STATEN DER PROVINCIE GRONINGEN
Xxxxxxxxx, 0 xxxxx.
, Xx.
XXXXXX XXX XXXXXXXXX XXXXXXXXX
Verzonden:
Beschikken hierbij op de gecombineerde aanvraag van Nobel Chemicals bv, locatie Delfzijl, 4 te Farmsum in de gemeente Delfzijl, kadastraal bekend gemeente Delfzijl, sectie 01, nr. om vergunning ingevolge de Wet milieubeheer (Wm) en de Wet oppervlaktewateren (WVO).
Aanvraag
Op 31 mei ontvingen een brief van Akzo Nobel bv, locatie Delfzijl, hierna veelal te Nobel, gedateerd 29 mei 1996, kenmerk Hierbij vraagt Nobel de Sodabedrijven, inclusief het Calcíumchloridebedrijf van bv, door middel van een aanvraag:
1. een als bedoeld ín artikel 8.1, eerste lid, sub b van de Wm;
2. een nieuwe vergunning ingevolge de WVO voor de lozing van afvalwater op de Eems;
3. een nieuwe vergunning ingevolge de Wvo, als bedoeld in artikel eerste lid van die wet, voor de van koelwater en alsmede incidentele op oppervlaktewater in het beheersgebied van het waterschap en Aa.
De onder 1. en 3. genoemde zijn aangevraagd bij ons college, de onder 2. genoemde vergunning bij Rijkswaterstaat, directie Noord-Nederland.
Coördinatie.
In haar brief van 29 mei heeft Xxxxx verzocht om een gecoördineerde behandeling van de bij die brief ingediende aanvragen. In het kader van dat verzoek wordt daarom door ons college toepassing gegeven aan het bepaalde in hoofdstuk 14, par. 1, van de Wm.
Gevolgde procedure.
Wij hebben voor deze de procedure gevolgd zoals voorgeschreven in Afdeling 3.5 van de wet bestuursrecht (Awb) en hoofdstuk 13 van de
Wij hebben ervoor gekozen om de door ons (gedeputeerde staten) te verlenen vergunningen in besluit op te nemen. Voor zover noodzakelijk zijn deze vergunningen inhoudelijk op afgestemd.
brief van 21 juni 1996 is de aanvraag gezonden naar de wettelijk aangewezen adviseurs en naar de andere betrokken bestuursorganen.
er tevens sprake is een inhoudelijk verband tussen de ad en ad 3 genoemde aanvragen enerzijds: en de ad 2 genoemde aanvraag anderzijds, althans tussen de ad 3 en ad 2 aanvragen, is tevens toepassing gegeven aan de bepalingen inzake adviseríng, welke zijn neergelegd ín artikel
8.28 Wm juncto artikel WVO.
Sij brief van 3 september 1996 heeft Akzo Nobel nog een aantal aanvullende gegevens overgelegd met betrekking tot de tot ons gerichte Wvo-aanvraag, Deze gegevens betreffen de lozing van drainagewater op het Eemskanaal (via het koelwaterriool) en op het Oosterhornkanaal. Deze aanvullende gegevens zijn gevoegd bij de oorspronkelijke aanvraag en tezamen met de aanvraag ter visie gelegd. Daaraan voorafgaande zijn de aanvullende gegevens in aansluiting op de brief van 21 juni 1996 toegezonden aan de wettelijk aangewezen adviseurs en aan de andere in aanmerking komende bestuursorganen.
Met de overlegging van deze aanvullende. gegevens is nu een beschrijving voorhanden van alle lozingen, voorzover ons college dienaangaande het tot vergunningverlening bevoegde gezag is, welke plaatsvinden vanuit de Sodabedrijven, inclusief b.v..
Sij dezelfde brief van 3 september 1996 heeft Akzo Nobel tevens verzocht om de aan ons gerichte Wvo-aanvraag aan te merken als een aanvraag voor een nieuwe Wvo-vergunning. Onder een "nieuwe Wva-vergunning" wordt verstaan een vergunning die alle lozingen omvat, voorzover ons college dienaangaande het tot vergunningverlening bevoegde gezag is, welke plaatsvinden vanuit de bedrijven; nu zulks met betrekking tot deze lozingen het geval is, behoeven
aan het verlenen van een dergelijke nieuwe vergunning geen belemmeringen ín de weg te staan. De aldus aangevraagde en bij dit besluit te verlenen nieuwe vergunning ingevolge de WVO treedt daarmee voor het door de Sodabedrijven ge- vormde onderdeel van de locatie Delfzijl van Nobel in de plaats van de bij ons besluit van 25 februari 1986, nr. afd. MZ, de gehele locatie verleende Wvo-vergunning.
Binnen de daarvoor gestelde termijn van terinzageligging (21 februari
maart 1997) zijn schriftelijke bedenkingen (art. lid 1, Awb) ingebracht door:
Akzo Nobel, locatie Delfzijl;
de Waddenvereniging;
de Regionaal Inspecteur van de Volksgezondheid voor de Milieuhygiëne.
De bedenkingen van de beide eerstgenoemde rechtspersonen richten zich tegen het ontwerp-besluit van de Hoofdingenieur-Directeur van Rijkswaterstaat, Directie Noord-Nederland, tot verlening van een nieuwe vergunning ingevolge de WVO voor de lozing van afvalwater op de Eems, terwijl de bedenkingen van de Regionaal Inspecteur zich richten tegen het ontwerp-besluit van ons college tot verlening van een nieuwe vergunning ingevolge de WVO, als bedoeld ín artikel 1, eerste lid van die wet, voor de lozing van koelwater en
water, alsmede incidentele afvalwaterstromen, op oppervlaktewater in het beheersgebied van het waterschap en Aa.
De bedenkingen zijn door ons doorgezonden naar de Hoafdíngeníeur-Directeur van Rijkswaterstaat, die daarop, voor zover relevant, zal dienen in te gaan in de overwegingen van het door hem te nemen besluit. In het door ons college te nemen beschikking tot verlening van een nieuwe vergunning ingevolge de Wvn, zoals omschreven in de aanhef van dit besluit, ad 3, zal in de overwegingen
worden ingegaan op de bedenkingen van de Regionaal Inspecteur.
Wij merken nog op dat bij ons college geen verzoek ís gedaan tot het houden van een gedachtenwisseling over de door ons college en Rijkswaterstaat genomen ontwerp-besluiten (art. lid Awb).
DE BESLISSING
ALGEMEEN.
In verband met de op de aanvragen om vergunning ingevolge de Wm en de te nemen beslissing overwegen wij het volgende.
De Sodabedrijven, inclusief bv, zijn gelegen op het industrieterrein waar velerlei vormen van met name chemische industrie zijn gevestigd (onder meer basismetaal-, polymeer- en katalyse-chemie).
Het industrieterrein, dat zich onmiddellijk ten oosten van Delfzijl bevindt, wordt aan de noordzijde begrensd door het Zeehavenkanaal, Dit kanaal staat in directe verbinding met het hetgeen onderdeel uitmaakt van de Waddenzee. Het industrieterrein wordt aan de zuidkant ontsloten door de Oosterhornhaven (respectievelijk het Oosterhornkanaal). Het gebied ten oosten en ten zuiden ervan heeft ín aanzienlijke mate een agrarische bestemming (naast de aanwezigheid van enkele grote chemische fabrieken en het terpdorp Weiwerd).
De Sodabedrijven bestaan uit: het Lichte (LSB), het Hydratatíe Sodabedríjf het Zware Sodabedrijf de Pak- en Verzendafdeling en het Calciumchlorídebedrijf (Kemax bv). In het LSB wordt lichte (gecalcineerde) soda vervaardigd met behulp van het ammoniak soda proces, In het HSB wordt lichte soda: met water omgezet tot gehydrateerde soda, die vervolgens wordt gedroogd soda met een hoger stortgewicht als eind- product wordt :
In het ZSB wordt zware soda geproduceerd door índampíng van een sodahoudende
pekel afkomstig uit het Diafragma Electrolysebedrijf.
Kemax bv, een joint-venture Van Akzo Nobel en het Finse Kemíra, produceert calciumchloride-oplossing de afvalwaterstroom van het LSB naar de
De Sodabedrijven vallen onder categorie 11.3, sub a en sub k van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.
De Sodabedrijven beschikken over een Wm-revisievergunning en over een vergunning. Beide vergunningen zijn verleend bij ons besluit van 25 februari 1986 en beide vergunningen hebben betrekking op de gehele inrichting van Nobel, locatie Delfzijl. Be vormen daarvan een onderdeel.
Voorts heeft Akza Nobel Sodabedrijven een aantal Wm-meldingen gedaan.
Zie hiervoor het in de aanvraag opgenomen Wm-aanvraagformulier.
De vergunde bedragen respectievelijk ton per jaar 200.000 ton per 80.000 ton per jaar (ZSB) en 100.000 ton per jaar (Kemax
De thans gevraagde Wm-vergunning betreft een veranderíngsvergunníng voor: verhoging van de productiecapaciteit van het LSB (van 315.000 ton soda per jaar naar 375.000 ton per jaar);
ombouw van het tot
c. enkele kleine veranderingen binnen het LSB, WSB-1, ZSB, en Kemax bv over de periode 1984 tot datum van indiening van de onderhavige aanvraag;
d. uitbreiding van Kemax bv met een tweede productiestraat.
De thans gevraagde betreft een nieuwe vergunning; deze
vervangt, zoals hierboven is overwogen, voor wat betreft het Sodabedrijven, onderdeel Kemax b.v..
de bestaande vergunning van 1986 en omvat voorts het
De onder a. genoemde capaciteitsvergroting binnen het LSB kan worden gereali- seerd door een carbonatatietoren, een electrofilter en een bodemgascompressor bij te plaatsen, een aantal pompen in capaciteit te vergroten en kalkoven 1 continu in gebruik te nemen. Daarbij zal pekel van Delamine bv worden ge- bruikt. Zie hoofdstuk 0 van de aanvraag (onderdeel LSB). De
uitbreiding heeft geen gevolgen voor de procesvoering binnen het LSB.
De onder b. genoemde ombauw van het ZSB tot HSB-2 heeft tot doel de productie van zware soda na sluiting van het huidige ZSB op peil te houden. Na de ombouw van het zal zware soda worden geproduceerd uit lichte soda in plaats van uit dialoog. De huidige productiecapaciteit (80.000 ton per blijft ongewijzigd.
In de onder d. genoemde tweede productiestraat van Kemax bv zal watervrij vast calciumchloride worden geproduceerd (capaciteit 40.000 ton calciumchloride per
jaar)
Voor de Sadabedríjven zal over enkele jaren een nieuwe Wm-vergunning (een zogenaamde deelrevisievergunning) worden aangevraagd, een en ander in het kader van het Vergunningenplan Nobel Delfzijl, dat wij in nauw overleg met Rijkswaterstaat hebben opgesteld ten behoeve van een planmatige aanpak bi de actualisering van de mílieuvergunníngen van Nobel Delfzijl.
Het Bedrijfsmílieuplan 1993-1996 (BMP), dat Nobel in het kader van de uitvoering van de Intentieverklaring Uitvoering Milieubeleid Chemische Industrie ("Chemie-convenant") heeft opgesteld, vormt een belangrijk element bij de onderhavige vergunningverlening. Het vigerende BMP bevat
regelen voor de periode 1993-1996. In de onderhavige vergunningen zijn de nog uit te voeren maatregelen of onderzoeken afgestemd op het Het betreft hier onder andere de emissies naar de lucht van ammoniak, stikstofoxiden,
en stof en de emissie naar water van Vecom-B.
Ten merken wij nog het volgende op.
In artikel 8.8 van de Wet milieubeheer worden in successievelijk het eerste, het tweede en het derde lid de elementen aangegeven die door het bevoegd gezag bij de beslissing op de aanvraag ieder geval moeten worden betrokken, waarmee door het bevoegd gezag bij de beslissing in ieder geval rekening dient te worden gehouden, en welke het bevoegd gezag bij de beslissing in ieder
geval in acht dient te nemen. Het moge duidelijk zijn dat het erom gaat dat de onderscheidene in artikel 8.8 bedoelde elementen materieel in de overwegingen van de te geven beschikking worden verdisconteerd, een en ander uiteraard voorzover de desbetreffende elementen in het concrete geval daadwerkelijk aan de orde zijn.
Onderstaande overwegingen zijn zodanig opgebouwd en bevatten zodanige informatie dat daarmee overeenkomstig de bedoeling van de wet uitvoering is gegeven aan genoemd artikel 8.8 van de wet.
Voorts is ons van strijd met algemene regels als bedoeld in artikel 8.9 van de wet niet gebleken.
II. WET MILIEUBEHEER.
1. Algemeen.
De onderhavige aanvraag betreft een aanvraag voor een veranderingsvergunning, hetgeen impliceert dat de stellen eisen verband dienen te houden met de veranderingen waarvoor vergunning wordt gevraagd. Dit houdt tevens in dat saneringsmaatregelen die enerzijds het bestek van de te buiten gaan, maar waarvan het anderzijds wenselijk wordt geacht dat deze, mede binnen de context van de onderhavige veranderingsvergunning, ter hand worden genomen, uitsluitend met uitdrukkelijke instemming van het bedrijf in de aan deze vergunning te verbinden voorschriften kunnen worden opgenomen.
2. Lucht.
2.1 Algemeen.
Voor de volgende stoffen de Sodabedrijven naar de lucht worden geëmitteerd, zijn wettelijke: (grenswaarden) vastgesteld die ingevolge artikel 8.8 de Wm bij de beslissing op de aanvraag in acht moeten worden genomen: stikstofdioxide en zwaveldioxide.
Wij hebben vastgesteld dat wettelijke grenswaarden voor deze stoffen niet
worden overschreden.
Geen van de binnen de Sodabedrijven gebruikte geëmitteerde stoffen wordt voor wat betreft het compartiment lucht aangemerkt als een zwarte-lijst-stof, Ammoniak, stikstofoxiden en kamen voor op de lijst van prioritaire stoffen Er worden geen stoffen geëmitteerd waar- voor volgens de NER een mínimalisatieverplichting geldt.
In het Provinciaal Milieubeleidsplan is vermeld dat emissies en verspreiding van stoffen primair brongericht dienen te wor- den aangepakt. Voor emissies van niet-zwarte-lijst-stoffen geldt dat met toepassing van het ten minste de best toepasbare technieken dienen te worden toegepast. de praktijk betekent dit toepassing van de stand der techniek conform de NER.
2.2 Emissies,
Binnen de Sodabedrijven vinden de volgende emissies plaats:
a. procesemissies van stof;
b. proeesemissies van ammoniak
procesemissies van (CO), stikstofoxiden en zwaveldíoxide
ad a. Stofemissies.
Voor een volledig beeld van de diverse emissiepunten van stof binnen de bedrijven zal hieronder per bedrijf een korte uiteenzetting worden gegeven van het aantal punten, het soort: stof, het soort afscheider en een vergelijking met de eisen van de NER. voorafgaand zal een vergelijking van de vrachten worden gemaakt tussen de feitelijke respectievelijk vergunde
vracht van het in de revisievergunning van 1986 en de feitelijke respec- tievelijk vergunde in de onderhavige vergunning. Vervolgens zal een overzicht worden gegeven de relevante NER-eisen met een toelichting hoe deze eisen in de vergunning gehanteerd.
In de aanvraag de revisievergunning van wordt voor de puntbronnen binnen het LSB een totaalvracht van ongeveer 8 soda- en
opgegeven. In die vergunning is in voorschrift L.2.2. een massastroom van totaal 4 en voor het LSB vergund, In de onderhavige aanvraag wordt voor het LSB een totaalvracht van ongeveer soda- en
opgegeven; dit wordt ook vergund, hieronder wordt hier verder op ingegaan. Wanneer alle puntbronnen aan de NER-eisen zouden voldoen zou de totale stofvracht van het dalen tot
De emissie-eis voor stof met betrekking tot filtrerende afscheiders is volgens de NER momenteel voor geldt een eis van 5 Om deze eisen alleen voor de uitbreiding te laten gelden is bij bestaande
bronnen niet uitvoerbaar en niet handhaafbaar. Bovendien blijkt uit de boven- staande vergelijking, dat de actuele vrachten als ook de vrachten na realisa- tie van de voorgenomen capaciteitsvergroting lager zijn dan de toegestane vrachten in de onderliggende revisievergunning. Wij kunnen ons dan ook confor- meren aan de emissiegegevens zoals opgegeven in de vergunningaanvraag, met de aanvulling van het uitvoeren van een onderzoek, welke tevens in het BMP is opgenomen, naar de mogelijkheden en de kosten die ermee gemoeid gaan om de emissies verder te reduceren (zie voorschrift In de over enkele jaren aan te vragen deelrevisievergunning zal dan op basis van de verkregen onder- zoeksresultaten de stand der techniek worden vastgelegd. Genoemd onderzoek moet voor 1 januari 1998 zijn uitgevoerd en gerapporteerd.
Voor de metingen van de stofemissies blijft de huidige meetfrequentie gelden met daaraan toegevoegd dat er een meting moet worden uitgevoerd aan alle bronnen binnen 3 maanden na het doorvoeren van de capaciteitsuitbreidíng.
Volgens de huidige meetfrequentie worden de filters een keer in de twee jaren gemeten. Om te waarborgen dat de filtersystemen ook gedurende de
periode goed werken dient een beheersplan opgesteld te worden overeen-
komstig voorschrift A-9.
aanpak geldt voor alle stofemissies via puntbronnen binnen het LSB, ZSB, en
In het zijn in totaal negen stofemissiepunten, alle punten zijn voorzien van filtrerende afscheiders (zakkenfilters). Van zeven punten bestaat de emis- sie uit de overige twee punten emitteren
Twee punten zijn nieuw nl. en met een emissie van respec- tievelijk sodastof; in voorschrift A-3 zijn de emissie-eisen vastgelegd. Beide emissiepunten zijn incidenteel van aard omdat het hier stofzuiginstallaties betreft die alleen bij reínigingswerkzaamheden in werking zijn.
Volgens de gegevens in de aanvraag voldoet het emissie-punt S-231 niet aan de NER-eis van 5 voor en voldoet emissiepunt S-612 niet aan de NER-eis van 10 voor Van deze twee nieuwe punten zijn nog geen
gegevens bekend, daarom in voorschrift opgenomen dat binnen drie maanden na het van kracht worden van de vergunning een meting moet zijn uitgevoerd.
Als de capaciteitsuitbreidíng is doorgevoerd heeft dit als direct gevolg dat het ZSB omgebouwd wordt tot HSB-2. De bestaande gaswasser van het ZSB blijft na de uitbreiding bestaan. Deze niet-filtrerende afscheider emitteert
en voldoet volgens de metingen van 1995 aan de NER-eis van 35
De afdeling heeft drie bestaande emissiepunten met filtrerende afscheiders waaruit wordt Volgens de metingen van 1995 voldoen deze aan de NER-eis. heeft nieuwe emissiepunten, vanwege het installeren van een afzuigsysteem voor bij de verlading en (S-710) het installeren van een stofzuiginstallatie om gemorst op te Van beide filters zijn geen gegevens ín de aanvraag opgenomen. Beide moeten voldoen aan de NER-eis voor stof van
zie voorschrift Om dit te toetsen moeten binnen 3 maanden na het van kracht worden van de vergunning metingen worden uitgevoerd. Daarnaast zijn deze punten anderdeel van het in voorschrift A-2 genoemde meetplan,
Voor Kemax bv geldt de volgende benadering: voor de uitbreiding met tiestraat-2, waarin vast zal worden geproduceerd, dient de stand der techniek te worden toegepast. Voor de stofemissíe afkomstig van
gaswasser S-972 geldt de NER-eis níe t-filtrerende afscheiders van 25 Deze ís in voorschrift A-5 vastgelegd. Met betrekking tot de overige stofbronnen wordt in de voorschriften A-7 en vastgelegd dat V-965 dient te worden voorzien van een
met een van het stof in het proces en dat het transport en de verlading van geen tot gevolg mag hebben.
ad b.
De xxxxxxx xxx xxxxxxxx is te schrijven aan vier puntbronnen en een bron bij het De puntbronnen zijn twee torengaswassers (C-304 met een gezamenlijke emissie van ongeveer een filtergaswasser met een emissie van ongeveer en een zakkenfilter met een emissie van angeveer 3 De emissie van NH3 via het water wordt gemeten; ook deze vracht is dus bekend. Om de vervolgens sluitend te krijgen wordt aangenomen er een diffuse emissie van ammoniak naar de lucht is met een spreiding van dit blijkt uit de gegevens- registratie gedurende de 1985 tot en met 1993. Deze diffuse emissie
treedt op in de Genoemde emissiecijfers, behalve die voor de diffuse emissie, hebben op de situatie na Ten opzichte van de van 1984 betekent dit een afname van de via de puntbronnen van naar De diffuse emissie is echter groter gebleken dan ten tijde van de vergunningaanvraag van 1984 werd aangenomen; werd uitgegaan van 5 terwijl dit, zoals hiervoor vermeld, 20 tot 40 blijkt te zijn.
Alle opgegeven emissies zijn gebaseerd op aannames en berekeningen; niet op metingen. De voorschriften m.b.t. de emissie van houden in het meten van de werkelijke emissie, inclusief de diffuse emissie via
ten (voorschrift A-ll), met de aanvulling van een onderzoek naar de
heden en de kosten die daarmee gemoeid gaan om aan de NER-eis (200 te kunnen voldoen (voorschrift A-10). Dit onderzoek moet voor 1 januari zijn uitgevoerd en gerapporteerd.; Dit komt overeen met de planning in het BMP. Op basis van de verkregen zal worden uitgemaakt voor welke puntbronnen de stand der techniek haalbaar is en welke meetfrequentie in de toekomst moet worden gehanteerd. Wij één en ander te formaliseren ín de over enkele jaren voor de te verlenen deelrevisíevergunning. Indien de onderzoeksresultaten daartoe aanleiding geven zullen wij ín een eerder stadium, dus voorafgaand aan de procedure voor een deelrevisievergunning, overgaan tot het van de thans te verlenen vergunning.
ad c. CO-, en
Deze emissies worden veroorzaakt door verbranding van cokes in de kalkovens van het Het Besluit zwavelgehalte brandstoffen en het Besluit eisen stookinstallaties zijn hierop niet van toepassing, Als gevolg van de capaciteitsvergroting van het LSB zal er sprake zijn van een toename van de emissie van CO en van de verzurende emissies van en Deze emissies nog nooit gemeten; de bekende gegevens zijn altijd berekend. De emissies vinden plaats via de kalkovengasspui en uit de torengaswassers.
De continue emissie van CO afkomstig van de torengaswassers bedraagt volgens de aanvraag 864 daarnaast is er de discontinue emissie via de ovengasspui (262 In de revisíevergunníngaanvraag van 1984 bedroegen deze emissies respectievelijk 752 en 131
De NOx-emissie is noch in de onderhavige vergunningaanvraag noch in de revisievergunningaanvraag van 1984 gekwantificeerd. Volgens de BMP-gegevens van Akzo Nobel bedraagt de met behulp van een emissiefactor berekende emissie ca. 25-35
De kan worden berekend uit het zwavelgehalte van de cokes en het cokesverbruik; deze gegevens staan in de aanvraag vermeld. De aldus berekende emissie houdt echter geen rekening met het feit dat in de torengaswassers een hoeveelheid wordt afgevangen. Als wordt aangenomen dat de rechtevenredig toeneemt met de sodaproductiecapaciteit (dit impliceert een lijkblijvend zwavelgehalte van de cokes, een gelijkblijvend cokesverbruik per ton soda en een gelijkblijvend in de torengaswassers), betekent dit een toename van de met Zonder correctie voor het afvangen van in de torengaswassers gaat het om een toename van de emissie van 402 tot
Zoals hiervoor reeds is vermeld, zijn de emissies van CO, en nog nooit gemeten. Om deze berekeningen te kunnen toetsen wordt in de vergunning voor- geschreven dat in 1997 metingen moeten worden uitgevoerd (voorschrift A-12).
Uit een evaluatie van de gemeten en de berekende emissies moet blijken of in het vervolg de emissies berekend kunnen worden of dat toch moet worden gemeten voor betrouwbare emissiegegevens (zie voorschrift A-13). Daarnaast zullen wij, zodra de werkelijke emissies zijn vastgesteld, nagaan of emissiereducerende maatregelen dienen te worden voorgeschreven conform de stand der techniek. Wij zijn voornemens één en ander te formaliseren in de over enkele jaren voor de Sodabedrijven te verlenen deelrevisievergunníng. Indien de meetresultaten daartoe aanleiding geven zullen wij in een eerder stadium, dus voorafgaand aan de procedure voor een deelrevisievergunning, overgaan tot het aanscherpen van de thans te verlenen vergunning,
3, Bodem
Voor verspreiding naar de bodem, als gevolg van een rechtstreekse ging van de bodem, geldt een "nulemissie" als doelstelling.
Xxxxx heeft in het verleden binnen de Sodabedrijven en Kemax reeds bodempreventieve maatregelen getroffen. Deze zijn in de aanvraag vermeld.
De thans aan de orde zijnde veranderingen binnen de Sodabedrijven zullen geen nadelige gevolgen hebben voor het milieucompartiment "bodem", zodat op dit moment geen aanvullende preventieve maatregelen behoeven te worden voorge- schreven. Wel wordt een voorschrift opgenomen om het functioneren van de bestaande bodembeschermende voorzieningen bij de Sodabedrijven inclusief Kemax bv te waarborgen.
Uit een door Akzo Nobel de Sodabedrijven inclusief Kemax op te stellen
blijken of aanvullende bodembeschermende maat- regelen nodig zijn. In het is vermeld dat dit document 1996
zal worden opgesteld. vanwege het ontbreken van een landelijke eendui- dige methodiek met tot het vaststellen van de noodzakelijk te nemen maatregelen kan dit niet in worden uitgevoerd. Momenteel is in voorberei- ding het rapport: "De richtlijnen bodembeschermende voorzieningen en maatregelen"; de opzet deze richtlijn is, dat de analyse van de risico's op bodemverontreiniging ten van het in werking hebben van de inrichting wordt uitgevoerd behulp van de Bodem-emissierisico-checklist en dat het al dan niet uitvoeren van aanvullende maatregelen afhankelijk wordt gesteld van de uitkomst van Beslismodel bodembescherming
bedrijfsterreinen,
Naar verwachting wordt de als geheel in het jaar 1998 gepubliceerd; het hoofdstuk Beslismodel bodembescherming bedrijfsterreinen met als onderdeel de zal reeds in de van 1997 worden afgerond en is daarmee geschikt voor toepassing in de praktijk. Naar verwachting zal
dan voor januari 1998 de risico-analyse gereed kunnen hebben.
4. Geluid.
Dit onderwerp is beschreven hoofdstuk 5.4 van de aanvraag, onderdeel respectievelijk Kemax bv.
industrieterrein
De
De Sodabedrijven van Akzo Nobel liggen op het gezoneerde
te Delfzijl bedoeld in artikel 53 Wet dichtstbijzijnde woningen liggen in Tijdens het
zoek van de zoneríng ís komen te staan dat bij de woningen in Farmsum een saneringssituatie aanwezig zoals bedoeld in artikel 71 Wet onderzoek wordt inmiddels uitgevoerd. Uit dit onderzoek is gebleken dat de Sodabedrijven zijn.
De voorliggende betreft een wijziging op de vergunning van 1986. revísíevergunníng zijn ín verband met de en in het kader van de Wet geluidhinder geen geluídeisen opgenomen. De de revisievergunning uitgevoerde geluid- berekeningen voldoen niet aan de eisen van deze tijd. hoofdstuk 5.4 van de aanvraag worden de akoestische effecten van de aangevraag- de veranderingen daarom met de uitkomsten van het eind 1988 uitgevoerde fase waarbij de genoemde uitkomsten zijn gecorrigeerd-voor de effecten van de in de van 1986 voorgeschreven maatregelen.
Voor de productiestraten 2 van Kemax bv ís in de aanvraag een geluid- prognose opgenomen. Uit prognose blijkt dat. met een (berekende) sterkte van dB(A), de totale bijdrage van de productiestraten op de bebouwing van Farmsum op meter afstand ca. 30 zal
zijn
Uit de in de aanvraag informatie blijkt dat de ding van het een lichte ín geluid teweeg zal brengen. Daarnaast wordt door de ombouw van het akoestisch dominante tot HSB-2 het geluid gereduceerd.
Netto hebben de aangevraagd+ wijzigingen een positief effect op de geluid- uitstraling,
Evenals dit het geval is geweest bij de verlening van de revisievergunning van 1986, conformeren wij ons ook thans aan de in de aanvraag opgenomen geluidgegevens. Evenals toen worden ook in deze vergunning, in verband met de huidige stand van zaken van de saneringsoperatie, nog geen geen geluideisen opgenomen. Wel worden geluidmetingen voorgeschreven ter controle van de in de aanvraag opgenomen gegevens; verwezen zij naar voorschrift C-16.
5. Afvalstoffen. | |||
Het beleid op het gebied van een verdere vermindering van afvalstromen | heef door | als doelstelling te komen preventie en hergebruik. | tot |
Vanwege de capaciteitsuitbreiding van het LSB zal de hoeveelheid scale (= uit de blustanks en de toenemen van ca.
naar ca. Dit wordt afgevoerd naar de stortplaats.
Soda en bicarbonaat, dat gemorst of afgescheiden wordt bij de calcinering en de verlading wordt momenteel verwerkt in de afvalsoda-oplosinstallatie en teruggevoerd ín het LSB-proces.
Kalksteengruis wordt zoveel mogelijk verkocht als wegverhardingsmateriaal;
eventuele resten worden gestort.
Met het oog op genoemde beleidsdoelstelling wordt in de vergunning voorge- schreven dat een onderzoek moet worden verricht naar de preventie- en
voor de scale uit de blustanks en verwezen zij naar voorschriften D-17 tot en met
6. Energie.
In de aanvraag staat aangegeven dat het absolute verbruik van stoom en elec- triciteit als gevolg van de capaciteitsuitbreíding van het zal toenemen. Ook het stoomverbruik per ton soda zal iets hoger zijn dan in 1984. Het triciteitsverbruik per ton soda zal gelijkblijven.
Om het energieverbruik in de toekomst te kunnen volgen zal overeenkomstig de circulaire "Omgaan met energie-verbruik en meerjarenafspraken bij
de milieuvergunning" van juni 1994 in de onderhavige vergunning worden voorgeschreven dat jaarlijks over de energie-efficiëncy binnen de
dient te warden gerapporteerd aan onze dienst. Dit in aansluiting op het onderstaande beleid met betrekking tot energie.
Met het ondertekenen van de Meerjarenafapraak d.d. 24 november 1993 tussen de de Minister van Economische Zaken en Novem BV over verbetering van de
(hierna aangeduid als Nederland bv
(vertegenwoordigd door de Business Unit Energie) de inspanningsverlichting aangegaan om in de periode van 1989 tot het specifieke energieverbruik met 28% terug te dringen. Deze inspanningsverplichting geldt voor het totaal van de Nederlandse organisatie en is derhalve niet locatie- of
specifiek ("concernaanpak"). Als voortvloeisel uit de MJA heeft Akzo Nobel op
26 januari 1995 een individuele overeenkomst met Novem BV (de zogenaamde annex) ondertekend. Een en ander heeft geresulteerd in een door Novem BV goedgekeurd Energie Efficiency Plan (EEP). Dit vertrouwlijke EEY heeft betrekking op 9 productielocaties, waaronder Delfzijl, die samen 95% van de totale energieconsumptie van Akzo Nobel in Nederland voor hun rekening nemen.
7. Externe veiligheid.
Akzo Nobel, locatie Delfzijl risico's zware ongevallen er (EVR) opgesteld. Sij de
de berekende risico‘s
Nota "Omgaan met risico's".
De uit oogpunt van externe de Sodabedrijven uitsluitenc In de jaren voorafgaand aan Nobel met betrekking tot de maatregelen op het gebied kader van de uitvoering van van 25 februari 1986.
Het ammoniakverbruik per tor dan gehalveerd (1984:
dat het absolute
capaciteitsuitbreiding van De voorgenomen
EVR van 1989 te herzien,
In zal, zoals ook beschikbaar kamen dat zal "Handleiding voor het opstel Op basis van dit herziene delen en nagaan of
Een en ander impliceert dat
op het gebied van voorgeschreven.
ressorteert onder de werking van het Besluit heeft medio 1989 een Extern Veíligheids Rapport
van dit EVR hebben wij geconcludeerd dat aan de normstelling ín de bij het NMP behorende
relevante activiteiten hetreffen hij de de opslag en verlading van ammoniak.
le inwerkingtreding van genoemd Besluit heeft Akzo
binnen het LSB reeds additionele externe veiligheid getroffen, onder meer in het
voorschriften verbonden aan de revisievergunning
soda is sinds 1984 (revisíevergunningaanvraag)
2 1992: Dit betekent tevens ook na realisatie van de voorgenomen
LSB, veel lager zal zijn dan in 1984.
:breiding vormt derhalve geen aanleiding om het
in het BMP een herzien
n opgesteld conform de door het uitgebrachte en beaoxdelen van een EVR".
. zullen wij wederom de berekende risico's
e veiligheidsvoorzieningen noodzakelijk zijn. de onderhavige vergunning geen specifieke
veiligheid behoeven te worden
voorvallen met
Indien ten van normale gang van zaken in zoals lucht-, water- of explosie (kunnen) ontstaan vergunninghoudster de
een vergunning ingevolge de voorvallen van toepassing de Wet milieubeheer
dat bij een ongewoon melding dient te maken en basis van hoofdstuk 17 van worden geacht, is er geen p de vergunning te verbinden met verwijzing naar Volledigheidshalve is nog bestuur in ieder geval dien bij voorkeur dienen te word Ten wordt er nog op ingevalge de Wet
hoofdstuk 17 Wm vergelijkba
vergunning kunnen worden
effecten,
voorvallen (calamiteiten en afwijkingen van de inrichting) nadelige effecten voor het milieu
geluidhinder, stank, brand of
worden vermoed, dienen daarop door de
acties te worden genomen. Omdat het hier gaat om milieubeheer is ten aanzien van deze ongewone regeling welke is neergelegd ín hoofdstuk 17 van
in bijzondere omstandigheden"). Dit betekent vergunninghoudster daarvan zo spoedig mogelijk
de nodige maatregelen dient te nemen op wet. Aangezien de regeling uitputtend moet
meer voor regeling van die materie in een aan
In deze moet dan ook worden volstaan
17 van de wet.
te merken dat de meldingen aan het provinciaal
te geschieden via telefoonnummer en bevestigd per telefax onder nr.
dat het vorenstaande onverlet laat dat
in welke wet een met regeling ontbreekt, wel voorschriften aan een
ten aanzien van calamiteiten of andere
, hetgeen in casu ook is geschied.
Adviezen en naar aanleiding van het ontwerp-besluit.
Naar aanleiding van het ontwerp-besluit tot verlening van een
vergunning als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, sub b van de Wm zijn noch bedenkingen ingebracht noch adviezen ontvangen.
III. WET VERONTREINIGING OPPERVLAKTEWATEREN.
Re Soda-bedrijven van Nobel bestaan uit: het Lichte Sodabedrijf Hydratie Sodabedrijf (HSB), Zware Sodabedrijf Kemax, Pak- en verzendafdeling
De bij ons besluit van 25 februari 1986 verleende vergunning heeft betrekking op de gehele inrichting van Akzo Nobel, locatie Delfzijl. De Soda-bedrijven vormen daarvan een onderdeel.
De thans gevraagde Wvo-vergunning betreft een vergunning voor uitsluitend de Soda-bedrijven. Deze vergunning wordt aangevraagd om reden van de uitbreiding van de productiecapaciteit en de daarmee in relatie staande toename van de hoeveelheid koelwater.
Voor de overige bedrijfsonderdelen van Akzo Nobel, locatie Delfzijl, zullen in de komende jaren eveneens nieuwe worden aangevraagd, een en ander overeenkomstig het Vergunningenplan Akzo Nobel Delfzijl, dat wij in nauw overleg met Rijkswaterstaat hebben opgesteld ten behoeve van een planmatige aanpak bij de actualisering van de milieuvergunningenvan Nobel Delfzijl. Het Bedrijfsmilieuplan dat Akao Nobel in het kader van de uitvoering van de Intentieverklaring Uitvoering Milieubeleid Chemische Industrie heeft opgesteld, vormt een belangrijk element bij deze planmatige vergunningverlening. Het vigerende BMP bevat milieumaatregelen voor de periode 1993-1996. In het deel-BMP voor de Soda-bedrijven opgenomen maatregelen zijn in de onderhavige aanvraag vermeld.
Door de verschillende Soda-bedrijven worden grote hoeveelheden zoet water gebruikt voor een scala aan koeldoeleinden. Rit koelwater wordt onttrokken aan de Oosterhsrnhaven en na de Soda-bedrijven te hebben doorlopen, geloosd in het Eemskanaal. De capaciteitsuitbreiding zal leiden tot een toename van het koelwatergebruik, Het koelwater wordt, naast de thermische verontreiniging, verontreinigd met ammoniak. De bronnen van de ammoniakverontreiniging zijn de moeilijk te bestrijden lekkages via het grote aantal koelpijpen in de carbonatatietorens. In de afgelopen jaren is een aantal verbeteringen aan de koelpijpen van de doorgevoerd die tot een aanzienlijke reductie van de ammoniak-emissie hebben geleid. Zo is het ammoniakverlies in kilogrammen per ton geproduceerd soda vanaf 1985 tot heden gedaald van
tot Ten van de voorgenomen uitbreiding zal de vracht aan ammoniak toenemen tot circa ton per jaar. Door het opnemen van de voorschriften 13 en 15 vindt er controle plaats op het ammoniakgehalte. In voorschrift 13 is eveneens een maximum verbonden aan het gehalte aan ammoniak. In voorschrift 16 is een onderzseksverplichting opgenomen die moet leiden tut maatregelen tot een verdere reductie van de ammoniakverliezen.
Periodiek worden de koelpijpen, warmtewisselaars en aanverwante apparatuur gereinigd. Deze reiniging is noodzakelijk omdat een aantal zouten zich hierin afzet met als gevolg dat de koelcapaciteit afneemt. De reiniging wordt uitgevoerd met een zoutzuuroplossing waaraan een corrosieremmer wordt toegevoegd. Deze corrosieremmer bestaat uit een mengsel van Vecom-B en ferrichloride. De oplossing die na het zuren overblijft wordt met het koelwater geloosd op het Eemskanaal. Deze oplossing zal naast het vrij toxische en slecht afbreekbare Vecom-B enkele metalen bevatten, Door het opnemen van voorschrift 18 zijn maatregelen voorgeschreven met als doel deze lozing in de toekomst te saneren.
Drainagewater, afkomstig de terreinen van de Soda-bedrijven, wordt geloosd op zowel de (met het koelwater) op het Eemskanaal. drainagewater is verontreinigd met kwik en vluchtige organische chloorverbindingen, Deze staan op de door de EG-commissie samengestelde en geselecteerde lijst van stoffen, Lijst lijststoffen), behorende Richtlijn van 4 mei 1976 betreffende de verontreiniging veroorzaakt bepaalde gevaarlijke stoffen die in het
aquatiach milieu van de artikel 3, vierde lid mag de beperkte duur.
Mede gezien het feit dat de . bezien van
dat in de door
wordt opgenomen welke loopt tot 1 januari 2001.
In geval van lozing van afva afvalwater met de beste best. 17, lid 1, waarin staat dat criterium van de beste besta, op de effectuering van de re tot uitvoering van de
van de keuze en
te worden uitgevoerd naar de verontreinigingen alsmede na het drainagewater. het b
waterkwaliteit Daartoe hebben wij de leden Als uit de onderzoeksresulta voorschriften dient te
deze vergunning worden
Ingevolge vergunning slechts worden verleend voor een
op grond van het Besluit "vierjaarlijks om de vier jaar dient te worden bezien, alsook
t te verlenen vergunning een geldigheídstermijn
1 januari 2001, wordt de vergunning verleend
water dat zwarte-lijststoffen bevat dient dit technieken gezuiverd te worden. Voorschrift
te nemen maatregelen moeten voldoen aan het
technieken, hebben wij opgenomen met het oog van deze ongezuiverde lozingen. Alvorens te komen dient, ten behoeve van de bepaling
van een geschikt onderzoek aard, de vorm en de concentratie van de
de aanwezigheid van in
van de maatregelen warden de
uit de Evaluatienota Water in acht genomen. en 3 van voorschrift 17 opgenomen.
blijkt dat het drainagewater aan nadere
dan zullen deze via een wijzigingsprocedure in
Samenvattend kan worden door middel van
ondanks de uitbreiding van d
verminderen.
dat op basis van eerdergenoemde onderzoeken en de emissie van verontreinigende stoffen,
produktiecapaciteit, aanzienlijk zal
Adviezen en bedenkinnen De ingediende
van het ontwerp-besluit.
Naar aanleiding van de beschikking zijn door het Inspecteur van de Votksgezon ingediend. De bedenkingen ri
dat is verwoord in de beschikking, De inspecteur aan kwik en aan vluchtige or stoffen behoren tot de zwart worden met de beste bestaand lozing een ongunstige
en de waterbodem. Door de fo het wellicht mogelijk dat de gesaneerd. De inspecteur kom is en dat de eerder genoemde overleg met het RIZA opnieuw inziens mogelijk moet zijn vergaand te doen zuiveren.
van de aanvraag en de ontwerp-
op de Volksgezondheid (de Regionaal voor de bedenkingen
zich op de behandeling van het drainagewater
17.1 17.4 van de ontwerp-
op dat het drainagewater zeer hoge gehalten chloorverbindingen bevat, en dat deze
en derhalve gezuiverd dienen te technieken. Gelet op de aard en omvang zal de hebben op de kwaliteit van het oppervlaktewater
van de voorschriften 17.1 17.4 ís onderhavige lozing pas in het jaar wordt tot de conclusie dat deze periode veel te lang voorschriften van de ontwerp-beschikking in geformuleerd moeten worden, waarbij het zijns
xxxxxx nog dit jaar te doen beëindigen
De inspecteur voert verder aan dat bij de formulering van de voorschriften
17.1 zoals deze in het ontwerpbesluit zijn neergelegd, het niet ondenkbaar is dat vergunninghoudster tot het jaar 2009 de tijd zal krijgen om de lozing te saneren, welke tijdspanne naar zijn oordeel zal moeten worden teruggebracht tot hooguit enkele maanden.
In reactie op deze bedenkingen overwegen wij het volgende.
Eind jaren tachtig is besloten tot het instellen van een stuurgroep die bestond uit vertegenwoordigers van de provincie Groningen, Rijkswaterstaat, de gemeente Delfzijl, de regionale milieuinspectie en het bedrijf. De opdracht van de stuurgroep was het opstellen van een milieu- en veiligheidsplan dat gedurende een bepaalde periode via een jaarlijks vast te stellen uitvoeringsprogramma zou worden uitgevoerd.
Een van de redenen om hiertoe over te gaan was gelegen in het eerste Nationaal Milieubeleidsplan (NMP/NMP-plus), dat in nagenoeg dezelfde periode tot stand kwam en in uitvoering werd genomen. Een van de peilers van het milieubeleid, zoals in het NMP verwoord, was en is de doelgroepenaanpak. Voor de doelgroep industrie zou dit uiteindelijk uitmonden in individuele milieuplannen op basis van door de overheid met de betrokken branches af te sluiten convenanten. In het geval van Akzo was dit aanleiding om in te spelen op die ontwikkeling, en om over te gaan tot de opstelling van het genoemde en veiligheidsplan.
Met betrekking tot dit Integraal en Veiligheidsplan Nobel, lo- xxxxx Xxxxxxxx, heeft bij alle betrokken vertegenwoordigers steeds het beeld voor ogen gestaan van een meerjaren-plan, dat in een bepaalde periode, en der- halve gefaseerd, zou worden uitgevoerd. Het was een flexibel plan, waaraan door het stellen van prioriteiten uitvoering werd gegeven. De uitvoering kon enerzijds bestaan uit het direct nemen van een aantal maatregelen en ander- zijds uit het verrichten van onderzoek voor later uit te voeren maatregelen.
Deze waarbij door middel van een jaarlijks vast te stellen uitvoeringsprogramma werd aangegeven wat de stand van zaken was bij de "op de
gezette projecten, c.q. met welke zaken in de jaren daarop zou worden
begonnen, heeft naar de mening van de betrokken vertegenwoordigers bevredigend gefunctioneerd.
In 1994 is door gestart met het opstellen van het conform de Intentieverklaring Uitvoering Milieubeleid Chemische Industrie; in 1995 is het BMP afgerond, Alle onderzoeken maatregelen uit het Integraal Milieu- en Veiligheidsplan zijn overgenomen door en terug te vinden in het BMP.
Dit is ook het geval met de onderzoeken maatregelen welke zouden moeten worden verricht respectievelijk genomen rondom de problematiek van de ongezuiverde lozingen van het drainagewater. Als voorwaardelijke maatregel is in het BMP opgenomen voor de periode 1995-1996 het onderzoek naar de sanering van het drainagewater. Eind 1996 is dit onderzoek gestart en het zal naar verwachting doorlopen tot medio 1997, In de voorschriften 17.2 en 17.3 is opgenomen dat vergunninghoudster binnen maanden na het van kracht worden van de vergunning een plan van aanpak moet opstellen met daarin opgenomen de maatregelen die kunnen worden getroffen ter vermindering van de bedoelde lozingen. Dit komt dan ook in grote lijnen overeen met het gestelde in het BMP. Onder de na 1996 is ín het aangegeven dat er maatregelen getroffen worden welke voortkomen uit het eerder genoemde onderzoek. Door het stellen van voorschrift wordt hieraan invulling gegeven.
Uit de hierboven weergegeven; feiten en omstandigheden blijkt dat de realise- ring van de maatregelen, welke nodig zijn om te komen tot de sanering van de lozing van kwik en vluchtige: organische chloorverbindingen via het water, zijn opgenomen in en na zorgvuldig beraad tot stand gekomen tijdschema, Hieruit komt duidelijk naar dat het belang van deze
maatregelen volledig is onderkend. Nu deze maatregelen evenwel in het kader van dit tijdschema in hun verhouding tot de andere ingevolge het BMP uit te voeren maatregelen in een bepaalde rangorde zijn geplaatst, gaat het niet aan om de onderhavige aan te grijpen om vergunninghoudster te verplichten de lozingen van kwik en vluchtige organische chloorverbindingen op een termijn van slechts enkele maanden te beëindigen.
IV. AFSLUITENDE OVERWEGINGEN,
Wij zijn van oordeel dat de gevraagde vergunningen kunnen worden verleend, indien daaraan de onderstaande, naar ons oordeel in het belang van de bescherming van het milieu achten, voorschriften worden verbonden.
BESLISSING:
Gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Wet milieubeheer, het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer, de Wet verontreiniging oppervlakte- wateren en de Organisatieverordening watexkwalíteitsbeheer, en de bij de brief van 29 mei 1996 ingediende aanvraag en de daarbij overgelegde tekeningen en beschrijvingen; besluiten wij:
1. aan Nobel locatie Delfzijl een veranderings-vergunning als bedoeld in artikel eerste lid, sub b van de Wet milieubeheer te verlenen voor de Sodabedrijven, inclusief de tweede productiestraat van Kemax bv;
het lozen van
op
11. aan Nobel bv, locatie Delfzijl een nieuwe vergunning ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlakte-
wateren te verlenen koelwater en drainagewater,
alsmede incidentele afkomstig van de Sodabedrijven,
inclusief Kemax bv, waterschap en
in het beheersgebied van het
III. te bepalen dat de geldigheidsduur van de vergunning genoemd onder II. eindigt op 1 januari
te bepalen dat de volgende delen van de vergunningaanvraag deel uitmaken van de vergunningen bedoeld onder 1 en
A. van de vergunning de Wet milieubeheer:
1. Onderdeel LSB:
van de beschrijving de hoofdstukken 0 tot en met hoofdstuk 5, de paragrafen 5.1, 5.3 en 5.4; hoofdstuk 6;
de bijlage betreffende opslag en verlading van ammoniak; de tekeningen tot en met W-15349 en DW-8375;
2. Onderdeel HSB-1:
van de beschrijving hoofdstuk 0;
3. Onderdeel
van de beschrijving de hoofdstukken 1 tot en met 4; hoofdstuk 5, de paragrafen 5.1, 5.3 en 5.4; hoofdstuk 4;
de tekeningen en
4. Onderdeel
van de beschrijving hoofdstuk
5. Onderdeel
van de beschrijving hoofdstuk
6. Onderdeel Kemax
van de beschrijving de hoofdstukken 1 tot en met 4; hoofdstuk 5, de paragrafen 5.1 en 5.3 tot en met 5.5; hoofdstuk 6
de tekeningen 1.835.998, en
van de vergunning ingevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewateren:
van elk van de onderdelen LSB, HSB-1, HSB-2, en Kemax bv: de hoofdstukken 1, 2 en 5.2 van de beschrijving;
V. aan de vergunningen bedoeld onder en 11 de navolgende voorschriften te verbinden:
1. WET MILIEUBEHEER.
Vergunninghoudster Ons college
De directeur De dienst Alara
: Nobel Çhemicals b.v., locatie Delfzijl,
: Het college van Gedeputeerde Staten van Groningen, de directeur van de Dienst Ruimte en Milieu, xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxxxx.
: De directeur van de Dienst Ruimte en Milieu, xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxxxx.
De Dienst Ruimte en Milieu van de provincie Groningen.
: As as reasonably achievable (artikel 8.11 lid 3 van de Wet milieubeheer).
BMP : Bedrijfsmbfieuplan.
Internationaal Stoffen Informatie Systeem.
NER Nederlandse Emissie Richtlijnen
Novem Nederlandse onderneming voor energie en milieu
A. LUCHT.
Stofemissies
1. Vergunninghoudster onderzoek te (laten) verrichten naar de mogelijkheden en de daarmee gepaard gaande kosten om de emissies van
en Ca0 via te reduceren. Het onderzoek dient inzicht te verschaffen in de effecten van:
a. van de huidige installaties;
b. toepassing van de stand der techniek, inclusief toetsing aan de eisen.
De resultaten van het onderzoek dienen uiterlijk januari 1998 te worden
gerapporteerd aan de dienst,
2 Binnen 3 maanden na de in bedrijfname van elk van de in de aanvraag omschreven veranderingen van de Sodabedrijven in de periode na 1995 met betrekking tot de capaciteítsuíthreidíng van het en de ombouw van het ZSB tot HSB-2 respectievelijk de van Kemax bv met straat-2, dient vergunninghoudster, onder handhaving van de geldende meetfrequentie en meetmethode, uit voorschrift L.2.5 van de onderliggende revisievergunning d.d. nr. afd. van elke continue de stofemíssie te laten meten.
De resultaten van de dienen uiterlijk 1 maand nadat deze bij de vergunninghoudster bekend zijn geworden, te worden gerapparteerd aan de dienst.
3. De stofemísçíes de zakkenfilters S-612
en:AS-502
respectievelijk mogen maximaal bedragen.
De stofemissie (kalkovens en bunkergebouw) mag maximaal 5 bedragen. Deze emissiegrenswaarden zijn betrokken op droog onder condities (273 K en
na het
4. Binnen 3 maanden kracht worden van de dient
nínghoudster de uit de zakkenfilters genoemd in voorschrift A-3 te laten meten op een door de dienst goedgekeurde wijze. De metingen dienen vervolgens (conform voorschrift A-2) te worden herhaald. De resultaten de metingen dienen uiterlijk maand nadat
deze bij vergunninghoudster bekend zijn geworden, te worden gerapporteerd aan de dienst.
5. De stofemissie uit gaswasser S-972 van Kemax bv (productiestraat-2) mag maximaal 25 bedragen. Deze emissiegrenswaarde is betrokken op droog onder standaard condities (273 K en
Binnen 3 maanden na van productiestraat- van Kemax bv dient vergunninghoudster de stofemissíe van gaswasser te laten meten op een door de dienst goedgekeurde wijze. De meting dient vervolgens tenminste tweejaarlijks {conform voorschrift A-2) te worden herhaald. De resultaten van de metingen dienen uiterlijk 1 maand nadat deze bij vergunninghoudster beken@ zijn geworden, te worden gerapporteerd aan de dienst.
7. Silo van Kemax bv dient te zijn van een stoffilter. De lucht filter dient te worden teruggevoerd in het proces,
8. Het interne transport en de verlading van vast calciumchloride bij
mag geen stofoverlast veroorzaken. Afgezogen stof moet worden terug- gevoerd ín het proces.
9. Filtersystemen dienen te worden gecontroleerd op hun goede werking, Hiertoe dient vergunninghoudster binnen maanden na het van kracht worden van de vergunning een beheersplan ter goedkeuring aan de directeur voor te leggen.
Dit beheersplan dient de volgende onderwerpen te bevatten:
hoe worden de filters gecontroleerd; hoe vaak wordt de controle gehouden;
welke acties worden na een controle ondernomen;
op welke wijze worden de controles en de uitkomsten ervan bijgehouden;
wie is verantwoordelijk voor de controles.
Ammoniakemissie
10 Vergunninghoudster dient een onderzoek te (laten) verrichten naar de mogelijkheden en de daarmee gepaard gaande kosten om aan de emissie-els van de NER te kunnen voldoen voor wat betreft de emissie van ammoniak via puntbronnen. Ventilatie-afblaaspunten dienen daarbij ook als
te worden beschouwd,
De resultaten van het onderzoek dienen uiterlijk 1 januari 1998 te worden gerapporteerd aan de dienst.
11 Voorafgaand aan het ín voorschrift A-10 genoemde onderzoek dient ninghoudstew van alle puntbronnen, inclusief de ventilatie-afblaaspunten, de xxxxxxx xxx xxxxxxxx te laten meten. Zowel de concentratie als de vracht dienen te worden bepaald. De wijze van uitvoering van de metingen, alsmede de tijdstippen waarop zal worden gemeten, dienen te worden vastgelegd ín een dat uitvoering van de metingen de
goedkeuring behoeft van de directeur. De resultaten van de metingen dienen deel uit te maken van de ín voorschrift A-10 bedoelde rapportage.
Emissie van en
12. Van de kalkovens dient vergunninghoudster de van CO en te laten meten, Daarbij dienen in de afgasstromen van de volgende puntbronnan zowel de concentraties als de vrachten te worden bepaald:
a. de torengaswassers;
b. de
De wijze van uitvoering van de metingen, alsmede de tijdstippen waarop zal worden gemeten, dienen te worden vastgelegd in een dat voor uitvoering van de metingen de goedkeuring behoeft van de direkteur.
De resultaten van de metingen dienen binnen maand nadat deze bij gunninghoudster bekend zijn geworden, doch uiterlijk januari 1998 te worden gerapporteerd aan de dienst.
De rapportage bedoeld in voorschrift dient een evaluatie te bevatten met betrekking tot de tussen het meten en het berekenen van de emissies van CO en Op basis van deze evaluatie zal ons college bepalen of de emissies periodiek gemeten moeten worden of dat met berekende waarden kan worden volstaan.
14. Jaarlijks voor april dienen de in voorschrift bedoelde gegevens van het voorafgaande kalenderjaar aan de dienst te worden gerapporteerd.
BODEM.
15. Alle bodembeschermende dienen zodanig te worden beheerd, onderhouden en dat de goede werking altijd is gewaarborgd.
De keuringen en dienen overzichtelijk te worden geregistreerd.
GELUID.
16. Binnen 6 maanden na van elk van de in de aanvraag omschreven veranderingen van de inrichting in de periode na 1995 met betrekking tot de van het en de ombouw van het ZSB tot HSB-2 respectievelijk de van Kemax bv met productiestraat-2, dient aan ons college een te worden overgelegd, waarin de volgende gegevens zijn opgenomen:.
een beschrijving van de geluidbronnen en de plaats en hoogte waarop deze zich bevinden;
een omschrijving van de aard, omvang en duur van de geluiduitstraling
van deze bronnen, waaronder begrepen het door meting vastgestelde per en in dB(A);
een berekening van de bijdrage van deze bronnen op de geluidniveaus van
enkele in overleg met dienst te kiezen referentiepunten.
AFVAL.
17. Binnen maanden na het van kracht worden van deze vergunning dient door of namens de vergunninghoudster een onderzoek te zijn uitgevoerd naar de mogelijkheden van preventie binnen het LSB met betrekking tot de scale uit de blustanks en de De resultaten van dit onderzoek dienen te worden vastgelegd in preventieplan waarin tenminste de volgende onderdelen zijn
a. per procesonderdeel respectievelijk de directe oorzaak van het ontstaan van afval- en of reststofstromen;
b. per procesonderdeel hoeveelheden (kg per tijdseenheid) van de ontstane scale;
c. een overzicht van voor bovenbedoelde procesonderdelen;
hierbij dienen in ieder geval de volgende mogelijkheden onderzocht te worden:
productwijzigingen;
veranderingen van grond- en hulpstoffen; technologische wijzigingen;
zorgvuldig werken; intern hergebruik.
d. een beoordeling van de technische, economische en organisatorische van de
een beschrijving van voorgenomen activiteiten ter preventie van het ontstaan van de
een planning en fasering van de voorgenomen preventie-activiteiten,
18. Het in voorschrift A-17 bedoelde preventieplan moet 3 maanden na afronding van het onderzoek ter beoordeling worden overgelegd aan de directeur.
19. Vergunninghoudster dient jaarlijks voor 1 april aan de dienst te rappor- teren aver het verloop de uitvoering van het in voorschrift A-17 bedoelde preventieplan. de rapportage dienen tenminste de volgende gegevens te zijn
1. het tot nu toe reductiepercentage ten opzichte
van 1996 onderverdeel@ naar preventie, intern hergebruik en extern hergebruik;
20
2. een overzicht van de in het voorafgaande kalenderjaar uitgevoerde preventie-activiteiten en andere maatregelen die van invloed zijn geweest op het ontstaan van
E. ENERGIE.
20. Vergunninghoudster dient jaarlijks voor 1 april aan de dienst te rapporteren over de verbetering van de energie-efficiency. de rapportage dienen tenminste de volgende gegevens te zijn opgenomen:
het totale energieverbruik (in GJ) per energiedrager over het voorafgaande kalenderjaar;
maatregelen die van invloed zijn geweest op het totale energieverbruik;
de bereikte energie-efficiency verbetering (in of index) over het voorafgaande kalenderjaar (zie toelichting en bijlage
een overzicht van de in dat jaar uitgevoerde projecten;
een overzicht van de voor het komende jaar voorgenomen maatregelen en onderzoeken, onderverdeeld naar:
a. energiebeheer en good housekeeping projecten; b.
c. vervangings-/strategische projecten.
moeten
gemaakt
mogen
met
De zuurgraad van het te lazen afvalwater, uitgedrukt als ionenexponent moet tenminste 6.5 en mag ten hoogste 9 bedragen,
12. De hoeveelheid warmte die mag worden toegevoegd aan het water dat ten behoeve van koeldoeleinden wordt onttrokken aan de Oosterhornhaven en dat na gebruik wordt geloosd op het Eemskanaal mag maximaal 125 bedragen.
13. Het ammoniumstikstafgehalte van de in voorschrift 15 bedoelde monsters van het geloosde koelwater mag over een periode van een jaar gemiddeld niet meer dan mg per liter hoger zijn dan het ammoniumstikstof-gehalte van de in voorschrift 15 bedoelde monsters het ingenomen water.
14. De bemonstering van het ingenomen respectievelijk geloosde koelwater dient zodanig te worden uitgevoerd dat een monster wordt verkregen dat representatief ís voor de ín het desbetreffende etmaal ingenomen respectievelijk geloosde hoeveelheid koelwater.
15. Dagelijks dient ín monsters van het gedurende het afgelopen etmaal. ingenomen respectievelijk geloosde water na homogenisatie het ammoniumstíkstofgehalte te worden bepaald.
Vergunninghoudster draagt er zorg voor dat binnen 1 jaar na het van kracht worden van de vergunning aan ons college een plan van aanpak wordt aangeboden met daarin opgenomen de maatregelen die kunnen worden getroffen ter vermindering van de van ammoniak.
In dit plan dient in elk geval aan de orde te komen: preventief onderhoud;
monitoríng;
materiaalkeuze van de koelpijpen en
calamiteitenbeheersing als gevolg van onvoorziene lekkages.
17 Binnen 12 maanden na de goedkeuring door de directeur van het van het in lid 3 bedoelde plan van aanpak dienen de maatregelen te zijn uitgevoerd die noodzakelijk zijn om de lozingen van kwik en vluchtige organische chloorverbindingen, welke afkomstig zijn van de verschillende drainagestromen die worden geloosd op oppervlaktewater, tot een minimum te beperken. Deze maatregelen dienen te voldoen aan het criterium van de beste bestaande technieken.
17 2 Ter bereiking van het in lid 1 omschreven doel dient vergunninghoudster te onderzoeken via welke methoden de in lid 1 bedoelde maatregelen kunnen voldoen aan de getalswaarden waterkwaliteit uit de Evaluatienota Water dan wel die getalswaarden zo dicht mogelijk kunnen benaderen.
17 3 Ten behoeve van het in lid 2 bedoelde onderzoek dient vergunninghoudster es zorg te dragen dat binnen 6 maanden na het van kracht worden van de vergunning aan de directeur van het Z.P.G. ter goedkeuring een plan van aanpak wordt aangeboden met daarin opgenomen de maatregelen die kunnen worden getroffen ter vermindering van de in lid 1 bedoelde lozingen.
In dit plan dient ín elk geval aan de orde te komen een vergelijking tussen verschillende in casu mogelijke zuiveringssystcmen, waarbij met name gelet wordt op de verwijderingsrendementen en op de
voor de verschillende stoffen.
17 In afwijking van het gestelde in lid 1 van dit voorschrift, dienen de maatregelen binnen 18 maanden na de goedkeuring door de directeur van het
van het in lid 3 bedoelde plan van aanpak te zijn uitgevoerd, mits er met de instemming van de directeur van het Z.P.G. een integrale afstemming heeft plaatsgevonden met de lozing van het drainagewater afkomstig van het CKB-bedrijf.
Vergunninghoudster dier concentratie van kwik verschillende binnenwater.
18.1 Vergunninghoudster dier mogelijkheden voor het Voordat het onderzoek onderzoeksplan te
van de planning en de directeur van het
het van kracht worden
resultaten van het van het onderzoeksplan
19.1 Lokaal ernstig maken van deze
aanschrijving van ons geschiedt, behoeft de
19.2 Onder lokaal ernstig verstaan:
maandelijks onderzoek uit te voeren naar de
vluchtige organische van de die worden geloosd op
onderzoek te op de van Vecom-B houdende afvalstromen.
in lid wordt uitgevoerd dient eerst een opgesteld. Het onderzoeksplan met beschrijving
van rapporteren behoeft de goedkeuring van de
. Het snderzoeksplan dient binnen 4 maanden na de te worden ingediend. De
dienen binnen twee jaar na de goedkeuring worden gerapporteerd.
inígd hodemsediment, ontstaan door het gebruik dient door vergunninghoudster op eerste
te worden verwijderd. De wijze waarop dit van ons college.
contreinigd hodemsedirnent dient te worden
van Evaluatienota water
20.1 Uiterlijk maand na vergunninghouder de aanwezige waterbodem situatie).
20.2 Vergunninghoudster dier naar de kwaliteit van
Tussen
Interventiewaarden uit de
van kracht worden van deze vergunning dient door
van de ter plaatse van het lozingspunt worden vastgesteld (= vaststelling van de
t een maal per 3 jaar een onderzoek uit te voeren ter plaatse van het aanwezige monsternames dient tenminste 8 maanden te zijn
verstreken.
20.3 De ín de leden en 2 dit voorschrift genoemde onderzoeken dienen te worden uitgevoerd door een daartoe gecertificeerd laboratorium.
Het dient op de volgende stoffen te worden geanalyseerd; organische stof, en hexa's.
20.G De resultaten van het in lid van dit voorschrift genoemde onderzoek dienen binnen 3 maanden:na het van kracht worden van deze vergunning te worden gezonden aan de directeur van het Z.P.G.
20.5 Voor maart na afloop ieder kalenderjaar dienen de resultaten van het lid van dit voorschrift genoemde onderzoek te worden gezonden aan de directeur van Z.P.G.
21, Re per op het geloosde hoeveelheid water moet dagelijks worden vastgesteld op een wijze die de goedkeuring behoeft van de directeur van het
22. De wijze van als bedoeld in voorschrift 14 behoeft de goedkeuring van de directeur van het
23. De keuze en de wijze van gebruik van hulpstoffen die worden toegepast voor het reinigen van procesapparatuur alsmede de hulpstoffen die worden toegevoegd aan het koelwater behoeven vooraf de goedkeuring van de directeur van het Z.P.G.. Vergunninghoudster dient daartoe een
schriftelijk verzoek te overleggen, dat de volgende gegevens bevat:
-naam van de stof;
-samenstelling en chemische benaming van de componenten;
-hoeveelheid van de stof;
-de toe te passen concentratie van de stof;
-de biologische afbreekbaarheid van de stof;
-de toxiciteit van de stof.
RAPPORTAGE
Vergunninghoudster draagt er zorg voor dat steeds binnen dagen na afloop van ieder kwartaal aan de directeur van het Z.P.G. de navolgende gegevens worden verstrekt welke betrekking hebben op het afgelopen kwartaal:
a. de per etmaal geloosde hoeveelheid water op het Eemskanaal;
de ammoníumstikstofgehaltes van de in voorschrift bedoelde monsters, uitgedrukt als N;
c. de gehaltes van de in voorschrift 17 bedoelde parameters;
d. de per etmaal gemiddelde temperatuur van het ingenomenrespectievelijk geloosde koelwater, alsmede de toegevoegde hoeveelheid warmte.
2 5. Indien als gevolg van calamiteiten of andere uitzonderlijke omstandigheden niet aan de voorschriften, welke bij deze vergunning zijn gesteld, wordt voldaan of naar verwachting niet zal kunnen worden voldaan dient
terstond maatregelen te treffen ten einde een nadelige invloed op de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater te voorkomen of te beperken, Van dergelijke calamiteiten of bijzondere omstandigheden dient onmiddellijk de afdeling
van het Z.P.G. in kennis te stellen
Indien de directeur van het dit nodig acht dan dient binnen een door hem te stellen termijn schriftelijk rapport te worden uitgebracht met vermelding van:
-de oorzaak van het voorgevallene;
-de datum en tijd van aanvang en beëindiging van het voorgevallene;
-de genomen maatregelen na het voorgevallene;
-de gevolgen daarvan voor de kwaliteit van het geloosde afvalwater;
-de ter zake genomen maatregelen ter voorkoming van herhaling.
26. Indien de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater als gevolg van calamiteiten of andere uitzonderlijke omstandigheden het noodzakelijk maakt ter voorkoming van ernstige verontreiniging van het oppervlaktewater maatregelen van tijdelijke aard te treffen is vergunninghoudster verplicht daartoe op aanschrijving van ons college onverwijld over te gaan.
Deze maatregelen kunnen slechts bestaan uit het opleggen van niet in de vergunning opgenomen voorzieningen betreffende de in de vergunning omschreven lozingen het beperken of staken van de lozing van verontreinigende stoffen, zoals deze volgens de vergunning ís toegestaan, Een maatregel als bedoeld in het vorenstaande kan niet voor langer dan een, telkenmale met maximaal uren te verlengen, periode van 48
uren worden opgelegd en kan in geen geval ten hebben dat de lozing
van afvalwater volgens de vergunning na het vervallen van de tijdelijke opgelegde verplichtingen geheel of gedeeltelijk niet meer mogelijk zou zijn.
te bepalen dat een beschikking worden toegezonden aan:
1. Nobel locatie
2. burgemeester en van de gemeente Delfzijl;
3. de regionaal van de volksgezondheid voor de hygiëne van milieu, te
4. de colleges van en wethouders van de gemeenten
Appingedam, en Scheemda;
5. de Waddenvereniging,; vestiging Groningen, te Groningen; de van de Lelystad;
7. gecommitteerden uit het hoofdbestuur het hoofdbestuur van het
waterschap te
alsmede, verband de als bedoeld in paragraaf van de Wet milieubeheer, aan:
8. de Rijkswaterstaat in de Directie Nederland, te
en voorts ter kennisneming aan:
9. het dagelijks van het Havenschap te Delfzijl;
de Directeur te Groningen, en ten aan:
11. de directeur van de Dienst Ruimte en Milieu, en
12. de directeur van de Zuiveringsheheer Xxxxxxxxx
Groningen, apr 1997.
ten voornoemd;
voorzitter.
, griffier.
Van de stoffen waarop deze vergunning betrekking heeft, dienen de gegevens dan wel parameters te worden bepaald volgens de hieronder, voor elk van die gegevens dan wel genoemde analysemethoden [de NEN-normen zijn afkomstig van het Nederlandse Normalisatie Instituut, NNI
Omschrijving Analysemethode Jaar van uitgave
NEN 6633 1987
Kjrldahl stikstof NEN-EN 5663 1993
NEN 6401 1991
NEN 6449 1981
Een wijziging in de analysemethode wordt automatisch van kracht 6 weken nadat de wijziging door ons college ter kennis van de vergunninghoudster is gebracht.
Indien vergunninghoudster het wenselijk acht een andere dan de hierboven genoemde analysemethode te volgen en indien vergunninghoudster aangetoond heeft dat het resultaat van de analysemethode niet significant afwijkt van de hierboven genoemde methode, kan bij het een verzoek worden ingediend voor het volgen van een andere methode. Het volgen van een andere methode is toegestaan vanaf het moment waarop de directeur van het Z.P.G. aan vergunninghoudster heeft laten weten dat hij met het volgen van een andere methode kan instemmen.