Geldend per 1 juli 2024
Pensioenreglement van de Collectiviteitkring
Ballast Nedam
Geldend per 1 juli 2024
De pensioenregeling beschreven in dit pensioenreglement is per 1 januari 2019 een gesloten regeling. Er heeft per 1 januari 2019 een collectieve waardeoverdracht van de pensioenaanspraken en –rechten van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam naar de Pensioenkring Ballast Nedam bij Stap plaatsgevonden. De materiele inhoud van de pensioenregeling zal bij Stap niet worden gewijzigd, behoudens wijzigingen in verband met gewijzigde wetgeving of op aanwijzing van de toezichthouder of de Belastingdienst.
Het karakter van de pensioenregeling is een uitkeringsovereenkomst. De financiering vond tot en met 31 december 2018 plaats op basis van een collectieve beschikbare premieregeling waarbij de verdeling van de premie plaatsvond op basis van de middelloonsystematiek
Voorbehoud
Deze pensioenregeling is ten tijde van de onderbrenging van de regeling bij Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam ter goedkeuring voorgelegd aan de Belastingdienst en de Nederlandsche Bank. Ingeval de pensioenregeling (op onderdelen) niet zou voldoen aan de voor deze instanties gestelde eisen, dan wel hierover met deze instanties verschil van mening ontstaat, behoudt het Bestuur van de stichting zich het recht voor de regeling met terugwerkende kracht te wijzigen in één voor deze instanties aanvaardbare regeling.
Inhoud
Artikel 3. Aanspraak op pensioen 7
Artikel 4. Pensioenaanspraken 7
Artikel 5. Deeltijddienstverband 8
Artikel 6. Pensioengrondslag 9
Artikel 7. Premiebijdragen deelnemers 9
Artikel 8. Pensioenopbouw bij vrijwillig vervroegde uittreding 9
Artikel 9. Premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid 9
Artikel 10. Xxxxxxxxxxxxxxxxx 00
Artikel 11. Keuzemogelijkheden ten aanzien van pensioen 10
Artikel 12. Partnerpensioen 12
Artikel 13. Tijdelijk partnerpensioen 12
Artikel 14. Beëindiging van de partnerrelatie 12
Artikel 15. Nadere voorwaarden voor ongehuwd samenwonenden 14
Artikel 17. Maximum partner- en xxxxxxxxxxxxx 00
Artikel 18. Wijze van uitbetaling van de pensioenen 15
Artikel 19. Voortijdige beëindiging van het deelnemerschap 15
Artikel 20. Waardeoverdracht 16
Artikel 21. Bedrijfstakpensioenfonds 16
Artikel 22. Beperkende bepalingen 16
Artikel 23. Reductiebepalingen 17
Artikel 24. Voorwaardelijke toeslagverlening 17
Artikel 25. Plichten van rechthebbenden 18
Artikel 26. AOW/Anw-compensatie 18
Artikel 27. Onvoorziene gevallen 19
Artikel 28. Klachten en geschillen 19
Artikel 29. Overgangsbepalingen 19
Artikel 30. Vrijstelling wegens gemoedsbezwaren 21
Artikel 31. Inwerkingtreding 21
Bijlage 1, Aanvullende bepalingen van toepassing op het vroegpensioenreglement 2005 en het bijspaarreglement 2005 22
Bijlage 1A, Vroegpensioenreglement van de Collectiviteitkring Ballast Nedam 23
Artikel 3. Aard van de pensioenaanspraken 24
Artikel 4. Ingang, vervroeging en uitstel van vroegpensioen 25
Artikel 5. Bepalingen ter zake van voortijdige beëindiging deelnemerschap 26
Artikel 6. Waardeoverdracht 27
Artikel 7. Pensioenverevening 28
Artikel 8. Vroegpensioen en arbeidsongeschiktheid 28
Artikel 9. Verplichte bedrijfstak- of andere Vut-/vroegpensioenregeling 28
Artikel 10. Reductiebepalingen 29
Artikel 11. Premiebijdragen deelnemers 29
Artikel 12. Beperkende bepalingen 29
Artikel 13. Premiebijdragen in geval van arbeidsongeschiktheid 30
Artikel 14. Aanpassing van pensioenen en premievrije pensioenaanspraken 30
Artikel 15. Wijze van uitbetaling van de pensioenen 30
Artikel 16. Plichten van rechthebbenden 31
Artikel 17. Onvoorziene gevallen 31
Artikel 18. - vervallen per 1 januari 2019 31
Artikel 19. Inwerkingtreding 31
Bijlage 2 Flexibiliseringsfactoren en afkoopfactoren 32
In dit pensioenreglement wordt verstaan onder:
Stichting:
Stichting Algemeen Pensioenfonds Stap
Bestuur:
Het bestuur van de Stichting Algemeen Pensioenfonds Stap.
Collectiviteitkring
De op grond van de statuten van de stichting afgebakende specifieke zelfstandige collectiviteitkring voor Ballast Nedam.
Vennootschap:
Ballast Nedam N.V., gevestigd te Nieuwegein.
Raad van Bestuur:
De Raad van Bestuur van de vennootschap.
Groepsonderneming:
De onderneming welke direct of indirect is verbonden met de vennootschap, indien en voor zover door de Raad van Bestuur als zodanig aangewezen.
Werkgever:
De vennootschap en de groepsonderneming(en) tezamen.
Deelnemer:
De werknemer die op grond van een pensioenovereenkomst met de werkgever pensioenaanspraken verwerft jegens de stichting. Verwerving van pensioenaanspraken is per 1 januari 2019 alleen aan de orde als premievrij pensioen wordt opgebouwd bij arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 9, ofwel op basis van een specifieke afspraak met de werkgever.
Gewezen deelnemer:
De werknemer door wie op grond van een pensioenovereenkomst geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens de stichting.
Pensioengerechtigde:
De persoon voor wie krachtens het pensioenreglement het pensioen is ingegaan.
Gepensioneerde:
De persoon voor wie krachtens het pensioenreglement het ouderdomspensioen is ingegaan.
Rechthebbende:
De (gewezen) deelnemer en diens nabestaanden die recht hebben op toekenning van pensioen overeenkomstig dit reglement.
Pensioenovereenkomst:
Hetgeen tussen de werkgever en de werknemer is overeengekomen betreffende pensioen.
Pensioenregeling:
Een verplichte excedent pensioenregeling voor de deelnemer met een salaris hoger dan het maximum pensioengevend salaris van de basis pensioenregeling dat geldt bij Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid (hierna: Bpf Bouw) (2018: € 59.378,53), respectievelijk Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Betonproductenindustrie (hierna: Bpf Beton) (2018: € 54.614), respectievelijk Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw (hierna: BPL) (2018:
€ 54.614).
Reglement
Dit pensioenreglement, ofwel het pensioenreglement zoals dat tot 31 december 2018 heeft gegolden bij de Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam.
Toezichthouder:
De Stichting Autoriteit Financiële Markten of De Nederlandsche Bank N.V., ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens artikel 151 Pensioenwet.
Partner:
Diegene met wie de (gewezen) deelnemer vóór de pensioendatum:
a. is gehuwd (echtgenoot);
b. een geregistreerd partnerschap bij de burgerlijke stand is aangegaan (geregistreerde partner);
c. ongehuwd samenwoont (ongehuwd samenwonende partner), mits:
1. diegene 18 jaar of ouder is;
2. tussen hen geen bloed- of aanverwantschap in de rechte lijn bestaat;
3. er sprake is van een gezamenlijke huishouding. Van een gezamenlijke huishouding is sprake als:
a. er een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst is opgemaakt; of
b. de (gewezen) deelnemer en degene met wie hij of zij ongehuwd samenwoont ten minste zes maanden op hetzelfde adres zijn ingeschreven volgens de Basisregistratie Personen.
Partnerrelatie:
Het huwelijk, geregistreerd partnerschap of ongehuwd samenwonen.
Pensioendatum:
De eerste dag van de maand van het bereiken van de 67-jarige leeftijd. Dit reglement kent de mogelijkheid het pensioen te vervroegen en uit te stellen. Aanspraakgerechtigden worden circa zes maanden voorafgaand aan de voor hen geldende AOW-gerechtigde leeftijd geïnformeerd omtrent de mogelijkheden het ouderdomspensioen vervroegd in te laten gaan rondom de voor hen geldende AOW-gerechtigde leeftijd.
Jaarsalaris:
Dertien maal het in de eerste periode van 4 weken van enig kalenderjaar, dan wel het bij aanvang van het deelnemerschap, in Nederland geldende salaris verhoogd met de vakantiebijslag.
Gratificaties, tantièmes en andere bijzondere beloningen worden niet tot het jaarsalaris gerekend.
Dienstjaar:
Elk kalenderjaar of gedeelte van een kalenderjaar, in dat geval pro rata, door de werknemer vanaf de eerste dag van de maand van indiensttreding in dienst van de vennootschap of groepsonderneming doorgebracht, daaronder tevens begrepen het aantal (fictieve) dienstjaren dat, als gevolg van waardeoverdracht, overeenkomstig het bepaalde in artikel 20 is ingekocht.
Indien een werknemer reeds voor 1 januari 1996 in dienst was van de vennootschap of groepsonderneming, is het bepaalde in artikel 28 lid 1 betreffende leeftijdsgrenzen van toepassing.
2.1. Deelnemers zijn degenen die op 31 december 1997 vielen onder enige door de vennootschap of groepsonderneming getroffen pensioenregeling voor werknemers, anders dan uit hoofde van een bedrijfstakpensioenfonds.
Voorts zijn vanaf 1 januari 1998 deelnemer, de werknemers die op grond van hun arbeidsovereenkomst verplicht zijn deel te nemen indien zij verzekerd zijn, of vrijwillig verzekerd hadden kunnen zijn, krachtens de Algemene Ouderdomswet.
Door deelname aan dit reglement onderwerpt de deelnemer zich aan de bepalingen van dit reglement.
2.2. In afwijking van het bepaalde in artikel 2.1 zijn op of na 1 januari 2016 in dienst getreden werknemers
a. die bij en door de werkgever zijn aangemerkt als kennismigranten in de zin van de Vreemdelingenwet 2000 juncto Vreemdelingenbesluit 2000; en
b. die een afstandsverklaring hebben ondertekend
geen deelnemer. Zij nemen derhalve niet deel aan de pensioenregeling van de stichting.
2.3. - vervallen per 1 januari 2019 -
2.4. Het deelnemerschap aan dit reglement eindigt:
a. op de pensioendatum;
b. vóór de pensioendatum, indien en zodra de deelnemer ophoudt werknemer te zijn, anders dan ten gevolge van tijdens het deelnemerschap ontstane arbeidsongeschiktheid, waarbij op grond van de hieronder te noemen percentages arbeidsongeschiktheid voor de deelnemer aanspraak bestaat op een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) respectievelijk Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA);
25% of meer arbeidsongeschiktheid op of na 1 januari 1991 45% of meer arbeidsongeschiktheid op of na 1 januari 1987 65% of meer arbeidsongeschiktheid zonder datum beperking.
c. bij overlijden, met ingang van de dag na het overlijden;
d. na collectieve overdracht van de opgebouwde pensioenaanspraken van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam naar de collectiviteitkring binnen de stichting per 1 januari 2019, tenzij er sprake is van arbeidsongeschiktheid als bedoeld in sub b, indien en voor zover wordt voldaan aan de daar genoemde voorwaarden, ofwel indien pensioenaanspraken worden verworven op basis van een specifieke afspraak met de werkgever.
2.5. - vervallen per 1 januari 2019 -
2.6. De stichting registreert het aantal deelnemersjaren.
Artikel 3. Aanspraak op pensioen
3.1. Aanspraak op pensioen ontstaat op de datum van opneming als deelnemer aan dit reglement, rekening houdend met het bepaalde in artikel 4.
De opbouw en financiering van de pensioenaanspraken vinden gedurende het deelnemerschap tenminste evenredig in de tijd plaats.
3.2. Overdracht, inpandgeving of elke andere handeling, waarmee de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde enig recht op zijn pensioen of aanspraak op pensioen aan een ander toekent, is nietig tenzij:
a. verpanding plaatsvindt voor het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, vijfde lid van de Invorderingswet 1990; of
b. vervreemding plaatsvindt op grond van artikel 57 vijfde lid van de Pensioen wet.
3.3. Waar in dit reglement over pensioenen / pensioenaanspraken wordt gesproken, worden de pensioenen / pensioenaanspraken / pensioenrechten bedoeld rekening houdend met artikel 4.
3.4. Het karakter van de pensioenregeling is een uitkeringsovereenkomst. Tot en met 31 december 2018 vond de financiering plaats op basis van een collectieve beschikbare premieregeling waarbij de verdeling van de premie plaatsvond op basis van de middelloonsystematiek.
4.1. Met inachtneming van de overige bepalingen van dit reglement worden de volgende aanspraken verkregen:
a. ouderdomspensioen voor de (gewezen) deelnemer (artikel 10);
b. partnerpensioen voor de partner van de (gewezen) deelnemer (artikel 12);
c. tijdelijk partnerpensioen voor de partner van de deelnemer (artikel 13);
d. partnerpensioen voor de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer (artikel 14);
e. wezenpensioen voor de kinderen van de (gewezen) deelnemer (artikel 16).
4.2. De pensioenaanspraken vervallen bij het einde van de deelneming als op de pensioendatum het ouderdomspensioen per jaar € 2,- of minder bedraagt.
4.3. De pensioenaanspraken worden na het einde van de deelneming overgedragen naar de pensioenuitvoerder waar de betrokken gewezen deelnemer pensioenaanspraken verwerft als op de pensioendatum het ouderdomspensioen per jaar meer bedraagt dan € 2,- en niet meer bedraagt dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag.
4.4. De stichting kan de pensioenaanspraken afkopen na vijf vergeefse pogingen de pensioenaanspraken over te dragen als bedoeld in het vorige lid, tenzij de gewezen deelnemer niet met de afkoop instemt.
4.5. De pensioenaanspraken worden bij de ingang van het pensioen afgekocht als het ouderdomspensioen op de pensioendatum per jaar niet meer bedraagt dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag, tenzij de gepensioneerde niet met de afkoop instemt.
4.6. Het bijzonder partnerpensioen wordt na echtscheiding afgekocht als het bij ingang per jaar niet meer bedraagt dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag. Het (bijzonder) partnerpensioen en wezenpensioen wordt bij ingang van het pensioen afgekocht, als het op dat moment per jaar niet meer bedraagt dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag
4.7. Indien een pensioen wordt afgekocht, wordt de aanspraak- of pensioengerechtigde hiervan binnen de daarvoor geldende wettelijke termijnen op de hoogte gesteld.
4.8. De in dit artikel bedoelde afkoopsom, respectievelijk overdrachtswaarde wordt sekseneutraal vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. De factoren zijn opgenomen in de bijlage.
4.9. De hoogte van het pensioen is in die zin begrensd dat deze nimmer zal leiden tot aanspraken die niet zijn vrijgesteld als loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 en de Wet Financiering Sociale Verzekeringen.
4.10. – vervallen per 1 januari 2019
4.11. – vervallen per 1 januari 2019
Artikel 5. Deeltijddienstverband
In geval van deeltijddienstverband gelden de bepalingen van dit reglement met inachtneming van het volgende:
5.1. Voor een deelnemer met een deeltijddienstverband zal de in artikel 6 van dit reglement bedoelde pensioengrondslag eerst worden berekend op jaarbasis, alsof er sprake zou zijn van een volledig dienstverband. Vervolgens vindt vermenigvuldiging plaats met een breuk, waarvan de teller aangeeft het aantal werkuren per week van het deeltijddienstverband en de noemer het aantal werkuren per week van het volledige dienstverband.
5.2. Voor een deelnemer met een deeltijddienstverband zullen de premiebijdragen als bedoeld in artikel 7 van dit reglement worden berekend over de pensioengrondslag vastgesteld met inachtneming van lid 1.
5.3. Wijzigingen in het aantal werkuren per week zullen voor de toepassing van dit reglement uitsluitend worden ingevoerd per de wijzigingsdatum van het parttime percentage.
5.4. In geval van overlijden van een deelnemer met een deeltijddienstverband zal voor de bepaling van het fictief ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 12, voor de periode tussen de overlijdensdatum en de pensioendatum rekening worden gehouden met de omvang van het deeltijddienstverband direct vóór het overlijden.
6.1. Voor de berekening van de pensioenaanspraken geldt als pensioengrondslag voor een bepaald dienstjaar: het gemaximeerde jaarsalaris van dat jaar te verminderen met het maximum pensioengevend jaarsalaris van de basis pensioenregeling dat geldt bij Bpf Bouw, respectievelijk Bpf Beton, respectievelijk BPL.
6.2. Het jaarsalaris is met ingang van 1 januari 2024 gemaximeerd op € 137.800,-. Bij dienstbetrekkingen in deeltijd wordt dit bedrag verminderd overeenkomstig de deeltijdfactor. Het maximum pensioengevend jaarsalaris wordt jaarlijks per 1 januari vermenigvuldigd met de contractloonontwikkelingsfactor conform artikel 10.2b, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
6.3. De pensioengrondslag wordt ieder jaar op de eerste januari voor het gehele jaar vastgesteld.
Artikel 7. Premiebijdragen deelnemers
Dit artikel is per 1 januari 2019 komen te vervallen.
Artikel 8. Pensioenopbouw bij vrijwillig vervroegde uittreding
Dit artikel is per 1 januari 2006 komen te vervallen.
Artikel 9. Premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid
9.1. Indien en voor zolang een deelnemer een uitkering krachtens de WIA dan wel de WAO ontvangt, vindt geheel of gedeeltelijk premievrije voortzetting van de pensioenopbouw, vanaf dat moment, voor de deelnemer en de vennootschap/groepsonderneming plaats, met toepassing van het hieronder staande en wel op basis van de op dat moment geldende (fictieve) pensioengrondslag. De omvang van de premievrijstelling is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid en wordt als volgt vastgesteld.
a. 100% voortzetting van de voor de deelnemer geldende pensioenopbouw bij een arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA dan wel de WAO van 65% of meer;
b. 50% voortzetting van de voor de deelnemer geldende pensioenopbouw bij een arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA dan wel de WAO van 45% of meer, maar minder dan 65%;
c. 25% voortzetting van de voor de deelnemer geldende pensioenopbouw bij een arbeidsongeschiktheid van 35% of meer in de zin van de WIA, dan wel een arbeidsongeschiktheid van 25% of meer in de zin van de WAO, maar minder dan 45%.
Het percentage van vrijstelling van 50 c.q. 25 is alleen van toepassing indien een deelnemer na 1 januari 1987 c.q. 1 januari 1991 in die mate arbeidsongeschikt is geworden.
9.2. Het bestuur zal de in lid 1 bedoelde (fictieve) pensioengrondslag elk volgend jaar wijzigen op grond van het percentage waarmee de jaarsalarissen krachtens besluit van de Raad van Bestuur als gevolg van de CAO voor de Bouwnijverheid zijn aangepast ten opzichte van het voorafgaande jaar.
9.3. De aanspraken waarvoor geen premie verschuldigd is van de in lid 1 bedoelde arbeidsongeschikte deelnemer worden conform het pensioenreglement opgebouwd.
9.4 De premievrije opbouw van pensioen stopt voor het deel van het pensioen dat conform artikel 11.4 vervroegd ingaat.
10.1. Het ouderdomspensioen gaat in zodra de (gewezen) deelnemer de pensioendatum heeft bereikt. Het ouderdomspensioen wordt uitgekeerd tot het eind van de maand waarin de gepensioneerde overlijdt.
10.2. Het ouderdomspensioen bedraagt met ingang van 1 januari 2018 per dienstjaar 1,64% van de voor dat jaar geldende pensioengrondslag op basis van de pensioendatum, die gelijk is aan de eerste dag van de maand van het bereiken van de 67-jarige leeftijd, rekening houdend met het bepaalde in artikel 4.
Artikel 11. Keuzemogelijkheden ten aanzien van pensioen
11.1. Deeltijdpensioen.
De deelnemer heeft het recht om met deeltijdpensioen te gaan. De keuze van de deelnemer om met deeltijdpensioen te gaan is eenmalig en kan niet door de deelnemer worden herroepen.
11.2. Het deeltijdpensioen kan niet eerder ingaan dan op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 60-jarige leeftijd bereikt. Een verzoek om deeltijdpensioen wordt uitsluitend in behandeling genomen indien het verzoek ten minste drie maanden, maar niet eerder dan zes maanden voorafgaand aan de gewenste ingang van het deeltijdpensioen is ingediend bij het bestuur van het fonds.
11.3. Bij deeltijdpensioen zijn de bepalingen inzake "Vervroeging van het ouderdomspensioen" en “Uitstel van het ouderdomspensioen” van overeenkomstige toepassing.
11.4. Vervroeging van het ouderdomspensioen.
Een deelnemer en een gewezen deelnemer kan de stichting vanaf vijf jaar voor zijn AOW- leeftijd verzoeken het ouderdomspensioen eerder te laten ingaan. Indien een deelnemer en gewezen deelnemers eerder dan tienjaar voor zijn AOW-leeftijd zijn volledige ouderdomspensioen laat ingaan, kan dat alleen wanneer hij gestopt is met werken en niet opnieuw gaat werken, mits hij/zij de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt. Het ouderdomspensioen kan in beide gevallen evenwel nooit eerder ingaan dan het premievrije vroegpensioen op basis van de op bijlage 1 (Aanvullende bepalingen van toepassing op het vroegpensioenreglement 2005 en het bijspaarreglement 2005).
11.5. Vervroegde ingang van het ouderdomspensioen leidt tot een verlaagd ouderdomspensioen.
11.6. De vervroeging geschiedt op basis van bij bestuursbesluit voor een bepaalde periode vast te stellen factoren. Deze factoren worden vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid en zijn opgenomen in de bijlage. Na afloop van de periode waarvoor de factoren zijn vastgesteld, kan het bestuur nieuwe factoren vaststellen. Een zodanige wijziging geldt voor alle deelnemers.
11.7. Uitstel van het ouderdomspensioen.
Een deelnemer en gewezen deelnemer kan de stichting verzoeken het ouderdomspensioen later in te laten gaan dan de pensioendatum, mits het ouderdomspensioen uiterlijk de eerste dag van de maand gelegen vijf jaar na de AOW-gerechtigde leeftijd ingaat
11.8. Het uitstel van het ouderdomspensioen leidt tot een verhoogd ouderdomspensioen.
11.9. Het uitstel geschiedt op basis van bij bestuursbesluit voor een bepaalde periode vast te stellen factoren. Deze factoren worden vastgesteld op basis van collectieve actuariële
gelijkwaardigheid en zijn opgenomen in de bijlage. Na afloop van de periode waarvoor de factoren zijn vastgesteld, kan het bestuur nieuwe factoren vaststellen. Een zodanige wijziging geldt voor alle deelnemers.
11.10.Uitruil partnerpensioen in ouderdomspensioen.
Degene die op of na 1 januari 1998 heeft deelgenomen aan dit Reglement of voorgaande reglementen die vervangen zijn door dit reglement, heeft het recht de na 31 december 1997 opgebouwde aanspraak op partnerpensioen als bedoeld in artikel 12, inclusief de eventuele verhoging door toeslagen als bedoeld in artikel 24, op de pensioendatum geheel of gedeeltelijk om te ruilen in extra ouderdomspensioen.
Ter zake van deze uitruil is toestemming van de partner noodzakelijk voor de (gewezen) deelnemer, die op de pensioendatum een partner heeft. Voor de (gewezen) deelnemer, die op de pensioendatum geen partner heeft of verklaart geen partner te hebben, wordt bedoelde omzetting automatisch en volledig toegepast.
Bedoelde uitruil vindt niet plaats met betrekking tot de vastgestelde aanspraak op partnerpensioen voor de gewezen partner als bedoeld in artikel 14 (leden 2 en 3).
00.00.Xx verhoging van het ouderdomspensioen geschiedt op basis van een uitruilverhouding, die bij bestuursbesluit voor een bepaalde periode wordt vastgesteld. De uitruilverhouding wordt vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid en zijn opgenomen in de bijlage. Na afloop van de periode waarvoor de uitruilverhouding is vastgesteld, kan het bestuur een nieuwe uitruilverhouding vaststellen. Een zodanige wijziging geldt voor alle (gewezen) deelnemers, die nog geen gebruik hebben gemaakt van de in lid 10 bedoelde omzetting.
00.00.Xx keuze voor uitruil in een hoger ouderdomspensioen als bedoeld in lid 10 is eenmalig en onherroepelijk. Uitruil heeft tot gevolg dat het partnerpensioen, dat na 31 december 1997 tot de ingangsdatum van het ouderdomspensioen is opgebouwd, geheel of gedeeltelijk komt te vervallen. Het bepaalde in lid 10 vindt geen toepassing op de vastgestelde aanspraak op bijzonder partnerpensioen, als bedoeld in artikel 14. Het bepaalde in lid 10 heeft evenmin invloed op het opgebouwde wezenpensioen.
11.13.Uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen.
Het uitruilen van ouderdomspensioen in extra partnerpensioen is bij het einde van de deelneming en bij de ingang van het pensioen een keuzemogelijkheid. Na de uitruil is het de aanspraak op partnerpensioen maximaal 100% van het resterende ouderdomspensioen.
Het maximale partnerpensioen wordt berekend met inbegrip van een eventueel bijzonder partnerpensioen dat is ontstaan bij een eerdere scheiding.
11.14.Variatie hoogte ouderdomspensioen.
De (gewezen) deelnemer kan de stichting verzoeken om op de pensioendatum het ouderdomspensioen uit te ruilen in een ouderdomspensioen dat gedurende een vooraf te bepalen periode na ingang hoger (of lager) is dan het oorspronkelijke ouderdomspensioen (dit is het ouderdomspensioen zonder toepassing van dit lid) en na afloop van die periode lager (of hoger) is dan het oorspronkelijke ouderdomspensioen. Hierbij geldt als voorwaarde dat - berekend op het moment van omzetting – de verhouding tussen het hoogste ouderdomspensioen en het laagste ouderdomspensioen ten hoogste 100:75 is. De verhouding van 100:75 mag evenwel maximaal voor een bedrag van twee maal de AOW- uitkering voor gehuwden zonder toeslag te buiten worden gegaan, gedurende de periode dat de pensioengerechtigde de AOW-leeftijd niet heeft bereikt. Indien op betrokkene zowel dit lid als lid 10 van dit artikel van toepassing is, vindt de verhoging als bedoeld in dit lid
plaats nadat het ouderdomspensioen overeenkomstig lid 10 van dit artikel is verhoogd. De uitruil geschiedt met inachtneming van het bepaalde in lid 11 van dit artikel.
12.1. Partnerpensioen wordt toegekend met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de laatste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overleden is. Het partnerpensioen wordt uitgekeerd tot het eind van de maand waarin de gerechtigde op partnerpensioen overlijdt.
12.2. Het partnerpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen berekend volgens het in artikel 10 bepaalde. In geval van overlijden tijdens deelneming wordt daarbij uitgegaan van het fictief ouderdomspensioen dat door de deelnemer op de pensioendatum zou zijn bereikt, indien deze tot de pensioendatum deelnemer zou zijn gebleven met een pensioengrondslag geldend in het jaar van overlijden.
12.3. Indien bij overlijden van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde aanspraak bestaat op één of meer partnerpensioenen van gewezen partners (artikel 14), wordt het partnerpen- sioen dat aan hetzelfde overlijden wordt ontleend met het bedrag daarvan verminderd.
12.4. - vervallen per 1 januari 2019 –
Artikel 13. Tijdelijk partnerpensioen
13.1. De partner van de deelnemer heeft, behalve op het in artikel 12 omschreven partnerpensioen, aanspraak op een tijdelijk partnerpensioen.
13.2. Het tijdelijk partnerpensioen bedraagt 10% van de laatste pensioengrondslag van de deelnemer. Het tijdelijk partnerpensioen wordt uitgekeerd tot het eind van de maand waarin de gerechtigde op partnerpensioen overlijdt of de eerste dag van de maand volgend op het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd en wordt uitgekeerd met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de laatste dag van de maand waarin de deelnemer overleden is.
13.3. Het bepaalde in de artikelen 14, 17 en 19 is niet van toepassing op het tijdelijk partnerpensioen.
13.4. Het tijdelijk partnerpensioen mag echter niet meer bedragen dan het gezamenlijke bedrag van 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de Xxxxxxxx nabestaandenwet, vermeerderd met de vakantie-uitkering, en het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het partnerpensioen vóór en na het bereiken van de pensioendatum.
Artikel 14. Beëindiging van de partnerrelatie
Bij beëindiging van de partnerrelatie gelden de volgende bepalingen:
14.1. Onder scheiding wordt verstaan: echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerd partnerschap of beëindiging van het ongehuwd samenwonen. Er is sprake van beëindiging van het ongehuwd samenwonen indien het samenlevingscontract wordt beëindigd dan wel als het samenwonen duurzaam wordt verbroken. Bij scheiding zijn de leden 2 tot en met 7 van dit artikel van toepassing.
14.2. Bij scheiding van een deelnemer behoudt de gewezen partner aanspraak op een partnerpensioen ter grootte van hetgeen zou zijn verkregen indien het deelnemerschap op de scheidingsdatum zou zijn beëindigd en wordt vastgesteld op de wijze als bedoeld in artikel 19 lid 2. Ingeval van beëindiging van het ongehuwd samenwonen indien het
samenlevingscontract wordt beëindigd, administreert de stichting een partnerpensioen ten behoeve van de ex-partner alleen als de gewezen partner hiertoe een verzoek indient bij de stichting.
14.3. Bij scheiding van een gewezen deelnemer behoudt de gewezen partner aanspraak op een partnerpensioen ter grootte van 70% van het op grond van artikel 19 verkregen ouder- domspensioen.
14.4. Voor de (gewezen) deelnemer die tijdens het deelnemerschap een partnerrelatie is aangegaan na beëindiging van een voorafgaande partnerrelatie, zijn de leden 2 en 3 van dit artikel van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor het bepalen van het partnerpensioen van de gewezen partner ontleend aan de laatste partnerrelatie, slechts de diensttijd kan meetellen vanaf de datum van beëindiging van de daaraan voorafgaande partnerrelatie tot de datum van beëindiging van de laatste partnerrelatie.
14.5. - vervallen per 1 januari 2019 -
14.6. De gewezen partner van de (gewezen) deelnemer ontvangt een bewijs van de aanspraak op partnerpensioen als bedoeld in lid 2 of 3 van dit artikel.
14.7. Het bepaalde in de leden 2 en 3 van dit artikel vindt geen toepassing, indien de (gewezen) deelnemer en diens partner zulks overeenkomen bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding. De overeenkomst is slechts geldig indien aan deze overeenkomst een verklaring van de stichting is gehecht, dat deze bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.
14.8. Xxxxxxx van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap, vindt verevening van het tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap bij de stichting opgebouwde ouderdomspensioen plaats conform de “Wet verevening
pensioenrechten bij scheiding”.
Binnen twee jaren na de datum van echtscheiding, de datum waarop de scheiding van tafel en bed onherroepelijk is geworden of de datum waarop het geregistreerd partnerschap is geëindigd, dient hiervan mededeling te worden gedaan aan de stichting door middel van het daarvoor bestemde formulier, dat bij de stichting te verkrijgen is. Vervolgens ontvangt de (gewezen) echtgenoot of gewezen geregistreerd partner een bewijs van de aanspraak op ouderdomspensioen.
Bij pensioenverevening zijn de leden 9 tot en met 12 van dit artikel van toepassing.
14.9. Het deel van het te verevenen ouderdomspensioen (lid 8) en het partnerpensioen, vastgesteld overeenkomstig lid 2 of lid 3 van dit artikel, kunnen uitsluitend in geval van echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap worden omgezet in een zelfstandig recht op ouderdomspensioen voor de gewezen echtgenoot of gewezen geregistreerde partner, mits wordt voldaan aan het volgende:
a. de omzetting wordt door beide partijen overeengekomen bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap;
b. binnen twee jaren na het tijdstip van echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap is hiervan mededeling gedaan aan de stichting door middel van het daarvoor bestemde, bij de stichting te verkrijgen, formulier;
c. de stichting heeft ingestemd met de omzetting (zie lid 10 van dit artikel).
00.00.Xx stichting zal niet instemmen met de omzetting als bedoeld in lid 9 van dit artikel, indien een andere toeslagregeling is overeengekomen dan die welke is beschreven in artikel 24, of indien de omzetting die wordt overeengekomen voor de stichting verzekeringstechnisch nadelig is. De stichting zal slechts instemmen met de omzetting indien het recht op ouderdomspensioen van de gewezen echtgenoot of gewezen geregistreerd partner ingaat op de, bij de stichting geldende, pensioendatum.
14.11.Pensioenverevening is niet van toepassing indien partijen de “Wet verevening pensioenrechten bij scheiding” hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden,
voorwaarden van geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap.
14.12.- vervallen per 1 januari 2019 -
14.13.Xxxxxxx het ongehuwd samenwonen wordt beëindigd wegens een direct daaropvolgend huwelijk of geregistreerd partnerschap met dezelfde persoon of ingeval een geregistreerd partnerschap wordt beëindigd wegens een direct daarop volgend huwelijk met dezelfde persoon, vindt dit artikel geen toepassing.
14.14.Een gewezen partner met een recht op bijzonder partnerpensioen heeft het recht dit te vervreemden aan een eerdere of latere partner van de overleden deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde, mits:
- het pensioenfonds bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken;
- de vervreemding onherroepelijk is; en
- dit wordt overeengekomen bij een notarieel verleden akte.
Artikel 15. Nadere voorwaarden voor ongehuwd samenwonenden
- Dit artikel is komen te vervallen per 1 januari 2019 -
16.1. Indien ten tijde van het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde één of meer kinderen in leven zijn tot wie de (gewezen) deelnemer in familierechtelijke betrekking staat, zal aan elk van die kinderen een wezenpensioen worden toegekend. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de laatste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overleden is.
Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin het pen- sioengerechtigde kind de 18-jarige leeftijd bereikt of, indien het pensioengerechtigde kind eerder overlijdt, tot en met de maand van overlijden.
Het wezenpensioen bedraagt 14% van het fictieve ouderdomspensioen als omschreven in artikel 12 lid 2.
Ook de stief- en pleegkinderen, in de zin van de Algemene Kinderbijslagwet, van de (gewezen) deelnemer hebben recht op wezenpensioen als bovenbedoeld.
16.2. Niet pensioengerechtigd zijn de kinderen voor wie de familierechtelijke betrekking tot de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde is ontstaan, of die de hoedanigheid van stiefkind hebben verkregen bij of tijdens een partnerrelatie aangegaan na de pensioendatum of die na die datum als pleegkind zijn aangenomen.
16.3. Tevens komen in aanmerking voor wezenpensioen kinderen als bedoeld in lid 1 van dit artikel nadat zij 18 jaar zijn geworden, indien en zolang de voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding bij een door het bestuur erkende instelling. Het wezenpensioen bedraagt 14% van het fictieve ouderdomspensioen als omschreven in artikel 12 lid 2. Om voor dit wezenpensioen in aanmerking te komen, dient een bewijs van inschrijving bij bedoelde instelling aan het bestuur te worden overgelegd. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd zolang het kind staat ingeschreven bij de betreffende onderwijsinstelling, maar uiterlijk tot het einde van de maand waarop het pensioengerechtigde kind de 27-jarige leeftijd heeft bereikt of, indien het pensioengerechtigde kind eerder overlijdt, tot het einde van de maand van overlijden.
16.4. Het totaal van het uit te keren wezenpensioen zal niet meer bedragen dan 70% van het fictieve ouderdomspensioen, dat op overeenkomstige wijze wordt berekend als omschreven in artikel 12 lid 2.
16.5. Wanneer beide ouders overleden zijn, wordt de aanspraak per kind verdubbeld.
16.6. Het totaal van het uit te keren dubbele wezenpensioen zal niet meer bedragen dan 140% van het fictieve ouderdomspensioen, dat op overeenkomstige wijze wordt berekend als omschreven in artikel 12 lid 2.
Artikel 17. Maximum partner- en wezenpensioen
- Dit artikel is komen te vervallen per 1 januari 2019 -
Artikel 18. Wijze van uitbetaling van de pensioenen
18.1. Betaling van de pensioenen geschiedt door of namens de stichting in maandelijkse termijnen bij betaling achteraf op een door de rechthebbende aan te wijzen bank- of girorekening, tenzij tussen de stichting en de rechthebbende een andere wijze van betaling is overeengekomen.
18.2. De betaling van elke pensioentermijn kan afhankelijk worden gesteld van de overlegging van een bewijs van in leven zijn van rechthebbende.
18.3. Op de pensioenuitkeringen zullen worden ingehouden die belastingen en heffingen welke de stichting verplicht is af te dragen ingevolge de op het tijdstip van betaling van kracht zijnde wetten of besluiten.
Artikel 19. Voortijdige beëindiging van het deelnemerschap
19.1. Indien een deelnemer vóór de pensioendatum ophoudt deelnemer te zijn, heeft de gewezen deelnemer recht op premievrije pensioenaanspraken.
19.2. De totale premievrije pensioenaanspraak als bedoeld in lid 1 van dit artikel wordt bepaald door het pensioen dat de gewezen deelnemer bij voortzetting van het deelnemerschap tot de pensioendatum had kunnen behalen, te verminderen met het deel daarvan dat zou zijn opgebouwd in de periode tussen de datum van beëindiging van het deelnemerschap en de pensioendatum. Hierbij wordt uitgegaan van de gegevens zoals deze gelden op het tijdstip waarop de deelneming is beëindigd.
19.3. Indien een deelnemer onbetaald verlof of levensloopverlof opneemt, vindt gedurende de periode van verlof geen opbouw van ouderdoms-, partner- en wezenpensioen plaats en vervalt de aanspraak op vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid.
19.4. Gedurende de verlofperiode behoudt de partner van de deelnemer aanspraak op het opgebouwde partnerpensioen en ieder kind van de deelnemer aanspraak op het opgebouwde wezenpensioen.
19.5. Daarnaast heeft de partner van de deelnemer aanspraak op partnerpensioen op risicobasis bij opname van verlof, mits de verlofperiode niet langer duurt dan 18 maanden. Dit partnerpensioen is gelijk aan het verzekerde partnerpensioen bij ingang van het verlof.
19.6. Na afloop van het verlof wordt de opbouw van het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen voortgezet op basis van het laatst geldende pensioengevend jaarsalaris. De periode waarin verlof is opgenomen wordt niet als diensttijd beschouwd.
19.7. De bepalingen over onbetaald verlof gelden niet voor zwangerschapsverlof. Tijdens zwangerschapsverlof gaat de opbouw van ouderdoms-, partner- en wezenpensioen door, evenals de aanspraak op vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid.
19.8. -vervallen per 1 januari 2019 -
20.1 Bij aanvang van deelname aan de pensioenregeling werkt de stichting mee aan waardeoverdracht, indien de deelnemer hier op grond van de Pensioenwet recht op heeft.
20.2 De waarde van de elders verzekerde pensioenaanspraken zal na waardeoverdracht worden aangewend voor extra pensioenaanspraken voor ouderdomspensioen en partnerpensioen, overeenkomstig de in dit reglement opgenomen bepalingen.
20.3 In geval van een individuele beëindiging van het deelnemerschap heeft de gewezen deelnemer het recht om, conform het in of krachtens de Pensioenwet bepaalde, de overdrachtswaarde te laten overmaken naar de volgens de Pensioenwet toegelaten pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever ten einde daar extra pensioenaanspraken te verwerven.
20.4 In overige gevallen, die niet in dit artikel worden genoemd, werkt de stichting mee aan waardeoverdracht indien daartoe een wettelijk recht bestaat. Indien er geen wettelijk recht op waardeoverdracht bestaat, is de stichting bevoegd om mee te werken aan waardeoverdracht indien een (gewezen) deelnemer hierom verzoekt, en de Pensioenwet de bevoegdheid hiertoe geeft.
20.5 De waardeoverdracht wordt uitgevoerd in overeenstemming met hetgeen bij of krachtens de Pensioenwet hieromtrent wordt bepaald.
20.6 In geval van overdracht van de pensioenaanspraken naar een andere verzekeringsmaatschappij of pensioenfonds of bij afkoop van pensioenrechten als is toegestaan krachtens de Pensioenwet vervallen ongeacht het bepaalde in dit artikel, alle pensioenaanspraken jegens de stichting.
Artikel 21. Bedrijfstakpensioenfonds
21.1. Voor (gewezen) deelnemers die ooit deelnamen in een bedrijfstakpensioenfonds gedurende een periode waarover ingevolge dit reglement aanspraken worden toegekend, worden die aanspraken verminderd met de aanspraken over die periode bij het bedrijfstakpensioenfonds.
Artikel 22. Beperkende bepalingen
22.1 - vervallen per 1 januari 2019 -
22.2 Ingeval van een financieel tekort – de financiële situatie van de collectiviteitkring is zodanig dat de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt – kan het bestuur besluiten de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten te verminderen. Hiertoe zal het bestuur slechts besluiten indien is gebleken dat de stichting niet in staat is binnen een redelijke termijn het financiële tekort op andere wijze op te lossen zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden onevenredig worden geschaad en alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om uiterlijk binnen een jaar het tekort te hebben opgelost. Ingeval de stichting besluit tot korting van de rechten informeert de stichting de deelnemers, gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. De vermindering zal op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers en gewezen partners en de toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd. De vermindering zal op zijn vroegst drie maanden nadat de pensioengerechtigden hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
22.3 - vervallen per 1 januari 2019 -
Artikel 23. Reductiebepalingen
Dit artikel is komen te vervallen per 1 januari 2019 -
Artikel 24. Voorwaardelijke toeslagverlening
24.1. De stichting heeft de ambitie om jaarlijks per 31 december de opgebouwde aanspraken op ouderdoms- en partnerpensioen van (gewezen) deelnemers en de ingegane ouderdoms- en partnerpensioenen te verhogen volgens de prijsindex alle huishoudens. Onder de prijsindex alle huishoudens wordt verstaan de jaarontwikkeling van het door het CBS gepubliceerde consumentenprijsindexcijfer voor alle huishoudens per 30 september van het betreffende kalenderjaar.
24.2. Uitgangspunt voor de hoogte van de toeslagverlening op de pensioenaanspraken en pensioenrechten vormt de financiële positie van de collectiviteitkring. Als maatstaf voor de financiële positie wordt de beleidsdekkingsgraad van de collectiviteitkring gehanteerd.
24.3. De mate van toeslagverlening wordt jaarlijks door het Bestuur vastgesteld. Daarbij gelden de bepalingen van de Pensioenwet op het gebied van voorwaardelijke toeslagverlening. Er bestaat geen recht op toeslagen. Bovendien wordt door de stichting binnen de collectiviteitkring geen reserve aangehouden of een extra premie gevraagd om in de toekomst toeslagen te kunnen toekennen.
24.4. Afhankelijk van de hoogte van de beleidsdekkingsgraad van de collectiviteitkring per 30 september van het jaar voorafgaand aan de toekenningsdatum, worden ten aanzien van de reguliere toeslagverlening van de opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane pensioenrechten de volgende mogelijkheden onderscheiden:
a. Bij een beleidsdekkingsgraad lager dan 110% (de wettelijke toeslagdrempel), wordt geen toeslag verleend;
b. Bij een beleidsdekkingsgraad vanaf 110%, kan een reguliere toeslag worden verleend. Voorwaarde is dat de reguliere toeslagverlening toekomstbestendig is. Dit betekent dat bij de bepaling van de mate van toeslagverlening de omvang van het vereist eigen vermogen boven de toeslagdrempel van 110% (de toeslagruimte) zodanig dat hieruit
naar verwachting naar de toekomst toe een permanente toeslagverlening van diezelfde hoogte zou kunnen worden gefinancierd.
c. Incidentele toeslagverlening voor compensatie van in het verleden niet toegekende toeslag of herstellen van kortingen, kan alleen worden verleend indien:
1. die toeslagverlening geen gevolgen heeft voor de reguliere toeslag;
2. de beleidsdekkingsgraad minimaal het niveau van het vereist eigen vermogen behoudt;
3. maximaal een vijfde van het vermogen wat voor incidentele toeslagverlening beschikbaar is op basis van de hiervoor onder a. en b. genoemd wordt aangewend.
24.5 Een incidentele toeslagverlening komt pas na de reguliere toeslagverlening. Het herstellen van kortingen en inhaaltoeslagen is fiscaal gemaximeerd tot de werkelijk in het verleden aangebrachte korting of gemiste toeslag, inclusief de aangebrachte korting of gemiste toeslag bij de Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam. Bij de incidentele toeslagverlening wordt onderstaande volgorde aangehouden:
a. De korting op nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten van 3% doorgevoerd op 31 december 2010 herstellen;
b. Het herstellen van de openstaande inhaaltoeslagverlening of kortingen. Voor de (gedeeltelijke) inhaaltoeslagverlening wordt het meest recente jaar van een gemiste toeslag of korting het eerst ingehaald.
c. De korting op nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten van 7% doorgevoerd op 1 april 2013 door Pensioenfonds Ballast Nedam herstellen;
d. Is na het herstellen van de inhaaltoeslagen nog vermogen beschikbaar, dan wordt (binnen de fiscale grenzen) het meerdere toegekend middels een extra toeslag.
Artikel 25. Plichten van rechthebbenden
25.1. Een ieder die aan dit reglement aanspraken of rechten ontleent is verplicht medewerking te verlenen aan de juiste naleving van dit reglement.
25.2. Uitbetaling geschiedt op verzoek van de rechthebbende. Indien als gevolg van overlijden van een (gewezen) deelnemer pensioen moet worden uitgekeerd, zal een uittreksel uit het register van overlijden moeten worden overgelegd, tenzij de betrokkene is ingeschreven in de Basisregistratie Personen.
25.3. - vervallen per 1 januari 2019 -
25.4. De stichting en de vennootschap of groepsonderneming aanvaarden geen enkele aansprakelijkheid voor schade voortvloeiende uit het niet of niet tijdig voldoen aan bovengenoemde verplichtingen.
Artikel 26. AOW/Anw-compensatie
26.1. Op verzoek van de vennootschap of de groepsonderneming zal de stichting ten behoeve van deelnemers die naar het buitenland worden uitgezonden de gevolgen voor de AOW/Anw-uitkering compenseren, gedurende de duur van de uitzending.
26.2. De korting op de AOW-uitkering, die als gevolg van uitzending naar het buitenland optreedt, wordt door de stichting gecompenseerd door een aanvulling – ingaande bij het bereiken van de pensioendatum – op het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 10. Deze compensatie bedraagt per naar het buitenland uitgezonden jaar 2% van de laatst geldende franchise zoals deze geldt bij Bpf Bouw. De franchise zal nimmer meer bedragen
dan een bedrag ter grootte van 10/7e deel van de AOW-uitkering, inclusief vakantietoeslag, voor een gehuwde met een partner met een ingegane AOW-uitkering, geldend per 1 januari van ieder jaar.
26.3. Tevens wordt ten behoeve van de partner van de deelnemer een Anw-compensatie verzekerd. Deze Anw-compensatie is ter grootte van de weduwen/weduwnaarsuitkering, gebaseerd op de Anw-uitkering, inclusief vakantietoeslag, geldend per 1 januari van ieder jaar.
26.4. Toekenning van de aanspraak op AOW/Anw-compensatie geschiedt op basis van een jaarlijks door de vennootschap of de groepsonderneming te verstrekken opgave van de namen van de deelnemers en de perioden waarop dit artikel betrekking heeft.
26.5. In geval van beëindiging van het deelnemerschap vóór de pensioendatum, wordt de aanspraak als bedoeld in lid 2 premievrij gemaakt en nadien jaarlijks aangepast op grond van artikel 24 van dit reglement. Er wordt geen aanspraak op Anw-compensatie verkregen.
26.6. De kosten van deze AOW/Anw-compensatie komen jaarlijks ten laste van de vennootschap of de groepsonderneming.
26.7 Vanaf 1 januari 2019 wordt niet langer uitvoering gegeven aan dit artikel.
Artikel 27. Onvoorziene gevallen
In die gevallen waarin dit reglement niet mocht voorzien beslist het bestuur, onverminderd zijn verplichtingen om het tot stand komen van een passende aanvulling of wijziging van dit reglement te bevorderen indien verwacht moet worden dat het onvoorziene geval zich niet slechts incidenteel zal voordoen.
Artikel 28. Klachten en geschillen
Een belanghebbende kan een klacht indienen en een geschil aanhangig maken overeenkomstig de procedure zoals opgenomen in het klachten- en geschillenbeleid van het pensioenfonds.
Artikel 29. Overgangsbepalingen
29.1. Voor diegenen die op 1 januari 1996 jonger waren dan 22 jaar en verder voldoen aan de vereisten van deelname overeenkomstig artikel 2, geldt met terugwerkende kracht als tijdstip van aanvang van het deelnemerschap de datum van aanvang van het dienstverband.
Voor diegenen die vóór 1 januari 1987 deelnamen aan de pensioenregeling conform het vóór die datum geldende pensioenreglement geldt als vroegste leeftijd van aanvang van het deelnemerschap de 25-jarige leeftijd.
29.2. Alleenstaandenpensioen
a. Per 1 januari 1998 is de opbouw van alleenstaandenpensioen als bedoeld in het tot 1 januari 1998 geldende pensioenreglement beëindigd. De betrokken deelnemers hebben op 31 december 1997 op basis van het toen geldende pensioenreglement een premievrije aanspraak op alleenstaandenpensioen verkregen, die overeenkomstig artikel 24, jaarlijks kan worden aangepast. Het toen geldende pensioenreglement is van toepassing op de premievrije aanspraken op alleenstaandenpensioen, voor zover daar in dit pensioenreglement van de Collectiviteitkring niet van wordt afgeweken.
b. Het alleenstaandenpensioen als bedoeld in a. van dit lid bedraagt voor elk deelnemersjaar – met een maximum van 40 deelnemersjaren – 0,5% van de franchise, zoals die gold voor het jaar 1997.
c. Het alleenstaandenpensioen zoals bedoeld in dit artikel zal samen met het extra ouderdomspensioen dat verkregen wordt na toepassing van artikel 11 lid 10, nooit lager zijn dan het in 1997 te bereiken alleenstaandenpensioen
d. Het alleenstaandenpensioen kent een standaard ingangsdatum die gelijk is aan de eerste dag van de maand van het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Op basis van artikel 11 kan dit pensioen worden uitgesteld of vervroegd. Bij het aangaan van een partnerrelatie na de ingang van het alleenstaandenpensioen, vervalt de uitkering van het alleenstaandenpensioen niet.
29.3. Het bepaalde in dit reglement is eveneens van toepassing op de onder het tot 1 januari 2005 geldende pensioenreglement opgebouwde aanspraken van alle deelnemers en gewezen deelnemers.
29.4. Voor de tot 1 januari 2014 opgebouwde ouderdoms- en partnerpensioen geldt een standaard ingangsdatum, van de eerste dag van de maand waarin betrokkene 65 wordt, voor deze pensioenen is dit pensioenreglement van toepassing.
29.5. Voor de tot 1 januari 2014 opgebouwde AOW/Anw-compensatie, op basis van artikel 26, geldt een standaard ingangsdatum, die gelijk is aan de eerste dag van de maand van het bereiken van de 65-jarige leeftijd, deze pensioenen kunnen op basis van artikel 11 leden 4 en 7 worden vervroegd of uitgesteld.
29.6. Voor diegenen die op 1 januari 2016 reeds arbeidsongeschikt zijn en recht hebben op een premievrije pensioenopbouw conform artikel 9 wordt de fictieve pensioengrondslag vastgesteld door het (gemaximeerde) jaarsalaris van dat jaar te verminderen met de franchise zoals deze van toepassing is bij Bpf Bouw. Het jaarsalaris wordt elk volgend jaar aangepast conform artikel 9.2.
29.7. Voor diegenen die hun deelneming vrijwillig voortzetten conform artikel 19 sinds vóór 1 januari 2016 wordt de fictieve pensioengrondslag vastgesteld door het (gemaximeerde) jaarsalaris van dat jaar te verminderen met de franchise zoals deze van toepassing is bij Bpf Bouw. Het jaarsalaris wordt elk volgend jaar aangepast conform artikel 19.8 sub d.
29.8. Indien de deelneming is geëindigd vóór 1 januari 2019 kan de Stichting pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer laten vervallen als op de pensioendatum het ouderdomspensioen per jaar € 2,- of minder bedraagt. Indien de deelneming is geëindigd vóór 1 januari 2018 kan de Stichting:
• pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer overdragen naar de pensioenuitvoerder waar de betrokken gewezen deelnemer pensioenaanspraken verwerft, als op de pensioendatum het ouderdomspensioen per jaar niet meer bedraagt dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag;
• pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer niet eerder dan twee jaar na het einde van de deelneming afkopen als op de pensioendatum het ouderdomspensioen per jaar niet meer bedraagt dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag. De Stichting kan de pensioenaanspraken alleen afkopen als de gewezen deelnemer daarmee instemt, tenzij de gewezen deelnemer binnen zes maanden na de termijn van twee jaar over de afkoop wordt geïnformeerd.
Artikel 30. Vrijstelling wegens gemoedsbezwaren
- Dit artikel is komen te vervallen per 1 januari 2019 -
Dit reglement treedt in werking per 1 juli 2024.
A) Vroegpensioenregeling
In aanvulling op het vroegpensioenreglement 2005 gelden de volgende bepalingen.
1) Vanaf 1 januari 2006 wordt er geen vroegpensioen meer opgebouwd.
2) Per 31 december 2005 zijn voor deelnemers aan de vroegpensioenregeling premievrije aanspraken op vroegpensioen overeenkomstig artikel 5 van het vroegpensioenreglement 2005 toegekend.
3) Vanaf 1 januari 2006 is het verlenen van een toeslag voor het opgebouwde vroegpensioen gelijk aan hetgeen omschreven is in artikel 24 van het pensioenreglement.
4) Vanaf 1 januari 2013 zijn de overgangsregelingen van toepassing zoals vermeld in artikel 28 van het pensioenreglement.
5) Het vroegpensioen wordt geïndexeerd op dezelfde wijze als de in artikel 24 lid 1 genoemde aanspraken.
6) Het vroegpensioen wordt na het einde van de deelneming of pensionering afgekocht of overgedragen met inachtneming van de artikelen 4 en 28.
7) Artikel 10.2. van het vroegpensioenreglement is komen te vervallen.
8) Vervroeging en uitstel van vroegpensioen vindt plaats conform de factoren opgenomen in de bijlage.
9) Uitruil van vroegpensioen naar ouderdomspensioen (inclusief of exclusief bijbehorend partnerpensioen) vindt plaats conform de factoren opgenomen in de bijlage.
Artikel 14 is vervallen en vervangen door artikel 24 “voorwaardelijke toeslagverlening” van het pensioenreglement met dien verstande dat overal waar ouderdomspensioen en partnerpensioen staat vermeld, dit vervangen dient te worden door vroegpensioen.
B) Bijspaarregeling
-vervallen per 1 januari 2019 -
Bijlage 1A, Vroegpensioenreglement van de Collectiviteitkring Ballast Nedam
In dit vroegpensioenreglement wordt verstaan onder:
Stichting:
Stichting Algemeen Pensioenfonds Stap.
Bestuur:
het bestuur van de stichting.
Vennootschap:
Ballast Nedam N.V., gevestigd te Nieuwegein.
Groepsonderneming:
de onderneming welke rechtstreeks of middellijk is verbonden met de vennootschap, indien en voor zover door de Raad van Bestuur als zodanig aangewezen.
Raad van Bestuur:
de Raad van Bestuur van de vennootschap.
Medewerker:
de man of vrouw die een arbeidsovereenkomst met de vennootschap of de groepsonderneming heeft waarop, wat de primaire arbeidsvoorwaarden betreft, de beloningsstructuur van Ballast Nedam van toepassing is dan wel met behoud van een arbeidsovereenkomst met de vennootschap of de groepsonderneming vanuit Nederland is uitgezonden naar het buitenland. Partner:
diegene met wie de (gewezen) deelnemer vóór de pensioendatum:
a. is gehuwd (echtgenoot);
b. een geregistreerd partnerschap bij de burgerlijke stand is aangegaan (geregistreerde partner);
c. ongehuwd samenwoont (ongehuwd samenwonende partner), mits:
1. diegene 18 jaar of ouder is;
2. tussen hen geen bloed- of aanverwantschap in de rechte lijn bestaat;
3. er sprake is van een gezamenlijke huishouding. Van een gezamenlijke huishouding is sprake als:
a. er een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst is opgemaakt; of
b. de (gewezen) deelnemer en degene met wie hij of zij ongehuwd samenwoont ten minste zes maanden op hetzelfde adres zijn ingeschreven volgens de Basisregistratie Personen.
Partnerrelatie:
het huwelijk, geregistreerd partnerschap of ongehuwd samenwonen.
Pensioendatum:
de eerste dag van de maand van het bereiken van de 65-jarige leeftijd.
Pensioenreglement:
het pensioenreglement waarin de aanspraken op ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen zijn geregeld.
Jaarsalaris:
dertien maal het in de eerste periode van 4 weken van enig kalenderjaar, dan wel het bij aanvang van het deelnemerschap, in Nederland geldende salaris verhoogd met de vakantiebijslag.
Gratificaties, tantièmes en andere bijzondere beloningen worden niet tot het jaarsalaris gerekend.
Vroegpensioendatum:
de eerste dag van de maand van het bereiken van de 62-jarige leeftijd.
Dienstjaar
elk kalenderjaar of gedeelte van een kalenderjaar, in dat geval pro rata, na 1 januari 1999 door de medewerker in dienst van de vennootschap of groepsonderneming doorgebracht, daaronder tevens begrepen het aantal (fictieve) dienstjaren dat overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 is ingekocht.
2.1 Deelnemer zijn degenen die op of na 1 januari 1999 medewerker zijn respectievelijk worden en die op grond van hun arbeidsovereenkomst verplicht zijn deel te nemen aan het Ballast Nedam Pensioenreglement. Geen deelnemer worden de medewerkers die reeds verplicht deelnemen aan een andere pensioenregeling, niet zijnde van de vennootschap of groepsonderneming.
Door deelname aan dit reglement onderwerpt de deelnemer zich aan de bepalingen van dit reglement.
2.2 Het deelnemerschap eindigt:
a. op de vroegpensioendatum;
b. vóór de vroegpensioendatum, indien en zodra de deelnemer uit dienst treedt van de vennootschap of de groepsonderneming, anders dan ten gevolge van tijdens het deelnemerschap ontstane arbeidsongeschiktheid;
c. bij overlijden, met ingang van de dag na overlijden van de deelnemer.
2.3 Jaarlijks verstrekt de stichting aan iedere deelnemer een opgave van:
a. de hoogte van de pensioenaanspraken welke de deelnemer kan bereiken indien hij/zij tot de vroegpensioendatum deelnemer blijft;
b. de hoogte van de pensioenaanspraken welke de deelnemer reeds heeft bereikt.
2.4 Onverminderd het bepaalde in artikel 5 lid 3 verstrekt de stichting op verzoek aan de (gewezen) deelnemer binnen drie maanden na dat verzoek een opgave van de hoogte van de pensioenaanspraken, vermeerderd met de na beëindiging van het deelnemerschap toegekende toeslagen als bedoeld in artikel 14. Er kan een vergoeding worden gevraagd voor de aan deze opgave verbonden kosten.
2.5 De aanspraken op vroegpensioen van een (gewezen) deelnemer kunnen zonder toestemming van de echtgenoot of de geregistreerde partner niet bij overeenkomst tussen die (gewezen) deelnemer en de stichting of de vennootschap of de groepsonderneming worden verminderd, anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de Pensioen- en spaarfondsenwet, tenzij de (gewezen) deelnemer en diens echtgenoot of geregistreerde partner het recht op pensioenverevening ingevolge de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten.
2.6 Waar in dit reglement over pensioenen / pensioenaanspraken wordt gesproken, worden de pensioenen / pensioenaanspraken bedoeld rekening houdend met de in de leden 1 tot en met 3 van artikel 3 omschreven voorwaardelijkheid.
Artikel 3. Aard van de pensioenaanspraken
3.1 Met inachtneming van de overige bepalingen van dit reglement heeft de deelnemer een aanspraak op vroegpensioen.
3.2 Het vroegpensioen bedraagt per dienstjaar 2% van het voor dat jaar geldende jaarsalaris, rekening houdend met het bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel.
De hoogte van het vroegpensioen is in die zin begrensd dat deze nimmer zal leiden tot aanspraken, die niet zijn vrijgesteld als loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 en de Coördinatiewet Sociale Verzekering.
3.3 Degene die vanaf de vroegpensioendatum vroegpensioen ontvangt, heeft in de periode vanaf de vroegpensioendatum tot de pensioendatum recht op voortzetting van pensioenopbouw als bedoeld in het pensioenreglement, alsmede op een compensatie voor de door hem/haar tijdens vroegpensioen verschuldigde premies voor de ziektekostenverzekering; bedoelde compensatie wordt door het bestuur vastgesteld. Het bepaalde in de eerste volzin van dit lid is niet van toepassing op deelnemers die wegens arbeidsongeschiktheid reeds recht hebben op volledige voortzetting van pensioenopbouw als bedoeld in het pensioenreglement.
3.4 - vervallen per 1 januari 2019 -
3.5 - vervallen per 1 januari 2019 -
3.6 - vervallen per 1 januari 2019 -
Artikel 4. Ingang, vervroeging en uitstel van vroegpensioen
4.1 Ingang van het vroegpensioen op de vroegpensioendatum.
Het vroegpensioen gaat, behoudens het bepaalde in de leden 2 en 3 van dit artikel, in op de vroegpensioendatum en eindigt op de pensioendatum dan wel op de dag dat de (gewezen) deelnemer eerder overlijdt. Het vroegpensioen, met inbegrip van het ouderdomspensioen welke op grond van artikel 20 van het pensioenreglement vervroegd ingaat, mag niet meer bedragen dan 85% van het laatstgeldende jaarsalaris.
4.2 Ingang van het vroegpensioen vóór de vroegpensioendatum.
De stichting stelt de deelnemer in de gelegenheid het vroegpensioen te laten ingaan op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer vóór het bereiken van de vroegpensioendatum uit dienst treedt, doch niet eerder dan de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 55-jarige leeftijd bereikt, een en ander onder de volgende voorwaarden:
a. betrokkene dient het voornemen om vóór de vroegpensioendatum uit dienst te treden ten minste drie maanden vóór de gewenste uittredingsdatum aan de vennootschap of de groepsonderneming kenbaar te maken;
b. het op de uittredingsdatum opgebouwde vroegpensioen gaat in op die datum en wordt op collectief actuarieel gelijkwaardige wijze verlaagd; een en ander op basis van de in de bijlage bij dit reglement opgenomen uitruilverhouding
c. - vervallen per 1 januari 2019 -
d. – vervallen per 1 januari 2019 -
4.3 Ingang van het vroegpensioen na de vroegpensioendatum.
De stichting stelt de deelnemer in de gelegenheid het vroegpensioen te laten ingaan op de eerste dag van een maand gelegen na het bereiken van de vroegpensioendatum indien en voorzover de dienstbetrekking wordt voortgezet, doch niet later dan de pensioendatum dan wel vervroegde ingang van het ouderdomspensioen, een en ander onder de volgende voorwaarden:
a. de deelnemer dient zijn voornemen om na de vroegpensioendatum uit dienst te treden ten minste drie maanden vóór de vroegpensioendatum aan de vennootschap of groepsonderneming kenbaar te maken;
b. het op de vroegpensioendatum opgebouwde vroegpensioen wordt uitgesteld
tot de gewenste uittredingsdatum; uitstel van vroegpensioen leidt tot verhoging van het vroegpensioen; een en ander op basis van de in de bijlage bij dit reglement opgenomen ruilverhouding. Het vroegpensioen, met inbegrip van het ouderdomspensioen welke op grond van artikel 20 van het pensioenreglement vervroegd ingaat, mag niet meer bedragen dan 100% van het laatst geldende jaarsalaris. Bij overschrijding van de in de vorige volzin bedoelde grens wordt het meerdere in overleg met de deelnemer aangewend voor ouderdomspensioen en bijbehorende nabestaandenpensioen als bedoeld in het pensioenreglement; een en ander op basis van de in de bijlage bij dit reglement opgenomen ruilverhouding en met inachtneming van de fiscale grenzen als vermeld in sub e;
c. voor de periode vanaf het bereiken van de vroegpensioendatum tot de uittredingsdatum vindt geen opbouw voor vroegpensioen plaats;
d. betrokkene heeft in de periode vanaf de uittredingsdatum tot de pensioendatum recht op voortzetting van pensioenopbouw als bedoeld in het pensioenreglement, alsmede op een compensatie voor de door hem/haar tijdens vroegpensioen verschuldigde premies voor de ziektekostenverzekering
(artikel 3 lid 3);
e. ingeval de deelnemer tot de pensioendatum in dienst blijft en geen vroegpensioen heeft ontvangen, zal het opgebouwde vroegpensioen leiden tot actuariële verhoging van het ouderdomspensioen en bijbehorend nabestaandenpensioen als bedoeld in het pensioenreglement; een en ander op basis van de in de bijlage bij dit reglement opgenomen ruilverhouding. Het ouderdomspensioen mag (tezamen met de te ontvangen AOW-uitkering) niet meer bedragen dan 100% van het laatst geldende jaarsalaris. Het nabestaandenpensioen mag (tezamen met de te ontvangen AOW- uitkering) niet meer bedragen dan 70% van het laatst geldende jaarsalaris. Hetgeen niet kan worden aangewend voor actuariële verhoging van het ouderdomspensioen en bijbehorend nabestaandenpensioen komt ten gunste van de stichting.
4.4 De uitruilverhouding als bedoeld in lid 2 sub b en c en lid 3 sub b en e wordt door het bestuur voor een bepaalde periode vastgesteld. Na afloop van de periode waarvoor de uitruilverhouding is vastgesteld, kan het bestuur een nieuwe uitruilverhouding vaststellen. Een zodanige wijziging geldt voor alle (gewezen) deelnemers die nog geen gebruik hebben gemaakt van de in lid 2 bedoelde vervroeging of de in lid 3 bedoelde uitstel van vroegpensioen.
Artikel 5. Bepalingen ter zake van voortijdige beëindiging deelnemerschap
5.1 Bij beëindiging van het deelnemerschap (anders dan door overlijden of vervroegd pensioneren als bedoeld in artikel 4 lid 2) vóór de vroegpensioendatum, wordt voor de (gewezen) deelnemer een premievrije aanspraak op vroegpensioen, ingaande op de vroegpensioendatum, vastgesteld. Jaarlijks wordt deze premievrije aanspraak op grond van artikel 14 aangepast. De (gewezen) deelnemer kan de stichting verzoeken eerder dan wel later dan de vroegpensioendatum vroegpensioen te ontvangen. Het vroegpensioen wordt in dat geval op collectief actuarieel gelijkwaardige wijze herrekend. Het vroegpensioen kan
niet eerder ingaan dan op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 55-jarige leeftijd bereikt. Het vroegpensioen kan niet later ingaan dan op de (vervroegde) pensioendatum. Het vroegpensioen kan slechts worden uitgesteld indien en zolang er sprake is van een dienstbetrekking bij een andere werkgever.
5.2 De premievrije aanspraak als bedoeld in lid 1 van dit artikel wordt bepaald door het pensioen dat de (gewezen) deelnemer bij voortzetting van het deelnemerschap tot de vroegpensioendatum had kunnen behalen, te verminderen met het deel daarvan dat zou zijn opgebouwd in de periode tussen de datum van beëindiging van het deelnemerschap en de vroegpensioendatum. Hierbij wordt uitgegaan van de gegevens zoals deze gelden op het tijdstip waarop de deelneming is beëindigd.
5.3 De (gewezen) deelnemer ontvangt een bewijs van de premievrije aanspraak op vroegpensioen.
5.4 Indien de deelneming binnen één jaar na aanvang is beëindigd, anders dan door overlijden of het bereiken van de vroegpensioendatum, zal de stichting uiterlijk binnen twee jaar na beëindiging van het deelnemerschap het door de deelnemer betaalde deel van de premie restitueren. Dit lid vindt geen toepassing als de (gewezen) deelnemer bij beëindiging van het deelnemerschap de stichting heeft verzocht om waardeoverdracht volgens artikel 6 en deze waardeoverdracht ook daadwerkelijk zal plaatsvinden.
6.1 De stichting zal:
a. op verzoek van een (gewezen) deelnemer aanspraken als bedoeld in dit reglement afkopen, indien die afkoop er toe strekt het de rechthebbende mogelijk te maken om onder aanwending van die afkoopsom bij de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever aanspraken op pensioen te verwerven;
b. op verzoek van een deelnemer een in het kader van het wettelijk recht op waardeoverdracht aangeboden afkoopsom mede aanwenden ter verwerving van aanspraken op vroegpensioen voor die deelnemer.
Een en ander geschiedt indien wordt voldaan aan de in artikel 32b van de Pensioen- en spaarfondsenwet neergelegde vereisten. De vaststelling van de waarde van de af te kopen aanspraken op pensioen, de met een aangeboden afkoopsom in te kopen aanspraken op pensioen en de procedure van waardeoverdracht vindt plaats overeenkomstig het Besluit reken- en procedureregels recht op waardeoverdracht.
6.2 Bij uitdiensttreding en overgang naar een andere werkgever kan op verzoek van de deelnemer de stichting de opgebouwde aanspraken overdragen naar de nieuwe pensioenuitvoerder. De stichting is hiertoe aangesloten bij Het Circuit voor waardeoverdracht. In het geval dat de pensioenuitvoerder waarnaar wordt overgedragen, is aangesloten bij het Circuit voor waardeoverdracht vindt de procedure van waardeoverdracht plaats op basis van de reken- en procedureregels geldend bij Het Circuit voor waardeoverdracht.
6.3 De stichting is tevens bevoegd mee te werken aan een overdracht van pensioen of premievrije aanspraken op pensioen buiten het kader van het bepaalde in de vorige leden van dit artikel. Hierbij dient te worden voldaan aan de in artikel 32a en 32ba van de Pensioen- en spaarfondsenwet opgenomen voorschriften.
6.4 In geval van toetreding casu quo van uittreding van een collectiviteit, zal voor hen de pensioenvoorziening voortvloeiend uit dit reglement worden berekend met inachtneming
van de alsdan bij de stichting toegepaste actuariële grondslagen en methoden. Bovendien zal het bestuur na advies van de actuaris bepalen in welke mate bij toetreding aan de vrije middelen van de stichting zal moeten worden bijgedragen casu quo in welke mate bij uittreding vrije middelen zullen worden overgedragen.
7.1 In geval van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap, vindt verevening van het tijdens het huwelijk respectievelijk geregistreerd partnerschap bij de stichting opgebouwde vroegpensioen plaats conform de “Wet verevening pensioenrechten bij scheiding" (pensioenverevening).
7.2 Binnen twee jaren na de datum van echtscheiding, de datum waarop de scheiding van tafel en bed onherroepelijk is geworden of de datum waarop het geregistreerd partnerschap is geëindigd, dient hiervan mededeling te worden gedaan aan de stichting door middel van het daarvoor bestemde formulier, dat bij de stichting te verkrijgen is. De stichting of de herverzekeraar zal aan de (gewezen) echtgenoot of gewezen geregistreerde partner een bewijsstuk verstrekken van de premievrije aanspraak op vroegpensioen. De (gewezen) deelnemer wordt hiervan op de hoogte gesteld.
7.3 Pensioenverevening is niet van toepassing indien partijen de “Wet verevening pensioenrechten bij scheiding” hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden,
voorwaarden van geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap.
Artikel 8. Vroegpensioen en arbeidsongeschiktheid
Indien de (gewezen) deelnemer aanspraken op vroegpensioen heeft en tevens een periodieke uitkering ingevolge arbeidsongeschiktheid geniet, geldt het navolgende:
a. het totaal van de periodieke uitkeringen ingevolge arbeidsongeschiktheid en het vroegpensioen zal nimmer meer bedragen dan 70% van het laatst verdiende jaarsalaris;
b. bij overschrijding van bovengenoemde 70% zal het gedeelte van het vroegpensioen, dat leidt tot deze overschrijding, pas op 65-jarige leeftijd tot uitkering komen en alsdan worden aangewend voor verhoging van het ouderdomspensioen en bijbehorend nabestaandenpensioen als bedoeld in het pensioenreglement (een en ander voor zover fiscaal is toegestaan).
Artikel 9. Verplichte bedrijfstak- of andere Vut-/vroegpensioenregeling
9.1 Voor (gewezen) deelnemers die deelnemer zijn of waren aan een verplichte bedrijfstak of andere Vut- of vroegpensioenregeling gedurende een periode waarover ingevolge dit reglement aanspraken worden toegekend, worden die aanspraken berekend over dat deel van het jaarsalaris dat gedurende die periode uitgaat boven de maximum grondslag, zoals genoemd in de verplichte bedrijfstak of andere Vut- of vroegpensioenregeling.
9.2 Indien te eniger tijd deelneming van medewerkers in een bedrijfstak vroegpensioenfonds verplicht wordt gesteld en geen vrijstelling van deelneming wordt gevraagd of verkregen, dan wel indien een verkregen vrijstelling wordt ingetrokken of ongedaan gemaakt, zullen de uit dit reglement voortvloeiende vroegpensioen aanspraken worden berekend over dat deel van het jaarsalaris dat vanaf de verplichtstelling uitgaat boven de maximum grondslag,
indien en voor zover deze aanspraken betrekking hebben op de bij de vennootschap of groepsonderneming als deelnemer in de stichting doorlopen diensttijd.
9.3 Voor deelnemers voor wie vrijstelling bestaat van deelneming in enig bedrijfstak- vroegpensioenfonds vallende onder de "Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds", zullen bij beëindiging van deelneming om welke reden dan ook, de vroegpensioen aanspraken ingevolge dit reglement ten minste in totaal gelijkwaardig zijn aan die welke zij onder overigens gelijke omstandigheden zouden hebben verworven, indien zij in dat bedrijfstak vroegpensioenfonds opgenomen waren geweest.
Artikel 10. Reductiebepalingen
10.1 Indien te eniger tijd de financiële positie van de vennootschap of groepsonderneming van dien aard is dat zij niet langer in staat is de stichting de in artikel 3 lid 1 omschreven bijdragen te verschaffen, dan wel slechts in staat is tot het verschaffen van een gedeelte van deze bijdragen, zullen de uit dit reglement voortvloeiende toekomstige pensioenaanspraken dienovereenkomstig worden verminderd. Alsdan zal dit reglement, voor zover nodig, aan de gewijzigde omstandigheden worden aangepast. Ingeval de vennootschap of groepsonderneming voornemens is van de in dit lid bedoelde bevoegdheid gebruik te maken, zal zulks onverwijld schriftelijk worden meegedeeld aan degenen van wie de aanspraken daardoor wordt getroffen.
10.2 Voor zover de stichting haar verplichtingen bij overeenkomst geheel of gedeeltelijk heeft (her)verzekerd casu quo overgedragen als bedoeld in artikel 6 van de statuten van de stichting, kunnen de rechthebbenden ter zake van bedoelde verplichtingen nimmer hogere aanspraken doen gelden dan tot bedragen die krachtens de gesloten overeenkomsten in feite worden uitgekeerd.
Artikel 11. Premiebijdragen deelnemers
Iedere deelnemer zal aan de stichting jaarlijks een bijdrage verschuldigd zijn ter grootte van 1,95
% van zijn jaarsalaris in dat jaar. De vennootschap of groepsonderneming is gerechtigd de bijdragen van de deelnemers in vierwekelijkse termijnen van hun salaris in te houden.
Artikel 12. Beperkende bepalingen
12.1 Indien in enig jaar de premie ontoereikend is om de pensioenopbouw in dat jaar te financieren, zal de kostendekkende pensioenopbouw van alle deelnemers worden vastgesteld op een naar rato van het premietekort verminderd bedrag tenzij op een andere wijze in het tekort kan worden voorzien.
12.2 Indien in enig jaar de toereikendheidstoets van de stichting uitwijst, dat het financiële evenwicht van de stichting verstoord is, zal het bestuur vaststellen of alsnog op een andere wijze dan door toepassing van de beperkende bepalingen het herstel van het evenwicht kan worden gevonden, dan wel of de beperkende bepalingen van lid 3 van dit artikel worden toegepast. De premie kan niet worden aangepast als gevolg van de financiële positie van de stichting.
In een situatie van toepassing van de beperkende bepalingen zal het bestuur de deelnemers en gepensioneerden hiervan onverwijld in kennis stellen. Voor zover mogelijk zullen de gewezen deelnemers hiervan eveneens in kennis worden gesteld.
12.3 De situatie van verstoring van het financiële evenwicht doet zich voor wanneer de dekkingsgraad van de stichting minder is dan de door De Nederlandsche Bank
voorgeschreven minimumdekkingsgraad zoals omschreven in de actuariële- en bedrijfstechnische nota van de stichting.
Indien na de toepassing van het bepaalde in lid 2 van dit artikel het financiële evenwicht van de stichting nog steeds verstoord is, zullen de toegekende pensioenen van de deelnemers en de gewezen deelnemers (met inbegrip van de gepensioneerden) met een gelijk percentage worden verminderd tot een zodanig niveau dat het financiële evenwicht van het fonds wederom hersteld is.
12.4 Indien het financiële evenwicht van het pensioenfonds zich herstelt dan zullen de op grond van artikel 12.1 en 12.3 getroffen maatregelen worden teruggedraaid in omgekeerde volgorde (dus eerst 12.3 en dan 12.1) voordat artikel 14 (aanpassing pensioenen en pensioenaanspraken) wordt toegepast.
Artikel 13. Premiebijdragen in geval van arbeidsongeschiktheid
13.1 Indien de deelnemer per een bepaalde datum recht heeft op een uitkering ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, vindt voortzetting van de pensioenopbouw vanaf dat moment voor de vennootschap/groepsonderneming en de deelnemer premievrij plaats, zulks met toepassing van de tabel in lid 2 en wel op basis van het op dat moment geldende jaarsalaris.
13.2 De mate waarin de pensioenopbouw premievrij wordt voortgezet, wordt vastgesteld volgens de onderstaande tabel:
mate van arbeidsongeschiktheid percentage van premievrije
voortzetting
0% | - 25% | 0% |
25% | - 45% | 25% |
45% | - 65% | 50% |
65% | - 100% | 100% |
13.3 Het bestuur zal het in lid 1 bedoelde jaarsalaris elk volgend jaar wijzigen op grond van het percentage waarmee de jaarsalarissen krachtens besluit van de Raad van Bestuur als gevolg van de UTA-Bouw-CAO zijn aangepast ten opzichte van het voorgaande jaar.
13.4 De aanspraken waarvoor geen premie verschuldigd is van de in lid 1 bedoelde arbeidsongeschikte deelnemers zullen evenwel, bij gelijkblijvende mate van arbeidsongeschiktheid, nimmer kunnen dalen beneden de in uitzicht gestelde aanspraken bij aanvang van die mate van arbeidsongeschiktheid.
Artikel 14. Aanpassing van pensioenen en premievrije pensioenaanspraken
14.1 Het vroegpensioen wordt verhoogd conform artikel 24 van het pensioenreglement.
Artikel 15. Wijze van uitbetaling van de pensioenen
15.1 Betaling van vroegpensioen geschiedt door of namens de stichting in maandelijkse termijnen bij betaling achteraf op een door de rechthebbende aan te wijzen bank- of girorekening.
15.2 De betaling van elke pensioentermijn kan afhankelijk worden gesteld van de overlegging van een bewijs van in leven zijn van rechthebbende.
15.3 Op de pensioenuitkeringen zullen worden ingehouden die belastingen en heffingen welke de stichting verplicht is af te dragen ingevolge de op het tijdstip van betaling van kracht zijnde wetten of besluiten.
15.4 - vervallen per 1 januari 2019 -
Artikel 16. Plichten van rechthebbenden
16.1 Een ieder die aan dit reglement aanspraken of rechten ontleent, is verplicht medewerking te verlenen aan en informatie te verschaffen ten behoeve van de juiste naleving van dit reglement. De stichting en de vennootschap of de groepsonderneming aanvaarden geen enkele aansprakelijkheid voor schade voortvloeiende uit het niet of niet tijdig voldoen aan bedoelde verplichting.
16.2 Uitbetaling geschiedt op verzoek van de rechthebbende.
Artikel 17. Onvoorziene gevallen
In die gevallen waarin dit reglement niet mocht voorzien, beslist de stichting na overleg met de vennootschap of groepsonderneming. Er dient een passende aanvulling of wijziging van dit reglement te worden bevorderd indien verwacht wordt dat het onvoorziene geval zich niet slechts incidenteel zal voordoen.
Artikel 18. - vervallen per 1 januari 2019 -
19.1 Dit reglement, oorspronkelijk als het vroegpensioenreglement in werking getreden op 1 januari 1999, is laatstelijk gewijzigd per 1 januari 2024.
19.2 Het bepaalde in dit reglement is eveneens van toepassing op de onder het tot 1 januari 2005 geldende pensioenreglement opgebouwde aanspraken van alle deelnemers en gewezen deelnemers.
Bijlage 2 Flexibiliseringsfactoren en afkoopfactoren Algemeen
In deze bijlage zijn twee groepen te onderscheiden:
A. Flexibiliseringsfactoren geldig tot 1 juli 2025;
B. Bedragen per 1 januari 2024 en afkoopfactoren geldig tot 1 juli 2025.
De geldigheidsduur van flexibiliseringsfactoren is 1 jaar, maar kan jaarlijks bij bestuursbesluit ongewijzigd met een jaar worden verlengd. Reeds uitgebrachte offertes zullen niet worden aangepast aan nieuwe Flexibiliseringsfactoren.
De bedragen en afkoopfactoren worden ieder jaar aangepast en per jaar vermeld.
Voor zolang de cijfers niet bij bestuursbesluit zijn aangepast, worden deze na afloop van de afgesproken periode telkens voor een periode van één jaar verlengd.
Indien daartoe aanleiding bestaat, gehoord de adviserend actuaris en ter beoordeling van het bestuur, kan het bestuur de percentages en factoren ook tussentijds aanpassen.
Flexibilisering betreft de volgende mogelijkheden:
1. Het tijdelijk ouderdomspensioen eerder dan de pensioendatum in laten gaan / Het tijdelijk ouderdomspensioen later dan de pensioendatum in laten gaan / Het tijdelijk ouderdomspensioen omzetten in OP67
2. Het ouderdomspensioen eerder dan de pensioendatum in laten gaan / Het ouderdomspensioen later dan de pensioendatum in laten gaan
3. Het ouderdomspensioen gedeeltelijk in laten gaan
4. Het ouderdomspensioen omzetten in een combinatie van ouderdoms- en partnerpensioen / Het partnerpensioen omzetten in een hoger ouderdomspensioen.
5. Omzetting ouderdomspensioen in AOW- compensatie
6. De hoogte van het ouderdomspensioen laten variëren.
Gebruikmaking van één of meerdere van de bovenstaande mogelijkheden op enig tijdstip zal plaatsvinden met inachtneming van de bovenstaande volgorde.
1. Het tijdelijk ouderdomspensioen eerder dan de pensioendatum in laten gaan / Het tijdelijk ouderdomspensioen later dan de pensioendatum in laten gaan / Het tijdelijk ouderdomspensioen omzetten in OP67
Vervroeging/uitstel tijdelijk ouderdomspensioen
Leeftijd | Factor TOP 60-65 | Factor TOP 62-65 |
55 | 0,456 | 0,263 |
56 | 0,516 | 0,298 |
57 | 0,591 | 0,342 |
58 | 0,688 | 0,398 |
59 | 0,817 | 0,473 |
60 | 1,000 | 0,578 |
61 | 1,281 | 0,735 |
62 | 1,748 | 1,000 |
63 | 2,684 | 1,542 |
64 | 5,485 | 3,162 |
65 | 0,000 | 0,000 |
Uitruil tijdelijk ouderdomspensioen in ouderdomspensioen
Leeftijd | Xxxxxxxx (TOP 60 - 65 --> OP 67) | Ruilvoet (TOP 62 - 65 --> OP 67) |
55 | 0,377 | 0,218 |
56 | 0,381 | 0,220 |
57 | 0,384 | 0,222 |
58 | 0,387 | 0,224 |
59 | 0,390 | 0,226 |
60 | 0,393 | 0,227 |
61 | 0,398 | 0,228 |
62 | 0,402 | 0,230 |
63 | 0,406 | 0,234 |
64 | 0,411 | 0,237 |
64 1/12 | 5,983 | 3,449 |
64 2/12 | 6,582 | 3,794 |
64 3/12 | 7,313 | 4,216 |
64 4/12 | 8,227 | 4,743 |
64 5/12 | 9,403 | 5,420 |
64 6/12 | 10,970 | 6,324 |
64 7/12 | 13,164 | 7,588 |
64 8/12 | 16,455 | 9,485 |
64 9/12 | 21,939 | 12,647 |
64 10/12 | 32,909 | 18,971 |
64 11/12 | 65,818 | 37,942 |
65 | 0,415 | 0,240 |
2: Het ouderdomspensioen eerder dan de pensioendatum in laten gaan/ Het ouderdomspensioen later dan de pensioendatum in laten gaan.
Pensioen leeftijd | Factor OP67 |
55 | 51,1% |
56 | 53,5% |
57 | 56,1% |
58 | 58,9% |
59 | 62,0% |
60 | 65,3% |
61 | 69,0% |
62 | 73,0% |
63 | 77,4% |
64 | 82,3% |
65 | 87,6% |
Pensioen leeftijd | Factor OP67 |
66 | 93,5% |
67 | 100,0% |
68 | 107,3% |
69 | 115,2% |
70 | 124,1% |
71 | 134,0% |
72 | 145,2% |
73 | 157,7% |
74 | 171,8% |
75 | 188,0% |
4: Het ouderdomspensioen omzetten in een combinatie van ouderdoms- en partnerpensioen / Het partnerpensioen omzetten in een hoger ouderdomspensioen.
Uitruil ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen bij pensionering.
(Pensioen) leeftijd | Ruilvoet (bij vervroegen/ uitstel voor uitruil) |
55 | 6,311 |
56 | 6,084 |
57 | 5,864 |
58 | 5,652 |
59 | 5,446 |
60 | 5,246 |
61 | 5,053 |
62 | 4,866 |
63 | 4,685 |
64 | 4,511 |
65 | 4,342 |
(Pensioen) leeftijd | Ruilvoet (bij vervroegen/ uitstel voor uitruil) |
66 | 4,179 |
67 | 4,027 |
68 | 3,863 |
69 | 3,704 |
70 | 3,550 |
71 | 3,400 |
72 | 3,256 |
73 | 3,116 |
74 | 2,982 |
75 | 2,852 |
Uitruil ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen bij uitdiensttreding.
leeftijd | Ruilvoet |
21 | 3,574 |
22 | 3,547 |
23 | 3,520 |
24 | 3,496 |
25 | 3,472 |
26 | 3,449 |
27 | 3,426 |
28 | 3,403 |
29 | 3,381 |
30 | 3,359 |
31 | 3,337 |
32 | 3,317 |
33 | 3,297 |
34 | 3,277 |
35 | 3,258 |
36 | 3,239 |
37 | 3,221 |
38 | 3,204 |
39 | 3,187 |
40 | 3,172 |
41 | 3,157 |
42 | 3,143 |
43 | 3,131 |
44 | 3,121 |
leeftijd | Ruilvoet |
45 | 3,113 |
46 | 3,107 |
47 | 3,102 |
48 | 3,101 |
49 | 3,102 |
50 | 3,106 |
51 | 3,112 |
52 | 3,122 |
53 | 3,135 |
54 | 3,154 |
55 | 3,177 |
56 | 3,205 |
57 | 3,239 |
58 | 3,279 |
59 | 3,324 |
60 | 3,376 |
61 | 3,435 |
62 | 3,501 |
63 | 3,574 |
64 | 3,656 |
65 | 3,746 |
66 | 3,848 |
67 | 4,027 |
Uitruil nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen bij pensionering.
(Pensioen) leeftijd | Ruilvoet |
55 | 0,158 |
56 | 0,164 |
57 | 0,171 |
58 | 0,177 |
59 | 0,184 |
60 | 0,191 |
61 | 0,198 |
62 | 0,206 |
63 | 0,213 |
64 | 0,222 |
65 | 0,230 |
66 | 0,239 |
67 | 0,248 |
(Pensioen) leeftijd | Ruilvoet |
68 | 0,259 |
69 | 0,270 |
70 | 0,282 |
71 | 0,294 |
72 | 0,307 |
73 | 0,321 |
74 | 0,335 |
75 | 0,351 |
4: Omzetting ouderdomspensioen in AOW- compensatie.
uitkering tot leeftijd | 65 6/12 | 66 | 66 6/12 | 67 | 67 1/12 | 67 2/12 | 67 3/12 | 67 4/12 | 67 5/12 | |
pensioenleeftijd | 65 | 6/12 | 66 | 6/12 | 67 | 1/12 | 2/12 | 3/12 | 4/12 | 5/12 |
55 | 2,368 | 2,275 | 2,190 | 2,113 | 2,043 | 2,032 | 2,021 | 2,010 | 2,000 | 1,989 |
56 | 2,535 | 2,422 | 2,321 | 2,230 | 2,148 | 2,135 | 2,122 | 2,109 | 2,097 | 2,085 |
57 | 2,744 | 2,606 | 2,483 | 2,373 | 2,274 | 2,259 | 2,243 | 2,228 | 2,214 | 2,199 |
58 | 3,016 | 2,840 | 2,686 | 2,550 | 2,430 | 2,411 | 2,393 | 2,375 | 2,357 | 2,340 |
59 | 3,380 | 3,148 | 2,949 | 2,777 | 2,627 | 2,603 | 2,581 | 2,558 | 2,537 | 2,515 |
60 | 3,891 | 3,569 | 3,301 | 3,075 | 2,881 | 2,851 | 2,822 | 2,794 | 2,767 | 2,740 |
61 | 4,660 | 4,180 | 3,797 | 3,483 | 3,222 | 3,183 | 3,144 | 3,107 | 3,071 | 3,036 |
62 | 5,940 | 5,141 | 4,541 | 4,074 | 3,701 | 3,646 | 3,593 | 3,541 | 3,491 | 3,443 |
63 | 8,493 | 6,868 | 5,781 | 5,004 | 4,421 | 4,338 | 4,258 | 4,181 | 4,107 | 4,036 |
64 | 16,096 | 10,878 | 8,255 | 6,676 | 5,621 | 5,478 | 5,343 | 5,215 | 5,093 | 4,977 |
1/12 | 17,516 | 11,484 | 8,586 | 6,883 | 5,762 | 5,611 | 5,469 | 5,334 | 5,205 | 5,084 |
2/12 | 19,220 | 12,164 | 8,947 | 7,105 | 5,911 | 5,751 | 5,601 | 5,459 | 5,324 | 5,196 |
3/12 | 21,302 | 12,935 | 9,342 | 7,342 | 6,068 | 5,900 | 5,741 | 5,590 | 5,448 | 5,313 |
4/12 | 23,905 | 13,814 | 9,775 | 7,598 | 6,235 | 6,056 | 5,888 | 5,729 | 5,579 | 5,437 |
5/12 | 27,252 | 14,827 | 10,252 | 7,873 | 6,413 | 6,223 | 6,044 | 5,876 | 5,717 | 5,568 |
6/12 | 31,714 | 16,007 | 10,782 | 8,170 | 6,602 | 6,399 | 6,209 | 6,031 | 5,863 | 5,705 |
7/12 | 37,962 | 17,398 | 11,372 | 8,492 | 6,803 | 6,587 | 6,385 | 6,196 | 6,018 | 5,850 |
8/12 | 47,332 | 19,064 | 12,035 | 8,843 | 7,018 | 6,787 | 6,572 | 6,370 | 6,181 | 6,004 |
9/12 | 62,950 | 21,093 | 12,783 | 9,226 | 7,248 | 7,001 | 6,771 | 6,556 | 6,355 | 6,167 |
10/12 | 94,186 | 23,620 | 13,635 | 9,645 | 7,495 | 7,230 | 6,984 | 6,754 | 6,540 | 6,339 |
11/12 | 187,894 | 26,853 | 14,614 | 10,107 | 7,762 | 7,476 | 7,211 | 6,965 | 6,736 | 6,523 |
65 | 31,137 | 15,751 | 10,619 | 8,049 | 7,740 | 7,455 | 7,191 | 6,946 | 6,718 | |
1/12 | 37,213 | 17,080 | 11,181 | 8,355 | 8,021 | 7,714 | 7,430 | 7,167 | 6,923 | |
2/12 | 46,228 | 18,651 | 11,806 | 8,685 | 8,323 | 7,990 | 7,685 | 7,402 | 7,141 | |
3/12 | 61,372 | 20,581 | 12,520 | 9,050 | 8,655 | 8,294 | 7,963 | 7,659 | 7,378 | |
4/12 | 91,364 | 22,962 | 13,327 | 9,447 | 9,015 | 8,622 | 8,263 | 7,934 | 7,631 | |
5/12 | 182,826 | 26,051 | 14,270 | 9,893 | 9,418 | 8,987 | 8,596 | 8,238 | 7,910 |
6/12 | 30,093 | 15,355 | 10,382 | 9,857 | 9,384 | 8,955 | 8,566 | 8,209 | ||
7/12 | 35,837 | 16,666 | 10,943 | 10,357 | 9,833 | 9,361 | 8,934 | 8,545 | ||
8/12 | 44,491 | 18,255 | 11,580 | 10,923 | 10,338 | 9,815 | 9,343 | 8,916 | ||
9/12 | 58,535 | 20,164 | 12,291 | 11,549 | 10,894 | 10,311 | 9,789 | 9,319 | ||
10/12 | 87,336 | 22,641 | 13,135 | 12,287 | 11,544 | 10,888 | 10,304 | 9,782 | ||
11/12 | 170,387 | 25,777 | 14,094 | 13,116 | 12,268 | 11,526 | 10,870 | 10,287 | ||
66 | 30,179 | 15,270 | 14,123 | 13,139 | 12,286 | 11,540 | 10,881 | |||
1/12 | 36,062 | 16,554 | 15,206 | 14,065 | 13,086 | 12,238 | 11,495 | |||
2/12 | 44,791 | 18,074 | 16,469 | 15,131 | 13,997 | 13,025 | 12,181 | |||
3/12 | 59,454 | 19,941 | 17,994 | 16,398 | 15,067 | 13,939 | 12,972 | |||
4/12 | 88,493 | 22,244 | 19,833 | 17,900 | 16,316 | 14,994 | 13,874 | |||
5/12 | 177,048 | 25,231 | 22,156 | 19,757 | 17,833 | 16,256 | 14,940 | |||
6/12 | 29,139 | 25,090 | 22,040 | 19,659 | 17,748 | 16,182 | ||||
7/12 | 34,695 | 29,072 | 25,030 | 21,986 | 19,610 | 17,704 | ||||
8/12 | 43,063 | 34,681 | 29,049 | 25,004 | 21,958 | 19,582 | ||||
9/12 | 56,643 | 42,911 | 34,564 | 28,954 | 24,925 | 21,890 | ||||
10/12 | 84,493 | 57,069 | 43,127 | 34,687 | 29,028 | 24,970 | ||||
11/12 | 164,805 | 84,795 | 57,158 | 43,151 | 34,684 | 29,014 | ||||
67 | 173,507 | 86,931 | 58,072 | 43,642 | 34,984 | |||||
1/12 | 173,836 | 86,829 | 57,991 | 43,540 | ||||||
2/12 | 172,048 | 86,405 | 57,639 | |||||||
3/12 | 172,559 | 86,030 | ||||||||
4/12 | 170,013 |
5: De hoogte van het ouderdomspensioen laten variëren.
Uitruil direct ingaand ouderdomspensioen in direct ingaand tijdelijk hoog ouderdomspensioen waarbij de lage uitkering 75% bedraagt van de hoge uitkering.
Pensioen in de tweede periode is 75% van het pensioen in de eerste periode | |||||||||||
Aantal jaren hogere uitkering | |||||||||||
Leeftijd | 0 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 |
55 | 1,333 | 1,312 | 1,292 | 1,273 | 1,255 | 1,239 | 1,223 | 1,208 | 1,194 | 1,181 | 1,169 |
56 | 1,333 | 1,311 | 1,291 | 1,272 | 1,254 | 1,237 | 1,221 | 1,206 | 1,192 | 1,178 | 1,166 |
57 | 1,333 | 1,311 | 1,290 | 1,270 | 1,252 | 1,235 | 1,219 | 1,203 | 1,189 | 1,176 | 1,163 |
58 | 1,333 | 1,310 | 1,289 | 1,269 | 1,250 | 1,233 | 1,216 | 1,201 | 1,186 | 1,173 | 1,160 |
59 | 1,333 | 1,310 | 1,288 | 1,268 | 1,248 | 1,231 | 1,214 | 1,198 | 1,183 | 1,169 | 1,157 |
60 | 1,333 | 1,309 | 1,287 | 1,266 | 1,247 | 1,228 | 1,211 | 1,195 | 1,180 | 1,166 | 1,153 |
61 | 1,333 | 1,309 | 1,286 | 1,264 | 1,244 | 1,226 | 1,208 | 1,192 | 1,177 | 1,163 | 1,149 |
62 | 1,333 | 1,308 | 1,284 | 1,263 | 1,242 | 1,223 | 1,206 | 1,189 | 1,174 | 1,159 | 1,146 |
63 | 1,333 | 1,307 | 1,283 | 1,261 | 1,240 | 1,221 | 1,203 | 1,186 | 1,170 | 1,155 | 1,142 |
64 | 1,333 | 1,306 | 1,282 | 1,259 | 1,238 | 1,218 | 1,199 | 1,182 | 1,166 | 1,151 | 1,137 |
65 | 1,333 | 1,306 | 1,280 | 1,257 | 1,235 | 1,215 | 1,196 | 1,178 | 1,162 | 1,147 | 1,133 |
66 | 1,333 | 1,305 | 1,279 | 1,255 | 1,232 | 1,212 | 1,192 | 1,174 | 1,158 | 1,143 | 1,128 |
67 | 1,333 | 1,304 | 1,277 | 1,252 | 1,229 | 1,208 | 1,188 | 1,170 | 1,153 | 1,138 | 1,123 |
68 | 1,333 | 1,303 | 1,275 | 1,250 | 1,226 | 1,204 | 1,184 | 1,166 | 1,149 | 1,133 | 1,118 |
69 | 1,333 | 1,302 | 1,273 | 1,247 | 1,223 | 1,201 | 1,180 | 1,161 | 1,144 | 1,128 | 1,113 |
70 | 1,333 | 1,301 | 1,271 | 1,244 | 1,219 | 1,196 | 1,175 | 1,156 | 1,139 | 1,122 | 1,108 |
71 | 1,333 | 1,299 | 1,269 | 1,241 | 1,215 | 1,192 | 1,171 | 1,151 | 1,133 | 1,117 | 1,102 |
72 | 1,333 | 1,298 | 1,266 | 1,238 | 1,211 | 1,187 | 1,165 | 1,146 | 1,127 | 1,111 | 1,096 |
73 | 1,333 | 1,297 | 1,264 | 1,234 | 1,207 | 1,182 | 1,160 | 1,140 | 1,121 | 1,105 | 1,090 |
74 | 1,333 | 1,295 | 1,261 | 1,230 | 1,202 | 1,177 | 1,154 | 1,134 | 1,115 | 1,099 | 1,084 |
75 | 1,333 | 1,293 | 1,258 | 1,226 | 1,197 | 1,171 | 1,148 | 1,127 | 1,109 | 1,092 | 1,077 |
Afkoopfactoren
Afkoopfactoren uitgesteld ouderdomspensioen 67 | |||
Leeftijd hoofd- deelnemer | Factoren | Leeftijd hoofd- deelnemer | Factoren |
15 | 5,297 | 42 | 7,936 |
16 | 5,380 | 43 | 8,063 |
17 | 5,463 | 44 | 8,195 |
18 | 5,548 | 45 | 8,332 |
19 | 5,633 | 46 | 8,475 |
20 | 5,719 | 47 | 8,624 |
21 | 5,806 | 48 | 8,779 |
22 | 5,894 | 49 | 8,944 |
23 | 5,982 | 50 | 9,116 |
24 | 6,071 | 51 | 9,298 |
25 | 6,161 | 52 | 9,489 |
26 | 6,251 | 53 | 9,692 |
27 | 6,343 | 54 | 9,910 |
28 | 6,435 | 55 | 10,141 |
29 | 6,529 | 56 | 10,389 |
30 | 6,625 | 57 | 10,653 |
31 | 6,723 | 58 | 10,935 |
32 | 6,822 | 59 | 11,236 |
33 | 6,924 | 60 | 11,556 |
34 | 7,027 | 61 | 11,896 |
35 | 7,133 | 62 | 12,257 |
36 | 7,240 | 63 | 12,639 |
37 | 7,350 | 64 | 13,045 |
38 | 7,462 | 65 | 13,475 |
39 | 7,576 | 66 | 13,935 |
40 | 7,693 | 67 | 14,431 |
41 | 7,813 |
Afkoopfactoren tijdelijk ouderdomspensioen | |||
Leeftijd hoofd- deelnemer | Factoren TOP 62-65 | Leeftijd hoofd- deelnemer | Factoren TOP62-65 |
15 | 0,860 | 42 | 1,457 |
16 | 0,874 | 43 | 1,495 |
17 | 0,889 | 44 | 1,536 |
18 | 0,904 | 45 | 1,580 |
19 | 0,919 | 46 | 1,627 |
20 | 0,934 | 47 | 1,675 |
21 | 0,950 | 48 | 1,727 |
22 | 0,965 | 49 | 1,783 |
23 | 0,982 | 50 | 1,845 |
24 | 1,000 | 51 | 1,911 |
25 | 1,020 | 52 | 1,981 |
26 | 1,040 | 53 | 2,053 |
27 | 1,060 | 54 | 2,128 |
28 | 1,081 | 55 | 2,206 |
29 | 1,103 | 56 | 2,285 |
30 | 1,125 | 57 | 2,366 |
31 | 1,147 | 58 | 2,449 |
32 | 1,170 | 59 | 2,534 |
33 | 1,193 | 60 | 2,622 |
34 | 1,217 | 61 | 2,715 |
35 | 1,242 | 62 | 2,818 |
36 | 1,268 | 63 | 2,952 |
37 | 1,294 | 64 | 3,090 |
38 | 1,322 | 65 | 3,230 |
39 | 1,352 | 66 | 3,358 |
40 | 1,386 | 67 | 3,496 |
41 | 1,421 |
Afkoopfactoren latent partnerpensioen | |||||
Leeftijd hoofd- deelnemer | Factoren | Leeftijd hoofd- deelnemer | Factoren | Leeftijd hoofd- deelnemer | Factoren |
15 | 1,411 | 44 | 2,626 | 73 | 3,677 |
16 | 1,445 | 45 | 2,676 | 74 | 3,674 |
17 | 1,479 | 46 | 2,728 | 75 | 3,663 |
18 | 1,515 | 47 | 2,780 | 76 | 3,644 |
19 | 1,551 | 48 | 2,831 | 77 | 3,616 |
20 | 1,588 | 49 | 2,883 | 78 | 3,579 |
21 | 1,625 | 50 | 2,935 | 79 | 3,531 |
22 | 1,662 | 51 | 2,988 | 80 | 3,473 |
23 | 1,699 | 52 | 3,040 | 81 | 3,404 |
24 | 1,737 | 53 | 3,091 | 82 | 3,323 |
25 | 1,774 | 54 | 3,142 | 83 | 3,231 |
26 | 1,812 | 55 | 3,192 | 84 | 3,131 |
27 | 1,851 | 56 | 3,241 | 85 | 3,021 |
28 | 1,891 | 57 | 3,289 | 86 | 2,902 |
29 | 1,931 | 58 | 3,335 | 87 | 2,775 |
30 | 1,972 | 59 | 3,380 | 88 | 2,642 |
31 | 2,014 | 60 | 3,423 | 89 | 2,500 |
32 | 2,057 | 61 | 3,463 | 90 | 2,358 |
33 | 2,100 | 62 | 3,501 | 91 | 2,214 |
34 | 2,144 | 63 | 3,537 | 92 | 2,074 |
35 | 2,189 | 64 | 3,568 | 93 | 1,938 |
36 | 2,235 | 65 | 3,597 | 94 | 1,809 |
37 | 2,282 | 66 | 3,621 | 95 | 1,680 |
38 | 2,329 | 67 | 3,583 | 96 | 1,557 |
39 | 2,377 | 68 | 3,610 | 97 | 1,441 |
40 | 2,426 | 69 | 3,632 | 98 | 1,333 |
41 | 2,475 | 70 | 3,650 | 99 | 1,231 |
42 | 2,525 | 71 | 3,665 | 100 | 1,136 |
43 | 2,575 | 72 | 3,674 |
Afkoopfactoren ingegaan partnerpensioen | |||||
Leeftijd hoofd- deelnemer | Factoren | Leeftijd hoofd- deelnemer | Factoren | Leeftijd hoofd- deelnemer | Factoren |
15 | 32,043 | 44 | 24,471 | 73 | 12,241 |
16 | 31,848 | 45 | 24,130 | 74 | 11,730 |
17 | 31,649 | 46 | 23,783 | 75 | 11,216 |
18 | 31,446 | 47 | 23,432 | 76 | 10,699 |
19 | 31,239 | 48 | 23,075 | 77 | 10,180 |
20 | 31,028 | 49 | 22,712 | 78 | 9,662 |
21 | 30,813 | 50 | 22,344 | 79 | 9,145 |
22 | 30,593 | 51 | 21,969 | 80 | 8,630 |
23 | 30,369 | 52 | 21,590 | 81 | 8,123 |
24 | 30,140 | 53 | 21,205 | 82 | 7,625 |
25 | 29,906 | 54 | 20,814 | 83 | 7,138 |
26 | 29,667 | 55 | 20,417 | 84 | 6,664 |
27 | 29,423 | 56 | 20,015 | 85 | 6,202 |
28 | 29,175 | 57 | 19,607 | 86 | 5,759 |
29 | 28,921 | 58 | 19,193 | 87 | 5,338 |
30 | 28,663 | 59 | 18,773 | 88 | 4,940 |
31 | 28,399 | 60 | 18,347 | 89 | 4,562 |
32 | 28,130 | 61 | 17,916 | 90 | 4,210 |
33 | 27,855 | 62 | 17,479 | 91 | 3,889 |
34 | 27,575 | 63 | 17,035 | 92 | 3,583 |
35 | 27,290 | 64 | 16,584 | 93 | 3,300 |
36 | 26,999 | 65 | 16,127 | 94 | 3,040 |
37 | 26,703 | 66 | 15,663 | 95 | 2,804 |
38 | 26,401 | 67 | 15,192 | 96 | 2,589 |
39 | 26,093 | 68 | 14,714 | 97 | 2,395 |
40 | 25,780 | 69 | 14,232 | 98 | 2,222 |
41 | 25,461 | 70 | 13,742 | 99 | 2,068 |
42 | 25,137 | 71 | 13,247 | 100 | 1,933 |
43 | 24,807 | 72 | 12,747 |
Afkoopfactoren ingegaan wezenpensioen | |||
Leeftijd wees | Factoren | Leeftijd wees | Factoren |
0 | 13,507 | 14 | 4,726 |
1 | 12,947 | 15 | 4,372 |
2 | 12,371 | 16 | 4,015 |
3 | 11,777 | 17 | 3,725 |
4 | 11,164 | 18 | 3,359 |
5 | 10,530 | 19 | 2,988 |
6 | 9,874 | 20 | 2,612 |
7 | 9,194 | 21 | 2,232 |
8 | 8,489 | 22 | 1,924 |
9 | 7,760 | 23 | 1,535 |
10 | 7,005 | 24 | 1,140 |
11 | 6,225 | 25 | 0,739 |
12 | 5,418 | 26 | 0,331 |
13 | 5,074 | 27 | 0,000 |
Afkoopfactoren latent ongehuwdenpensioen | |||||
Leeftijd hoofd- deelnemer | Factoren | Leeftijd hoofd- deelnemer | Factoren | Leeftijd hoofd- deelnemer | Factoren |
15 | 0,850 | 44 | 1,506 | 73 | 1,689 |
16 | 0,867 | 45 | 1,538 | 74 | 1,677 |
17 | 0,884 | 46 | 1,571 | 75 | 1,662 |
18 | 0,902 | 47 | 1,606 | 76 | 1,645 |
19 | 0,919 | 48 | 1,641 | 77 | 1,625 |
20 | 0,938 | 49 | 1,679 | 78 | 1,604 |
21 | 0,956 | 50 | 1,718 | 79 | 1,579 |
22 | 0,975 | 51 | 1,759 | 80 | 1,552 |
23 | 0,994 | 52 | 1,802 | 81 | 1,523 |
24 | 1,014 | 53 | 1,847 | 82 | 1,490 |
25 | 1,034 | 54 | 1,895 | 83 | 1,456 |
26 | 1,054 | 55 | 1,945 | 84 | 1,418 |
27 | 1,075 | 56 | 1,999 | 85 | 1,377 |
28 | 1,096 | 57 | 2,055 | 86 | 1,333 |
29 | 1,117 | 58 | 2,116 | 87 | 1,288 |
30 | 1,139 | 59 | 2,179 | 88 | 1,242 |
31 | 1,162 | 60 | 2,247 | 89 | 1,196 |
32 | 1,185 | 61 | 2,318 | 90 | 1,148 |
33 | 1,208 | 62 | 2,394 | 91 | 1,099 |
34 | 1,232 | 63 | 2,475 | 92 | 1,050 |
35 | 1,257 | 64 | 2,562 | 93 | 1,000 |
36 | 1,282 | 65 | 2,655 | 94 | 0,946 |
37 | 1,308 | 66 | 1,718 | 95 | 0,898 |
38 | 1,334 | 67 | 1,719 | 96 | 0,852 |
39 | 1,361 | 68 | 1,718 | 97 | 0,808 |
40 | 1,388 | 69 | 1,717 | 98 | 0,766 |
41 | 1,416 | 70 | 1,713 | 99 | 0,729 |
42 | 1,445 | 71 | 1,707 | 100 | 0,697 |
43 | 1,475 | 72 | 1,699 |
B1. Bedragen
2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | |
Franchise | 59.379 | 13.784,96 | 14.166,08 | 14.544 | 14.802 | 16.322,00 | 17.545 |
/ | |||||||
54.614 |
Maximum pensioensalaris | 105.075 | 107.593 | 110.111 | 112.189 | 114.866 | 128.810 | 137.800 |
Afkoopgrens | 474,11 | 484,09 | 497,27 | 503,24 | 520,35 | 594,89 | 592.51 |