Contract
1 JULI 2020 t/m 31 MAART 2021
- 1 -
Inhoud (scroll en Ctrl+Click om link te openen)
5
Artikel 1 Voor wie geldt de cao? 5
Artikel 8 Arbeidsovereenkomst en proeftijd 6
Artikel 9 Inhoud arbeidsovereenkomst 6
Artikel 10 Beëindiging arbeidsovereenkomst en opzegtermijn 6
8
Artikel 13 Dienstroosters en ploegendiensttoeslag 8
9
Artikel 14 Overwerk en meerwerk 9
Artikel 15 Waarneming hogere functie 10
Artikel 18 Werken volgens dienstrooster op feestdagen 10
Artikel 21 Reiskosten woon-werkverkeer 11
Artikel 22 Reiskosten zakelijk reizen 11
Artikel 23 Bedrijfshulpverlening 11
13
Artikel 24 Opbouw vakantie-uren 13
Artikel 25 Opnemen vakantie-uren 13
Artikel 26 Vakantie en arbeidsongeschiktheid 13
Artikel 27 Verlofsparen en verjaren 14
Artikel 28 Collectief verlof 14
Artikel 29 Onbetaald verlof 14
Artikel 30 Bijzonder verlof 14
Artikel 31 Adoptie- en pleegzorgverlof 15
16
Artikel 33 Functiegroepen en salarisschalen 16
Artikel 34 Salarisverhoging en performance uitkering 17
Artikel 35 Resultaatbeloning 1 18
Artikel 36 Resultaatbeloning 2 19
Artikel 37 Uitbetaling jaarsalaris 20
Artikel 41 Toeslag bij minder betaald werk om bedrijfsredenen 21
Artikel 42 Demotie bij minder functioneren 21
Artikel 43 Vrijwillige demotie 21
22
Artikel 44 Duurzame inzetbaarheid 22
Artikel 45 Tegemoetkoming Ouderen Regeling (TOR) 22
24
Artikel 47 Arbeidsongeschiktheid en inkomen 24
Artikel 48 Collectieve verzekeringen 25
26
Artikel 50 Goed werkgever en werknemer 26
Artikel 51 Schorsing en disciplinaire maatregelen 26
Artikel 52 Geheimhouding en eigendommen 27
Artikel 53 Uitvinding en octrooi 27
Artikel 54 Nevenwerkzaamheden 27
28
Artikel 55 Georganiseerd (Extern) Overleg Fibrant B.V 28
Artikel 57 Werkgeversbijdrage aan vakorganisaties 29
31
Bijlage 2 Compensatieregeling langdurig arbeidsongeschiktheid
34
Bijlage 3 Opleidingsregelingen
37
Bijlage 4 Uitkering of attenties bij bijzondere gelegenheden
39
Bijlage 5 Roosters, Overwerk en normen arbeids- en rusttijden
40
Bijlage 6 Pensioenovereenkomst (behorende bij artikel 49)
43
50
Bijlage 8 Protocolafspraken voor de looptijd van deze cao
53
Fibrant B.V. gevestigd te Urmond (hierna: Fibrant B.V. of werkgever) en
FNV, gevestigd te Utrecht
CNV Vakmensen, gevestigd te Utrecht Vakbond De UNIE, gevestigd te Culemborg SYNERGO-vhp, gevestigd te Heerlen Vakbond ABW, gevestigd te Heerlen
Verklaren hierbij
ten behoeve van de werknemers van Fibrant B.V. een collectieve arbeidsovereenkomst (‘cao Fibrant B.V.’) te hebben afgesloten;
dat de cao Fibrant B.V. is aangegaan voor het tijdvak 1 juli 2020 t/m 31 maart 2021 en eindigt zonder dat opzegging vereist is.
Hoofdstuk I
Algemeen
Artikel 1 Voor wie geldt de cao?
De cao geldt voor de medewerker die een arbeidsovereenkomst heeft met Fibrant B.V. in de schaal C33 tot en met C44. De werkgever kan met de werknemer, die behoort tot een nader aangegeven categorie van de werknemers in een solitaire functie, overeenkomen welke bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst aanpassing behoeven dan wel buiten toepassing blijven.
Artikel 2 Looptijd
De cao heeft een looptijd van 1 juli 2020 t/m 31 maart 2021. De cao eindigt van rechtswege op 31 maart 2021. Opzegging is dus niet nodig.
Artikel 3 Standaard cao
De cao is een standaard cao. Dit betekent dat Fibrant B.V. niet van de afspraken in de cao mag afwijken in het voor- of nadeel van de medewerker. Afwijken kan wel als er in het artikel staat dat dit kan.
Artikel 4 Geschillen
De werkgever of de medewerker kan een vraag of geschil over de toepassing of uitleg van deze cao schriftelijk voorleggen aan het Georganiseerd Overleg Fibrant B.V. (het GO).
Het GO bestaat uit een vertegenwoordiging namens de werkgever en de vakbondsbestuurders van de vakorganisaties die partij zijn bij deze cao. Het GO oordeelt over de vraag of het geschil en geeft een advies. Als het GO unaniem tot een oordeel komt, is het advies bindend.
Artikel 5 Bruto bedragen
Alle bedragen die in deze cao staan, zijn bruto bedragen. Daar waar mogelijk maakt Fibrant B.V. gebruik van de fiscale vrijstellingen.
Artikel 6 Deeltijd
Alle bedragen en afspraken in de cao zijn op basis van een voltijd arbeidsovereenkomst. Voor deeltijd medewerkers gelden de bedragen en afspraken naar rato, tenzij er in het artikel iets anders staat.
Artikel 7 Definities
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
a. werkgever: Fibrant B.V. gevestigd te Urmond
b. vakorganisaties: elk van de vakorganisaties die deze cao hebben ondertekend
c. dagvenster: de tijd gelegen tussen 07.00 uur en 19.00 uur op maandag tot en met vrijdag
d. feestdagen zijn: nieuwjaarsdag, beide paasdagen, Hemelvaartsdag, beide pinksterdagen, beide kerstdagen, Koningsdag en in lustrumjaren Bevrijdingsdag (5 mei)
e. jaarsalaris: het overeengekomen bruto salaris op jaarbasis inclusief de wettelijke vakantietoeslag
f. jaarinkomen: het bruto jaarsalaris vermeerderd met
- de eventuele toeslag voor ploegendienst conform artikel 13
- de eventuele toeslag voor vaste consignatie conform artikel 16
- de eventuele toeslagen ingevolge de aanvullingsregeling (bijlage 1)
- de eventuele garantietoeslag ingevolge de Compensatieregeling langdurige arbeidsongeschiktheid (bijlage 2)
x. xxxxxxx: 0,041% van het voltijds jaarsalaris
h. MyChoice budget: het persoonlijk keuzebudget van de werknemer als bedoeld in artikel 38
i. Leeswijzer: Waar in de cao hij of hem staat, wordt ook zij en haar bedoeld
j. continudienst: een dienstrooster waarin de werknemer zowel in ochtend-, middag- als nachtdienst wordt ingezet
k. diensttijd: de periode gedurende welke een werknemer onafgebroken in dienst is geweest van werkgever of diens rechtsvoorganger, danwel bij een van die bedrijven waarin de werkgever voor minimaal 50% deelneemt.
Artikel 8 Arbeidsovereenkomst en proeftijd
Fibrant B.V. en de medewerker ondertekenen een arbeidsovereenkomst. De cao maakt onderdeel uit van deze arbeidsovereenkomst.
De arbeidsovereenkomst geldt voor onbepaalde tijd. Fibrant B.V. en de medewerker kunnen in bijzondere gevallen afspreken dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd geldt.
Contract | Proeftijd |
Bepaalde tijd 6 maanden of korter | Geen |
Bepaalde tijd langer dan 6 maanden, maar korter dan 2 jaar | 1 maand |
Bepaalde tijd van 2 jaar of langer of onbepaalde tijd | 2 maanden |
Fibrant B.V. en de medewerker kunnen afspreken dat er een kortere of geen proeftijd geldt.
Artikel 9 Inhoud arbeidsovereenkomst
In de arbeidsovereenkomst is vastgelegd:
1. de datum van aanvang van het dienstverband
2. of het dienstverband voor bepaalde of onbepaalde tijd is
3. bij een dienstverband voor bepaalde tijd de tijdsduur ervan
4. de proeftijd
5. de functienaam en de daarbij behorende functiegroep
6. de wekelijkse arbeidsduur
7. het bruto jaarsalaris
8. de toepasselijkheid van de cao.
Artikel 10 Beëindiging arbeidsovereenkomst en opzegtermijn
De opzegtermijn hangt af van de salarisschaal van de medewerker:
Salarisschaal | Opzegtermijn |
C33 t/m C35 | 1 maand |
Overige schalen | 3 maanden |
De opzegtermijn is voor Fibrant B.V. en de medewerker gelijk. Als de medewerker opzegt, kunnen de medewerker en de leidinggevende een kortere opzegtermijn afspreken.
Opzeggen kan tegen elke kalenderdag. Dat betekent dat de opzegtermijn per die dag ingaat. De arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege op de dag voorafgaande aan de dag dat de medewerker de AOW-leeftijd bereikt. Er is dan geen opzegging nodig.
Hoofdstuk II
Arbeidsduur, werktijden en ploegendiensttoeslag
Artikel 11 Arbeidsduur
Artikel 11 Arbeidsduur
De medewerker met een voltijd arbeidsovereenkomst heeft een arbeidsduur van gemiddeld 40 uur per week op jaarbasis. Voor de medewerker met een deeltijd arbeidsovereenkomst wordt de normale arbeidsduur naar rato vastgesteld.
Artikel 12 Deeltijd
De medewerker kan op eigen verzoek met Fibrant B.V. afspreken om minder te werken dan de voltijds arbeidsduur.
Artikel 13 Dienstroosters en ploegendiensttoeslag
Voor de medewerker in salarisschaal C33 t/m C41 in een vroeg-laat wisseldienst of ploegendienst geldt een ploegendiensttoeslag.
De medewerker met een deeltijd arbeidsovereenkomst heeft een bijgesteld dienstrooster naar rato van de arbeidsduur. De op hem van toepassing zijnde ploegendiensttoeslag berekent Fibrant B.V. met de methode die afgesproken is met de vakorganisaties.
De medewerker krijgt over een kalendermaand de ploegendiensttoeslag naar rato indien zijn dienstrooster tijdelijk (3 dagen of meer) of blijvend wijzigt.
Dienstrooster | Uitleg | Ploegendiensttoeslag in % van het jaarsalaris |
Dagdienst | De medewerker werkt normaal gesproken in het dagvenster met een gemiddelde arbeidstijd van 40 uur per week. | 0 |
Standaard 2- ploegendienst | De medewerker werkt normaal gesproken op de eerste vijf dagen van de week evenredig in ochtend- of middagdienst en de medewerkers wisselen regelmatig tussen die diensten. Het dienstrooster kent gemiddeld 10 diensten per 2 weken en een gemiddelde arbeidstijd van 40 uur per week. | 13,5 |
Standaard 5- ploegendienst | De medewerker werkt normaal gesproken op alle dagen van de week evenredig in ochtend-, middag- of nachtdienst en de medewerkers wisselen regelmatig tussen die diensten. Het dienstrooster kent gemiddeld 219,15 diensten per kalenderjaar en een gemiddelde arbeidstijd van 33,6 uur per week. | 30 |
Een maatwerkrooster ten behoeve van een specifiek bedrijfsonderdeel stelt Fibrant B.V. vast in overleg met de bevoegde ondernemingsraad (instemmingsrecht).
Hoofdstuk III
Toeslagen en vergoedingen
Artikel 14 Overwerk en meerwerk
Artikel 14 Overwerk en meerwerk
Overwerk is als de medewerker in opdracht van Fibrant B.V. meer dan een half uur extra werkt dan de normale voltijds arbeidsduur volgens het voor de medewerker geldende dienstrooster. Als het aanvangstijdstip van de dienst is verschoven, geldt de extra tijd niet als overwerk.
Meerwerk is als de deeltijd medewerker in opdracht van Fibrant B.V. meer dan een half uur extra werkt dan de voor hem geldende arbeidsduur, maar minder dan de normale voltijds arbeidsduur volgens dienstrooster. Overwerk voor deeltijd medewerkers gaat pas in als de medewerker meer werkt dan de normale arbeidsduur volgens dienstrooster voor een voltijd medewerker.
De medewerker is verplicht overuren en meeruren te werken, wanneer dit volgens Fibrant B.V. noodzakelijk is. Dit geldt niet voor de medewerker die 55 jaar of ouder is.
De medewerker die jonger dan 21 jaar is, is niet verplicht overuren en meeruren op zon- en feestdagen te werken, tenzij dit noodzakelijk is door zijn functie in de 5-ploegendienst.
De medewerker die is ingedeeld in salarisschaal C33 t/m C38 en C39 continudienst kan bij overwerk een gelijk aantal uren compenseren in tijd. De voorwaarden zijn:
- de bedrijfsomstandigheden laten dit toe
- het gebeurt binnen 3 maanden
- opname is bij voorkeur binnen het dagvenster, maar het kan ook daarbuiten als dat bedrijfsmatig mogelijk is.
Daarnaast krijgt deze medewerker een toeslag op het uurloon voor overwerk:
Overwerktoeslag in percentage van het uurloon | ||
Uren op | Uren direct voorafgaand of na de dienst | Uren die niet aansluiten aan de dienst (met een uur of meer er tussen) |
Maandag t/m vrijdag | 50% | 75% |
Zaterdag | 75% | 100% |
Zondag | 100% | 150% |
Feestdagen | 150% | 200% |
Als er meerder toeslagen uit deze tabel tegelijk van toepassing zijn, ontvangt de medewerker alleen de hoogste. Als de deeltijd medewerker meeruren werkt buiten het dagvenster, ontvangt hij daarnaast de vergoeding van een uurloon.
Artikel 15 Waarneming hogere functie
De medewerker die is ingedeeld in een van de salarisschalen C33 t/m C38, die tijdelijk een functie volledig waarneemt in een hogere salarisschaal, ontvangt per volledige waargenomen dienst een vergoeding van een half uurloon.
Artikel 16 Consignatie
Consignatie is als de medewerker in opdracht van Fibrant B.V. buiten zijn normale dienstrooster ieder moment bereikbaar moet zijn om zo spoedig mogelijk aan het werk te gaan.
Voorwaarden voor een vergoeding zijn:
- de consignatie is in opdracht van Fibrant B.V.
- de medewerker is ingedeeld in salarisschaal C33 t/m C41.
Bij consignatie ontvangt de medewerker per etmaal een toeslag van:
Tijden | Consignatietoeslag | |
Maandag t/m vrijdag | 0,088% van het voltijd jaarsalaris | |
Zaterdag en zondag | 0,204% van het voltijd jaarsalaris | |
Per oproep | 0,075% van het voltijd jaarsalaris | |
Gewerkte uren op basis van oproep | In geld of tijd voor tijd, net als overwerk |
De medewerker die de consignatiedienst als vast onderdeel in zijn dienstrooster heeft, ontvangt een vooraf berekende (gemiddelde) toeslag.
Het consignatierooster stelt Fibrant B.V. vooraf vast. De medewerker is verplicht de consignatiediensten te draaien. De verplichting geldt niet als de medewerker 55 jaar of ouder is.
Artikel 17 Extra opkomst
De medewerker die is ingedeeld in een van de salarisschalen C33 tot en met C38, die geen consignatie heeft, krijgt een uurloon uitgekeerd als hij:
- na het bedrijf te hebben verlaten, wordt opgeroepen daarnaar terug te keren of
- op een andere dienst wordt ontboden, nadat hij op het bedrijf gekomen de dienst volgens zijn dienstrooster niet of niet geheel kan verrichten.
Artikel 18 Werken volgens dienstrooster op feestdagen
De medewerker die is ingedeeld in een van de salarisschalen C33 t/m C41 en die volgens dienstrooster of als reservist op een feestdag werkt, ontvangt per gewerkt uur een toeslag van 250% op het uurloon.
Als de medewerker ingeroosterd is op een feestdag maar niet hoeft te werken, wordt het inkomen doorbetaald en hoeft hij voor die dag geen vakantie-uren af te boeken.
De medewerker die blijvend in de continudienst werkt en die wordt opgeroepen op een feestdag, waarop hij volgens dienstrooster niet hoeft te werken en door het tijdstip van de oproep in die dienst minder dan 8 uur werkt, wordt de volledige dienst doorbetaald. Zon- en feestdagen beginnen om 00.00 uur en eindigen om 24.00 uur.
Artikel 19 Verschoven uren
Verschoven uren zijn uren die de medewerker werkt buiten zijn normale dienstrooster, zonder dat daardoor de normale arbeidsduur per dag wordt overschreden.
Bij verschoven uren ontvangt de medewerker een toeslag van één uurloon. Voorwaarden zijn:
- de uren zijn in opdracht van Xxxxxxx X.X. xxxxxxxxxx
- de medewerker is ingedeeld in salarisschaal C33 t/m C38
- de verplaatsing van de dienst is minimaal een half uur en valt (deels) buiten het dagvenster.
Artikel 20 Sprongtoeslag
De medewerker die in de ploegendienst werkt en tijdelijk in een ander dienstrooster werkt, ontvangt een sprongtoeslag. De toeslag bij de verplaatsing is drie uurlonen.
Voorwaarden zijn:
- de verplaatsing in het andere dienstrooster gebeurt in opdracht van Fibrant B.V.
- de medewerker is ingedeeld in salarisschaal C33 t/m C38
- de grens van de andere dienst valt buiten het dagvenster.
Als de medewerker minimaal 5 diensten achter elkaar in het tijdelijke dienstrooster werkt en daarna weer gaat werken in zijn oorspronkelijke dienstrooster, ontvangt de medewerker nogmaals de sprongtoeslag.
Artikel 21 Reiskosten woon-werkverkeer
De medewerker krijgt een tegemoetkoming in de reiskosten woon-werkverkeer van € 0,13 per kilometer voor een reisafstand van maximaal 60 kilometer per dag (retour) en voor maximaal 216 werkdagen per jaar bij een voltijd arbeidsovereenkomst. De reisafstand woon-werkverkeer bepaalt Fibrant B.V. met behulp van de routeplanner van de ANWB op basis van de snelste route.
Deze kilometervergoeding geldt niet voor de medewerker die:
- gebruik maakt van een andere door Fibrant B.V. betaalde voorziening voor woon- werkverkeer (b.v. treintraject kaart)
- een leaseauto heeft.
Artikel 22 Reiskosten zakelijk reizen
Als de medewerker zakelijk moet reizen en gebruik maakt van het openbaar vervoer of met een huurauto van Fibrant B.V. reist, vergoedt Fibrant B.V. de gemaakte kosten.
Als de medewerker zakelijk moet reizen en gebruik maakt van eigen vervoer krijgt de
medewerker hiervoor € 0,28 per kilometer. De kilometers woon-werkverkeer (maximaal 60 kilometer per dag retour) dient de medewerker hierop in mindering te brengen.
Deze vergoeding geldt niet voor de medewerker die een leaseauto heeft.
Artikel 23 Bedrijfshulpverlening
De medewerker die bedrijfshulpverlener is, ontvangt na het behalen van het vereiste diploma/certificaat een eenmalige vergoeding.
Daarna ontvangt de medewerker die bedrijfshulpverlener is een jaarlijkse vergoeding. Voorwaarde is dat hij deelneemt aan de herhalingslessen en (het voorbereiden van) oefeningen.
Als (herhalings)lessen en (het voorbereiden van) oefeningen buiten werktijd zijn, gelden deze uren als overwerk.
Overzicht vergoedingen:
Bedrijfshulpverlener | Eenmalige vergoeding behalen diploma | Jaarlijkse vergoeding |
BHV | € 442 | € 552 |
Betaling van de vergoeding gebeurt in de maand februari van het volgende kalenderjaar.
Beëindiging om medische of bedrijfsredenen
Aantal jaren | Eenmalige bruto uitkeering |
< 10 jaar | € 825 |
≥ 10 jaar | € 1.000 |
≥ 15 jaar | € 1.500 |
≥ 20 jaar | € 2.000 |
≥ 25 jaar | € 2.500 |
Jubileumuitkering BHV
Aantal jaren | Eenmalige bruto uitkering |
10 jaar | € 300 |
15 jaar | € 500 |
20 jaar | € 700 |
25 jaar | € 750 |
30 jaar | € 750 |
BHV-indexatie
De BHV-vergoedingen zullen jaarlijks worden geïndexeerd met de in het voorafgaande kalenderjaar overeengekomen algemene aanpassing van de salarissen.
Hoofdstuk IV
Vakantie en Verlof
Artikel 24 Opbouw vakantie-uren
De medewerker heeft per kalenderjaar recht op 160 wettelijke en 40 bovenwettelijke vakantie- uren. Bij in- of uitdiensttreding heeft de medewerker recht op vakantie-uren naar rato van het aantal gewerkte dagen in dat jaar.
De medewerker met wie Fibrant B.V. vanwege het bereiken van de AOW-leeftijd het dienstverband beëindigt, krijgt het volledig aantal jaarlijkse vakantie-uren toegekend.
De medewerker die niet werkt wegens arbeidsongeschiktheid, bouwt volledig wettelijke vakantie- uren op. De bovenwettelijke vakantie-uren bouwt hij alleen over de laatste 6 maanden van de arbeidsongeschiktheid op.
Artikel 25 Opnemen vakantie-uren
De medewerker stelt zijn vakantie-uren in overleg met Fibrant B.V. vast. De medewerker kan aanspraak maken op een periode van tenminste 3 weken aaneengesloten vakantie, tenzij de bedrijfsomstandigheden het niet toelaten. De aaneengesloten vakantie is in ieder geval 2 weken.
De medewerker vraagt een aaneengesloten vakantie van twee weken of langer tijdig aan, in ieder geval vóór 1 januari. Op deze manier kan Fibrant B.V. uiterlijk 1 februari aan iedereen laten weten of de aangevraagde vakantie opgenomen kan worden. De leidinggevende kan in overleg met de medewerker(s) van de regeling afwijken.
Een vastgestelde vakantie kan wegens bedrijfsomstandigheden verschoven worden naar een later tijdstip.
De wettelijke vakantie-uren neemt de medewerker op in het kalenderjaar waarop het recht ontstaat. Als dit bij uitzondering door bedrijfsomstandigheden niet mogelijk is, neemt de medewerker de overblijvende wettelijke vakantie-uren in het daaropvolgende kalenderjaar als eerste op.
Artikel 26 Vakantie en arbeidsongeschiktheid
De medewerker die arbeidsongeschikt is neemt voor vakantie ook vakantie-uren op.
De medewerker die tijdens zijn vakantie arbeidsongeschikt wordt, meldt zich volgens de reguliere procedure ziek. De dagen waarop de medewerker arbeidsongeschikt is, gelden niet als vakantie.
Artikel 27 Verlofsparen en verjaren
Vakantierechten verjaren na vijf jaar na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is ontstaan.
Artikel 28 Collectief verlof
Fibrant B.V. kan maximaal 24 vakantie-uren collectief aanwijzen. Dit gebeurt voor aanvang van het kalenderjaar en in overleg met de bevoegde ondernemingsraad.
Artikel 29 Onbetaald verlof
De medewerker kan gebruik maken van maximaal 10 dagen onbetaald verlof. Voorwaarde is dat Fibrant B.V. vindt dat de bedrijfsomstandigheden dit toelaten. Voor elk uur onbetaald verlof is de waarde van een uur gelijk aan de formule voor het berekenen van het kopen van verlof in MyChoice.
Artikel 30 Bijzonder verlof
De medewerker heeft recht op bijzonder verlof bij:
Gebeurtenis | Duur | |
Huwelijk / aangaan van geregistreerd partnerschap | 5 dagen | |
25- en 40-xxxxx huwelijk /geregistreerd partnerschap | 1 dag | |
Xxxxxxxx / geregistreerd partnerschap van kinderen, broers, zwagers, (schoon-) zusters | de dag zelf | |
25-, 40- en 50-jarig huwelijk / geregistreerd partnerschap van (schoon-of stief-) ouders of grootouders | 1 dag | |
Bevalling van de partner of adoptie | 5 dagen | |
Overlijden van de partner, (pleeg- of stief-) kinderen, partner van zijn kind | De tijd dat werkverzuim noodzakelijk is t/m de dag van de begrafenis. Maximaal 4 dagen | |
Overlijden van zijn ouders, stiefouders, pleegouders, schoonouders en grootouders | De tijd dat werkverzuim noodzakelijk is t/m de dag van de begrafenis. Maximaal 2 dagen | |
Overlijden van broers, zwagers, (schoon-) zusters en kleinkinderen, een inwonende oom, tante, neef of nicht | De tijd dat werkverzuim noodzakelijk is t/m de dag van de begrafenis. Maximaal 1 dag | |
25-, 40-, en 50-jarig dienstverband | 2 dagen | |
Bij ontvangen Koninklijke onderscheiding | 1 dag | |
Deelname vakbondsactiviteiten, onder voorwaarden zoals met de vakorganisaties afgesproken | Benodigde tijd | |
Deelname aan de cursus voorbereiding op pensioen in het jaar voorafgaand aan pensioen | Maximaal 3 dagen | |
Andere bijzondere omstandigheden | Een door Fibrant B.V. te bepalen korte tijd |
Een dag is voor de bijzonder verlofregeling de volledige, voor de medewerker volgens zijn dienstrooster geldende arbeidsduur op die dag.
Voor dit artikel is een partner de persoon met wie de medewerker getrouwd is, geregistreerd partnerschap heeft is of waarmee de medewerker duurzaam een gezamenlijke huishouding voert.
Artikel 31 Adoptie- en pleegzorgverlof
Voor het wettelijke adoptie- of pleegzorgverlof betaalt Fibrant B.V. maximaal 4 weken het bijbehorende deel van het jaarinkomen volledig door. Voorwaarde is dat de medewerker meewerkt aan het aanvragen en overdragen van de wettelijke uitkering.
Artikel 32 Geboorteverlof
Per 1 juli 2020 kunnen partners tot 5 weken aanvullend geboorteverlof opnemen. Zij krijgen dan een uitkering ter hoogte van 70% van hun dagloon. Er is wel een maximum van 70% van het maximumdagloon.
De werknemer moet deze verlofweken opnemen binnen 6 maanden na de geboorte van het kind. Voorwaarde is wel dat een werknemer eerst het geboorteverlof van eenmaal het aantal werkuren per week heeft opgenomen.
Hoofdstuk V
Beloning
Artikel 33 Functiegroepen en salarisschalen
De functie van de medewerker is op basis van functiewaardering ingedeeld in een van de functiegroepen C33 t/m C44 met de bijbehorende salarisschaal. Elke salarisschaal bestaat uit een minimum-, midden- en een maximum jaarsalaris. Dit hoofdstuk geldt voor de functies in de salarisschalen C33 t/m C44.
De (jaar) salarisschalen per 1 januari 2020
salarisschalen | % target | minimaal | mid point | maximaal |
C33 | 3 | € 25.629 | € 31.121 | € 36.614 |
C34 | 3 | € 27.754 | € 33.701 | € 39.648 |
C35 | 3 | € 30.304 | € 36.799 | € 43.292 |
C36 | 3 | € 33.578 | € 40.773 | € 47.697 |
C37 | 5 | € 37.652 | € 45.720 | € 53.789 |
C38 | 5 | € 43.130 | € 52.373 | € 61.615 |
C39 | 5 | € 49.823 | € 60.499 | € 71.175 |
C40 | 5 | € 57.515 | € 69.839 | € 82.163 |
C41 | 5 | € 66.458 | € 80.698 | € 94.939 |
C42 | 12 | € 76.471 | € 92.858 | € 109.244 |
C43 | 12 | € 88.856 | € 107.897 | € 126.937 |
C44 | 12 | € 103.276 | € 125.406 | € 147.536 |
De (jaar) salarisschalen per 1 januari 2021
salarisschalen | % target | minimaal | mid point | maximaal |
C33 | 3 | € 26.709 | € 32.201 | € 37.694 |
C34 | 3 | € 28.834 | € 34.781 | € 40.728 |
C35 | 3 | € 31.384 | € 37.879 | € 44.372 |
C36 | 3 | € 34.658 | € 41.853 | € 49.047 |
C37 | 5 | € 38.732 | € 46.800 | € 54.869 |
C38 | 5 | € 44.210 | € 53.453 | € 62.695 |
C39 | 5 | € 50.903 | € 61.579 | € 72.255 |
C40 | 5 | € 58.595 | € 70.919 | € 83.243 |
C41 | 5 | € 67.538 | € 81.778 | € 96.019 |
C42 | 12 | € 77.551 | € 93.938 | € 110.324 |
C43 | 12 | € 89.936 | € 108.977 | € 128.017 |
C44 | 12 | € 104.356 | € 126.486 | € 148.616 |
Artikel 34 Salarisverhoging en performance uitkering
De collectieve verhoging van de salarisschalen en de individuele salarissen worden per 1 januari 2021 aangepast met € 1.080 bruto op jaarbasis (excl. MyChoice en incl. de wettelijke vakantietoeslag).
De beoordelingsafhankelijke verhoging van het salaris is jaarlijks op 1 april. Fibrant B.V. beoordeelt het functioneren met behulp van het Fibrant B.V. beoordelingssysteem.
De medewerker die het maximum jaarsalaris van zijn schaal nog niet heeft bereikt, ontvangt een aanpassing van het jaarsalaris volgens deze tabel:
Beoordeling Salarispositie | Geen beoordeling | Onvoldoende | Te ontwikkelen | Goed | Zeer goed | Excellent |
Tussen minimum en midden | 0% | 0% | 2% | 3% | 5% | 6% |
Tussen midden en maximum | 0% | 0% | 1% | 2% | 3% | 5% |
De procentuele verhoging is over het individuele jaarsalaris. Dit komt door de verhoging niet boven het maximum jaarsalaris uit. Hierdoor kan de laatste salarisverhoging lager uitvallen dan het percentage in de tabel.
De medewerker ontvangt geen beoordelingsafhankelijke salarisverhoging of performance uitkering als hij:
- voorafgaand aan de beoordelingsdatum tenminste 6 maanden aaneengesloten afwezig was door onbetaald verlof of volledige arbeidsongeschiktheid;
- in dienst kwam op of na 1 oktober in het jaar waarover de beoordeling gaat.
De medewerker die zijn schaalmaximum heeft bereikt, kan in aanmerking komen voor een performance-uitkering. Deze uitkering is afhankelijk van de uitkomst van de beoordeling over het voorgaande kalenderjaar:
Goed: 1% van het schaalmaximum Zeer goed: 2% van het schaalmaximum Excellent: 3% van het schaalmaximum.
Als het percentage salarisverhoging niet volledig wordt toegekend omdat het schaalmaximum is bereikt, ontvangt de medewerker daarnaast een performance-uitkering die hoort bij de uitkomst van de beoordeling onder aftrek van het percentage salarisverhoging.
De medewerker ontvangt de performance-uitkering als een bedrag ineens. Als de medewerker een jaar niet beoordeeld is, ontvangt hij ook geen performance-uitkering.
Artikel 35 Resultaatbeloning 1
Het percentage resultaatbeloning is afhankelijk van de individuele salarisschaal:
- Voor schalen C33 t/m C36 bedraagt de resultaatbeloning 3% van het jaarsalaris.
- Voor schalen C37 t/m C41 bedraagt de resultaatbeloning 5% van het jaarsalaris.
- Voor schalen C42 t/m C44 bedraagt de resultaatbeloning 12% van het jaarsalaris De resultaatbeloning bestaat uit 3 onderdelen:
Doelstelling | Componenten | Gewicht |
A | Resultaat Fibrant B.V. afgesproken tussen het management en de ondernemingsraad van het bedrijfsonderdeel | 30% |
B1 | Financieel doel, afgesproken tussen het management en de ondernemingsraad van het bedrijfsonderdeel | 17,5% |
B2 | Niet financieel doel, afgesproken tussen het management en de ondernemingsraad van het bedrijfsonderdeel | 17,5% |
C | Individuele doelstellingen van de medewerker over het voorgaande kalenderjaar | 35% |
Totaal | 100% |
De uitkering resultaatbeloning die de medewerker ontvangt, is afhankelijk van de realisatie van de resultaten. Het A- en B-target kunnen ieder maximaal 150% zijn van de genoemde percentages.
Het uitkeringspercentage wordt berekend over de in het betreffende kalenderjaar betaalde bruto jaarinkomen verhoogd met de WAO-, Wajong- en/of WIA-uitkering. De resultaatbeloning is niet pensioengevend.
De algemene regels zijn:
- De salarisschaal van de medewerker op 31 december van het kalenderjaar waarin het resultaat is gerealiseerd, bepaalt het van toepassing zijnde target percentage. De medewerker ontvangt de uitbetaling in de maand april van het volgende kalenderjaar.
- Het uitkeringspercentage wordt berekend over het jaarinkomen van het voorgaande kalenderjaar verhoogd met de WAO-, WAJONG-, en/of WIA-uitkering.
- De medewerker die op 31 december van het kalenderjaar in dienst was, ontvangt de uitkering resultaatbeloning. Hij ontvangt de uitkering ook als de arbeidsovereenkomst vóór de uitbetaling in april van het daaropvolgende jaar beëindigd is.
- De medewerker die in het betreffende kalenderjaar uit dienst gaat door pensionering, arbeidsongeschiktheid of overlijden, ontvangt bij de eindafrekening
- de A- en B-doelstelling op basis van 100% en
- de C-doelstelling op basis van de mate van realisatie.
- Het vastgestelde uitkeringspercentage wordt vervolgens berekend over het (betaalde) jaarinkomen.
Artikel 36 Resultaatbeloning 2
Bij een realisatie van 100% van het A-target ontvangt de medewerker een uitkering van € 750,-.
De uitkering is maximaal 150% van € 750,- op basis van de tabel, of in overleg met de ondernemingsraad een bij de omvang van het resultaat passende staffel.
De medewerker die op 31 december van het kalenderjaar in dienst was, ontvangt de uitkering resultaatbeloning 2. De medewerker ontvangt de uitkering in de maand april van het volgende kalenderjaar.
Hij ontvangt de uitkering ook als de arbeidsovereenkomst vóór de uitbetaling in april van het daaropvolgende jaar op eigen verzoek beëindigd is of de medewerker uit dienst ie gegaan door pensionering, arbeidsongeschiktheid of overlijden. In het laatste geval ontvangen de nagelaten betrekkingen de uitkering.
Realisatie (%) | Uitbetaling Resultaat beloning (%) | |
≤92 | 0 | |
93 | 12,5 | |
94 | 25 | |
95 | 37,5 | |
96 | 50 | |
97 | 62,5 | |
98 | 75 | |
99 | 87,5 | |
100 | 100 | |
101 | 112,5 | |
102 | 125 | |
103 | 137,5 | |
104 | 150 |
Artikel 37 Uitbetaling jaarsalaris
De medewerker heeft jaarlijks een keuze hoe hij zijn jaarsalaris ontvangt. De keuze van het aantal termijnen:
- 14 termijnen: in mei en november ontvangt hij een extra termijn
- 13 termijnen: in mei of november ontvangt hij een extra termijn
- 12 termijnen: alle termijnen zijn gelijk.
De standaard is een uitbetaling in 14 termijnen. Bij medewerkers die in de loop van het jaar in dienst komen, staat de uitbetaling standaard op 12 termijnen.
De betaaldatum is uiterlijk 5 werkdagen voor de 1e werkdag van de volgende maand. Eventuele incidentele loonelementen en toeslagen ontvangt de medewerker uiterlijk bij de termijnbetaling in de volgende maand. De medewerker ontvangt een gespecificeerde digitale loonstrook. Als Fibrant B.V. vorderingen op de medewerker heeft, brengt Fibrant B.V. die in mindering op de termijnbetaling.
Artikel 38 MyChoice-budget
De medewerker ontvangt iedere maand een MyChoice-budget ter hoogte van 9,11% van het jaarsalaris gedeeld door 12.
De medewerker kan het MyChoice-budget gebruiken om verlof te kopen. Wettelijk verlof kan niet worden uitbetaald.
De waarde van een uur is: waarbij:
𝐴
𝐵−𝐶
A = de som van het voor de medewerker geldende:
- jaarsalaris
- MyChoice-budget
- vaste ploegendiensttoeslag
- vaste consignatietoeslag
B = de jaarlijkse (bruto) arbeidsduur volgens dienstrooster C = de som van:
- het jaarlijkse recht op wettelijke en bovenwettelijke vakantie-uren (200 uur)
- het eventuele jaarlijkse recht op DI-uren (24 uur)
- de gemiddelde doorbetaalde vrije tijd op feestdagen (48 uur). Dit punt geldt niet voor de medewerker in een 5-ploegendienstrooster.
-
Artikel 39 Gratificatie
Fibrant B.V. kan de medewerker in uitzonderlijke situaties een gratificatie toekennen. Dit kan wanneer de medewerker een bijzondere prestatie heeft verricht.
De commissie Sociale Aangelegenheden van de ondernemingsraad zal eenmaal per jaar een geanonimiseerde rapportage ontvangen over het aantal en de omvang van toegekende beloningen.
Artikel 40 Promotie
Bij promotie naar een functie in een hogere salarisschaal ontvangt de medewerker een verhoging van 5% van het schaalmaximum van zijn oorspronkelijke jaarsalaris. Het nieuwe individuele jaarsalaris is tenminste gelijk aan het minimum en niet hoger dan het maximumjaarsalaris van de nieuwe schaal.
Artikel 41 Toeslag bij minder betaald werk om bedrijfsredenen
Minder betaald werk is:
- werk van een lagere salarisschaal
- verlies of verlaging van de ploegendienst- en/of consignatietoeslag.
De medewerker die om bedrijfsredenen tijdelijk minder betaald werk doet, houdt tijdens deze tijdelijke werkzaamheden het voor hem geldende inkomen.
De medewerker die om bedrijfsredenen blijvend minder betaald werk doet en aan de voorwaarden hieronder voldoet, ontvangt een blijvende en/of een aflopende toeslag:
Voorwaarden | Toeslag | |
Leeftijd + diensttijd in jaren = 60 of meer | Blijvende toeslag, zie bijlage 1 artikel 2 | |
Door verlies of verlaging ploegentoeslag en/of consignatietoeslag is het inkomensverlies ten minste 3% van het jaarsalaris | Blijvende toeslag, zie bijlage 1 artikel 2 | |
Verlies jaarinkomen is minimaal 0,5% | Aflopende toeslag, zie bijlage 1 artikel 3 |
Artikel 42 Demotie bij minder functioneren
Fibrant B.V. kan besluiten tot demotie (werk in een lagere salarisschaal) over te gaan als de medewerker niet in staat is om het gewenste niveau van zijn positie te houden, ondanks de door hem verrichte inspanningen. Als de medewerker hierdoor jaarsalaris verliest, ontvangt hij een toeslag die gelijk is aan het verschil tussen het oorspronkelijke en het en nieuwe jaarsalaris. Dit verschil wordt volledig afgebouwd door de collectieve verhoging van het oorspronkelijke jaarsalaris nominaal in mindering te brengen op het verschil.
Artikel 43 Vrijwillige demotie
Fibrant B.V. kan een verzoek van de medewerker tot vrijwillige demotie (werk in een lagere salarisschaal) toestaan. Als de medewerker hierdoor jaarsalaris verliest, ontvangt hij een toeslag die gelijk is aan het nominale verschil tussen het oorspronkelijke en het nieuwe jaarsalaris. Deze toeslag wordt over een periode van 18 maanden in 18 nominaal gelijke delen volledig afgebouwd.
Hoofdstuk VI
Duurzame Inzetbaarheid |
Artikel 44 Duurzame inzetbaarheid
Vanaf het jaar waarin de medewerker 45 wordt heeft hij per kalenderjaar recht op 24 duurzame inzetbaarheids-uren (DI-uren).
De medewerker kan deze uren gebruiken voor de versterking van zijn inzetbaarheid. Hij kan de uren inzetten voor verlof, opleiding of sparen voor later. De uitwerking van de aanwendingsmogelijkheden staan in MyChoice.
Artikel 45 Tegemoetkoming Ouderen Regeling (TOR)
De TOR-regeling heeft tot doel de balans belasting en belastbaarheid voorafgaand aan (pre)pensioen te verbeteren en daarmee bij te dragen aan de duurzame inzetbaarheid van de medewerker.
De medewerker kan gebruik maken van de TOR-regeling vanaf de dag dat hij 60 wordt. De medewerker van 60 jaar en ouder ontvangt 4 jaar lang jaarlijks 208 uren TOR-verlof (de medewerker in een 5-ploegendienst 175 uren). Hij ontvangt dit voor het eerst op 1 januari van het kalenderjaar waarin hij 60 jaar wordt. De medewerker die gebruik maakt van de TOR-regeling legt zelf een gelijk aantal uren in (jaarlijks 208 of 175). Het TOR-saldo is het totaal van de werkgevers- en medewerkersuren.
De medewerker kan maximaal 208 uren TOR-verlof in een kalenderjaar opnemen (de medewerker in een 5-ploegendienst maximaal 175 uren). De medewerker neemt minimaal 1 dag per maand TOR-verlof op.
Niet opgenomen TOR-verlof schuift door naar het volgende kalenderjaar.
De medewerker en de leidinggevende maken afspraken over het opnemen van TOR-verlof. TOR- dagen kunnen niet opeenvolgend worden opgenomen, tenzij de bedrijfsomstandigheden verhinderd hebben om een TOR-dag op te nemen. In dat geval kunnen maximaal 2 TOR-dagen elkaar opvolgen. Zij bespreken welke aanpassing in het takenpakket en werkwijze nodig is. Dit is afhankelijk van de invulling van het TOR-verlof. De medewerker en de leidinggevende bespreken minimaal 1 keer per jaar de inzetbaarheid, het takenpakket en de verlofplanning.
Het niet opgenomen TOR-verlof vervalt bij het einde van de arbeidsovereenkomst. Het wordt niet uitbetaald. Uitzondering hierop is als de medewerker voor het bereiken van de AOW-leeftijd uit dienst gaat. In dat geval worden de door hem zelf ingelegde TOR-dagen uitbetaald.
Als de medewerker nog niet met (pre)pensioen of AOW gaat en het TOR-saldo al wel volledig is gebruikt dan houdt de medewerker, voor de periode tot aan (pre)pensioen/AOW-gerechtigde leeftijd, de in de TOR-periode gerealiseerde arbeidsduurverkorting door:
- het opnemen van verlofdagen of
- aanpassen van het dienstverband naar deeltijd.
Artikel 46 Bedrijfs-AOW
Als onderdeel van het Fibrant onderhandelingsresultaat van juli 2020 hebben de vakorganisaties en Fibrant B.V. afspraken gemaakt omtrent de Fibrant Bedrijfs-AOW. In bijlage 7 staat de volledige regeling beschreven. Het wetsvoorstel moet nog worden goedgekeurd door het parlement. Onder voorbehoud van deze goedkeuring zal deze regeling toegepast worden vanaf januari 2021.
Hoofdstuk VII
Sociale zekerheid en pensioen
Artikel 47 Arbeidsongeschiktheid en inkomen
Als de medewerker door arbeidsongeschiktheid niet in staat is zijn eigen werk te doen, moet hij zich houden aan de verzuim- en gedragsregels en (wettelijke) voorschriften. De arbeidsongeschikte medewerker doet er alles aan zo snel mogelijk te herstellen en denkt (pro)actief mee over de mogelijkheden voor zijn re-integratie.
De medewerker die volledig arbeidsongeschikt is, ontvangt de eerste 104 weken de wettelijke loondoorbetaling aangevuld tot een percentage van het jaarinkomen dat hij zou ontvangen bij volledig werken:
Periode | Aanvulling tot | |
Week 0 t/m 52 | 100% | |
Week 53 t/m 78 | 90% | |
Week 79 t/m 104 | 80% |
De medewerker die in deze periode van 104 weken om medische redenen minder betaald werk doet, ontvangt 100% van zijn oorspronkelijke jaarinkomen.
Als de volledig arbeidsongeschikte medewerker in deze periode van 104 weken weer aan het werk gaat - geheel of gedeeltelijk en al of niet in een andere functie - en binnen 4 weken opnieuw volledig arbeidsongeschikt wordt, loopt de periode uit de tabel door en wordt dit niet gezien als onderbreking.
De medewerker die na de periode van 104 weken om medische redenen blijvend minder betaald werk doet, wordt beloond op basis van zijn nieuwe functie, dienstrooster en arbeidsduur. Als de medewerker hierdoor jaarinkomen verliest, is de Compensatieregeling langdurige arbeidsongeschiktheid van toepassing (bijlage 2). Het nieuwe jaarinkomen, eventuele uitkering(en) en aanvulling(en) zullen samen nooit meer zijn dan 100% van het jaarinkomen dat de medewerker ontving voorafgaand aan zijn arbeidsongeschiktheid.
Als de medewerker door arbeidsongeschiktheid rechten tegenover derden kan claimen, deelt hij dit mee aan Fibrant B.V. Het gaat om de rechten tegenover derden voor zover deze betrekking hebben op het deel van het inkomen dat onderdeel is van de loondoorbetaling bij ziekte. Het overdragen van deze rechten aan Fibrant B.V. is een voorwaarde voor de aanvulling op de loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid.
Fibrant B.V. heeft het recht de loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid en de aanvulling op te schorten of te verlagen, als de medewerker zich niet houdt aan de verzuim- en gedragsregels of (wettelijke) voorschriften. De werkgever betaalt ten minste het minimum loon door.
Artikel 48 Collectieve verzekeringen
De medewerker kan deelnemen aan de door Fibrant B.V. afgesloten collectieve ziektekostenverzekering.
Fibrant B.V. heeft een collectieve ongevallenverzekering afgesloten voor alle medewerkers van Fibrant B.V. in Nederland. De verzekering dekt volgens de voorwaarden het risico van overlijden en blijvende invaliditeit door een ongeval. Fibrant B.V. betaalt de premie.
Artikel 49 Pensioen
Bij Fibrant B.V. geldt een pensioenregeling. De medewerker is verplicht deel te nemen volgens de bepalingen van de statuten en het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds DSM Nederland.
In uitzonderlijke gevallen en ter beoordeling van Fibrant B.V. kan een medewerker worden ontheven van de verplichting om deel te nemen.
De medewerker is een pensioenbijdrage verschuldigd en dit bedrag houdt Fibrant B.V. maandelijks in. De bijdrage is 6% van het bedrag waarmee het jaarinkomen uitgaat boven het in dat kalenderjaar geldende bedrag van de franchise uit artikel 1 van het pensioenreglement. Het jaarinkomen wordt vermeerderd met de WIA- en/of WAO-uitkering en de betaalde toeslag voor het werken op een feestdagen, maar is maximaal het wettelijk maximum pensioengevend salaris.
De periode waarin de medewerker loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid ontvangt, bouwt hij pensioen op alsof hij niet arbeidsongeschikt zou zijn geweest. De medewerker betaalt hiervoor ook de pensioenbijdrage.
De pensioenovereenkomst is aangegaan voor 1 januari 2016 t/m 31 december 2020. Deze pensioenovereenkomst maakt deel uit van de cao en is opgenomen als bijlage 6 en door Stichting Pensioenfonds DSM Nederland vastgelegd in het pensioenreglement van de Stichting.
Fibrant B.V. zal voor de uitvoering van de geldende DSM pensioenregeling gebruik maken van de door PDN geboden mogelijkheid om op basis van een uitvoeringsovereenkomst bij PDN aangesloten te blijven, conform de in de cao DSM NL en de uitvoeringsovereenkomst vastgelegde condities met inbegrip van de afgesproken evaluatie door PDN in 2018.
De medewerker die heeft gekozen voor deelname aan de door PDN aangeboden netto pensioenregeling kan op basis van het reglement aan die regeling blijven deelnemen tot het moment waarop de aansluiting van de werkgever bij PDN eindigt.
Hoofdstuk VIII
Verplichtingen en Bijzondere bepalingen
Artikel 50 Goed werkgever en werknemer
Fibrant B.V. en de medewerker gedragen zich als een goed werkgever en een goed werknemer. De medewerker volgt de instructies en voorschriften van Fibrant B.V.
Artikel 51 Schorsing en disciplinaire maatregelen
Als het vermoeden of de zekerheid bestaat dat de medewerker zich niet als een goed werknemer heeft gedragen, kan Fibrant B.V. de medewerker voor korte duur schorsen om onderzoek te doen en/of beraad te hebben. Fibrant B.V. deelt de schorsing mondeling mee en bevestigt dit schriftelijk. De medewerker krijgt de mogelijkheid zich te verantwoorden.
Fibrant B.V. bericht de medewerker over de feiten en de uitkomst van het onderzoek. De uitkomst kan leiden tot het opleggen van een disciplinaire maatregel.
Fibrant B.V. bericht de medewerker over de feiten en de uitkomst van het onderzoek tenzij de vertrouwelijkheid van de gegevens dit niet toelaat. De uitkomst kan leiden tot het opleggen van een disciplinaire maatregel. De maatregel is afhankelijk van de aard van het gedrag en de omstandigheden waaronder het gedrag heeft plaatsgevonden.
Als het vermoeden (de reden van de schorsing) ongegrond blijkt, ontvangt de medewerker een brief waarin de schorsing en de gevolgen daarvan ongedaan worden gemaakt.
De maatregel kan zijn:
- mondelinge en/of schriftelijke waarschuwing
- disciplinaire schorsing
- tijdelijke of blijvende ontheffing uit de huidige functie (zonder financiële compensatie)
- plaatsing in minder betaald werk (zonder financiële compensatie)
- beëindigen van de arbeidsovereenkomst, inclusief de mogelijkheid van ontslag op staande voet.
Fibrant B.V. kan deze maatregelen ook gecombineerd toepassen. De medewerker ontvangt de mededeling met het besluit tot een maatregel schriftelijk en gemotiveerd.
De medewerker kan bezwaar indienen als Fibrant B.V. een maatregel aan hem oplegt. Dit bezwaar dient hij in bij de directeur van Fibrant B.V. Het indienen van een bezwaar leidt niet tot uitstel van het uitvoeren van de maatregel.
Artikel 52 Geheimhouding en eigendommen
De medewerker is tijdens en na zijn arbeidsovereenkomst verplicht tot geheimhouding van alles wat hem direct of indirect als gevolg van zijn dienstverband bekend is (geworden) of wat hij (mede) heeft ontwikkeld en waarvan hij kan of behoort te weten dat het vertrouwelijke informatie is. Dit betreft ook knowhow, andere intellectuele eigendomsrechten van Fibrant B.V. en informatie die anderszins geheim moet blijven. Onder de verplichting valt ook alle informatie waarvan het openbaar worden of delen met anderen tot schade kan leiden voor Fibrant B.V. of derden inclusief klanten en relaties. Alle hiervoor bedoelde informatie is en blijft eigendom van Fibrant B.V. en de medewerker zal de informatie voor geen ander doel aanwenden dan waarvoor hij ermee bekend is geraakt.
De medewerker zal alle informatie en eigendommen van Fibrant B.V. (inclusief gegevensdragers en intellectuele eigendommen waaronder knowhow, uitvindingen, merken en domeinnamen) voor het einde van de arbeidsovereenkomst inleveren bij en overdragen aan Fibrant B.V.
Als de medewerker de geheimhoudingsplicht schendt of de bedrijfseigendommen niet inlevert, moet hij de schade vergoeden.
Artikel 53 Uitvinding en octrooi
De medewerker meldt aan Fibrant B.V. direct een door of met hem tijdens zijn dienstverband gedane uitvinding op het gebied van de werkzaamheid van een onderneming van Fibrant B.V. of de onderneming waar de medewerker werkt.
Voor zover niet al van rechtswege voor Fibrant B.V. aanspraak op octrooi en/of de uitvinding bestaat, is medewerker verplicht de rechten in verband met zijn uitvinding aan Fibrant B.V. er te dragen. Onder 'de rechten in verband met zijn uitvinding' wordt ook verstaan het recht op het aanvragen van octrooi en het recht om de uitvinding geheim te houden. Fibrant B.V. betaalt de kosten verbonden aan de overdracht.
Fibrant B.V. kan ten aanzien van de omschreven verplichtingen nadere regels vaststellen.
Als Fibrant B.V. gebruik maakt van het recht op overdracht, kan een billijk bedrag worden toegekend aan de medewerker voor het gemis aan octrooi. Dit is niet het geval als het aanwenden van bijzondere kennis en het doen van uitvindingen in de aard van de functie zit.
Artikel 54 Nevenwerkzaamheden
Het is de medewerker die is ingedeeld in een van de salarisschalen C36 tot en met C44 verboden om zonder schriftelijke toestemming van de werkgever:
- een onderneming uit te oefenen of
- tegen betaling werkzaamheden voor zichzelf of derden te verrichten.
De werkgever kan op grond van het bedrijfsbelang de toestemming weigeren. De werkgever kan de verleende toestemming te allen tijde intrekken. De toestemming is niet nodig voor activiteiten, ten behoeve van vakorganisaties of van verenigingen van godsdienstige, sociale of culturele aard.
Het is de medewerker die is ingedeeld in een van de salarisschalen C33 tot en met C35 verboden:
- een onderneming uit te oefenen of
- bijbetrekkingen te vervullen of
- tegen betaling anderszins werkzaamheden voor derden te verrichten als de werkgever daartegen schriftelijk bezwaar maakt.
Hoofdstuk IX
Afspraken cao-partijen
Artikel 55 Georganiseerd (Extern) Overleg Fibrant B.V.
Het GO is het Georganiseerd (Extern) Overleg Fibrant B.V. Dit is het overleg tussen Fibrant B.V. en de vakorganisaties die partij zijn bij de cao. Het GO komt tenminste tweemaal per jaar bijeen.
Vakorganisaties zullen overleggen met het management over het bedrijfseconomische en sociale beleid van de onderneming. Onderwerpen van dit overleg zijn: de meerjarenstrategie, het businessplan, het investeringsbeleid, het sociale beleid, het werkgelegenheidsbeleid, het opleidingsbeleid en het financiële beleid.
Fibrant B.V. informeert vakorganisaties zo snel als mogelijk is bij:
- het aangaan van een fusie
- het sluiten van een bedrijf of bedrijfsonderdeel en/of
- bij een ingrijpende reorganisatie met consequenties voor de personeelsbezetting
- zodat het GO de overwogen maatregelen en de daaruit mogelijk voortvloeiende gevolgen voor de medewerkers kan bespreken.
De werkgever informeert het verantwoordelijk intern overleg over haar voornemen tot het verlenen van een definitieve opdracht aan een extern organisatiebureau om een onderzoek in te stellen m.b.t. de organisatie of een onderdeel daarvan. Zij informeert het intern overleg over de beweegredenen daartoe en zo mogelijk over de inrichting en de doelstelling van het onderzoek. Als de werkgelegenheid in het geding is informeert de werkgever ook het GO. Het informeren van het intern overleg en het GO gebeurt niet als zwaarwichtige redenen van bedrijfsbelang zich daartegen verzetten.
Als er een onderzoek is gedaan door een extern bureau naar de organisatie van Fibrant B.V. waarbij de werkgelegenheid in Nederland kan veranderen, zal Fibrant B.V. de uitkomsten van het onderzoek in het GO presenteren. Dit hoeft Fibrant B.V. niet te doen als hiervoor zwaarwichtige redenen van bedrijfsbelang zijn.
Als Fibrant B.V. binnen een jaar na een collectief ontslag weer personeel aanneemt, geeft Fibrant
B.V. bij sollicitaties voorrang aan de ontslagen medewerkers. De medewerkers die daarvan het langste dienstverband bij Fibrant B.V. hadden, hebben voorrang. Voorwaarde is dat zij geschikt zijn om de werkzaamheden uit te voeren.
Fibrant B.V. mag de medewerker niet benadelen of zijn arbeidsovereenkomst beëindigen vanwege zijn kaderlidmaatschap van een vakorganisatie of het vervullen van een bestuursfunctie van een vakorganisatie.
De werkgever informeert het verantwoordelijk intern overleg over haar voornemen tot het verlenen van een definitieve opdracht aan een extern organisatiebureau om een onderzoek in te stellen m.b.t. de organisatie of een onderdeel daarvan. Zij informeert het intern overleg over de beweegredenen daartoe en zo mogelijk over de inrichting en de doelstelling van het onderzoek. Als de werkgelegenheid in het geding is informeert de werkgever ook het GO. Het informeren van het intern overleg en het GO gebeurt niet als zwaarwichtige redenen van bedrijfsbelang zich daartegen verzetten.
Artikel 56 Vredesplicht
De vakorganisaties zullen een ongestoorde voortgang van het bedrijf zo veel mogelijk bevorderen en verstoringen van de arbeidsrust proberen tegen te gaan.
Zij zullen tijdens de duur van deze overeenkomst geen staking toepassen en stakingen van derden niet steunen.
Dit geldt niet wanneer Fibrant B.V.:
- overweegt of besluit een fusie aan te gaan, of
- een bedrijf of bedrijfsonderdeel sluit of
- de personeelsbezetting ingrijpend reorganiseert en
- wanneer de belangen van de medewerkers meespelen en
- de vakorganisaties daartegen vanuit het belang van de medewerkers zeer ernstige bezwaren hebben.
De vakorganisaties zullen voordat zij een staking organiseren eerst overleggen met Fibrant B.V.
Fibrant B.V. zal alleen uitsluiting toepassen (stopzetten loondoorbetaling) als tegenmaatregel bij staking. Fibrant B.V. zal voor zij dit doet eerst overleggen met de vakorganisaties.
Bij staking of arbeidsonrust zullen de vakorganisaties voor zover mogelijk ervoor zorgen dat de werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de handhaving van de veiligheid en het behoud van materiaal en installaties, door gaan.
Artikel 57 Werkgeversbijdrage aan vakorganisaties
Fibrant B.V. geeft aan de vakorganisaties een bijdrage in de kosten van het vakbondswerk. De bijdrage is 40% van de contributiesom van de medewerkers die lid zijn van de aangesloten vakorganisaties.
Vakorganisaties zullen de bijdrage niet aanwenden voor stortingen in weerstandskassen of voor het verlenen van financiële bijdragen aan daarmee gelijk te stellen fondsen en ook niet voor directe of indirecte restitutie van contributie.
Aldus overeengekomen en getekend, Juli 2020 te Urmond
Fibrant B.V., gevestigd te Urmond
X. Xxxxx, Chief Executive Officer
FNV, gevestigd te Utrecht
X. Xxxxxx, Bestuurder
CNV Vakmensen, gevestigd te Utrecht
R.M.G. Smeets, Bestuurder P.F. Fortuin, Voorzitter
Vakbond De UNIE, gevestigd te Culemborg
mr. X.X.X. xxx Xxxxxx, Bestuurder X. Xxxxxxxxx, Voorzitter
SYNERGO-vhp, gevestigd te Heerlen
R. Donker, Bestuurder
Vakbond ABW, gevestigd te Heerlen
X. Xxxxxxx, Bestuurder
Bijlage 1 Aanvullingsregeling
Artikel 1 Algemeen
1. De werknemer die om bedrijfsredenen blijvend aan minder betaald werk wordt geplaatst en hierdoor jaarinkomen verliest, ontvangt indien voldaan is aan de hierna te stellen voorwaarden, een blijvende en/of aflopende toeslag.
2. Onder minder betaald werk wordt verstaan:
• werk van een lagere salarisschaal
• verlies of verlaging van:
- De toeslag voor ploegendienst als bedoeld in artikel 13.
- De toeslag voor consignatie als bedoeld in artikel 16.
3a. Onder vroeger en nieuw jaarinkomen wordt verstaan de som van de navolgende inkomenselementen:
- Het jaarsalaris als bedoeld in artikel 5 lid 2.
- De eventuele toeslag voor ploegendienst als bedoeld in artikel 13.
- De vaste toeslag voor consignatie als bedoeld in artikel 16.
- De uitkering ingevolge de WAO en/of WAJONG of WIA.
Voor de aflopende toeslag wordt mede tot het vroeger en nieuw jaarinkomen gerekend de blijvende en/of aflopende toeslag als gevolg van deze regeling.
3b. Het vroeger jaarinkomen wordt bepaald naar de situatie op de datum voor de verplaatsing van de werknemer. Het nieuw jaarinkomen wordt maandelijks bepaald. De toeslag is vast en wordt geïndexeerd met cao.
3c. De toeslagen voor ploegendienst en voor consignatie worden slechts tot het vroeger jaarinkomen gerekend, indien de bedoelde toeslag gedurende een aantal jaren onmiddellijk aan de verplaatsing voorafgaande door de werknemer voor ten minste 2/3 van de verrichte diensten in zijn normale dienstrooster is genoten.
Het aantal jaren is voor de blijvende toeslag gesteld op vijf en voor de aflopende toeslag op drie, terwijl voor de aflopende toeslag nog als voorwaarde geldt dat de werknemer ten minste drie jaar in dienst is.
3d. Het vroeger jaarinkomen bedraagt maximaal het jaarinkomen laatstelijk genoten vóór de datum van ingang van een uitkering als gevolg van de WAO of de WIA, die is toegekend tijdens de duur van een arbeidsovereenkomst met de werkgever.
Artikel 2 Blijvende toeslag
1. De werknemer ontvangt een blijvende toeslag mits op het tijdstip van verplaatsing aan minder betaald werk de som van leeftijd en dienstjaren bij de werkgever ten minste 60 bedraagt.
Bij verlies of verlaging van de toeslag(en) als bedoeld in artikel 1 lid 2, letter b van deze bijlage ontvangt de werknemer eerst een blijvende toeslag, indien de inkomensachteruitgang als gevolg van dit verlies of deze verlaging ten minste 3 % bedraagt van het jaarsalaris als bedoeld in artikel 7 lid e cao.
2a. De toeslag bedraagt bij:
minder dan 26 dienstjaren | 60% | van het verschil |
26 dienstjaren | 65% | van het verschil |
27 dienstjaren | 70% | van het verschil |
28 dienstjaren | 75% | van het verschil |
29 dienstjaren | 80% | van het verschil |
30 dienstjaren | 85% | van het verschil |
31 dienstjaren | 90% | van het verschil |
32 dienstjaren | 95% | van het verschil |
33 of meer dienstjaren | 100% | van het verschil |
tussen het vroegere en nieuw jaarinkomen |
Voor de werknemer die op het tijdstip van verplaatsing de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, bedraagt de toeslag 100 % van het verschil tussen het vroegere en het nieuw inkomen.
2b. Voor overwerk wordt alleen compenserend vrij toegekend.
3a. Bij een verdere verplaatsing is voor de hoogte van de toeslag bepalend de leeftijd, het aantal bij de werkgever doorgebrachte dienstjaren en het vroeger jaarinkomen op het tijdstip waarop de werknemer voor het eerst voor een toeslag in aanmerking komt.
3b. Indien echter bij een verdere verplaatsing toepassing van de regeling uitsluitend voor deze verdere verplaatsing voor de werknemer gunstiger is, is voor de hoogte van de toeslag bepalend de leeftijd, het aantal dienstjaren en het vroeger jaarinkomen op het tijdstip van de verdere verplaatsing.
3c. Indien op het tijdstip van verdere verplaatsing de werknemer ten minste 33 dienstjaren heeft vervuld dan wel de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, bedraagt de toeslag steeds 100
% van het verschil tussen het vroegere en het nieuw jaarinkomen. Uitgegaan wordt alsdan van het vroeger jaarinkomen op de datum van de verdere verplaatsing. Onder het vroeger jaarinkomen wordt alsdan mede begrepen de blijvende toeslag.
4. Het vroeger jaarinkomen wordt indien en zodra er sprake is van een algemene aanpassing van:
• de jaarsalarissen en/of
• de toeslagen genoemd in artikel 1 lid 3 sub a van deze bijlage, indien en voor zover die toeslagen ook deel uitmaken van het nieuw jaarinkomen, dienovereenkomstig
aangepast.
Artikel 3 Aflopende toeslag
1. In aanvulling op artikel 1 lid 1 van deze bijlage komt eveneens voor een aflopende toeslag in aanmerking de werknemer die in verband met zijn opleiding aan minder betaald werk wordt geplaatst, tenzij deze opleiding al bij indiensttreding is overeengekomen.
2. De werknemer ontvangt een toeslag indien de inkomensachteruitgang als gevolg van de verplaatsing ten minste 0,5 % van het vroeger jaarinkomen bedraagt.
3a. De toeslag bedraagt 100 % van het verschil tussen het vroegere en het nieuw jaarinkomen.
Na de eerste volle kalendermaand wordt de toeslag maandelijks verminderd met 0,25 % van het vroeger jaarinkomen.
Indien de verplaatsing is geschied in de periode gedurende welke de werknemer loondoorbetaling bij ziekte ontvangt, wordt de vermindering eerst toegepast met ingang van de eerste volle kalendermaand na afloop van deze periode.
3b. Voor overwerk kan alleen compenserend vrij worden toegekend.
3c. Met ingang van de maand waarin de werknemer de 55-jarige leeftijd bereikt, vindt geen verdere vermindering van de toeslag plaats.
4. Het afgebouwde vroeger jaarinkomen wordt, indien en zodra er sprake is van een algemene aanpassing van
• de jaarsalarissen en/of
• de toeslagen genoemd in artikel 1 lid 3 sub a van deze bijlage, indien en voor zover die toeslagen ook deel uitmaken van het nieuw jaarinkomen, aangepast met het bedrag
waarmee het nieuw jaarinkomen wordt aangepast.
Artikel 4 Uitbetaling
De blijvende en de aflopende toeslag worden vastgesteld op jaarbasis en vervolgens in 12 termijnen uitbetaald.
Bijlage 2 Compensatieregeling langdurig arbeidsongeschiktheid
Artikel 1 Algemeen
1. De werknemer die om medische redenen blijvend aan minder betaald werk wordt geplaatst en hierdoor jaarinkomen derft, wordt hiervoor gecompenseerd.
2. Onder een verplaatsing om medische redenen wordt verstaan een verplaatsing die als zodanig door de bedrijfsarts is geadviseerd.
3. Onder minder betaald werk wordt verstaan:
• werk van een lagere salarisschaal
• verlies of verlaging van:
- de toeslag voor ploegendienst als bedoeld in artikel 13
- de vaste toeslag voor consignatie als bedoeld in artikel 16
- blijvend minder werken dan de contractuele arbeidsduur als bedoeld in artikel 11.
4a. Onder vroeger jaarinkomen wordt verstaan het jaarinkomen zoals geldend de dag vóór aanvang van de arbeidsongeschiktheid, met dien verstande dat het bepaalde in artikel 1 lid 5 van deze bijlage van toepassing is vanaf de dag vóór aanvang van de arbeidsongeschiktheid.
4b. Onder nieuw jaarinkomen wordt verstaan de som van de navolgende inkomenselementen:
- het jaarsalaris als bedoeld in artikel 6 lid e
- de eventuele toeslag voor ploegendienst als bedoeld in artikel 13
- de vaste toeslag voor consignatie als bedoeld in artikel 16
- de uitkering als gevolg van de WIA.
4c. Onder garantietoeslag wordt verstaan het bedrag dat nodig is om het verschil tussen het nieuw jaarinkomen en het inkomensniveau waarop de werknemer op grond van artikel 2 van deze bijlage aanspraak heeft te overbruggen.
4d. Onder garantie-inkomen wordt verstaan de som van het nieuw jaarinkomen en de garantie-toeslag.
5. De toeslagen voor ploegendienst en voor consignatie worden slechts tot het vroeger jaarinkomen gerekend, indien de bedoelde toeslag gedurende vijf jaren onmiddellijk aan de verplaatsing voorafgaande door de werknemer voor ten minste 2/3 van de verrichte diensten in zijn normale dienstrooster is genoten.
6. Het vroeger jaarinkomen bedraagt maximaal het jaarinkomen zoals geldend de dag vóór aanvang van de arbeidsongeschiktheid.
Artikel 2 De inkomensgarantieregeling
1. Voor de werknemer die minder dan 35% arbeidsongeschikt is, geldt een inkomensgarantie afhankelijk van het aantal volle dienstjaren op het moment dat de wettelijke loondoorbetaling bij ziekte eindigt, conform navolgende tabel:
Dienstjaren | Garantie inkomen | |
0 t/m 4 | 70% | |
5 t/m 9 | 70% | |
10 t/m 14 | 70% | |
15 t/m 19 | 70% | |
20 t/m 24 | 75% | |
25 t/m 29 | 75% | |
30 t/m 32 | 75% | |
80% |
Het genoemde percentage wordt berekend over het vroegere jaarinkomen.
Voor de werknemer die 35% of meer arbeidsongeschikt is, doch minder dan 80%, geldt een inkomensgarantie als volgt:
2.1. Bij benutting van minder dan 50% van de restcapaciteit bedraagt gedurende de periode waarin een loongerelateerde uitkering uit hoofde van de WIA wordt ontvangen, het garantie-inkomen – indien nodig door toekenning van een garantietoeslag – 70% van het vroeger jaarinkomen.
2.2. Indien sprake is van benutting van minder dan 50% van de restcapaciteit in de periode na afloop van de loongerelateerde uitkering uit hoofde van de WIA (en aanspraak op een vervolguitkering aan de orde is), zal bespreking hiervan plaatsvinden in een commissie minimaal bestaande uit de Director People & Culture en de betrokken vakbondsbestuurders.
2.3. Bij benutting van meer dan 50% maar minder dan 100% van de restcapaciteit bedraagt zowel gedurende de periode waarin een loongerelateerde uitkering uit hoofde van de WIA wordt ontvangen, als die waarin een loonaanvullingsuitkering aan de orde is, het garantie- inkomen – indien nodig door toekenning van een garantietoeslag – 75% van het vroeger jaarinkomen.
2.4. Bij benutting van 100% of meer van de restcapaciteit bedraagt zowel gedurende de periode waarin een loongerelateerde uitkering uit hoofde van de WIA wordt ontvangen als die waarin een loonaanvullingsuitkering aan de orde is, het garantie-inkomen – indien nodig door toekenning van een garantietoeslag – 80% van het vroeger jaarinkomen.
2.5. Voor overwerk wordt alleen compenserend vrij toegekend.
3. Indien sprake is van een garantie-inkomen mag de werknemer 50% van de toename van het jaarinkomen behouden.
4. Het vroeger jaarinkomen wordt indien en zodra er sprake is van een algemene aanpassing van
• de salarissen en/of
• de toeslagen genoemd in artikel 1 lid 3 sub b van deze bijlage, indien en voor zover die toeslagen ook deel uitmaken van het nieuw jaarinkomen, dienovereenkomstig
aangepast.
Artikel 3 De afkoop-/afbouwregeling
1. De inkomensachteruitgang wordt gecompenseerd door een bedrag dat enerzijds afhankelijk is van het inkomensverschil en anderzijds van een tijdvak gerelateerd aan het aantal volle dienstjaren op het moment dat de wettelijke loondoorbetaling bij ziekte eindigt, conform navolgende tabel:
Dienstjaren | Afbouwperiode | |
0 t/m 4 | - | |
5 t/m 9 | 12 mnd | |
10 t/m 14 | 24 mnd | |
15 t/m 19 | 36 mnd | |
20 t/m 24 | 48 mnd | |
25 t/m 29 | 60 mnd | |
30 t/m 32 | 72 mnd | |
tot 62 jaar |
2. De grondslag voor de compensatie betreft het verschil tussen het vroegere jaarinkomen en het nieuwe jaarinkomen na het verstrijken van het tijdvak van loondoorbetaling bij ziekte, met dien verstande dat indien het nieuwe jaarinkomen hoger is dan het garantie-inkomen, het nieuwe jaarinkomen in aanmerking wordt genomen en in het andere geval het garantie-inkomen. Het gedefinieerde verschil wordt bij 5 of meer dienstjaren lineair afgebouwd tot 0 in het aantal maanden als in voorgaande tabel.
3. De berekening van het bedrag van de compensatie vindt éénmalig plaats, in principe bij het einde van de wettelijke loondoorbetaling bij ziekte, onder de voorwaarde dat een blijvende (her)plaatsing is gerealiseerd.
4. De compensatie wordt, verhoogd met een opslag van 50% mede ten behoeve van compensatie voor pensioenverlies, uitgekeerd als een bedrag ineens, met dien verstande dat de werknemer desgewenst een deel van dit bedrag kan laten inhouden voor inleg in de pensioenspaarmodule.
Artikel 4 Overgangsregelingen
Voor de werknemers die arbeidsongeschikt waren op 1 januari 2004 en aan wie in verband daarmee een WAO- en/of WAJONG-uitkering is toegekend, blijft de vigerende cao DSM Limburg
B.V. zoals deze gold op 29 december 2005 van toepassing:
Cao DSM Limburg B.V.
1. Voor de werknemer van wie het tijdvak van loondoorbetaling als bedoeld in artikel 4 in de periode van 29 december 2005 tot 1 april 2006 is verstreken, geldt bij wijze van overgangsregeling dat, in plaats van het bepaalde in de artikelen 2 en 3 van deze bijlage, de Bijbetalingsregeling zoals deze gold op 29 december 2005, analoog wordt toegepast.
2. Voor de werknemer waarvan op 1 april 2006 de som van leeftijd en dienstjaren 60 of meer bedraagt, geldt bij wijze van overgangsregeling dat, indien en voor zover dit aan de orde zal komen, in plaats van het bepaalde in de artikelen 2 en 3 van deze bijlage, de Bijbetalingsregeling zoals deze gold op 29 december 2005, analoog wordt toegepast.
Bijlage 3 Opleidingsregelingen
Artikel 1 Faciliteiten
Werknemers kunnen in aanmerking komen voor studiefaciliteiten voor het volgen van een opleiding of training. Onder studiefaciliteiten worden verstaan:
- Opleidingskosten
- Opleidingstijd voor de tijd dat werknemer de voor hem geldende werktijd afwezig is in verband met opleiding of training. Onder opleidingstijd wordt verstaan de tijd benodigd voor het reizen van en naar de plaats waar de opleiding of training wordt gegeven alsmede voor het bijwonen van de voor de opleiding of training verplichte bijeenkomsten en van de daaraan verbonden examens
- Het inschrijfgeld
- Uitsluitend de voorgeschreven boeken en andere noodzakelijke leermiddelen (met uitzondering van computer en randapparatuur, tekenborden, rekenmachines e.d.), die niet door de werkgever zelf verstrekt worden
- De examenkosten
- De reiskosten, te weten die kosten die noodzakelijkerwijs gemaakt worden voor het bijwonen van opleiding of training, examens e.d. Deze reiskosten worden vergoed op basis van de tarieven openbaar vervoer 2e klasse
- Verblijfskosten, namelijk die kosten die noodzakelijkerwijs gemaakt worden indien het verblijf buiten de eigen woonplaats onvermijdelijk is.
Artikel 2 Studiecategorieën
De volgende twee studiecategorieën worden onderscheiden:
1. Een opleiding of training die:
- door de wet wordt vereist of door de werkgever verplicht is gesteld
- naar het oordeel van de werkgever voor de uitoefening van de functie of in het kader van de geplande loopbaanontwikkeling nodig / gewenst is.
- In deze gevallen zijn alle in studiefaciliteiten genoemde kosten evenals de benodigde tijd die verbonden zijn aan de opleiding of training, voor rekening van de werkgever
2. Een opleiding of training die naar het oordeel van de werkgever niet nodig / gewenst is voor de uitoefening van de functie of geplande loopbaanontwikkeling. Alvorens de werknemer start met een opleiding of studie, dient eerst toestemming verkregen te worden van het management. In dat geval wordt 60% van de alle in de studiefaciliteiten genoemde kosten evenals de benodigde tijd door de werkgever vergoed. Daarbij geldt dat voor de benodigde opleidingstijd die samenvalt met werktijd, de eerste 5 dagen voor rekening van de werkgever komen. Aan niet gebruikte dagen in het lopende kalenderjaar kan de werknemer geen rechten ontlenen in een volgend jaar.
Artikel 3 Terugbetalingsregeling
Het bedrag dat aan de werknemer wordt uitgekeerd in verband met opleiding of training is terug te vorderen voor de kosten die het bedrag van € 2.500 overschrijden, wanneer:
1. De betreffende werknemer binnen 2 jaar na datum van uitbetaling de onderneming verlaat of wegens dringende redenen als bedoeld in art. 7:678 BW wordt ontslagen, met dien verstande dat gerekend vanaf de eerste maand na de datum van afronding van de opleiding of training per maand 1/24 deel van de terugvorderbare som vervalt.
2. De werknemer de opleiding of training eenzijdig voortijdig heeft beëindigd, gedurende 6 achtereenvolgende maanden heeft onderbroken of aan opdrachten die de werknemer in het kader van de opleiding zijn verstrekt, geen gevolg heeft gegeven.
3. De verplichting tot terugbetaling vervalt indien boventalligheid voorafgaat aan beëindiging van het dienstverband.
Indien een opleiding of training vanuit de werkgever is geïnitieerd zal geen terugbetalingsverplichting gelden, tenzij andere afspraken zijn gemaakt.
Artikel 4 Opleidingstijd
Voor een opleiding of training zoals bedoeld in categorie a wordt de volledige opleidingstijd toegekend, voor de werknemer in categorie b geldt 60% daarvan.
1. De benodigde werkuren wanneer opleiding of training samenvalt met de normale werktijd.
2. De werknemer die ochtend- of middagdienst heeft en die binnen het dagvenster minimaal 6 uren aan opleiding- of training besteed wordt de gehele dienst als opleidingstijd toegekend.
3. Aan de werknemer die nachtdienst heeft en die binnen het dagvenster minimaal 6 uren aan opleiding- of training heeft besteed, wordt de nachtdienst vóór en de nachtdienst als opleidingstijd toegekend.
4. De werknemer die nachtdienst heeft en binnen het dagvenster minder dan 6 uur aan opleiding of training heeft besteed, wordt naar keuze de nachtdienst vóór of de nachtdienst van de opleiding of training als opleidingstijd toegekend.
5. Aan een 5-ploegendienst-werknemer die opleiding of training heeft op een roostervrije dag, wordt voor de werknemer ingedeeld in C-schaal 32 t/m C38 per uur voor de opleidingsuren (die als werktijd worden aangemerkt) compenserend vrijaf toegekend en in geval de werknemer kiest voor uitbetaling de uren als overwerkuren worden uitbetaald.
6. Duurt de aaneengesloten opleiding of training 1 of meer volledige kalenderweken, dan zal de werknemer vóór aanvang van de opleiding of training geen werkzaamheden meer verrichten na zaterdag 23.00 uur en zal hij het werk na de opleiding of training weer hervatten op of na zondag 07.00 uur.
Bijlage 4 Uitkering of attenties bij bijzondere gelegenheden
Fibrant B.V. verstrekt aan de werknemer een attentie en/of uitkering ingeval van:
• Dienstjubileum
• Pensionering (en daarmee gelijkgestelde regelingen)
• Langdurige arbeidsongeschiktheid
• Overlijden
Bij onderstaande gebeurtenissen verstrekt Fibrant B.V. de volgende attenties/uitkeringen:
Gebeurtenis | Attentie / uitkering | |
Dienstjubileum 25, 40 en 50 jaar | Uitkering: 1/12 deel van het bruto jaarinkomen Geschenk t.w.v. € 750 of donatie goed doel Budget viering: € 1.500 (incl. mogelijkheid eigen viering na overleggen van factuur/nota’s. | |
Met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd wordt gelijkgesteld: - Uittreding wegens pensionering op grond van de individuele Vertrekvoorziening of op grond van een in de pensioenregeling opgenomen mogelijkheid - Uittreding i.v.m. arbeidsongeschiktheid zoals geïndiceerd door de bedrijfsarts, niet zijnde een uitkering ten gevolge van volledige arbeidsongeschiktheid (IVA of WAO/WIA > 80% of re0integratie buiten Fibrant B.V. | Uitkering: Voor elk voldienstjaar 1/25e deel van 1/12 deel van het bruto jaarinkomen, waarbij maximaal 25 dienstjaren in aanmerkingen worden genomen. Geschenk t.w.v. € 750 of donatie goed doel. | |
Uitkering ten gevolge van volledige arbeidsongeschiktheid bij uitdiensttreding (IVA of WAO/WIA > 80% of re-integratie buiten Fibrant B.V. | Uitkering: 1/12 deel van het bruto jaarinkomen. Geschenk: € 750 of donatie goed doel. | |
Overlijden | Uitkering: De resterende dagen van de maand van overlijden evenals 2/12 deel van het bruto jaarinkomen onder aftrek van een eventuele wettelijke uitkering. Rouwkrans met lint. Advertentie in plaatselijke krant. |
Bijlage 5 Roosters, Overwerk en normen arbeids- en rusttijden
Artikel 1 Maatwerkroosters
Maatwerkroosters ten behoeve van een specifiek bedrijfsonderdeel worden vastgesteld in overleg met het bevoegde verantwoordelijke interne overleg. Hierbij geldt ten aanzien van de arbeidstijden als uitgangspunt een rooster met 8-urige diensten en een gemiddelde arbeidsduur van 40 uur per week. In voorkomende gevallen kan hiervan gemotiveerd en binnen de standaard- en overlegnormen als weergegeven in onderstaande tabel worden afgeweken.
De roosters moeten ten aanzien van de overige aspecten voldoen aan de standaard- danwel overlegnormen uit onderstaande tabel of een combinatie van beiden.
Indien het bedrijfsonderdeel gebruik wil maken van een of meer overlegnormen dient er vooroverleg plaats te vinden tussen werkgever en vakorganisaties.
Overlegnorm | Standaardnorm | |
Maximumarbeidstijden 1 | ||
Arbeidstijd per dienst | 9 uur | 12 uur |
Arbeidstijd per week 2 | 48 uur | 56 uur |
Arbeidstijd in elke periode van 4 weken | Gemiddeld 46 uur per week | Gemiddeld 52 uur per week |
Arbeidstijd per referentieperiode | In elke periode van 16 weken gemiddeld 44 uur per week; indien sprake is van 16 of meer nachtdiensten in die periode gemiddeld 40 uur per week | In elke periode van 52 weken gemiddeld 44 uur per week; indien sprake is van nachtdiensten in die periode gemiddeld 40 uur per week |
Minimumrusttijden 3 | ||
Wekelijkse onafgebroken rusttijd | 36 uur per 7 x 24 uur, of 72 uur per 14 x 24 uur, welke opgesplitst kan worden in perioden van minimaal 32 uur | |
Dagelijkse onafgebroken rusttijd | 11 uur per 24 uur (1x per 7 x 24 uur in te korten tot 8 uur) | |
Arbeid op zondag 4 |
1 Vanwege overdracht van werkzaamheden kunnen de genoemde arbeidstijden met een kwartier worden verlengd.
2 Waar in het schema sprake is van een week wordt de periode van zondag 0:00 uur tot de daaropvolgende zaterdag 24:00 uur bedoeld. Is sprake van een veelvoud van een aantal achtereenvolgende weken, dan worden evenzoveel veelvouden van deze periode bedoeld.
3 De referentieperiode van 24 uur of een veelvoud daarvan waarbinnen de voorgeschreven rusttijden moeten worden genoten vangt aan op het eerste tijdstip van iedere kalenderdag waarop de werknemer voor het eerst op die dag arbeid verricht. Indien een dienst begint op de ene dag en eindigt op de volgende dag, is dat tijdstip 0:00 uur van die volgende dag (tenzij op dat moment net gepauzeerd wordt; in dat geval bepaalt het einde van de pauze het tijdstip). Is op de ene dag voorafgaand aan die betreffende dienst niet ook nog in een andere dienst gewerkt, dan is op die dag het begintijdstip van de dienst het tijdstip waarop de referentieperiode van 24 uur of een veelvoud daarvan aanvangt. Vanwege overdracht van werkzaamheden kunnen de genoemde rusttijden met een kwartier worden ingekort.
4 Met de zondag wordt de periode van zondag 0:00 uur tot zondag 24:00 uur bedoeld.
Overlegnorm | Standaardnorm |
Arbeidsverbod en uitzonderingen | Op zondag wordt geen arbeid verricht, tenzij: - het tegendeel is bedongen en uit de aard van de arbeid voortvloeit of - de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken en het medezeggenschapsorgaan, of bij het ontbreken daarvan de belanghebbende werknemers, daarmee instemt, en de betrokken werknemer daar voor dat geval mee instemt. |
Arbeidstijd per dienst > 10 uur | Minimaal ¾ uur (op te splitsen in pauzes van minimaal ¼ uur) |
Werknemers van 18 jaar of ouder | Standaardnorm | Overlegnorm |
Zondagsbepaling | In geval van arbeid op zondag minimaal 4 vrije zondagen in elke periode van 13 weken | In geval van arbeid op zondag minimaal 13 vrije zondagen in elke periode van 52 weken. In geval van arbeid op zondag mag alle zondagen gewerkt worden, waarbij uitsluitend op 40 of meer zondagen in elke periode van 52 weken arbeid wordt verricht mits bij collectieve regeling afgesproken en als de betrokken werknemer daar voor dat geval mee instemt. |
Nachtarbeid en diensten | ||
Onafgebroken rusttijd na een nachtdienst 5 die eindigt na 2:00 uur | 14 uur | 14 uur (1x per 7 x 24 uur in te korten tot 8 uur) |
Onafgebroken rusttijd na een reeks van 3 of meer achtereenvolgende nachtdiensten 6 | 48 uur | 46 uur |
Arbeidstijd per nachtdienst | 8 uur | 10 uur (tussen vrijdag 18:00 uur en maandag 8:00 uur maximaal 2x te |
5 Een nachtdienst is een dienst waarin geheel of gedeeltelijk tussen 00:00 uur en 6:00 uur arbeid wordt verricht. Een (avond)dienst die door overwerk na 24:00 uur eindigt wordt alleen als nachtdienst aangemerkt als er meer dan 1 uur arbeid na 24:00 uur plaatsvindt.
6 Een reeks van 3 of meer achtereenvolgende nachtdiensten bestaat uit een serie van achtereenvolgende nachtdiensten die niet wordt onderbroken door een wekelijkse rusttijd of een andere dienst dan een nachtdienst. Een dergelijke reeks eindigt altijd zodra sprake is van na zo’n reeks door de standaardnorm voorgeschreven rusttijd van 48 uur.
Werknemers van 18 jaar of ouder | Standaardnorm | Overlegnorm |
verlengen tot 11 uur 7 onder gelijktijdige inkorting van de rust na die verlengde nachtdienst tot minimaal 12 uur, onder voorwaarde dat 26x in elke periode van 52 weken geen arbeid tussen zaterdag 0:00 uur en zondag 24:00 uur wordt verricht) | ||
Maximum aantal nachtdiensten of nachturen | In elke periode van 16 weken 36 nachtdiensten eindigend na 2:00 uur | In elke periode van 52 weken 140 8* nachtdiensten eindigend na 2:00 uur, of in elke periode van 2 weken 38 uur arbeid tussen 0:00 uur en 6:00 uur *uitsluitend bij collectieve regeling |
Maximum aantal achtereen- volgende diensten in een reeks 9 | 7 | 8 |
Maximum aantal achtereen- volgende diensten in een reeks met één of meer nachtdiensten | 6 | 7 |
Pauze 10 | ||
Arbeidstijd per dienst > 5½ uur | Minimaal ½ uur (op te splitsen in 2x ¼ uur) | Minimaal ¼ uur11* *Uitsluitend bij collectieve regeling |
7 Indien door alleenarbeid of de aard van de arbeid geen pauze kan worden genoten, mag de nachtdienst verlengd worden tot 12 uur.
8 Bij collectieve regeling mag het aantal nachtdiensten worden verhoogd van 117 naar 140 nachtdiensten per jaar. Over deze overlegnorm dient vooraf overleg plaats te vinden tussen werkgever en vakorganisaties.
9 Een reeks diensten is een serie achtereenvolgende diensten die niet door een wekelijkse rusttijd worden onderbroken. Met andere woorden: voorafgaand en volgend op een reeks is altijd sprake van een wekelijkse rust.
10 Een pauze is een aaneengesloten periode van minimaal 15 minuten waarmee de arbeid gedurende een dienst wordt onderbroken en waarin de werknemer geen enkele verplichting heeft ten aanzien van de bedongen arbeid.
11 Bij deze overlegnorm dient vooraf overleg plaats te vinden tussen werkgever en vakorganisaties.
Bijlage 6 Pensioenovereenkomst (behorende bij artikel 49)
Ondergetekenden,
DSM Nederland B.V. mede rechtsgeldig optredend voor DSM NL Services B.V. gevestigd te Heerlen/Sittard (hierna: DSM of Werkgever),
en
FNV, gevestigd te Utrecht
CNV Vakmensen, gevestigd te Utrecht Vakbond De UNIE, gevestigd te Culemborg SYNERGO-vhp, gevestigd te Geleen Vakbond ABW, gevestigd te Heerlen (hierna Vakorganisaties)
alle samen hierna: Sociale Partners
Overwegende,
1) dat Sociale Partners in 2010 voor het tijdvak van 1 januari 2011 tot 1 januari 2016 pensioenafspraken hebben gemaakt zoals vastgelegd in de Pensioenovereenkomst (DNL11- 0005, d.d. 10 januari 2011) en in de door DSM met Stichting Pensioenfonds DSM Nederland (hierna: PDN of Fonds ) gesloten uitvoeringsovereenkomst (hierna: Uitvoeringsovereenkomst) waarin de uitvoering van de Pensioenovereenkomst door PDN is geregeld;
2) dat op 1 januari 2015 wijzigingen in het Financieel toetsingskader inzake pensioenfondsen (hierna FTK, zie hoofdstuk 6 Pensioenwet) in werking zijn getreden;
3) dat deze wijzigingen noodzaken tot aanpassingen in de financiële opzet van PDN die vóór 1 juli 2015 moeten zijn overeengekomen;
4) dat reeds vóór 2015 gemaakte afspraken over de premie in 2015 mogen worden gehandhaafd;
5) dat Sociale Partners in 2014 met het oog op de wijziging van het fiscale kader voor pensioenregelingen (Hoofdstuk IIB Wet op de Loonbelasting 1964) met ingang van 1 januari 2015 voor het kalenderjaar 2015 aanvullende afspraken hebben gemaakt die inhouden dat
• de pensioenregeling met ingang van 1 januari 2015 is aangepast waarbij het jaarlijkse pensioenopbouwpercentage is verlaagd van 2% naar 1,875%*, de pensioenrichtleeftijd is verhoogd van de 66-jarige leeftijd (de eerste dag van de maand waarin) naar de 67-jarige leeftijd (de dag waarop) wordt bereikt en het pensioensalaris is gemaximeerd op het fiscaal maximum van een bruto jaarinkomen van € 100.000 per jaar (hierna: het Maximum Jaarinkomen) en
• de pensioenpremie na deze aanpassingen is gehandhaafd op een niveau van 22% van de som van de pensioensalarissen (met inachtneming van het voornoemd fiscaal maximum);
6) dat Sociale Partners grote waarde hechten aan een goede pensioenvoorziening en daarom, ondanks dat dit in de huidige economische omstandigheden binnen de wettelijke kaders moeilijk is, zo veel mogelijk de kwaliteit van de geldende pensioenregeling willen handhaven;
∗ Per 1 januari 2018 is het pensioenopbouwpercentage verlaagd van 1,875% naar 1,738%. De pensioenrichtleeftijd blijft gehandhaafd op de dag waarop de 67-jarige leeftijd wordt bereikt.
7) dat Sociale Partners belang hechten aan continuïteit in de uitvoering van de pensioenovereenkomst en dat het om die reden hun voorkeur heeft dat DSM Nederland BV daartoe voor de duur van de pensioenovereenkomst opnieuw een uitvoeringsovereenkomst aangaat met PDN komen onderstaande Pensioenovereenkomst overeen die voldoet aan het bepaalde in hoofdstuk 2, alsmede 102 a van de Pensioenwet.
A. Inhoud pensioenregeling
1. De pensioenregeling is een CDC-regeling met het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van artikel 10 van de Pensioenwet, met dien verstande dat
• opgebouwde aanspraken en ingegane uitkeringen met inachtneming van het hierna bepaalde onder B.2 en B.3, in overeenstemming met het ter zake bepaalde in de Pensioenwet kunnen worden verlaagd;
• de jaarlijkse tijdsevenredige opbouw van aanspraken met inachtneming van het hierna bepaalde onder C.5. voor het kalenderjaar 2019 en/of 2020 lager kan worden vastgesteld.
2. De pensioenregeling voorziet in tijdsevenredige opbouw van ouderdomspensioen op basis van een middelloonregeling, met een opbouw van 1,875% per jaar over het vaste bruto jaarinkomen onder aftrek van de franchise en, voor zover voor de betrokken werknemer van toepassing, een Maximum Jaarinkomen.
a. De franchise wordt jaarlijks per 1 januari vastgesteld door vermenigvuldiging van het bedrag dat gold in het voorafgaande kalenderjaar met het percentage waarmee per die datum de franchise als bedoeld in artikel 18a, lid 8, eerste volzin, Wet Loonbelasting 1964 wordt verhoogd. De franchise voor het kalender 2015 is vastgesteld op € 13.093 (bruto).
b. Het onder 2 bedoelde Maximale Jaarinkomen dat voor pensioenopbouw in aanmerking wordt genomen is gelijk aan het bedrag genoemd in artikel 18ga Wet Loonbelasting 1964 (voor 2015: bruto jaarinkomen van € 100.000)
c. Het ouderdomspensioen gaat in op de dag waarop de 67-jarige leeftijd wordt bereikt . Indien gedurende de looptijd van deze Pensioenovereenkomst op grond van het bepaalde in artikel 18a, lid 11, Wet Loonbelasting 1964 een verhoging van de pensioenrichtleeftijd wordt voorgeschreven zullen Sociale Partners de pensioenrichtleeftijd daaraan aanpassen met ingang van de dag dat de wettelijke bepaling die deze verhoging voorschrijft van kracht wordt.
3. De pensioenregeling voorziet in tijdsevenredige opbouw van partnerpensioen bij overlijden gelijk aan 70% van het ouderdomspensioen.
a. Bij overlijden vóór de pensioendatum wordt het opgebouwde partnerpensioen aangevuld tot het partnerpensioen dat tot de AOW-leeftijd van de werknemer zou zijn opgebouwd op basis van de laatst geldende pensioengrondslag vóór het overlijden.
b. Tot de nabestaande partner de AOW-leeftijd heeft bereikt wordt het partnerpensioen, zoals op basis van vorenstaande bepalingen vastgesteld, aangevuld met een verhoging van 20% en met een uitkering ingevolge een Anw-hiaat-verzekering
c. Bij hertrouwen of het opnieuw aangaan van een daarmee te vergelijken relatie vervalt het partnerpensioen als bedoeld onder a en b.
4. De pensioenregeling voorziet in een wezenpensioen dat 14% en voor ouderloze wezen 28% bedraagt van het opgebouwde ouderdomspensioen.
Bij overlijden vóór de pensioendatum wordt het wezenpensioen aangevuld met een bedrag gelijk aan 14%, resp. 28% van het ouderdomspensioen dat tot de AOW-leeftijd van de werknemer zou zijn opgebouwd op basis van de laatst geldende pensioengrondslag vóór het overlijden.
5. De pensioenregeling voorziet bij arbeidsongeschiktheid in premievrije voortzetting van de pensioenopbouw naar de mate van arbeidsongeschiktheid.
6. De pensioenregeling voorziet in een aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen voor volledig arbeidsongeschikte werknemers van 70% van het inkomen voor zover uitgaand boven het maximaal verzekerd inkomen in het kader van de WIA. Het hiervoor onder A.2.b. bedoelde maximale jaarinkomen genoemd in artikel 18ga Wet Loonbelasting 1964 is daarbij niet van toepassing.
7. De pensioenregeling biedt de keuzemogelijkheden die op basis van de Pensioenwet zijn toegestaan.
8. Als onderdeel van de pensioenregeling zal in overleg met PDN een nieuwe vrijwillige pensioenspaarmodule met het karakter van een premieovereenkomst in de zin van artikel 10 van de Pensioenwet (individuele beschikbare premieregeling) worden uitgewerkt, waarmee ter aanvulling op de hiervoor beschreven basispensioenregeling, vrijwillig kan worden voorzien in extra ouderdoms- en eventueel partnerpensioen, over niet pensioengevende beloningsbestanddelen.
B. Indexatie en korting
1. De Pensioenuitvoerder moet zich in het kader van de uitvoering van de pensioenregeling ten doel stellen de opgebouwde pensioenaanspraken van de actieve deelnemers en de pensioenaanspraken en pensioenrechten van de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden jaarlijks te indexeren. Hiervoor wordt geen premie betaald; de indexatie wordt gefinancierd uit beleggingsrendement.
a. De maatstaf voor de indexatieambitie is daarbij voor de deelnemers de algemene loonsverhoging bij de Werkgever en voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden de stijging van het CBS consumentenprijsindexcijfer, afgeleid.
b. De indexatie wordt voor zowel de deelnemers als de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden toegekend, indien en in de mate dat dit is toegestaan, met inachtneming van het principe van toekomstbestendige indexering als bedoeld in artikel 15 van het Besluit FTK.
c. Als onderdeel van het indexatiebeleid wordt, indien en voor zover op grond van het FTK toegestaan,
maximaal gestreefd naar inhaal van indexatieachterstanden en kortingen als hierna bedoeld onder B.2. en B.3.
2. Indien PDN niet over het vereist eigen vermogen als bedoeld in artikel 132 Pensioenwet beschikt, zal het een herstelplan opstellen waarmee kan worden aangetoond dat het , passend bij de verplichtingenstructuur van PDN binnen een hersteltermijn van 7 jaar, die evenwichtssituatie kan bereiken. Als dat niet mogelijk is zal het fonds met inachtneming van het bepaalde in artikel 134 Pensioenwet besluiten tot korting van de pensioenaanspraken en pensioenrechten.
3. Indien PDN gedurende een periode van 5 jaar niet heeft beschikt over het minimaal vereist eigen vermogen zoals bedoeld in artikel 131 Pensioenwet zal het fonds met inachtneming van het bepaalde in artikel 134 Pensioenwet besluiten tot korting van de pensioenaanspraken en pensioenrechten. Het heeft de voorkeur van Sociale Partners als een dergelijke korting over niet meer dan 5 jaar zal worden uitgesmeerd en, per jaar niet minder dan 1% en niet meer dan 3% zal zijn.
C. Financiering
1. De door Sociale Partners gemaakte afspraak betreft een zogenaamde CDC-afspraak. Ter financiering van de pensioenregeling (incl. uitvoeringskosten) zal DSM jaarlijks premie aan het fonds betalen ter grootte van 24% van de som van de (bruto) jaarinkomens van de werknemers, voor zover van toepassing met inachtneming van het maximale jaarinkomen als bedoeld onder A.2.b. Voor werknemers die slechts een deel van een kalenderjaar in dienst zijn zal de bijdrage over dat kalenderjaar naar evenredigheid worden vastgesteld.
2. Sociale Partners zijn van mening dat deze premie moet worden getoetst op kostendekkendheid op basis van de methodiek van verwacht rendement. In de premie is geen onderdeel begrepen voor de indexatie als hiervoor bedoeld onder B. De indexatie wordt gefinancierd uit beleggingsrendement.
3. Naast de premie bedoeld onder 1, die is vastgesteld met inachtneming van het maximale jaarinkomen als bedoeld onder A.2.b., zal DSM een premie betalen voor de verzekering van het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld onder A.6. voor het inkomensdeel uitgaand boven dit maximale jaarinkomen. Deze premie is vastgesteld op 1,3% van de som van de (bruto) jaarinkomens van alle werknemers voor zover uitgaande boven het maximale jaarinkomen.
4. DSM verhaalt van de onder C1 genoemde premie een deel op de werknemer, dat gelijk is aan 6% van het bruto jaarinkomen waarover pensioen wordt opgebouwd met een maximum als bedoeld onder A.2.b. en onder aftrek van de franchise als bedoeld onder A.2.a.
5. In het derde jaar van de looptijd (in 2018) vindt een evaluatie plaats om te beoordelen of er sprake is van onvoorziene omstandigheden die hebben geleid tot een beroep van de actieven op de solidariteit van de gepensioneerden over de achterliggende periode. Ter voorkoming van een mate van solidariteit die de grenzen van het redelijke (cumulatief maximaal 1% van de dekkingsgraad voor de vijfjarige looptijd van deze overeenkomst) gaat overschrijden dienen alsdan voor de resterende jaren aanvullende afspraken tussen sociale partners en PDN te worden gemaakt. De evaluatie dient op een dusdanig moment plaats te vinden dat eventuele maatregelen effectief kunnen worden ingevoerd voor de laatste twee jaren van de looptijd van het contract. Omdat het niet de intentie kan zijn om iedere vorm van solidariteit op voorhand uit te sluiten, zullen die aanvullende afspraken alsdan geen correctie over de verstreken periode inhouden.
D. Risicohouding
Sociale partners zijn zich ervan bewust dat door PDN financiële risico’s moeten worden genomen, bij het nastreven van de ambitie die voortvloeit uit het uitvoeren van de pensioenregeling tegen de overeengekomen premie en het trachten invulling te geven aan het indexatiebeleid. Die
risico’s kunnen resulteren in het moeten toepassen van het bepaalde onder C.5. en in geen of beperkte indexatie en mogelijk zelfs tot korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten van de actieve en gewezen deelnemers en pensioengerechtigden.
Om die reden zou de risicohouding van PDN naar de mening van Sociale Partners moeten zijn gericht op het waarmaken van de ambitie en gebaseerd op professionele, prudente uitgangspunten met betrekking tot de samenstelling van de beleggingsportefeuille en het beleid ten aanzien van het afdekken van financiële risico’s. Dit met dien verstande dat daarbij nadrukkelijk rekening wordt gehouden met de resultaten van het onderzoek naar risicovoorkeuren dat eerder onder de deelnemers en pensioengerechtigden heeft plaatsgehad, zodat voor de risicohouding naar de mening van het fonds voldoende draagvlak is bij de deelnemers en pensioengerechtigden.
Sociale partners verzoeken het fonds deze risicohouding te vertalen naar concrete maatstaven en hen daarover te informeren.
X. Xxxxx pensioenregeling
Voor het bruto jaarinkomen uitgaand boven het bedrag bedoeld onder A.2.b. is het voor rekening en risico van de betreffende deelnemer mogelijk om in aanvulling op de basispensioenregeling deel te nemen aan een vrijwillige pensioenregeling. Daarbij is het navolgende van toepassing:
1. De vrijwillige pensioenregeling is een netto pensioenregeling met het karakter van een premieovereenkomst in de zin van artikel 10 van de Pensioenwet (individuele beschikbare premieregeling) waarmee ter aanvulling op de hiervoor onder A. beschreven basispensioenregeling, vrijwillig kan worden voorzien in netto ouderdoms- en eventueel netto partnerpensioen, inclusief verzekering van premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid;
2. De netto pensioenregeling is zodanig van opzet dat de waarde van de rechten die op grond daarvan ontstaan niet in aanmerking hoeft te worden genomen bij de zogenaamde Box III heffing in het kader van de Wet Loonbelasting 1964. In samenhang daarmee geldt, dat
a. de maximale inleg wordt vastgesteld op basis van een zgn. fiscale leeftijdsstaffel die is gebaseerd op een rekenrente van 3% ;
b. de vergoeding voor uitvoeringskosten rechtstreeks door de werkgever aan de Pensioenuitvoerder wordt betaald;
c. de premie voor de verzekering van de premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid rechtstreeks door de Werkgever aan de Pensioenuitvoerder wordt betaald;
3. Ter ondersteuning van de deelname aan de netto pensioenregeling ontvangt de werknemer met een bruto jaarinkomen uitgaand boven het bedrag bedoeld onder A.2.b., gerelateerd aan dat bedrag, een bijdrage van de werkgever die is afgeleid van de hiervoor onder b bedoelde fiscale leeftijdsstaffel en als bijlage is opgenomen bij deze overeenkomst.
Sociale Partners hebben voor een dergelijke bijdrageregeling gekozen, omdat zij grote waarde hechten aan een pensioenvoorziening die in beginsel voor alle deelnemers tot vergelijkbare pensioenresultaten kan leiden en om dat doel te bereiken, naarmate het uitkeringsmoment dichterbij komt en de mogelijkheid tot het behalen van beleggingsrendement afneemt, naar algemeen gangbare opvattingen een hogere premie zal moeten worden opgebracht. Dat hen daarbij niet de intentie om ongelijk te belonen, maar om een niet op een andere manier te realiseren pensioendoelstelling voor ogen heeft gestaan, moge onder andere blijken uit de bij de invoering van de netto pensioenregeling gevolgde procedure gericht op maximale deelname aan de netto pensioenregeling.
4. Het voordeel dat voor de deelnemers aan de netto pensioenregeling voortvloeit uit de vergoeding van kosten resp. premiebetaling door de Werkgever zoals hiervoor bedoeld onder
E.2.b. en E.2.c. vormt voor deze deelnemers een belastbaar voordeel. De Werkgever zal de daarvoor verschuldigde belasting voor zijn rekening nemen.
5. Als onderdeel van de netto pensioenregeling zal een netto pensioenspaarmodule vergelijkbaar met de bruto module bedoeld onder A.8. worden ingevoerd.
F. VPL–versleeprechten
Sociale partners hebben vastgesteld dat de eind 2010 gemaakte afspraak over de financiering van de zgn. versleeprechten in de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2020 (zogenaamde 3e tranche), niet langer op de beoogde wijze kan worden uitgevoerd. Zij hebben daarover al eerder aanvullende afspraken gemaakt die er in hebben geresulteerd dat door PDN thans op grond van een addendum bij de uitvoeringsovereenkomst een bestemmingsreserve wordt beheerd, die bedoeld is voor de financiering van deze 3e tranche versleeprechten.
Omdat deze reserve bij de huidige rentestand niet toereikend is voor inkoop van alle 3e tranche versleeprechten heeft het de voorkeur van Sociale Partners dit inkoopmoment uit te stellen tot 31 december 2020. Voor veel van de betrokkenen is dit ook het tijdstip waarop dat op grond van de afspraken uit 2010 het geval zou zijn.
Sociale Partners hebben in 2010 eveneens afgesproken dat als vóór 1 januari 2016 de pensioenrichtleeftijd zou worden verhoogd naar 67 jaar deze verhoging ook zou gelden voor de vanaf die datum toe te kennen versleeprechten.
Tegen deze achtergrond hebben Sociale Partners afgesproken dat aan alle PDN-deelnemers die op grond van het PDN-reglement zoals dat luidde op 31 december 2014, in de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2020 in aanmerking zouden zijn gekomen voor de toekenning van versleeprechten,
1. deze versleeprechten, voor zover in afwijking van dat reglement, zullen worden toegekend op 31 december 2020, mits zij op die datum nog PDN-deelnemer zijn of,indien dat eerder is, op de datum waarop zij aansluitend aan het deelnemerschap ge(pre)pensioneerd zijn én
2. dat aan de extra aanspraken op ouderdomspensioen die deel uitmaken van deze versleeprechten, als ingangsdatum de dag van het bereiken van de 67-jarige leeftijd wordt verbonden, met inachtneming van het bepaalde in A.2.c. laatste volzin, én
3. dat deze versleeprechten worden toegekend in de mate dat dit dan mogelijk is met aanwending van de hiertoe door PDN beheerde bestemmingsreserve.
In het derde jaar van de looptijd (in 2018) vindt een evaluatie plaats om te beoordelen wat de omvang is van enerzijds de kosten verbonden aan volledige toekenning van de versleeprechten als vorenbedoeld en anderzijds van de daarvoor beschikbare middelen. Indien uit deze evaluatie blijkt dat de beschikbare middelen onvoldoende zijn voor volledige financiering van bedoelde versleeprechten zullen partijen in overleg treden of zij daarin aanleiding zijn om in het regulier cao-overleg aanvullende afspraken te maken.
G. Overgangsbepaling 1 juli 2015 - 31 december 2015
In verband met het feit dat met inachtneming van het daartoe bepaalde in wet- en regelgeving de financiële opzet van PDN met ingang van 1 juli 2015 moet zijn aangepast aan het met ingang van 1 januari 2015 gewijzigde FTK, zullen de bepalingen uit deze Pensioenovereenkomst die daarop betrekking hebben, waaronder die met betrekking tot indexatie en korting, reeds in werking treden op 1 juli 2015 en vanaf die datum deel uitmaken en/of in de plaats treden van de ter zake gemaakte pensioenafspraken (Pensioenovereenkomst en Uitvoeringsovereenkomst) die met ingang van 1 januari 2011 in werking zijn getreden en op 31 december 2015 aflopen.
H. Slotbepalingen
1. De Pensioenovereenkomst heeft een looptijd van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2020 en eindigt van rechtswege zonder dat daartoe opzegging is vereist.
2. Met betrekking tot de inhoud van vorenbedoelde pensioenregelingen (basispensioenregeling en netto pensioenregeling) blijven de nadere details ter zake die deel uitmaken van de PDN pensioenreglementen op 31 december 2015 van toepassing, tenzij in het voorafgaande expliciet anders is overeengekomen.
3. Het PDN-bestuur kan in de pensioenreglementen eventuele verdere detaillering of noodzakelijke aanpassingen aanbrengen. Het bestuur zal daartoe een concept- reglement(swijziging) opstellen en deze aan de Sociale Partners voorleggen met het verzoek om te beoordelen of de voorgestelde wijziging niet strijdig is met deze Pensioenovereenkomst.
4. Vorenstaande afspraken gelden onder het voorbehoud dat zij niet in strijd zijn met wet- en regelgeving. Eventuele bezwaren van de DNB of de Belastingdienst tegen de beschreven wijzigingsvoorstellen of onderdelen daarvan zullen leiden tot een in overleg door Sociale Partners vast te stellen, in beginsel kostenneutrale, aanpassing van de afspraken. Hetzelfde geldt indien tijdens de looptijd van deze overeenkomst door wijziging van wetgeving een dergelijke situatie ontstaat, of indien door andere zwaarwegende en onvoorziene omstandigheden ongewijzigde voortzetting van deze overeenkomst in redelijkheid niet langer mogelijk is.
5. De Werkgever behoudt zich het recht voor om zijn bijdrage aan het Fonds tussentijds te verminderen, op te schorten of te beëindigen bij een ingrijpende wijziging van de omstandigheden, als bedoeld in artikel 12 van de Pensioenwet. Zodra de Werkgever van dit voorbehoud gebruik maakt, zal PDN, overigens met behoud van al haar rechten, degenen wier pensioen of aanspraak op pensioen daardoor worden getroffen hier direct schriftelijk over informeren.
Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing.
1 Juli 2015 FNV Bondgenoten, gevestigd te Utrecht
DSM Nederland B.V. CNV Vakmensen, gevestigd te Utrecht Vakbond De UNIE, gevestigd te Culemborg SYNERGO-vhp, gevestigd te Heerlen Vakbond ABW, gevestigd te Heerlen
Bijlage behorende bij de Netto pensioenregeling (onderdeel E, artikel 3)
Leeftijdsklassen | Werkgevers-bijdrage Xxxxx Xxxxxxxx |
30 tot en met 34 | 6,00 % |
35 tot en met 39 | 6,94 % |
40 tot en met 44 | 7,97 % |
45 tot en met 49 | 9,21 % |
50 tot en met 54 | 10,56 % |
55 tot en met 59 | 12,22 % |
60 tot en met 64 | 14,08 % |
65 tot en met 66 | 15,63 % |
Bijlage 7 Bedrijfs-AOW
Algemeen
Als onderdeel van het onderhandelingsresultaat van juli 2020 hebben de vakorganisaties en Fibrant B.V. de volgende afspraken gemaakt omtrent de Fibrant Bedrijfs-AOW. In lijn met het landelijke pensioenakkoord krijgen oudere medewerkers de mogelijkheid om (maximaal) 36 maanden voor de AOW gerechtigde leeftijd te kunnen stoppen met werken. Voor degenen die niet of niet tijdig hebben kunnen anticiperen op de stijgende AOW leeftijd, wordt een tijdelijke overgangsregeling opengesteld: de Bedrijfs-AOW. Het deelnemen aan de Bedrijfs-AOW vindt plaats op vrijwillige basis en met wederzijdse instemming van de medewerker en werkgever. De Bedrijfs-AOW is onderdeel van het FiViT (Fibrant Vitaal) programma van Fibrant.
Het wetvoorstel dat het mogelijk maakt de Bedrijfs-AOW in te voeren, moet nog worden goedgekeurd door het parlement. De verwachting is dat dit in het laatste kwartaal van 2020 zal gebeuren.
Onder voorbehoud van deze goedkeuring zal de Bedrijfs-AOW in de Fibrant B.V. cao worden opgenomen en ingaan per 1 januari 2021.
Looptijd
De Bedrijfs-AOW heeft een looptijd van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2025. De regeling eindigt van rechtswege en hoeft niet te worden opgezegd. Het is een standaardregeling, afwijken kan alleen indien dit uitdrukkelijk is aangegeven
Wie kan deelnemen
- Vanaf 1 januari 2021 kunnen medewerkers in de continudienst, de 2 ploegendienst en medewerkers met een vaste consignatievergoeding (wachtdienst), die maximaal 36 maanden voor hun AOW gerechtigde leeftijd zitten, deelnemen.
- Vanaf 1 januari 2022 kunnen alle medewerkers die maximaal 36 maanden voor hun AOW gerechtigde leeftijd zitten, deelnemen.
- De medewerker moet minimaal 2 jaar vóór aanvang van de Bedrijfs-AOW bij Fibrant in dienst zijn.
Aanvraag
Deelname aan de Bedrijfs-AOW kan vanaf de 1e van een maand volgend op het moment dat je in aanmerking komt voor de regeling. De periode van deelname kan variëren van 1 tot maximaal 36 maanden en kan nooit langer duren dan het moment dat de AOW leeftijd is bereikt.
De maand waarin de AOW-leeftijd wordt bereikt, wordt naar rato betaald. Met het ingaan van de Bedrijfs-AOW periode wordt het dienstverband met Fibrant B.V. beëindigd.
Het uitgangspunt is wederzijdse goedkeuring. Om gebruik te kunnen maken, dient de aanvraag minimaal 7 maanden vóór de gewenste ingangsdatum tot deelname ingediend te worden bij de afdeling People & Culture. Voor medewerkers die al in januari 2021 in aanmerking komen voor de regeling is 7 maanden niet meer haalbaar. Voor hen zal een uitzondering worden gemaakt.
Na ontvangst van de aanvraag wordt binnen 1 maand een beslissing genomen. Als een aanvraag wordt afgewezen, wordt dit gemotiveerd. Een aanvraag kan alleen worden afgewezen op grond van zwaarwegende bedrijfsomstandigheden. Als de medewerker het niet eens is met de motivering, kan bezwaar gemaakt worden bij een hardship commissie. Hierin zetelen een OR vertegenwoordiger en de Director People & Culture. De betreffende lijnmanager zal hierbij aansluiten.
Bijdrage medewerker
Wanneer je gebruik wilt maken van de regeling:
- Maak je geen aanspraak op de eenmalige uitkering bij pensionering (Bijlage 7 Fibrant cao)
- Lever je voor iedere maand Bedrijfs-AOW 10 vakantie-uren in (8,4 vakantie-uren medewerker 5 ploegendienst).
Voor aanvang van deelname aan de Bedrijfs-AOW worden de verlofuren achtereenvolgens van het saldo TOR-tegoed (restant van de 832 uur TOR tegoed, 700 bij medewerker in continudienst), verlofspaarregeling en/of rekening courant afgeboekt. Indien deze spaarsaldi niet toereikend zijn, kan je uren aankopen middels MyChoice.
Laatste fase van werken en einde arbeidsovereenkomst
Je maakt samen met je leidinggevende afspraken over de invulling van de laatste fase van werken in de periode voorafgaand aan je deelname aan de Bedrijfs-AOW.
Je gaat uit dienst bij Fibrant B.V. met het doel van de Bedrijfs-AOW gebruik te gaan maken. Fibrant B.V. en jij ondertekenen een overeenkomst (wederzijdse goedkeuring) om de afspraken vast te leggen. Je kan dan aanspraak maken op een periodieke uitkering Bedrijfs-AOW.
Uitkering
Bij deelname aan de Bedrijfs-AOW ontvang je een jaarlijkse uitkering via PDN. De uitkering wordt jaarlijks bijgesteld aan de hand van de wijzigingen in de hoogte van de AOW-uitkering (voor 2020 is deze bijdrage € 1.770 euro bruto per maand oftewel van € 21.240 bruto per jaar). De uitkering kan nooit hoger zijn dan het maximale fiscaal vrijgestelde bedrag van RVU heffing.
De uitkering wordt door PDN aan de medewerker uitbetaald en eindigt bij het bereiken van de AOW gerechtigde leeftijd of bij overlijden vóór die datum.
Deeltijders en Medische Deeltijders
Medewerkers die in deeltijd werken en aan de regeling deelnemen, leveren vakantie uren naar rato in. Zij ontvangen naar rato de uitkering. Dit is eveneens van toepassing op medewerkers met een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering (medische deeltijders).
Nevenactiviteiten
Tijdens de periode van de Bedrijfs-AOW kun je geen werkzaamheden voor derden (niet Fibrant B.V.) gaan verrichten. Er kan jaarlijks inkomen worden verdiend tot maximaal 20% van de pensioengrondslag. Je bent verplicht deze nevenactiviteiten te melden en op verzoek van PDN alle relevante bewijsstukken aan PDN te overleggen. Eventuele meer inkomsten worden volledig op de uitkering gekort.
Anti-cumulatie
De regeling Bedrijfs-AOW kan niet cumuleren met andere regelingen zoals een (wettelijke) transitievergoeding of een uitkering uit hoofde van het Sociaal Plan Fibrant B.V.
Er vindt geen compensatie of anderszins plaats voor het niet of niet tijdig (kunnen) deelnemen aan de Bedrijfs-AOW.
Keuze om pensioen naar voren te halen
Als je deelneemt aan de Bedrijfs-AOW heb je 2 keuzes:
- Je gaat met ontslag met gebruikmaking van de Bedrijfs-AOW en laat je pensioen op je AOW gerechtigde leeftijd ingaan.
- Je gaat met ontslag en laat het pensioen 1, 2 of 3 jaar vóór de AOW leeftijd samen met de Xxxxxxxx-AOW ingaan.
In de nieuwe Pensioenplanner van PDN kun je deze beide opties zelf bekijken en zien wat dat financieel voor jou betekent.
Je dient er rekening mee te houden dat bij deelname aan deze Bedrijfs-AOW je met ontslag gaat en dat de pensioenopbouw stopt op het moment dat de Bedrijfs-AOW start.
Instructie Pensioenplanner
Je gaat naar de website xxx.xxxxxxxxxxx.xx en kunt met je DIGI-D inloggen in de nieuwe Pensioenplanner van PDN.
Kies bij ‘Mijn gegevens’ de optie ‘overige aanspraken’. Kies ‘voeg een aanspraak toe’. Vul dan de gegevens in van de Fibrant Bedrijfs-AOW. De aanvangsleeftijd is de leeftijd waarop je van de Fibrant Bedrijfs-AOW gebruik gaat maken. De eindleeftijd is je AOW- leeftijd. Het jaarbedrag is €
21.240 (dit is nog indicatief).
Als je nog bij andere instanties pensioenaanspraken hebt opgebouwd, dan kun je die ook op deze plaats toevoegen. Gebruik in dat geval de ingangsleeftijd die bij dat pensioen hoort (meestal is dat je AOW-leeftijd).
Ga vervolgens in het menu ‘Planner’ naar ‘Keuzemogelijkheden’. Hier klik je in het overzicht
onder de grafiek op ‘Met pensioen’. Kies hier voor ‘ja’ bij de vraag ‘Wil je een pensioenleeftijd
kiezen?’. Xxxx vervolgens ‘nee’ bij de vraag over deeltijdpensioen. Geef dan de leeftijd in waarop
je van de Fibrant Bedrijfs-AOW gebruik wilt maken.
De grafiek toont de effecten van jouw keuze op het pensioen. Je kunt hier verder mee aan de slag bij de verschillende menu opties. Bijvoorbeeld onder ‘Uitruil/variëren’ kun je de hoogte van het pensioen variëren. Daarmee kun je sturen op een levenslang gelijkblijvend pensioen.
Bijlage 8 Protocolafspraken voor de looptijd van deze cao
1. Duurzame inzetbaarheid (DI)
Partijen zullen gefaseerd initiatieven gericht op duurzame inzetbaarheid ontwikkelen en implementeren. De medewerker is de drijvende kracht achter zijn eigen duurzame inzetbaarheid en de werkgever biedt de noodzakelijke faciliteiten. De initiatieven moeten er toe bijdragen dat medewerkers zich gedurende hun gehele loopbaan blijven ontwikkelen, met plezier werken en inzetbaar blijven. De werkgever zal zich in dit kader maximaal inspannen om dit te faciliteren.
Werkgever en de medewerker hebben een jaarlijks DI-gesprek, tenzij zij in een eerder gehouden DI-gesprek over de frequentie of de vorm andere afspraken maakten. De in het DI-gesprek overeengekomen doelstellingen en afspraken zullen, nadat het formele PDR-gesprek heeft plaatsgevonden, worden vastgelegd als PDR-afspraak zodat op zorgvuldige wijze de monitoring op kwaliteit kan worden gedaan.
De dialoog tussen manager en medewerker moet centraal staan in de aanpak van duurzame inzetbaarheid.
Gezocht wordt naar mogelijkheden om de vitaliteit van medewerkers te vergroten waardoor het aanpassingsvermogen van medewerkers behouden blijft of wordt vergroot. Hieraan kan invulling gegeven worden door bijvoorbeeld: voorlichting over gezonde voeding en eetpatronen, werken aan persoonlijke vitaliteit, persoonlijk welzijn, bewegingsleer, stress (beleving), coaching en/of noodzakelijke ergonomische maatregelen en het voorbeeldgedrag door het leidinggevend management in dit kader.
Belangrijke partner in het kader van vitaliteit is de Arbodienst die door middel van een proactief preventiebeleid de bewustwording zal stimuleren.
Partijen erkennen dat extra aandacht gewenst is om ook de ouder wordende medewerker gezond, gemotiveerd, betrokken en zo optimaal inzetbaar te houden. Om deze reden is het belangrijk om met medewerkers tijdens het DI-gesprek de belasting en belastbaarheid aan de orde te stellen. Afhankelijk van de specifieke situatie kunnen mogelijke aanpassingen in het individuele takenpakket en/of werkomstandigheden worden besproken.
De cao biedt in dit kader al een palet aan mogelijkheden die zullen worden opgenomen als bijlage van het DI-format (IDP) zoals:
- MyChoice
- Verlofsparen
- TOR
- Deeltijd
- Deeltijdpensioen
- Demotiebeleid
- Beperking van de verplichting tot overwerk en/of consignatie
- Individueel maatwerk
- Vrijwillige demotie
Partijen spreken af gezamenlijk te blijven zoeken naar oplossingen die aansluiten bij de behoefte van de medewerker en de organisatie en die kunnen worden toegevoegd aan het DI-beleid.
Hierbij valt te denken aan aanpassing van de bestaande werkzaamheden (bijvoorbeeld jobcarving, mentortaken, het inrichten van duo-triobanen al dan niet in relatie tot TOR). Ook zal worden gekeken naar het arbeidsvoorwaardelijk kader.
2. Sociaal Plan
De afdeling People & Culture heeft, samen met een werkgroep van kaderleden, een nieuw Sociaal Plan uitgewerkt. Dit plan loopt van 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2023.
3. Xxxxxxxxxxxxxxx
0x. Participatiewet, Wajong
Fibrant B.V. spant zich in om proefplaatsingen aan te bieden voor 2 mensen die vallen onder de werkingssfeer van de participatiewet. Het is de intentie om de proefplaatsing om te zetten in een dienstverband. Voorwaarde is dat de medewerker geschikt is en dat er mogelijkheden in de organisatie zijn.
3b. Chemelot Site Mobiliteitsinitiatieven
Fibrant B.V. doet actief mee met het initiatief op de Chemelot-site dat als doel heeft de mobiliteitsmogelijkheden tussen werkgevers op de site te vergroten. De vakorganisaties zullen hierbij worden betrokken.
3c. Stages
Fibrant B.V. streeft er naar minimaal 12 stageplaatsen per jaar in te vullen. Fibrant B.V. streeft naar een goede verdeling over de opleidingsniveaus (MBO/HBO/WO).
3d. Werkgelegenheidsgelden
Fibrant B.V. stelt een bijdrage beschikbaar voor werkgelegenheidsprojecten in Limburg. De bijdrage is 0,08% van de loonsom van Fibrant B.V. per jaar.
De bijdrage zal in de regio Limburg in 2017/2018 worden gebruikt ter (co)financiering van adequate arbeidsmarktprojecten ter verbetering van de positie van specifieke (kwetsbare) doelgroepen op de arbeidsmarkt met bijzondere aandacht voor jongeren. Ten aanzien van jongeren zal vooral worden gekeken op welke wijze andere werkgevers hierbij kunnen worden betrokken. Een ander deel zal worden gebruikt voor de verbetering van de ontwikkeling van de industriële arbeidsmarkt in de regio’s. Dit gebeurt door onder andere opleidingsprojecten voor industrie-relevante groepen en het zorgen voor een betere afstemming tussen industrie en onderwijs.
Voorwaarde voor het gebruik van de bijdrage is een breed draagvlak door bijvoorbeeld inschakeling van deskundige instanties zoals de Stichting ‘Maak het in de techniek’ en cofinanciering door andere partijen.
Partijen spreken af dat de werkgelegenheidsprojecten 1x per jaar in de GO zullen worden geëvalueerd.
4a. Uitzendkrachten
Fibrant B.V. zal voor uitzendkrachten vanaf dag 1 de inlenersbeloning toepassen (equal pay) bestaande uit jaarsalaris (incl. individuele en collectieve salarisgroei), roostertoeslagen, vergoedingen (zoals bijv. woon-werkverkeer) en bijzondere beloningen (zoals bijv. overwerk). De resultaatbeloning is van toepassing op uitzendkrachten die het hele betreffende kalenderjaar werkzaam zijn geweest voor Fibrant B.V.
4b. Flexibele arbeidskrachten
Uitgangspunt is dat in principe alle werkzaamheden die binnen Fibrant B.V. in Nederland moeten worden verricht en die een doorlopend karakter dragen in beginsel door eigen personeel worden uitgevoerd.
Alleen na voorafgaand overleg met de ondernemingsraad zal gebruik worden gemaakt van personeel van derden, waaronder uitzendkrachten. Indien daardoor de positie van het eigen personeel niet in gevaar wordt gebracht.
In de volgende gevallen kan personeel van derden worden ingeschakeld:
- bepaalde specialistische werkzaamheden;
- incidentele piekbelasting;
- uitzonderlijke pieken in het ziekteverzuim;
- onvervulde vacatures voor bepaalde tijd;
- tijdelijke overgangsfase in de organisatie ten gevolge van voorgenomen structurele wijzigingen.
De werkgever zal de ondernemingsraad inlichten over:
- naam en adres van de uitlener(s);
- aard en geschatte duur van de werkzaamheden;
- het aantal personeelsleden van derden, waaronder uitzendkrachten;
- de arbeidsvoorwaarden.
5. Fiscale verrekening reiskostenvergoeding
Fibrant B.V. zal, mits mogelijk binnen de wetgeving, fiscale verrekening van de reiskostenvergoeding woon-werkverkeer toestaan.
- 56 -