Pensioenreglement 2021 KLM Health Services
Pensioenreglement 2021 KLM Health Services
Stichting Algemeen Pensioenfonds KLM
Tekst per 1 januari 2022 Versie 2.0
Dit pensioenreglement is mede gebaseerd op het protocol pensioenregeling KLM- Grondpersoneel dat op 2 december 2020 is overeengekomen en op 17 december 2020 is ondertekend. XXX heeft per brief van 23 december 2020 bevestigd dat KHS heeft afgesproken om de financiering van de pensioenregeling per 1 januari 2021 aan te passen in lijn met de afspraken die KLM heeft gemaakt.
De pensioenovereenkomst is per 1 januari 2021 gewijzigd in een collectieve ‘toegezegde bijdrageregeling’ (Collective Defined Contribution-regeling of CDC- regeling).
In de CDC-regeling wordt pensioenopbouw nagestreefd met een vaste premie voor de werkgever. Wanneer de premie ontoereikend is in een bepaald jaar, wordt de opbouw verlaagd zodat de premie weer toereikend is (conform artikel 4 lid 4 van dit reglement).
De werkgever is nooit gehouden tot betaling van meer dan de vaste premie.
De werkgever is evenmin gehouden tot bijstorting wegens de financiële positie van het Fonds. Dit kan tot gevolg hebben dat het Fonds in een uiterste situatie de opgebouwde pensioenaanspraken en de pensioenrechten moet korten (conform artikel 26 lid 2 van dit reglement).
In dit pensioenreglement is de wijze waarop het Fonds uitvoering geeft aan de (gewijzigde) pensioenovereenkomst uiteengezet.
Inhoudsopgave
Artikel 1 Begripsomschrijvingen 1
2 Pensioenaanspraken van deelnemers 8
Artikel 3 Pensioenaanspraken en keuzemogelijkheden van deelnemers 8
Artikel 5 Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 00
Artikel 6 Wijziging arbeidsongeschiktheid 11
Artikel 8 Facultatief nabestaandenpensioen 14
3 Pensioenaanspraken van deeltijdwerknemers 16
Artikel 9 Berekening aanspraken van deeltijdwerknemers 16
4 Pensioenaanspraken van gewezen deelnemers 17
Artikel 10 Tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap vóór de pensioendatum 17
5 Keuzemogelijkheden bij ingang ouderdomspensioen 19
Artikel 11 Eerder met pensioen 19
Artikel 12 Deeltijdpensioen 21
6 Omzetting van de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen bij beëindiging van het deelnemerschap 23
Artikel 13 Omzetting van een gedeelte van het ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen 23
Artikel 14 Bijzonder nabestaandenpensioen na omzetting van een gedeelte van het ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen 25
7 Verevening en conversie bij scheiding 27
Artikel 15 Verevening en conversie van pensioen bij scheiding 27
8 Voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid en ouderschapsverlof 30
Artikel 16 Voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid 30
Artikel 17 Ouderschapsverlof en ander onbetaald verlof 32
Artikel 18 Waardeoverdracht 33
10 Aanpassing van de pensioenen 35
Artikel 19 Aanpassing van de pensioenen 35
Artikel 20 Premie en deelnemersbijdragen 36
12 Uitbetaling van pensioenen 37
Artikel 21 Uitbetaling van pensioenen 37
Artikel 22 Kleine pensioenen 37
13 Verplichtingen van de deelnemers en het verstrekken van informatie door het Fonds 39
Artikel 23 Verplichtingen van de deelnemers 39
Artikel 24 Verstrekken van informatie door het Fonds 40
14 Beslag, overdracht, afkoop, inpandgeving 41
Artikel 25 Beslag, overdracht, afkoop, inpandgeving 41
Artikel 26 Bijzondere gevallen – 42
Artikel 28 Datum inwerkingtreding 45
Bijlage 1 Fondsfactoren met betrekking tot vervroegde pensionering, wijziging van de verhouding tussen ouderdoms- en nabestaandenpensioen en egalisatie
Bijlage 2 Overgangsregeling conversie van aanspraken naar pensioenrichtleeftijd 68 jaar
Bijlage 3 Cijferbijlage per 1 januari 2022
1 Algemeen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit pensioenreglement wordt verstaan onder:
AOW-gerechtigde leeftijd:
De dag waarop de AOW-uitkering ingaat, als bedoeld in artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet (AOW).
AOW-uitkering:
De AOW-uitkering voor een gehuwde pensioengerechtigde, als bedoeld in artikel 9 van de Algemene Ouderdomswet (AOW).
Arbeidsongeschikte:
Degene die arbeidsongeschikt is in de zin van paragraaf 1.2 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en recht op uitkering krachtens die
xxx heeft of zou hebben, indien betrokkene volgens die wet verzekerd zou zijn geweest.
Bestuur:
Het bestuur van het Fonds.
CAO:
Collectieve Arbeidsovereenkomst voor KLM-Grondpersoneel Nederland.
Deelnemer:
Deelnemer aan het Fonds is de werknemer die een dienstverband heeft met KLM Health Services.
Deelnemersjaar:
Elke ononderbroken periode van een jaar waarin aan deze pensioenregeling is deelgenomen. Het aantal deelnemersjaren wordt in jaren, maanden en dagen vastgesteld.
Deeltijdpercentage:
Het percentage dat de arbeidsduur van een deeltijdwerknemer uitmaakt van de binnen KLM Health Services gangbare fulltime arbeidsduur. Wijzigingen van bedoeld percentage in de loop van een kalenderjaar worden hierbij volledig in aanmerking genomen vanaf de dag van wijziging.
Deeltijdwerknemer:
Deelnemer met een kortere dan de fulltime arbeidsduur.
Feitelijke pensioendatum:
De dag waarop de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt (met een maximum van 68 jaar), dan wel de dag waarop het ouderdomspensioen (gedeeltelijk) vervroegd ingaat.
Fonds:
De Stichting Algemeen Pensioenfonds KLM.
Franchise:
Het deel van de bruto pensioengrondslag waarover geen pensioenopbouw plaatsvindt.
De franchise is per 1 januari van enig jaar gelijk aan het fiscaal minimale bedrag zoals bedoeld in artikel 18a, zevende lid, onderdeel a, van de Wet op de loonbelasting 1964.
De actuele hoogte van de franchise is vermeld in de cijferbijlage bij dit reglement (Bijlage 3).
Gepensioneerde:
De persoon die krachtens de bepalingen van dit reglement een ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen, wezenpensioen of arbeidsongeschiktheidspensioen van het Fonds ontvangt.
Gewezen deelnemer:
De persoon van wie het deelnemerschap aan het Fonds is geëindigd en die een premievrije aanspraak op pensioen tegenover het Fonds heeft verkregen en behouden.
Jaarsalaris:
12 maal het met de werknemer overeengekomen vaste bruto maandsalaris, zoals vastgesteld per 1 januari van ieder jaar, uitgaande van een fulltime dienstverband, vermeerderd met de vakantietoeslag, de regelmatige onregelmatigheidstoeslag zoals opgegeven door KLM Health Services en de vaste maandelijkse toeslag voor zover dit is overeengekomen met KLM Health Services.
Gratificaties, tantièmes, vergoeding voor overwerk en andere door KLM Health Services nader aan te geven emolumenten, blijven buiten beschouwing.
Bij aanvang van het deelnemerschap na 1 januari geldt voor het betreffende jaar als jaarsalaris 12 maal het op het tijdstip van aanvang van het deelnemerschap met de werknemer overeengekomen vaste bruto maandsalaris uitgaande van een fulltime dienstverband, vermeerderd met de vakantietoeslag, de regelmatige onregelmatigheidstoeslag zoals opgegeven door KLM Health Services en de vaste maandelijkse toeslag voor zover dit is overeengekomen met KLM Health Services.
Het jaarsalaris bedraagt per 1 januari 2015 maximaal € 100.000,-. Dit bedrag wordt met ingang van 1 januari 2016 jaarlijks per 1 januari bij ministeriële regeling aangepast. De actuele hoogte van het maximale jaarsalaris (aftoppingsgrens) is vermeld in de cijferbijlage bij dit reglement (Bijlage 3).
Kind:
Onder kind wordt in dit reglement verstaan:
1. het wettige kind van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde;
2. het kind dat is erkend door een partner in de zin van dit reglement, mits:
> het kind jonger dan 18 jaar is op het moment van erkenning;
> de partner als ouder in een familierechtelijke betrekking tot het kind staat;
> het kind tot de gezamenlijke huishouding behoort van deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde en partner;
> de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde het kind als eigen kind verzorgt en opvoedt,
met dien verstande dat de erkenning van het kind onverminderd van kracht blijft zonder dat daartoe enige nadere handeling van het Bestuur vereist is, indien de samenwonende partners hun partnerschap wettelijk laten registreren.
3. andere kinderen die naar het oordeel van het Bestuur door de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde als eigen kinderen worden opgevoed en verzorgd (zoals adoptiekinderen en pleegkinderen).
KLM:
De Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.
KLM Health Services:
KLM Health Services B.V., gevestigd te Haarlemmermeer (Schiphol-Oost) en de aan haar gelieerde ondernemingen.
Maximale uitkeringsgrondslag ingevolge de WIA:
261 maal het maximum uitkeringsdagloon zoals bedoeld in artikel 13 van de WIA in combinatie met artikel 17, lid 1 en artikel 18 van de Wet Financiering Sociale Verzekeringen, zoals dat geldt op 1 januari van enig jaar.
Het actuele bedrag van de WIA-uitkeringsgrens is opgenomen in de cijferbijlage bij dit reglement (Bijlage 3).
Nabestaandenpensioen:
Het pensioen ten behoeve van de nagelaten partner.
Partner:
Onder partner wordt in dit reglement verstaan:
a. de echtgenote of echtgenoot van de deelnemer, de gewezen deelnemer of gepensioneerde;
x. xx xxxxxxxxx vrouw of man met wie de ongehuwde deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde een geregistreerd partnerschap in de zin van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan;
x. xx xxxxxxxxx vrouw of man, met wie de ongehuwde deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde een door KLM Health Services erkend samenlevingsverband is aangegaan.
Pensioendatum:
De dag van het bereiken van de 68-jarige leeftijd of indien dit eerder is de dag dat de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt.
Pensioengrondslag:
De pensioengrondslag is voor elke deelnemer gelijk aan het (gemaximeerde) jaarsalaris verminderd met de franchise op 1 januari van dat jaar. De pensioengrondslag wordt op 1 januari van elk jaar vastgesteld.
Pensioenrichtleeftijd:
68 jaar (de dag waarop de 68 jarige leeftijd wordt bereikt).
Premiedekkingsgraad:
Uit de premiedekkingsgraad kan worden afgeleid hoeveel het eigen vermogen wordt beïnvloed als gevolg van de pensioenopbouw en hiervoor ontvangen premie. Voor de bepaling van de premiedekkingsgraad wordt de ontvangen premie (de feitelijke premie exclusief de kostencomponent) gedeeld door de kosten van inkoop van de pensioenopbouw op basis van de rentetermijnstructuur (de actuariële premie) en vermenigvuldigd met 100%. Een en ander op basis van hetgeen is afgesproken in de uitvoeringsovereenkomst.
Prijsindexcijfer:
De door het Centraal Beheer voor de Statistiek (CBS) vastgestelde afgeleide Consumenten Prijsindex voor alle huishoudens (niveau basisjaar: 2015) over de periode van 12 maanden eindigend op 31 oktober van het voorafgaande jaar.
Indien dit prijsindexcijfer op enig moment niet meer wordt gehanteerd door het CBS, treedt hiervoor in de plaats een naar het oordeel van het Bestuur vergelijkbaar door het CBS te publiceren prijsindexcijfer.
Echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap.
Sekseneutrale factoren:
Voor mannen en vrouwen gelijke actuariële factoren.
Statuten:
De statuten van het Fonds.
Vaste premie
De vaste premie is de premie die door de werkgever jaarlijks wordt afgedragen voor de financiering van de pensioenregeling. De vaste premie wordt gevormd door een werkgeversbijdrage en een deelnemersbijdrage, zoals bedoeld in artikel 26. Deze premie bedraagt een (vast) percentage van het jaarsalaris.
Vervroegde pensioendatum:
Op zijn vroegst de dag waarop de 55ste verjaardag van de deelnemer valt.
Volle wees:
Het kind van wie beide verzorgende ouders zijn overleden respectievelijk de enige verzorgende ouder is overleden.
Werknemer:
De persoon met een arbeidsovereenkomst bij KLM Health Services.
WIA-uitkering:
> de uitkering krachtens de WIA-regeling Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA-uitkering), dan wel
> de uitkering krachtens de WIA-regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering).
Artikel 2 Deelnemerschap
1. Het deelnemerschap vangt aan op de datum waarop het dienstverband met KLM Health Services is ingegaan.
2. Het deelnemerschap eindigt bij beëindiging van het dienstverband met KLM Health Services, maar in ieder geval op de dag waarop de AOW- gerechtigde leeftijd wordt bereikt, dan wel de dag waarop het ouderdomspensioen (gedeeltelijk) vervroegd ingaat.
3. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid wordt het deelnemerschap geacht voort te duren en wordt de pensioenopbouw geheel of gedeeltelijk voortgezet na beëindiging van het dienstverband zolang de persoon:
a. recht heeft op premievrije voortzetting van de pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid;
b. recht heeft op voortzetting van de pensioenopbouw op grond van een met KLM Health Services overeengekomen individuele regeling in de sfeer van de arbeidsvoorwaarden.
4. Het Fonds, namens de werkgever, informeert de deelnemer op de wettelijk voorgeschreven wijze, binnen drie maanden na aanvang van de deelname over de inhoud van de pensioenregeling.
2 Pensioenaanspraken van deelnemers
Artikel 3 Pensioenaanspraken en keuzemogelijkheden van deelnemers
1. De pensioenregeling die is vastgelegd in dit reglement heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet.
2. Overeenkomstig de bepalingen van dit reglement heeft de deelnemer aanspraak op:
a. ouderdomspensioen (artikel 4 van dit reglement)
b. arbeidsongeschiktheidspensioen (artikelen 5 en 6 van dit reglement)
c. wezenpensioen (artikel 7 van dit reglement).
3. Naast deze aanspraken zijn alle deelnemers ten behoeve van hun partner verzekerd voor het risico van overlijden tijdens het deelnemerschap, tenzij de deelnemer en partner gezamenlijk aan het Fonds te kennen geven dat zij dit nabestaandenpensioen niet wensen te verzekeren (artikel 8 van dit reglement).
4. De deeltijdwerknemer bouwt pensioenaanspraken op naar rato van het deeltijdpercentage (artikel 9 van dit reglement).
5. Bij beëindiging van het deelnemerschap vóór de pensioendatum heeft de gewezen deelnemer de mogelijkheid om een gedeelte van het opgebouwde ouderdomspensioen om te zetten in een nabestaandenpensioen.
6. Op de (feitelijke) pensioendatum heeft de deelnemer de mogelijkheid om een gedeelte van het opgebouwde ouderdomspensioen om te zetten in een nabestaandenpensioen.
7. De deelnemer heeft de mogelijkheid het ouderdomspensioen (gedeeltelijk) vervroegd te laten ingaan.
8. Tijdens een tijdvak van arbeidsongeschiktheid worden het deelnemerschap en de pensioenopbouw, afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid, voortgezet (artikel 16 van dit reglement).
Artikel 4 Ouderdomspensioen (Middelloon)
1. Bij het ingaan van het ouderdomspensioen op de pensioendatum bedraagt het jaarlijkse ouderdomspensioen voor elk afzonderlijk ononderbroken jaar waarin met ingang van 1 januari 2015 aan het Fonds is deelgenomen.
. De opbouw bedraagt met ingang van 1 januari 2021 per jaar deelnemerstijd 1,875% van de in het betreffende jaar geldende netto pensioengrondslag, met dien verstande dat de feitelijke opbouw in enig jaar lager kan zijn zoals beschreven in lid 4 van dit artikel.
Het opbouwpercentage is opgenomen in de cijferbijlage bij dit reglement (Bijlage 3).
2. Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioenrichtleeftijd en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de gepensioneerde.
3. Op de AOW-gerechtigde leeftijd wordt de ingang van het ouderdomspensioen met als pensioendatum de dag waarop de 68-jarige leeftijd wordt bereikt vervroegd tot de AOW-gerechtigde leeftijd, tenzij de deelnemer hier bezwaar tegen maakt.
De ingangsdatum van het ouderdomspensioen wordt vervroegd onder gelijktijdige verlaging van het ouderdomspensioen en het van het ouderdomspensioen afgeleide pensioen (wezenpensioen). De actuariële waarde van de aanspraken zal - met gebruikmaking van sekseneutrale factoren - voor en na vervroeging aan elkaar gelijk zijn. De vervroegingsfactoren staan in Bijlage 1 van dit reglement.
Verlaging opbouw
4. De opbouw van ouderdomspensioen in enig jaar kan zelfstandig door het bestuur worden verlaagd ingeval:
a. de vaste premie – verhoogd met de deelnemersbijdrage voor facultatieve onderdelen van de pensioenregeling – lager is dan de kostendekkende premie zoals beschreven in de uitvoeringsovereenkomst; en/of
b. de in enig jaar ex-ante vastgestelde premiedekkingsgraad lager is dan de daaraan gestelde ondergrens, zoals beschreven in de uitvoeringsovereenkomst.
Een en ander conform het bepaalde in artikel 26 lid 3 (verlaging en aanpassing ambitie).
Artikel 5 Arbeidsongeschiktheidspensioen
1. Recht op een (gedeeltelijk) arbeidsongeschiktheidspensioen heeft de deelnemer die tenminste 35% arbeidsongeschikt is geworden in de zin van artikel 1 van dit reglement.
2. Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij volledige arbeidsongeschiktheid:
> 10% van het niet-gemaximeerde jaarsalaris, voor zover dit lager is dan de maximale uitkeringsgrondslag ingevolge de WIA, geldend op 1 januari voorafgaande aan of samenvallend met de ingangsdatum van het arbeidsongeschiktheidspensioen, eventueel vermeerderd met
> 70% van het niet-gemaximeerde jaarsalaris, dat uitgaat boven bedoelde maximale uitkeringsgrondslag ingevolge de WIA.
3. Het arbeidsongeschiktheidspensioen bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid bedraagt het nu volgende percentage van het in lid 2 van dit artikel genoemde arbeidsongeschiktheidspensioen bij volledige arbeidsongeschiktheid:
arbeidsongeschiktheid van: arbeidsongeschiktheidspensioen bij
gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid uitgedrukt in een percentage van het arbeidsongeschiktheidspensioen bij volledige arbeidsongeschiktheid:
(80-100% | 100) |
65-80% | 72,5 |
55-65% | 60 |
45-55% | 50 |
35-45% | 40 |
0-35% | 0 |
4. Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de dag waarop de loondoorbetaling bij ziekte krachtens artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek is geëindigd.
Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd zolang de arbeidsongeschiktheid duurt, maar uiterlijk tot de AOW-gerechtigde leeftijd zoals die op het moment van ingang van het arbeidsongeschiktheidspensioen wettelijk voor de deelnemer van toepassing was of, ingeval van eerder overlijden, tot en met de dag van overlijden.
Het arbeidsongeschiktheidspensioen dat is ingegaan op of na 1 januari 2019 wordt uitgekeerd zolang de arbeidsongeschiktheid duurt, maar uiterlijk tot de pensioendatum of, ingeval van eerder overlijden, tot en met de dag van overlijden.
5. Indien de deelnemer bij aanvang van het deelnemerschap een arbeidsongeschiktheidsuitkering, een arbeidsongeschiktheidspensioen of een soortgelijke uitkering ontvangt, heeft deze geen recht op arbeidsongeschiktheidspensioen en voortgezette pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid krachtens dit reglement, indien dit recht ontstaat op grond van dezelfde ziekte of hetzelfde gebrek waarvoor hij reeds een arbeidsongeschiktheidsuitkering, een arbeidsongeschiktheidspensioen of een soortgelijke uitkering ontvangt. Hetzelfde is van toepassing indien de deelnemer tijdens de periode van twee jaar die aan de aanvang van het deelnemerschap voorafging, een dergelijke uitkering heeft ontvangen. Deze uitsluiting van het recht op arbeidsongeschiktheidspensioen en voortgezette pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid krachtens dit reglement, is van toepassing, tenzij en voor zover dit bij arbeidsovereenkomst uitdrukkelijk anders is vastgelegd.
6. In tegenstelling tot lid 1 van dit artikel bestaat geen recht op arbeidsongeschiktheidspensioen indien en voor zover de WIA-uitkering op basis van artikel 52 van de WIA niet wordt uitgekeerd. In artikel 52 staan bepalingen voor WIA-deelnemers die inkomsten uit arbeid verwerven.
Artikel 6 Wijziging arbeidsongeschiktheid
1. Degene die gerechtigd is tot een arbeidsongeschiktheidspensioen, is verplicht op verzoek van het Bestuur mee te werken aan een
geneeskundig onderzoek door een door het Bestuur aan te wijzen geneeskundige. Indien betrokkene deze medewerking niet binnen een door het Bestuur te bepalen termijn verleent, kan het Bestuur de uit de arbeidsongeschiktheid voortvloeiende rechten en aanspraken vervallen verklaren.
2. Indien het uitkeringspercentage van de WIA wijzigt, wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen dienovereenkomstig aangepast indien die wijziging het gevolg is van:
> een verlaagde mate van arbeidsongeschiktheid dan wel het niet of niet geheel tot uitkering komen van de WIA-uitkering op basis van artikel 52 van de WIA en de daarop gebaseerde regelgeving;
> een verhoogde mate van arbeidsongeschiktheid, waarbij voor de deelnemer waarvan de arbeidsovereenkomst met KHS is beëindigd, de voorwaarde geldt dat deze toename voortvloeit uit dezelfde ziekte of hetzelfde gebrek op grond waarvan de WIA-uitkering werd toegekend en na die toekenning tevens geen nieuw inkomen uit arbeid of uit onderneming werd genoten.
1. Recht op wezenpensioen hebben:
> de nagelaten kinderen van de (gewezen) deelnemer dan wel de gepensioneerde;
> de nagelaten erkende kinderen van de partner.
2. Geen recht op wezenpensioen hebben:
> de kinderen die zijn geboren uit een na (feitelijke) pensioendatum van de gepensioneerde gesloten huwelijk, of uit een na die datum aangegaan geregistreerd partnerschap dan wel samenlevingsverband;
> de kinderen van de nagelaten partner indien het geregistreerde partnerschap dan wel het samenlevingsverband is aangegaan na de (feitelijke) pensioendatum van de gepensioneerde;
> de kinderen die na de beëindiging van het deelnemerschap zijn geboren, gewettigd of geadopteerd, met dien verstande dat voor degene die recht heeft op arbeidsongeschiktheidspensioen het deelnemerschap geacht wordt voort te duren tot aan uiterlijk de (feitelijke) pensioendatum.
Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin het kind de leeftijd van 18 jaar bereikt, respectievelijk tot en met de maand van overlijden van het kind.
4. In afwijking van hetgeen in lid 3 van dit artikel is bepaald, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot en met de maand waarin het kind de leeftijd van 23 jaar bereikt indien en zolang het kind wegens het volgen van een opleiding aanspraak heeft op studiefinanciering.
5. Het wezenpensioen bedraagt voor elk gerechtigd kind 20% van het opgebouwde ouderdomspensioen per 31 december 2015 en 14% van het vanaf 1 januari 2016 op te bouwen ouderdomspensioen.
Indien de deelnemer vóór het bereiken van de pensioendatum overlijdt, wordt bij de berekening van het wezenpensioen van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de dag waarop deze deelnemer de pensioendatum zou hebben bereikt.
6. Voor volle wezen wordt het wezenpensioen verdubbeld.
Artikel 8 Facultatief nabestaandenpensioen
1. Alle deelnemers zijn ten behoeve van hun partner verzekerd voor het risico van overlijden tijdens het deelnemerschap tenzij de deelnemer en partner gezamenlijk aan het Fonds - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - te kennen hebben geven dat zij dit nabestaandenpensioen niet of niet langer wensen te verzekeren.
2. Geen recht op nabestaandenpensioen bestaat indien de deelnemer overlijdt binnen een jaar na het sluiten van het huwelijk, na aangaan van een geregistreerd partnerschap, respectievelijk na de erkenning van het samenlevingsverband door KLM Health Services, tenzij ten genoegen van het Bestuur aannemelijk is of wordt gemaakt, dat het overlijden niet het redelijkerwijs te verwachten gevolg is geweest van een ziekte of gebrek waaraan de deelnemer reeds lijdende was bij het sluiten van het huwelijk, het aangaan van het geregistreerd partnerschap, respectievelijk de erkenning van het samenlevingsverband door KLM Health Services.
3. De in het vorige lid genoemde termijn van een jaar gaat voor degene, die samen met de partner de overeenkomstig het eerste lid van dit artikel gedane afstandsverklaring wil intrekken, in op het moment dat het verzoek tot intrekking van de eerder gemaakte keuze aan het Fonds - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - is gedaan.
4. Het nabestaandenpensioen bedraagt 65% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer zou hebben genoten indien het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de pensioendatum.
Hierbij wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde bruto pensioengrondslag en wordt geen rekening gehouden met de toekomstige verlaging van opbouw zoals bedoeld in artikel 4 lid 4.
5. Het nabestaandenpensioen gaat in op de dag volgend op die van het overlijden van de deelnemer en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner.
6. Xxxxxxx van echtscheiding dan wel ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, respectievelijk beëindiging van het geregistreerd partnerschap dan wel beëindiging van het erkende
samenlevingsverband vervalt de aanspraak op nabestaandenpensioen. Beëindiging van het erkende samenlevingsverband wordt in ieder geval aangenomen na melding daarvan aan het Fonds door KLM Health Services.
7. Bij voortijdige beëindiging van het deelnemerschap vóór de ingangsdatum van het ouderdomspensioen anders dan door overlijden of arbeidsongeschiktheid, komen de aanspraken op nabestaandenpensioen krachtens dit artikel te vervallen.
8. Geen recht op nabestaandenpensioen bestaat indien de deelnemer overlijdt als gevolg van:
a. een misdrijf begaan door de voor het nabestaandenpensioen in aanmerking komende nabestaanden, waarvoor de nabestaande strafrechtelijk is veroordeeld;
b. het deelnemen aan enige niet-Nederlandse gewapende dienst;
c. oorlogshandelingen waarbij de deelnemer actief betrokken is geweest;
d. oorlogshandelingen tijdens verblijf in een gebied buiten Nederland dat reeds in staat van oorlog was op het moment dat hij dit gebied bewust betrad;
e. oorlogshandelingen tijdens zijn verblijf in een gebied buiten Nederland, dat hij reeds voor het ontstaan van een dreigende oorlogssituatie betrad, waarbij hij in strijd handelde met de instructies van de Nederlandse respectievelijk plaatselijke overheid door het desbetreffende gebied niet tijdig te verlaten terwijl hij daartoe wel de gelegenheid had.
3 Pensioenaanspraken van deeltijdwerknemers
Artikel 9 Berekening aanspraken van deeltijdwerknemers
1. Deelnemers die in deeltijd werken, bouwen pensioenaanspraken op naar rato van hun deeltijdpercentage.
2. Voor een deeltijdwerknemer wordt de pensioengrondslag vastgesteld alsof de binnen KLM Health Services gangbare fulltime arbeidsduur zou gelden.
3. De pensioenaanspraken van de deeltijdwerknemer worden, met uitzondering van de aanspraken op arbeidsongeschiktheidspensioen, berekend door de pensioenaanspraken bij een fulltime arbeidsduur voor de perioden van deeltijdwerk te vermenigvuldigen met het in die perioden geldende deeltijdpercentage.
4. Voor de berekening van de aanspraken op arbeidsongeschiktheidspensioen van de deeltijdwerknemer, wordt het jaarsalaris bij een fulltime arbeidsduur vermenigvuldigd met het bij de ingangsdatum van het arbeidsongeschiktheidspensioen geldende deeltijdpercentage.
5. Bij de berekening van de voortgezette pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid op grond van artikel 16 van dit reglement wordt van de veronderstelling uitgegaan dat de arbeidsongeschikte deeltijdwerknemer het bij de ingangsdatum van het arbeidsongeschiktheidspensioen geldende deeltijdpercentage gedurende de hele periode van arbeidsongeschiktheid zou hebben behouden.
6. Bij de berekening van de aanspraken op nabestaandenpensioen en wezenpensioen wordt van de veronderstelling uitgegaan dat de overleden deeltijdwerknemer het bij overlijden geldende deeltijdpercentage tot de pensioendatum zou hebben behouden.
4 Pensioenaanspraken van gewezen deelnemers
Artikel 10 Tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap vóór de pensioendatum
1. Indien het deelnemerschap anders dan door overlijden, arbeidsongeschiktheid of pensionering eindigt, heeft de gewezen deelnemer aanspraak op een premievrij ouderdomspensioen en ten behoeve van de kinderen die ten tijde van de beëindiging van het deelnemerschap daarop aanspraak hadden een aanspraak op een premievrij wezenpensioen. De aanspraken op facultatief nabestaandenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen komen te vervallen.
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, behoudt de gewezen deelnemer die verzekerd was voor het facultatief nabestaandenpensioen en die direct na beëindiging van de deelneming recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, gedurende de periode dat hij die uitkering ontvangt, aanspraak op een nabestaandenpensioen op risicobasis ter hoogte van 65% van de in het vierde lid bedoelde premievrije aanspraak op ouderdomspensioen.
3. Met de in lid 1 van dit artikel genoemde beëindiging van het deelnemerschap wordt gelijkgesteld de beëindiging van het arbeidsongeschiktheidspensioen anders dan door overlijden of pensionering.
4. Het premievrije ouderdomspensioen is gelijk aan het tot de datum van beëindiging van het deelnemerschap opgebouwde ouderdomspensioen als bedoeld in de artikelen 4 en 9 van dit reglement.
5. Het premievrije wezenpensioen bedraagt voor elk gerechtigd kind 20% van het in lid 3 van dit artikel omschreven premievrije ouderdomspensioen voor zover dat was opgebouwd per 31 december 2015 en 14% van het ouderdomspensioen dat is opgebouwd vanaf 1 januari 2016.
6. Aan de gewezen deelnemer wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraken.
7. Premievrije aanspraken op ouderdomspensioen die niet meer dan € 2,- per jaar bedragen, alsmede de van dit ouderdomspensioen afgeleide aanspraken op wezenpensioen, komen per de beëindiging van het deelnemerschap te vervallen ten gunste van het fonds.
5 Keuzemogelijkheden bij ingang ouderdoms- pensioen
Artikel 11 Eerder met pensioen
1. Naar keuze van de (gewezen) deelnemer kan het ouderdomspensioen eerder ingaan dan op de AOW-gerechtigde leeftijd.
a. Het pensioen kan op zijn vroegst ingaan op de dag waarop de 55ste verjaardag van de (gewezen) deelnemer valt.
b. Het ouderdomspensioen kan alleen eerder ingaan als en voor het gedeelte dat het dienstverband van de deelnemer met KLM Health Services is geëindigd.
2. De ingangsdatum van het ouderdomspensioen wordt vervroegd onder gelijktijdige verlaging van de uitkering. De actuariële waarde van de aanspraken zal -met gebruikmaking van sekseneutrale factoren- voor en
na vervroeging aan elkaar gelijk zijn. De vervroegingsfactoren staan in Bijlage 1 van dit reglement.
3. De deelnemer dient de keuze voor een eerdere ingangsdatum -conform de bepalingen in de CAO- op zijn vroegst negen maanden maar ten minste zes maanden voorafgaande aan de vervroegde pensioendatum aan KLM Health Services kenbaar te maken. KLM Health Services dient de keuze van de deelnemer ten minste 6 maanden voorafgaande aan de vervroegde pensioendatum aan het Fonds kenbaar te maken.
De gewezen deelnemer dient de keuze voor een eerdere ingangsdatum ten minste twee maanden voorafgaande aan de vervroegde pensioendatum aan het Fonds kenbaar te maken.
4. Voor de deelnemer die voor de eerste ziektedag al de keuze als bedoeld in lid 1 van dit artikel kenbaar gemaakt heeft en die
- een loondoorbetaling ontvangt, of
- een uitkering krachtens de WIA ontvangt, of
- een andere wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt, die voortvloeit uit of aansluit op het dienstverband met KLM Health Services,
blijft de gekozen vervroegde pensioendatum van kracht.
De in dit lid bedoelde loondoorbetaling of uitkering wordt met het vanaf de vervroegde pensioendatum uit te keren pensioen verrekend.
5. De (gewezen) deelnemer kan het Bestuur verzoeken het ouderdomspensioen bij ingang tijdelijk (tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd of voor een periode van minimaal één jaar als de einddatum van de tijdelijke periode niet samenvalt met de AOW-gerechtigde leeftijd en maximaal tot 10 jaar na de AOW-gerechtigde leeftijd) te verhogen dan wel te verlagen. Per de AOW-gerechtigde leeftijd en/of de andere einddatum van de tijdelijke periode wordt het ouderdomspensioen gelijkwaardig verlaagd dan wel verhoogd.
De laagste uitkering kan niet minder bedragen dan 75% van de hoogste uitkering. Het gedeelte dat overeenkomt met tweemaal de AOW-uitkering vermeerderd met vakantietoeslag, blijft bij de bepaling van de hoogste uitkering buiten beschouwing.
Het Bestuur stelt hiervoor rekenregels op.
De keuze voor variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen moet gemaakt worden bij ingang van het ouderdomspensioen en kan nadien niet meer gewijzigd worden.
De van het ouderdomspensioen af te leiden pensioenen kunnen bij de variabilisering worden betrokken.
De actuariële waarde van de aanspraken zal -met gebruikmaking van sekseneutrale factoren- voor en na de variabilisering aan elkaar gelijk zijn. De factoren voor de variabilisering staan in Bijlage 1 bij dit reglement.
1. Naar keuze van de deelnemer kan het ouderdomspensioen gedeeltelijk (vervroegd) ingaan. Deze keuze kan niet door de gewezen deelnemer gemaakt worden.
2. Het gekozen deeltijdpensioenpercentage en het deeltijdpercentage voor het gedeelte dat de deelnemer bij KLM Health Services in dienst blijft, mogen samen niet meer bedragen dan het percentage waarvoor de deelnemer in dienst was bij KLM Health Services.
3. Een eenmaal gekozen deeltijdpensioenpercentage geldt tot de datum van volledige pensioeningang en kan niet tussentijds gewijzigd worden.
4. De deelnemer dient de keuze voor deeltijdpensioen - conform de bepalingen in de CAO - op zijn vroegst negen maanden maar ten minste zes maanden voorafgaande aan de deeltijdpensioendatum aan KLM Health Services kenbaar te maken.
5. KLM Health Services dient de keuze van de deelnemer voor deeltijdpensioen dient ten minste zes maanden voorafgaande aan de deeltijdpensioendatum aan het Fonds kenbaar te maken.
6. Het deeltijdpensioen wordt berekend door het ouderdomspensioen dat op de pensioenrichtleeftijd zou ingaan te vermenigvuldigen met het deeltijdpensioenpercentage.
7. Dit gedeelte van het ouderdomspensioen wordt vervolgens vervroegd overeenkomstig de regels die gelden bij eerdere pensionering.
8. Het deeltijdpensioen kan ingaan op elke willekeurige dag van een maand..
9. Het deeltijdpensioen kan op zijn vroegst ingaan op de dag waarop de 55ste verjaardag van de deelnemer valt.
10. Het deeltijdpensioen gaat uiterlijk in op de dag gelegen een maand voorafgaande aan de dag waarop de deelnemer de pensioendatum bereikt.
11. Voor het gedeelte dat de deelnemer na het opnemen van deeltijdpensioen bij KLM Health Services in dienst blijft, wordt de opbouw van het pensioen voortgezet.
12. De gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemer die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidspensioen, kan over zijn arbeidsgeschikte gedeelte deeltijdpensioen opnemen.
13. Op de keuze voor deeltijdpensioen bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid zijn de in dit artikel genoemde voorwaarden van toepassing.
14. Bij het opnemen van deeltijdpensioen in combinatie met arbeidsongeschiktheidspensioen geldt tevens dat:
- het deeltijdpensioenpercentage en het arbeidsongeschiktheidspercentage samen niet meer bedragen dan het percentage waarvoor de deelnemer bij KLM Health Services in dienst was. Hierbij wordt rekening gehouden met het deeltijdpercentage dat voorafgaand aan de ingang van het deeltijdpensioen respectievelijk arbeidsongeschiktheidspensioen van toepassing was;
- de WGA-uitkering niet met het deeltijdpensioen over het arbeidsgeschikte gedeelte wordt verrekend;
- bij een toename van de arbeidsongeschiktheid, de verhoging van het arbeidsongeschiktheidspensioen en de voortzetting van de pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid alleen betrekking kan hebben op dat deel van het arbeidsgeschikte gedeelte waarover geen deeltijdpensioen is opgenomen.
6 Omzetting van de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen bij beëindiging van het deelnemerschap
Artikel 13 Omzetting van een gedeelte van het ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen
1. Bij beëindiging van het deelnemerschap op de (feitelijke) (vervroegde) pensioendatum, heeft de gepensioneerde de mogelijkheid om de aanspraken op ouderdomspensioen om te zetten in een lager ouderdomspensioen met een daarvan afgeleid nabestaandenpensioen, in één van de hierna omschreven verhoudingen:
a. ouderdomspensioen : nabestaandenpensioen = 100 : 50;
b. ouderdomspensioen : nabestaandenpensioen = 100 : 70;
c. ouderdomspensioen : nabestaandenpensioen = 100 : 85;
d. ouderdomspensioen : nabestaandenpensioen = 100 : 100.
Op deze wijze verkrijgt de gepensioneerde zowel een aanspraak op ouderdomspensioen als een aanspraak op nabestaandenpensioen. De
omzetting zal gebeuren aan de hand van leeftijdsafhankelijke sekseneutrale factoren.
Deze factoren staan in Bijlage 1 van dit reglement.
2. Bij voortijdige beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden, arbeidsongeschiktheid of pensionering heeft de gewezen deelnemer eveneens de in lid 1 van dit artikel omschreven keuzemogelijkheden om de aanspraken op ouderdomspensioen om te zetten in een lager ouderdomspensioen met een daarvan afgeleid nabestaandenpensioen. Op deze wijze verkrijgt de gewezen deelnemer zowel een premievrije aanspraak op ouderdomspensioen als een premievrije aanspraak op nabestaandenpensioen. De omzetting zal gebeuren aan de hand van leeftijdsafhankelijke sekseneutrale factoren. Deze factoren staan in Bijlage 1 van dit reglement.
Wanneer de gewezen deelnemer op de datum van de voortijdige beëindiging van het deelnemerschap van deze keuzemogelijkheid geen gebruik maakt, kan deze dat alsnog doen op de pensioeningangsdatum.
Aan de gewezen deelnemer wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraken.
3. Wanneer voor een gedeeltelijke omzetting in nabestaandenpensioen wordt gekozen, zijn op dit nabestaandenpensioen de bepalingen over het nabestaandenpensioen in artikel 8 van dit reglement van overeenkomstige toepassing.
Het nabestaandenpensioen ten behoeve van de partner van een gepensioneerde of gewezen deelnemer gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die van het overlijden. Het nabestaandenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner.
4. De in de leden 1 en 2 van dit artikel genoemde keuze dient ten minste 2 maanden na de ontslagdatum, dan wel 2 maanden voorafgaande aan de (feitelijke) pensioendatum - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - aan het Fonds kenbaar gemaakt te worden. Dit formulier dient ondertekend te worden door zowel de (gewezen) deelnemer als de partner.
5. Het Fonds stelt de (gewezen) deelnemer uiterlijk 2 maanden voorafgaande aan de pensioendatum schriftelijk op de hoogte van de in lid 1 bedoelde uitruilmogelijkheden. Indien de (gewezen) deelnemer die een partner heeft in de zin van dit pensioenreglement niet vóór de pensioendatum reageert op de uitruilmogelijkheden, gaat het Fonds over tot het uitruilen van het ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen in de verhouding 100: 70. Indien deze uitruil ertoe zou leiden dat het ouderdomspensioen op jaarbasis lager wordt dan het op grond van artikel 66 van de Pensioenwet bepaalde bedrag, wordt de in de vorige volzin bedoelde verhouding tussen ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen zodanig aangepast dat het ouderdomspensioen op jaarbasis meer bedraagt dan het op grond van artikel 66 van de Pensioenwet bepaalde bedrag.
1. Wanneer de gewezen deelnemer respectievelijk gepensioneerde op grond van dit reglement gekozen heeft voor omzetting van een gedeelte van de aanspraak op ouderdomspensioen in een daarvan afgeleid nabestaandenpensioen, ontstaat er tevens aanspraak op een bijzonder nabestaandenpensioen onder de navolgende voorwaarden.
2. In dit artikel wordt onder echtscheiding mede verstaan ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, respectievelijk beëindiging van het geregistreerd partnerschap dan wel van het erkende samenlevingsverband.
3. In geval van echtscheiding heeft de voormalige partner van de gewezen deelnemer respectievelijk gepensioneerde aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen in die gevallen dat de betrokkene recht op nabestaandenpensioen conform dit reglement zou hebben gehad indien de gewezen deelnemer respectievelijk gepensioneerde op het tijdstip van deze echtscheiding zou zijn overleden.
4. Het bijzondere nabestaandenpensioen is gelijk aan de op dat moment opgebouwde aanspraak op nabestaandenpensioen.
5. Het bepaalde in de vorige leden van dit artikel vindt geen toepassing, indien de gewezen deelnemer dan wel gepensioneerde en de (voormalige) partner bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de echtscheiding anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het Fonds is gehecht, dat het bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken. Het ouderdomspensioen zal aan de gewijzigde situatie worden aangepast.
6. Bij een volgend huwelijk, geregistreerd partnerschap of erkend samenlevingsverband van de gewezen deelnemer respectievelijk gepensioneerde ontstaat geen nieuwe aanspraak op nabestaandenpensioen.
7. Aan de betrokkenen wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraken. De gewezen partner ontvangt een keer in de vijf jaar een opgave van de aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen.
7 Verevening en conversie bij scheiding
Artikel 15 Verevening en conversie van pensioen bij scheiding
1. In dit artikel wordt onder een bijzonder ouderdomspensioen verstaan het deel van het ouderdomspensioen van de deelnemer, gewezen deelnemer dan wel gepensioneerde, dat krachtens de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding voor toekenning aan de (voormalige) echtgenote, echtgenoot of geregistreerde partner in aanmerking komt.
2. In geval van scheiding ná 30 april 1995 heeft de (voormalige) echtgenote, echtgenoot of geregistreerde partner van de deelnemer, gewezen deelnemer dan wel gepensioneerde op grond van de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding recht op uitbetaling van een bijzonder ouderdomspensioen mits (één van) beide echtgenoten dan wel geregistreerde partners binnen twee jaar na het tijdstip van scheiding hiervan op een bij wet voorgeschreven formulier mededeling heeft gedaan
aan het Fonds.
Daarnaast kunnen beide echtgenoten of geregistreerde partners gezamenlijk bij het fonds een verzoek indienen tot het onverkort van toepassing laten zijn van de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding na twee jaar na het tijdstip van scheiding.
3. Het bepaalde in lid 2 van dit artikel vindt geen toepassing, indien de deelnemer, gewezen deelnemer dan wel gepensioneerde en de (voormalige) echtgenote, echtgenoot of geregistreerde partner de toepassing van de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding.
4. In afwijking van hetgeen in lid 2 van dit artikel is bepaald, vindt de in dat lid bedoelde pensioenverevening geen toepassing indien het bijzonder ouderdomspensioen op het tijdstip van scheiding een bedrag zoals genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet niet te boven gaat.
5. Indien en zolang er tegenover het Fonds recht bestaat op een bijzonder ouderdomspensioen, zal dat in mindering worden gebracht op het
ouderdomspensioen berekend volgens dit reglement.
6. Tijdens het deelnemerschap en na beëindiging van het deelnemerschap wordt het bijzonder ouderdomspensioen aangepast volgens artikel 19, lid 2 van dit reglement.
7. Op grond van de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding kunnen, uitsluitend in geval van echtscheiding dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap, de echtgenoten respectievelijk geregistreerde partners bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding overeenkomen dat het in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde bijzonder ouderdomspensioen samen met het in artikel 14 van dit reglement bedoelde bijzonder nabestaandenpensioen wordt omgezet in een eigen recht op pensioen van de voormalige echtgenote, echtgenoot of geregistreerde partner. Bij deze conversie gelden de volgende voorwaarden en aanvullende bepalingen:
> op het pensioen van de deelnemer, gewezen deelnemer dan wel
gepensioneerde zal in verband met de conversie een aftrekbedrag in mindering komen; de aftrek hiervan is niet afhankelijk van het in leven zijn van de voormalige echtgenote, echtgenoot of geregistreerde partner;
> het recht op pensioen van de voormalige echtgenote, echtgenoot of geregistreerde partner en het genoemde aftrekbedrag zullen jaarlijks worden aangepast volgens artikel 19, lid 2 van dit reglement;
> conversie is niet toegestaan indien de echtscheiding dan wel de beëindiging van het geregistreerd partnerschap plaats vindt op of na de (feitelijke) pensioendatum;
> het Bestuur kan ten aanzien van de conversie, gehoord de actuaris, nadere voorwaarden stellen.
8. Het Bestuur kan ten aanzien van de pensioenverevening nadere regels stellen en is bevoegd om de kosten van de pensioenverevening en/of conversie bij de echtgenoten respectievelijk geregistreerde partners in rekening te brengen.
9. Aan de voormalige echtgenote, echtgenoot of geregistreerde partner wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraak of het verleende recht. De deelnemer, gewezen deelnemer dan wel gepensioneerde ontvangt daarvan een afschrift.
8 Voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid en ouderschapsverlof
Artikel 16 Voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid
1. Tijdens een tijdvak van gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid waarin betrokkene een arbeidsongeschiktheidspensioen krachtens dit reglement ontvangt, wordt het deelnemerschap en de opbouw van pensioenen voortgezet overeenkomstig de bepalingen van dit reglement.
2. Tijdens een tijdvak van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt de pensioenopbouw gedeeltelijk voortgezet. Deze gedeeltelijke voortzetting bedraagt het nu volgende percentage van de voortzetting van de pensioenopbouw bij volledige arbeidsongeschiktheid:
arbeidsongeschiktheid van: voortzetting van de pensioenopbouw bij
gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid uitgedrukt in een percentage van de
voortzetting van de pensioenopbouw bij volledige arbeidsongeschiktheid:
(80-100% | 100) |
65-80% | 72,5 |
55-65% | 60 |
45-55% | 50 |
35-45% | 40 |
Bij wijziging van het feitelijke uitkeringspercentage van de WIA zijn de bepalingen van artikel 6 van dit reglement van overeenkomstige toepassing.
3. Tijdens een tijdvak van arbeidsongeschiktheid waarin betrokkene recht heeft op een arbeidsongeschiktheidspensioen krachtens dit reglement, wordt voor de berekening van de pensioenaanspraken gedurende de periode waarin het deelnemerschap geacht wordt voort te duren, het jaarsalaris aangepast aan de algemene loonontwikkeling volgens de CAO.
4. Xxxxxx een betrokkene een arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt, is deze vrijgesteld van de in artikel 20 van dit reglement genoemde deelnemersbijdragen voor de voortgezette pensioenopbouw krachtens dit artikel.
Het vrijstellingspercentage van de deelnemersbijdrage bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid bedraagt het nu volgende percentage van de vrijstelling van de deelnemersbijdrage bij volledige arbeidsongeschiktheid:
arbeidsongeschiktheid van: vrijstellingspercentage bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid uitgedrukt in een percentage van de vrijstelling bij volledige arbeidsongeschiktheid:
(80-100% | 100) |
65-80% | 72,5 |
55-65% | 60 |
45-55% | 50 |
35-45% | 40 |
5. Geen recht op de in dit artikel omschreven voortzetting van het deelnemerschap tijdens arbeidsongeschiktheid bestaat, indien deze arbeidsongeschiktheid ontstaan is door opzet of grove roekeloosheid van de deelnemer.
Artikel 17 Ouderschapsverlof en ander onbetaald verlof
1. Tijdens een tijdvak van een door KLM Health Services toegekend ouderschapsverlof, heeft de deelnemer de mogelijkheid om de opbouw van de pensioenen ook over het tijdvak van het ouderschapsverlof op basis van het oorspronkelijke tewerkstellingspercentage voort te zetten.
2. Indien de deelnemer voor voortzetting van de pensioenopbouw tijdens het ouderschapsverlof kiest, zal de pensioenopbouw van de deelnemer op dezelfde wijze worden voortgezet en de deelnemersbijdrage op dezelfde wijze worden vastgesteld als ware de deelnemer niet met ouderschapsverlof gegaan.
3. Indien de deelnemer geen volledige voortzetting van de pensioenopbouw tijdens het ouderschapsverlof conform lid 1 van dit artikel kiest, blijft de risicodekking van het nabestaandenpensioen, het wezenpensioen en het arbeidsongeschiktheidspensioen tijdens die periode niettemin gehandhaafd als ware de deelnemer niet met ouderschapsverlof gegaan.
Indien de deelnemer geen volledige voortzetting van de pensioenopbouw tijdens het ouderschapsverlof conform lid 1 van dit artikel kiest, wordt de eventueel resterende arbeidsduur als deeltijdwerk in aanmerking genomen en is de deelnemer de deelnemersbijdrage als bedoeld in artikel 20 slechts verschuldigd voor het eventueel resterende tewerkstellingspercentage.
4. Indien geen sprake is van ouderschapsverlof, maar anderszins aan een deelnemer die verzekerd is voor het facultatieve nabestaandenpensioen een periode van onbetaald verlof voor een tijdvak van achttien maanden of korter is verleend, blijft de risicodekking van het facultatieve nabestaandenpensioen tijdens die periode gehandhaafd als ware de deelnemer niet met onbetaald verlof gegaan. Tijdens het onbetaald verlof is voor deze risicodekking geen deelnemersbijdrage verschuldigd.
9 Waardeoverdracht
1. De deelnemer die voor indiensttreding bij KLM Health Services premievrije pensioenaanspraken heeft opgebouwd, verkrijgt een aanspraak boven de krachtens dit reglement vastgestelde pensioenaanspraken, mits:
a. de deelnemer na aanvang van het deelnemerschap schriftelijk een verzoek tot overdracht van de waarde van de premievrije pensioenaanspraken - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - heeft gedaan;
b. de pensioenverzekeraar van de vorige werkgever de waarde van de premievrije pensioenaanspraken aan het Fonds heeft overgedragen.
2. De deelnemer voor wie op grond van een automatische waardeoverdracht op basis van de Wet waardeoverdracht klein pensioen door het pensioenfonds een overdrachtswaarde wordt ontvangen, verkrijgt een aanvullende pensioenaanspraak boven de krachtens dit reglement vastgestelde pensioenaanspraken.
3. De aan het Fonds overgedragen waarde wordt aangewend voor de toekenning van pensioenaanspraken conform dit reglement, volgens de regels van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en de daarop gebaseerde ministeriële Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.
4. De in artikel 10 van dit reglement bedoelde premievrije aanspraken op pensioen ,met uitzondering van de aanspraken als bedoeld in artikel 22 lid 1 (Automatische uitgaande waardeoverdracht klein pensioen), worden op verzoek van de betrokkene en met inachtneming van de bepalingen in de Pensioenwet vervangen door een overdrachtswaarde, mits:
a. de deelnemer na aanvang van het deelnemerschap in de nieuwe pensioenregeling schriftelijk een verzoek tot overdracht van de waarde van de premievrije pensioenaanspraken bij de nieuwe pensioenuitvoerder heeft gedaan;
b. dit bedrag besteed wordt voor inkoop van gelijkwaardige pensioenaanspraken bij een pensioenuitvoerder in de zin van de Pensioenwet;
c. dit bedrag rechtstreeks wordt overgedragen aan die pensioenuitvoerder.
5. De in het vorige lid van dit artikel genoemde uitkering-ineens wordt berekend volgens de regels van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en de daarop gebaseerde ministeriële Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, een en ander onder de voorwaarde dat de partner instemt met de overdracht van de eventuele aanspraak op nabestaandenpensioen.
10 Aanpassing van de pensioenen
Artikel 19 Aanpassing van de pensioenen
1. De opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers worden jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met maximaal het percentage van de algemene loonrondes in de periode van 2 januari van het voorgaande jaar tot en met 1 januari van het betreffende jaar volgens de CAO . Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de opgebouwde pensioenaanspraken worden aangepast.
2. De premievrije pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen worden jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met maximaal de procentuele ontwikkeling van het prijsindexcijfer over de periode van 12 maanden eindigend op 31 oktober van het voorafgaande jaar. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de premievrije pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen worden aangepast.
3. Indien de opgebouwde pensioenaanspraken, de premievrije pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen naar het oordeel van het Bestuur niet volledig aangepast kunnen worden, worden de opgebouwde pensioenaanspraken, de premievrije aanspraken en de ingegane pensioenen aangepast met een gelijk percentage van de maximale indexatiemaatstaf als bedoeld in lid 1, respectievelijk lid 2. Het Bestuur is overigens bevoegd om in enig jaar extra indexaties te verlenen op de opgebouwde pensioenaanspraken, de premievrije pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen, mits dit niet leidt tot een hoger pensioen dan bij volledige indexatie verkregen zou zijn.
4. Toekenning van de in het vorige lid bedoelde extra indexatie zal alleen van toepassing zijn bij niet volledige aanpassing vanaf 1 januari 2011 van pensioenaanspraken en ingegane pensioenen
5. Voor de voorwaardelijke toeslagverlening als bedoeld in lid 1 en 2 is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
11 Financiering
Artikel 20 Premie en deelnemersbijdragen
1. Voor de financiering van de basispensioenregeling is met ingang van 1 januari 2021 een vaste premie beschikbaar van 21% van het jaarsalaris. De vaste premie wordt gevormd door een werkgeversbijdrage en de deelnemersbijdrage zoals bedoeld in lid 2 a van dit artikel.
De premie inclusief de deelnemersbijdrage wordt door KHS afgedragen aan het Fonds.
Daarnaast draagt KHS de door deelnemers verschuldigde premie af voor het facultatief nabestaandenpensioen (artikel 8).
2. De jaarlijkse bijdrage van deelnemers is gelijk aan:
a. 4,5% van de pensioengrondslag voor de verzekering van het ouderdomspensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen en wezenpensioen (het basispakket van deelnemers);
b. 1,6% van de pensioengrondslag voor de verzekering van het facultatieve nabestaandenpensioen.
3. Indien de deelnemer in deeltijd werkt, wordt de bijdrage vastgesteld naar rato van het deeltijdpercentage.
12 Uitbetaling van pensioenen
Artikel 21 Uitbetaling van pensioenen
1. De uitbetaling van de pensioenen geschiedt aan de rechthebbende(n).
2. Het pensioen wordt uitgekeerd door het Fonds op een door de rechthebbende aan te wijzen bankrekening binnen de Europese Unie. Als de rechthebbende een bankrekening buiten de Europese Unie aanwijst, is het Fonds bevoegd de kosten van de uitkeringen bij de rechthebbende in rekening te brengen. Het pensioen wordt uitgekeerd in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling aan het einde van de betreffende maand. Het Bestuur is bevoegd een andere wijze van betaling vast te stellen.
3. Ten onrechte ontvangen uitkeringen dienen te worden terugbetaald.
1. De premievrije kleine pensioenaanspraken verkregen bij uitdiensttreding worden betrokken in een automatische waardeoverdracht (op grond van de Wet waardeoverdracht klein pensioen) als de premievrije aanspraak op ouderdomspensioen op jaarbasis op het tijdstip van de overdracht lager is dan de afkoopgrens (artikel 66 Pensioenwet).
Het actuele bedrag van de afkoopgrens is vermeld in de cijferbijlage bij dit reglement (Bijlage 3).
2. Nadat in een periode van minimaal vijf jaar gerekend vanaf einde deelnemerschap, vijf maal door het pensioenfonds een poging tot automatische waardeoverdracht niet tot een daadwerkelijke waardeoverdracht heeft kunnen leiden, zal het bestuur - op z’n vroegst vanaf 1 januari 2024 en na instemming van de gewezen deelnemer - alsnog de in lid 1 bedoelde pensioenaanspraken tussentijds vervangen door een uitkering-ineens.
3. Het Bestuur zal een nabestaandenpensioen dat op het tijdstip van ingang op jaarbasis minder bedraagt dan het in artikel 66 van de
Pensioenwet genoemde bedrag (zie bijlage 3) op de ingangsdatum vervangen door een uitkering-ineens.
4. Het Bestuur zal de aanspraak op een bijzonder nabestaandenpensioen als bedoeld in artikel 14 van dit reglement op de scheidingsdatum vervangen door een uitkering-ineens indien de uitkering van het nabestaandenpensioen op jaarbasis minder zal bedragen dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag (zie bijlage 3).
5. Het Bestuur zal de (premievrije) pensioenaanspraken op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen, na instemming van de gewezen deelnemer of gepensioneerde, vervangen door een uitkering- ineens, op voorwaarde dat de (premievrije) aanspraak op ouderdomspensioen op jaarbasis op de pensioendatum lager is dan de afkoopgrens (artikel 66 Pensioenwet).
6. De uitkering-ineens, bedoeld in dit artikel, wordt berekend naar door het Bestuur - gehoord de actuaris - vastgestelde grondslagen. De afkoopvoetfactoren zijn opgenomen in Reglement 2006 van Stichting Algemeen Pensioenfonds KLM.
13 Verplichtingen van de deelnemers en het verstrekken van informatie door het Fonds
Artikel 23 Verplichtingen van de deelnemers
1. Degene die op grond van de bepalingen van dit reglement aanspraak c.q. recht op uitkering van enig pensioen heeft, dan wel voor zo'n uitkering in aanmerking kan komen, is verplicht aan de goede uitvoering van de bepalingen van dit reglement mee te werken. Bovendien dienen alle gegevens en bewijsstukken te worden overlegd die het Bestuur in het belang van een juiste toepassing van de statuten en dit reglement noodzakelijk acht.
2. Indien de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde een inlichting heeft verstrekt of achterwege gelaten waardoor een aanspraak of recht op pensioen niet juist is vastgesteld, dan wel geen medewerking heeft verleend tot de verkrijging van een uitkering krachtens sociale
verzekering, waarop betrokkene recht had kunnen doen gelden, stelt het Bestuur de aanspraak of het recht op pensioen respectievelijk uitkering
krachtens sociale verzekering nader vast op grond van de juiste dan wel
- bij ontbreken daarvan - naar beste weten door het Bestuur te bepalen gegevens. Het inmiddels te veel of te weinig betaalde wordt met de betrokkene verrekend. Deze bepalingen gelden voor zover mogelijk ook ten aanzien van de (voormalige) partner en kinderen van de deelnemer, gewezen deelnemer, gepensioneerde of partner.
3. Indien het Bestuur dit voor een juiste toepassing van de statuten en dit reglement noodzakelijk acht, is - binnen de door de wet daarvoor gestelde grenzen - de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde verplicht zich aan een geneeskundig onderzoek te onderwerpen.
4. Indien de ernst van de gedraging en de mate van verwijtbaarheid ten aanzien van het niet voldoen aan de bepalingen in de voorgaande leden van dit artikel daartoe naar het oordeel van het Bestuur aanleiding geven, kan het Bestuur een proportionele sanctie vaststellen of geen uitkering verlenen.
Artikel 24 Verstrekken van informatie door het Fonds
1. Jaarlijks wordt aan de deelnemer zowel een opgave van de hoogte van de opgebouwde en bereikbare pensioenaanspraken verstrekt, als een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van de pensioenaanspraken. De pensioengerechtigde ontvangt jaarlijks een opgave van zijn pensioenrecht, inclusief opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen. De gewezen deelnemer ontvangt een keer in de vijf jaar een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken.
2. Op verzoek van de gewezen deelnemer verstrekt het Fonds binnen drie maanden een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken. Die pensioenaanspraken worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 10 van dit reglement. Het Bestuur kan besluiten een vergoeding te vragen voor de aan deze opgave verbonden kosten.
3. Het Fonds zorgt ervoor dat de deelnemers bij toetreding schriftelijk op de hoogte worden gesteld van de inhoud van de geldende statuten en het geldende pensioenreglement. Jaarlijks worden de deelnemers door het Fonds schriftelijk van de wijzigingen in de statuten en het pensioenreglement op de hoogte gesteld.
4. De (gewezen) deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde ontvangen op verzoek de geldende statuten en het geldende pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst tussen het Fonds en KLM Health Services.
14 Beslag, overdracht, afkoop, inpandgeving
Artikel 25 Beslag, overdracht, afkoop, inpandgeving
1. Beslag op pensioen is slechts mogelijk indien en voor zover dit wettelijk is toegestaan.
2. Het pensioen uit hoofde van dit pensioenreglement kan niet worden afgekocht, vervreemd of worden prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. De pensioenen zijn niet vatbaar voor overdracht, inpandgeving of elke andere handeling, waardoor de deelnemer, de gewezen deelnemer of enig andere belanghebbende enig recht aan een derde toekent anders dan het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990.
3. Volmacht tot invordering van het pensioen, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.
4. Elk beding, strijdig met het bepaalde in een van de voorgaande leden, is nietig.
15 Slotbepalingen
Artikel 26 Bijzondere gevallen
Hardheidsbepaling
1. Het Bestuur is bevoegd van de bepalingen van dit reglement af te wijken indien in een individueel geval een strikte toepassing van het reglement naar het oordeel van het Bestuur ten aanzien van het individu tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden en de rechten van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde door deze afwijking geen vermindering van betekenis ondergaan.
De afwijkende regeling mag niet in strijd zijn met de Pensioenwet of andere wettelijke regelingen. De afwijkende regeling zal schriftelijk worden vastgelegd.
2. In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, zal het Bestuur beslissen in overeenstemming met de strekking van de bepalingen van dit reglement en de statuten.
Artikel 27 Korting van aanspraken en rechten, verlaging van opbouw en aanpassing ambitie
Korting opgebouwde aanspraken en rechten
1. Het Fonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien:
a. Het pensioenfonds gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of de bij of krachtens artikel 132 Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen;
b. Het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan artikel 131 Pensioenwet of artikel 132 Pensioenwet zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en
c. Alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 Pensioenwet of artikel 139 Pensioenwet.
Het Fonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot verlaging van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
De verlaging kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, werkgever en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
Verlaging pensioenopbouw
2. Ingeval – zoals omschreven in artikel 4, lid 4 - de vaste premie lager is dan de kostendekkende premie en/of de premiedekkingsgraad onder een in de uitvoeringsovereenkomst opgenomen niveau komt, kan de pensioenopbouw door het pensioenfonds worden verlaagd.
Het bestuur besluit hiertoe nadat:
a. is gebleken dat er onvoldoende middelen aanwezig zijn in een mede hiervoor gevormde premiereserve om de korting te voorkomen; en
b. hierover vooraf met KHS en werknemersvertegenwoordigers is overlegd en voor de geconstateerde problematiek geen passende oplossing is gevonden.
Aanpassing ambitie
3. Het Fonds is bevoegd om het opbouwpercentage zoals vastgelegd in het pensioenreglement naar rato aan te passen indien blijkt dat de vaste premie, zoals bepaald in artikel 20 lid 1, na verloop van een termijn van 5 jaar waarvoor deze is vastgesteld, voor de daarop volgende termijn van 5 jaar naar verwachting niet kostendekkend (op grond van artikel 128 van de Pensioenwet) zal zijn. Een dergelijk besluit zal het fonds niet eerder nemen dan nadat hierover vooraf met KHS en werknemersvertegenwoordigers is overlegd en voor de geconstateerde problematiek geen passende oplossing is gevonden.
4. Deze pensioenregeling alsmede de daaruit voortvloeiende aanspraken kan - met inachtneming van de wettelijke en statutaire bepalingen - worden aangepast, indien:
> nieuwe wettelijke voorzieningen worden ingevoerd of bestaande worden herzien;
> KLM Health Services zich de uitgaven voor deze pensioenregeling niet langer kan veroorloven.
1. De bepalingen van dit reglement zijn van toepassing op degenen die per 1 januari 2001 deelnemer of gewezen deelnemer bij het Fonds zijn dan wel daarna als deelnemer toetreden.
2. De bepalingen van dit reglement zijn mede van toepassing op de nagelaten betrekkingen van de in het eerste lid van dit artikel omschreven deelnemers, gewezen deelnemers of gepensioneerden.
3. Voor de toepassing van de artikelen 1, 5, 6 en 16 wordt met arbeidsongeschiktheid gelijkgesteld degene die arbeidsongeschikt is in de zin van artikel 18 van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en recht op uitkering krachtens die wet heeft of zou hebben, indien betrokkene volgens die wet verzekerd zou zijn geweest.
Voor de toepassing van de artikelen 1, 5, 6 en 16 wordt met WIA-uitkering gelijkgesteld de uitkering krachtens artikel 21 van de WAO.
De artikelen 5, 6 en 16 zijn van toepassing met dien verstande dat de percentages arbeidsongeschiktheidspensioen bij arbeidsongeschiktheid volgens de WAO zijn:
Arbeidsongeschiktheid van: | Arbeidsongeschiktheidspensioen bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO: |
(80-100% | 100) |
65-80% | 72,5 |
55-65% | 60 |
45-55% | 50 |
35-45% | 40 |
25-35% | 30 |
15-25% | 20 |
0-15% | 0 |
Artikel 29 Datum inwerkingtreding
Dit reglement is vastgesteld op 7 december 2010 en is op 1 januari 2011 in werking getreden onder de naam "Pensioenreglement KLM Health Services". Het reglement is gewijzigd per 1 januari 2018 (op grond van de Wet waardeoverdracht klein pensioen) en per 1 januari 2019 (Uitbreiding flexibiliseringsmogelijkheden).
Het reglement is gewijzigd op 2 juli 2020. Hierbij heeft de aanvullende bepaling in artikel 5 lid 4 (nieuwe laatste volzin) terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2019. De nieuwe Bijlage 2 (overgangsregeling in verband met de conversie van pensioenaanspraken naar pensioenrichtleeftijd 68 jaar) heeft terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2020.
Het reglement is gewijzigd per 1 januari 2021 in verband met de aanpassing van de opbouw en de overgang naar een CDC-regeling.
Ingaande 1 januari 2022 zijn in Bijlage 1 nieuwe reglementsfactoren opgenomen.
Bijlage 1 Reglementsfactoren
Vervroegingsfactor OP68 |
De leeftijd wordt in jaren, maanden en dagen vastgesteld op basis van de werkelijke geboortedatum. |
Om van onderstaande maandfactoren naar factoren op dagbasis te komen wordt |
uitgegaan van de veronderstelling dat elke maand 30 dagen heeft. |
Vervroegingsfactor OP68 is de factor waarmee het OP met normpensioenleeftijd 68 jaar moet worden vermenigvuldigd. Het NP blijft ongewijzigd. |
vervroegde pensioenleeftijd | |
55 | 0,5738 |
56 | 0,5941 |
57 | 0,6158 |
58 | 0,6390 |
59 | 0,6639 |
60 | 0,6907 |
61 | 0,7195 |
62 | 0,7505 |
63 | 0,7839 |
64 | 0,8202 |
65 | 0,8595 |
66 | 0,9022 |
67 | 0,9489 |
68 | 1,0000 |
Voorgaande factoren kunnen door het bestuur periodiek worden gewijzigd en gelden van 1 januari 2022 tot 1 januari 2023.
Uitruil bij ontslag
Wijziging verhouding OP68: NP van 100:0 in |
Bij beëindiging van het deelnemerschap heeft de deelnemer de mogelijkheid om de aanspraken |
op ouderdomspensioen ingaande op 68 jaar om te zetten in een lager ouderdomspensioen met |
een daarvan afgeleid nabestaandenpensioen, in één van de onderstaande verhoudingen: |
leeftijd | 100:50 | 100:70 | 100:85 | 100:100 |
21 t/m 25 | 0,8792 | 0,8386 | 0,8106 | 0,7844 |
26 t/m 30 | 0,8747 | 0,8329 | 0,8041 | 0,7773 |
31 t/m 35 | 0,8702 | 0,8272 | 0,7977 | 0,7702 |
36 t/m 40 | 0,8658 | 0,8217 | 0,7914 | 0,7634 |
41 t/m 45 | 0,8616 | 0,8164 | 0,7855 | 0,7569 |
46 t/m 50 | 0,8577 | 0,8115 | 0,7800 | 0,7509 |
51 t/m 55 | 0,8547 | 0,8077 | 0,7757 | 0,7462 |
56 t/m 60 | 0,8539 | 0,8068 | 0,7747 | 0,7451 |
61 t/m 65 | 0,8568 | 0,8104 | 0,7788 | 0,7495 |
66 t/m 68 | 0,8625 | 0,8174 | 0,7867 | 0,7581 |
Voorgaande factoren kunnen door het bestuur periodiek worden gewijzigd en gelden van 1 januari 2022 tot 1 januari 2023.
Uitruil bij pensioeningang
Op de (vervroegde) pensioendatum of deeltijdpensioendatum heeft de deelnemer eenmalig |
de keuzemogelijkheid om de verhouding tussen het nabestaandenpensioen enerzijds en het |
ouderdomspensioen anderzijds te wijzigen. |
Om van onderstaande maandfactoren naar factoren op dagbasis te komen wordt |
uitgegaan van de veronderstelling dat elke maand 30 dagen heeft. |
De omzetting zal gebeuren aan de hand van leeftijdsafhankelijke sekseneutrale factoren. |
De omzetting leidt tot een verhouding tussen het nabestaandenpensioen en het ouderdomspensioen van 0%, 50%, 70%, 85% of 100%. Onder nabestaanden- pensioen wordt bij deze keuzemogelijkheid zowel het nabestaandenpensioen voor de huidige partner als het bijzonder nabestaandenpensioen voor de ex-partner(s) verstaan.
Leeftijd | OP in NP | NP in OP |
55 | 5,0925 | 0,1759 |
56 | 4,9114 | 0,1822 |
57 | 4,7360 | 0,1888 |
58 | 4,5678 | 0,1955 |
59 | 4,4053 | 0,2025 |
60 | 4,2480 | 0,2098 |
61 | 4,0971 | 0,2173 |
62 | 3,9511 | 0,2251 |
63 | 3,8105 | 0,2332 |
64 | 3,6754 | 0,2415 |
65 | 3,5450 | 0,2501 |
66 | 3,4205 | 0,2589 |
67 | 3,3012 | 0,2679 |
68 | 3,1860 | 0,2773 |
Voorgaande factoren kunnen door het bestuur periodiek worden gewijzigd en gelden van 1 januari 2022 tot 1 januari 2023.
Egalisatie
De (gewezen) deelnemer, van wie het ouderdomspensioen voor de AOW-leeftijd ingaat, kan het ingaande ouderdomspensioen tijdelijk worden verhoogd. De (gewezen) deelnemer kan ervoor kiezen om de AOW buiten beschouwing te laten. Bij deze omzetting zal de actuariële waarde van de aanspraken - met gebruikmaking van sekseneutrale factoren - na omzetting gelijk zijn aan die er voor. De hoogte van de afgeleide pensioenen blijft ongewijzigd.
Indien gewenst kan ook het NP bij de egalisatie betrokken worden.
Bij keuze voor egalisatie wordt aangenomen dat het eventueel aanwezige prepensioen eerst wordt omgezet in een ouderdomspensioen.
Voor egalisatie dient een individuele offerte te worden opgevraagd.
Bijlage 2
Overgangsregeling conversie van aanspraken
Overgangsregeling met betrekking tot conversie per 1 januari 2020 van aanspraken op levenslang ouderdomspensioen onder Pensioenreglement KLM Health Services met een pensioenrichtleeftijd anders dan 68 jaar naar pensioenrichtleeftijd 68 jaar.
Bij de collectieve omzetting naar pensioenrichtleeftijd worden de wettelijk gestelde voorwaarden in acht genomen die gelden voor de omzetting naar één pensioenrichtleeftijd, zonder individueel bezwaarrecht. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten:
• Alleen omzetting van ouderdomspensioen. Van het ouderdomspensioen afgeleide pensioenen (nabestaanden- en wezenpensioen) blijven gelijk in Euro’s. Het prepensioen wordt (vooralsnog) niet betrokken in de conversie.
• De omzetting vindt collectief actuarieel gelijkwaardig plaats. De omzetting vindt plaats op basis van de actuariële grondslagen die ook gehanteerd worden voor het vaststellen van de technische voorziening van de pensioenaanspraken op de berekeningsdatum (1 januari 2020) van de omzetting. De omzetting heeft daarmee geen effect op de dekkingsgraad.
• De omzettingsfactoren zijn voor mannen en vrouwen gelijk, maar verschillen
per leeftijd.
• Individueel vervroegen naar de oorspronkelijke ingangsleeftijd blijft mogelijk. In de flexibiliseringsfactoren die worden gehanteerd bij de individuele vervroeging naar de ingangsdatum van het pensioen vóór de wijziging worden geen selectiefactoren in aanmerking genomen.
• Ter voorkoming van voorzienbare effecten zal de individuele
(terug)vervroeging van pensioen in het eerste jaar na de collectieve omzetting plaats vinden op basis van dezelfde actuariële grondslagen als die zijn gehanteerd bij de collectieve omzetting naar de pensioenrichtleeftijd van 68 jaar. De uitkomst bij vervroeging van de ingang van het pensioen blijft voor en na conversie voor de deelnemer hetzelfde gedurende deze periode.
Bijlage 3
Cijferbijlage per 1 januari 2022 (bedragen in €)
2022 | 2021 | 2020 | 2019 | 2018 | 2017 | |
Opbouwpercentage | 1,875% | 1,875% | 1,895% | 1,895% | 1,895% | 1,895% |
Franchise | 14.802 | 14.544 | 15.451,- | 14.776,- | 14.313 | 14.075,- |
Aftoppingsgrens | 114.866 | 112.189 | 110.111 | 107.593 | 105.075 | 103.317 |
WIA- uitkeringsgrens | 59.706 | 58.307 | 57.232,- | 55.927,- | 54.617 | 53.706,- |
Afkoopgrens | 520,35 | 503,24 | 497,27 | 484,09 | 474,11 | 467,89 |