STICHTING HEINEKEN PENSIOENFONDS
STICHTING HEINEKEN PENSIOENFONDS
REGLEMENT AANVULLEND PARTNERPENSIOEN
Inhoudsopgave
Artikel 4 Informatie op verzoek 7
Artikel 5 Aanvullend partnerpensioen 8
Artikel 6 Beëindiging van de deelneming 9
Artikel 7 Uitbetaling van het aanvullend partnerpensioen 10
Artikel 9 Beslag op en overdracht van pensioenaanspraken 12
Artikel 10 Verzekeringsmaatschappijen 13
Artikel 11 Voorwaardelijke toeslag ingegaan aanvullend partnerpensioen 14
Artikel 12 Verplichtingen van de rechthebbenden 15
Artikel 13 Bijzondere bepalingen 16
Artikel 14 Reglementswijziging 17
Artikel 16 Overige bepalingen 19
Artikel 17 Inwerkingtreding en wijziging 20
Artikel 1 Begripsbepalingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
het fonds : de Stichting Heineken Pensioenfonds
HG : Heineken Group B.V.
werkgever : HG of een gelieerde onderneming, die als zodanig door de di- rectie van HG is aangewezen alsmede het fonds voor wat be- treft de medewerkers die bij haar in dienst zijn
het bestuur : het bestuur van het fonds als bedoeld in artikel 8 van de statu- ten van het fonds
pensioenovereenkomst : hetgeen tussen werkgever en een werknemer is overeengeko- men betreffende pensioen
het pensioenreglement : het Pensioenreglement van het fonds
de deelnemer : degene die in de in dit reglement omschreven Regeling aanvul- lend partnerpensioen is opgenomen
de pensioengerechtigde : degene die krachtens en overeenkomstig de bepalingen van dit
reglement aanvullend partnerpensioen ontvangt
de partner : de man of de vrouw waarmede de deelnemer, gewezen deelne- mer of gepensioneerde wettig is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of samenwoont conform de vereis- ten in Bijlage A van het pensioenreglement
de achterblijvende
partner : de partner op het tijdstip van overlijden van de deelnemer
de AOW-ingangsdatum : de datum waarop de achterblijvende partner recht krijgt op een
uitkering uit hoofde van de AOW
scheiding : beëindiging van het huwelijk door echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed respectievelijk de beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door dood, vermissing of omzetting van de partnerrelatie in een huwelijk, respectievelijk beëindiging van het samenwonen an- ders dan door dood, vermissing of omzetting in een partnerrela- tie of een huwelijk
samenwonen : het voeren van een gezamenlijke huishouding onder de voor- waarden als vermeld in Bijlage A van het pensioenreglement
De bepalingen in dit reglement die van toepassing zijn op een (beëindiging van een) huwelijk zijn tevens van toepassing op een (beëindiging van een) geregistreerd partnerschap.
Daar waar “hem” of “zijn” staat, mag ook gelezen worden “haar”.
Indien in dit reglement begrippen worden genoemd die hierboven niet zijn beschreven, dan gelden de begrippen van het pensioenreglement.
Artikel 2 Deelnemers
2.1 Deelnemer aan de in dit reglement omschreven Regeling aanvullend partner- pensioen is de werknemer in dienst van de werkgever die een partner heeft die zijn/haar AOW-ingangsdatum nog niet heeft bereikt.
Indien de werknemer bij indiensttreding bij de werkgever samenwoont conform de vereisten in Bijlage A van het pensioenreglement, dan is er slechts recht op deelneming aan de in dit reglement omschreven Regeling aanvullend partner- pensioen als de werknemer een kopie van de ondertekende notariële samenle- vingsovereenkomst binnen drie maanden na indiensttreding aan het pensioen- fonds heeft verstrekt.
Indien de werknemer gedurende zijn dienstverband bij de werkgever gaat sa- menwonen conform de vereisten van Bijlage A van het pensioenreglement, dan is er slechts recht op deelneming aan de in dit reglement omschreven Regeling aanvullend partnerpensioen als de werknemer een kopie van de ondertekende notariële samenlevingsovereenkomst binnen drie maanden na ondertekening hiervan aan het pensioenfonds heeft verstrekt.
2.2 Van deelneming is uitgezonderd de in artikel 2.1 bedoelde werknemer die bij het ontstaan van het recht op deelneming er middels het ondertekenen door hem en zijn partner van een afstandsverklaring voor heeft gekozen van deelne- ming af te zien.
2.3 De deelneming vangt aan op de eerste dag van de maand volgend op die waarin aan de voorwaarden, genoemd in artikel 2.1 wordt voldaan.
2.4 De deelneming eindigt:
a) bij het overlijden van de deelnemer of de partner;
b) bij beëindiging van het dienstverband anders dan als gevolg van (ver- vroegde) pensionering conform het bepaalde in het pensioenreglement, ten- zij bij een op de deelnemer toepasselijke non-activiteitsregeling van de werk- gever anders is bepaald;
c) bij scheiding;
d) de eerste dag van de maand waarin de partner de AOW-ingangsdatum be- reikt;
e) op verzoek van de deelnemer middels het ondertekenen door hem en zijn partner van een afstandsverklaring.
2.5 De deelneming van de in artikel 2.1 bedoelde werknemer kan vanaf de pensioendatum, als bedoeld in artikel 1 van het pensioenreglement, worden voortgezet, uiterlijk tot de in artikel 2.4 lid d. bedoelde datum, met inachtneming van het bepaalde in artikel 2.4 lid a, c, en e.
2.6 De in artikel 2.2 bedoelde werknemer heeft de mogelijkheid om alsnog aan de in dit reglement omschreven pensioenregeling te gaan deelnemen, indien de in artikel 2.2 bedoelde afstandsverklaring door hem en zijn partner schriftelijk wordt herroepen.
De deelneming vangt aan op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de afstandsverklaring schriftelijk is herroepen.
2.7 De in artikel 2.1 bedoelde werknemer die zijn notariële samenlevingsovereen- komst niet binnen 3 maanden aan het fonds heeft verstrekt, heeft alsnog de mogelijkheid om aan de in dit reglement omschreven pensioenregeling te gaan deelnemen, indien hij een kopie van de notariële samenlevingsovereenkomst alsnog aan het fonds verstrekt.
De deelneming vangt aan op de eerste dag van de maand volgend op die waarin een kopie van de notariële samenlevingsovereenkomst alsnog aan het fonds is verstrekt.
Artikel 3 Aanspraak
Het fonds verleent aan hen die aan de in dit reglement gestelde voorwaarden voldoen een aanvullend partnerpensioen. De in dit reglement omschreven pensioenregeling heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet.
Artikel 4 Informatie op verzoek
4.1 Het fonds verstrekt de deelnemer en de pensioengerechtigde op verzoek:
a. het voor hem/haar geldende pensioenreglement;
b. het jaarverslag en de jaarrekening van het fonds;
c. de voor hem/haar toepasselijke uitvoeringsovereenkomst dan wel uitvoeringsreglement;
d. de voor hem relevante informatie over beleggingen;
e. de actuariële en bedrijfstechnische nota van het fonds;
f. de informatie die specifiek voor hem/haar relevant is;
g. de verklaring inzake de beleggingsbeginselen;
h. de informatie over de hoogte van de dekkingsgraad;
i. informatie over het vervallen van de dekking tegen het risico van overlijden; alsmede indien van toepassing:
j. het herstelplan;
k. de informatie over het van toepassing zijn van een aanwijzing als bedoeld in artikel 171 van de Pensioenwet;
l. de informatie over de aanstelling van een bewindvoerder als bedoeld in artikel 173 van de Pensioenwet.
4.2 Het fonds verstrekt de deelnemers en de pensioengerechtigden op verzoek in- formatie over (de hoogte van) de pensioenaanspraken en pensioenrechten en informatie over de mogelijkheden die hen op grond van de pensioenregeling wordt geboden.
4.3 Het fonds kan voor het verstrekken van informatie kosten in rekening brengen in de bij of krachtens de Pensioenwet gemelde gevallen. Indien en voor zover het fonds kosten in rekening brengt zal zij daarvan vooraf een opgaaf verstrek- ken aan degene die de informatie opvraagt.
Artikel 5 Aanvullend partnerpensioen
5.1 Het aanvullend partnerpensioen wordt toegekend aan de achterblijvende part- ner van een deelnemer en gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin het overlijden van de deelnemer plaatsvindt.
5.2 Het bedrag van het aanvullend partnerpensioen is gelijk aan de jaarlijkse ANW- uitkering en bedraagt per 1 januari 2020 € 15.814,56 bruto.
5.3 Het toegekende aanvullend partnerpensioen wordt uitbetaald tot de vroegste van de twee volgende tijdstippen:
a. de eerste van de maand volgend op de AOW-ingangsdatum van de achter- blijvende partner; of
b. de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het overlijden van de achterblijvende partner plaatsvindt.
5.4 Indien een achterblijvende partner (her)trouwt, (opnieuw) een geregistreerd partnerschap aangaat of (opnieuw) gaat samenwonen, blijft het recht op aan- vullend partnerpensioen bestaan.
5.5 Geen aanspraak op aanvullend partnerpensioen ontstaat indien de achterblij- vende partner zich blijkens rechterlijk vonnis heeft schuldig gemaakt aan enig misdrijf dat de dood van de deelnemer tengevolge heeft gehad of aan zodanig misdrijf medeplichtig is geweest.
Artikel 6 Beëindiging van de deelneming
Bij beëindiging van de deelneming ontstaat geen recht op een premievrije pensioenaan- spraak.
Artikel 7 Uitbetaling van het aanvullend partnerpensioen
7.1 Het aanvullend partnerpensioen wordt in Euro's uitbetaald in twaalf gelijke maandelijkse termijnen.
7.2 Op het aanvullend partnerpensioen zullen in mindering worden gebracht de over dit pensioen verschuldigde belastingen en andere verplichte heffingen.
7.3 Het fonds verstrekt aan degene die pensioengerechtigde wordt:
a. een opgave van zijn pensioenrecht;
b. informatie over toeslagverlening;
c. informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134 van de Pensioenwet (indien van toepassing);
d. informatie die voor degene die pensioengerechtigde wordt specifiek in het kader van de pensioeningang van belang is.
7.4 Tevens verstrekt het fonds de pensioengerechtigde jaarlijks:
a. een opgave van zijn pensioenrecht indien de hoogte daarvan is gewijzigd;
b. informatie over toeslagverlening;
c. informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134 van de Pensioenwet (indien van toepassing).
Binnen drie maanden na een wijziging wordt de pensioengerechtigde geïnformeerd door het fonds omtrent de wijziging van het toeslagbeleid.
Artikel 8 Financiering
8.1 De kosten van deze regeling komen voor rekening van de deelnemers.
8.2 De door de deelnemer jaarlijks verschuldigde bijdrage is gelijk aan een percen- tage van het totaal van het bedrag bedoeld in artikel 5.2.
Dit percentage wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld, en bedraagt per 1 januari 2020 4,5%.
8.3 De bijdrage wordt ingehouden in maandelijkse termijnen door de werkgever of het fonds.
8.4 Degene wiens deelneming aanvangt op grond van het bepaalde in artikel 2.6 dan wel artikel 2.7, is bij aanvang van die deelneming een extra bijdrage ver- schuldigd ter grootte van maximaal de jaarlijkse bijdrage als bedoeld in artikel
8.2. De bijdrage gaat echter niet verder terug dan de datum waarop de samen- levingsovereenkomst is gesloten dan wel de datum van indiensttreding. De ex- tra bijdrage is een jaarpremie, tenzij de periode van indiensttreding of de peri- ode van de samenleving tot aanvang deelname korter is dan een jaar. In dit ge- val zal de bijdrage naar rato zijn verschuldigd. Deze extra bijdrage dient in een keer aan het fonds te worden voldaan en zal door de werkgever worden inge- houden.
Artikel 9 Beslag op en overdracht van pensioenaanspraken
9.1 Beslag op pensioen is mogelijk voor zover dat voortvloeit uit toepassing van de uniforme regeling voor beslag, vastgelegd in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, artikel 475 en verder.
9.2 Overdracht, inpandgeving of elke andere handeling, waardoor de pensioenge- rechtigde enig recht op zijn pensioen of zijn aanspraak op pensioen aan een ander toekent, is slechts geldig voor zover beslag op zijn pensioen geldig zou zijn bij het ontbreken van andere inkomsten.
9.3 Volmacht tot invordering van het pensioen, onder welke vorm of welke xxxx- xxxx ook verleend is steeds herroepelijk.
9.4 Pensioen of aanspraken op pensioen mogen niet worden afgekocht, vervreemd of prijs gegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in gevallen bij of krachtens de Pensioenwet.
9.5 Elk beding strijdig met het bepaalde in één der voorafgaande leden van dit artikel is nietig.
Artikel 10 Verzekeringsmaatschappijen
10.1 Ter uitvoering van de bepalingen van dit reglement kan het bestuur besluiten dat het fonds bij één of meer verzekeringsmaatschappijen op het leven van ie- dere deelnemer één of meer verzekeringen afsluit.
De polissen van deze verzekeringen blijven onder berusting van het fonds.
10.2 In dat geval zal het fonds in de polissen als verzekeringnemer en als begun- stigde optreden. De voorwaarden van verzekering zullen ten kantore van het fonds voor iedere deelnemer ter inzage liggen.
10.3 Het fonds is bevoegd zich van zijn verplichtingen jegens de rechthebbenden te kwijten door overhandiging van een door een verzekeringsmaatschappij uitge- reikte polis, waarin in de toekomstige betaling van zodanige bedragen is voor- zien als waarop krachtens dit reglement aanspraken bestaan.
10.4 Voor de toepassing van dit artikel worden onder verzekeringsmaatschappijen verstaan, de verzekeringsmaatschappijen als bedoeld in artikel 3.3.b van de statuten.
Artikel 11 Voorwaardelijke toeslag ingegaan aanvullend partnerpensioen
Over een ingegaan aanvullend partnerpensioen wordt met inachtneming van het be- paalde in dit artikel jaarlijks op 1 januari een toeslag verleend van maximaal de procen- tuele stijging van het prijsindexcijfer van de maand oktober van het voorafgaande jaar ten opzichte van dat van een jaar daarvoor.
Onder prijsindexcijfer wordt verstaan het consumentenprijsindexcijfer voor alle bestedingen, zoals dit wordt gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek in het Statistisch Bulletin dat laatstelijk vóór 15 december van het desbetreffende jaar verschijnt.
Het bestuur besluit evenwel jaarlijks in hoeverre het aanvullende partnerpensioen wordt aangepast. Bij de vaststelling van de toeslag baseert het fonds zich op de systematiek als omschreven in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota.
Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald, maar deze worden uit de beleggingsrendementen van het fonds gefinancierd, indien de dekkingsgraad van het fonds in combinatie met de wettelijke bepalingen omtrent toekomstbestendige toeslagverlening dat toestaan.
Artikel 12 Verplichtingen van de rechthebbenden
12.1 Iedere rechthebbende is verplicht medewerking te verlenen aan de juiste uit- voering van dit reglement en in voorkomend geval aan het fonds mededeling te doen van alle feiten, die op de uit dit reglement voortvloeiende uitkeringen in- vloed kunnen hebben. Eenzelfde verplichting rust op de nabestaanden. Het fonds kan ten aanzien van de mede te delen feiten en de wijze van mededeling nadere regels stellen.
12.2 Bij het niet voldoen aan de verplichtingen genoemd in de vorige leden, vervalt het recht op uitkering krachtens dit reglement, indien en voor zover het fonds door onvoldoende medewerking is benadeeld. Hierbij zullen eventueel reeds gedane onverschuldigde uitkeringen door het fonds worden teruggevorderd dan wel verrekend met toekomstige uitkeringen.
Artikel 13 Bijzondere bepalingen
13.1 In onvoorziene individuele gevallen, niet van algemene aard zijnde waarin de statuten en/of het reglement niet voorzien, of bij een verschil van inzicht over de interpretatie van enig artikel beslist het bestuur zoveel mogelijk in de geest van het bepaalde in de statuten en/of het reglement.
13.2 Het bestuur is bevoegd ten gunste van een bepaalde deelnemer of groep van deelnemers van de bepalingen van dit reglement af te wijken. De betreffende deelnemer(s) zal dan wel zullen daarvan in kennis worden gesteld door het be- stuur.
Artikel 14 Reglementswijziging
In dit reglement kunnen wijzigingen worden aangebracht op de wijze, welke is voorgeschreven in de statuten. Deze wijzigingen laten echter, behoudens het bepaalde in artikel 22 van de statuten en in artikel 16 van dit reglement, verworven pensioenaanspraken van deelnemers en rechten van pensioengerechtigden onverlet.
Artikel 15 Voorbehoud
15.1 Indien de in dit reglement beschreven regeling volgens de naar de beoordeling daarvan bevoegde fiscale autoriteiten niet of slechts gedeeltelijk kan worden aangemerkt als een pensioenregeling in de zin van hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964, dan worden de aanspraken uit hoofde van deze re- geling geacht niet te zijn toegekend.
15.2 Indien artikel 15.1 van toepassing is, verplicht de werkgever zich om met terugwerkende kracht een regeling voor de deelnemer te treffen, die (volledig) een pensioenregeling is in de zin van hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbe- lasting 1964.
15.3 De werkgever verplicht zich om de gewijzigde regeling als bedoeld in artikel
15.2 zo spoedig mogelijk in een nieuw op te maken reglement vast te leggen.
15.4 Het bestuur heeft het recht om namens de werkgever deze pensioenregeling vóór het van kracht worden daarvan ter beoordeling van de fiscale toelaatbaar- heid voor te leggen aan de bevoegde inspecteur en daarop desgewenst een voor beroep vatbare beschikking te vragen. Het bestuur heeft de bevoegdheid om namens de werkgever zich neer te leggen bij deze beschikking en deze pensioenregeling in overeenstemming te brengen met de voorwaarden van deze beschikking.
15.5 Het bestuur behoudt zich het recht voor om de regeling te wijzigen indien Alge- mene Ouderdomswet (AOW) zodanig wijzigt dat ongewijzigde voortzetting van de regeling niet meer (onder de huidige voorwaarden) gerechtvaardigd zou zijn.
Artikel 16 Overige bepalingen
16.1 Voor zover daartoe naar het oordeel van het bestuur aanleiding bestaat in ver- band met invoering, herziening, c.q. gewijzigde toepassing van (een) sociale verzekeringswet(ten) of een andere wet die tot aanpassing van het reglement noopt, zal het bestuur, na overleg met de werkgever, bepalen dat de Regeling Aanvullend Partnerpensioen zoals omschreven in dit reglement geheel of ge- deeltelijk gewijzigd wordt toegepast of buiten werking wordt gesteld, voor zover de wet dit toestaat.
16.2 Het fonds kan reeds verworven pensioenaanspraken en ingegane pensioenen uitsluitend verminderen indien:
a. het pensioenfonds gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de ge- stelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of de ge- stelde eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen;
b. het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen of het vereist eigen vermogen zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtig- den, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleg- gingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 of artikel 139.
16.3 Ingeval het tweede lid van toepassing is, informeert het fonds de deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot verminde- ring. De vermindering kan op zijn vroegst worden gerealiseerd een maand na- dat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, werkgever en De Nederlandsche Bank hierover geïnformeerd zijn.
16.4 De werkgever kan de pensioenovereenkomst zoals omschreven in dit regle- ment zonder instemming van de deelnemer wijzigen. Dit kan slechts indien er sprake is van een zodanig zwaarwegend belang van de werkgever dat het be- lang van de deelnemer dat door de wijziging zou worden geschaad daarvoor naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
16.5 In dit reglement kunnen wijzigingen worden aangebracht op de wijze, welke is voorgeschreven in de statuten. Deze wijzigingen laten echter, behoudens het bepaalde in artikel 22 van de statuten en de vorige leden van dit artikel, verwor- ven aanspraken van deelnemers en rechten van pensioengerechtigden, onver- let
16.6 De einddatum van de uitkering op grond van het bepaalde in artikel 5.3 sub a van het tot en met 31 december 2013 van toepassing zijnde Reglement Aanvullend Partner-
pensioen, is voor degenen met een op grond van voormeld artikel ingegane uit- kering, bepaald op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt.
Artikel 17 Inwerkingtreding en wijziging
Dit reglement is in werking getreden op 1 januari 1998.
Dit reglement is laatstelijk door het bestuur gewijzigd per 1 januari 2020.