TOELICHTING BEHORENDE TOT DE JAARREKENING
TOELICHTING BEHORENDE TOT DE JAARREKENING
1. Inleiding
Het doel van Stichting Pensioenfonds ERIKS, statutair gevestigd te Alkmaar (hierna: ‘SPE’) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt SPE uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. SPE geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van XXXXX nv en door ERIKS nv aangewezen gelieerde ondernemingen.
2. Overeenstemmingsverklaring
De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW met in achtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving De jaarrekening is opgesteld in duizenden euro’s.
Het bestuur heeft op 28 juni 2016 de jaarrekening opgemaakt.
3. Algemene grondslagen
Opname van actief of een verplichting
Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Verantwoording baten en lasten
Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer word voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde.
Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post ‘nog af te wikkelen transacties’. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.
Saldering van een actief en een verplichting
Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als netto bedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerde financiële activa en financiële verplichtingen samenhangend rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
Schattingen en veronderstellingen
De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur zich oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten.
De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in de toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft.
Wijzigingen in schattingen in de voorziening voor pensioenverplichtingen worden toegelicht onder de betreffende waarderingsgrondslag. Het financieel effect wordt ook gekwantificeerd vermeld in de toelichting op de jaarrekening. In het boekjaar 2015 zijn de volgende actuariële grondslagen aangepast.
• Verhoging toeslag voor toekomstige uitvoeringskosten.
In de bestuursvergadering van 7 december 2015 is besloten de toeslag voor toekomstige uitvoeringskosten te verhogen van 2% naar 3%. Hierdoor stijgt de VPV met € 1.806k
• Verlaging risico opslag premieopslag voor premievrijstelling van arbeidsongeschiktheid In de bestuursvergadering van 30 december 2015 is besloten de risico-opslag op de premie voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid te verlagen van 3% naar 2%. Dit heeft ultimo 2015 een verlagend effect op de VPV van € 71k.
• Verwerking leeftijdsaanpassingsmechanisme
In de bestuursvergadering van 18 februari 2016 is besloten bij de waardering van de Voorziening Pensioenverplichtingen niet langer rekening te houden met het aanpassingsmechanisme. Het resultaat van het niet in aanmerking nemen komt tot uitdrukking door een verhoging van de VPV met € 1.436k.
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waarde- veranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen.
Vreemde valuta
Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum. Alle valutakoersverschillen zijn verwerkt in de staat van baten en lasten. De gebruikte slotkoersen voor de meest van belang zijnde valuta luiden ultimo als volgt:
31-12-15 | 31-12-14 | |
USD | 0,92056 | 0,82641 |
AUD | 0,66977 | 0,67629 |
CAD | 0,66271 | 0,71350 |
CHF | 0,91963 | 0,83171 |
GBP | 1,35676 | 1,28858 |
JPY | 0,00765 | 0,00689 |
Foutenherstel
Indien een materiële fout na de vaststelling van de jaarrekening wordt geconstateerd, wordt deze middels een retrospectieve verwerking hersteld. Dit houdt in dat het eigen vermogen aan het einde van het voorafgaande boekjaar wordt herrekend alsof de fout niet heeft plaatsgevonden. Het verschil tussen het eigen vermogen aan het einde van het voorafgaande boekjaar voor en na herrekening, wordt vervolgens verwerkt als een rechtstreekse mutatie van het eigen vermogen aan het begin van het huidige boekjaar.
De bate of last als gevolg van een eventueel herstel van een niet-materiële fout wordt verwerkt in de staat van baten en lasten van het huidige boekjaar. SPE heeft in de jaarrekening van het huidige boekjaar geen foutenherstel toegepast.
4. Specifieke grondslagen Beleggingen
De beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Slechts indien de actuele waarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs.
Participaties in beleggingsinstellingen die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen.
Beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers worden op dezelfde wijze gewaardeerd.
Lopende interestposities uit hoofde van beleggingen worden verantwoord als onderdeel van de marktwaarde van de betreffende beleggingscategorie.
Vastgoedbeleggingen
De Vastgoedbeleggingen betreffen een participatie in een niet beursgenoteerde beleggingsinstelling, die op haar beurt participeert in vastgoed projecten in met name continentaal Europa. Deze wordt gewaardeerd tegen de actuele waarde, welke is bepaald op de netto vermogenswaarde volgens opgave van de fondsbeheerder.
Aandelen
De post Aandelen betreft participaties in beleggingsinstellingen, die worden gewaardeerd op actuele waarde. De participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Niet-beursgenoteerde participaties worden gewaardeerd op basis van de opgaven van de fondsbeheerders.
Vastrentende waarden
Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggings- instellingen zijn gewaardeerd op actuele waarde, zijnde de per balansdatum geldende beurskoersen. Niet-beursgenoteerde participaties worden gewaardeerd op basis van actuele waarde opgegeven door de fondsbeheerders.
Derivaten
Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnotering of als die niet beschikbaar is, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme waarderingsmodellen.
Overige beleggingen
Overige beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde. Indien geen marktwaarde beschikbaar is, wordt de waarde bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen.
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft.
Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden als actief verantwoord op het moment dat de onderhavige verzekerde gebeurtenis zich voordoet. De waardering vindt plaats op basis van de nominale waarde van de verzekerde uitkeringen uit hoofde van het contract, volgens de grondslagen van SPE. Er wordt rekening gehouden met de kredietwaardigheid van de verzekeraar. De looptijd is gelijk aan de looptijd van het betreffende deel van de VPV.
Vorderingen en overlopende activa
Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na de eerste verwerking, worden vorderingen gewaardeerd op nominale waarde onder aftrek van eventuele bijzondere waardevermindering indien sprake is van oninbaarheid.
Technische voorzieningen
Voorziening pensioenverplichtingen (VPV)
De VPV wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen.
Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen) tot toeslagen.
De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Per 1 januari 2015 wordt de nieuwe door DNB voorgeschreven Ultimate Forward Rate (UFR) gehanteerd. De mogelijkheid om de zogenaamde driemaands middeling van de rente toe ten passen, is vanaf 1 januari 2015 komen te vervallen. Het financiële effect van de nieuwe UFR wordt toegelicht in noot 11.
Bij de berekening van de VPV is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex-ante condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen.
Bij de berekening van de voorziening wordt tevens rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid.
Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen:
• Een rekenrente, die is gebaseerd op de rentetermijnstructuur op basis van de Ultimate Forward Rate, zoals gepubliceerd door DNB. Rekening houdend met een looptijd van de uitkeringen van 19,1 jaar (2014 18,6 jaar);
• Ultimo 2015 en 2014 werd gebruik gemaakt van de door het Koninklijk Actuarieel Genootschap gepubliceerde Prognosetafel AG 2014. Hierop werden de correctiefactoren gehanteerd conform het door Xxx Xxxxxx aangeleverde postcode model;
• Indexatie is voorwaardelijk (geen reservering) en afhankelijk van de financiële positie van SPE (dekkingsgraad) conform het vermelde in art. 8 lid 3 van het pensioenreglement;
• Kostenopslag ter grootte van 3% van de VPV in verband met toekomstige administratie- en excassokosten.
Onder de VPV wordt ook het saldo van de pensioenspaarrekening gepresenteerd. Dit betreft de saldi ten gunste van 262 (2014 283) slapers. Het basisbedrag is ontstaan ultimo 2006 en wordt jaarlijks verhoogd met het beleggingsresultaat van SPE. Voor het boekjaar 2015 is uitgegaan van een rendement van 0,00% in plaats van negatief 0,07%.
Het risico voor de deelnemer ligt in de hoogte van de omrekeningsfactor waarmee op pensioendatum het aanwezig saldo wordt omgezet in een maandelijks te betalen ouderdomspensioen. Het beleggingsrisico ligt weliswaar bij de deelnemers, maar het pensioenfonds heeft een rendementsgarantie afgegeven tot minimale bijschrijving van 4% per jaar over de hele looptijd. Met deze garantie wordt rekening gehouden bij het bepalen van de technische voorziening. De rendementsgarantie is ultimo 2015 € 306k. Ultimo 2014 bedroeg de rendementsgarantie € 234k.
Overige technische voorzieningen
Overige technische voorzieningen worden opgenomen voor met de pensioenverplichtingen samenhangende risico’s voor zover niet opgenomen in de berekening van de VPV, zoals arbeidsongeschiktheidsuitkeringen of overige uitkeringen. Dit betreft de volgende voorzieningen.
Voorziening Excedent AOV (oude en huidige regeling)
Dit betreft de herverzekerde aanvullende arbeidsongeschiktheidsregeling. De voorziening wordt bepaald op basis van actuariële grondslagen, waarbij geen rekening wordt gehouden met herstel.
Voorziening toekomstige opbouw arbeidsongeschikten met ingang van 1 januari 2014
Deze voorziening wordt aangelegd ten behoeve van zieke werknemers die wellicht in de toekomst definitief arbeidsongeschikt worden verklaard.
Voorziening WAO-hiaat
De WAO-hiaatregeling is per 1 januari 2006 stopgezet. De afwikkeling van de WAO-hiaatregeling wordt verzorgd voor rekening en risico van het pensioenfonds. De aanwezige voorziening en buffers zijn van voldoende omvang om de lopende uitkeringen uit te voeren.
De benodigde voorziening wordt jaarlijks bepaald op basis van actuariële grondslagen en ervaringscijfers. Hierbij dient in aanmerking te worden genomen dat na uitdiensttreding de WAO- hiaatuitkering volgens het reglement niet kan worden verhoogd, met uitzondering van indexatie van de uitkeringen. In verband met de invoering van de FTK-grondslagen en het karakter van de regeling (uitfasering van lopende WAO-hiaatuitkeringen) worden de in de voorziening begrepen buffers met ingang van boekjaar 2007 verantwoord onder de reserves.
Overige schulden en overlopende passiva
Schulden worden bij de eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde. Transactiekosten die direct zijn toe te rekenen aan de verwerving van de schulden worden in de waardering bij eerste verwerking opgenomen.
Dekkingsgraad
De nominale dekkingsgraad van SPE wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen door de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans.
Bij de berekening van de reële dekkingsgraad van SPE wordt ten behoeve van deze berekening de VPV herrekend, rekening houdend met de verwachte prijsinflatie conform de regels van het Toekomstig Bestendig Indexeren.
De beleidsdekkingsgraad van SPE is de gemiddelde dekkingsgraad van de 12 maanden voorafgaand aan het moment van vaststelling.
Premiebijdragen (van werkgever en werknemers)
Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Beleggingsresultaten
Indirecte beleggingsopbrengsten
Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waarde wijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen.
Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Directe beleggingsopbrengsten
Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling.
Kosten vermogensbeheer
Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Afschrijvingen en andere exploitatiekosten van onroerende zaken in exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer opgenomen.
Verrekening van kosten
Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d.
Overige baten
Overige baten zijn aan de periode toegerekend waarop ze betrekking hebben.
Pensioenuitkeringen
De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben.
Pensioenuitvoeringskosten
De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Wijziging voorziening pensioenverplichtingen en overige voorzieningen.
Pensioenopbouw
De pensioenopbouw met betrekking tot ouderdomspensioen wordt toegerekend aan de periode waarin de opbouw van pensioenrechten plaatsvindt. De verplichtingen met betrekking tot partnerpensioen, wezenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen worden opgenomen in de periode dat ze ontstaan.
Toeslagverlening (korting)
De pensioenaanspraken en rechten worden gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben. Dit houdt in dat financiële verplichtingen voortvloeiende uit toeslagbesluiten (verhoging/verlaging) die vóór balansdatum zijn genomen, in het boekjaar zijn verantwoord.
Rentetoevoeging
De pensioenverplichtingen worden contant gemaakt tegen de nominale marktrente op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur (RTS). Aan de technische voorziening wordt een rente van 0,181% (2014 0,379%) toegevoegd op basis van de éénjaarsrente op de interbancaire swaprente primo verslaggevingsperiode. De rentetoevoeging wordt berekend over het gemiddelde van de stand van de voorziening primo periode en de stand van de voorziening ultimo periode, de laatste exclusief het effect van toeslagverlening.
Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten
De pensioenuitkeringen worden onttrokken aan de voorziening pensioenverplichtingen. Daarnaast valt de reservering voor toekomstige kosten, zijnde 2% (2016 3%) van de pensioenuitkeringen in het boekjaar, vrij.
Wijziging marktrente
De wijziging marktrente op balansdatum als gevolg van wijzigingen in de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur, wordt in de staat van baten en lasten opgenomen.
Xxxxxxxxx uit hoofde van overdracht van rechten
Het saldo van de actuariële inkomende en uitgaande waardeoverdrachten wordt toegerekend aan de periode waarop ze betrekking heeft.
Wijziging van actuariële uitgangspunten en actualiseren overlevingskansen
De mutatie van de voorziening als gevolg van de aanpassing van actuariële grondslagen in het verslagjaar wordt in de staat van baten en lasten opgenomen.
Overige mutaties
De overige mutaties worden toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Wijziging herverzekeringsdeel technische voorzieningen
De mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen betreft de wijziging in de waarde van het herverzekeringsdeel technische voorzieningen.
Saldo overdrachten van rechten
Waardeoverdrachten worden in de staat van baten en lasten opgenomen op het moment van overdracht van de pensioenverplichtingen.
Overige lasten
Overige lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode en geeft de mutaties weer die lopen over de bankrekeningen bij ABN AMRO nv en KAS BANK nv. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
5. Beleggingen
De mutaties in de beleggingen zijn als volgt:
Vastgoed- beleggingen | Aandelen | Vastrentende waarden | Derivaten | Totaal | |
€ | € | € | € | € | |
Stand per 1 januari 2015 | 1.397 | 54.300 | 120.889 | 6.504 | 183.090 |
Aanpassing rubricering | -800 | -800 | |||
Aankopen | 0 | 2.623 | 47.654 | 0 | 50.277 |
Verkopen/aflossingen | -432 | -5.152 | -45.675 | 0 | -51.259 |
Mutatie opgelopen rente | 0 | 0 | -167 | 239 | 72 |
Afw. valutahedges / renteswaps | 0 | 0 | 0 | 6.538 | 6.538 |
Waardeontwikkeling | 61 | 5.099 | -3.309 | -5.836 | -3.985 |
Stand per 31 december 2015 | 1.026 | 56.870 | 119.392 | 6.645 | 183.933 |
Vastgoed- beleggingen | Aandelen | Vastrentende waarden | Derivaten | Totaal | |
€ | € | € | € | ||
Stand per 1 januari 2014 | 1.638 | 47.258 | 105.000 | 000 | 000.809 |
Aanpassing rubricering | -3.107 | -3.107 | |||
Aankopen | 0 | 865 | 42.531 | 24.694 | 68.089 |
Verkopen/aflossingen | -226 | -300 | -38.363 | -25.015 | -63.905 |
Mutatie opgelopen rente | 0 | 0 | 103 | 13 | 117 |
Afw. valutahedges / renteswaps | 0 | 0 | 0 | 1.113 | 1.113 |
Waardeontwikkeling | -15 | 6.477 | 11.574 | 7.139 | 25.174 |
Stand per 31 december 2014 | 1.397 | 54.300 | 120.890 | 5.704 | 182.290 |
Schuldpositie derivaten (credit) | 800 |
Stand per 31 december 2014 (na herrubricering schuldpositie derivaten naar overige schulden) 183.090
Het vermogensbeheer is uitbesteed aan NN Investment Partners.
SPE heeft geen beleggingen in portefeuille die in verband staan met de XXXXX groep.
Voor de meerderheid van de beleggingen is sprake van objectief vast te stellen frequente marktnoteringen. Voor bepaalde beleggingen zijn deze niet beschikbaar en vindt waardering plaats op basis van waarderingsmodellen en –technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten en het gebruik van schattingen.
Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen daarom niet met precisie worden vastgesteld.
Op basis van deze verscheidenheid en gradaties in waarderingsmethoden dienen de beleggingen te worden ingedeeld naar drie verschillende waarderingsniveaus:
Niveau 1: De waarde van de belegging is gebaseerd op direct waarneembare marktnoteringen van identieke beleggingen in een actieve markt.
Niveau 2: De actuele waarde wordt vastgesteld aan de hand van waarderingsmodellen, waarin gebruik wordt gemaakt van waarneembare marktdata.
Niveau 3: De waarde wordt vastgesteld met waarderingsmodellen waarin niet is gebruik gemaakt van waarneembare marktdata.
Op basis van deze indeling kan de beleggingsportefeuille als volgt worden samengevat, waarbij door de vermogensbeheer het look-through principe is gehanteerd:
Per 31 december 2015 Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Totaal
€ | € | € | ||
Vastgoedbeleggingen | 1.064 | 851 | 1.915 | |
Aandelen | 54.735 | 54.735 | ||
Obligaties en andere vastrentende waarden | 113.775 | 113.775 | ||
Valutaderivaten | 703 | 703 | ||
Interest rate swaps | 6.038 | 6.038 | ||
Liquiditeiten en overige posten | 6.833 | 6.833 | ||
176.407 | 1.554 | 6.038 | 183.999 | |
Opgenomen onder beleggingen | 183.933 | |||
Opgenomen onder vorderingen | 54 | |||
Opgenomen onder overige activa | 12 | |||
183.999 | ||||
Per 31 december 2014 | Niveau 1 | Niveau 2 | Niveau 3 | Totaal |
€ | € | € | ||
Vastgoedbeleggingen | 1.429 | 1.429 | ||
Aandelen | 53.120 | 53.120 | ||
Obligaties en andere vastrentende waarden | 119.667 | 119.667 | ||
Valutaderivaten | -896 | -896 | ||
Interest rate swaps | 6.667 | 6.667 | ||
Liquiditeiten en overige posten | 2.417 | 2.417 | ||
175.204 | 533 | 6.667 | 182.404 | |
Opgenomen onder beleggingen | 183.090 | |||
Opgenomen onder overige activa | 115 | |||
Opgenomen onder derivaten | -801 | |||
182.404 |
Specificatie per onderliggend fonds en samenvatting matching- en returnportefeuille.
2015 | 2014 | |||||
cat. | € | In % port | € | In % port. | ||
Vastgoedbeleggingen | ||||||
CBRE Eurosiris Fonds | r | 1.026 0,6% | 1.397 | 0,8% | ||
Aandelen | ||||||
Indirecte beleggingen (via fondsen) | ||||||
NN Global Fund | 35.429 | 19,3% | 32.954 | 18,1% | ||
NN Inst. Dividend Aandelen Fonds | 8.774 | 4,8% | 9.607 | 5,3% | ||
NN Global Emerging Markets Fund | 5.303 | 2,9% | 5.221 | 2,9% | ||
Parvest Equity Europe Small Cap | 7.364 | 4,0% | 6.518 | 3,6% | ||
r 56.870 30,9% 54.300 | 29,8% | |||||
Vastrentende waarden | ||||||
Staatsobligaties (incl. staatgerelateerd) | m | 57.009 | 31,0% | 73.973 | 40,6% | |
Indirecte beleggingen (via fondsen) NN Covered Bond Fonds | m | 0 | 0,0% | 3.450 | 1,9% | |
NN Euro Credit Fund | m | 9.916 | 5,4% | 27.001 | 14,8% | |
NN (L) Euro Sustainable Credit (excl. financ.) | m | 13.313 | 7,2% | 8.523 | 4,7% | |
NN (L) Liquid EUR | m | 29.709 | 16,2% | 0 | 0,0% | |
NN (L) Emerging Markets Debt (HC) | r | 4.910 | 2,7% | 3.801 | 2,1% | |
NN Global High Yield Fund | r | 4.535 | 2,5% | 4.142 | 2,3% | |
62.383 | 33,9% | 46.917 | 25,7% | |||
Totaal | 119.392 | 64,9% | 120.890 | 66,3% | ||
Derivaten | ||||||
Renteswaps (op vastrentende waarden) | m | 5.919 | 3,2% | 6.504 | 3,6% | |
Valutaderivaten (op aandelen) | r | 726 | 0,4% | -801 | -0,4% | |
6.645 | 3,6% | 5.703 | 3,1% | |||
Splitsing per portefeuille | ||||||
Totaal matching portefeuille | m | 115.866 | 63,0% | 119.451 | 65,5% | |
Totaal return portefeuille | r | 68.067 | 37,0% | 62.839 | 34,5% | |
183.933 | 100,0% | 182.290 | 100,0% |
Vastgoedbeleggingen
Dit betreft slechts één fonds. Het CBRE Eurosiris fonds. Dit fonds zit in een afbouwfase. Door terugbetaling van kapitaal is het aantal participaties afgenomen van 2.157.278 ultimo 2014 naar 1.513.353.ultimo 2015. De koers per participatie steeg van € 647,51 naar € 677,84. Verdere afbouw is voorzien voor 2016 en 2017. Het bestuur heeft besloten het belang van SPE in vastgoedbeleggingen niet uit te bouwen.
Aandelen
Splitsing in markten:
2015 | 2014 | ||||
€ | In % | € | In % | ||
Ontwikkelde markten | 49.898 | 87,7% | 47.264 | 87,0% | |
Opkomende markten | 4.837 | 8,5% | 5.856 | 10,8% | |
Overige beleggingen | 2.135 | 3,8% | 1.180 | 2,2% | |
56.870 | 100,0% | 54.300 | 100,0% |
Splitsing in sectoren:
2015 | 2014 | ||||
€ | In % | € | In % | ||
Duurzame consumentengoederen | 7.116 | 12,5% | 6.577 | 12,1% | |
Niet-duurzame consumentengoederen | 5.747 | 10,1% | 4.661 | 8,6% | |
Energie | 2.956 | 5,2% | 3.889 | 7,2% | |
Financiele instellingen | 10.728 | 18,9% | 12.785 | 23,5% | |
Gezondheidszorg | 5.583 | 9,8% | 5.520 | 10,2% | |
Industrie | 6.021 | 10,6% | 6.008 | 11,1% | |
Informatie technologie | 7.170 | 12,6% | 7.126 | 13,1% | |
Basismaterialen | 3.010 | 5,3% | 2.903 | 5,3% | |
Telecommunicatie | 1.970 | 3,5% | 1.747 | 3,2% | |
Nutsbedrijven | 2.135 | 3,8% | 1.721 | 3,2% | |
Overig | 2.299 | 4,0% | 183 | 0,3% | |
Overige beleggingen | 2.135 3,8% | 1.180 2,2% | |||
56.870 100,0% | 54.300 100,0% | ||||
Top 5 aandelen per jaar naar gewicht | |||||
Apple (IT) | 1.501 | 2,64% | |||
Pfizer (Health care) | 1.185 | 2,08% | 874 | 1,61% | |
Royal Dutch Shell (Energy) | 1.040 | 1,83% | |||
Imperial Tobacco (Niet-duurz. Cons.gdrn) | 995 | 1,75% | |||
Mix van Chinese aandelen. | 926 | 1,63% | |||
Citigroup (Financials) | 909 | 1,60% | 863 | 1,59% | |
JP Xxxxxx Xxxxx (Financials) | 782 | 1,44% | |||
General Electric | 771 | 1,42% | |||
Roch Holding AG (Health care) | 760 | 1,40% | |||
Staats obligaties per land: | |||||
2015 | 2014 | ||||
€ | In % | € | In % | ||
Landenverdeling discretionair Nederland | 18.426 | 32,3% | 22.835 | 30,9% | |
Duitsland | 17.141 | 30,1% | 19.984 | 27,0% | |
Frankrijk | 9.089 | 15,9% | 10.580 | 14,3% | |
Belgie | 6.119 | 10,7% | 7.192 | 9,7% | |
Oostenrijk | 3.853 | 6,8% | 6.437 | 8,7% | |
Finland | 1.811 | 3,2% | 5.720 | 7,7% | |
Supra national etc. | 570 1,0% | 1.225 1,7% | |||
57.009 100,0% | 73.973 100,0% |
Derivaten
SPE maakt gebruik van derivaten. Renteswaps ten behoeve van de afdekking van een deel van het renterisico en Valutaderivaten ten behoeve van de afdekking van het valutarisico op de aandelenportefeuille. Een van de belangrijkste risico’s voorvloeiend uit het gebruik van derivaten is het kredietrisico. De waarde ultimo laat zich als volgt specificeren:
€
2015
In % port
€
2014
In % port.
Derivaten | |||||
Renteswaps (op vastrentende waarden) | m | 5.919 | 3,2% | 6.504 | 3,6% |
Valutaderivaten (op aandelen) | r | 726 0,4% | -801 | -0,4% | |
6.645 3,6% | 5.703 | 3,1% |
Detail van de renteswaps ultimo 2015:
Bank | Xxxx | Xxxxxx | |||
Vanaf 1-jul-15 | Fixed Interest | Hoofdsom | 31-12-15 | ||
Waarde 1 | Waarde 2 |
Deutsche Bank | R | 2042 | 0,048% | 2,317% | -14.400 | -14.878 | 17.317 |
Deutsche Bank | R | 2062 | 0,048% | 2,448% | -3.900 | -4.043 | 5.229 |
RBS | R | 2032 | 0,048% | 2,284% | -5.500 | -5.660 | 6.400 |
RBS | R | 2052 | 0,048% | 2,393% | -9.400 | -9.736 | 11.925 |
City Bank | R | 2065 | 0,036% | 0,945% | -2.960 | -3.069 | 2.433 |
-37.385 43.305
5.919
De negatieve marktwaarde van derivaten werd in 2014 gepresenteerd als een aparte kortlopende schuld. Bij de berekening van de rentehedgecoëfficiënt (zie pagina 63) wordt gerekend met de waarde van de matchingportefeuille (€ 115.966k) inclusief plus de waarde van de Renteswaps.
Een van de belangrijkste risico’s voorvloeiend uit het gebruik van derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Met de volgende partijen zijn ISDA contracten afgesloten: Royal Bank of Scotland, Barclays, Deutsche Bank en Citibank.
Valutaderivaten | 2015 | 2014 | |
Xxxxx uit hoofde van transacties in | € | € | |
Amerikaanse dollar | 426 | -792 | |
Britse pond | 244 | -77 | |
Japanse yen | -31 | 58 | |
Overige valuta | 87 | 10 | |
Stand per 31 december | 726 | -801 | |
Ontvangen zekerheden in stukken | |||
Royal Bank of Scotland | 4.354 | 3.766 | |
Deutsche Bank | 3.675 | 3.298 | |
Citibank | -658 | 0 | |
Credit Suisse | 0 | -784 | |
Barclays | 0 | -404 | |
Stand per 31 december | 7.371 | 5.876 |
Het tegenpartij risico is afgedekt door staatsobligaties van Duitsland, Frankrijk en Nederland.
6. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
2015
2014
€ €
Ouderdoms- en Partnerpensioen herverzekerd 83 135
Stand per 31 december 83 135
7. Vorderingen en overlopende activa | |||||
2015 | 2014 | ||||
Rekening courant werkgever | € | 237 | € | 417 | |
Rekening courant Nationale Nederlanden | 364 | 5 | |||
Dividendbelasting | 54 | 260 | |||
Te ontvangen BTW | 4 | 4 | |||
Vooruitbetaalde kosten en overige | 38 | 0 | |||
Stand per 31 december | 697 | 686 |
Alle vorderingen en overlopende activa hebben een looptijd korter dan een jaar.
8. Overige activa
Het saldo van de onder Overige activa opgenomen liquide middelen staat ter vrije beschikking van SPE.
2015
2014
€ €
Banksaldo KAS BANK nv 12 115
Banksaldo ABN AMRO nv 36 293
Stand per 31 december 48 408
9. Stichtingskapitaal en reserves
Reserve
Stichtings- Beleggings-
kapitaal risico's Totaal
€ € €
Stand per 31 december 2013 0 12.644 12.644
Bestemming saldo van baten en lasten 0 481 481
Stand per 31 december 2014 0 13.125 13.125
Bestemming saldo van baten en lasten 0 -14.991 14.991
Stand per 31 december 2015 0 -1.866 -1.866
Het stichtingskapitaal bedraagt in hele Euro’s € 104.
10 Solvabiliteit en dekkingsgraad
Aanwezig vermogen
Vereist eigen vermogen (strategische beleggingsmix)
Dekkingspositie per 31 december
2015
€
-1.866
27.585
-29.451
2014
€
13.125
18.001
-4.876
Minimaal vereist eigen vermogen
Het minimaal vereist eigen vermogen op basis van de strategische beleggingsmix is bepaald conform artikel 11 van het besluit FTK pensioenfondsen en bedraagt € 8.231k zijnde 4,4% van de technische voorzieningen voor risico van SPE. De minimaal vereiste dekkingsgraad bedraagt daarmee 104,4%.
Vereist eigen vermogen
Volgens het FTK wordt het vereist eigen vermogen zodanig vastgesteld dat met 97,5% zekerheid kan worden voorkomen dat het pensioenfonds binnen één jaar over minder middelen beschikt dan de technische voorzieningen voor de onvoorwaardelijke toezeggingen (voor risico van het pensioenfonds). In de eerste plaats wordt daarvoor de toetswaarde solvabiliteit bepaald, feitelijk de solvabiliteit die nodig is om het voorgeschreven ongunstige scenario op te kunnen vangen voor alle risicofactoren, overeenkomstig het standaardmodel.
Het vereist eigen vermogen op basis van de strategische beleggingsmix bedraagt € 27.585k (2014 € 18.001k). De vereiste dekkingsgraad ultimo 2015 bedraagt 114,8% (2014 110,7%) van de technische voorziening voor risico fonds.
Dekkingsgraad en ontwikkeling herstelplan
2015 | 2014 | ||
De nominale dekkingsgraad | 99,0% | 107,7% | |
De beleidsdekkingsgraad | 102,3% | 108,6% | |
De reële dekkingsgraad | 83,0% | ||
Toekomst bestendig indexeren (TBI) | 123,2% | 127,0% | |
De minimaal vereiste dekkingsgraad | 104,4% | 104,3% | |
De vereiste dekkingsgraad | 114,8% | 110,7% | |
De dekkingsgraad volgens het herstelplan | 104,9% | 106,7% |
Bepalend voor de ontwikkeling van de dekkingsgraad zijn vooral de Rentetermijnstructuur
(1% rentedaling leidt per saldo tot een circa 10% lagere dekkingsgraad), de ontwikkeling van de levensverwachtingen en de beleggingsresultaten. Zolang de dekkingsgraad onder het vereiste niveau ligt zal er geen sprake zijn van indexatie van de pensioenaanspraken en –uitkeringen.
De hoogte van de pensioenpremie heeft slechts beperkte invloed, waarbij in aanmerking moet worden genomen dat het een collectieve DC-regeling betreft. De werkgever betaalt een vaste kostendekkende premie van 13%, aangevuld met een deelnemersbijdrage van 5% van de pensioengrondslag.
De nominale dekkingsgraad van SPE is in 2015 gedaald van 107,7% ultimo 2014 naar 99,0% ultimo 2015. Volgens het herstelplan zou de dekkingsgraad ultimo 2015 104,9% hebben moeten bedragen. DNB heeft het herstelplan 2015 goedgekeurd op 21 augustus 2015.
Zolang er geen sprake is van een structurele verbetering van de beleidsdekkingsgraad zal van toeslag verlening geen sprake zijn.
De voor SPE te hanteren rekenrente bleef over het boekjaar nog steeds laag, en daalde verder van 1,93% naar 1,72%. Deze lagere rekenrente heeft een nadelig (verhogend) effect op de waarde van de verplichtingen.
Ultimo maart 2016 werd het herstelplan geactualiseerd. De deelnemers, zowel de actieven, de pensioengerechtigden als de slapers worden periodiek op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen.
11. Technische voorzieningen
2015 | 2014 | ||
€ | € | ||
Basis pensioenregeling | 180.537 | 163.640 | |
Pensioenspaarregeling (exclusief rendementsgarantie) | 4.790 | 5.170 | |
Pensioenspaarregeling (rendementsgarantie) | 306 | 234 | |
Subtotaal | 185.633 | 169.044 | |
Excedent arbeidsongeschiktheidspensioen | 151 | 288 | |
Opbouw premievrijstelling zieke werknemers | 250 | 328 | |
Uitkeringen WAO-hiaat | 337 | 397 | |
Stand per 31 december | 186.371 | 170.057 |
Het mutatie overzicht voor de Technische voorzieningen is als volgt:
2015 | 2014 | ||
Stand per 1 januari | € 170.057 | € 137.419 | |
Verschuiving uit Overige technische voorzieningen | 1.913 | ||
139.332 | |||
Pensioenopbouw | 6.217 | 5.310 | |
Wijziging actuariële grondslagen | 3.171 | -462 | |
Rentetoevoeging | 304 | 1.189 | |
Onttrekking voor uitkeringen en kosten | -3.840 | -3.620 | |
Wijziging marktrente | 10.611 | 29.116 | |
Overdracht van rechten | -50 | 293 | |
Overige mutaties | -99 | -1.101 | |
Stand per 31 december | 186.371 | 170.057 |
De pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd. In 2015 bedraagt deze opbouw 1,75% van de in 2015 geldende pensioengrondslag. Dit opbouwpercentage is in 2016 verlaagd naar 1,60%
De pensioengrondslag is gelijk aan 12 maandsalarissen inclusief vakantiegeld onder aftrek van een franchise. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op partner- en wezenpensioen. Deelname is mogelijk vanaf de leeftijd van 21 jaar.
Jaarlijks beslist het bestuur over de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd.
In overeenstemming met artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling als een uitkeringsovereenkomst.
De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld:
In 2015 is onderzocht of de voorziening toekomstige uitvoeringskosten voldoende is ingeval SPE zelfstandig zou moeten afwikkelen. De ter beschikking staande informatie heeft er toe geleid dat 3% als voldoende prudent wordt ervaren. Het effect van de verhoging van 2% ultimo 2014 naar 3% bedraagt € 1.806k.
Toeslagverlening
De indexatie van pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks vastgesteld door het bestuur. De ambitie bestaat om jaarlijks de pensioenrechten en pensioenaanspraken aan te passen. De indexatie in een jaar is voorwaardelijk en is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds, de rendementen op haar beleggingen en de ontwikkeling van de consumentenprijsindex. Het bestuur heeft in de vergadering van 7 december 2015 besloten om voor het tweede jaar op rij geen indexatie toe te passen.
Inhaalindexaties
Indien in het verleden geen volledige indexatie heeft plaatsgevonden kunnen onder bepaalde omstandigheden inhaalindexaties worden toegekend. Toekenning van inhaalindexaties vereist wel een hoge dekkingsgraad. Het bestuur verwacht, in de huidige situatie, geen inhaalindexaties binnen afzienbare tijd te kunnen toekennen.
Rentetermijnstructuur
De in de kengetallen opgenomen rentetermijnstructuur betreft het percentage van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur rekening houdende met de UFR systematiek. Voor de wijzigingen in het boekjaar zie het kopje Wijziging marktrente op pagina 60.
Saldi pensioenspaarrekeningen
Sinds de ingangsdatum van deze regeling wordt het spaarsaldo jaarlijks geïndexeerd met het gerealiseerde beleggingsresultaat van SPE. Over de afgelopen jaren:
Rendem | enten SPE | sinds 2006 |
Xxxx | Xxxxxxxxx | |
2007 | 1,90% | 1,90% |
2008 | -9,80% | -3,95% |
2009 | 14,40% | 2,17% |
2010 | 9,70% | 4,05% |
2011 | 4,40% | 4,12% |
2012 | 14,96% | 5,93% |
2013 | 4,48% | 5,72% |
2014 | 18,56% | 7,33% |
2015 | -0,07% | 6,50% |
Het minimaal bij te schrijven rendement bedraagt 4%. Op het moment van pensionering of het ingaan van partnerpensioen bij eerder overlijden wordt het saldo omgezet naar een pensioenuitkering. Tegen de dan geldende tarieven. Deze tarieven zijn de afgelopen jaren sterk gestegen, met als gevolg een lagere uitkering. Het saldo mag op pensioendatum worden overgezet naar een verzekeraar om een pensioenuitkering “in te kopen”. Het spaarsaldo wordt niet direct getroffen door kortingsmaatregelen. De kortingen (2,5% in 2011 en 4% in 2013) worden enkel toegepast op het gegarandeerde saldo op pensioendatum.
Op pensioendatum wordt het werkelijke saldo vergeleken met het “gekorte” gegarandeerde saldo. De hoogste van deze twee wordt gehanteerd voor de omzetting in een ouderdomspensioen of partnerpensioen.
Het totaal saldo van de spaarregeling en rendementsgarantie bedraagt ultimo 2015 € 5.096k tegen € 5.404k ultimo 2014.
Mutatieoverzicht van de rendementsgarantie pensioenspaarregeling
2015 | 2014 | ||
Stand per 1 januari | € 234 | € 164 | |
- Wijziging rentetermijnstructuur | 69 | 234 | |
- Xxxxxxxxxxxx | 0 | -000 | |
- Xxxxxxxxx actuariële grondslagen | 3 | 0 | |
- Overige mutaties | 0 | -3 | |
Stand per 31 december | 306 | 234 |
Excedent AO pensioen regeling
Dit betreft de contante waarde van de ingegane uitkeringen AO pensioen. De voorziening blijft bestaan totdat de deelnemer, waar de voorziening voor geldt, de 65-jarige leeftijd bereikt. Ultimo 2015 is het aantal deelnemers dat direct of indirect een uitkering ontvangt 6 (2014 7).
Voorziening voor de opbouw premievrijstelling voor zieke werknemers
De voorziening wordt berekend op 3% van de werkgeversbijdrage voor het actieve bestand over de laatste twee jaar en is bedoeld voor die zieke deelnemers, die ultimo boekjaar nog niet langer dan 2 jaar arbeidsongeschikt zijn.
Uitkering WAO-hiaten
Vanaf 1 juli 1993 is SPE belast met de uitvoering van de Regeling WAO-hiatenuitkering. Conform deze regeling heeft de werknemer aanspraak op een aanvulling op de WAO(-vervolg)-uitkering tot maximaal 70% van het gedeelte van het salaris onder de WAO grens. Op jaareinde 2015 bedraagt het aantal uitkeringsgevallen 18 (2014 21).
Een aantal deelnemers krijgt uit twee regelingen een uitkering. Het absolute aantal is 20 personen.
Mutatie pensioenverplichtingen
Pensioenopbouw
Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en partnerpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.
Wijziging actuariële grondslagen.
De belangrijkste drie posten opgenomen onder de wijziging actuariële grondslagen zijn:
• Het resultaat van het niet in aanmerking nemen van het aanpassingsmechanisme. Een last € 1.436k.
• Het resultaat van de verhoging van de opslag voor toekomstige uitvoeringskosten met 1%-punt naar 3%. Een last van € 1.806k.
• Het resultaat van de wijziging tariefstelling voor de berekening van de risicopremie arbeidsongeschiktheid. Een bate van € 71k.
Korten van de aanspraken / Indexatie
SPE streeft ernaar de uitgestelde en ingegane pensioenrechten van de actieve en gewezen deelnemers en de gepensioneerden jaarlijks aan te passen afgeleid van de ontwikkeling van de consumentenprijsindex. De indexering heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op indexering bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst indexering kan plaatsvinden. De indexering is mede afhankelijk van de financiële positie van SPE en de rendementen op haar beleggingen. Per 1 januari 2015 en 2016 werd geen indexering toegepast.
Rentetoevoeging
De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,181% (2014 0,379%). Deze rentetoevoeging is gelijk aan de 1-jaarsrente die afgeleid kan worden uit de rentetermijnstructuur per 31 december van boekjaar -1 die is gepubliceerd door DNB.
Onttrekking voor uitkeringen en kosten
Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name excassokosten) en de pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen in het verslagjaar.
Wijziging marktrente
Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de Technische voorziening herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder dit hoofd. De totale mutatie in de voorziening bedraagt € 10.611k. Ultimo 2015 bedroeg de gemiddelde rente voor de verplichtingen van het pensioenfonds 1,72% bij een duratie van 19,1 tegen 1,93% (duratie 18,6) ultimo 2014.
In het boekjaar hebben twee structurele wijzigingen in de methodiek van de vaststelling van de rentetermijnstructuur plaatsgevonden:
• Vervallen driemaands middeling van de RTS 1 januari 2015 TV hoger: € 8.083k
• Gewijzigde methodiek UFR 15 juli 2015 TV hoger € 3.899k Alle rentewijzigingen zijn verwerkt op 31 december 2015.
De aangepaste UFR-methode houdt op hoofdlijnen het volgende in:
• een niveau van de UFR op basis van de gerealiseerde 20-jaars forward rentes in de voorgaande 10 jaar;
• een startpunt voor de UFR-methode (het ‘First Smoothing Point’) bij 20 jaar;
• vanaf het startpunt groeit de methode richting de UFR, maar bereikt deze nooit. De extrapolatiemethode neemt marktinformatie ook na het startpunt mee. Het gewicht dat aan deze marktwaarnemingen wordt gegeven, neemt geleidelijk af.
In de onderstaande grafiek is de nominale rentetermijnstructuur weergegeven per 31 december 2014 en per 31 december 2015. Hierin is te zien dat in de loop van 2015 de rentecurve voor alle looptijden is gedaald.
De gemiddelde duratie van de totale verplichtingen bedraagt ultimo 2015: 19,1 (2014 18,6).
Resultaat op kanssystemen | ||||
2015 | 2014 | |||
€ | € | |||
Resultaat op sterfte | 417 | 192 | ||
Resultaat op arbeidsongeschiktheid | 170 | 126 | ||
Overige resultaat op mutaties | -29 | 202 | ||
Totaal | 558 | 520 | ||
12. Overige schulden en overlopende passiva | ||||
2015 | 2014 | |||
€ | € | |||
Belastingen en premies sociale verzekeringen | 81 | 73 | ||
Administratiekostenvergoeding | 0 | 22 | ||
Controle- en advieskosten | 94 | 126 | ||
Vermogensbeheer- en bewaarkosten | 60 | 39 | ||
Overige schulden | 21 | 76 | ||
Stand per 31 december | 256 | 336 | ||
Alle overige schulden hebben een looptijd korter dan een jaar. |
13 Risicobeheer
SPE wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met xxxxxx’x. De belangrijkste doelstelling van SPE is het nakomen van de pensioentoezeggingen.
Het belangrijkste risico voor SPE betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat SPE niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. SPE is wettelijk verplicht om buffers aan te houden volgens hiervoor geldende algemene normen als ook naar de specifieke normen die door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van SPE zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat SPE aanvullende maatregelen moet treffen. De nominale dekkingsgraad SPE is in het boekjaar gedaald naar 99,0%. De nominale dekkingsgraad is lager dan de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,4% en ook lager dan de vereiste dekkingsgraad van 114,8%. SPE heeft daarmee per 31 december 2015 een dekkingstekort en een reservetekort.
Solvabiliteitsrisico
In de volgende tabel is eind 2015 en 2014 het tekort gebaseerd op de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur en op de strategische beleggingsmix ultimo 2015 en 2014. Voor de ultimo positie 2014 is ook de berekening volgens het nFTK weergegeven.
31 december 2015 | 31-12-2014 nFTK | 31 december 2014 | |||
Initieel | Evenwicht | Initieel | Evenwicht | Initieel | Evenwicht |
Voorziening pensioenverplichtingen Buffers: S1 Renterisico | a | 186.371 6.761 | 186.371 6.761 | 177.800 4.936 | 177.800 4.936 | 170.057 4.635 | 170.057 4.635 |
S2 Risico zakelijke waarden | 16.633 | 19.323 | 15.991 | 18.684 | 13.856 | 14.225 | |
S3 Valutarisico | 1.347 | 1.630 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
S4 Grondstoffenrisico | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
S5 Kredietrisico | 5.606 | 6.513 | 2.758 | 3.301 | 2.268 | 2.328 | |
S6 Verzekeringstechnische risico | 5.490 | 5.490 | 5.250 | 5.250 | 5.017 | 5.017 | |
Overige risico (Actief beheer risico) | 866 | 1.006 | 1.867 | 2.109 | |||
Diversificatie-effect | -12.207 | -13.138 | -5.208 | -5.299 | -8.127 | -8.204 | |
Totaal S (vereiste buffers/toetswaarde solv.) | b | 24.496 | 27.585 | 25.594 | 28.981 | 17.649 | 18.001 |
Vereist vermogen (art.132 Pensioenwet) | a+b | 210.867 | 213.956 | 203.394 | 206.781 | 187.706 | 188.058 |
Marktwaarde beschikbaar vermogen | c | 184.505 | 184.505 | 183.182 | 183.182 | 183.182 | 183.182 |
Tekort | -26.362 | -29.451 | -20.212 | -23.599 | -4.524 | -4.876 | |
Aanwezig eigen vermogen (solvabiliteit) | d | -1.866 | -1.866 | 5.334 | 5.334 | 13.125 | 13.125 |
Aanwezige dekkingsgraad | d/a | 99,0% | 99,0% | 103,0% | 103,0% | 107,7% | 107,7% |
Vereiste dekkingsgraad | b/a | 113,1% | 114,8% | 114,4% | 116,3% | 110,4% | 110,6% |
Bij de berekening van de buffers past SPE de standaardmethode toe. De samenstelling van de beleggingen wordt hierbij gebaseerd op de strategische beleggingsmix. De voorgeschreven kaststroommethode wordt toegepast voor het grootste deel van de vastrentend beleggingen voor het bepalen van het renterisico (S1) en het kredietrisico (S2)
Bovenstaande analyse vloeit voort uit de (n)FTK toets die jaarlijks door de actuaris wordt uitgevoerd en is gebaseerd op de door DNB gepubliceerde methodes.
In de loop van het jaar wordt door het bestuur en de beleggingscommissie het risicoprofiel getoetst op basis van het zogenaamde ALRA model (gebaseerd op dagrente). Ultimo 2015 is volgens de ALRA de Vereiste dekkingsgraad 118,2% tegen 113,8% ultimo 2014.
Het beleggingsbeleid zal in 2016 niet principieel worden aangepast. Aandachtspunten zijn het continueren van de rentehedgecoëfficiënt van 50% en de gevolgen van het meer aandacht geven aan maatschappelijk verantwoord beleggen.
De in de tabel genoemde risico’s en enkele andere risico’s worden onderstaand toegelicht.
Marktrisico
Marktrisico betreft het risico dat SPE financiële verliezen lijdt door bewegingen in de financiële markten. Hieronder vallen onder meer het koersrisico op aandelen (het risico van daling van aandelenkoersen en dividendinkomsten), valutarisico ( het risico van koersdalingen van directe of indirecte valutaposities, inflatierisico (het risico van stijgende inflatie) en het renterisico. Met name de beheersing van het renterisico is voor SPE van groot belang vanwege het feit dat de waardering van de pensioenverplichtingen is gebaseerd op de actuele rentetermijnstructuur. Een daling van de rente leidt tot een toename van de verplichtingen. Het concentratierisico wordt beperkt door het zoveel mogelijk spreiden naar beleggingscategorie en tegenpartijen.
Renterisico (S1)
Het renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van veranderingen van de marktrente.
De duratie van de vastrentende waarden inclusief swaps bedraagt rond de 80% van de duratie van de verplichtingen. Per saldo zal SPE profiteren van rentestijgingen. De rentehedge-coëfficiënt is mede afhankelijk van de dekkingsgraad. De inrichting van de vastrentende waarden en swapportefeuille zal niet alleen rekening houden met de rentehedgecoëfficiënt, maar ook met het kasstroompatroon van de vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen. Beide gewaardeerd op marktrente. De vereiste coëfficiënt staat sinds 1 januari 2014 op 50%.
De berekening van de rentehedgecoëfficiënt is vastgelegd in de Verklaring Beleggingsbeginselen en luidt als volgt:
De duratie van de vastrentende waarde portefeuille x de waarde van deze portefeuille De duratie van de Voorziening pensioenverplichtingen x de waarde van de VPV
De Voorziening pensioenverplichtingen wordt hier berekend tegen marktwaarde en niet tegen de gemiddelde rentetermijnstructuur inclusief UFR. NNIP maakt gebruik van een rekenmodel waar de uitgangspunten afwijken van de duraties die in het actuarieel rapport worden vermeld.
Technische voorzieningen: ` Xxx Xxxxxx 19,1 (2014 18,6) tegen NNIP 20,9 (2014 20,8)
Vastr. waarden incl. derivaten: Xxx Xxxxxx 16,0 (2014 9,1) tegen NNIP 16,9 (2014 16,1)
Werkelijke renteafdekking ultimo 2015: 16,9 x € 115.866 / 20,9 x € 190.450 = 49,2%
Het bedrag van € 115.866k is gebaseerd op de waarde van de matchingportefeuille inclusief renteswaps.
Risico zakelijke waarden (S2)
Risico zakelijke waarden is het risico van waarde wijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die worden veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde waarbij waarde wijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden beperkt door diversificatie.
De procentuele verdeling van de beleggingen in aandelen is als volgt weer te geven.
2015 | 2014 | ||
Ontwikkelde markten | 91,2% | 89,0% | |
Opkomende markten | 8,8% | 11,0% |
Valutarisico (S3)
Het bestuur heeft geen visie op valutakoersen en is van mening dat blootstelling aan vreemde valuta op lange termijn geen resultaat toevoegt. Er wordt naar gestreefd om het valutarisico op de grootste valuta’s in de aandelenbeleggingen voor 100% af te dekken. Er worden geen actieve posities ingenomen in valuta’s. Resultaat dat voortkomt uit de valutaderivaten wordt gecompenseerd met de beleggingscategorie waar het valutarisico is ontstaan.
Ultimo 2015 is de waarde van de uitstaande valutatermijncontracten positief € 726k. Ultimo 2014 was de waarde negatief € 801k
Kredietrisico (S5)
De beleggingsportefeuille moet zodanig zijn samengesteld dat er een goede balans is tussen enerzijds het kredietrisico en anderzijds het te verwachten extra rendement. Het bestuur is van mening dat Credits zoals bedrijfsobligaties een goede toevoeging zijn aan de portefeuille mits er een adequate vergoeding tegenover staat. In de Verklaring Beleggingsbeginselen is vastgelegd dat de minimale rating A- of A3 zal zijn bij minimaal twee van de toonaangevende rating agentschappen.
Liquiditeitsrisico (S7)
De premies die SPE ontvangt liggen ruim boven het uitkeringsniveau. Jaarlijks wordt de cashflow prognose met de vermogensbeheerder afgestemd.
Inflatierisico
Een deel van het inflatierisico wordt tegengegaan door de dekkingsgraad niet volledig immuun te maken voor nominale rentestijgingen. Overrendement voor toeslagverlening moet komen uit rendement van zakelijke waarden zoals aandelen. Het inflatierisico wordt niet rechtstreeks afgedekt. Het bestuur verwacht dat als inflatie stijgt, de nominale rente ook zal stijgen.
Een stijgende nominale rente zal, naar de verwachting van het bestuur, leiden tot een stijging van de dekkingsgraad.
Verzekeringstechnische risico’s
Hierbij onderscheiden wij het sterfte- en het arbeidsongeschiktheidsrisico. Het sterfterisico wordt beheerst door het waarderen van de pensioenverplichtingen in overeenstemming met de meest actuele inzichten en levensverwachtingen. Er wordt gebruik gemaakt van de AG prognosetafel AG2014.
Het kortleven risico (het gegeven dat een verzekerde persoon korter kan leven op basis van de gehanteerde sterftekansen) is herverzekerd. Voor die gevallen dat het overlijden van een deelnemer plaatsvindt voor het bereiken van de pensioenleeftijd.
Het arbeidsongeschiktheidsrisico beperkt zich voor SPE tot de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. De voortzetting van de opbouw bij arbeidsongeschiktheid wordt gefinancierd middels een beschikbare risicopremie voor premievrije voortzetting. Jaarlijks wordt 2% van de kostendekkende premie hiervoor afgezonderd. Alle overige risico’s bij arbeidsongeschiktheid liggen bij de werkgever. Voor een tweetal oude regelingen verzorgt SPE nog de afwikkeling van de WAO-hiaatverzekering en AO-excedent verzekering.
Operationeel risico
Operationele risico’s zijn risico’s die optreden bij de uitvoering van de pensioen- en beleggingsactiviteiten als gevolg van niet afdoende of falende interne processen, menselijk gedrag en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen.
Onder het operationeel risico worden ook het Uitbestedingsrisico en het IT risico weergegeven. Om deze risico’s te kunnen beoordelen wordt gebruik gemaakt van de een aantal instrumenten.
• De interne risicobeheersing en controlesystemen zoals vastgelegd in de ABTN.
De Overeenkomst tot administratieve dienstverlening en de Service Level Agreement (SLA) afgesloten met Xxx Xxxxxx en vernieuwd per 1 januari 2016 ten aanzien van de uitvoering van de deelnemers- en aansprakenadministratie, waarin Xxx Xxxxxx de continuïteit van de gegevensverwerking waarborgt en toezegt haar werkzaamheden uit te zullen voeren in overeenstemming met de beleidsmaatregelen van DNB, onder andere ten aanzien van uitbesteding.
De ISAE Standard 3402 Type II rapporten die SPE ontvangt van de dienstverleners.
Vermogensbeheerder NN Investment Partners 2015:
Controlerapport serviceorganisatie betreffende Integrated Client Solutions processen.
Custodian KAS BANK nv:
Control Report concerning Transaction servicing, Asset servicing and Treasury servicing (verslagperiode 01-11-2014 / 31-10-2015 met bridge letter naar 31-12-2015).
Deelnemersadministratie Xxx Xxxxxx:
Report on controls at a service organisation relevant to user entities’ internal control over financial reporting. Inzake het Lifetime systeem (verslagperiode 01-10-2014 / 30-09-2015 met Comfort letter naar 31-12-2015).
Uitkeringenadministratie Raet:
Report on HR and Payroll services and Pension & Benefit payments. (verslagperiode 01-12-2014 / 30-11-2015 met bridge letter naar 31-12-2015).
Alle rapporten geven bevredigende uitkomsten.
• Het bestuur beoordeelt welke ICT risico’s SPE loopt. SPE maakt gebruik en is afhankelijk van de ICT infrastructuur van ERIKS nv. In overleg met de Group IT director van XXXXX nv zijn de relevante zaken voor SPE beoordeeld. De opgeleverde informatie en beleidsdocumenten, gecombineerd met onze kennis van de ERIKS ICT infrastructuur, leiden tot de conclusie dat SPE geen materieel risico loopt.
Integriteitsrisico
Het integriteitsbeleid is in de afgelopen jaren verder uitgewerkt. De compliance officer van SPE houdt toezicht op de naleving van de Gedragscode. De compliance officer heeft verslag uitgebracht aan het bestuur.
Om de inrichting en inbedding van de compliance functie te verhelderen, is een compliance programma opgesteld. Voor het bestuur, de compliance officer en andere verbonden personen fungeert het compliance programma als een beschrijving van alle relevante aspecten van de compliance-functie.
Er is in 2014 een Monitoringcommissie opgericht welke tot doel heeft ervoor te zorgen dat SPE continu tijdig is voorbereid op de introductie van nieuwe wet- en regelgeving. Naast de compliance officer zijn de extern adviseur, twee bestuursleden en de administrateur van de pensioendesk lid van deze commissie.
De gedragscode van SPE is geactualiseerd. Alle verbonden personen hebben de nieuwe gedragscode ontvangen en een verklaring van naleving getekend. Een incidentenregeling is ingevoerd. Genoemde regeling is besproken en alle bestuursleden en leden van het verantwoordingsorgaan hebben deze in hun bezit.
Bij de compliance officer zijn in 2015 geen incidenten gemeld.
Begin 2016 is gestart met de uitwerking van de Integriteitrisicoanalyse zoals in het najaar van 2015 door DNB gepubliceerd middels een gebruikersgids.
Juridisch risico
Ter beheersing van het juridisch risico maakt SPE voor juridische kwesties gebruik van de juridische afdeling van de werkgever (ERIKS nv), dan wel een gerenommeerd advieskantoor.
Specifieke financiële instrumenten
Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt onder meer gebruik gemaakt van financiële derivaten. Als regel geldt dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuille structuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur en de beleggingscommissie vastgestelde grenzen te bevinden.
Er wordt gebruik gemaakt van de volgende instrumenten:
• Valutacontracten om het Valutarisico op zakelijke waarden af te dekken.
• Renteswaps ter compensatie van het verschil in de duratie van de verplichtingen en de duratie van de matching portefeuille.
Bij het gebruik maken van financiële instrumenten kan het Tegenpartij risico manifest worden. In het verslagjaar is door het bestuur en de beleggingscommissie aandacht besteed aan dit risico. In een bijlage bij de Verklaring Beleggingsbeginselen worden de Reikwijdte, de Kredietkwaliteit en het aantal van de tegenpartijen en het Collateral management uitgewerkt. Ultimo elk kwartaal wordt over het Collateral management verslag uitgebracht aan de Beleggingscommissie. Tevens had de invoering van de nieuwe regelgeving rond Central clearing (EMIR) de volle aandacht van de Beleggingscommissie.
14. Verbonden partijen
Als verbonden partij worden alle rechtspersonen aangemerkt waarover overheersende zeggenschap, gezamenlijke zeggenschap of invloed van betekenis kan worden uitgeoefend. Ook rechtspersonen die overwegende zeggenschap kunnen uitoefenen worden aangemerkt als verbonden partij. Ook de bestuursleden en andere sleutelfunctionarissen in het management van SPE en nauwe verwanten zijn verbonden partijen.
Transacties van betekenis met verbonden partijen worden toegelicht voor zover deze niet onder normale marktvoorwaarden zijn aangegaan. Hiervan wordt toegelicht de aard en de omvang van de transactie en andere informatie die nodig is voor het verschaffen van het inzicht.
De pensioenregeling van de (2015) bestuursleden, de leden van het Verantwoordingsorgaan en medewerkers van de pensioendesk zijn allen op normale condities ondergebracht bij SPE. Ultimo 2015 ontvangen twee bestuursleden en één lid van het Verantwoordingsorgaan een ouderdomspensioen. Alle overige zijn actief deelnemer.
Transacties met de werkgever
Inzake de uitvoeringsovereenkomst tussen SPE en werkgever met betrekking tot de financiering van de aanspraken en de uitvoering van de regeling zijn volgende punten van belang:
• Een correcte aanlevering van de basisgegevens.
• Tijdige betaling van de voorschot nota voor de premies van het boekjaar.
• Tijdige betaling van de afrekening over enig boekjaar.
In het boekjaar zijn alle transacties afgewikkeld conform de afspraken in de uitvoeringsovereenkomst.
15. Premiebijdragen (van werkgever en werknemers)
2015 | 2014 | |
€ | € | |
Werkgeversdeel | ||
Bijdrage pensioenregeling 13% van pensioensalaris | 5.156 | 4.728 |
Bijdrage pensioenregeling Raad van Bestuur | 0 | 1.046 |
Premie Anw-hiaat | 100 | 148 |
Werknemersdeel | ||
Bijdrage 5% van de pensioengrondslag | 1.273 | 1.166 |
FVP-bijdragen | 0 | 4 |
Totaal | 6.529 | 7.092 |
De premiebijdrage van de werkgever voor de pensioenregeling in 2015 bedraagt net als in 2014 13% van het pensioensalaris. Met dien verstande dat het pensioensalaris in 2015 is gemaximeerd op € 100.000. De werknemer betaalt ook premie namelijk 5% van de pensioengrondslag. Tot en met 2014 werd de totale premiebijdrage voor de pensioenregeling (ex) leden Raad van Bestuur door de werkgever afgedragen en bedroeg 35% van het pensioengevend salaris.
Kostendekkende premie
De kostendekkende premie met dempingmechanisme bedraagt voor het boekjaar 2015
€ 5.748k (2014 € 6.239k). De daling komt bijna geheel voort uit het wegvallen van de Raad van Bestuur regeling.
2015 | |
Feitelijk tov premie RTS | Feitelijk tov pr.gedempt |
2014 | |
Feitelijk tov premie RTS | Feitelijk tov pr.gedempt |
Feitelijke premie | € | € | € | € | ||
Werkgeversbijdrage | 5.256 | 5.922 | ||||
Werknemersbijdrage | 1.273 | 1.166 | ||||
Ontvangen van derden | 0 | 4 | ||||
Totaal feitelijke premie | 6.529 | 6.529 | 7.092 | 7.092 | ||
Kostendekkende premie Actuarieel benodigd voor nieuwe aanspraken en risicopremies voor risico fonds | 5.677 | 4.197 | 5.031 | 4.643 | ||
In premie begrepen bedrag voor directe kosten | 555 | 555 | 602 | 602 | ||
In premie begrepen bedrag voor toekomstige kosten | 122 | 88 | 104 | 96 | ||
Premies risicoherverzekering | 530 | 530 | 361 | 361 | ||
Vrijval kosten | -76 | -76 | -81 | -81 | ||
Benodigde solvabiliteitsopslag 614 454 670 618 | ||||||
Totaal kostendekkende premie | 7.422 | 5.748 | 6.687 | 6.239 | ||
Verschil feitelijke versus kostendekkende premie | -893 | 781 | 405 | 853 | ||
De componenten waaruit de feitelijke premie bestaat zijn: | ||||||
Actuarieel benodigd voor nieuwe aanspraken en risicopremies voor risico fonds | 4.727 | 5.004 | ||||
Opslag uitvoeringskosten | 567 | 617 | ||||
Solvabiliteitsopslag | 454 | 618 | ||||
Premiemarge | 781 | 853 | ||||
6.529 | 7.092 |
De benodigde solvabiliteitsopslag wordt berekend over de actuariële premie voor de onvoor- waardelijke onderdelen van de pensioentoezegging, inclusief de herverzekeringspremies. De gehanteerde solvabiliteitsopslag bedraagt voor 2015 10,6% (2014 13,3%).
De kostendekkende premie gebaseerd op de rentetermijnstructuur is gevoelig voor renteveranderingen. Hierdoor ontstaan fluctuaties in de kostendekkende premie. Om dit effect te voorkomen biedt het raamwerk van de PW en het FTK de mogelijkheid om premiedemping te
bewerkstelligen. Het is daarbij toegestaan om af te wijken van de rentetermijnstructuur als rekenrente voor de feitelijke premie. SPE heeft er voor gekozen om van deze mogelijkheid gebruik te maken.
De marge op de gedempte kostendekkende premie is in 2015 van dezelfde omvang als in 2014.
Tevens valt op te merken dat in de bestuursvergadering van 18 februari 2016 het besluit is genomen om bij de berekening van de premie geen rekening meer te houden met het leeftijdsaanpassingsmechanisme in de pensioentoezegging.
De marge op de kostendekkende premie op basis van de RTS is lager omdat naast de voormelde effecten sprake is van de lagere RTS per 1 januari 2015 groot 1,94% ten opzichte van de RTS per 1 januari 2014 groot 2,78%.
16. Beleggingsresultaten
Directe beleggings- opbrengsten € | Indirecte beleggings- opbrengsten € | Kosten vermogens beheer | Totaal € | ||||
2015 | |||||||
Vastgoedbeleggingen | 38 | 61 | 0 | 99 | |||
Aandelen | 325 | 5.098 | 53 | 5.476 | |||
Resultaat valutaderivaten | 0 | -3.832 | -51 | -3.883 | |||
325 | 1.266 | 2 | 1.593 | ||||
Vastrentende waarden | 2.492 | -3.309 | -192 | -1.009 | |||
Resultaat renteswaps | 514 | -2.003 | 0 | -1.489 | |||
3.006 | -5.312 | -192 | -2.498 | ||||
Overige rente opbrengsten | 19 | 0 | 0 | 19 | |||
Totaal | 3.388 | -3.985 | -190 | -787 | |||
Totaal derivaten | 514 | -5.835 | -51 | -5.372 | |||
2014 | |||||||
Vastgoedbeleggingen | 41 | -15 | 0 | 26 | |||
Aandelen | 1.017 | 6.477 | 47 | 7.541 | |||
Resultaat valutaderivaten | 0 | -3.517 | -42 | -3.559 | |||
1.017 | 2.960 | 5 | 3.982 | ||||
Vastrentende waarden | 2.956 | 11.574 | -180 | 14.350 | |||
Resultaat renteswaps | 373 | 9.948 | 0 | 10.321 | |||
3.329 | 21.522 | -180 | 24.671 | ||||
Overige beleggingen | -12 | 0 | -12 | ||||
Totaal | 4.375 | 24.467 | -175 | 28.667 | |||
Totaal derivaten | 373 | 6.431 | -42 | 6.762 |
De kosten vermogensbeheer betreffen enkel de direct in de administratie zichtbare kosten en bestaan grotendeels uit de beheerskosten van NNIP en aan- en verkoopkosten. De kosten vermogensbeheer aandelen en vastrentende waarden zijn conform realiteit toegerekend. De niet direct toerekenbare bank- en rapportagekosten werden op basis van de weging in de portefeuille verdeeld. Deze kosten bestaan geheel uit vaste vergoedingen of worden aangerekend als een vast percentage van de beurswaarde van de betreffende beleggingscategorie.
17. Pensioenuitkeringen
2015 | 2014 | ||
€ | € | ||
Ouderdomspensioen | 2.824 | 2.682 | |
Partnerpensioen | 848 | 810 | |
Wezenpensioen | 4 | 5 | |
Arbeidsongeschiktheidspensioen WAO-hiaat | 68 | 71 | |
Arbeidsongeschiktheidspensioen AO-excedent | 69 | 78 | |
Afkoop kleine pensioenen 'slapers' | 25 | 463 | |
Afkoop kleine ouderdomspensioenen bij ingang | 7 | 15 | |
Totaal | 3.845 | 4.124 |
De daling van de pensioenuitkeringen komt helemaal voor rekening van het in 2014 afkopen van 244 polissen met premievrije rechten. In 2015 waren dit er slechts 17.
Pensioenen die lager zijn dan € 462,88 (2014 € 458,06) per jaar worden in de meeste gevallen overeenkomstig artikel 9 van het pensioenreglement en artikel 66 lid 8 PW afgekocht.
18. Pensioenuitvoeringskosten
2015 | 2014 | ||
€ | € | ||
Administratiekostenvergoeding | 275 | 281 | |
Accountant | 37 | 33 | |
Certificerend actuaris | 20 | 21 | |
Visitatiekosten | 15 | 16 | |
Adviserend actuaris | 176 | 163 | |
Contributies en bijdragen | 17 | 17 | |
Communicatie | 9 | 0 | |
Quinto-P onderzoek | 0 | 55 | |
Algemene kosten | 6 | 16 | |
Totaal | 555 | 602 |
De post administratiekosten betreft de kosten voor de bemanning van de pensioendesk, de kosten voor de door Xxx Xxxxxx gevoerde deelnemersadministratie, de kosten voor de verwerking van de pensioenuitkeringen (Raet) en het jaarlijks door Xxx Xxxxxx op te stellen actuarieel rapport.
Alle diensten van KPMG Accountants N.V. (en PWC) kunnen als volgt worden samengevat:
2015 | 2014 | |||
Controle van de jaarrekening KPMG | € 32 | € | 0 | |
Controle van de jaarrekening PWC | 5 | 34 | ||
Quinto-P onderzoek PWC | 0 | 55 | ||
Totaal | 37 | 89 |
Tevens is er onder de vermogensbeheerkosten 3k opgenomen inzake advieswerkzaamheden door PWC. In 2014 was dit 2k.
Aantal personeelsleden en (doorbelaste) kosten
Bij SPE zijn geen werknemers in dienst. De werkzaamheden worden verricht door werknemers die in dienst zijn van de werkgever. Van de hieraan verbonden kosten werd € 60k (2014 € 50k) door de werkgever doorbelast aan SPE.
Bezoldiging bestuurders
De bestuurders ontvangen vanuit SPE geen beloning of bezoldiging.
19. Saldo herverzekering
2015 | 2014 | |
€ | € | |
Uitkeringen herverzekering Ouderdomspensioen | 18 | 18 |
TPP / Anw-hiaat contract t/m 2011 | 89 | 96 |
TPP / Anw-hiaat contract 2012 en verder | 430 | 0 |
AO-excedent uitkeringen | 48 | 78 |
Subtotaal | 585 | 192 |
Premies herverzekering | ||
Premie overlijdensrisicoverzekering | -529 | -213 |
Anw-hiaat verzekering (oud) | -1 | -148 |
Subtotaal | -530 | -361 |
Mutatie hervezekeringsdeel technische voorzieningen | -52 | -80 |
Totaal | 3 | -249 |
In het boekjaar 2015 is sprake van een aantal opbrengsten uit voorgaande jaren.
De onder “TPP / Anw-hiaat contract 2012 en verder´ opgenomen extra bate bedraagt 222k.
20. Saldo overdracht van rechten
2015 | 2014 | ||
€ | € | ||
Ontvangen waarde pensioenrechten | 148 | 1.561 | |
Ontvangen interest | 1 | 11 | |
Uitgaande waarde pensioenrechten | -171 | -1.143 | |
Uitgaande interest | -2 | -6 | |
Totaal | -24 | 423 | |
Aantal waardeoverdrachten | |||
2015 | 2014 | ||
Inkomend | 8 | 40 | |
Uitgaand | 9 | 43 | |
17 | 83 |
Het aantal waardeoverdrachten ligt in 2015 aanzienlijk lager dan in 2014 omdat in het vorig boekjaar een stuwmeer van oudere aanvragen is verwerkt.
21. Belastingen
De activiteiten van SPE zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschaps- belasting.
Alkmaar, 28 juni 2016 Het bestuur:
Voorzitter: P.M. Siegman Secretaris F.A. Koolbergen
Leden: F.A.M. Vollering
W.M.J. xxx xxx Xxxxx
H. xxx xxx Xxxxxx