GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING ONDERZOEKSCHOOL
GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING ONDERZOEKSCHOOL
XXX
2022-2026
De Colleges van Bestuur van:
Erasmus Universiteit Rotterdam;
Radboud Universiteit Nijmegen;
Rijksuniversiteit Groningen;
Universiteit Maastricht;
Universiteit Leiden;
Universiteit Utrecht;
Universiteit van Amsterdam;
Vrije Universiteit Amsterdam;
Tilburg University;
Open Universiteit te Heerlen
hierna genoemd: de deelnemende instellingen,
OVERWEGENDE:
dat het aanbeveling verdient om de kwaliteit van het wetenschappelijk onderwijs aan promovendi en ResearchMA-studenten op het gebied van de [vakgebied XXX] te bevorderen;
dat de in artikel 2 genoemde faculteiten de bereidheid hebben uitgesproken bedoelde samenwerking op het terrein van de [vakgebied xxx] in de periode 1 januari 2022 tot en met 31 december 2026 voort te zetten, met name met betrekking tot:
het onderhouden van het netwerk voor onderzoek en onderzoeksgerelateerd
onderwijs binnen de [vakgebied XXX];
het bieden van interuniversitair onderwijs ten behoeve van de promotieopleidingen en ResearchMA-programma’s in afstemming met de graduate schools c.q. de onderzoeksinstituten van de deelnemende instellingen;
het bevorderen en ondersteunen van landelijke en internationale samenwerking in het onderzoek, met als doel focus en massa te creëren en het vakgebied te profileren;
Gelet op artikel 8.1 juncto artikel 9.23 van de Wet op het hoger onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek handelend in overeenstemming met de besturen van de in artikel 2 genoemde faculteiten
STELLEN DE VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING VAST:
Artikel
1. Definities
In
deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan
onder:
- universiteiten: de bij deze gemeenschappelijke
regeling partij zijnde universiteiten;
- faculteiten: de in
artikel 2 genoemde faculteiten;
- DLG: Disciplineoverleg Letteren/Geesteswetenschappen;
- DGO: Disciplineoverleg Godgeleerdheid;
- DWB: Disciplineoverleg
Wijsbegeerte;
- school: de in artikel 2 genoemde
onderzoekschool;
- schoolbestuur: het bestuur van de in artikel
2 genoemde onderzoekschool.
Artikel 2 Voortzetting c.q. instelling Onderzoekschool
Voortgezet c.q. nieuw ingesteld wordt de Onderzoekschool XXX, een formeel samenwerkingsverband van onderzoeksgroepen op het terrein van de [vakgebied XXX]. Per 1 januari 2022 betreft het de hieronder genoemde faculteiten:1
de Erasmus School of History, Culture and Communication van de Erasmus Universiteit Rotterdam;
de Faculteit der Letteren van de Radboud Universiteit Nijmegen;
de Faculteit der Letteren van de Rijksuniversiteit Groningen;
de Faculty of Arts and Social Sciences van de Universiteit Maastricht;
de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit Leiden;
de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit Utrecht;
de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam;
de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Vrije Universiteit Amsterdam;
de Tilburg School of Humanities and Digital Sciences van Tilburg University;
de Faculteit Cultuurwetenschappen van de Open Universiteit te Heerlen.
Artikel 3 Taak
De onderzoekschool heeft tot taak:
(a) verzorgen van interuniversitaire cursussen voor promovendi en ResearchMA-studenten, curriculumontwikkeling voor promovendi en ResearchMA-studenten, en interne kwaliteitsbewaking voor zover het de activiteiten van de onderzoekschool betreft;
(b) afstemming van lokaal en landelijk aanbod van curriculair onderwijs en verspreiding van informatie via website, nieuwsbrief, interuniversitaire onderwijscatalogus, e.d.;
(c) faciliteren en bevorderen van de mobiliteit van ResearchMA-studenten en promovendi binnen de in de onderzoekschool participerende graduate schools c.q. onderzoeksinstituten, middels bijvoorbeeld zomer- en winterscholen, promovendi-conferenties, master classes met prominente wetenschappers en onderzoekstrainingen, etc.;
(d) bevorderen en ondersteunen van landelijke en internationale samenwerking van onderzoekers binnen het vakgebied, met als doel focus en massa te creëren en het vakgebied te profileren;
(e) het fungeren, indien van toepassing, naast de graduate schools c.q. onderzoekinstituten, als aanspreekpunt van het vakgebied, zowel intern als extern;
(f) faciliteren en bevorderen van interdisciplinaire samenwerking in vakgebieden waar dat opportuun is.
Het uitvoeren van de in dit artikel genoemde taken wordt door de onderzoekschool afgestemd met de graduate schools c.q. de onderzoekinstituten van de deelnemende instellingen.
Artikel 4 Penvoerderschap
De XXX is gedurende de periode 2022-2026 [aan te passen per school] penvoerder van de onderzoekschool; de Faculteit der XXX van deze universiteit treedt op als penvoerende faculteit.
De penvoerende faculteit is verantwoordelijk voor het voeren van het secretariaat van de onderzoekschool alsmede het beheer van het budget van de onderzoekschool met inachtneming van artikel 9. Deze faculteit is ook verantwoordelijk voor de aanstelling van de wetenschappelijk directeur en de organisatorische en administratieve werkzaamheden die noodzakelijk zijn om de onderzoekschool haar taken naar behoren te laten vervullen.
Het penvoerderschap wordt toegewezen voor een periode van 5 jaar, waarna het penvoerderschap in principe wordt overgedragen aan een andere instelling. Deze periode kan, na indiening van een gemotiveerd verzoek bij het DLG en met zijn instemming, eenmaal worden verlengd. Het DLG kan besluiten af te wijken van de maximale duur van het penvoerderschap in die gevallen waarin de toepassing van de maximale duur tot een onbillijke situatie leidt.
Het penvoerderschap kan worden overgedragen gedurende de looptijd van deze Gemeenschappelijke Regeling. Na instemming van het DLG wordt de overdracht geregeld tussen de penvoerende faculteit en de faculteit die het penvoerderschap overneemt. De overdracht behoeft geen tussentijdse wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling.
Artikel 5 Schoolbestuur
De decanen van de deelnemende faculteiten hebben de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de onderzoekschool.
De feitelijke bestuursactiviteiten van de school worden van de decanen gemandateerd aan het schoolbestuur.
De samenstelling van het schoolbestuur wordt vastgesteld door de decanen van de deelnemende faculteiten.
De standaardsamenstelling van het bestuur bestaat daarin dat elk van de decanen een lid in het schoolbestuur afvaardigt uit de hoogleraren of universitaire (hoofd)docenten van zijn/haar faculteit werkzaam op het gebied van de [vakgebied XXX].
De leden van het schoolbestuur worden benoemd voor een periode van vijf jaar en zijn herbenoembaar.
Eén of twee daartoe door de studentenraad (zie artikel 8) aangewezen promovendi en ResearchMA-studenten zijn gerechtigd om de vergaderingen van het schoolbestuur als adviseur bij te wonen.
Het lidmaatschap van het schoolbestuur eindigt door:
verstrijken van de termijn genoemd in lid 5 van dit artikel;
bedanken door het lid;
overlijden;
het verlies van de in lid 4 genoemde vereiste voor benoembaarheid.
De leden van het schoolbestuur wijzen uit hun midden een voorzitter aan. De voorzitter is niet werkzaam bij de penvoerende universiteit.
Het schoolbestuur vergadert ten minste tweemaal per jaar en voorts zo vaak als de voorzitter of ten minste twee leden van het schoolbestuur dit gewenst achten.
Het schoolbestuur neemt uit naam van de decanen (inhoudelijke) besluiten over de taken van de onderzoekschool en de wijze waarop deze worden uitgevoerd. Dit betreft zeker (maar niet uitsluitend):
(a) vaststellen van meerjarenplan;
(b) vaststellen van jaarverslag;
(c) instellen van (tijdelijke) adviescolleges;
(d) vaststellen van onderwijsactiviteiten voor promovendi en ResearchMA-studenten;
(e) ontwerpen van beleid met betrekking tot onderzoekssamenwerking;
(f) adviseren op terrein van kwaliteitsbewaking m.b.t. onderzoek en onderzoeks-gerelateerd onderwijs.
Artikel 6 De wetenschappelijk directeur van de onderzoekschool
De onderzoekschool kent een wetenschappelijk directeur. Deze is belast met de dagelijkse leiding van de school en de uitvoering van de vastgestelde taken.
De wetenschappelijk directeur wordt op voordracht van het schoolbestuur van de onderzoekschool en na instemming van het DLG2 benoemd door de decaan van de penvoerende faculteit.
De wetenschappelijk directeur is een hoogleraar of universitair (hoofd)docent van de penvoerende faculteit, met een leeropdracht op het gebied van de onderzoekschool.
De voorzitter van het schoolbestuur en de wetenschappelijk directeur zijn niet in dienst van dezelfde universiteit.
De wetenschappelijk directeur wordt benoemd voor een periode van vijf jaar en is herbenoembaar.
Artikel 7 Xxxxx xxx xx wetenschappelijk directeur
De wetenschappelijk directeur wordt belast met de dagelijkse leiding van de onderzoekschool. Hij/zij draagt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de taken van de onderzoekschool (zie ook artikel 3 en artikel 7 lid 10) en legt hiervoor verantwoording af aan het schoolbestuur. De wetenschappelijk directeur woont de vergaderingen van het schoolbestuur bij.
De directeur is verantwoordelijk voor het plannen en uitvoeren van het onderwijs, de onderzoekssamenwerking en de overige activiteiten van de school. Hij/zij is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de plannen die in het schoolbestuur zijn afgesproken en zijn vastgelegd in de meerjarige vooruitblik zoals opgenomen in het door het DLG vastgestelde jaarverslag (zie volgende lid). Hij/zij geeft tevens leiding aan het secretariaat en de medewerkers van de school.
De directeur stelt jaarlijks een verslag op van de werkzaamheden van de onderzoekschool, alsmede een rekening en verantwoording over de besteding van de middelen. Het verslag bevat tevens een aparte paragraaf waarin de school meerjarig vooruitblikt en daarbij ten minste ingaat op de globale planning, vorm en inhoud van het aan te bieden onderwijs voor promovendi en ResearchMA-studenten en op de wijze waarop de onderzoekschool de in artikel 3 vermelde taken beoogt te vervullen, rekening houdend met de naar verwachting beschikbare middelen.
Het verslag wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het schoolbestuur. Het verslag en de rekening en verantwoording over de besteding van de middelen worden gedurende het eerste semester na afloop van het verslagjaar ter vaststelling aangeboden aan de decanen van de deelnemende faculteiten.
Artikel 8 Andere adviescolleges of commissies
De onderzoekschool heeft een studentenraad, waarin een nader door de wetenschappelijk directeur te bepalen aantal promovendi en ResearchMA-studenten zitting heeft, en die wordt gekozen door en uit de binnen de onderzoekschool werkzame promovendi en ResearchMA-studenten. De studentenraad adviseert het schoolbestuur en de wetenschappelijk directeur van de onderzoekschool gevraagd en ongevraagd.
Het schoolbestuur kan besluiten om naast de studentenraad andere tijdelijke of permanente adviescolleges of commissies in te stellen. Het regelt dan de omvang, de taakstelling en de wijze van samenstelling van deze adviescolleges.
Artikel 9 Middelen
De middelen van de onderzoekschool bestaan uit bijdragen van de deelnemende instellingen en eventueel door de school uit andere bronnen verworven middelen ten behoeve van het uitvoeren van de in Artikel 3 vermelde taak.
Artikel 10 Deelneming door andere universiteiten en niet-universitaire instellingen
Buiten de universiteiten die deze Gemeenschappelijke Regeling hebben vastgesteld staat de onderzoekschool open voor deelneming door andere universiteiten en niet-universitaire instellingen, waarvan de werkzaamheden blijkens het bij wet dan wel statuten bepaalde doel (mede) onderzoek op het wetenschapsgebied van de onderzoekschool omvatten.
Over deelneming door andere universiteiten en niet-universitaire instellingen wordt op een daartoe strekkend gezamenlijk verzoek van de desbetreffende instelling, het schoolbestuur en de wetenschappelijk directeur beslist door de decanen van de in artikel 2 genoemde faculteiten.
Deelneming aan de school komt tot stand via een samenwerkingsovereenkomst tussen de penvoerende faculteit namens de penvoerder en de desbetreffende andere instelling. In deze overeenkomst worden in ieder geval geregeld de aard en omvang van de deelneming, de bijdragen van de andere instelling, de wijze waarop deze instelling deelneemt aan het schoolbestuur en de andere adviescolleges of commissies van de onderzoekschool en of de deelnemende instelling wel of geen stemrecht heeft in het bestuur. De overeenkomst behoeft de instemming van de decanen van de deelnemende faculteiten.
Onderzoekers, docenten, promovendi en research master studenten van instellingen die niet deelnemen aan deze Gemeenschappelijke regeling maar waarmee een samenwerkingsovereenkomst wordt afgesloten zullen zoveel als doenlijk op dezelfde wijze worden behandeld als onderzoekers, docenten, promovendi en research master studenten van de universiteiten die deelnemen aan de Gemeenschappelijke regeling.
Artikel 11 Visitaties
Met betrekking tot de onderzoeksvisitatie van de school wordt het Strategy Evaluation Protocol (SEP) 2021-2027 gevolgd. De penvoerder is verantwoordelijk voor het instellen van een commissie die beoordeelt of de school naar behoren functioneert en verzekert zich ervan dat de deelnemende instellingen de samenstelling van de commissie ondersteunen. De wetenschappelijke kwaliteit van de aan de onderzoekschool deelnemende onderzoekseenheden wordt gewaarborgd door de SEP-evaluaties van die eenheden.
Voor het onderwijs, waaronder het ResearchMA-onderwijs, is door de onderzoekschool een interne kwaliteitscontrole opgesteld. De examencommissies van de lokale ResearchMA-opleidingen zijn verantwoordelijk voor de borging van de kwaliteit van de toetsing van het onderwijs dat zij van de onderzoekschool afnemen. De onderzoekschool wordt niet opgenomen in de onderwijsvisitaties van de penvoerende faculteit. Bij een lokale onderwijsvisitatie kan bij de onderzoekschool de voor de visitatie relevante informatie opgevraagd worden.
Artikel 12 Nadere uitwerking
Over zaken waarin deze regeling niet voorziet, wordt op voorstel van de directeur van de onderzoekschool besloten in het DLG.
Artikel 13 Duur en opzegging
Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2022 en geldt tot en met 31 december 2026. Uiterlijk 1 juli 2025 doet de wetenschappelijk directeur aan de deelnemende instellingen een voorstel tot continuering van deze Gemeenschappelijke Regeling toekomen, al dan niet in gewijzigde vorm.
Een deelnemende instelling kan tussentijds deelname aan deze regeling opzeggen met inachtneming van een termijn van een jaar. Opzegging kan uitsluitend geschieden door middel van een schriftelijk bericht van de deelnemende instelling aan de andere deelnemende instellingen aan deze regeling. De directeur van de onderzoekschool ontvangt afschrift van dat bericht en stelt de decanen van de deelnemende faculteiten hiervan terstond in kennis.
Artikel 14 Vereffening
Bij opheffing van de onderzoekschool treffen de decanen van de deelnemende faculteiten een regeling tot vereffening van het saldo naar rato van de door de deelnemende instellingen aan de onderzoekschool ter beschikking gestelde middelen (volgens de op het moment van opheffen van de onderzoekschool geldende verdeelsleutel voor de bijdragen van de deelnemende instellingen).
Artikel 15 Geschillen
Een geschil over de uitleg of uitvoering van deze gemeenschappelijke regeling wordt in eerste instantie voorgelegd aan het schoolbestuur van de onderzoekschool. Indien het schoolbestuur het geschil niet kan oplossen, wordt het voorgelegd aan het DLG. Indien het DLG het geschil niet kan oplossen wordt het voorgelegd aan de in lid 2 genoemde geschillencommissie.
Indien een situatie ontstaat als bedoeld in de tweede volzin van lid 1, wordt dit geschil voorgelegd aan een geschillencommissie bestaande uit een lid vanuit elk der Colleges van Bestuur van de deelnemende universiteiten.
Een uitspraak van de in lid 2 genoemde geschillencommissie is bindend.
Aldus overeengekomen,
Het College van Bestuur van de XXX,
Naam:
Functie:
Datum:
Handtekening:
1 Voor de gemeenschappelijke regeling van NOSTER resp. OSZW dienen waar van toepassing in plaats van de DLG-faculteiten de zelfstandige faculteiten Godgeleerdheid resp. Wijsbegeerte te worden genoemd die bij de school zijn aangesloten.
2 Voor NOSTER en OSZW toevoegen: na raadpleging van het DGO resp. DGW.
Gemeenschappelijke regeling ten aanzien van de interuniversitaire onderzoekschool XXX
5