die de verificatie of de inspectie verricht.
5. Het ontwerp van de schriftelijke mededeling over de verificaties wordt de partij van uitvoer binnen drie maanden na het einde van de verificatie toegezonden. De partij van uitvoer heeft 45 werkdagen de tijd om opmerkingen over het ontwerp van schriftelijke mededeling in te dienen. De opmerkingen van de partij van uitvoer worden bij het eind- rapport gevoegd en in voorkomend geval daarin opgenomen. Wanneer er evenwel in de loop van de verificatie een aanmerkelijk gezondheids- risico voor mens, dier of plant wordt vastgesteld, wordt de partij van uit- voer hiervan zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen 10 werkda- gen na het einde van de verificatie in kennis gesteld.
6. Voor de duidelijkheid: de verificatieresultaten kunnen worden ge- bruikt ten behoeve van de in de artikelen 181, 183 en 189 van deze over- eenkomst bedoelde procedures die door de partijen of een van de par- tijen worden gevoerd.
Artikel 189
Invoercontroles en inspectievergoedingen
1. De partijen komen overeen dat de partij van invoer bij haar invoer- controles op zendingen uit de partij van uitvoer de in bijlage XXII, deel A, bij deze overeenkomst vastgelegde beginselen in acht dient te nemen. De resultaten van deze controles kunnen worden gebruikt ten behoeve van de in artikel 188 van deze overeenkomst bedoelde verificaties.
2. De frequentie waarmee elke partij materiële invoercontroles ver- richt, zijn vastgesteld in bijlage XXII, deel B, bij deze overeenkomst. Een partij kan deze frequentie binnen de grenzen van haar bevoegdheid
3. De inspectievergoedingen mogen uitsluitend de kosten van de bevoegde autoriteit voor het verrichten van de invoercontroles dekken. De vergoeding wordt op dezelfde basis als retributies voor de inspectie van soortgelijke interne producten berekend.
4. De partij van invoer informeert de partij van uitvoer op haar ver- zoek over elke wijziging in de maatregelen die relevant zijn voor de invoercontroles en inspectievergoedingen, met inbegrip van de redenen daarvoor, en van elke belangrijke wijziging in de wijze waarop haar diensten deze controles verrichten.
5. De partijen kunnen overeenkomen onder welke voorwaarden zij, vanaf een door het in artikel 191 van deze overeenkomst bedoelde SPS- subcomité vast te stellen datum, elkaars in artikel 188, lid 1, onder b), van deze overeenkomst bedoelde controles goedkeuren, teneinde de fre- quentie van de materiële invoercontroles voor de in artikel 186, lid 2, onder a), van deze overeenkomst bedoelde handelsartikelen in voorko- mend geval aan te passen en wederzijds te verlagen.
Vanaf die datum kunnen de partijen wederzijds goedkeuring verlenen voor elkaars controles voor bepaalde handelsartikelen en de invoercon- troles voor deze handelsartikelen derhalve verminderen of vervangen.
Artikel 190
Vrijwaringsmaatregelen
1. Indien de partij van uitvoer op haar grondgebied maatregelen neemt tegen een mogelijk ernstig gevaar of risico voor de gezondheid van mens, dier of plant, neemt de partij van uitvoer, onverminderd lid 2, gelijkwaardige maatregelen om insleep van dit gevaar of risico op het grondgebied van de partij van invoer te voorkomen.
2. De partij van invoer kan, als daartoe ernstige redenen bestaan met betrekking tot de gezondheid van mens, dier of plant, voorlopige maat- regelen vaststellen om de gezondheid van mens, dier of plant te bescher- men. Voor zendingen die onderweg zijn tussen de partijen, zoekt de par- tij van invoer de meest geschikte, aan het risico evenredige oplossing om onnodige verstoringen van het handelsverkeer te voorkomen.
Artikel 191
Subcomité voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen
1. Hierbij wordt het subcomité voor sanitaire en fytosanitaire maatre- gelen, hierna „het SPS-subcomité” genoemd, opgericht. Het komt bin- nen drie maanden na de inwerkingtreding van deze overeenkomst bijeen, op verzoek van een van de partijen, of ten minste eens per jaar. Indien de partijen aldus overeenkomen, kan een bijeenkomst van het SPS- subcomité worden gehouden in de vorm van een video- of audioverga- dering. Tussen twee vergaderingen door kan het SPS-subcomité be- paalde aangelegenheden ook schriftelijk behandelen.
2. Het SPS-subcomité heeft de volgende taken:
a. alle kwesties die op dit hoofdstuk betrekking hebben, in overwe- ging nemen;
b. op de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk toezien en alle vragen die naar aanleiding van de tenuitvoerlegging ervan rijzen, bestuderen;
c. de bijlagen XVII tot en met XXV bij deze overeenkomst herzien, met name in het licht van de geboekte voortgang in het kader van het overleg en de procedures waarin dit hoofdstuk voorziet;
d. de bijlagen XVII tot en met XXV bij deze overeenkomst bij besluit wijzigen, in het licht van de in dit lid, onder c), bedoelde herziening of zoals anderszins bepaald in dit hoofdstuk; en
e. aan andere organen als omschreven in titel VII (Institutionele, alge- mene en slotbepalingen) van deze overeenkomst, standpunten aanreiken en aanbevelingen doen in het licht van de in dit lid, onder c), bedoelde herziening.
3. De partijen stemmen in met de oprichting van technische werk- groepen, waar van toepassing, bestaande uit deskundigen die als verte- genwoordiger van de partijen optreden; deze werkgroepen worden belast met de identificatie en behandeling van technische en wetenschappelijke vragen naar aanleiding van de toepassing van dit hoofdstuk. Als aanvul- lende expertise vereist is, kunnen de partijen ad-hocgroepen, met inbe-
grip van wetenschappelijke en deskundigengroepen, oprichten. Van deze ad-hocgroepen kunnen ook andere personen dan vertegenwoordigers van de partijen deel uitmaken.
4. Het SPS-subcomité brengt regelmatig verslag uit aan het Associa- tiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken, zoals bedoeld in artikel 438, lid 4, van deze overeenkomst, over zijn activiteiten en de in het kader van zijn bevoegdheid genomen besluiten.
5. Het SPS-subcomité stelt op zijn eerste bijeenkomst zijn werkwijze vast.
6. Besluiten, aanbevelingen, verslagen of andere handelingen van het SPS-subcomité of enige door dit comité opgerichte groep worden bij consensus tussen de partijen goedgekeurd.
HOOFDSTUK 5
DOUANE EN HANDELSBEVORDERING
Artikel 192
Doelstellingen
1. De partijen erkennen het belang van douaneaangelegenheden en handelsbevordering bij de ontwikkeling van het bilaterale handelsstelsel. Zij komen in beginsel overeen op dit gebied nauwer samen te werken om ervoor te zorgen dat de wetgeving en procedures ter zake, alsook de bestuurlijke capaciteit van de desbetreffende diensten, aan de doelstel- lingen van effectieve controle voldoen en de bevordering van de legi- xxxxx xxxxxx steunen.
2. De partijen erkennen dat het grootst mogelijke belang moet wor- den gehecht aan de legitieme doelstellingen van het overheidsbeleid, met inbegrip van handelsbevordering, veiligheid en fraudebestrijding, en aan een evenwichtige benadering hiervan.
Artikel 193
Wetgeving en procedures
1. De partijen komen overeen dat hun respectieve wetgeving op handels- en douanegebied in beginsel stabiel en allesomvattend moet zijn, alsmede dat de bepalingen en procedures evenredig, transparant, voorspelbaar, niet-discriminerend en onpartijdig moeten zijn en op een- vormige wijze doeltreffend moeten worden toegepast en dat zij onder meer:
a. de legitieme handel beschermen en vergemakkelijken door een doeltreffende handhaving en naleving van wettelijke vereisten;
b. onnodige of discriminerende lasten voor het bedrijfsleven tegen- gaan, fraude voorkomen en marktdeelnemers die de wetgeving goed naleven extra faciliteiten verlenen;
c. het enig document (ED) voor douaneaangiften toepassen;
d. maatregelen nemen die leiden tot meer efficiëntie, transparantie en vereenvoudiging van douaneprocedures en -praktijken aan de grens;
e. moderne douanetechnieken toepassen, zoals risicobeoordeling, con- troles na de vrijgave van goederen en bedrijfsauditmethoden, ter vereen- voudiging en bevordering van de binnenkomst en de vrijgave van goe- deren;
f. ernaar streven de kosten te verlagen en de voorspelbaarheid voor marktdeelnemers, met inbegrip van het midden- en kleinbedrijf, te ver- groten;
g. onverminderd de toepassing van objectieve criteria voor risicobe- oordeling de niet-discriminerende toepassing waarborgen van de vereis- ten en procedures die op de invoer, uitvoer en doorvoer van goederen van toepassing zijn;
h. de internationale instrumenten toepassen die van toepassing zijn op douane- en handelsgebied, met inbegrip van die welke zijn ontwikkeld door de Werelddouaneorganisatie (WDO) (het „Framework of Standards to Secure and Facilitate Global Trade”), de WTO (de Overeenkomst inzake de douanewaarde), de Overeenkomst van Istanbul inzake tijde- lijke invoer van 1990, het Internationaal Verdrag betreffende het gehar- moniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goede- ren van 1983, de TIR-Overeenkomst van de VN van 1975, de Internationale Overeenkomst inzake de harmonisatie van de goederen- controles aan de grenzen van 1982, alsmede richtsnoeren van de Euro- pese Commissie zoals de blauwdrukken voor de douane;
i. de noodzakelijke maatregelen nemen om de bepalingen van de her- ziene Overeenkomst van Kyoto inzake de vereenvoudiging en harmoni- satie van douaneprocedures van 1973 weer te geven en te implemente- ren;
j. voorzien in bindende uitspraken vooraf over tariefindeling en oor- sprongsregels. De partijen zorgen ervoor dat een uitspraak alleen kan worden ingetrokken of nietig verklaard na kennisgeving aan de betrok- ken onderneming en zonder terugwerkende kracht, tenzij de uitspraak is gedaan op basis van onjuiste of onvolledige gegevens;
k. vereenvoudigde procedures invoeren en toepassen voor toegelaten handelaren, op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria;
l. regels toepassen die waarborgen dat straffen voor inbreuken op douanevoorschriften of procedurele eisen evenredig en niet- discriminerend zijn en dat hun toepassing niet tot nodeloze en onge- rechtvaardigde vertragingen leidt; en
m. transparante, niet-discriminerende en evenredige voorschriften met betrekking tot het verlenen van vergunningen aan douane-expediteurs toepassen.
2. Om hun werkmethoden te verbeteren en ervoor te zorgen dat hun optreden niet-discriminerend, transparant, efficiënt, integer en verant- woordbaar is, komen de partijen overeen:
a. nadere maatregelen te nemen om de door de douaneautoriteiten en andere instanties verlangde gegevens en documentatie te verminderen, te vereenvoudigen en te standaardiseren;
b. waar mogelijk de eisen en formaliteiten te vereenvoudigen met betrekking tot de snelle vrijgave en inklaring van goederen;
c. te zorgen voor doeltreffende, snelle en niet-discriminerende proce- dures die het recht tot het instellen van beroep tegen administratieve maatregelen, uitspraken en besluiten van de douaneautoriteiten en van andere instanties betreffende de invoer, uitvoer en doorvoer van goede- ren waarborgen. Die beroepsprocedures zijn gemakkelijk toegankelijk, ook voor het midden- en kleinbedrijf, en de kosten ervan zijn redelijk en evenredig met de kosten van de autoriteiten om het recht op beroep te garanderen;
d. maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat wanneer tegen een litigieuze administratieve maatregel, uitspraak of beslissing beroep wordt ingesteld, goederen normaal worden vrijgegeven en de betaling van rechten kan worden opgeschort, onder voorbehoud van de nodig geachte vrijwaringsmaatregelen Voor zover nodig moet bij de vrijgave van de goederen zekerheid worden gesteld, bijvoorbeeld in de vorm van een onderpand of depot; en
e. erop toe te zien dat de strengste normen op het gebied van integri- teit worden nageleefd, in het bijzonder aan de grens, door de toepassing van maatregelen die in overeenstemming zijn met de beginselen van de desbetreffende internationale overeenkomsten en instrumenten, in het bijzonder de herziene verklaring van Arusha van 2003 in WDO-verband en de door de Europese Commissie opgestelde blauwdruk van 2007.
3. De partijen zullen geen toepassing maken van:
a. vereisten met betrekking tot de verplichte inschakeling van douane- expediteurs; en
b. vereisten ten aanzien van verplichte inspecties vóór verzending of op de plaats van bestemming.
4. Voor de toepassing van deze overeenkomst gelden de voorschriften en definities van de WTO met betrekking tot doorvoer, in het bijzonder artikel V van de GATT 1994, en verwante bepalingen, met inbegrip van de toelichtingen en wijzigingen naar aanleiding van de onderhandelin- gen inzake handelsbevordering in het kader van de DOHA-ronde. Deze
De partijen streven geleidelijke koppeling van hun respectieve doua- nestelsels voor doorvoer na, met het oog op de toekomstige toetreding van de Republiek Moldavië tot de Overeenkomst betreffende een ge- meenschappelijke regeling inzake douanevervoer van 1987.
De partijen zien erop toe dat alle betrokken instanties op hun grond- gebied samenwerken en hun optreden op elkaar afstemmen om de door- voer te vergemakkelijken. De partijen bevorderen tevens de samenwer- king tussen de autoriteiten en de particuliere sector met betrekking tot doorvoer.
Artikel 194
Relaties met bedrijfsleven
De partijen komen overeen:
a. erop toe te zien dat hun respectieve wetgeving en procedures trans- parant en samen met de motivering ervan algemeen beschikbaar zijn, voor zover mogelijk langs elektronische weg. Er moet een redelijke tijd- spanne liggen tussen de bekendmaking en de inwerkingtreding van nieuwe of gewijzigde bepalingen;
b. dat tijdig en regelmatig met vertegenwoordigers van de handel wordt overlegd over wetsvoorstellen en procedures met betrekking tot douane- en handelsaangelegenheden. Hiertoe worden door elke partij passende mechanismen voor regelmatig overleg tussen de diensten en het bedrijfsleven opgericht;
c. algemene bekendheid te geven, voor zover mogelijk langs elektro- nische weg, aan administratieve berichten ter zake, met name over de door de autoriteiten vastgestelde voorschriften en procedures bij binnen- komst of uitgang van de goederen, openingstijden en werkwijzen van douanekantoren in havens en bij grensposten en adressen voor het inwinnen van informatie;
d. de samenwerking tussen de marktdeelnemers en de betrokken diensten te stimuleren door toepassing van niet-arbitraire, openbaar toe- gankelijke procedures, zoals intentieverklaringen, in het bijzonder op basis van die welke door de WDO zijn uitgevaardigd; en
e. erop toe te zien dat hun respectieve eisen en procedures op doua- negebied en aanverwante gebieden blijven aansluiten op de legitieme behoeften van de handel, dat hierbij goede praktijken worden gevolgd en dat de handel hierdoor zo min mogelijk wordt beperkt.
Vergoedingen en heffıngen
1. Per 1 januari van het jaar na de inwerkingtreding van deze over- eenkomst verbieden de partijen administratieve heffingen van gelijke werking als invoer- en uitvoerrechten en -heffingen.
2. Met betrekking tot alle door de douaneautoriteiten van elke partij opgelegde vergoedingen en heffingen van welke aard ook, met inbegrip van vergoedingen en heffingen voor taken die namens die autoriteiten zijn verricht, op of in verband met de invoer of uitvoer en onverminderd de desbetreffende artikelen van hoofdstuk 1 (Nationale behandeling en markttoegang voor goederen) van titel V (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden) van deze overeenkomst, komen de partijen overeen dat:
a. vergoedingen en heffingen enkel kunnen worden opgelegd ter zake van diensten die op verzoek van de aangever buiten de normale arbeids- omstandigheden en openingstijden en op andere plaatsen dan de in de douaneregelingen bedoelde worden verleend, of ter zake van een met die diensten verband houdende formaliteit waaraan voor die invoer of uit- voer moet worden voldaan;
b. het bedrag van de vergoedingen en heffingen niet de kosten van de verleende dienst te boven gaat;
c. vergoedingen en heffingen niet op een ad-valoremgrondslag wor- den berekend;
d. de informatie over de vergoedingen en heffingen via een officieel aangewezen medium, en waar haalbaar en mogelijk via een officiële website, wordt bekendgemaakt. Deze informatie omvat de reden voor de vergoeding of de heffing ter zake van de verleende dienst, de verant- woordelijke autoriteit, de vergoedingen en heffingen die zullen worden toegepast, en het tijdstip en de wijze waarop de betaling moet worden verricht; en
e. nieuwe of gewijzigde vergoedingen en heffingen niet worden opge- legd totdat informatie daarover bekend is gemaakt en gemakkelijk be- schikbaar is.
Artikel 196
Vaststelling van douanewaarde
1. De bepalingen van de Overeenkomst inzake de toepassing van arti- kel VII van de GATT 1994, die in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst is opgenomen, met inbegrip van de daaropvolgende wijzigingen, zijn van toepassing op de vaststelling van de douanewaarde van de goederen in de handel tussen de partijen. Deze bepalingen worden hierbij in deze
overeenkomst opgenomen en maken daarvan deel uit. Er worden geen minimumdouanewaarden gehanteerd.
2. De partijen werken samen aan een gemeenschappelijke aanpak van problemen met betrekking tot de vaststelling van de douanewaarde.
Artikel 197
Samenwerking op douanegebied
De partijen versterken de samenwerking op douanegebied om te zor- gen voor implementatie van de doelstellingen van dit hoofdstuk teneinde de handel verder te bevorderen en te zorgen voor doeltreffende controle, veiligheid en fraudebestrijding. Hiertoe gebruiken de partijen in voorko- mend geval de blauwdrukken die de Europese Commissie in 2007 voor de douane heeft opgesteld, als benchmarking-instrument.
Om ervoor te zorgen dat dit hoofdstuk wordt nageleefd, zullen de par- tijen onder meer:
a. informatie uitwisselen over douanewetgeving en -procedures;
b. gezamenlijke initiatieven ontwikkelen op het gebied van de proce- dures bij invoer, uitvoer en doorvoer, alsmede ernaar streven dat het bedrijfsleven een doeltreffende dienstverlening wordt aangeboden;
c. samenwerken op het gebied van de automatisering van douane- en andere handelsprocedures;
d. in voorkomend geval informatie en gegevens uitwisselen, met inachtneming van de vertrouwelijkheid van gegevens en normen en regels inzake de bescherming van persoonsgegevens;
e. samenwerken bij het voorkomen en bestrijden van illegaal grens- overschrijdend verkeer van goederen, met inbegrip van tabaksproducten;
f. informatie uitwisselen of in overleg treden om, voor zover moge- lijk, gemeenschappelijke standpunten vast te stellen in internationale organisaties op douanegebied als de WTO, de WDO, de VN, de Confe- rentie van de Verenigde Naties inzake handel en ontwikkeling (UNC- TAD) en de VN-ECE;
g. samenwerken bij de planning en verlening van technische bijstand, met name ter vergemakkelijking van hervormingen op het gebied van douane en handelsbevordering overeenkomstig deze overeenkomst;
h. goede praktijken op douanegebied uitwisselen, in het bijzonder inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, in het bijzon- der waar het gaat om nagemaakte goederen;
i. de coördinatie tussen alle grensautoriteiten van de partijen bevor- deren om het proces van grensoverschrijding te vergemakkelijken en de controles te versterken, waarbij gezamenlijke grenscontroles, waar dit haalbaar en passend is, tot de mogelijkheden behoren; en
j. waar nodig en passend overgaan tot wederzijdse erkenning van partnerschapsprogramma’s op handelsgebied en douanecontroles, met inbegrip van gelijkwaardige maatregelen voor handelsbevordering.
Wederzijdse administratieve bijstand in douaneaangelegenheden
Onverminderd de andere vormen van samenwerking waarin deze overeenkomst voorziet, in het bijzonder in artikel 197 van deze overeen- komst, verlenen de partijen elkaar wederzijdse administratieve bijstand in douaneaangelegenheden, overeenkomstig protocol III inzake weder- zijdse administratieve bijstand in douaneaangelegenheden bij deze overeenkomst.
Artikel 199
Technische bijstand en capaciteitsopbouw
De partijen werken samen met het oog op het verlenen van technische bijstand en op capaciteitsopbouw voor de implementatie van de handels- bevordering en de hervormingen op douanegebied.
Artikel 200
Subcomité douane
1. Hierbij wordt het subcomité douane opgericht. Het brengt verslag uit aan het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraag- stukken, zoals bedoeld in artikel 438, lid 4, van deze overeenkomst.
2. De taken van het subcomité omvatten regelmatig overleg en toe- zicht op de tenuitvoerlegging en het beheer van dit hoofdstuk, waaron- der aangelegenheden op het gebied van de douanesamenwerking, grens- overschrijdende douanesamenwerking en grensoverschrijdend beheer inzake douaneaangelegenheden, technische bijstand, oorsprongsregels, handelsbevordering alsmede wederzijdse administratieve bijstand in dou- aneaangelegenheden.
3. Het subcomité douane zal onder meer:
a. toezien op de goede werking van dit hoofdstuk en de protocollen II en III bij deze overeenkomst;
b. praktische regelingen, maatregelen en besluiten aannemen voor de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk en de protocollen II en III bij deze overeenkomst, met inbegrip van de uitwisseling van informatie en gege- vens, wederzijdse erkenning van douanecontroles en partnerschapspro- gramma’s op handelsgebied, en wederzijds overeengekomen voordelen;
c. van gedachten wisselen over punten van gezamenlijk belang, met inbegrip van toekomstige maatregelen en de voor de uitvoering en toe- passing daarvan benodigde middelen;
d. passende aanbevelingen doen; en
e. zijn interne reglement van orde vaststellen.
Artikel 201
Aanpassing van douanewetgeving
De geleidelijke aanpassing aan de douanewetgeving van de Unie en bepaalde internationale regels zal plaatsvinden zoals uiteengezet in bij- lage XXVI bij deze overeenkomst.
HOOFDSTUK 6
VESTIGING, HANDEL IN DIENSTEN EN ELEKTRONISCHE HANDEL AFDELING 1
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 202
Doelstelling en toepassingsgebied
1. De partijen herbevestigen hun respectieve verbintenissen ingevolge de WTO-Overeenkomst, en leggen hierbij de noodzakelijke regels vast voor de geleidelijke wederzijdse liberalisering van het recht van vesti- ging en van de handel in diensten, alsmede voor samenwerking op het gebied van elektronische handel.
2. Overheidsopdrachten worden behandeld in hoofdstuk 8 (Overheids- opdrachten) van Titel V (Handel en daarmee verband houdende aange- legenheden) van deze overeenkomst. Geen enkele bepaling van dit hoofdstuk kan zodanig worden uitgelegd dat zij een verplichting inhoudt met betrekking tot overheidsopdrachten.
3. Subsidies worden behandeld in hoofdstuk 10 (Mededinging) van Titel V (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden) van deze overeenkomst. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op door de par- tijen verleende subsidies.
4. Overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk behoudt elke par- tij het recht nieuwe regelingen op te stellen en in te voeren om legitieme beleidsdoelstellingen te bereiken.
5. Dit hoofdstuk is noch van toepassing op maatregelen betreffende natuurlijke personen die toegang tot de arbeidsmarkt van een partij zoe- ken, noch op maatregelen inzake staatsburgerschap, verblijf of werk op permanente basis.
Artikel 203
Definities
Voor de toepassing van dit hoofdstuk:
1. wordt onder „maatregel” verstaan: elke maatregel van een partij, in de vorm van een wet, regeling, voorschrift, procedure, besluit, administratieve handeling of in enige andere vorm;
2. wordt onder „door een partij vastgestelde of gehandhaafde maatre- gelen” verstaan: maatregelen genomen door:
a. centrale, regionale of lokale overheden en autoriteiten, en
b. niet-gouvernementele organisaties bij de uitoefening van door centrale, regionale of lokale overheden of autoriteiten gedelegeerde bevoegdheden;
3. wordt onder „natuurlijke persoon uit een partij” verstaan: een onderdaan van een EU-lidstaat of van de Republiek Moldavië volgens hun respectieve wetgeving;
4. wordt onder „rechtspersoon” verstaan: elke juridische entiteit, naar toepasselijk recht opgericht of anderszins georganiseerd, met winst- of andere oogmerken, en in eigendom van particulieren of van de overheid, met inbegrip van kapitaalvennootschappen, trusts, personenvennoot- schappen, joint ventures, eenmanszaken of verenigingen;
5. wordt onder „rechtspersoon uit de Unie” of „rechtspersoon uit de Republiek Moldavië” verstaan: een rechtspersoon als omschreven onder punt 4) die overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat respectieve- lijk van de Republiek Moldavië is opgericht, en die op het grondgebied3) waarop het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van
2) Het feit alleen dat voor natuurlijke personen afkomstig uit bepaalde landen wel en voor die uit andere landen niet een visum vereist is, wordt niet geacht voordelen op grond van een specifieke verbintenis teniet te doen of uit te hollen.
3) Voor alle duidelijkheid: dat grondgebied omvat de exclusieve economische zone en het continentale plat, zoals voorzien in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee („United Nations Convention on the Law of the Sea” of „UNCLOS”).
toepassing is respectievelijk op dat van de Republiek Moldavië zijn sta- tutaire zetel, hoofdbestuur of hoofdvestiging heeft.
Wanneer deze rechtspersoon op het grondgebied waarop het Ver- drag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing is of op dat van de Republiek Moldavië alleen zijn statutaire zetel of hoofd- bestuur heeft, wordt hij niet als rechtspersoon uit de Unie respectieve- lijk de Republiek Moldavië beschouwd, tenzij zijn handelingen een daadwerkelijke en duurzame band met de economie van de Unie respec- tievelijk de Republiek Moldavië hebben.
Niettegenstaande de vorige alinea, geldt dat deze overeenkomst tevens van toepassing is op buiten de Unie of de Republiek Moldavië gevestigde scheepvaartondernemingen waarover onderdanen van een lidstaat respectievelijk de Republiek Moldavië zeggenschap hebben, indien hun schepen overeenkomstig hun respectieve wetgeving in die lidstaat of de Republiek Moldavië zijn geregistreerd en zij de vlag van een lidstaat of van de Republiek Moldavië voeren;
6. wordt onder „dochteronderneming” van een rechtspersoon uit een partij verstaan: een rechtspersoon waarover een andere rechtspersoon uit die partij daadwerkelijk zeggenschap heeft4);
7. wordt onder „filiaal van een rechtspersoon” verstaan: een handels- zaak zonder rechtspersoonlijkheid die kennelijk een permanent karakter bezit, zoals een agentschap van een moedermaatschappij, een eigen managementstructuur heeft en over de nodige materiële voorzieningen beschikt om zaken te doen met derden, zodanig dat laatstgenoemden, hoewel zij ervan op de hoogte zijn dat er indien nodig een rechtsverhou- ding is met de moedermaatschappij waarvan het hoofdkantoor zich in het buitenland bevindt, geen rechtstreeks contact met deze moedermaat- schappij behoeven te hebben, maar hun transacties kunnen afhandelen met de handelszaak die het agentschap vormt;
8. wordt onder „vestiging” verstaan:
a. wat rechtspersonen uit de Unie of uit de Republiek Moldavië betreft, het recht op toegang tot en op uitoefening van economische activiteiten door oprichting, met inbegrip van verwerving, van een rechtspersoon en/of van een filiaal of een vertegenwoordigingskantoor in de Unie respectievelijk de Republiek Moldavië;
b. wat natuurlijke personen betreft, het recht van natuurlijke per- sonen uit de Unie of uit de Republiek Moldavië op toegang tot en op uitoefening van economische activiteiten als zelfstandige, alsmede het recht op de oprichting van ondernemingen, in het bijzonder vennoot- schappen, waarover zij daadwerkelijk zeggenschap hebben.
9. omvatten „economische activiteiten” activiteiten met een industri- eel of commercieel karakter of activiteiten van personen die een vrij
4) Een rechtspersoon heeft zeggenschap over een andere rechtspersoon wan- neer eerstgenoemde rechtspersoon bevoegd is een meerderheid van de bestuur- ders van die andere rechtspersoon te benoemen of de handelingen van die andere rechtspersoon anderszins te sturen.
10.wordt onder „handelingen” verstaan: het verrichten van economi- sche activiteiten;
11.wordt onder „diensten” verstaan: alle diensten in elke sector be- halve diensten die bij de uitoefening van overheidsgezag worden ver- leend;
12.wordt onder „bij de uitoefening van overheidsgezag verleende diensten en andere activiteiten” verstaan: elke dienst of activiteit die noch op commerciële basis, noch in concurrentie met een of meer markt- deelnemers wordt verleend;
13.wordt onder „grensoverschrijdende dienstverlening” verstaan: het verlenen van een dienst:
a. vanaf het grondgebied van een partij naar het grondgebied van de andere partij (vorm van dienstverlening 1), of
b. op het grondgebied van een partij ten behoeve van de gebrui- ker van de dienst uit de andere partij (vorm van dienstverlening 2); 14.wordt onder „dienstverlener” uit een partij verstaan: een natuur-
lijke of rechtspersoon uit een partij die een dienst verleent of wenst te verlenen;
15.wordt onder „ondernemer” verstaan: een natuurlijke of rechtsper- soon uit een partij die door middel van het opzetten van een vestiging een economische activiteit uitoefent of wenst uit te oefenen.
AFDELING 2 VESTIGING
Artikel 204
Toepassingsgebied
Deze afdeling is van toepassing op maatregelen die door de partijen zijn vastgesteld of worden gehandhaafd en die van invloed zijn op ves- tiging met betrekking tot alle economische activiteiten, met uitzondering van:
a. de winning, vervaardiging en verwerking5) van nucleair materiaal;
b. de productie van of handel in wapens, munitie en oorlogsmateri- eel;
c. audiovisuele diensten;
5) Voor alle duidelijkheid: de verwerking van nucleair materiaal omvat alle activiteiten van code 2330 van de herziene versie 3.1 van de VN ISIC classifica- tie.
d. nationale maritieme cabotage6), en
e. interne en internationale luchtvervoerdiensten7), ongeacht of het gaat om lijndiensten, en diensten die rechtstreeks verband houden met de uitoefening van verkeersrechten, andere dan:
i. reparatie en onderhoud van luchtvaartuigen waarbij het lucht- vaartuig buiten dienst wordt gesteld;
ii. verkoop en marketing van luchtvervoerdiensten;
iii. geautomatiseerde boekingssystemen (CRS);
iv. grondafhandeling;
v. exploitatie van luchthavens.
Artikel 205
Nationale behandeling en behandeling als meestbegunstigde natie
1. Behoudens de in bijlage XXVII-E bij deze overeenkomst vermelde voorbehouden zal de Republiek Moldavië vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst:
a. voor de vestiging van dochterondernemingen, filialen en vertegen- woordigingskantoren van rechtspersonen uit de Unie een niet minder gunstige behandeling toekennen dan die welke door de Republiek Mol- davië aan haar eigen rechtspersonen, filialen en vertegenwoordigings- kantoren of aan dochterondernemingen, filialen en vertegenwoordigings- kantoren van rechtspersonen uit derde landen wordt toegekend, indien deze behandeling gunstiger is;
b. voor het exploiteren van dochterondernemingen, filialen en verte- genwoordigingskantoren van rechtspersonen uit de Unie in de Republiek Moldavië na vestiging ervan een niet minder gunstige behandeling toe- kennen dan die welke door de Republiek Moldavië aan haar eigen rechtspersonen, filialen en vertegenwoordigingskantoren of aan dochter-
6) Behoudens de activiteiten die onder de betreffende interne wetgeving als cabotage kunnen worden beschouwd, heeft nationale maritieme cabotage in de zin van dit hoofdstuk betrekking op het vervoer van passagiers of goederen tus- sen een haven of een locatie in een lidstaat of in de Republiek Moldavië, en een andere haven of locatie in een lidstaat of in de Republiek Moldavië, met inbegrip van het continentale plat ervan, zoals voorzien in het VN-Verdrag inzake het recht van de zee, en verkeer dat begint en eindigt in dezelfde haven of op dezelfde locatie in een lidstaat of de Republiek Moldavië.
7) De voorwaarden voor wederzijdse toegang tot de markt op het gebied van luchtvervoer worden geregeld door de Overeenkomst tussen de EU en haar lid- staten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, betreffende de totstand- brenging van een Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte.