ONDERWIJSOVEREENKOMST ROC FRIESE POORT
ONDERWIJSOVEREENKOMST ROC FRIESE POORT
Algemene Voorwaarden (cohort 2022-2023)
- De studentenraad van ROC Friese Poort heeft ingestemd met de model onderwijsovereenkomst van ROC Friese Poort
- Op deze overeenkomst is uitsluitend Nederlands recht van toepassing.
- In gevallen waarin deze overeenkomst niet voorziet, beslist het bevoegd gezag van ROC Friese Poort.
1. Aard van de overeenkomst
1.1 De Algemene Voorwaarden vormen samen met het opleidingsblad en eventuele bijlage de onderwijsovereenkomst als bedoeld in artikel 8.1.3. van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB).
1.2 In deze overeenkomst staan de algemene rechten en plichten van partijen. Bepalingen die specifiek gaan over de door de student te volgen opleiding staan in het opleidingsblad. Het opleidingsblad is een onlosmakelijk onderdeel van deze overeenkomst. Overal waar in deze overeenkomst ‘opleiding’ staat, wordt de opleiding bedoeld zoals vermeld op het opleidingsblad.
1.4 Als de student¹ niet akkoord gaat met de inhoud van het nieuwe opleidingsblad al dan niet omdat de aangepaste opleidingsgegevens niet correct zijn weergegeven, dan moet hij/zij dit binnen tien schooldagen schriftelijke (digitaal) aan de instelling doorgeven. De opleidingsgegevens worden in dergelijk geval gecorrigeerd. In dit geval blijft de student de opleiding volgen zoals vermeld op het vorige opleidingsblad. Als de student niet binnen de afgesproken termijn reageert, vervangt het nieuwe opleidingsblad het vorige opleidingsblad en wordt daarmee een onlosmakelijk onderdeel van de onderwijsovereenkomst.
1.5 De student¹ heeft altijd recht op inzage in het eigen dossier.
2. Inhoud en inrichting
2.1 De inhoud en inrichting van de opleiding en examenvoorzieningen staan in de Onderwijs- en Examenregeling (OER). Iedere student ontvangt aan het begin van de opleiding een OER.
2.2 Van de opleidingen, die op basis van de herziene kwalificatiedossiers vormgegeven zijn, maken keuzedelen onlosmakelijk onderdeel uit van het programma. Het volgen van keuzedelen en afsluiten met een examen is een verplicht onderdeel van de opleiding. De student kiest bij aanvang of gedurende de opleiding keuzedelen. Wanneer een student een keuze maakt om een keuzedeel te gaan volgen, wordt dit geregistreerd op het opleidingsblad dat een onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van de onderwijsovereenkomst. Als de student later in zijn opleiding een keuze voor een keuzedeel maakt, dan wordt er een nieuw opleidingsblad bij de onderwijsovereenkomst afgesloten. Het aantal keuzedelen is afhankelijk van het soort opleiding.
2.3 Een student kan met de instelling aanvullende maatwerkafspraken maken over bijvoorbeeld extra begeleiding. Deze afspraken worden in een bijlage bij deze onderwijsovereenkomst gevoegd.
2.4 Op grond van bewijsstukken kan een student vrijstelling krijgen voor een bepaald examenonderdeel (zie examenreglement in de OER). Het bewijs van de vrijstelling komt in het studentendossier. De school geeft de student een bewijs van de verkregen vrijstelling. Daarop kan als dat aan de orde is, ook worden vermeld of de vrijstelling voor een beperkte tijd geldig is.
1 In geval van minderjarigheid tevens de ouder(s)/wettelijk vertegenwoordiger(s).
2.5 De beroepspraktijkvorming is een onderdeel van deze opleiding. Afspraken over de beroepspraktijkvorming staan in een praktijkovereenkomst tussen de instelling, de student en het leerbedrijf dat de bpv verzorgt.
2.6 De instelling heeft de zorgplicht een arbeidsmarktrelevante opleiding aan te bieden en de student te helpen bij het vinden van een bpv-plek. De student moet zich inspannen om een bpv-plek te vinden en moet een bpv-plek accepteren.
3. Tijdvakken en locaties
3.1 De instelling maakt het rooster en de locaties op tijd en ruim voor het begin van de lessen aan de student bekend.
3.2 De student moet de opleidingsactiviteiten volgens het geldende rooster volgen.
3.3 De instelling mag het rooster en de locaties om organisatorische en/of onderwijsinhoudelijke redenen wijzigen. De instelling spant zich in om wijzigingen van het rooster en/of de locatie op tijd en voor aanvang van de les door te geven aan de student.
3.4 De instelling verwacht van de student dat hij/zij op tijd, dat wil zeggen voor het begin van de opleidingsactiviteit, op de locatie aanwezig is.
4. Wederzijdse inspanningsverplichting
4.1 De instelling organiseert het onderwijs en de examinering daarvan op zo’n manier dat de student de opleiding redelijkerwijs binnen de gestelde termijn met succes af kan ronden. Te weten voor of uiterlijk op de verwachte einddatum die onder ‘inschrijving’ op het opleidingsblad staat. De instelling draagt zorg voor het realiseren van de ingeroosterde lessen en andere activiteiten en zorgt in het geval van lesuitval voor een passend alternatief. In uitzonderlijke gevallen, kan het bevoegd gezag een alternatieve termijn voor de opleiding vaststellen. In dit geval moet via een nieuw opleidingsblad een nieuwe verwachte einddatum met de student worden afgesproken.
4.2 De student spant zich zo goed mogelijk in om de opleiding binnen de gestelde termijn met succes af te ronden. Dat is voor of uiterlijk op de verwachte einddatum die onder ‘inschrijving’ op het opleidingsblad staat. In het bijzonder is de student verplicht daadwerkelijk aan opleidingsactiviteiten deel te nemen, tenzij dit om zwaarwegende redenen niet van hem kan worden verwacht.
5. Financiële verplichtingen
5.1 Aan het volgen van de opleiding zijn de wettelijke vastgestelde les- en/of cursusgelden verbonden.
5.2 De instelling bekostigt de onderwijsactiviteiten en de daarvoor benodigde inventaris die op basis van het betreffende kwalificatiedossier noodzakelijk zijn om studenten in staat te stellen het onderwijs te volgen en het diploma te behalen.
5.3 De student verklaart door ondertekening van de onderwijsovereenkomst kennis te hebben genomen van de lijst met onderwijsbenodigdheden waar hij/zij voor aanvang van de opleiding over moet beschikken. De lijst met onderwijsbenodigdheden wordt voor aanvang van de opleiding aan de student toegezonden. De student bepaalt zelf hoe en waar hij/zij deze onderwijsbenodigdheden aanschaft.
5.4 Daarnaast kan de instelling opleidingsactiviteiten aanbieden waar de student zich op vrijwillige basis door de instelling voor kan laten inschrijven. Voor deze extra opleidingsactiviteiten kan de instelling extra kosten in rekening brengen. Dit is een vrijwillige bijdrage. De studenten die er voor kiezen aan deze activiteiten deel te nemen, moeten deze kosten apart betalen. Afspraken over de vrijwillige bijdrage staan in een aparte overeenkomst tussen student en onderwijsinstelling en vallen buiten het kader van deze overeenkomst.
5.5 De inschrijving is niet afhankelijk van een andere dan een bij of krachtens de wet geregelde geldelijke bijdrage overeenkomstig artikel 8.1.4. van de WEB.
5.6 In voorkomend geval worden in een aparte regeling die als bijlage bij de onderwijsovereenkomst wordt gevoegd, en onderdeel uit gaat maken van de onderwijsovereenkomst, afspraken gemaakt over het terugbetalen van voorschotten, verstrekt door het bevoegd gezag om het wettelijk verplichte les- of cursusgeld te voldoen.
5.7 In voorkomend geval worden in een aparte regeling die als bijlage bij de onderwijsovereenkomst wordt toegevoegd, afspraken gemaakt over de terugbetaling van cursusgeld in andere dan wettelijk bedoelde situaties, zoals vastgesteld in het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000 (artikel 14).
6. Passend Onderwijs
6.1 Indien van toepassing worden voor individuele studenten aanvullende afspraken gemaakt over extra begeleiding in het kader van Passend Onderwijs. Afspraken over de ondersteuning worden in principe voor aanvang van de opleiding gemaakt, maar kunnen ook tijdens de looptijd van deze onderwijsovereenkomst worden gemaakt of worden aangepast. De nadere invulling van deze afspraken wordt in een addendum bij de onderwijsovereenkomst neergelegd. Deze maakt onlosmakelijk onderdeel uit van deze onderwijsovereenkomst. Het addendum moet opnieuw worden ondertekend.
6.2 De student levert de instelling de benodigde informatie over de (mogelijke) extra ondersteuningsbehoefte zodat de instelling deze ondersteuning kan bieden. Wanneer blijkt dat hij/zij deze informatie verzwijgt, wordt de extra ondersteuning ook niet opgenomen in de onderwijsovereenkomst. De instelling hoeft de noodzakelijke ondersteuning dan ook niet te leveren. Als tijdens de opleiding blijkt dat de student een ondersteuningsbehoefte heeft, kan de instelling zelf vaststellen of zij hieraan alsnog tegemoet kan komen.
7. Ziekte en afwezigheid
7.1 Als de student wegens ziekte of andere zwaarwegende persoonlijke omstandigheden opleidingsactiviteiten niet kan volgen, moet hij/zij dit zo snel mogelijk – bij voorkeur op de dag zelf – melden bij de instelling.
7.2 De instelling kan de student in geval van (langdurige) ziekte vragen een verklaring van een arts in te leveren, waarin staat dat de student wegens medische redenen de onderwijsactiviteiten niet kan volgen.
7.3 Als de student met een andere reden dan ziekte niet aan een opleidingsactiviteit deel kan nemen, moet hij/zij uiterlijk twee werkdagen voor die activiteit onder opgave van redenen xxxxxx aanvragen bij studieloopbaanbegeleider van de student.
7.4 De student die verlof heeft gekregen van de studieloopbaanbegeleider, is verplicht de betreffende onderwijsactiviteit in te halen, tenzij anders is afgesproken.
7.5 Als de student onder de werking van hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering valt en hij gedurende een aaneengesloten periode van tenminste vijf weken zonder geldige reden niet aan het onderwijs heeft deelgenomen, maakt de instelling daarvan een aantekening en doet zij melding aan de Dienst Uitvoering Onderwijs, conform de in artikel 8.1.7. Wet Educatie en Beroepsonderwijs genoemde voorwaarden.
7.6 Als de student onder de Leerplichtwet valt en zonder geldige reden les- of praktijktijd heeft verzuimd en dit verzuim plaatsvond gedurende zestien uren les- of praktijktijd in een periode van vier weken, geeft de instelling dit zonder uitstel door aan het Digitaal Verzuimloket van de Dienst Uitvoering Onderwijs, DUO.
7.7 Studenten boven de 18 jaar die nog geen startkwalificatie hebben, worden volgens dezelfde termijnen als leerplichtige studenten gemeld bij het Digitaal Verzuimloket van de Dienst Uitvoering Onderwijs, DUO.
8. Rechten en Plichten van de student
8.1 Het bestuur van de instelling zorgt ervoor dat de instelling een studentenstatuut heeft als bedoeld in artikel 7.4.8. van de Wet Educatie Beroepsonderwijs.
8.2 In het studentenstatuut staan de rechten en plichten van de student.
8.3 De studentenraad heeft ingestemd met het studentenstatuut.
9. Bindend studieadvies
9.1 Het bevoegd gezag brengt aan iedere student die zich inschrijft, advies uit over de voortzetting van zijn opleiding, dat heet een studieadvies. Nadere regels over de procedure van het studieadvies zijn te vinden in de onderwijs- en examenregeling van de opleiding.
9.2 Aan een negatief bindend studieadvies kan het bevoegd gezag een besluit tot ontbinding van de onderwijsovereenkomst verbinden.
9.3 Van de student waarvan de onderwijsovereenkomst op grond van een negatief bindend studieadvies is ontbonden, wordt de inschrijving voor de desbetreffende opleiding bij ROC Friese Poort beëindigd. De student kan niet opnieuw bij ROC Friese Poort voor die opleiding worden ingeschreven.
9.4 Het bevoegd gezag spant zich gedurende acht weken in de student te ondersteunen en begeleiden naar een andere opleiding al dan niet binnen ROC Friese Poort, rekening houdend met diens voorkeuren. Dit geldt zowel voor studenten die leerplichtig zijn, als studenten op wie de Leerplichtwet 1969 niet meer van toepassing is.
9.5 Het bevoegd gezag biedt de student in elk geval de mogelijkheid zich te laten inschrijven aan een andere opleiding binnen ROC Fries Poort waarvoor de inschrijving wel mogelijk is.
10. Schorsing
10.1 Als de student zich niet aan de regels van de instelling houdt, zoals (onder meer) beschreven in het studentenstatuut, kan de instelling de student xxxxxxxx.
10.2 De instelling kan de student maximaal vijf werkdagen met onmiddellijke ingang schorsen. Deze termijn kan nog eens met maximaal vijf werkdagen worden verlengd.
10.3 De instelling kan de schorsing schriftelijk of mondeling doorgeven aan de student. De reden, de startdatum en de duur van de schorsing moeten worden vermeld. De instelling moet een mondelinge schorsing meteen schriftelijk, middels een aangetekende brief, bevestigen. De hiervoor omschreven punten moeten dan ook worden vermeld.
10.4 De student kan binnen vijf werkdagen na dagtekening van de aangetekende brief, zijn reactie schriftelijk aan de vestigingsdirecteur van de instelling kenbaar maken.
11. Verwijdering
11.1 De student kan van de opleiding/vestiging/instelling worden verwijderd als:
• hij met regelmaat de voorschriften van de instelling overtreedt;
• met regelmaat de onderwijsactiviteiten volgens het vastgestelde rooster niet volgt. De student moet dan eerst wel schriftelijk zijn gewaarschuwd en zijn gewezen op de mogelijke gevolgen van zijn handelen.
De student kan met onmiddellijke ingang van de opleiding/vestiging/instelling worden verwijderd als:
• hij zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig wangedrag.
11.2 Als de instelling van plan is een student te verwijderen, maakt de vestigingsdirecteur van de instelling dit aan de student bekend in een aangetekende brief, waarin de reden is vermeld.
11.3 De student heeft het recht bezwaar te maken tegen het besluit van de instelling om hem te verwijderen. De student kan binnen 5 werkdagen na dagtekening van de aangetekende brief, zijn reactie schriftelijk aan de vestigingsdirecteur van de instelling kenbaar maken.
11.4 Binnen 10 werkdagen na dagtekening van de aangetekende brief, waarin het plan voor
verwijdering is bekendgemaakt, stuurt het College van Bestuur van de instelling een definitief besluit tot verwijdering per aangetekende brief, waarin de reden is aangegeven.
11.5 In geval er bezwaar wordt gemaakt tegen het voornemen tot verwijdering heeft het College
van Bestuur de mogelijkheid een hoorzitting te laten plaatsvinden. De hoorzittingscommissie hoort beide partijen en brengt advies uit aan het College van Bestuur. In dat geval schort de onder 10.4 genoemde termijn op.
11.6 De instelling kan de student tijdens de procedure tot verwijdering de toegang tot de instelling weigeren.
11.7 Voor studenten op wie de Leerplichtwet 1969 van toepassing is en voor examendeelnemers
als bedoeld in artikel 8.1.1. lid 1 van de WEB, geldt dat de instelling in geval van verwijdering van de student ervoor zorgt dat een andere instelling bereid is de student toe te laten conform de artikelen
8.1.3 lid 5 van de WEB. Als de instelling aantoonbaar acht weken zonder succes heeft gezocht naar een andere instelling, kan de instelling in afwijking van het voorgaande tot definitieve verwijdering overgaan.
12. Aansprakelijkheid
12.1 De instelling aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade als gevolg van tussentijdse beëindiging van deze overeenkomst op grond van schorsing en/of verwijdering van de student. De student heeft geen recht op terugbetaling van gemaakte kosten.
12.2 Met uitzondering van opzet of grove schuld is ROC Friese Poort niet aansprakelijk voor verlies, diefstal, verduistering en/of beschadiging van eigendommen van de student.
12.3 De aansprakelijkheid van de instelling voortvloeiende uit het verwijtbaar niet (behoorlijk) nakomen van deze overeenkomst, wordt gesteld op een bedrag minimaal overeenkomend met het les- of cursusgeld van het desbetreffende cursusjaar, dan wel een evenredig deel daarvan als de opleiding eerder wordt beëindigd.
13. Procedure voor geschillen en klachten
13.1 Als de student en de studieloopbaanbegeleider er samen niet uitkomen, kan de student zich wenden tot de vestigingsdirecteur van de eigen vestiging dan wel een klacht indienen.
13.2 Als er geen passende oplossing is gevonden, heeft de student het recht een klacht in te dienen via de interne klachtenregeling van de instelling.
13.3 Eventuele geschillen naar aanleiding van deze overeenkomst dan wel de beëindiging daarvan worden bij uitsluiting berecht door de bevoegde rechter van de vestigingsplaats van de instelling.
13.4 Voor klachten over besluiten van de examencommissie in het algemeen, en over het bindend studieadvies, kan de student zich wenden tot de Commissie van beroep voor examens volgens de procedure die daarvoor is vastgelegd in artikel 7.5.1. -7.5.4. van de WEB. De procedure daarvan zijn te vinden in de onderwijs en examenregeling van de student.
14. Duur en beëindiging overeenkomst
14.1 Deze overeenkomst treedt na ondertekening in werking en wordt in principe aangegaan voor de duur van de opleiding zoals vermeld op het opleidingsblad.
14.2 De overeenkomst eindigt:
a. als de student de opleiding met succes heeft afgerond;
b. als de student zich laat uitschrijven of de instelling op eigen initiatief definitief heeft verlaten;
c. als de instelling de student, in een geval als opgenomen in de algemene voorwaarden horende bij de onderwijsovereenkomst, van de opleiding verwijdert;
d. als de instelling niet langer in staat is de opleiding aan te bieden, waarbij de instelling zich inspant ervoor te zorgen dat de student de opleiding bij een andere instelling kan afmaken. Voor studenten die onder de leerplichtwet vallen is bovendien artikel 8.1.3. lid 5 van de WEB van kracht.
e. met wederzijds goedvinden;
f. bij overlijden van de student.
g. als gevolg van een negatief bindend studieadvies.
h. na advies van de examencommissie, als gevolg van gedrag dat niet passend is bij de beroepshouding, conform artikel 8.1.7b van de WEB.
i. als tijdens de opleiding blijkt dat de student geen VOG verklaring krijgt waardoor het niet mogelijk is om bpv te volgen doordat in die specifieke branche een VOG vereist is.
15. Nieuwe overeenkomst
15.1 Als een student die een opleiding aan de instelling met succes heeft afgerond en/of om andere redenen de instelling heeft verlaten, besluit een nieuwe opleiding aan de instelling te volgen, wordt een nieuwe onderwijsovereenkomst afgesloten.
16. Toepasselijke regelingen
16.1 Naast de bepalingen in deze overeenkomst en voor zover niet in strijd met deze overeenkomst zijn de volgende regelingen van toepassing, zoals luidend en aan de student bekend gemaakt op de datum van ondertekening van de onderwijsovereenkomst:
- studentenstatuut
- interne klachtenregeling
- Onderwijs- en examenregeling behorende bij de opleiding zoals op het opleidingsblad onder ‘inschrijving’ is vermeld.
Door ondertekening verklaart de student kennis te hebben genomen van bovenstaande documenten.
16.2 De bovenstaande regelingen zijn in te zien op xxxxxxxxxxxxxxxx.xx (weten en regelen).