Vanaf 1 januari 2017 beheerd door: OFP DuPont European Pension Fund
Versie 1 januari 2018
Pensioenreglement Middelloonregeling
voor de werknemers van: DuPont de Nemours (Nederland) B.V.
DuPont Filaments Europe B.V. Pioneer Seed Holding Nederland B.V.
Vanaf 1 januari 2017 beheerd door: OFP DuPont European Pension Fund
Instelling voor bedrijfspensioenvoorziening Ingeschreven bij de FSMA onder nummer 50.612
Inhoudsopgave
artikel 1 Definities
artikel 2 Deelnemerschap
artikel 3 Vaststelling pensioensalaris artikel 4 Vaststelling franchise artikel 5 Vaststelling grondslagen artikel 6 Pensioenjaren
artikel 7 Omschrijving van de pensioenaanspraken artikel 8 Ouderdomspensioen
artikel 9 Partnerpensioen
artikel 10 Wezenpensioen
artikel 11 Vervroeging of uitstel van de reguliere pensioendatum artikel 12 Pensioen en doorwerken
artikel 13 Ruil partnerpensioen en ouderdomspensioen artikel 14 Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen artikel 15 Beëindiging van het deelnemerschap
artikel 16 Premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid artikel 17 Voortzetting tijdens onbetaald verlof
artikel 18 Waardeoverdracht
artikel 19 Afkoop
artikel 20 Pensioenverevening artikel 21 Bijzonder partnerpensioen
artikel 22 Uitbetaling van de pensioenen artikel 23 Toeslagen
artikel 24 Financiering
artikel 25 Voorbehouden
artikel 26 Onderfinanciering
artikel 27 Wijziging pensioenreglement artikel 28 Verzekeringen
artikel 29 Informatieverstrekking
artikel 30 Deelnemersverplichtingen
artikel 31 Afkoop, vervreemding, zekerheidstelling artikel 32 Onvoorziene gevallen
artikel 33 Inwerkingtreding, toepasselijk recht, forumkeuze artikel 34 Overgangsbepalingen
Bijlage I Bedragen
Bijlage II Factoren
Bijlage III Uitwerking financieel beleid
PENSIOENREGLEMENT
ARTIKEL 1 DEFINITIES
In dit pensioenreglement wordt verstaan onder:
AOW : Algemene Ouderdomswet.
AOW-gerechtigde leeftijd : de pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in
artikel 7a, eerste lid van de AOW.
AOW-uitkering
voor gehuwden : het per de Peildatum geldende bruto-
ouderdomspensioen krachtens de AOW voor een gehuwde persoon, zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en vijfde lid, onderdeel b, van de AOW, vermeerderd met de vakantieuitkering.
Arbeidsongeschikt(heid) : arbeidsongeschikt(heid) in de zin van de WIA.
Arbeidstijd : het tussen de Werkgever en Werknemer overeengekomen aantal uren dat per week arbeid wordt verricht.
Bestuur : de Raad van Bestuur van het DEPF, die met inachtneming van de terzake uitgebrachte adviezen van het Pensioencomité, bevoegd is tot het nemen van beslissingen met betrekking tot de uitvoering van het onderhavige pensioen- reglement van de Werkgever.
Bijzonder partnerpensioen : het deel van het partnerpensioen van de
(Gewezen) deelnemer of Gepensioneerde waarop de Ex-partner op de Scheidingsdatum aanspraak of recht heeft gekregen jegens het DEPF.
Deelnemer : de (gewezen) Werknemer die op grond van de Pensioenovereenkomst pensioenaanspraken verwerft jegens het DEPF.
Deelnemersbijdrage : een door de (Gewezen) deelnemer verschuldigde
bijdrage die onafhankelijk van het geslacht van de (Gewezen) deelnemer is vastgesteld.
Deeltijdwerker : de Deelnemer voor wie de Arbeidstijd minder
bedraagt dan de Volledige arbeidstijd.
Deeltijdfactor : de breuk waarvan de teller gelijk is aan de contractuele Arbeidstijd van de Deeltijdwerker en de noemer gelijk is aan de voor de Deelnemer geldende Volledige arbeidstijd.
DEPF : DuPont European Pension Fund. Dit is een in België gevestigde pensioeninstelling (Organisme voor de financiering van Pensioenen, OFP) die beschikt over de benodigde toelatingen en vergunningen om met de Werkgever overeen- komsten te sluiten over het onderbrengen van de pensioenovereenkomsten van haar Werknemers (uitvoering van de Pensioenovereenkomst/het pensioenreglement).
Dienstbetrekking : de dienstbetrekking krachtens arbeids-
overeenkomst als bedoeld in artikel 7:610 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek.
Ex-partner : degene die Partner is geweest in de zin van deze Pensioenregeling en
a. van wie het huwelijk met de (Gewezen) deelnemer of Gepensioneerde is beëindigd door echtscheiding of door ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed; of
b. van wie het geregistreerde partnerschap met de (Gewezen) deelnemer of Gepensioneerde is beëindigd anders dan door dood of vermissing dan wel omzetting van het geregistreerd partnerschap in een huwelijk; of
c. van wie de gezamenlijke huishouding met de (Gewezen) deelnemer of Gepensioneerde is beëindigd anders dan door overlijden of het aangaan van een huwelijk dan wel geregistreerd partnerschap met dezelfde Partner als met wie de gezamenlijke huishouding bestond; of
d. in geval van pensioenverevening tevens: die van de (Gewezen) deelnemer of Gepensioneerde is gescheiden van tafel en bed.
Franchise : het deel van het Pensioensalaris dat voor de berekening van de pensioenaanspraken buiten beschouwing blijft, als bedoeld in artikel 4 van dit pensioenreglement.
Gepensioneerde : de Pensioengerechtigde voor wie het
ouderdomspensioen is ingegaan.
Gewezen deelnemer : de (gewezen) Werknemer door wie op grond van
de Pensioenovereenkomst geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens het DEPF.
Kind : a. het kind met wie de (Gewezen) deelnemer of Gepensioneerde als vader of moeder in familierechtelijke betrekking staat, mits de familierechtelijke betrekking vóór de Pensioendatum is ontstaan; en/of
b. het stiefkind of pleegkind dat tot het overlijden van de (Gewezen) deelnemer of Gepensioneerde door hem als eigen kind werd onderhouden en opgevoed, mits dit onderhoud en deze opvoeding zijn aangevangen vóór de Pensioendatum.
Met vader of moeder wordt in dit pensioen- reglement de vader of moeder in de zin van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bedoeld.
Levensloopverlof : de periode van verlof waarin de Gewezen
deelnemer recht heeft op een uitkering uit hoofde van een levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964 (oud).
Loonindex : het percentage waarmee het door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde indexcijfer cao-lonen particuliere bedrijven incl. bijzondere beloningen, zich over de maand oktober voorafgaande aan de Peildatum ten opzichte van de maand oktober van het jaar daarvoor heeft ontwikkeld.
Maximum pensioensalaris : het maximale pensioengevend loon in de zin van
artikel 18ga van de Wet op de loonbelasting 1964 zoals opgenomen in bijlage I bij dit pensioen- reglement.
Middelenverbintenis : verbintenis van het DEPF om de haar toever-
trouwde gelden zo goed mogelijk te beheren met het oog op de uitvoering van de Pensioenregeling, ongeacht de aard van de pensioenuitkeringen zoals vastgelegd in artikel 2 WIBP.
Nabestaande : de Partner van de (Gewezen) deelnemer of Gepensioneerde op het moment van diens overlijden.
Ondernemingsraad : de ondernemingsraad van de Werkgever.
Partner : degene met wie de (Gewezen) deelnemer of Gepensioneerde vóór de Pensioendatum:
a. is gehuwd of een bij de burgerlijke stand geregistreerd partnerschap is aangegaan; of
b. een gezamenlijke huishouding voert en:
- de partners een notarieel samenlevings- contract hebben; en
- de partners niet zijn gehuwd en geen geregistreerd partnerschap zijn aangegaan met anderen; en
- er geen sprake is van een relatie tussen twee personen die bloed- of aanverwanten in de rechte lijn van afstamming van elkaar zijn; en
- de gezamenlijke huishouding minimaal 6 maanden bestaat; en
- de (Gewezen) deelnemer of Gepensioneerde zijn Partner schriftelijk heeft aangemeld bij het DEPF.
Peildatum : 1 januari van ieder jaar. Pensioencomité : het DuPont Nederland Pensioencomité,
dat kwalificeert als Sociaal Comité in de
zin van artikel 34 van de WIBP. Dit comité is ingesteld voor de uitvoering van de toepasselijke bepalingen van de Nederlandse sociale- en arbeidswetgeving die gelden voor de uitvoering van de Pensioenovereenkomsten zoals onder- gebracht in de Sectie DuPont Nederland.
De rechten en verplichtingen van het Pensioencomité zijn vastgelegd in het Charter voor het DuPont Nederlands Pensioencomité.
Pensioendatum : de Reguliere pensioendatum of op verzoek en met
inachtneming van dit pensioenreglement, de eerste dag van een eerdere of latere maand.
Pensioengerechtigde : degene voor wie op grond van de Pensioen-
overeenkomst het pensioen is ingegaan.
Pensioengrondslag : de Pensioengrondslag als bedoeld in artikel 5 van
dit pensioenreglement.
Pensioenjaren : De Pensioenjaren als bedoeld in artikel 6 van dit
pensioenreglement.
Pensioenovereenkomst : hetgeen tussen de Werkgever en de Werknemer
is overeengekomen omtrent pensioen voor zover dit de defined benefit pensioentoezegging van de Werkgever betreft.
Pensioenregeling : de regeling zoals die is vervat in dit
pensioenreglement.
Pensioensalaris : het Pensioensalaris als bedoeld in artikel 3 van dit
pensioenreglement.
Pensioenwet : de Nederlandse Wet van 7 december 2006 houdende regels betreffende pensioenen.
Prijsindex : het percentage waarmee het door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde Consumenten Prijsindexcijfer, Alle huishoudens, zich over de maand oktober voorafgaande aan de Peildatum ten opzichte van de maand oktober van het jaar daarvoor heeft ontwikkeld.
Reguliere pensioendatum : de eerste dag van de maand volgend op de maand
waarin de (Gewezen) deelnemer de 67-jarige leeftijd bereikt.
Scheiding : a. echtscheiding; of
b. scheiding van tafel en bed; of
c. beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden; of
d. ontbinding van het geregistreerd partner- schap op verzoek van (één van) de partners.
Scheidingsdatum : a. de datum waarop de echtscheidings-
beschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand; of
b. de datum waarop de beschikking van ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand; of
c. de datum waarop de rechtelijke uitspraak na de ontbinding van het geregistreerd partnerschap, is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand; of
d. de datum waarop de gezamenlijke verklaring na de beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden, is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand; of
e. de datum waarop de partners die een gezamenlijke huishouding voerden, hun gezamenlijke huishouding hebben beëindigd, blijkens een schriftelijke verklaring van de (Gewezen) deelnemer of Gepensioneerde.
Sectie DuPont Nederland : de door het DEPF voor de uitvoering van dit
pensioenreglement afzonderlijk beheerde pensioenverplichtingen zoals door de Werkgever zijn ondergebracht en de daaraan toegerekende beleggingen. Dit vermogen wordt door middel van een administratieve ringfencing gescheiden van het overige vermogen van het DEPF.
Toezichthouder : de FSMA, de Belgische pensioentoezichthouder,
voor zover belast met de uitoefening van het toezicht op het DEPF bij of krachtens artikel 4 WIBP, dan wel De Nederlandsche Bank of de Autoriteit Financiële Markten.
Vakorganisaties : de partijen met wie de Werkgever een collectieve
pensioenovereenkomst heeft gesloten.
Volledige arbeidstijd : de Arbeidstijd die, overeenkomstig de voor de
Werknemer geldende collectieve of individuele arbeidsovereenkomst, behoort bij een volledige Dienstbetrekking.
Werkgever : DuPont de Nemours (Nederland) B.V., DuPont Filaments Europe B.V. en Pioneer Seed Holding Nederland B.V.
Werknemer : x. xxxxxx die krachtens een arbeids- overeenkomst, aangegaan vóór 1 juli 2013, in dienst is van DuPont de Nemours (Nederland)
B.V. of DuPont Filaments Europe B.V.; of
b. degene in dienst van Pioneer Seed Holding Nederland B.V. voor wie deze Pensioen- regeling in de individuele arbeids- overeenkomst per 1 januari 2017 van toepassing is verklaard.
WIA : Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
WIBP : de Belgische Wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de Instellingen voor Bedrijfspensioenvoorziening en haar uitvoerings- besluit, het Koninklijk Besluit van 12 januari 2007 betreffende het prudentiële toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening.
Ziekte : ziekte in de zin van artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek dan wel in de zin van de Ziektewet.
Waar in dit pensioenreglement gesproken wordt over Deelnemers, wordt bedoeld: mannelijke en vrouwelijke Deelnemers, en waar gesproken wordt over hem en/of hij, wordt bedoeld: hem/haar of hij/zij.
ARTIKEL 2 DEELNEMERSCHAP
1 Een Werknemer wordt als Deelnemer in deze regeling opgenomen op de eerste dag van de maand samenvallend met dan wel volgend op de dag waarop de Dienstbetrekking van de Werknemer is aangevangen, maar niet eerder dan de ingangsdatum van dit pensioenreglement.
2 Het deelnemerschap eindigt:
a. per de datum dat de Deelnemer overlijdt;
b. op de Pensioendatum;
c. op de datum waarop de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, anders dan door overlijden of pensionering.
3 Het deelnemerschap wordt aansluitend op beëindiging van de arbeids- overeenkomst voortgezet gedurende de periode waarin de Deelnemer recht heeft op opbouw van pensioen wegens Arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 16. Bij een gedeeltelijke voortzetting wegens Arbeidsongeschiktheid wordt het deelnemerschap voortgezet voor het gedeelte waarvoor voortzetting wordt verleend.
4 Het bepaalde in lid 3 laat het recht op waardeoverdracht in de zin van artikel 71 van de Pensioenwet wat betreft de in het verleden bij het DEPF opgebouwde aanspraken onverlet. Lid 3 is evenwel niet van toepassing voor de Deelnemer die de betreffende waarde reeds heeft doen overdragen.
5 Na een daartoe strekkend verzoek van de Werkgever en indien voldaan wordt aan de wettelijke voorwaarden, kan het deelnemerschap in stand blijven ingeval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst van een Deelnemer in verband met uitzending door de Werkgever naar het buitenland.
ARTIKEL 3 VASTSTELLING PENSIOENSALARIS
1 Voor de toepassing van het bepaalde in dit pensioenreglement wordt bij aanvang van het deelnemerschap en vervolgens jaarlijks op de Peildatum het Pensioensalaris van de Deelnemer vastgesteld.
2 Het Pensioensalaris is gelijk aan twaalf maal het per de Xxxxxxxxx geldende bruto maandsalaris vermeerderd met de ploegentoeslag, alsmede de daarover berekende vakantietoeslag en de 13e maand op basis van het jaarsalaris van de Deelnemer op die datum.
3 Voor een Deeltijdwerker wordt voor toepassing van dit pensioenreglement het Pensioensalaris herrekend naar het Pensioensalaris dat bij de Volledige arbeidstijd zou hebben gegolden.
4 Het Pensioensalaris is nooit hoger dan het daadwerkelijk genoten salaris, tenzij artikel 16 of 17 van dit pensioenreglement van toepassing is.
Het Pensioensalaris bedraagt op jaarbasis niet meer dan het Maximum pensioensalaris.
ARTIKEL 4 VASTSTELLING FRANCHISE
1 Voor de toepassing van dit pensioenreglement wordt jaarlijks per de Peildatum een Franchise vastgesteld. De geldende Franchise is opgenomen in bijlage I.
2 De Franchise is gelijk aan de wettelijk vastgestelde minimumfranchise ingevolge de Wet op de loonbelasting 1964, zijnde 100/75 maal de AOW- uitkering voor gehuwden per 1 januari, vermeerderd met de vakantietoeslag.
ARTIKEL 5 VASTSTELLING GRONDSLAGEN
1 Voor de toepassing van dit pensioenreglement wordt voor iedere Deelnemer bij aanvang van het deelnemerschap en vervolgens jaarlijks op de Peildatum een Pensioengrondslag vastgesteld.
2 De Pensioengrondslag is gelijk aan het Pensioensalaris verminderd met de Franchise.
3 Een salarisverhoging, die gedurende het jaar plaatsvindt, wordt per de eerstvolgende Peildatum verwerkt in de Pensioengrondslag. Bij een salarisverlaging gedurende het jaar wordt de Pensioengrondslag, in afwijking van het bepaalde in lid 1, aangepast per de eerste dag van de maand waarin de salarisverlaging plaatsvindt.
ARTIKEL 6 PENSIOENJAREN
1 Als Pensioenjaren tellen mee alle jaren die de Werknemer krachtens een ononderbroken arbeidsovereenkomst bij de Werkgever heeft doorgebracht vanaf 1 januari 2018 tot aan de Reguliere pensioendatum. Tevens tellen mee alle extra Pensioenjaren die aan de Deelnemer zijn toegekend op grond van artikel 18 lid 2 en lid 5, alsmede artikel 34.
2 Het aantal Pensioenjaren wordt bepaald in maanden nauwkeurig. Hierbij wordt een jaar op 12 maanden gesteld en een gedeelte van een maand voor een volle maand gerekend.
3 Indien een Deelnemer in een periode minder dan de Volledige arbeidstijd heeft gewerkt bij de Werkgever zal die periode voor de vaststelling voor een Pensioenjaar slechts in aanmerking worden genomen naar rato van de Deeltijdfactor.
4 Voor toekomstige Pensioenjaren zal worden uitgegaan van de laatst geldende Deeltijdfactor.
ARTIKEL 7 OMSCHRIJVING VAN DE PENSIOENAANSPRAKEN
1 Met inachtneming van de bepalingen van dit pensioenreglement geeft het deelnemerschap recht op:
a. een levenslang ouderdomspensioen ten behoeve van de (Gewezen) deelnemer;
b. een levenslang partnerpensioen ten behoeve van de Partner van de (Gewezen) deelnemer of Gepensioneerde;
c. een wezenpensioen ten behoeve van ieder pensioengerechtigd Kind van de (Gewezen) deelnemer of Gepensioneerde.
Het DEPF heeft bij de uitvoering van de statutaire verplichtingen een Middelenverbintenis jegens de Werkgever zoals beschreven in artikel 2 WIBP. De Werkgever heeft een resultaatsverbintenis jegens het DEPF en de (Gewezen) deelnemers, Ex-partners en Pensioengerechtigden.
2 De Pensioenovereenkomst die is vastgelegd in dit pensioenreglement is een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Een uitkerings- overeenkomst is een pensioenovereenkomst inzake een vastgestelde pensioenuitkering.
3 Bij de vaststelling van de rechten en aanspraken worden de in de Wet op de loonbelasting 1964 aangegeven fiscale maxima in acht genomen.
ARTIKEL 8 OUDERDOMSPENSIOEN
1 Duur
Het jaarlijks ouderdomspensioen gaat in op de Reguliere pensioendatum en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de Gepensioneerde overlijdt.
2 Grootte
Voor ieder Pensioenjaar wordt een aanspraak op een jaarlijks ouderdomspensioen toegekend ter grootte van 1,738% van de laatstelijk vastgestelde Pensioengrondslag.
ARTIKEL 9 PARTNERPENSIOEN
1 Duur
Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de (Gewezen) deelnemer of de Gepensioneerde overlijdt en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de Nabestaande overlijdt.
2 Grootte
a. Bij overlijden van een Deelnemer heeft zijn Partner recht op een partnerpensioen gelijk aan 70% van het ouderdomspensioen dat de Deelnemer – bij een ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap op basis van de laatstelijk vastgestelde Pensioengrondslag – op de Reguliere pensioendatum zou hebben bereikt.
b. Bij overlijden van een Gewezen deelnemer of Gepensioneerde heeft zijn Partner recht op een partnerpensioen ter grootte van de op het moment van overlijden aanwezige aanspraak op partnerpensioen.
3 Indien op grond van artikel 21 een aanspraak op Bijzonder partnerpensioen is toegekend, wordt deze aanspraak op het volgens lid 2 vastgestelde partnerpensioen in mindering gebracht.
4 Een (Gewezen) deelnemer of Gepensioneerde heeft slechts aanspraak op partnerpensioen voor één Partner. Huwelijk en geregistreerd partnerschap gaan daarbij vóór een gezamenlijke huishouding.
5 Indien voor een Partner met wie de Gepensioneerde een gezamenlijke huishouding voert aanspraak op partnerpensioen bestaat, blijft deze aanspraak bestaan als de Gepensioneerde na de Pensioendatum aansluitend aan die gezamenlijke huishouding met die Partner in het huwelijk treedt of een geregistreerd partnerschap aangaat.
ARTIKEL 10 WEZENPENSIOEN
1 Duur
Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de (Gewezen) deelnemer of de Gepensioneerde overlijdt en wordt uitgekeerd:
− tot en met de laatste dag van de maand waarin het Kind de 18-jarige leeftijd bereikt; of
− tot en met de laatste dag van de maand waarin het Kind de 27-jarige leeftijd bereikt, indien en voor zolang het Kind volledig onderwijs in de zin van de Wet studiefinanciering 2000 volgt of voor 45% of meer Arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet arbeidsongeschiktheids- voorziening jonggehandicapten; of
− tot en met de laatste dag van de maand van eerder overlijden van het Kind.
2 Grootte
a. Bij overlijden van een Deelnemer hebben diens pensioengerechtigde Kinderen ieder recht op een wezenpensioen gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen dat de Deelnemer – bij een ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap op basis van de laatstelijk vastgestelde Pensioengrondslag – op de Reguliere pensioendatum zou hebben bereikt.
b. Bij overlijden van een Gewezen deelnemer of Gepensioneerde hebben diens pensioengerechtigde Kinderen ieder recht op een wezenpensioen ter grootte van de op het moment van overlijden aanwezige aanspraak op wezenpensioen.
3 Volle wezen
Het wezenpensioen wordt verdubbeld voor een Kind van wie beide ouders zijn overleden. Onder ouder wordt in dit verband verstaan de (Gewezen) deelnemer of de Gepensioneerde en degene die als vader of moeder tot het Kind in familierechtelijke betrekking stond. Bij pleegkinderen wordt onder ouder mede begrepen degene die samen met de (Gewezen) deelnemer of de Gepensioneerde het pleegkind als eigen kind onderhield en opvoedde.
ARTIKEL 11 VERVROEGING OF UITSTEL XXX XX XXXXXXXXX XXXXXXXXXXXXX
0 Xxxxxxxxxxx
Xx (Xxxxxxx) deelnemer kan ervoor kiezen om het ouderdomspensioen op een eerder tijdstip dan de Reguliere pensioendatum te laten ingaan binnen de daarvoor geldende fiscale grenzen en voor zover er geen sprake is van Arbeidsongeschiktheid. Het pensioen kan echter niet eerder ingaan dan de eerste dag van de maand volgend op die waarin de (Gewezen) deelnemer de 55-jarige leeftijd bereikt.
2 a. Indien de Pensioendatum meer dan vijf jaar vóór de AOW-gerechtigde leeftijd van de (Gewezen) deelnemer ligt, is de keuze voor een vervroegde Pensioendatum alleen mogelijk indien de (Gewezen) deelnemer het arbeidzame leven overeenkomstig beëindigt en mits na vervroeging sprake blijft van een pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964.
b. Indien de Pensioendatum minder dan vijf jaar vóór de AOW-gerechtigde leeftijd van de (Gewezen) deelnemer ligt, is deze niet verplicht om het arbeidzame leven te beëindigen.
3 Uitstel
De Deelnemer kan ervoor kiezen het ouderdomspensioen op een later tijdstip dan de Reguliere pensioendatum te laten ingaan. Uitstel van de Pensioendatum is evenwel alleen mogelijk met instemming van de Werkgever en uitsluitend:
a. zolang de Deelnemer nog een voortgezette Dienstbetrekking met de Werkgever heeft; en
b. tot uiterlijk de eerste dag van de maand waarin de Deelnemer de leeftijd bereikt die vijf jaar hoger is dan de AOW-gerechtigde leeftijd.
Indien en voor zover gedurende de uitstelperiode de Dienstbetrekking met de Werkgever wordt beëindigd of de Arbeidstijd wordt verminderd gaat het ouderdomspensioen in.
4 De periode gelegen tussen de Reguliere pensioendatum en de uitgestelde Pensioendatum wordt, in afwijking van het bepaalde in artikel 6 lid 1, in aanmerking genomen voor de vaststelling van het aantal Pensioenjaren in de zin van dit pensioenreglement.
5 Berekening
Indien het ouderdomspensioen eerder of later ingaat dan op de Reguliere pensioendatum wordt het verlaagd respectievelijk verhoogd ten opzichte van het ouderdomspensioen op de Reguliere pensioendatum. De verlaging respectievelijk verhoging wordt vastgesteld op basis van sekseneutrale factoren die periodiek door het DEPF worden vastgesteld voor een bepaalde periode. De hoogte en geldigheidsduur van die factoren is opgenomen in bijlage II bij dit pensioenreglement.
Vervroeging of uitstel heeft geen invloed op de hoogte van het vastgestelde partner- en wezenpensioen.
6 Indien de (Gewezen) deelnemer de ingangsdatum van het ouderdoms- pensioen wil vervroegen dient hij dit minimaal vier maanden voor de gewenste Pensioendatum schriftelijk kenbaar te maken aan het DEPF. Bij gewenst uitstel dient deze aanvraag vier maanden voor de Reguliere pensioendatum te worden gedaan. Een eenmaal gemaakte keuze is onherroepelijk.
ARTIKEL 12 PENSIOEN EN DOORWERKEN
1 Voor zover voldaan wordt aan de voorwaarden als genoemd in artikel 11, heeft de Deelnemer de mogelijkheid het ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk vóór en/of na de Reguliere pensioendatum te laten ingaan terwijl hij zijn Dienstbetrekking bij de Werkgever geheel of gedeeltelijk voortzet.
2 Indien en voor zover de Deelnemer van de mogelijkheid als bedoeld in lid 1 gebruik maakt, dan geldt het volgende:
a. voor zover het pensioen ingaat wordt de Deelnemer als Gepensioneerde beschouwd;
b. de pensioenopbouw van de Deelnemer wordt voortgezet conform de bepalingen van dit pensioenreglement op basis van de overeengekomen Arbeidstijd waarvoor de Dienstbetrekking met de Werkgever wordt voortgezet.
3 Bij de keuze voor de ingang van pensioen en het voortzetten van de Dienstbetrekking, wordt het deel van het pensioen dat ingaat afgesplitst van het pensioen waarvan de opbouw wordt voortgezet.
4 Het ingaande deel van het pensioen dient minimaal 20% van het ouderdomspensioen te bedragen waarop de Deelnemer en/of Gepensioneerde aanspraak en recht heeft op grond van deze Pensioen- regeling. Hierna wordt het aldus gekozen percentage aangeduid met pensioenpercentage.
Zodra het nog niet ingegane deel van het ouderdomspensioen minder bedraagt dan 20% van het ouderdomspensioen waarop de Deelnemer en/of Gepensioneerde aanspraak en recht heeft op grond van deze Pensioen- regeling, gaat dat deel van het ouderdomspensioen in.
5 Het ingaande deel van het pensioen wordt actuarieel herrekend conform artikel 11 lid 5. Op de datum waarop het ouderdomspensioen volledig ingaat, wordt het resterende ouderdomspensioen voor de Deelnemer berekend en toegevoegd aan het reeds ingegane pensioen.
6 De Deelnemer kan gedurende de periode waarin hij gebruik maakt van de mogelijkheid als bedoeld in lid 1 het pensioenpercentage eenmaal verhogen. De verhoging van het ingegane pensioen wordt onder toepassing van lid 3 afgesplitst van het niet-ingegane pensioen van de Deelnemer en actuarieel herrekend conform artikel 11 lid 5.
7 Op het na afsplitsing resterende, niet-ingegane deel van het pensioen zijn artikel 12, 17 en 19 niet langer van toepassing. Artikel 14 kan uitsluitend op het niet-ingegane deel van het pensioen worden toegepast indien eerder niet is gekozen voor variatie van (een deel van) het reeds ingegane ouderdomspensioen in de zin van artikel 14.
8 Indien de Deelnemer gebruik wil maken van de mogelijkheid als omschreven in lid 1 dient hij dit ten minste vier maanden vóór de datum waarop hij het pensioen gedeeltelijk wenst in te laten gaan of de eerdere Reguliere pensioendatum schriftelijk kenbaar te maken aan het DEPF. Het deel van het pensioen dat is ingegaan is onherroepelijk.
ARTIKEL 13 RUIL PARTNERPENSIOEN EN OUDERDOMSPENSIOEN
1 De (Gewezen) deelnemer kan op de Pensioendatum het opgebouwde partnerpensioen geheel of gedeeltelijk ruilen voor extra ouderdomspensioen, mits diens Partner daarmee schriftelijk instemt. Het Bijzonder partner- pensioen ten behoeve van de Ex-partner komt niet in aanmerking voor ruil in ouderdomspensioen.
2 Gedeeltelijke ruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen is alleen mogelijk als het te ruilen gedeelte van het partnerpensioen 25% of een veelvoud daarvan, van het opgebouwde partnerpensioen bedraagt. Een verlies aan partnerpensioen dat door ruil is ontstaan, kan nadien niet worden gecompenseerd.
3 Voor de (Gewezen) deelnemer die op de Pensioendatum geen Partner heeft, wordt de omzetting van het partnerpensioen in extra ouderdomspensioen automatisch toegepast.
4 De (Gewezen) deelnemer heeft op de Pensioendatum het recht een deel van het ouderdomspensioen te ruilen voor extra partnerpensioen. Het partnerpensioen mag na uitruil maximaal 70% bedragen van het ouderdomspensioen dat na uitruil resteert.
Het recht op ruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen geldt niet voor het deel van een ouderdomspensioen waarop een recht op uitbetaling rust als bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
5 Indien de ruil ertoe zou leiden dat het ouderdomspensioen op jaarbasis lager wordt dan de grens waaronder afkoop van ouderdomspensioen op grond van de Pensioenwet mogelijk is, wordt de verhouding tussen ouderdoms- pensioen en partnerpensioen zodanig aangepast dat het ouderdomspensioen hoger wordt dan deze afkoopgrens.
6 De ruil geschiedt op basis van sekseneutrale factoren die periodiek door het DEPF worden vastgesteld voor een bepaalde periode. De hoogte en geldigheidsduur van die factoren is opgenomen in bijlage II bij dit pensioenreglement.
7 Indien de (Gewezen) deelnemer het ouderdoms- of partnerpensioen wil ruilen dient hij dit uiterlijk vier maanden voor de Pensioendatum schriftelijk kenbaar te maken aan het DEPF.
ARTIKEL 14 VARIATIE IN XX XXXXXX XXX XXX XXXXXXXXXXXXXXXXX
0 Xx (Xxxxxxx) deelnemer heeft op de Pensioendatum eenmalig de mogelijkheid om zijn ouderdomspensioen te ruilen voor een ouderdoms- pensioen dat tijdelijk, gedurende een periode van maximaal 10 jaar, vastgesteld in gehele maanden, hoger of lager is dan daarna.
2 De verhouding tussen de hoogste en de laagste pensioenuitkeringen bedraagt ten hoogste 100:75.
3 Indien de Pensioendatum is gelegen vóór de Reguliere pensioendatum, heeft de (Gewezen) deelnemer tevens de mogelijkheid een deel van zijn ouderdomspensioen te ruilen voor een AOW-compensatie. De aanwending voor AOW-compensatie betreft een verhoging van de jaarlijkse uitkering in de periode tussen de Pensioendatum en het bereiken van de AOW- gerechtigde leeftijd ter grootte van maximaal tweemaal de AOW-uitkering voor gehuwden. De vorige volzin is onverminderd van toepassing voor de Deeltijdwerker.
4 Variatie in de zin van dit artikel geschiedt op basis van sekseneutrale factoren die periodiek door het DEPF worden vastgesteld voor een bepaalde periode. De hoogte en geldigheidsduur van die factoren is opgenomen in bijlage II bij dit pensioenreglement. De ruil heeft geen gevolgen voor het partner- en wezenpensioen.
5 Indien de (Gewezen) deelnemer het ouderdomspensioen in hoogte wil laten variëren of wil ruilen voor een AOW-compensatie, dient hij dit uiterlijk vier maanden voor de Pensioendatum schriftelijk kenbaar te maken aan het DEPF.
ARTIKEL 15 BEËINDIGING VAN HET DEELNEMERSCHAP
1 Bij beëindiging van het deelnemerschap, anders dan door overlijden of pensionering, behoudt de Gewezen deelnemer de tot dat moment opgebouwde aanspraken op premievrij ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen. De hoogte van deze premievrije aanspraken wordt berekend op basis van de bepalingen van dit reglement, met dien verstande dat alleen de Pensioenjaren tot de datum van beëindiging van het deelnemerschap in aanmerking worden genomen.
2 De Deelnemer heeft bij einde van het deelnemerschap anders dan door overlijden of pensionering het recht een deel van het ouderdomspensioen te ruilen voor extra partnerpensioen. Het bepaalde in artikel 13, leden 4 tot en met 6, is van overeenkomstige toepassing.
Indien de Deelnemer ouderdomspensioen wil ruilen dient hij dit binnen vier maanden na beëindiging van het deelnemerschap schriftelijk kenbaar te maken aan het DEPF.
ARTIKEL 16 PREMIEVRIJE VOORTZETTING BIJ ARBEIDSONGESCHIKTHEID
1 Gedurende de periode waarin de Deelnemer recht heeft op loondoorbetaling bij Ziekte ingevolge artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek of recht heeft op een uitkering ingevolge de Ziektewet, behoudt de Deelnemer recht op pensioenopbouw en verzekering van partner- en wezenpensioen.
2 De (Gewezen) deelnemer heeft recht op een (gedeeltelijke) premievrije voortzetting van de pensioenopbouw en verzekering van partner- en wezenpensioen op basis van dit pensioenreglement, als hij tijdens het deelnemerschap door Ziekte recht heeft gekregen op (gedeeltelijke) loondoorbetaling volgens het Burgerlijk Wetboek of op een (gedeeltelijke) uitkering volgens de Ziektewet (eerste ziektedag voor de wachttijd van de WIA), en aansluitend Arbeidsongeschikt wordt.
Er bestaat recht op (gedeeltelijke) premievrije voortzetting indien en voor zolang de Deelnemer Arbeidsongeschikt is doch uiterlijk tot de Reguliere pensioendatum.
3 De mate waarin voortzetting plaatsvindt is gerelateerd aan de graad van Arbeidsongeschiktheid en wordt vastgesteld volgens onderstaande tabel:
Graad van Arbeids- ongeschiktheid
Xxxx xxx xxxxxxxxxxxx van pensioenopbouw
0 tot 35% 0%
35 tot 45% 40%
45 tot 55% 50%
55 tot 65% 60%
65 tot 80% 72,5%
80 tot 100% 100%
Voor de Deelnemer die al Arbeidsongeschikt was bij aanvang van het deelnemerschap wordt de mate van voortzetting bepaald door eerst de mate van voortzetting volgens bovengenoemde tabel vast te stellen en deze vervolgens te verminderen met de mate van voortzetting vastgesteld volgens diezelfde tabel op basis van zijn Arbeidongeschiktheid bij aanvang van het deelnemerschap.
4 Premievrije voortzetting vindt plaats op basis van de Deeltijdfactor zoals die tussen Werkgever en Deelnemer was overeengekomen onmiddellijk voorafgaand aan de aanvang van de in lid 1 genoemde Ziekte.
5 De premievrije voortzetting vindt plaats op basis van de laatstelijk voorafgaand aan de Ziekte vastgestelde Pensioengrondslag. De Pensioengrondslag wordt gedurende de periode van voortzetting jaarlijks per 1 januari met hetzelfde percentage verhoogd als de aanspraken van Gewezen deelnemers.
6 Zolang de arbeidsovereenkomst van de Deelnemer met de Werkgever bestaat, zijn op het deel van de pensioenaanspraken waarop premievrije voortzetting niet van toepassing is, de bepalingen met betrekking tot de Deeltijdwerker van toepassing. Indien en zodra de mate van Arbeids- ongeschiktheid wijzigt tijdens deze periode, wijzigt de mate van premievrije voortzetting dienovereenkomstig.
7 Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst van de Deelnemer met de Werkgever, anders dan wegens pensionering of overlijden, zijn op het in de eerste zin van lid 6 bedoelde deel van de pensioenaanspraken de bepalingen van artikel 15 van toepassing. Indien en zodra de mate van Arbeidsongeschiktheid daarna wordt verlaagd, wijzigt de mate van premievrije voortzetting dienovereenkomstig. Indien en zodra de mate van Arbeidsongeschiktheid wordt verhoogd blijft de mate van premievrije voortzetting ongewijzigd.
8 In geval een recht op een WIA-uitkering eindigt, doch herleeft binnen vier weken na de datum per wanneer de uitkering was ingetrokken, dan is er voor de premievrije voortzetting sprake van een doorlopende periode van Arbeidsongeschiktheid. Als de intrekking langer dan vier weken heeft geduurd, wordt de herleving beschouwd als een nieuwe ziektedag.
9 Wijzigingen in dit pensioenreglement na aanvang van de Arbeids- ongeschiktheid zijn ook van toepassing op de premievrije voortzetting van de pensioenopbouw en verzekeringen uit hoofde van dit artikel.
ARTIKEL 17 VOORTZETTING TIJDENS ONBETAALD VERLOF
1 De Deelnemer houdt gedurende een periode van onbetaald verlof, zoals ouderschapsverlof, sabbatsverlof of studieverlof, of Levensloopverlof recht op pensioenopbouw en blijft verzekerd voor partnerpensioen, wezen- pensioen en premievrije voortzetting bij Arbeidsongeschiktheid.
De periode van onbetaald verlof telt mee voor de vaststelling van het aantal Pensioenjaren voor zover de periode van verlof kan worden aangemerkt als diensttijd in de zin van artikel 10a van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 en artikel 19 van de Wet op de loonbelasting 1964.
2 Voortzetting van de opbouw vindt plaats op basis van de laatstelijk voor aanvang van het verlof vastgestelde Pensioengrondslag en de onmiddellijk voorafgaand aan het verlof geldende Arbeidstijd van de Deelnemer.
3 Indien een Deelnemer gebruik maakt van een door de Werkgever geboden verlofregeling, vindt de pensioenopbouw plaats volgens de geldende premieverdeling.
ARTIKEL 18 WAARDEOVERDRACHT
1 De Deelnemer die een inkomende waardeoverdracht in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet wenst, dient na toetreding als Deelnemer een verzoek in waarbij het DEPF gevraagd wordt om de pensioenaanspraken op te geven die kunnen worden verkregen uit de over te dragen waarde van elders opgebouwde Pensioenaanspraken.
2 Een waarde die het DEPF ontvangt op grond van een waardeoverdracht wordt aangewend ter verwerving van extra aanspraken op ouderdoms- pensioen, partnerpensioen en wezenpensioen in de verhoudingen zoals deze tussen deze pensioenen gelden op grond van dit pensioenreglement.
De extra aanspraken worden vertaald in extra Pensioenjaren. De na waardeoverdracht verkregen aanspraken worden behandeld alsof ze in de Pensioenregeling zelf zijn opgebouwd.
3 Een Gewezen deelnemer heeft het recht de waarde van zijn premievrije pensioenaanspraken te doen overdragen naar de pensioenregeling van de nieuwe werkgever, mits het DEPF op grond van de Pensioenwet verplicht is hieraan mee te werken.
4 Overdracht van de pensioenaanspraken en de berekening van de waarde daarvan zal uitgevoerd worden overeenkomstig het terzake bij of krachtens de Pensioenwet bepaalde.
5 Het Bestuur kan onder door hem te stellen voorwaarden en na advies van de Werkgever en het Pensioencomité ook in andere gevallen dan genoemd in lid 1 en 3 besluiten om mee te werken aan een waardeoverdracht, indien en voor zover dit op grond van de Pensioenwet en de Wet op de loonbelasting 1964 is toegestaan.
Het Bestuur is tevens bevoegd om gehoor te geven aan een verzoek van de Werkgever om pensioen toe te kennen over de reeds verstreken diensttijd, mits dit past binnen de op het moment van inkoop geldende wetgeving.
ARTIKEL 19 AFKOOP
1 Het DEPF heeft onder de in artikel 66 tot en met 68 van de Pensioenwet genoemde voorwaarden het recht een pensioenrecht of pensioenaanspraak af te kopen indien dit niet uitgaat boven het bedrag als genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet. Het toepasselijke bedrag is opgenomen in bijlage I bij dit pensioenreglement.
2 De afkoopwaarde wordt vastgesteld op basis van sekseneutrale factoren die periodiek door het DEPF worden vastgesteld voor een bepaalde periode. De hoogte en geldigheidsduur van die factoren is opgenomen in bijlage II bij dit pensioenreglement.
ARTIKEL 20 PENSIOENVEREVENING
1 Xxxxxxx xxx Xxxxxxxxx heeft de Ex-partner van een (Gewezen) deelnemer of Gepensioneerde recht op uitbetaling van een deel van elke aan de (Gewezen) deelnemer of Gepensioneerde uitbetaalde termijn van ouderdomspensioen.
2 Het te verevenen ouderdomspensioen als bedoeld in lid 1 wordt conform de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding en de daaraan verbonden regelgeving vastgesteld en is gelijk aan 50% van het ouderdomspensioen dat zou gelden indien:
a. de (Gewezen) deelnemer of Gepensioneerde heeft deelgenomen aan de Pensioenregeling gedurende de Pensioenjaren (inclusief de periode waarin de pensioenopbouw wordt voortgezet in verband met Arbeidsongeschiktheid of verlof), gelegen tussen de datum van huwelijk respectievelijk aanvang van het geregistreerd partnerschap en het tijdstip van Scheiding. Indien er gedurende het partnerschap een waardeoverdracht heeft plaatsgevonden, wordt hiermee conform de geldende regelgeving rekening gehouden;
b. op het tijdstip van Xxxxxxxxx het deelnemerschap zou zijn geëindigd anders dan door pensionering, overlijden of xxxxxx.
3 Indien het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap ligt vóór het tijdstip van Scheiding, betreft het recht op uitbetaling, als bedoeld in lid 1, 50% van het ouderdomspensioen, dat zou gelden indien de tot verevening verplichte (Gewezen) deelnemer of Gepensioneerde zou hebben deelgenomen gedurende de Pensioenjaren gelegen tussen de datum van huwelijk respectievelijk aangaan van het geregistreerd partnerschap en het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap.
4 In afwijking van het voorgaande kunnen de (Gewezen) deelnemer of Gepensioneerde en de Ex-partner bij huwelijkse voorwaarden of een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de Scheiding het recht op uitbetaling van een deel van het pensioen uitsluiten, dan wel bepalen dat het betreffende deel op een ander percentage dan bij helfte, of op basis van een andere periode dan de huwelijkse periode of de periode van geregistreerd partnerschap wordt vastgesteld.
Het DEPF is slechts gebonden aan deze overeenkomst indien en vanaf het tijdstip waarop de (Gewezen) deelnemer of Gepensioneerde en de Ex-partner binnen twee jaar na het tijdstip van Scheiding gezamenlijk een gewaarmerkt afschrift of uitstelsel van de overeenkomst aan het DEPF hebben overgelegd.
5 Om voor het recht op uitbetaling jegens het DEPF in aanmerking te komen, dient de (Gewezen) deelnemer of Gepensioneerde of de Ex-partner binnen twee jaar na de Scheiding mededeling aan het DEPF te doen door middel van een formulier, waarvan het model is vastgesteld door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Na ontvangst van het ondertekende formulier verstrekt het DEPF aan de
Ex-partner een bewijsstuk waaruit de tijdens het huwelijk of geregistreerde partnerschap opgebouwde aanspraak blijkt, waarop de verevening zal worden gebaseerd, alsmede de ingangsdatum. De (Gewezen) deelnemer of Gepensioneerde ontvangt hiervan een afschrift.
6 Het deel van het ouderdomspensioen dat wordt of zal worden uitbetaald aan de Ex-partner wordt na de verevening van het pensioen jaarlijks verhoogd met hetzelfde percentage als waarmee het DEPF in het betreffende jaar de aanspraak dan wel het recht verhoogt van de (Gewezen) deelnemer of Pensioengerechtigde van wie hij Partner is geweest.
7 Het recht van de Ex-partner van de (Gewezen) deelnemer op uitbetaling van het te verevenen ouderdomspensioen gaat in op de Pensioendatum van de (Gewezen) deelnemer. Het recht van de Ex-partner van de Gepensioneerde op uitbetaling gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin het DEPF de mededeling bedoeld in lid 5 heeft ontvangen.
Het recht op uitbetaling eindigt op het tijdstip waarop het recht op pensioen eindigt of als de Ex-partner voordien overlijdt, aan het eind van de maand van diens overlijden. Het recht op uitbetaling eindigt bovendien aan het eind van de maand waarin de beide partners met elkaar zijn hertrouwd, dan wel na scheiding van tafel en bed in het huwelijksgoederenregister hebben doen inschrijven dat de Scheiding heeft opgehouden te bestaan, dan wel met elkaar een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan.
8 Met inachtneming van het in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding ter zake bepaalde kan het in de voorafgaande leden van dit artikel bedoelde deel van het ouderdomspensioen en het toegekende Bijzonder partnerpensioen worden omgezet in een (eigen) aanspraak op ouderdomspensioen voor de Ex-partner, mits dit bij huwelijkse voorwaarden respectievelijk voorwaarden van een geregistreerd partnerschap of bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de Scheiding is overeen- gekomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het DEPF is gehecht dat het instemt met bedoelde omzetting.
9 De (Gewezen) deelnemer, de Gepensioneerde en de Ex-partner, het DEPF en de Werkgever zijn gehouden desgevraagd elkaar over en weer die gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de rechten en verplichtingen die uit de Wet Verevening Pensioenrechten bij scheiding voortvloeien.
10 Bij de toepassing van dit artikel zullen de bepalingen van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding in acht worden genomen.
11 Het DEPF is bevoegd de kosten van een verevening aan de (Gewezen) deelnemer of Gepensioneerde en de Ex-partner, ieder voor de helft, in rekening te brengen dan wel in mindering te brengen op de aan hen uit te betalen bedragen.
ARTIKEL 21 BIJZONDER PARTNERPENSIOEN
1 De Ex-partner van de Deelnemer krijgt op de Scheidingsdatum aanspraak op een Bijzonder partnerpensioen dat gelijk is aan partnerpensioen dat de Deelnemer zou hebben verkregen indien op de Scheidingsdatum het deelnemerschap zou worden beëindigd anders dan door pensionering, overlijden of xxxxxx.
2 Indien op de Scheidingsdatum het deelnemerschap reeds is beëindigd verkrijgt de Ex-partner van de Gewezen deelnemer of Gepensioneerde aanspraak op een Bijzonder partnerpensioen dat gelijk is aan het partner- pensioen dat ten behoeve van die Ex-partner is vastgesteld op de dag van beëindiging van het deelnemerschap respectievelijk op de Pensioendatum, vermeerderd met eventueel nadien toegekende toeslagen op grond van artikel 23 lid 2.
Er bestaat geen aanspraak op Bijzonder partnerpensioen als het partnerpensioen volledig is geruild voor ouderdomspensioen, zoals beschreven in artikel 13 lid 1.
3 Het bepaalde in de leden 1 en 2 vindt geen toepassing indien de (Gewezen) deelnemer of de Gepensioneerde en de Ex-partner dit bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van een geregistreerd partnerschap of in de notariële akte in verband met de gezamenlijke huishouding of een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding dan wel beëindiging van de gezamenlijke huishouding anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het DEPF is gehecht dat zij bereid is een uit de afwijking voortvloeiend risico te dekken.
4 De Ex-partner heeft het recht een aanspraak op Bijzonder partnerpensioen te vervreemden aan een andere (Ex-)partner van de overleden (Gewezen) deelnemer, mits:
a. het DEPF, na advies van de Werkgever en het Pensioencomité, bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken;
b. de vervreemding onherroepelijk is; en
c. dit wordt overeengekomen bij notarieel verleden akte.
ARTIKEL 22 UITBETALING VAN DE PENSIOENEN
1 Het DEPF zal op alle uitbetalingen uit hoofde van dit pensioenreglement de wettelijke inhoudingen verrichten.
2 De uitbetalingen van het jaarlijkse pensioen geschieden als volgt:
a. het ouderdomspensioen, inclusief eventuele AOW-compensatie, aan de Gepensioneerde, met dien verstande dat ingeval van pensioenverevening het aan de Ex-partner toekomende deel van het ouderdomspensioen wordt uitbetaald aan de Ex-partner;
b. het partnerpensioen aan de Nabestaande;
c. een Bijzonder partnerpensioen aan de betreffende Ex-partner;
d. een wezenpensioen aan ieder pensioengerechtigd Kind, met dien verstande dat gedurende de minderjarigheid van het Kind het wezenpensioen wordt uitbetaald aan de wettelijke vertegenwoordiger van het Kind, dan wel aan de daadwerkelijk verzorger van het Kind, met inachtneming van de door de wet gestelde regels.
3 Na overlijden van een rechthebbende op het pensioen, zullen eventueel nog verschuldigde uitbetalingen (bijvoorbeeld de laatste pensioenuitkering) geschieden aan diens erfgenamen.
4 Alle pensioenen worden uitbetaald in 12 maandelijkse termijnen, telkens aan het einde van iedere kalendermaand.
ARTIKEL 23 TOESLAGEN
1 Op de pensioenaanspraken van Deelnemers wordt jaarlijks per de Peildatum een onvoorwaardelijke toeslag verleend gelijk aan de Loonindex.
2 Op de pensioenaanspraken en -rechten van Gewezen deelnemers en Pensioengerechtigden wordt jaarlijks per de Peildatum een toeslag verleend van maximaal de maatstaf. De maatstaf is hierbij gelijk aan 75% van de Prijsindex.
Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggings- rendement gefinancierd. Deze toeslag is voorwaardelijk en afhankelijk van de staffel als genoemd in bijlage III, onderdeel C. Het Bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre deze pensioenrechten en pensioenaanspraken worden verhoogd met een toeslag.
3 Indien het ouderdomspensioen van de (Gewezen) deelnemer of Pensioengerechtigde vanwege een toeslag wordt verhoogd, wordt het deel van het ouderdomspensioen dat aan diens Ex-partner wordt of zal worden uitbetaald, met hetzelfde percentage verhoogd.
4 De toeslag op pensioenaanspraken en -rechten van (Gewezen) deelnemers, Ex-partners en Pensioengerechtigden is ten minste gelijk aan nihil.
ARTIKEL 24 FINANCIERING
1 De financiering van de krachtens dit pensioenreglement vast te stellen aanspraken vindt plaats door middel van een jaarlijks per de Peildatum vast te stellen premie, zoals vastgelegd in Bijlage III.
2 De Deelnemer is een jaarlijkse eigen bijdrage in de kosten van de Pensioenregeling verschuldigd. Die bijdrage wordt bij aanvang van het deelnemerschap en vervolgens jaarlijks op de Peildatum vastgesteld en is gelijk aan 5% van de Pensioengrondslag.
De Deelnemersbijdrage wordt door de Werkgever ingehouden op het salaris van de Deelnemer, in dezelfde termijnen als waarin het salaris wordt uitbetaald en is inbegrepen in de in lid 1 genoemde premie.
3 Indien een Deelnemer in een periode minder dan de Volledige arbeidstijd heeft gewerkt bij de Werkgever zal met betrekking tot die periode de Deelnemersbijdrage worden vastgesteld in de verhouding van de gedeeltelijke Arbeidstijd tot de Volledige arbeidstijd.
4 Indien en voor zover de Deelnemer recht heeft op (gedeeltelijke) premievrije voorzetting bij Arbeidsongeschiktheid is de Deelnemersbijdrage niet of slechts gedeeltelijk verschuldigd.
5 De pensioenaanspraak dient voor de Deelnemer steeds aan het einde van ieder kalenderjaar dan wel, indien dit eerder is, bij beëindiging van de deelneming volledig te zijn gefinancierd.
6 Het DEPF informeert elk kwartaal schriftelijk de (Gewezen) deelnemers en Pensioengerechtigden wanneer sprake is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door het DEPF te ontvangen jaarpremie.
ARTIKEL 25 VOORBEHOUDEN
1 De Werkgever behoudt zich het recht voor om de premiebetaling, voor zover deze betrekking heeft op de bijdrage van deze Werkgever, te verminderen of te beëindigen indien de Werkgever door ingrijpende wijzigingen van omstandigheden als bedoeld in artikel 12 Pensioenwet, niet meer in staat is haar betalingen voor de financiering van de pensioenopbouw op grond van dit pensioenreglement onverminderd voort te zetten.
Als de Werkgever voornemens is om gebruik te maken van het recht om de premiebetaling te verminderen, dan is de betreffende Werkgever verplicht om dit onmiddellijk kenbaar te maken aan de Deelnemers, Ondernemings- raad, Vakorganisaties, het Bestuur en de Toezichthouder.
2 De Werkgever behoudt zich het recht voor om de Pensioenregeling zonder instemming van de Werknemers te wijzigen, als sprake is van een zodanig zwaarwichtig belang van de Werkgever, als bedoeld in artikel 19 Pensioenwet, dat het belang van de Werknemer dat door de wijziging zou worden geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. Van dit voorbehoud kan onder meer gebruik worden gemaakt indien:
a. uitbreiding wordt gegeven aan bestaande algemeen verplichte wettelijke regelingen ter zake van ouderdoms-, partner- en/of wezenpensioen;
b. nieuwe algemeen verplichte wettelijke regelingen ter zake van ouderdoms-, partner- of wezenpensioen worden ingevoerd;
c. de verplichtstelling van een bedrijfstakpensioenfonds op de Deelnemers van toepassing wordt.
Wanneer de Werkgever het voornemen heeft een voorbehoud in te roepen deelt hij dit onverwijld schriftelijk mee aan het Bestuur, de Ondernemings- raad, Vakorganisaties en aan degenen wier aanspraak op pensioen of recht op pensioen daardoor wordt getroffen.
ARTIKEL 26 XXXXXXXXXXXXXXXXX
0 Indien het DEPF ingevolge onderfinanciering van de Sectie DuPont Nederland niet in staat is de verplichtingen opgelegd door dit pensioen- reglement na te komen, is de Werkgever gehouden het tekort te dekken ten opzichte van deze verplichtingen overeenkomstig de bepalingen met betrekking tot de bijstortingsverplichting als omschreven in Bijlage III.
Slechts in de uitzonderlijke situatie dat de Werkgever niet meer bestaat wegens faillissement of ontbinding en vereffening én de pensioen- verplichtingen niet worden overgenomen door een derde, kan een vermindering van de pensioenaanspraken plaatsvinden.
In alle andere gevallen kan het DEPF verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten niet verminderen.
2 Het DEPF informeert de (Gewezen) deelnemers, Pensioengerechtigden, de Werkgever en Toezichthouder schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
3 De vermindering kan op zijn vroegst een maand nadat de (Gewezen) deelnemers, Pensioengerechtigden, de Werkgever en Toezichthouder hierover zijn geïnformeerd, worden gerealiseerd.
ARTIKEL 27 WIJZIGING PENSIOENREGLEMENT
1 Dit pensioenreglement is vastgesteld door de Werkgever en wordt uitgevoerd door het DEPF. De Werkgever is bevoegd tot wijzigen of beëindiging van dit pensioenreglement in overeenstemming met de afspraken die hierover tussen de Werkgever en de Ondernemingsraad dan wel de Werkgever en de Vakorganisaties zijn gemaakt.
2 De Werkgever zal na wijziging van de Pensioenovereenkomst het pensioen- reglement aanpassen aan de gewijzigde Pensioenovereenkomst, mits deze in overeenstemming is met de toepasselijke wet- en regelgeving en met inachtneming van de beheersovereenkomst.
3 Tenzij expliciet anders is bepaald geldt een wijziging van dit pensioen- reglement vanaf de datum van inwerkingtreding voor zowel Deelnemers (inclusief Arbeidsongeschikte deelnemers), Gewezen deelnemers,
Ex-partners en Pensioengerechtigden.
4 Het DEPF informeert de Deelnemers binnen drie maanden na een wijziging in de Pensioenovereenkomst en/of pensioenreglement over die wijzigingen en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij het DEPF.
5 ln geval van wijziging van de Pensioenovereenkomst worden de voor de (Gewezen) deelnemers, Ex-partners en Pensioengerechtigden tot het moment van wijziging opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten niet gewijzigd, behoudens voor zover dit is toegestaan op grond van de Pensioenwet.
ARTIKEL 28 VERZEKERINGEN
Het Bestuur kan besluiten de verplichtingen uit dit pensioenreglement in verband met overlijden of Arbeidsongeschiktheid geheel of gedeeltelijk te verzekeren bij een verzekeraar in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet.
ARTIKEL 29 INFORMATIEVERSTREKKING
1 Per 1 januari 2017 is de uitvoering van de Pensioenregeling overgenomen door het DEPF. De Deelnemer wordt binnen drie maanden na aanvang van het deelnemerschap bij het DEPF geïnformeerd over de kenmerken en de uitvoering van de Pensioenregeling, alsmede persoonlijke omstandigheden die actie van de Deelnemer kunnen vergen. Het DEPF verstrekt deze informatie in de vorm van de Pensioen 1-2-3. Daarbij wijst het DEPF de Deelnemer ook op de website en op de mogelijkheid het pensioenregister te raadplegen.
Het DEPF informeert de Deelnemer binnen drie maanden na een wijziging van dit pensioenreglement over die wijziging.
2 Het DEPF verstrekt de Deelnemer jaarlijks:
a. een overzicht van zijn verworven pensioenaanspraken;
b. een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen;
c. informatie over toeslagverlening; en
d. informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
3 Het DEPF verstrekt de Gewezen deelnemer bij het einde van het deelnemer- schap en vervolgens eens in de vijf jaar een overzicht van zijn opgebouwde aanspraken en informatie over de toeslagverlening. Daarnaast verstrekt het DEPF bij het einde van het deelnemerschap informatie over zijn recht op waardeoverdracht, een eventuele afkoopmogelijkheid, de gevolgen voor het partner- en wezenpensioen en de gevolgen van Arbeidsongeschiktheid.
4 Het DEPF verstrekt degene die Ex-partner wordt per die datum en vervolgens eens in de vijf jaar een overzicht van de opgebouwde aanspraak op Bijzonder partnerpensioen en informatie over de toeslagverlening. Daarnaast verstrekt het DEPF informatie over een eventuele afkoop- mogelijkheid aan degene die Ex-partner wordt.
Bij scheiding verstrekt het DEPF aan de vereveningsgerechtigde Partner een bewijsstuk van het aan die Partner toekomende deel van het te verevenen pensioen. De (Gewezen) deelnemer of Gepensioneerde ontvangt daarvan een kopie.
5 Het DEPF verstrekt een Pensioengerechtigde bij ingang van het pensioen en vervolgens jaarlijks een overzicht van de opgebouwde aanspraken en informatie over de toeslagverlening. Daarnaast verstrekt het DEPF bij ingang van het pensioen informatie over een eventuele afkoopmogelijkheid.
6 Het DEPF verstrekt een Gewezen deelnemer, Pensioengerechtigde of
Ex-partner die aanspraak heeft op Bijzonder partnerpensioen binnen drie maanden na wijziging van het toeslagbeleid informatie over die wijziging.
7 Het DEPF zorgt ervoor dat de (Gewezen) deelnemer, de Ex-partner en de Pensioengerechtigde via de website kennis kunnen nemen van:
a. informatie over de Pensioenregeling als bedoeld in artikel 21 van de Pensioenwet, in de eerste twee lagen van de Pensioen 1-2-3;
b. het voor hem geldende pensioenreglement alsmede de daarin opgenomen flexibiliseringsmogelijkheden;
c. het bestuursverslag van het DEPF, inclusief de jaarrekening en informatie over de uitvoeringskosten;
d. de beheersovereenkomst;
e. informatie over de hoogte van de dekkingsgraad;
f. informatie over een van toepassing zijnd herstelplan;
g. andere informatie die op grond van de Pensioenwet moet worden verstrekt.
8 Het DEPF verstrekt de (Gewezen) deelnemer, de Ex-partner of de Pensioengerechtigde op verzoek:
a. een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken, reglementair te bereiken pensioenaanspraken of pensioenrecht, waarbij deze gegevens voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven worden op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario;
b. de voor hem relevante informatie over beleggingen;
c. informatie die voor hem specifiek van belang is;
d. andere bij algemene maatregel van bestuur te bepalen onderwerpen.
9 Het DEPF verstrekt de informatie als bedoeld in dit artikel met inachtneming van de regels die daartoe bij en krachtens de Pensioenwet zijn of worden gesteld.
ARTIKEL 30 XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
0 Xx (Xxxxxxx) deelnemer is verplicht om het DEPF schriftelijk opgave te doen van de aanwezigheid van een Partner. De (Gewezen) deelnemer die in aanmerking wenst te komen voor partnerpensioen ten behoeve van de Partner met wie de (Gewezen) deelnemer ten minste een half jaar een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd en nog voert, dient aan het DEPF een notarieel samenlevingscontract over te leggen. Daarin moeten ten minste zijn opgenomen de geboortedatums en burgerlijke staat van de (Gewezen) deelnemer en diens Partner, de aanvangsdatum van de gezamenlijke huishouding en enige vermogensrechtelijke bepalingen.
2 De (Gewezen) deelnemer of Gepensioneerde is verplicht het DEPF onverwijld kennis te geven van Xxxxxxxxx of van ontbinding van zijn huwelijk na scheiding van tafel en bed.
3 De (Gewezen) deelnemer of Gepensioneerde wiens gezamenlijke huishouding is geëindigd, is verplicht daarvan onmiddellijk kennis te geven door een schriftelijke verklaring over te leggen.
De verklaring dient ten minste te vermelden de namen en geboortedatums van de (Gewezen) deelnemer of Gepensioneerde en diens Partner, en de datum waarop de gezamenlijke huishouding is geëindigd. De verklaring dient zowel door de (Gewezen) deelnemer of Gepensioneerde als door diens Ex-partner ondertekend te zijn. Indien de (Gewezen) deelnemer of Gepensioneerde voldoende aannemelijk maakt dat hij ondanks zijn inspanningen daartoe geen medeondertekening door de Ex-partner kan
bewerkstelligen, zal het DEPF mogen afgaan op een eenzijdige verklaring van de (Gewezen) deelnemer of Gepensioneerde.
4 De (Gewezen) deelnemer of Gepensioneerde is verplicht het DEPF al die gegevens te verschaffen die het DEPF van hem verlangt voor een juiste uitvoering van de Pensioenregeling.
ARTIKEL 31 AFKOOP, VERVREEMDING, ZEKERHEIDSTELLING
Aanspraken en rechten ingevolge deze Pensioenregeling kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
ARTIKEL 32 ONVOORZIENE GEVALLEN
In alle bij dit pensioenreglement niet voorziene gevallen neemt het Bestuur, na advies van de Werkgever en het Pensioencomité, een beslissing naar analogie van de bepalingen van dit pensioenreglement.
ARTIKEL 33 INWERKINGTREDING, TOEPASSELIJK RECHT, FORUMKEUZE
Dit pensioenreglement treedt in werking op 1 januari 2018 en vervangt alle eerdere reglementen.
Op dit pensioenreglement is Nederlands recht van toepassing en geschillen zullen worden voorgelegd aan de Nederlandse rechter.
ARTIKEL 34 OVERGANGSBEPALINGEN
1 De pensioenaanspraken die de (Arbeidsongeschikte) Xxxxxxxxx tot en met 31 december 2017 heeft verkregen in de eindloonregeling van de Werkgever, op basis van het daarbij behorende pensioenreglement van het DEPF, zijn premievrij gemaakt alsof het deelnemerschap per genoemde datum zou zijn beëindigd. De aldus verkregen aanspraken worden behandeld alsof ze in deze Pensioenregeling zijn opgebouwd.
Pensioenjaren die de (Arbeidsongeschikte) Deelnemer tot en met
31 december 2017 heeft behaald in de eindloonregeling worden beschouwd als behaalde Xxxxxxxxxxxxx in de zin van deze Pensioenregeling.
2 Degene die op 31 december 2017 Xxxxxxx deelnemer, Gepensioneerde, Nabestaande of Ex-partner in de zin van de eindloonregeling van de Werkgever was, behoudt zijn per die datum bestaande pensioenaanspraken en -rechten. Op deze pensioenaanspraken en -rechten is vanaf 1 januari 2018 dit pensioenreglement van toepassing.
3 De (Gewezen) deelnemer voor wie per 31 december 2017 sprake was van een ingegaan recht op ouderdomspensioen en/of vroegpensioen in de zin van de eindloonregeling wordt voor wat betreft dit pensioenrecht beschouwd als Gepensioneerde in de zin van deze Pensioenregeling.
Een ingegaan vroegpensioen wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de uitkeringsgerechtigde overlijdt, doch uiterlijk tot de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin hij de 65-jarige leeftijd bereikt.
BIJLAGE I BEDRAGEN
Vanaf 2018 gelden de navolgende bedragen:
Onderwerp | Artikel | Xxxx | Xxxxxx |
Franchise | 1 | 2018 | € 13.344 |
Maximum pensioensalaris | 1 | 2018 | € 105.075 |
Afkoopgrens klein pensioen | 19 | 2018 | € 474,11 |
BIJLAGE II FACTOREN
Deze bijlage bevat de rekenregels, in de vorm van tabellen met factoren, waarmee het Bestuur van het DEPF uitvoering geeft aan de diverse keuzemogelijkheden uit het pensioenreglement. Tevens zijn in deze bijlage de factoren opgenomen voor de afkoop zoals bedoeld in artikel 19.
UITGANGSPUNTEN
Bij het opstellen van de rekenregels zijn de volgende uitgangspunten gebruikt:
• Algemeen uitgangspunt voor deze rekenregels is collectieve actuariële gelijkwaardigheid van de aanspraken voor en na een gemaakte keuze.
• Prognosetafel AG2014 met startjaar 2017.
• Correctiefactoren volgens Xxxxxx-model 2012, inkomensklasse hoog.
• Rekenrente voor de flexibiliserings- en aanwendfactoren: 5%.
• Bij het omrekenen van aanspraken worden sexe-neutrale omrekeningsfactoren gebruikt. Hiervoor is uitgegaan van een verhouding tussen mannen en vrouwen van 92:8.
• Voor de herschikking van ouderdomspensioen in partnerpensioen en andersom wordt een anti-selectiefactor van 90% gehanteerd.
• Er is aangenomen dat 40% van de mannen en 90% van de vrouwen gebruikmaakt van de mogelijkheid tot uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen. Tevens is aangenomen dat 60% van de mannen en 10% van de vrouwen gebruikmaakt van de mogelijkheid tot uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen.
• Voor het overige wordt uitgegaan van de actuariële grondslagen die gebruikt worden voor de vaststelling van de lange termijn voorziening, als omschreven in het financieringsplan.
In deze bijlage zijn de factoren voor de volgende flexibiliseringsmogelijkheden opgenomen:
1. Vervroeging en uitstel van de Pensioendatum;
2. Uitruil ouderdomspensioen in extra partnerpensioen;
3. Uitruil partnerpensioen in extra ouderdomspensioen;
4. Variëren van de hoogte van het ouderdomspensioen.
Indien de (Gewezen) deelnemer van meer dan één flexibiliseringsmogelijkheid gebruik wenst te maken, vindt de herrekening van de pensioenaanspraken stap voor stap plaats in de volgorde waarin de verschillende mogelijkheden in deze bijlage worden besproken.
In de navolgende tabellen zijn de factoren weergegeven voor een aantal leeftijden. Bij tussengelegen leeftijden dient lineair geïnterpoleerd te worden.
De factoren in deze bijlage gelden van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2019.
FACTOREN BIJ ARTIKEL 11 LID 5 VAN HET PENSIOENREGLEMENT
Vervroeging of uitstel van het ouderdomspensioen
Per € 1.000 ouderdomspensioen met Reguliere pensioendatum 67 jaar wordt, afhankelijk van de gekozen leeftijd waarop het ouderdomspensioen ingaat, een direct ingaand ouderdomspensioen verkregen van:
Leeftijd | Direct ingaand levenslang ouderdomspensioen in euro's |
55 | 434 |
56 | 462 |
57 | 492 |
58 | 524 |
59 | 559 |
60 | 598 |
61 | 640 |
62 | 686 |
63 | 737 |
64 | 793 |
65 | 855 |
66 | 923 |
67 | 1.000 |
68 | 1.085 |
69 | 1.181 |
70 | 1.288 |
71 | 1.407 |
72 | 1.543 |
FACTOREN BIJ ARTIKEL 13 LID 6 VAN HET PENSIOENREGLEMENT
Ruil van partnerpensioen en ouderdomspensioen
Per € 1.000 partnerpensioen wordt op de Pensioendatum een direct ingaand extra ouderdomspensioen verkregen van:
Leeftijd | Direct ingaand levenslang ouderdomspensioen in euro's |
55 | 95 |
56 | 100 |
57 | 106 |
58 | 112 |
59 | 118 |
60 | 125 |
61 | 132 |
62 | 140 |
63 | 148 |
64 | 156 |
65 | 165 |
66 | 174 |
67 | 184 |
68 | 195 |
69 | 206 |
70 | 217 |
71 | 230 |
72 | 243 |
Per € 1.000 direct ingaand ouderdomspensioen wordt een extra partnerpensioen verkregen van:
Leeftijd | Partnerpensioen |
55 | 7.764 |
56 | 7.336 |
57 | 6.930 |
58 | 6.547 |
59 | 6.186 |
60 | 5.841 |
61 | 5.518 |
62 | 5.211 |
63 | 4.922 |
64 | 4.649 |
65 | 4.391 |
66 | 4.148 |
67 | 3.920 |
68 | 3.703 |
69 | 3.499 |
70 | 3.307 |
71 | 3.123 |
72 | 2.953 |
FACTOREN BIJ ARTIKEL 14 LID 4 VAN HET PENSIOENREGLEMENT
Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen – AOW-compensatie
Per € 1.000 direct ingaand ouderdomspensioen wordt een tijdelijke uitkering vanaf ingang pensioen tot aan AOW-leeftijd verkregen van:
AOW-leeftijd/ Xxxxxxxx | 00 | 65 1/12 | 65 2/12 | 65 3/12 | 65 6/12 | 65 9/12 | 66 | 66 4/12 | 66 8/12 | 67 | 67 3/12 |
55 | 2.022 | 2.009 | 1.997 | 1.985 | 1.949 | 1.915 | 1.883 | 1.842 | 1.804 | 1.767 | 1.742 |
56 | 2.164 | 2.148 | 2.133 | 2.118 | 2.075 | 2.034 | 1.995 | 1.947 | 1.901 | 1.858 | 1.828 |
57 | 2.342 | 2.322 | 2.304 | 2.285 | 2.232 | 2.181 | 2.133 | 2.074 | 2.019 | 1.967 | 1.931 |
58 | 2.571 | 2.546 | 2.522 | 2.499 | 2.430 | 2.367 | 2.306 | 2.233 | 2.165 | 2.101 | 2.058 |
59 | 2.878 | 2.845 | 2.813 | 2.781 | 2.691 | 2.608 | 2.530 | 2.436 | 2.349 | 2.270 | 2.215 |
60 | 3.309 | 3.262 | 3.217 | 3.173 | 3.048 | 2.934 | 2.829 | 2.703 | 2.590 | 2.487 | 2.417 |
61 | 3.957 | 3.885 | 3.816 | 3.750 | 3.565 | 3.399 | 3.248 | 3.073 | 2.917 | 2.778 | 2.684 |
62 | 5.039 | 4.914 | 4.796 | 4.684 | 4.379 | 4.113 | 3.879 | 3.614 | 3.385 | 3.186 | 3.055 |
63 | 7.205 | 6.935 | 6.685 | 6.453 | 5.847 | 5.349 | 4.933 | 4.482 | 4.111 | 3.799 | 3.601 |
64 | 13.713 | 12.696 | 11.821 | 11.061 | 9.282 | 8.005 | 7.044 | 6.098 | 5.383 | 4.824 | 4.486 |
65 | 0 | 158.122 | 79.173 | 52.857 | 26.541 | 17.770 | 13.384 | 10.147 | 8.189 | 6.878 | 6.160 |
65 1/12 | 0 | 0 | 157.909 | 79.066 | 31.761 | 19.936 | 14.561 | 10.776 | 8.587 | 7.151 | 6.369 |
65 2/12 | 0 | 0 | 0 | 157.696 | 39.592 | 22.721 | 15.973 | 11.492 | 9.027 | 7.449 | 6.593 |
65 3/12 | 0 | 0 | 0 | 0 | 52.644 | 26.435 | 17.699 | 12.315 | 9.519 | 7.774 | 6.835 |
65 6/12 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 52.431 | 26.329 | 15.827 | 11.400 | 8.961 | 7.722 |
65 9/12 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 52.219 | 22.383 | 14.306 | 10.608 | 8.897 |
66 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 38.679 | 19.454 | 13.046 | 10.524 |
66 4/12 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 38.459 | 19.344 | 14.092 |
66 8/12 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 38.241 | 21.853 |
67 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 50.096 |
67 3/12 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
De leeftijd wordt vastgesteld in jaren en maanden nauwkeurig. In tegenstelling tot de andere factoren geldt dat voor tussenliggende leeftijden rechtlijnige interpolatie niet mogelijk is. Het fonds heeft de factoren op maandbasis tot haar beschikking (interpolatie geeft slechts een indicatie). Het is tevens niet mogelijk om op basis van bovenstaande factoren de te hanteren factoren voor tussenliggende (andere) AOW-leeftijden te berekenen.
Variatie in hoogte ouderdomspensioen – hoog/laag constructie
Uitgaande van een hoger pensioen in de gekozen duur ten opzichte van een na die duur lager pensioen in een verhouding van 100:75 bedraagt per € 1.000 direct ingaand ouderdomspensioen het ouderdomspensioen in de eerste periode:
Duur/ Leeftijd | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 |
55 | 1.306 | 1.282 | 1.259 | 1.239 | 1.220 | 1.202 | 1.186 | 1.171 | 1.157 | 1.145 |
56 | 1.306 | 1.281 | 1.258 | 1.238 | 1.218 | 1.201 | 1.184 | 1.169 | 1.155 | 1.142 |
57 | 1.306 | 1.280 | 1.257 | 1.236 | 1.217 | 1.199 | 1.182 | 1.167 | 1.153 | 1.140 |
58 | 1.305 | 1.280 | 1.256 | 1.235 | 1.215 | 1.197 | 1.180 | 1.165 | 1.151 | 1.138 |
59 | 1.305 | 1.279 | 1.255 | 1.233 | 1.213 | 1.195 | 1.178 | 1.163 | 1.148 | 1.135 |
60 | 1.304 | 1.278 | 1.254 | 1.232 | 1.211 | 1.193 | 1.176 | 1.160 | 1.146 | 1.132 |
61 | 1.304 | 1.277 | 1.252 | 1.230 | 1.209 | 1.190 | 1.173 | 1.157 | 1.143 | 1.129 |
62 | 1.303 | 1.276 | 1.251 | 1.228 | 1.207 | 1.188 | 1.171 | 1.155 | 1.140 | 1.126 |
63 | 1.302 | 1.274 | 1.249 | 1.226 | 1.205 | 1.185 | 1.168 | 1.151 | 1.137 | 1.123 |
64 | 1.302 | 1.273 | 1.247 | 1.224 | 1.202 | 1.183 | 1.165 | 1.148 | 1.133 | 1.119 |
65 | 1.301 | 1.272 | 1.245 | 1.221 | 1.199 | 1.180 | 1.161 | 1.145 | 1.130 | 1.116 |
66 | 1.300 | 1.270 | 1.243 | 1.219 | 1.197 | 1.176 | 1.158 | 1.141 | 1.126 | 1.112 |
67 | 1.299 | 1.269 | 1.241 | 1.216 | 1.193 | 1.173 | 1.154 | 1.137 | 1.122 | 1.108 |
68 | 1.298 | 1.267 | 1.239 | 1.213 | 1.190 | 1.169 | 1.150 | 1.133 | 1.118 | 1.103 |
69 | 1.297 | 1.265 | 1.236 | 1.210 | 1.186 | 1.165 | 1.146 | 1.129 | 1.113 | 1.099 |
70 | 1.296 | 1.263 | 1.233 | 1.207 | 1.183 | 1.161 | 1.142 | 1.124 | 1.108 | 1.094 |
71 | 1.295 | 1.261 | 1.230 | 1.203 | 1.178 | 1.157 | 1.137 | 1.119 | 1.103 | 1.089 |
72 | 1.293 | 1.258 | 1.227 | 1.199 | 1.174 | 1.152 | 1.132 | 1.114 | 1.098 | 1.084 |
Voor de resterende duur bedraagt het ouderdomspensioen 75% van het volgens de tabel vastgestelde ouderdomspensioen.
Gezien de grote hoeveelheid tabellen die betrekking hebben op de verschillende periodes waarin van de hoog/laag constructie kan worden toegepast, is hierboven slechts één tabel afgedrukt. De overige tabellen zijn bij de uitvoeringsorganisatie beschikbaar.
Variatie in hoogte ouderdomspensioen – laag/hoog constructie
Uitgaande van een lager pensioen in de gekozen duur ten opzichte van een na die duur hoger pensioen in een verhouding van 75:100 bedraagt per € 1.000 direct ingaand ouderdomspensioen het ouderdomspensioen in de eerste periode:
Duur/ Leeftijd | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 |
55 | 762 | 773 | 785 | 796 | 806 | 817 | 827 | 837 | 846 | 856 |
56 | 762 | 774 | 785 | 796 | 807 | 818 | 828 | 838 | 848 | 857 |
57 | 762 | 774 | 786 | 797 | 808 | 819 | 829 | 840 | 850 | 859 |
58 | 762 | 774 | 786 | 798 | 809 | 820 | 831 | 841 | 851 | 861 |
59 | 763 | 775 | 787 | 799 | 810 | 821 | 832 | 843 | 853 | 863 |
60 | 763 | 775 | 788 | 800 | 811 | 823 | 834 | 845 | 855 | 865 |
61 | 763 | 776 | 788 | 801 | 813 | 824 | 836 | 847 | 857 | 867 |
62 | 763 | 776 | 789 | 802 | 814 | 826 | 837 | 849 | 859 | 870 |
63 | 764 | 777 | 790 | 803 | 815 | 827 | 839 | 851 | 862 | 873 |
64 | 764 | 778 | 791 | 804 | 817 | 829 | 841 | 853 | 864 | 875 |
65 | 764 | 778 | 792 | 805 | 819 | 831 | 844 | 856 | 867 | 878 |
66 | 765 | 779 | 793 | 807 | 820 | 833 | 846 | 858 | 870 | 882 |
67 | 765 | 780 | 794 | 809 | 822 | 836 | 849 | 861 | 874 | 885 |
68 | 766 | 781 | 796 | 810 | 824 | 838 | 852 | 865 | 877 | 889 |
69 | 766 | 782 | 797 | 812 | 827 | 841 | 855 | 868 | 881 | 893 |
70 | 767 | 783 | 799 | 814 | 829 | 844 | 858 | 872 | 885 | 897 |
71 | 767 | 784 | 800 | 816 | 832 | 847 | 862 | 876 | 889 | 901 |
72 | 768 | 785 | 802 | 819 | 835 | 850 | 865 | 880 | 893 | 906 |
Voor de resterende duur bedraagt het ouderdomspensioen 133,3% van het volgens de tabel vastgestelde ouderdomspensioen.
Gezien de grote hoeveelheid tabellen die betrekking hebben op de verschillende periodes waarin van de laag/hoog constructie kan worden toegepast, is hierboven slechts één tabel afgedrukt. De overige tabellen zijn bij de uitvoeringsorganisatie beschikbaar.
FACTOREN BIJ ARTIKEL 15 LID 2 VAN HET PENSIOENREGLEMENT
Per € 1.000 ouderdomspensioen met Reguliere pensioendatum 67 jaar wordt, afhankelijk van de leeftijd waarop het deelnemerschap wordt beëindigd anders dan door overlijden of pensionering, een extra partnerpensioen verkregen van:
Leeftijd | Partnerpensioen |
21 | 3.749 |
22 | 3.700 |
23 | 3.650 |
24 | 3.602 |
25 | 3.576 |
26 | 3.571 |
27 | 3.564 |
28 | 3.553 |
29 | 3.543 |
30 | 3.532 |
31 | 3.519 |
32 | 3.506 |
33 | 3.493 |
34 | 3.477 |
35 | 3.461 |
36 | 3.445 |
37 | 3.429 |
38 | 3.411 |
39 | 3.394 |
40 | 3.378 |
41 | 3.362 |
42 | 3.347 |
43 | 3.333 |
44 | 3.321 |
45 | 3.310 |
46 | 3.300 |
47 | 3.292 |
48 | 3.287 |
49 | 3.284 |
50 | 3.283 |
51 | 3.284 |
52 | 3.289 |
53 | 3.296 |
54 | 3.306 |
55 | 3.318 |
56 | 3.335 |
57 | 3.355 |
58 | 3.380 |
59 | 3.410 |
60 | 3.444 |
61 | 3.484 |
62 | 3.531 |
Leeftijd | Partnerpensioen |
63 | 3.585 |
64 | 3.648 |
65 | 3.723 |
66 | 3.814 |
67 | 3.920 |
FACTOREN BIJ ARTIKEL 19 LID 2 VAN HET PENSIOENREGLEMENT
Voor pensioenen met een afkoopleeftijd na de ingangsleeftijd geldt dat gemiste uitkeringen nog bij de afkoopwaarde dienen te worden opgeteld, voor zover het reglement danwel de Pensioenwet daarin voorziet. De afkoopfactoren gelden per
€ 1.000 af te kopen pensioen.
Xxxxxxxx | Xxxxxxxxxxxxxxxxx ingaand 67 jaar | Meeverzekerd partnerpensioen | Ingegaan partnerpensioen |
21 | 1.432 | 331 | 19.825 |
22 | 1.500 | 351 | 19.790 |
23 | 1.571 | 373 | 19.754 |
24 | 1.645 | 396 | 19.715 |
25 | 1.723 | 418 | 19.675 |
26 | 1.805 | 438 | 19.632 |
27 | 1.891 | 460 | 19.586 |
28 | 1.980 | 483 | 19.538 |
29 | 2.074 | 507 | 19.487 |
30 | 2.171 | 533 | 19.433 |
31 | 2.274 | 560 | 19.377 |
32 | 2.381 | 588 | 19.318 |
33 | 2.493 | 618 | 19.255 |
34 | 2.611 | 650 | 19.189 |
35 | 2.733 | 684 | 19.119 |
36 | 2.862 | 719 | 19.046 |
37 | 2.996 | 757 | 18.969 |
38 | 3.137 | 796 | 18.888 |
39 | 3.284 | 837 | 18.803 |
40 | 3.438 | 881 | 18.713 |
41 | 3.599 | 926 | 18.619 |
42 | 3.768 | 974 | 18.521 |
43 | 3.944 | 1.023 | 18.417 |
44 | 4.129 | 1.075 | 18.308 |
45 | 4.323 | 1.129 | 18.195 |
46 | 4.525 | 1.185 | 18.076 |
47 | 4.738 | 1.243 | 17.951 |
48 | 4.961 | 1.302 | 17.820 |
49 | 5.194 | 1.364 | 17.684 |
50 | 5.439 | 1.429 | 17.542 |
51 | 5.696 | 1.495 | 17.393 |
52 | 5.966 | 1.563 | 17.238 |
53 | 6.249 | 1.633 | 17.075 |
54 | 6.547 | 1.705 | 16.906 |
55 | 6.860 | 1.779 | 16.729 |
Xxxxxxxx | Xxxxxxxxxxxxxxxxx ingaand 67 jaar | Meeverzekerd partnerpensioen | Ingegaan partnerpensioen |
56 | 7.189 | 1.854 | 16.545 |
57 | 7.536 | 1.931 | 16.352 |
58 | 7.902 | 2.009 | 16.151 |
59 | 8.287 | 2.088 | 15.941 |
60 | 8.694 | 2.168 | 15.722 |
61 | 9.126 | 2.248 | 15.494 |
62 | 9.582 | 2.329 | 15.257 |
63 | 10.067 | 2.409 | 15.010 |
64 | 10.582 | 2.488 | 14.754 |
65 | 11.131 | 2.563 | 14.489 |
66 | 11.718 | 2.633 | 14.211 |
67 | 12.347 | 2.699 | 13.922 |
68 | 11.992 | 2.773 | 13.623 |
69 | 11.629 | 2.843 | 13.313 |
70 | 11.257 | 2.910 | 12.991 |
71 | 10.874 | 2.974 | 12.657 |
72 | 10.486 | 3.032 | 12.314 |
73 | 11.960 | ||
74 | 11.595 | ||
75 | 11.220 | ||
76 | 10.834 | ||
77 | 10.439 | ||
78 | 10.035 | ||
79 | 9.625 | ||
80 | 9.207 | ||
81 | 8.785 | ||
82 | 8.360 | ||
83 | 7.931 | ||
84 | 7.505 | ||
85 | 7.082 | ||
86 | 6.665 | ||
87 | 6.254 | ||
88 | 5.850 | ||
89 | 5.458 | ||
90 | 5.081 | ||
91 | 4.721 | ||
92 | 4.374 | ||
93 | 4.046 | ||
94 | 3.737 | ||
95 | 3.445 | ||
96 | 3.173 | ||
97 | 2.922 | ||
98 | 2.692 | ||
99 | 2.483 | ||
100 | 2.295 |
Leeftijd | Ingegaan wezenpensioen met eindleeftijd 27 | Ingegaan wezenpensioen met eindleeftijd 18 |
0 | 15.009 | 11.982 |
1 | 14.735 | 11.556 |
2 | 14.446 | 11.109 |
3 | 14.144 | 10.639 |
4 | 13.826 | 10.146 |
5 | 13.492 | 9.628 |
6 | 13.142 | 9.085 |
7 | 12.774 | 8.514 |
8 | 12.387 | 7.915 |
9 | 11.982 | 7.286 |
10 | 11.556 | 6.625 |
11 | 11.109 | 5.931 |
12 | 10.639 | 5.203 |
13 | 10.146 | 4.438 |
14 | 9.628 | 3.635 |
15 | 9.085 | 2.791 |
16 | 8.514 | 1.906 |
17 | 7.915 | 976 |
18 | 7.286 | 0 |
19 | 6.625 | |
20 | 5.931 | |
21 | 5.203 | |
22 | 4.438 | |
23 | 3.635 | |
24 | 2.791 | |
25 | 1.906 | |
26 | 976 | |
27 | 0 |
BIJLAGE III UITWERKING FINANCIEEL BELEID
De Werkgever heeft de uitvoering van pensioenreglement ondergebracht bij het DEPF. De Werkgever en het DEPF zijn hiervoor een beheersovereenkomst overeengekomen. Hierop is het Belgische recht van toepassing.
Ter waarborging van de wettelijke verplichting tot toepassing van het Nederlandse sociale en arbeidsrecht als genoemd in artikel 2 lid 13 van de Pensioenwet, zullen de bepalingen die op grond van artikel 25 van de Pensioenwet in de uitvoeringsovereenkomst opgenomen moeten worden en zien op de vaststelling van de premie en de vaststelling van het financiële beleid in een annex van de beheersovereenkomst worden opgenomen. Deze annex wordt overeengekomen tussen de Werkgever en het DEPF. Conform de collectieve pensioenovereenkomst die partijen zijn overeengekomen, hebben de Vakorganisaties op een aantal bepalingen uit dit pensioenreglement en op sommige uitvoeringsbepalingen een instemmingsrecht. Deze bepalingen zullen hieronder expliciet worden genoemd.
In deze bijlage wordt verstaan onder:
BE-dekkingsgraad : de ratio van de aanwezige beleggingen gedeeld
door de technische voorziening berekend overeenkomstig het financieringsplan (Lange Termijn Voorziening).
NL-dekkingsgraad : de ratio van de aanwezige beleggingen gedeeld
door de technische voorziening welke berekend wordt op basis van de rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank per de datum van vaststelling, een opslag voor toekomstige uitvoeringskosten van 2% alsmede de demografische grondslagen overeenkomstig het financieringsplan.
A. VASTSTELLING VAN DE PENSIOENPREMIE
1 De financiering van de krachtens dit pensioenreglement vast te stellen aanspraken vindt plaats door middel van een jaarlijks per 1 januari vast te stellen pensioenpremie die de volgende componenten bevat:
a. een basispremie die de toename van de technische voorziening voor Deelnemers financiert; alsook
b. de bijdrage voor de risicodekkingen op basis van het herverzekeringstarief; en
c. de ingeschatte operationele uitvoeringskosten overeenkomstig het financieringsplan. Het betreft alle operationele uitvoeringskosten, waaronder die behorende bij:
- het vaststellen en innen van de premie;
- registratie van pensioenaanspraken en pensioenrechten;
- informatieverstrekking aan en communicatie met (Gewezen) deelnemers, Ex-partners, Pensioengerechtigden en de Werkgever;
- het Bestuur en de kosten van externe adviseurs en uitbestedingspartners; en
- het toezicht door de Toezichthouder.
Aan het eind van ieder kalenderjaar worden de ingeschatte uitvoerings- kosten vergeleken met de daadwerkelijke kosten. Een eventueel verschil wordt opgeteld bij de begrote uitvoeringskosten voor het volgende kalenderjaar.
2 De jaarlijks af te dragen basispremie als bedoeld in lid 1 is minimaal gelijk aan de minimum basispremie zoals bepaald in lid 3. De basispremie wordt
eventueel vermeerderd met een aanvullende bijdrage conform de leden 5 en 6 dan wel eventueel verminderd met een premiekorting conform lid 7.
De hoogte van de af te dragen pensioenpremie moet ten minste voldoen aan de op het tijdstip van vaststelling geldende wet- en regelgeving.
3 De minimum basispremie voor enig jaar als bedoeld in lid 2 wordt bepaald als de gedempte premie zoals bedoeld in artikel 128 van de Pensioenwet. Deze gedempte premie is gelijk aan de premie die actuarieel benodigd is voor de pensioenverplichtingen:
- De actuariële premies en koopsommen voor actieve Deelnemers, zoals door de actuaris van het DEPF wordt vastgesteld aan de hand van het financieringsplan.
- Een vergoeding ter compensatie van de financiële gevolgen van in- en uitgaande waardeoverdrachten van (Gewezen) deelnemers, zodanig dat het totaal resultaat op waardeoverdrachten per saldo gelijk is aan nul.
4 Voor de vaststelling van de gedempte premie wordt uitgegaan van een discontovoet die gelijk is aan het verwacht rendement verminderd met een indexatie-opslag. Hierbij geldt:
a. Het verwacht rendement is afgeleid van het niveau van de marktrente per eind september 2015 en bedraagt 3,92%. Deze parameter staat vast voor de premiestelling van de periode tot en met het jaar 2019.
b. De indexatie-opslag is gelijk aan de langjarige verwachte prijsinflatie van 2% (ECB-doelstelling).
5 Indien de BE-dekkingsgraad van de Sectie DuPont Nederland ultimo enig kalenderjaar lager is dan de vereisten gesteld bij of krachtens artikel 116 van de WIBP, zal het DEPF voor het daaropvolgende jaar een herstelpremie vaststellen bovenop de basispremie zoals omschreven in lid 3 van dit artikel. Deze herstelpremie is gelijk aan een evenredig deel van het verwachte tekort. Het verwachte tekort is daarbij gelijk aan het tekort aan het eind van de herstelplanperiode volgens het herstelplan van het DEPF aan de Toezichthouder.
6 Indien de NL-dekkingsgraad van de Sectie DuPont Nederland vijf opeen- volgende kalenderjaren minder dan 105% bedraagt en de NL-dekkingsgraad bij die laatste vaststelling ook onder dat niveau ligt, zal de Werkgever een additionele bijstorting verrichten. Deze bijstorting is dusdanig dat de NL- dekkingsgraad na de bijstorting exact gelijk is aan 105%. De bijstorting zal door de Werkgever direct en in zijn geheel voldaan worden aan het einde van de vijf jaar.
De additionele bijstorting bepaald in dit lid houdt rekening met de herstelpremie zoals bedoeld in lid 5.
7 In het kader van de zogenaamde transitieperiode als bedoeld in de collectieve pensioenovereenkomst alsmede het convenant dat de Werkgever met zijn Ondernemingsraad heeft gesloten, zal de Werkgever direct overgaan tot een bijstorting tot het in lid 6 omschreven niveau van 105% op de volgende momenten:
a. per de datum waarop de Werkgever aan het einde van de transitieperiode het beheer van zijn pensioenregeling(en) overdraagt van het DEPF aan een andere pensioeninstelling in België of Nederland en de NL-dekkingsgraad van de Sectie DuPont Nederland op dat moment minder dan 105% bedraagt. De bijstorting zal door Werkgever worden voldaan aan het DEPF, direct voorafgaande aan de betalingsdatum voor de waardeoverdracht; of
b. indien de Werkgever na afloop van de transitieperiode zijn aansluiting bij het DEPF voortzet en de NL-dekkingsgraad aan het eind van de transitie- periode minder dan 105% bedraagt: vijf jaar nadat de NL-dekkingsgraad van de Sectie DuPont Nederland voor de eerste maal (per 1 januari 2017 of daarna op het einde van het kalenderjaar) minder dan 105% bedraagt, indien de NL-dekkingsgraad aan het eind van deze periode eveneens minder dan 105% bedraagt. De bijstorting zal door de Werkgever direct en in zijn geheel voldaan worden aan het einde van de vijf jaar.
8 Indien ultimo enig kalenderjaar sprake is van een overschot, wordt ten opzichte van de in de leden 1 en 2 omschreven pensioenpremie voor het daaropvolgende jaar een premiekorting verleend. Er is sprake van een overschot als de BE-dekkingsgraad hoger is dan 130%.
- De premiekorting is nihil indien het overschot kleiner of gelijk is aan 0%;
- De premiekorting is gelijk aan 100% van de volgens lid 3 bepaalde basispremie indien de BE-dekkingsgraad groter of gelijk is aan 145%;
- Bij een BE-dekkingsgraad tussen 130% en 145% is de premiekorting naar rato.
9 De premiekorting die wordt toegekend uit hoofde van lid 8 kan niet hoger zijn dan de premiekorting die volgt uit het vorige lid indien voor ‘BE-dekkings- graad’ ‘NL-dekkingsgraad’ wordt gelezen.
B. CONTINUITEITSTOETS EN RISICOHOUDING
1 Het DEPF voert in het kader van de uitvoering van dit pensioenreglement periodiek een continuïteitstoets uit. De continuïteitstoets stelt het DEPF in staat om de kans van onderfinanciering op lange termijn te meten en daarmee de duurzaamheid van het financieringsbeleid te onderzoeken. Tegelijk stelt de continuïteitstoets de Werkgever en Vakorganisaties in staat om afspraken met elkaar te maken over de inhoud van de Pensioenregeling. Het DEPF stelt de continuïteitstoets daarom in overleg met de Werkgever en Vakorganisaties op.
De continuïteitstoets documenteert wijzigingen in premievaststelling, toeslagbeleid en beleggingsmix als een coherent geheel in lijn met de Belgische prudentiële regelgeving. Het gewenste premie- en toeslagbeleid wordt bepaald door de Werkgever en Vakorganisaties. De gekozen beleggingsmix is consistent met de doelstellingen en risicohouding van de Werkgever en Vakorganisaties.
2 Voorafgaand aan de uitvoering van een continuïteitstoets vindt afstemming plaats tussen het DEPF, de Werkgever en Vakorganisaties over de risicohouding als bedoeld in lid 1. De risicohouding zal als onderdeel van de continuïteitstoets worden vastgesteld en vastgelegd.
3 Het DEPF zal de nodige reserves opbouwen en de gepaste beleggingen doen teneinde haar activa goed te beheren, als een goed huisvader, met het oog op een goed beheer en een goede uitvoering van de pensioenregelingen die het beheert. Per 1 januari 2017 is de strategische asset allocatie voor de Sectie Dupont Nederland als volgt vastgesteld:
Asset class Strategische allocatie Aandelen 58%
Obligaties 42%
C. VOORWAARDEN TOESLAGVERLENING
1 De voorwaardelijke toeslag als bedoeld in artikel 23 lid 2 van het pensioen- reglement is afhankelijk van de door het DEPF vastgestelde BE-dekkingsgraad van de Sectie DuPont Nederland per ultimo van een jaar. Voor de toepassing van dit onderdeel C worden de aanwezige beleggingen daarbij bepaald zonder rekening te houden met eventueel betaalde aanvullende pensioenpremies en bijstortingen zoals bedoeld in leden 2, 6 en 7 van onderdeel A.
De voorwaardelijke toeslag zal als volgt worden vastgesteld:
BE-dekkingsgraad Toeslag
< 111% Geen
111% 1/9 x 75% x Prijsindex
112% 2/9 x 75% x Prijsindex
113% 3/9 x 75% x Prijsindex
114% 4/9 x 75% x Prijsindex
115% 5/9 x 75% x Prijsindex
116% 6/9 x 75% x Prijsindex
117% 7/9 x 75% x Prijsindex
118% 8/9 x 75% x Prijsindex
119% 75% x Prijsindex
Bij tussenliggende dekkingsgraden wordt lineair geïnterpoleerd.
2 De toeslag is uitgedrukt in een percentage en wordt toegekend over de som van het pensioen en reeds eerder verleende toeslagen. De in lid 1 bepaalde toeslag wordt afgerond op twee decimalen nauwkeurig.
3 Indien en voor zover met betrekking tot de voorgaande jaren de toeslagen niet volledig zijn verleend op basis van de toeslagmaatstaf, zal het DEPF een vorm van inhaaltoeslag toekennen voor zover de middelen van het DEPF in de Sectie DuPont Nederland dit toelaten. Een inhaaltoeslagverlening kan echter alleen worden toegekend bij een BE-dekkingsgraad vanaf 119%. Indexatiebudget voor deze inhaaltoeslagverlening is 1/5de deel van het verschil tussen de
BE-dekkingsgraad (na reguliere toeslagverlening) en 119%. Een eenmaal toegekende toeslag zal niet weer worden ingetrokken.
4 De voorwaardelijke toeslag die volgt uit de toepassing van lid 1 tot en met 3 kan niet hoger zijn dan het toeslagpercentage dat volgt uit de genoemde leden indien voor ‘BE-dekkingsgraad’ ‘NL-dekkingsgraad’ wordt gelezen.
5 De toekenning van een voorwaardelijke inhaaltoeslag zoals bepaald in lid 3 heeft voorrang op een mogelijke premiekorting voor de Werkgever. Met andere woorden, een eventuele vermindering van de reguliere contributie door een negatieve supplementaire contributie in geval van voldoende funding volgens de principes beschreven in het financieringsplan, kan slechts toegekend worden na toekenning van de inhaaltoeslag. Het terugstorten van contributie en/of vermogen aan de Werkgever is uitgesloten.
6 Indien op grond van wet- en regelgeving nadere eisen worden gesteld aan de onvoorwaardelijke en voorwaardelijke toeslagen, meer in het bijzonder op welke wijze bij de financiering voldaan kan worden aan de eis van consistentie tussen gewekte verwachtingen, financiering en de feitelijke realisatie van de toeslagen, zal het pensioenreglement hierop worden aangepast met inachtneming van de procedure die hiervoor is vastgelegd in de collectieve pensioenovereenkomst.