Vlaamse Gemeenschapscommissie Collegebesluit nr. 20192020-0669
Vlaamse Gemeenschapscommissie Collegebesluit nr. 20192020-0669
30-04-2020
BIJLAGE
Bijlage nr. 1
Samenwerkingsovereenkomst Praktijkgericht doctoraatsonderzoek
TUSSEN
De Vrije Universiteit Brussel met maatschappelijke zetel te Xxxxxxxxx 0, 0000 Xxxxxxx, hier vertegenwoordigd door xxxx. xx. Xxxxxxxx Xxxxxxx in haar hoedanigheid van rector van de Vrije Universiteit Brussel, die de uitvoering van deze overeenkomst toevertrouwt aan xxxx. xx. Xxxxx Xxxxxxx, promotor, onderzoekseenheid SMIT (Studies in Media, Innovation and Technology), die medeondertekent voor kennisname en goedkeuring,
hierna ‘VUB’,
EN
De Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) met maatschappelijke zetel te Xxxxx Xxxxxxxxxxxx 000, 0000 Xxxxxxx, ondernemingsnummer 0240.682.635, hier vertegenwoordigd door Xxxxxx Xxx Xxxx,
hierna ‘PARTNER’,
hierna samen de ‘Partijen’ of elk apart een ‘Partij’.
PREAMBULE:
In overweging nemende dat PARTNER en VUB gezamenlijk een aanvraag indienen voor de financiering van een doctoraatsproject (hierna het ‘Project’) bij het Brussels Instituut voor Onderzoek en Innovatie, dat optreedt als subsidieverlenende overheid (hierna ‘Innoviris’) in het kader van het programma voor praktijkgericht doctoraatsonderzoek van Innoviris;
In overweging nemende dat dit een samenwerkingsovereenkomst vereist tussen de Partijen die de rechten en verplichtingen van de Partijen regelt in het kader van het ‘Reglement voor praktijkgericht doctoraatsonderzoek’ van Innoviris;
Wordt de volgende samenwerkingsovereenkomst afgesloten:
1. DEFINITIES
1.1. Achtergrondkennis: de kennis en/of informatie in hetzelfde domein als of een domein gerelateerd aan dat van het Project die eigendom is van of zich onder de controle van een Partij bevindt maar die niet werd gegenereerd in het kader van het Project zelf en voor zover die Partij dergelijke Achtergrondkennis beschikbaar mag maken en dergelijke Achtergrondkennis noodzakelijk is voor de uitvoering van het Project of de valorisatie van de Projectresultaten (zoals hieronder gedefinieerd);
1.2. Toezichtcomité: een gezamenlijk samengesteld comité dat minstens de promotors en
wetenschappelijke promotors omvat en tot taak heeft de vooruitgang van het werk van de Kandidaat te monitoren en indien nodig bij te sturen.
1.3. Doctoraatsreglement: het interne reglement van de VUB met betrekking tot de predoctorale periode en de predoctorale proef, het doctoraatsonderzoek en het doctoraat, inclusief alle relevante regels van de VUB met betrekking tot onderzoek en valorisatie die kunnen worden geraadpleegd op de website van de VUB;
1.4. Kandidaat: Xxxxxxx Xxxxxxx, Xxxxxxxxxxxx 00X/00, 0000 Xxxxxxxxx
1.5. Overeenkomst: deze samenwerkingsovereenkomst tussen de Partijen, inclusief de bijlage(n) en eventuele aanhangsels bij de overeenkomst die door beide Partijen werden ondertekend;
1.6. Projectresultaten: de door de Kandidaat behaalde resultaten tijdens de uitvoering van het Project;
1.7. Vertrouwelijke Informatie: informatie die (a) het label ‘vertrouwelijk’ of een gelijkaardige titel krijgt wanneer ze schriftelijk wordt bekendgemaakt of (b) als vertrouwelijk wordt geïdentificeerd wanneer ze mondeling of visueel wordt bekendgemaakt met schriftelijke bevestiging binnen de dertig (30) dagen na de vermelding van de vertrouwelijke aard of
(c) duidelijk vertrouwelijk is.
2. VOORWERP
2.1. De Partijen verbinden zich ertoe trouw samen te werken om de gepaste uitvoering van het Project door de Kandidaat te bevorderen. Elke Partij moet daarvoor de taken op zich nemen die haar in deze overeenkomst worden toevertrouwd.
2.2. Xxxx. xx. Xxxxx Xxxxxxx, VUB-onderzoekseenheid SMIT (Studies in Media, Innovation and Technology), zal optreden als wetenschappelijk promotor voor het Project (‘Wetenschappelijk Promotor’). Dhr./mevr. Xxx Xxxxxx zal optreden als promotor voor het Project (‘Promotor’). Het promotorschap impliceert dat de promotors beschikbaar zijn om toezicht te houden op het Project vanuit een wetenschappelijk of industrieel perspectief, om op vraag van Innoviris, de Kandidaat of een lid van het toezichthoudend comité advies te geven over de voortgang van het Project en om aanbevelingen te doen over de ontwerpversies van tussentijdse verslagen en publicaties en het valorisatieproces van het onderzoek dat in het kader van het Project wordt uitgevoerd.
2.3. De Partijen erkennen dat het doel van het Project erin bestaat toepassingsgericht basisonderzoek uit te voeren dat een doctoraat waardig is. Ze moeten bijgevolg de Kandidaat het volgende bieden:
• de mogelijkheid om het doctoraatsprogramma te volgen en de andere verplichtingen te vervullen die worden vastgesteld door het doctoraatsreglement;
• de nodige tijd, middelen en toegang tot infrastructuur om het Project kwalitatief uit te voeren.
2.4. De Partijen bevestigen dat de bepalingen van het doctoraatsreglement met betrekking tot de uitvoering van het onderzoek, zoals bij deze overeenkomst gevoegd, van toepassing zijn op het onderzoek dat wordt uitgevoerd in het kader van het Project.
2.5. De Partijen komen overeen dat de Kandidaat minstens 50% van het werk in het kader van het Project moet uitvoeren in de faciliteiten van PARTNER, gevestigd te Xxxxx Xxxxxxxxxxxx 000, 0000 Xxxxxxx, waar de nodige middelen en infrastructuur beschikbaar
moeten zijn. Een deel van het werk dat nog moet worden bepaald kan echter worden uitgevoerd op een andere locatie. De Kandidaat moet echter voldoende tijd doorbrengen aan de VUB zodat hij of zij zich kan integreren in de onderzoeksafdeling, deel kan nemen aan wetenschappelijk overleg en kan samenwerken met andere onderzoekers. Zo kan hij of zij de nodige wetenschappelijke methodes machtig worden. Het reistraject van de Kandidaat van en naar de faciliteiten van beide Partijen wordt beschouwd als deel van het dagelijkse woon-werktraject zoals bepaald door de wetgeving met betrekking tot arbeidsongevallen. Als de voornaamste plaats van tewerkstelling zoals hierboven beschreven verandert in de loop van het Project, moeten de Partijen daarvoor in onderling overleg een regeling treffen.
2.6. De Kandidaat blijft te allen tijde een werknemer van de VUB en kan nooit worden beschouwd als een werknemer van de andere Partij in wiens faciliteiten hij of zij het onderzoekswerk uitvoert. De andere Partij mag dus niet optreden als werkgever van de Kandidaat. De VUB moet er echter wel voor zorgen dat de Kandidaat de veiligheids- en toegangsprocedures volgt die van toepassing zijn in de faciliteiten van de andere Partij en die laatste verbindt zich ertoe eventuele inbreuken te melden aan de VUB.
2.7. Het Toezichthoudend Comité vergadert tijdens het Project minstens om de zes maanden. De VUB neemt het initiatief om die vergaderingen samen te roepen en stelt de agenda en de notulen van de vergadering op. De vergaderingsnotulen worden binnen de 10 werkdagen na de vergaderingen naar de andere Partij gestuurd en worden beschouwd als goedgekeurd door de andere Partij tenzij er binnen de 10 werkdagen na ontvangst van de notulen schriftelijke opmerkingen worden gecommuniceerd. De vergaderingsnotulen worden bij de volgende vergadering voorgelegd ter ondertekening.
2.8. De Kandidaat moet in onderling overleg met de VUB een verslag opstellen overeenkomstig de richtlijnen van het reglement voor praktijkgericht doctoraatsonderzoek met betrekking tot zijn of haar taken ter uitvoering van het Project en dat ten laatste 14 kalenderdagen voor de data waarop een verslag moet worden ingediend bij Innoviris, overeenkomstig het reglement voor praktijkgericht doctoraatsonderzoek. De VUB moet dat verslag indienen bij de andere Partij ter informatie. De VUB moet het verslag ook indienen bij Innoviris voor de deadline. Het verslag moet alle elementen bevatten zoals bepaald in het reglement voor praktijkgericht doctoraatsonderzoek.
3. FINANCIERING
3.1. De financiële steun van Innoviris dekt gedurende de eerste twee jaren van het doctoraat de volgende zaken voor 100%:
• het loon van de Kandidaat;
• de werkingskosten met betrekking tot het werk uitgevoerd bij de VUB;
• maximaal 10% van de algemene personeels- en werkingskosten.
Eventuele uitgaven moeten worden gestaafd met kastickets en moeten worden goedgekeurd door Innoviris. De goedgekeurde uitgaven en betalingsvoorwaarden worden bepaald door een toekenningsbesluit van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
3.2. De werkingskosten voor het werk dat wordt uitgevoerd bij PARTNER zijn volledig ten koste van die laatste.
4. ACHTERGRONDKENNIS EN EIGENDOM VAN PROJECTRESULTATEN
4.1 Achtergrondkennis blijft eigendom van de bijdragende Partij en de andere Partij moet ze als Vertrouwelijke Informatie beschouwen in overeenstemming met artikel 6 van deze Overeenkomst.
4.2 Als PARTNER een licentie nodig heeft voor de Achtergrondkennis van de VUB om de Projectresultaten te valoriseren, moet de VUB gebruikersrechten toekennen voor operationele doeleinden tegen een commerciële prijs (in royalty's en/of in de vorm van een forfait) voor zover het de VUB vrijstaat om dergelijke Achtergrondkennis beschikbaar te maken voor die doeleinden. Deze voorwaarden moeten worden vastgelegd in een overeenkomst die afzonderlijk moet worden afgesloten.
4.3. Alle Projectresultaten blijven de volledige en exclusieve eigendom van de VUB.
4.4. PARTNER krijgt het recht om als eerste te onderhandelen over eventuele gebruikerslicenties voor de Projectresultaten ten gunste van PARTNER, in ruil voor de betaling van een marktconform bedrag dat ten laatste bij aanvang van de licentie moet worden overeengekomen tussen de Partijen. Het recht om als eerste te onderhandelen betekent dat de VUB zich ertoe verbindt eventuele onderhandelingen over een dergelijke licentie eerst met PARTNER te voeren en geen onderhandelingen over een dergelijke licentie aan te gaan met derde partijen zolang redelijkerwijs mag worden verwacht dat de onderhandelingen met PARTNER binnen een redelijke termijn zullen leiden tot een overeenkomst. Als redelijke termijn voor het recht om als eerste te onderhandelen wordt beschouwd een maximum van 6 maanden na het behalen van de Projectresultaten, waarna het recht van de PARTNER om als eerste te onderhandelen vervalt en de VUB niet langer verplicht is om met de PARTNER te onderhandelen over overeenkomsten.
4.5. De VUB behoudt het recht om de Projectresultaten te allen tijde te gebruiken voor academisch onderzoek en onderwijs, ongeacht de bepalingen van artikel 4.4.
4.6. Het staat de VUB vrij om de Projectresultaten al dan niet te beschermen. Als de Projectresultaten hebben geleid tot de verwezenlijking van uitvindingen, staat het de VUB vrij om al dan niet octrooiaanvragen in haar eigen naam en voor haar eigen rekening in te dienen zonder daartoe verplicht te worden door PARTNER. Alle octrooiaanvragen en resulterende octrooien zullen de exclusieve eigendom zijn van de VUB.
4.7. Als PARTNER ook de bescherming van de Projectresultaten wil verkrijgen in het kader van het recht om als eerste te onderhandelen zoals bedoeld in artikel 4.4, moeten de Partijen een overeenkomst onderhandelen met betrekking tot de bescherming van de Projectresultaten van de VUB overeenkomstig artikel 4.6 en voor de rekening van PARTNER.
5. PUBLICATIES
5.1. De VUB heeft het recht om de Projectresultaten te publiceren of op eender welke andere manier vrij te geven. Specifieker erkennen de Partijen de noodzaak van de Kandidaat om de Projectresultaten te publiceren en presenteren en zijn of haar verplichting om zijn of haar doctoraat publiek te verdedigen overeenkomstig het toepasselijke doctoraatsreglement.
5.2. De VUB moet een ontwerppublicatie of -verklaring indienen bij PARTNER alvorens een publicatie of andere verklaringen uit te geven als dat noodzakelijk is om de Vertrouwelijke Informatie van de PARTNER te beschermen. PARTNER moet zijn opmerkingen formuleren binnen een periode van dertig (30) kalenderdagen te berekenen vanaf het moment dat de ontwerppublicatie of -verklaring wordt ontvangen. Als PARTNER na afloop van de vermelde termijn geen opmerkingen heeft geformuleerd, moet worden aangenomen dat PARTNER de publicatie of verklaring heeft goedgekeurd.
Als dat noodzakelijk is voor de geheimhouding van eender welke Vertrouwelijke Informatie aangeleverd door PARTNER en overeenkomstig het toepasselijke doctoraatsreglement, zullen de Partijen en de Kandidaat ook verplicht zijn om een
overeenkomst af te sluiten met betrekking tot de voorwaarden voor het verdedigen van de doctoraatsthesis met inachtneming van de vertrouwelijkheidsvereisten.
5.3. Als de Projectresultaten worden gepubliceerd, verbinden de Partijen zich ertoe de naam van de andere Partij te vermelden in de publicatie, zoals de gewoonte is in de wetenschappelijke sector.
6. GEHEIMHOUDING VAN VERTROUWELIJKE INFORMATIE
6.1. De ontvangende Partij verbindt zich ertoe alle door de andere Partij aan haar bekendgemaakte Vertrouwelijke Informatie strikt geheim te houden en dergelijke Vertrouwelijke Informatie uitsluitend te gebruiken voor de uitvoering van het Project gedurende de termijn van deze overeenkomst en een termijn van vijf (5) jaar na de beëindiging ervan. De ontvangende Partij verbindt zich ertoe de Vertrouwelijke Informatie uitsluitend bekend te maken aan werknemers die toegang tot en kennis van de Vertrouwelijke Informatie nodig hebben voor de uitvoering van het Project en op voorwaarde dat dergelijke werknemers gebonden zijn door een vertrouwelijkheidsverplichting die minstens gelijkwaardig is aan de verplichting bepaald in deze overeenkomst. Materiaal dat moet worden behandeld als Vertrouwelijke Informatie moet worden vergezeld van een verklaring die dat duidelijk maakt.
6.2. Die vertrouwelijkheidsverplichting en het beperkte gebruik zijn echter niet van toepassing op informatie:
a) waarvan de ontvangende Partij kan bewijzen dat ze die al in haar bezit had toen ze die verkreeg van de bekendmakende Partij;
b) die al algemeen bekend was toen ze werd verkregen van de bekendmakende Partij;
c) die algemeen bekend werd zonder dat de ontvangende Partij schuld treft nadat ze werd verkregen van de bekendmakende Partij;
d) die de ontvangende Partij verkreeg van een derde partij die de informatie in kwestie te goeder trouw in haar bezit had en gemachtigd is om die informatie te delen met de ontvangende Partij;
e) waarvan de ontvangende Partij kan bewijzen dat ze die onafhankelijk heeft ontwikkeld zonder gebruik te maken van informatie verkregen van de bekendmakende Partij.
6.3. De ontvangende Partij moet binnen de 30 dagen na eender welk schriftelijk verzoek van de bekendmakende Partij de Vertrouwelijke Informatie van die laatste terugbezorgen aan de bekendmakende Partij (behalve materiaal waarvan het gebruik noodzakelijk was voor de uitvoering van het project), inclusief eventuele kopieën en samenvattingen ervan, of moet die Informatie vernietigen en die vernietiging schriftelijk bevestigen.
7. TERMIJN EN BEËINDIGING
7.1. Deze Overeenkomst wordt opgesteld onder de opschortende voorwaarde dat Innoviris het Project goedkeurt. Deze Overeenkomst zal dan ook van kracht worden eens Innoviris het Project heeft goedgekeurd en vervolgens van kracht blijven tot de steun van Innoviris voor het Project eindigt. Deze Overeenkomst wordt automatisch beëindigd als het Project niet wordt goedgekeurd.
7.2. Beide Partijen hebben het recht om deze overeenkomst voortijdig te beëindigen met inachtneming van een kennisgevingstermijn van 30 dagen als
a) de werknemer-werkgeverrelatie tussen Kandidaat en de VUB wordt beëindigd;
b) Innoviris de financiering voortijdig beëindigt (bv. als het Project een negatieve
tussentijdse evaluatie krijgt).
7.3. Als een Partij haar verplichtingen in het kader van deze overeenkomst niet nakomt en die Partij na een termijn van 45 dagen na een ingebrekestelling door middel van een aangetekend schrijven door de andere Partij die verplichtingen nog steeds niet is nagekomen, mag die laatste Partij de overeenkomst beëindigen door middel van een aangetekend schrijven na afloop van de vermelde termijn.
7.4. De VUB heeft het recht om deze overeenkomst te beëindigen door middel van een aangetekend schrijven en zonder ingebrekestelling als PARTNER in een dreigende staat van faillietverklaring, sluiting, liquidatie of gedeeltelijke of gehele overdracht verkeert, om zich te beschermen.
7.5. De bepalingen met betrekking tot de geheimhouding van Vertrouwelijke Informatie, publicaties, intellectuele eigendom, aansprakelijkheid en toepasselijke wetgeving blijven van kracht, maar kunnen worden beperkt tot de termijnen die daarin worden bepaald, zelfs na de beëindiging van deze overeenkomst.
8. GARANTIES EN AANSPRAKELIJKHEID
8.1. De Partij die een gebruikersrecht verleent voor haar Achtergrondkennis kan niet garanderen dat het gebruik daarvan geen intellectuele-eigendomsrechten van derde partijen zal schenden. Die Partij garandeert echter dat haar Promotor op het moment van de ondertekening van deze Overeenkomst geen weet heeft van intellectuele- eigendomsrechten van derde partijen waarop de vermelde Achtergrondkennis een inbreuk zou vormen.
8.2. De VUB moet de Kandidaat aanmoedigen om zijn of haar taken in het kader van het Project zo goed mogelijk uit te voeren, maar er kunnen geen expliciete of impliciete garanties worden verleend over het behalen van eender welke Projectresultaten.
8.3. Elke Partij die de Projectresultaten gebruikt (op basis van een eigendomsrecht of gebruikersrecht dat wordt verleend door deze overeenkomst) is daarvoor zelf verantwoordelijk en aansprakelijk. Ze stelt de andere Partij schadeloos tegen vorderingen van derde partijen die het gevolg zijn van schade die daardoor wordt veroorzaakt. Deze bepaling is echter niet van toepassing als de Kandidaat tewerkgesteld werd door de andere Partij en hij of zij zogezegd met opzet de intellectuele rechten van derde partijen heeft geschonden. In een dergelijk geval moet de andere Partij de eerste Partij schadeloosstellen tegen vorderingen van derde partijen die het gevolg zijn van schade die daardoor wordt veroorzaakt.
8.5. Als Innoviris eist dat bepaalde bedragen worden terugbetaald, moet de Partij wiens fout aan de basis ligt van de eis tot terugbetaling de verantwoordelijkheid voor die terugbetaling op zich nemen en de andere Partij ervoor schadeloosstellen. Als het niet mogelijk is om een van de Partijen aansprakelijk te stellen voor de terugvordering van Innoviris, moet het teruggevorderde bedrag aan beide Partijen worden toegewezen in verhouding tot hun aandeel in het budget van het Project (zoals bepaald in de Basisovereenkomst).
8.6. De contractuele aansprakelijkheid van elke Partij in het kader van deze overeenkomst is beperkt tot het bedrag dat Innoviris heeft toegewezen aan het Project gedurende de 12 maanden voor het incident dat de schade heeft veroorzaakt, onderworpen aan de bepalingen met betrekking tot de verplichting tot schadeloosstelling bepaald in artikel 8.4 en de terugvorderingen vermeld in artikel 8.5.
9. DIVERSE BEPALINGEN
9.1. Als de uitvoering van deze overeenkomst door een Partij wordt verhinderd of beknot door overmacht, wordt de Partij vrijgesteld van de contractuele verplichtingen waarvan de uitvoering rechtstreeks wordt verhinderd of beknot gedurende en voor zover de overmacht reikt, op voorwaarde dat die Partij
• de andere Partij onmiddellijk schriftelijk op de hoogte brengt van het bestaan en de oorzaken van de overmacht; en
• haar uiterste best doet om die oorzaken weg te werken; en
• deze overeenkomst correct uitvoert zodra de overmacht eindigt.
9.2. Alle schriftelijke verklaringen, inclusief kennisgevingen of verslagen, met betrekking tot deze overeenkomsten worden beschouwd als afdoende te zijn gecommuniceerd als ze worden verstuurd naar de volgende adressen van elke Partij:
Voor de VUB:
VRIJE UNIVERSITEIT BRUSSEL
VUB TechTransfer-afdeling Xxxxxxxxx 0
0000 Xxxxxxx
Voor PARTNER:
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Xxxxx Xxxxxxxxxxxx 000
0000 Xxxxxxx
9.3. De Partijen komen overeen om elkaar op de hoogte te brengen van eventuele adreswijzigingen via een schriftelijke kennisgeving.
9.4. Deze overeenkomst kan op generlei wijze door een Partij worden overgedragen of bezwaard zonder de expliciete schriftelijke goedkeuring van de andere Partij.
9.5. Deze overeenkomst kan uitsluitend worden gewijzigd door middel van een schriftelijk document ondertekend door beide Partijen.
9.6. Deze overeenkomst is onderworpen aan het Belgisch recht. Alle geschillen met betrekking tot deze overeenkomst die niet in der minne kunnen worden geschikt, moeten exclusief aanhangig worden gemaakt bij de rechtbanken van Brussel.
In drievoud opgesteld te Brussel op . Elke Partij erkent dat ze een origineel exemplaar heeft ontvangen.
In naam van de VRIJE UNIVERSITEIT BRUSSEL: In naam van PARTNER:
Xxxx. xx. Xxxxxxxx Xxxxxxx Rector
Xxxxxx Xxx Xxxx Deskundige-Coördinator
Voor kennisname en goedkeuring: Voor kennisname en goedkeuring:
Xxxx. xx. Xxxxx Xxxxxxx Wetenschappelijke promotor
Xxx Xxxxxx Promotor
Voor kennisname en goedkeuring: Voor kennisname en goedkeuring:
Xxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxxxx
BIJLAGE 1
BIJ SAMENWERKINGSOVEREENKOMST PRAKTIJKGERICHT
DOCTORAATSONDERZOEK
PROJECTBESCHRIJVING
CONTEXT, STATE OF THE ART EN DOELSTELLINGEN VAN HET PROJECT
Participatie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Burger- en middenveldparticipatie is een thema dat steeds vaker terugkomt in de context van beleidsvorming. De opkomst van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) heeft ervoor gezorgd dat overheden op diverse manieren burgers en/of middenveldorganisaties kunnen betrekken bij het vormgeven van beleid. In de context van Brussel zijn diverse overheden aan het werk op gewestelijk, gemeenschaps- en lokaal niveau, waarvan het merendeel in de huidige legislatuur inzet op burger- en/of middenveldparticipatie. Op het niveau van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is huidig minister Xxxxx Xxxxx bevoegd voor de participatieve democratie. In de Gemeenschappelijke algemene beleidsverklaring van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie: Regeerperiode 2019-2024 staat te lezen:
“De Regering hecht zeer veel belang aan een kwaliteitsvolle en permanente sociale dialoog. Om het maatschappelijk middenveld nauwer en actief te betrekken bij de besluitvorming, zal de Regering buitengewone ministerraden plannen die gewijd zullen zijn aan Brusselse thema’s en waarbij het maatschappelijk middenveld betrokken zal worden. (...) In de meeste bevoegdheidsdomeinen, voor de goedkeuring van grote inrichtings- en mobiliteitsprojecten en afgezien van de verplichte overlegregels zal de Regering er de voorkeur aan geven om het overleg met en de participatie van de betrokken inwoners en belanghebbende partijen te laten plaatsvinden in een vroeg stadium.” (p.111)
De Gewestregering wil in de huidige legislatuur met andere woorden inzetten op participatie en inspraak van burgers en middenveldactoren om van Brussel een sterke stad te maken. Ze wil streven naar een participatief en inclusief beleidsvormingsproces als methodiek om de democratie en haar instellingen sterker te maken en burgers meer controle te geven over het politieke veld. Ook op lokaal niveau is de interesse voor participatie groot. De Stad Brussel zet bijvoorbeeld met het digitaal platform faireBXLsamen (xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxx.xx) in op burgerparticipatie. In het Meerderheidsakkoord 2018-2024 ‘Een harmonieuze en solidaire internationale stad’ van de Stad Brussel lezen we het volgende:
“Als progressieve meerderheid willen we dat burgers hun politieke instellingen weer in eigen handen nemen door mee te bouwen aan het Stadsproject en dit dankzij een structurele, georganiseerde en volwaardige participatie, in die zin dat er opnieuw een dialoog op gang wordt gebracht en dat met de resultaten daarvan effectief rekening wordt gehouden” (p.86).
Bij andere Brusselse gemeenten zien we eveneens de interesse voor burger- en middenveldparticipatie terugkomen in diverse initiatieven.
De Brusselse grootstedelijke context, die gekenmerkt wordt door meerlagige bevoegdheidsverdeling en een complexe institutionele structuur, maakt van participatie een complex gegeven. Bepaalde beleidsthema’s blijven immers niet beperkt tot één bepaalde
bevoegdheid en/of overheid. De bevoegdheids-overschrijdende verzuchtingen en ideeën van burgers en middenveld spelen hierin een rol. We dienen ons de vraag te stellen wat er met zulke complexe beleidsthema’s gebeurt wanneer samenwerking tussen beleidsactoren uitblijft. Op basis van Stadspiratie leggen we a priori enkele thema’s vast waarbij overlap te zien is tussen bevoegdheden van diverse overheden in Brussel. Deze overlap toont ook aan dat participatie dient beschouwd te worden als bevoegdheids-overschrijdende methodiek, die in diverse beleidsdomeinen en/of overheidsdiensten kan worden ingezet.
Context samenwerking SMIT VUB – Vlaamse Gemeenschapscommissie
Een belangrijke actor die in Brussel aan de slag gaat met burger- en middenveldparticipatie is de Vlaamse Gemeenschapscommissie. In de context van de ‘Applied PhD’ projectoproep van Innoviris heeft SMIT VUB de cel Stedelijk Beleid van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) gecontacteerd voor een samenwerking. De Vlaamse Gemeenschapscommissie is de basis en draaischijf van de Vlaamse gemeenschap in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De VGC is bevoegd voor stedelijk beleid, cultuur, jeugd, sport, onderwijs, vorming, studentenzaken, welzijn, gezondheid en gezin. De VGC lanceerde in februari 2020 Stadspiratie, een participatietraject voor de opmaak van het meerjarenbeleidsplan 2021-2025 van de VGC. Dit traject en het bijhorende participatieplatform trok de aandacht van SMIT VUB, gezien de opzet van een participatietraject in de complexe, grootstedelijke context van Brussel en de combinatie van burger- en middenveldparticipatie en van online en fysieke participatiemethoden. Vervolgens contacteerde SMIT VUB de cel Stedelijk beleid van de VGC om het participatietraject verder toe te lichten, en zo te bekijken of er opportuniteiten waren inzake een samenwerkingsverband.
Een eerste meeting werd opgezet met de cel Stedelijk Beleid van de VGC waarin de doelstellingen, context, methoden en verschillende stappen van het participatietraject werden toegelicht. Uit het gesprek werd duidelijk dat het Stadspiratie traject enkele interessante opportuniteiten biedt om onder de loep te nemen. Het traject zelf was bedoeld om afgerond te zijn eind 2020, maar vanwege maatregelen in de context van Covid-19 is het verdere verloop onzeker. Hoewel de beleidsambitie sterk is, maken deze onvoorziene omstandigheden het tot nader order onmogelijk fysiek bij elkaar te komen. Deze situatie maakt het des te interessant om te bekijken hoe de dynamiek van participatietrajecten kan veranderen bij zulke omstandigheden, en wat daarvan de impact is op het gehele proces. Dit, en de uitdagingen die tijdens het gesprek naar voren kwamen, maakt het traject vanuit wetenschappelijk en maatschappelijk perspectief relevant voor SMIT VUB.
Na het in kaart brengen van de uitdagingen die de VGC ervaart inzake burger- en middenveldparticipatie en van de opportuniteiten van een mogelijk samenwerkingsverband, stelde XXXX VUB een eerste onderzoeksvoorstel op in het kader van de ‘Applied PhD’ projectoproep van Innoviris. Een tweede en derde meeting vonden plaats met de cel Stedelijk Beleid, de kandidaat en promotoren om de doelstellingen op elkaar af te stemmen en het project verder te verfijnen. Op basis van deze gesprekken werd een uiteindelijk onderzoeksvoorstel voorgesteld aan het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
Participatie bij de Vlaamse Gemeenschapscommissie
Uit het bestuursakkoord 2019-2024 ‘Brussel is wat we delen’, waar de beleidsambities voor de huidige legislatuur staan opgeschreven, blijkt dat de interesse voor participatie met stadsgebruikers in de brede zin van het woord, diep geworteld is bij de VGC. Participatie en samenwerking zijn volgens de VGC de bouwstenen voor een sterkere stad:
“De VGC is als kleine, vernieuwende overheid de eerste bondgenoot van mensen, groepen en middenveldorganisaties die de stad vooruit doen gaan. Samenwerking en participatie
komen dan ook in elk hoofdstuk terug als bouwstenen voor een sterkere stad.” (Vlaamse Gemeenschapscommissie, p.2).
De VGC geeft in het bestuursakkoord 2019-2024 aan dat burgerinitiatieven steeds meer opkomen in de Brusselse context. Xxxxxxx willen immers mee het beleid vormgeven. Vanuit die gedachtegang wil de VGC burgers de ruimte geven om te participeren, opdat een sterk en gedragen beleid ontstaat. De VGC verwijst naar Brussel als co-city, een stad die samen met de stadsgebruikers wordt gemaakt. Het College van de VGC wil een transparant en goed bestuur voeren. Dit door onder meer in te zetten op directe inspraak van de stadsgebruikers in het beleid. Er wordt gebruik gemaakt van klassieke en vernieuwende instrumenten, met oog voor nieuwe burgerbewegingen, het klassieke middenveld en doelgroepen die momenteel nog niet aan bod komen.
Vanuit die context zet de VGC in de huidige legislatuur een participatietraject op voor de opmaak van het strategisch meerjarenplan. Niet enkel burgers, maar tevens middenveldorganisaties en lokale besturen worden hierbij betrokken.
“Bij de voorbereiding en de opmaak van het strategisch meerjarenplan maken we werk van een ambitieus inspraak- en participatietraject, waarbij we burgers, middenveld en lokale besturen betrekken. We investeren in het inclusieve karakter van dit traject en het gebruik van innovatieve participatiemethodieken.” (Vlaamse Gemeenschapscommissie, p. 48).
Uit het huidige bestuursakkoord kunnen we concluderen dat participatie een thema en werkwijze is waarop de Vlaamse Gemeenschapscommissie sterk wil inzetten de komende jaren.
State of the art: Stadspiratie
De Vlaamse Gemeenschapscommissie lanceerde op 19 februari 2020 het participatietraject Stadspiratie, om het Meerjarenbeleidsplan 2021-2025 mee vorm te geven. Via een combinatie van een online ideeënplatform xxxxxxxxxxxx.xx en de offline betrokkenheid van middenveldactoren en burgers wordt gezocht naar input en initiatieven. De inzet op burger- en middenveldparticipatie en de combinatie tussen fysieke en online methoden maakt van Stadspiratie een interessante case voor verder onderzoek. Uit het kennismakingsgesprek met VGC werden enkele significante uitdagingen geïdentificeerd:
1. Hoe kan een participatief project rekening houden met de Brusselse complexe bevoegdheidsverdelingen en de Brusselse institutionele structuur?
2. Hoe kan de VGC duurzame relaties opbouwen met diverse burgers en middenveldorganisaties door middel van participatie?
3. Op welke plaatsen kan de output van participatie leiden tot waardevolle input in de beleidscyclus?
4. Hoe verenigt de VGC haar bevoegdheden met de bevoegdheids-overschrijdende verzuchtingen en ideeën van burgers en middenveld?
5. Hoe worden de bovenstaande punten meegenomen in een gedegen evaluatie van participatietrajecten in de Brusselse context, zodat kan worden nagegaan of de vooropgestelde doelen werden behaald?
Ten eerste ervaart de Vlaamse Gemeenschapscommissie het als een uitdaging om participatietrajecten uit te rollen in de grootstedelijke en superdiverse context van Brussel, waar complexe bevoegdheidsverdelingen aanwezig zijn en diverse overheidsniveaus participatietrajecten opzetten vanuit eigen doelstellingen, geografische limieten en bevoegdheden. De VGC is een partner van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Brusselse gemeenten bij het uittekenen van projecten op het snijvlak van bevoegdheden, zoals de samenlevingsopbouw en sociale cohesie, educatie, stadsvernieuwing, leefmilieu en publieke
ruimte. Voorbeelden zijn de uitbouw van buurtinfrastructuren en gemeenschapsvoorzieningen als katalysator van leefbare buurten binnen de duurzame wijkcontracten, de ondersteuning van (burger)initiatieven die werken aan de sociale cohesie in de openbare ruimte, de aanleg van een groen-blauw netwerk van water en productief (eetbaar) groen in de Vijfhoek i.s.m. scholen, wijkcomités en buurtorganisaties, met het pedagogisch perspectief van duurzaam voedsel en goede voeding, …. Het betrekken van burgers en middenveld is hierbij voor elk van de overheden cruciaal voor het succes van deze initiatieven. Het afstemmen van participatietrajecten en beleidsinitiatieven zal hun slagkracht verhogen en de drempel voor burgers om deel te nemen verlagen. De VGC heeft nood aan kennis inzake het opzetten en uitrollen van participatietrajecten en de concretisering van initiatieven op basis van input. Dit alles in een complexe, superdiverse en grootstedelijke context.
Ten tweede heeft de Vlaamse Gemeenschapscommissie nood aan kennis inzake het betrekken en duurzaam engageren van burgers en middenveldorganisaties bij participatietrajecten. Burgers en middenveldorganisaties brengen specifieke uitdagingen met zich mee. Verder is Brussel een stad die gekenmerkt wordt door meertaligheid en diversiteit, wat het moeilijk maakt voor de VGC om alle doelgroepen die ze wilt bereiken, uiteindelijk te betrekken. De VGC wil de drempels en beweegredenen van burgers en middenveldorganisaties om deel te nemen aan participatietrajecten identificeren, en zo methodieken ontwikkelen om de diverse doelgroepen te bereiken en duurzaam te betrekken bij participatietrajecten.
Ten derde is het interessant om te onderzoeken in welke fase van het beleidsvormingsproces de VGC participatietrajecten kan inzetten De vraag wordt gesteld aan welke thema’s burgers en middenveldorganisaties willen en kunnen meewerken en engagement mee opnemen. In welke beleidsthema’s hebben burgers en middenveldorganisaties interesse, welke verwachtingen hebben ze ten aanzien van participatietrajecten en tot waar willen ze dat hun beslissingsmacht reikt?
Ten vierde is de VGC bevoegd voor gemeenschapsaangelegenheden, maar krijgt het via het ideeënplatform Stadspiratie ook te maken met input en initiatieven die buiten de eigen bevoegdheid portefeuille vallen. Uit het kennismakingsgesprek blijkt dat er een spanningsveld aanwezig is tussen de complexe beleidscontext van het participatietraject enerzijds en de input die burgers geven anderzijds. Gegenereerde ideeën die buiten de eigen beleidsportefeuille vallen of die linken hebben met lokale of gewestelijke bevoegdheden, kunnen onmogelijk worden omgezet in realiseerbare initiatieven enkel door de VGC. Op welke manier kan de VGC ervoor zorgen dat burgers voldoende op de hoogte zijn van de doelstellingen, limieten en beleidscontext van participatietrajecten? De vraag stelt zich daarbij ook: kunnen deze ideeën worden overgedragen aan andere overheden, en is daar dan wel een draagvlak voor bij die andere overheden? Op welke manier kunnen de VGC en de andere overheden en instanties samenwerken en middelen bundelen om ideeën te realiseren?
Ten vijfde zijn er nog geen concrete doelstellingen opgesteld over de evaluatie van het participatietraject Stadspiratie. Gezien de meerwaarde van evaluatie en bijsturing voor het bereiken van een duurzaam effect, is het nodig te bekijken hoe de VGC kan komen tot een smart evaluatiemethode.
Richting een breder onderzoeksproject
Het participatietraject Stadspiratie is gelimiteerd in tijd. Het traject is daarom een case voor een breder onderzoeksproject naar burger- en middenveldparticipatie door de Vlaamse Gemeenschapscommissie als een beleidsactor in Brussel. De context van grootstedelijkheid, superdiversiteit, meertaligheid en dualiteit die Brussel kenmerkt, maakt het interessant om te onderzoeken of participatie zinvol is in complexere omgevingen. Het onderzoeksproject zal daarom niet gelimiteerd zijn tot een analyse van Stadspiratie. Het project zal een breder kader
creëren voor toekomstige participatietrajecten bij de VGC en door andere Brusselse beleidsactoren.
Het thema participatie komt als een werkwijze terug op gemeenschaps-, gewestelijk en lokaal niveau in Brussel. Brusselse beleidsactoren zetten in op de participatie en inspraak van burgers en/of middenveldorganisaties in de vormgeving van Brussel. Uit verkennend onderzoek en gesprekken met de VGC blijkt dat op het niveau van verschillende overheden en organisaties in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest er nood is aan kennis en methodieken om burger- en middenveldparticipatietrajecten vorm te geven in de complexe, grootstedelijke context van Brussel opdat participatie een meerwaarde is voor het beleid. Via onderzoek naar participatietrajecten bij de VGC, maar tevens onderzoek naar participatie in de bredere beleidscontext van Brussel, komen we tot kennis en methodieken die kunnen worden ingezet op gemeenschaps-, gewestelijk en lokaal niveau.
De meerwaarde en innovatieve karakter van het onderzoeksproject
De participatie en inspraak van burgers en middenveldactoren is de laatste jaren een beleidsambitie geworden van diverse overheden in Brussel. Echter, om te beginnen maakt de complexe, grootstedelijke context van Brussel het een uitdaging om participatietrajecten op te zetten die effectief, inclusief en duurzaam van aard zijn. Vervolgens dienen participatietrajecten een meerwaarde te zijn voor beleid, wat betekent dat ze op een correcte manier opgezet en geïmplementeerd moeten worden. Om beide uitdagingen aan te gaan, is er nood aan kennis en methodieken om participatietrajecten met burgers en middenveldactoren vorm te geven in de grootstedelijke context van Brussel.
We starten het onderzoeksproject bij de Vlaamse Gemeenschapscommissie, die met het Stadspiratie participatietraject een interessante case heeft om onder de loep te nemen. Op basis van deze case, en via analyse van participatietrajecten inzake complexe thema’s die afstemming en/of samenwerking vereisen in de bredere Brusselse context, komen we tot methodieken, instrumenten en strategieën die ingezet kunnen worden om toekomstige participatietrajecten van de VGC en andere Brusselse beleidsmakers vorm te geven. Bij uitbreiding kan deze kennis tevens toegepast worden door overheden die gekenmerkt worden door dezelfde stedelijke complexiteit.
Het innovatieve karakter van het onderzoeksproject is het beantwoorden van bovenstaande twee uitdagingen, en het zorgen voor concrete en bruikbare methodieken, instrumenten en strategieën die gebruikt kunnen worden door overheden bij het opzetten van toekomstige participatietrajecten.
PROGRAMMA VAN HET PROJECT
Het onderzoeksproject wil antwoord bieden op de algemene probleemstelling: ‘Op welke manier en waar kan participatie een meerwaarde betekenen voor beleid zodat participatie meer wordt dan implementatie van beleid in een grootstedelijke context die gekenmerkt wordt door superdiversiteit en meerlagige bevoegdheidsverdeling?’. Het onderzoeksproject bestaat uit vier werkpakketten, die samen de bovenstaande probleemstelling beantwoorden. Uit de vier werkpakketten komen methodieken, instrumenten en strategieën naar voren waarmee de Vlaamse Gemeenschapscommissie en Brusselse beleidsactoren (op gewestelijk, gemeenschaps- en lokaal niveau) aan de slag kunnen om toekomstige participatietrajecten vorm te geven.
Het eerste werkpakket heeft betrekking op een analyse van het bestaande participatietraject Stadspiratie van de VGC, opgezet in 2019-2020. Het tweede, derde en vierde werkpakket gaan breder en bekijken de thematiek in de context van toekomstige burger- en
middenveldparticipatietrajecten van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en/of andere Brusselse instellingen en overheden.
WP 1: Vormgeven van een participatieproject in een complexe, stedelijke context: de casestudy Stadspiratie
VTE 1 Duur 36 maanden
Doelstellingen
In werkpakket 1 bekijken we de opzet en vormgeving van participatieprojecten in de complexe, grootstedelijke context van Brussel, op basis van een retrospectieve analyse van Stadspiratie, het participatietraject voor burgers en middenveldorganisaties van de VGC enerzijds, en bestaande best practices anderzijds. De doelstelling van het werkpakket is drievoudig: 1/ het in kaart brengen van bestaande participatieprojecten en diens succesfactoren en hiaten, 2/ het analyseren van Stadspiratie, inzake de totstandkoming en implementatie, de succesfactoren en hiaten, en 3/ het in kaart brengen van de draagwijdte van Stadspiratie in beleidscycli van de VGC.
Taken: beschrijving van de methode:
1.1 Theoretisch kader inzake burger- en middenveldparticipatie
Op basis van een wetenschappelijke literatuurstudie willen we zicht krijgen op de hiaten, succesfactoren en randvoorwaarden van participatietrajecten met burgers en middenveld, in een context gekenmerkt door meertaligheid, dualiteit, grootstedelijkheid en diversiteit. Dit zal resulteren in een kader gebaseerd op de state of the art om het Stadspiratie participatietraject te analyseren (taak 1.2).
Deze taak zal plaatsvinden bij SMIT VUB.
1.2 Stadspiratie: een retrospectieve analyse als basis voor toekomstige participatie
Via kwalitatieve onderzoeksmethoden en beleidsanalyse wordt Stadspiratie, het burger- en middenveldparticipatietraject van de VGC, retrospectief als proces geanalyseerd. We betrekken hiervoor de medewerkers van de VGC, externe deskundigen en middenveldorganisaties. Deze analyse laat toe om in kaart te brengen: 1/ de opzet, hiaten en succesfactoren van het participatietraject Stadspiratie, 2/ welke stappen van een ideaal participatietraject werden doorlopen (op basis van het theoretisch kader 1.1), 3/ de vraag of een duidelijke uitkomst gedefinieerd werd voor het participatietraject, 4/ waar deze uitkomst past in de beleidscyclus (agendasetting, problematisering, oplossingen generatie, implementatie, evaluatie). Stadspiratie wordt beschouwd als casestudy voor de opzet en vormgeving van participatietrajecten in de grootstedelijke context van Brussel. Deze taak zal resulteren in aanbevelingen en randvoorwaarden voor toekomstige participatieprojecten in Brussel.
Deze taak zal plaatsvinden bij de VGC.
1.3 Draagwijdte van Stadspiratie in het beleidsproces van de VGC
De derde taak brengt de uiteindelijke draagwijdte van het participatietraject Stadspiratie in het beleidsvormingsproces van de VGC in kaart. De resultaten van het burger- en middenveldparticipatietraject van de VGC dienen geïmplementeerd te worden in een complexe, grootstedelijke context. We stellen de vragen 1/ hoe participatie past in de beleidscontext van de VGC en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 2/ welke beleidsactoren en -domeinen in Brussel inzetten op en/of relevant zijn voor het thema participatie, 3/ welke beleidsthema’s naar voren kwamen uit de gegenereerde input van Stadspiratie, en 4/ op welke manier er wordt omgegaan met de gegenereerde input van Stadspiratie. Dit wordt uitgevoerd aan de hand van een analyse
van beleidsdocumenten en op basis van de resultaten van de burger- en middenveldparticipatie aan Stadspiratie.
Taak 1.3 zal onder andere resulteren in een long list van beleidsthema’s die burgers en middenveldorganisaties belangrijk of interessant achtten tijdens het participatietraject Stadspiratie. Uit een eerste analyse van de voorlopige resultaten van het traject Stadspiratie, is nu reeds duidelijk dat met dit onderzoek veel relevante linken gelegd zullen worden met de bevoegdheden van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Duidelijke voorbeelden zijn:
- leefmilieu en de daarmee gepaarde gaande thematieken zoals duurzame ontwikkeling, circulaire economie, voedselstrategie (good food), stadslandbouw… waar zowel burgers als middenveldactoren over de grenzen van bevoegdheden noden hebben en ook acties ondernemen;
- urbanisme, en in het bijzonder stadsvernieuwing, wijkontwikkeling, wijk- en stadsvernieuwingscontracten als gewestelijke instrumenten waar gemeenschapsvoorzieningen (de creatie van wijk- en jeugdcentra, sport, kinderopvang…) in ingebed worden;
- openbare/publieke ruimte: die krijgt mee vorm door (al dan niet tijdelijke) interventies van burgerinitiatieven en middenveldorganisaties die gesteund worden door gewest, gemeenten en de VGC. De publieke ruimte krijgt ook vorm door de inplantingen van gemeenschapsvoorzieningen in de buurt;
- gezondheid, waarbij rechtstreekse linken gelegd kunnen worden tussen mobiliteit en de lucht- en leefkwaliteit in bepaalde wijken.
Deze taak zal plaatsvinden bij SMIT VUB.
Resultaten
D1.1 Theoretisch analysekader op basis van state of the art: hiaten, succesfactoren en randvoorwaarden van participatietrajecten in een grootstedelijke context. Af te leveren na 6 maanden
D1.2 Onderzoeksrapport: De uitdagingen en randvoorwaarden inzake de opzet van participatietrajecten in de complexe, grootstedelijke context van Brussel, met Stadspiratie als casestudy. Af te leveren na 12 maanden
D1.3 Onderzoeksrapport: Beleidsanalyse naar de implementatie van participatietrajecten van de VGC in haar beleid, met Stadspiratie als casestudy. Af te leveren na 24 maanden
D1.4 Long list van beleidsthema’s gegenereerd tijdens Stadspiratie (VGC). Af te leveren na 36 maanden
WP 2: Learning by doing: Inclusieve participatietrajecten voor een gelegitimeerd beleid
VTE 1 Duur 12 maanden
Doelstellingen
Vanaf werkpakket 2 zijn onderzoek en praktijk niet langer beperkt tot het participatietraject Stadspiratie, maar op de bredere context van participatietrajecten met burgers en middenveldorganisaties door de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
Het doel van Werkpakket 2 is participatietrajecten of -initiatieven opzetten om een divers en representatief publiek te betrekken, en het engagement ten opzichte van participatie en beleid duurzamer te maken. Dit wil zeggen dat participatie als werkvorm ingang moet vinden in de interacties tussen burgers, middenveld en VGC-medewerkers.
De nadruk van werkpakket 2 ligt op de vraag op welke manier de VGC met haar participatietrajecten een diverse en inclusieve doelgroep kan betrekken die representatief is voor het superdiverse en meertalige karakter van de Brusselse bevolking opdat het beleid op basis van het participatieproject gelegitimeerd is. Hiervoor bespreken we de volgende uitdagingen: 1/ de drempels en beweegredenen die burgers, middenveldorganisaties en VGC-medewerkers identificeren inzake het deelnemen/organiseren aan of van participatietrajecten, 2/ de manier waarop het bereik en blijvend engagement van burgers en middenveldorganisaties kan gewaarborgd worden in participatietrajecten van de VGC, 3/ de rol van middenveldorganisaties in participatietrajecten, en 4/ het betrekken van moeilijk te bereiken doelgroepen.
Het doel van dit werkpakket is om mee te lopen in nieuwe participatietrajecten, beleidsinitiatieven en andere manieren om met burgers en middenveldorganisaties te interageren om hier participatieve werkvormen te identificeren die een meerwaarde betekenen voor alle betrokken actoren zodat deze werkvormen in de praktijk kunnen gehanteerd worden.
Taken: beschrijving van de methode:
2.1 Participatie van burgers
De eerste taak heeft tot doel om met verschillende doelgroepen burgers (inclusief moeilijk te bereiken doelgroepen) het volgende te identificeren: 1/ de persoonlijke en contextuele drempels en beweegredenen om (niet) deel te nemen aan participatietrajecten van de VGC, 2/ de noden en uitdagingen ten aanzien van participatietrajecten van de VGC (Stadspiratie als voorbeeld), 3/ de beleidsthema’s die aan bod moeten komen bij participatietrajecten, 4/ tot welke mate de doelgroepen impact willen hebben op het beleid en 5/ welke verwachtingen ze hebben ten aanzien van participatietrajecten van de VGC en de transparantie van zulke trajecten. We vergaren kennis door mee te lopen in nieuwe participatietrajecten, beleidsinitiatieven en andere manieren om met burgers te interageren via de VGC, en creëren werkvormen om inclusieve participatietrajecten op te zetten. Deze werkvormen zullen in de praktijk getest en bijgestuurd worden.
Deze taak zal plaatsvinden bij de VGC.
2.2 Participatie van middenveldorganisaties
De tweede taak heeft tot doel om met middenveldorganisaties het volgende te identificeren: 1/ de drempels en beweegredenen om (niet) deel te nemen aan participatietrajecten, 2/ de rol die middenveldorganisaties willen innemen in participatietrajecten en de uitvoering van het voorgestelde beleid, 3/ de noden en uitdagingen ten aanzien van participatietrajecten van de VGC (Stadspiratie als voorbeeld), 4/ de verwachtingen ten aanzien van participatietrajecten van de VGC, 5/ de beleidsthema’s die aan bod moeten komen bij participatietrajecten en 5/ tot welke mate ze impact willen hebben op het beleid. We vergaren kennis door mee te lopen in nieuwe participatietrajecten, beleidsinitiatieven en andere manieren om met middenveldorganisaties te interageren via de VGC, en creëren hiervoor werkvormen om inclusieve participatietrajecten op te zetten. Deze werkvormen zullen in de praktijk getest en bijgestuurd worden.
Deze taak zal plaatsvinden bij de VGC.
2.3 Participatie bij de VGC
Door middel van participatieve werkvormen - met exploratief doel - op zoek gaan naar thema’s, doelgroepen en activiteiten die voor VGC-medewerkers door middel van participatie gefaciliteerd kunnen worden. In deze taak leren medewerkers door aan participatie te doen wat de meerwaarde hiervan kan zijn. Het doel is om de medewerkers in contact te brengen met diverse werkvormen zodat ze een basisbegrip hebben om te kunnen zien in welke bestaande processen deze kunnen worden ingezet. De hoofdvraag luidt welke bestaande activiteiten (intern of extern)
kunnen verbeterd worden met werkvormen die tijdwinst opleveren, meer input creëren of sneller tot relevante resultaten leiden? De intermediaire rapportering (D2.3a) vormt de basis van taak 4.2, waarvan we de input vervolgens verwerken in de uiteindelijke strategieën om participatie als vast onderdeel te integreren in de verschillende diensten van de VGC (D2.3b). Deze taak zal plaatsvinden bij de VGC.
Resultaten
D2.1a Intermediaire rapportering ‘participatie van burgers’: schriftelijk rapport, maximum 10 pagina’s (NL). Af te leveren na 12 maanden
D2.1b Methodieken participatietrajecten voor het bereiken en duurzaam engageren van een divers en representatief publiek: burgers. Af te leveren na 22 maanden
D2.2a Intermediaire rapportering ‘participatie van middenveldorganisaties’: schriftelijk rapport, maximum 10 pagina’s (NL). Af te leveren na 12 maanden
D2.2b Methodieken participatietrajecten voor het bereiken en duurzaam engageren van een divers en representatief publiek: middenveldorganisaties. Af te leveren na 22 maanden D2.3a Intermediaire rapportering ‘participatie bij de VGC’: schriftelijk rapport, maximum 10 pagina’s (NL). Af te leveren na 8 maanden
D2.3b Strategieën om participatie als vast onderdeel te integreren in de verschillende diensten van de VGC. Af te leveren na 24 maanden
WP 3: Participatietrajecten over de bevoegdheidsgrenzen heen: de complexiteit van Brussel
VTE 1 Duur 12 maanden
Doelstellingen
Werkpakket 3 legt de nadruk op de diverse verschillende overheden en de daarmee gepaard gaande meerlagige bevoegdheidsverdeling in de grootstedelijke context van Brussel.
Participatietrajecten kunnen immers betrekking hebben op bevoegdheden die buiten de portefeuille vallen van de VGC en/of een aanpak vragen over diverse bevoegdheden heen. De nadruk ligt op 1/ de vormgeving van participatietrajecten in een context van complexe bevoegdheidsverdeling en aanwezigheid van een groot aantal overheden en institutionele actoren, 2/ het afstemmen van participatietrajecten tussen diverse beleidsmakers, 3/ de samenwerking tussen beleidsmakers inzake bepaalde beleidsthema’s. Het doel van werkpakket 3 is om participatietrajecten in de complexe grootstedelijke context van Brussel en over bevoegdheidsgrenzen heen mogelijk te maken. Daarbij zijn mogelijke thematieken op de raakvlakken tussen de verschillende bevoegdheden en beleidsactoren: leefmilieu, mobiliteit, welzijn en gezondheid; wijkontwikkeling en stadsvernieuwing met inbedding van gemeenschapsvoorzieningen; (tijdelijke) interventies in de openbare ruimte en burgerinitiatieven, die de sociale cohesie versterken; …
Taken: beschrijving van de methode:
3.1 Mapping van beleidsthema’s en bevoegde actoren in Brussel
In de eerste taak gaan we aan de slag met de long list van beleidsthema’s en mapping van beleidsactoren uit taak 1.3. De lijst bestaat uit beleidsthema’s die gegenereerd zijn tijdens het participatietraject Stadspiratie. In samenspraak met de VGC en via documentenanalyse vervolledigen we de long list met de beleidsthema’s die belangrijk zijn voor de VGC zelf. Via een beleidsanalyse en deskresearch maken we vervolgens een mapping op van de bevoegde beleidsmakers in de Brusselse context (inclusief contactgegevens) voor de diverse beleidsthema’s.
De mapping beantwoordt de vraag welke beleidsactoren moeten betrokken worden wanneer gewerkt wordt rond een bepaald thema.
Deze taak zal plaatsvinden bij SMIT VUB.
3.2 Oplinken naar diverse beleidsactoren
Op basis van de long list met beleidsthema’s (taak 3.1) selecteren we drie thema’s als concrete cases waar samenwerking en/of afstemming tussen overheden vereist is. Per case gaan we in gesprek met de betrokken beleidsmakers op gewestelijk, gemeenschaps- en/of lokaal niveau (Brussels Hoofdstedelijk Gewest, diverse gemeenschapscommissies, Brusselse gemeenten) om de uitdagingen en randvoorwaarden inzake samenwerking en/of afstemming te identificeren. Op basis van de input uit taak 3.2 formuleren we een memorandum waarin de voorwaarden vermeld staan om samenwerking en/of afstemming inzake participatietrajecten mogelijk te maken in de grootstedelijke context van Brussel.
3.3 Creëren methodes, goede praktijken en aanzetten voor ‘participatietrajecten bij meerlagige bevoegdheidsverdeling in de grootstedelijke context van Brussel’
Het werkpakket 3 zal resulteren in een geheel van methoden, goede praktijken en aanzetten om met bepaalde beleidsthema’s aan de slag te gaan in de Brusselse context die gekenmerkt wordt door verschillende overheden en de daarmee gepaard gaande meerlagige bevoegdheidsverdeling. De methoden, goede praktijken en aanzetten kaarten volgende vragen aan: 1/ welke beleidsactoren en andere stakeholders moeten worden betrokken bij een bepaald beleidsthema, 2/ de vraag wat de voorwaarden zijn van samenwerking en/of afstemming tussen beleidsactoren vanuit diverse overheden, 3/ wat de middelen moeten zijn voor zulke samenwerkingsverbanden, 4/ wat de rol is van middenveldorganisaties (die niet behoren tot een bepaald overheidsniveau), en 5/ hoe de transparantie naar burgers toe in zulke situaties verhoogd kan worden.
Deze taak zal plaatsvinden bij SMIT VUB.
Resultaten
D3.1 Mapping van beleidsthema’s en bevoegde beleidsactoren (incl. contactenlijst). Af te leveren na 15 maanden
D3.2 Memorandum: samenwerking en/of afstemming inzake participatietrajecten in de grootstedelijke context van Brussel. Af te leveren na 21 maanden
D3.3 Methoden, goede praktijken en aanzetten voor ‘participatietrajecten bij meerlagige bevoegdheidsverdeling in de grootstedelijke context van Brussel’. Af te leveren na 36 maanden
WP 4: Toolbox voor duurzame, inclusieve en effectieve participatietrajecten in een grootstedelijke context
VTE 1 Duur 12 maanden
Doelstellingen
Werkpakket 4 heeft als doelstelling om de vergaarde kennis uit de vorige werkpakketten om te zetten tot bruikbare methodieken, instrumenten en strategieën waarmee de VGC aan de slag kan om toekomstige participatietrajecten vorm te geven. Het centrale uitgangspunt van de tools is het effectief, inclusief en duurzaam opzetten van participatietrajecten in een context van de diversiteit, dualiteit en meertaligheid van Brussel. De gecreëerde methodieken, instrumenten en strategieën worden doorheen het gehele onderzoeksproject geïmplementeerd en uitgetest in de praktijk, en bijgestuurd waar nodig. Het werkpakket resulteert in een bruikbare toolbox en aanbevelingen die de VGC in toekomstige participatietrajecten kan inzetten.
De toolbox zal niet louter door de Vlaamse Gemeenschapscommissie gebruikt kunnen worden, maar tevens door andere overheden die succesvol willen inzetten op participatietrajecten met burgers en middenveld, en die te maken hebben met de uitdagingen die een grootstedelijke context met zich meebrengt.
Taken: beschrijving van de methode:
4.1 Methodieken, instrumenten en strategieën: Iteraties
Op basis van getrokken lessen en vergaarde kennis worden in de diverse werkpakketten methodieken, instrumenten en strategieën gecreëerd voor een effectieve, inclusieve en duurzame opzet en implementatie van participatietrajecten door de VGC in de grootstedelijke context van Brussel.
- Methodieken voor het bereiken en duurzaam engageren van burgers en middenveldorganisaties (D2.1b en D2.2b)
- Strategieën om participatie als vast onderdeel te integreren in de verschillende diensten van de VGC (D2.3b)
- Methodes, goede praktijken, en aanzetten voor ‘participatietrajecten bij meerlagige bevoegdheidsverdeling in de grootstedelijke context van Brussel’ (D3.3)
De gecreëerde methodieken, instrumenten en strategieën worden in werkpakket 4, taak 4.1, telkens in de praktijk geïmplementeerd en aangepast waar nodig. Zo ontstaat op het einde van taak 4.1 een coherente en bruikbare toolbox van diverse methodieken, instrumenten en strategieën, aangepast aan de specifieke context en doelstelling van participatietrajecten, die toekomstige participatietrajecten door de VGC en andere Brusselse beleidsmakers vormgeven. De toolbox zal niet de vorm aannemen van een one size fits all strategie, gezien elk participatietraject structurele verschillen vertoont.
Deze taak zal plaatsvinden bij SMIT VUB.
4.2 Toolbox: interne workshops met de VGC
Om de toolbox (taak 4.1) in gebruik te laten nemen door verschillende diensten van de VGC, zullen enkele interne workshops georganiseerd worden met VGC-medewerkers. Enerzijds creëren de workshops de nodige kennis en awareness om de toolbox te implementeren in de praktijk, anderzijds valideren of wijzigen de workshops de resultaten uit taak 2.3, zodat duidelijk wordt in welke diensten van de VGC participatietrajecten kunnen worden opgezet. Bovendien biedt de toolbox de mogelijkheid om een breder draagvlak te creëren voor het effectief, inclusief en duurzaam opzetten van participatietrajecten.
Deze taak zal plaatsvinden bij de VGC.
4.3 Valorisatie
Valorisatie is het proces van meerwaardecreatie van wetenschappelijke kennis en expertise buiten het wetenschappelijke veld. De vergaarde kennis inzake participatietrajecten in Brussel moet naar buiten worden gebracht, opdat Brusselse en andere beleidsmakers zich bewust worden van de meerwaarde van participatietrajecten voor beleidsvorming. Via de gecreëerde methodieken, instrumenten en strategieën kunnen zij zelf aan de slag met participatietrajecten. De valorisatie gebeurt via een artikel dat verspreid wordt in populairwetenschappelijke media en een lezing gericht tot beleidsmakers.
Deze taak zal plaatsvinden bij SMIT VUB.
4.4 Methodiek: smart evalueren van participatietrajecten
Tot slot, wordt er naast de toolbox ook een evaluatiemethode gecreëerd om participatietrajecten efficiënt, effectief en duurzaam te evalueren. De creatie van de evaluatiemethode gebeurt aan de hand van een Living Lab methodiek, waarbij we stakeholders langdurig betrekken om mee vorm te geven aan de evaluatiemethode. Op basis van deze methode komen we tot een smart evaluatiemethode die voorbij gaat aan louter kwantitatieve indicatoren.
Deze taak zal plaatsvinden bij de VGC.
Resultaten
D4.1a Iteratie 1 Toolbox: ‘Hoe een effectief, inclusief en duurzaam participatietraject op te zetten van begin tot eind, in een context van diversiteit en grootstedelijkheid?’. Af te leveren na 9 maanden
D4.1b Iteratie 2 Toolbox ‘Hoe een effectief, inclusief en duurzaam participatietraject op te zetten van begin tot eind, in een context van diversiteit en grootstedelijkheid?’. Af te leveren na 26 maanden
D4.1c Iteratie 3 Toolbox ‘Hoe een effectief, inclusief en duurzaam participatietraject op te zetten van begin tot eind, in een context van diversiteit en grootstedelijkheid?’. Af te leveren na 39 maanden
D4.1d Iteratie 4 Toolbox ‘Hoe een effectief, inclusief en duurzaam participatietraject op te zetten van begin tot eind, in een context van diversiteit en grootstedelijkheid?’. Af te leveren na 45 maanden
D4.3 Valorisatie: Artikel via populairwetenschappelijke media. Af te leveren na 45 maanden
D4.4 Valorisatie: Lezing beleidsmakers. Af te leveren na 46 maanden
D4.5 Smart evaluatiemethode voor participatietrajecten van de VGC. Af te leveren na 42 maanden
Gezien om gevoegd te worden bij Collegebesluit houdende de goedkeuring van de samenwerkingsovereenkomst tussen de VGC en VUB-SMIT voor een Praktijkgericht doctoraatsonderzoek nr. 20192020-0669 van 30-04-2020
De collegeleden,
Xxxxxx XXXX Xxxx XXXX Xxxx XXX XXX XXXXXX