BESLUIT VAN DE RAAD
BESLUIT VAN DE RAAD
van 3 december 1998
houdende vaststelling van het statuut voor de personeelsleden van Europol
(1999/C 26/07)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op de overeenkomst op grond van artikel K.3 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Unie tot oprichting van een Europese politiedienst (Europol-overeenkomst)(1), inzon- derheid op artikel 30, lid 3,
Gezien het advies van de raad van bestuur,
Overwegende dat de Raad met eenparigheid van stemmen de bijzonderheden die van toepassing zijn op de personeelsleden van Europol dient te regelen,
NEEMT HET VOLGENDE STATUUT AAN:
(1) PB C 316 van 27.11.1995, blz. 2.
Statuut
voor de personeelsleden van Europol
INHOUD
Bladzijde
TITEL I: Algemene bepalingen . . . ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. . 27
TITEL II: Europol-functionarissen 27 t/m 47
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen 27 t/m 28
Hoofdstuk 2: Rechten en verplichtingen 28 t/m 30
Hoofdstuk 3: Aanstelling 30 t/m 31
Hoofdstuk 4: Arbeidsvoorwaarden 31 t/m 34
Hoofdstuk 5: Bezoldiging en vergoeding van kosten 34 t/m 35
Hoofdstuk 6: Sociale zekerheid
Afdeling A: Ziekte- en ongevallenverzekering 35 t/m 39
Afdeling B: Verzekering bij invaliditeit en overlijden 39 t/m 41
Afdeling C: Ouderdomspensioen en uitkering bij vertrek 41 t/m 42
Afdeling D: Financiering van de invaliditeits- en overlijdensverzekering, alsmede van de pensioenregeling . . . ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. . 42
Afdeling E: Vaststelling van rechten 42 t/m 43
Afdeling F: Betaling van uitkeringen . . . ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. .. 43
Afdeling G: Subrogatie van Europol . . . ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... 43
Hoofdstuk 7: Te veel en te weinig betaalde bedragen . . . ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. . 43
Hoofdstuk 8: Tuchtregeling 44 t/m 45
Hoofdstuk 9: Verzoeken en beroep 45 t/m 46
Hoofdstuk 10: Beëindiging van de dienst 46 t/m 47
TITEL III: Plaatselijke functionarissen . . . ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. 47
TITEL IV: Overgangsbepalingen 47 t/m 48
TITEL V: Inwerkingtreding. . . ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. . 48
LIJST VAN AANHANGSELS
Aanhangsel 1: Europol-functies
Aanhangsel 2: Selectieprocedures
Aanhangsel 3: Nadere bepalingen betreffende compenserend verlof en beloning voor overwerk
Aanhangsel 4: Nadere bepalingen betreffende verlof
Aanhangsel 5: Nadere bepalingen betreffende bezoldiging en vergoeding van kosten
Aanhangsel 6: Nadere uitwerking van de pensioenregeling
Aanhangsel 7: Samenstelling en werkwijze van het personeelscomité, de invaliditeitscommissie en de tuchtraad
Aanhangsel 8: Belastingen
TITEL 1
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
1. Dit statuut is van toepassing op alle personeelsleden die op grond van een arbeidsovereenkomst door Europol zijn aangesteld, en wel
— Europol-functionarissen, namelijk personeelsleden die uitsluitend aangeworven zijn bij de bevoegde autori- teiten bedoeld in artikel 2, lid 4, van de Europol- overeenkomst, alsmede personeelsleden die hetzij bij deze autoriteiten, hetzij daarbuiten zijn aangeworven, en
— plaatselijke functionarissen, voorzover expliciet ge- noemd in dit statuut.
2. Dit statuut is, onverminderd de Europol-overeen- komst, eveneens van toepassing op de directeur en de adjunct-directeuren van Europol.
Artikel 2
1. Als „Europol-functionaris” in de zin van dit statuut wordt aangemerkt het personeelslid dat is aangesteld om een functie te vervullen die is opgenomen in de lijst van functies in aanhangsel 1, met uitzondering van die voor plaatselijke functionarissen.
Voor elk van deze functies wordt vastgesteld welke uitsluitend kunnen worden bezet door personeelsleden die bij de in artikel 2, lid 4, van de Europol-overeenkomst bedoelde bevoegde autoriteiten zijn aangeworven, en welke ook door andere personeelsleden kunnen worden bezet.
Personeelsleden die aangesteld zijn voor een functie die uitsluitend bezet kan worden door bij de bevoegde auto- riteiten aangeworven personeelsleden, kunnen voor deze functie alleen een tijdelijke arbeidsovereenkomst krijgen, overeenkomstig artikel 6.
2. Onder voorbehoud van goedkeuring door de raad van bestuur worden de functies door Europol geëvalueerd naar gelang van de aard en het belang van de daarmee verbonden taken, alsmede met inachtneming van het vereiste niveau van vaardigheden en benodigde beroepser- varing.
Elk jaar worden het aantal en de rangen van de functies vastgesteld in een aanhangsel bij de begroting.
Artikel 3
Als „plaatselijk functionaris” in de zin van dit statuut wordt aangemerkt het personeelslid dat overeenkomstig de plaatselijke rechtsregels in dienst is genomen om handenarbeid of hulpdiensten te verrichten in een functie die als zodanig is aangegeven in de lijst van functies in aanhangsel 1.
Artikel 4
Bij Europol wordt een personeelscomité opgericht dat de taken vervult die in dit statuut worden omschreven. Samenstelling en werkwijze van het personeelscomité worden vastgesteld in aanhangsel 7.
Elke functionaris heeft actief en passief kiesrecht voor het personeelscomité.
Artikel 5
De functionaris heeft het recht van vereniging; hij kan met name lid zijn van beroepsorganisaties.
TITEL II
EUROPOL-FUNCTIONARISSEN
HOOFDSTUK 1
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 6
Elke Europol-functionaris wordt aanvankelijk voor een vaste periode van één tot vier jaar in dienst genomen. De eerste arbeidsovereenkomst kan als volgt worden ver- lengd:
— met een periode van ten hoogste twee jaar voor een functionaris die tewerkgesteld is in een functie die uitsluitend bezet kan worden door personeelsleden welke bij de in artikel 2, lid 4, van de Europol- overeenkomst bedoelde bevoegde autoriteiten zijn aangeworven;
— met een periode van ten hoogste twee jaar voor een functionaris op wie de nationale bepalingen inzake detachering, bijzonder verlof of tijdelijke overplaat- sing van toepassing zijn en die tewerkgesteld is in een functie die niet uitsluitend bezet kan worden door
personeelsleden welke bij de in artikel 2, lid 4, van de Europol-overeenkomst bedoelde bevoegde autoriteiten zijn aangeworven;
— met een periode van ten hoogste vier jaar in alle andere gevallen.
Alleen de in de laatste twee bovenstaande categorieën genoemde functionarissen kunnen voor onbepaalde tijd in dienst worden genomen, nadat zij op basis van twee arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd bevredigend gewerkt hebben.
De raad van bestuur verleent jaarlijks toestemming, voorzover de directeur van Europol het voornemen heeft arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd te sluiten. De raad van bestuur kan maxima vaststellen voor het totale aantal dergelijke overeenkomsten.
Artikel 7
1. De directeur stelt de functionaris, uitsluitend in het belang van de dienst, ongeacht zijn nationaliteit en onver- minderd artikel 24, lid 1, bij wege van aanstelling tewerk in een functie. De functionaris kan verzoeken binnen Europol te worden overgeplaatst.
2. De functionaris kan worden aangewezen om ad interim een functie te vervullen die behoort bij een hogere salarisschaal dan die waarin hij geplaatst is. Met ingang van de vierde maand van zijn tewerkstelling ad interim ontvangt hij een aanvullende toelage, gelijk aan het verschil tussen de bezoldiging, verbonden aan zijn salaris- schaal en salaristrap, en de bezoldiging welke overeen- komt met de salaristrap die hem zou toekomen in de salarisschaal waarin hij ad interim tewerkgesteld is.
Artikel 8
1. In de arbeidsovereenkomst met de Europol-functio- naris wordt vermeld in welke salarisschaal en salaristrap hij wordt aangesteld.
2. Tewerkstelling van een Europol-funtionaris in een functie die overeenkomt met een hogere salarisschaal dan die waarin hij is aangesteld, vereist een aanvullende arbeidsovereenkomst.
HOOFDSTUK 2
RECHTEN EN VERPLICHTINGEN
Artikel 9
De functionaris houdt bij het uitoefenen van zijn werk- zaamheden voor Europol en bij het bepalen van zijn gedrag uitsluitend de belangen van Europol voor ogen, zonder aanwijzingen te vragen of te aanvaarden van enige regering of van enig gezag, enige organisatie of persoon
buiten Europol, overeenkomstig artikel 30, lid 1, van de Europol-overeenkomst.
De functionaris mag zonder machtiging van de directeur van een regering of van wie dan ook buiten Europol geen eerbewijzen, onderscheidingen, gunsten, giften of belonin- gen van welke aard ook aanvaarden, behalve wegens vóór zijn aanstelling bewezen diensten of wegens diensten welke gedurende een bijzonder verlof terzake van mili- taire dienst of andere nationale dienst uit hoofde van een zodanige dienst zijn bewezen.
Artikel 10
De functionaris is gebonden door de in de artikelen 31 en 32 van de Europol-overeenkomst en in alle daarop geba- seerde regelingen vastgelegde zwijg- en geheimhoudings- plicht.
Indien de functionaris voornemens is enige nevenactivi- teit, al dan niet tegen beloning, uit te oefenen of enigerlei opdracht buiten Europol te vervullen, moet hij daartoe machtiging vragen aan de directeur. Deze machtiging wordt geweigerd indien de activiteit of opdracht afbreuk kan doen aan de onafhankelijkheid van de functionaris of aan de werkzaamheden van Europol.
Artikel 11
De functionaris dient zich in zijn privéleven zo te gedra- gen dat zijn officiële taken daardoor niet nadelig beïn- vloed worden of Europol in het diskrediet gebracht wordt.
Artikel 12
De functionaris die in de uitoefening van zijn werkzaam- heden een oordeel moet uitspreken over een aangelegen- heid bij welker behandeling of oplossing hij een persoon- lijk belang heeft, dient daarvan de directeur op de hoogte te stellen.
Artikel 13
De functionaris die kandidaat is voor een openbaar ambt dat door middel van verkiezing wordt verkregen, dient verlof om redenen van persoonlijke aard aan te vragen en wel voor ten hoogste drie maanden.
De directeur beoordeelt de positie van de functionaris die tot een zodanig ambt is verkozen. Naar gelang van het gewicht van het ambt en van de verplichtingen welke daaruit voor de ambtsdrager voortvloeien, beslist de directeur of de betrokkene in actieve dienst wordt gehandhaafd dan wel of hij verlof om redenen van persoonlijke aard moet aanvragen. Het verlof duurt in dit geval even lang als zijn mandaat. Indien de betrokkene een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd heeft, wordt de duur van het verlof beperkt tot de resterende looptijd van de arbeidsovereenkomst.
Artikel 14
Zonder machtiging van de directeur is het de functionaris verboden, alleen of in samenwerking met anderen, enig geschrift waarvan het onderwerp betrekking heeft op de activiteit van Europol, openbaar te maken of openbaar te doen maken. Deze machtiging kan alleen worden gewei- gerd indien de beoogde publicatie de belangen van Euro- pol zou kunnen schaden.
Artikel 15
Alle rechten die verband houden met hetgeen door de funtionaris in de uitoefening van zijn werkzaamheden is verricht, vallen toe aan Europol.
Artikel 16
De functionaris is verplicht in zijn standplaats te wonen of op zodanige afstand daarvan dat hij niet gehinderd wordt in de uitoefening van zijn werkzaamheden.
Artikel 17
Ongeacht de rang die hij bekleedt, is iedere functionaris verplicht zijn meerderen bij te staan en van raad te dienen; hij is verantwoordelijk voor de uitvoering van de taken welke hem zijn toevertrouwd.
De functionaris die belast is met de zorg voor de gang van zaken in een tak van dienst, is verantwoordelijk tegenover zijn superieuren voor de uitoefening van het gezag dat hem is toegekend, alsmede voor de uitvoering van de door hem verstrekte opdrachten. De eigen verant- woordelijkheid van zijn ondergeschikten ontheft hem in genen dele van de verantwoordelijkheid welke hij zelf draagt.
Mocht hem een bepaalde opdracht onregelmatig voorko- men of mocht hij menen dat de uitvoering daarvan nadelige gevolgen van ernstige aard kan meebrengen, dan dient de functionaris, zo nodig schriftelijk, zijn recht- streekse superieur van zijn zienswijze op de hoogte te stellen. Indien deze de opdracht schriftelijk bevestigt, moet de functionaris haar uitvoeren, tenzij de opdracht strijdig is met de strafwetten of de van toepassing zijnde veiligheidsvoorschriften. Ook kan hij de directeur verzoe- ken, overeenkomstig artikel 22 een besluit over de kwes- tie te nemen.
De functionaris die van een delict wordt beschuldigd, stelt de directeur daarvan onverwijld op de hoogte.
Artikel 18
De functionaris kan worden verplicht de schade die Europol door grove schuld zijnerzijds in de uitoefening van zijn taken of ter gelegenheid daarvan heeft geleden, geheel of gedeeltelijk te vergoeden.
De directeur neemt daartoe, met inachtneming van de procedure als bedoeld in artikel 96, een met redenen omkleed besluit.
Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft volledige rechtsmacht om uitspraak te doen in geschillen die door toepassing van deze bepalingen moch- ten ontstaan.
Artikel 19
De voorrechten en immuniteiten welke de functionaris geniet, zijn uitsluitend in het belang van Europol toege- kend. Behoudens het bepaalde in de zetelovereenkomst en het protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten, is de betrokkene niet ontheven van het vervullen van zijn particuliere verplichtingen en van het naleven van de geldende wetten en de voorschriften betreffende de open- bare orde en veiligheid.
Wanneer deze voorrechten en immuniteiten in het geding zijn, stelt de betrokken functionaris de directeur hiervan onverwijld op de hoogte.
Artikel 20
Europol verleent bijstand aan de functionaris, inzonder- heid bij rechtsvervolgingen van hen die zich hebben schuldig gemaakt aan bedreigingen, grove beledigingen, beschimpingen, smaad of vergrijpen tegen persoon of goed, waaraan hijzelf of de leden van zijn gezin uit hoofde van zijn hoedanigheid en zijn taken blootstaan.
Voorzover de schade die de functionaris door deze feiten heeft geleden, niet uit diens opzet of grove nalatigheid is voortgevloeid en hij geen vergoeding heeft kunnen ver- krijgen van degenen die de schade hebben veroorzaakt, wordt zij door Europol vergoed.
Artikel 21
Europol vergemakkelijkt de bij- en nascholing van de functionaris, voorzover dit verenigbaar is met de eisen van een goede werking der diensten en in overeenstem- ming is met de eigen belangen van Europol.
Voor de verdere loopbaan wordt ook met deze bij- en nascholing rekening gehouden.
Artikel 22
De functionaris kan verzoeken richten tot de directeur van Europol.
Elk besluit dat overeenkomstig dit statuut ten aanzien van een functionaris wordt genomen, wordt onverwijld schriftelijk te zijner kennis gebracht. Iedere voor hem nadelige beslissing dient met redenen te zijn omkleed.
Artikel 23
Het persoonsdossier van de functionaris omvat:
a) alle bescheiden welke betrekking hebben op zijn posi- tie als functionaris, alsmede alle beoordelingen van zijn bekwaamheid, zijn prestaties of zijn gedrag;
b) de opmerkingen welke de betrokken functionaris ten aanzien van bovengenoemde stukken heeft gemaakt.
Elk van deze stukken wordt ingeschreven, genummerd en opgeborgen in ononderbroken volgorde; stukken bedoeld onder a), kan Europol niet tegen de functionaris aanvoe- ren, noch te zijnen nadele gebruiken, indien zij hem niet zijn meegedeeld voordat ze aan zijn dossier zijn toege- voegd.
De mededeling van elk stuk blijkt uit de handtekening die de functionaris hieronder heeft gesteld; bij gebreke daar- van geschiedt zij per aangetekende brief.
Voor iedere functionaris mag slechts één dossier worden aangelegd. Iedere functionaris heeft, ook na beëindiging van de dienst, het recht kennis te nemen van alle stukken die zich in zijn dossier bevinden.
Het persoonsdossier is van vertrouwelijke aard en kan slechts in de dienstlokalen worden geraadpleegd. Het wordt echter aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen toegezonden, wanneer een beroep waarbij de functionaris betrokken is, bij het Hof wordt ingesteld.
Op voorstel van de directeur, ingediend na raadpleging van het personeelscomité, stelt de raad van bestuur de nadere bepalingen vast inzake het beheer en de inhoud van, alsmede de toegang tot het persoonsdossier, met inachtneming van de beginselen die zijn vastgesteld in het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981.
HOOFDSTUK 3
AANSTELLING
Artikel 24
1. De aanwerving van Europol-functionarissen is erop gericht, Europol de medewerking te verzekeren van per- sonen die uit een oogpunt van bekwaamheid, prestatie- vermogen en onkreukbaarheid aan de hoogste eisen vol- doen. Bij de selectie van de Europol-functionaris wordt niet alleen rekening gehouden met de persoonlijke geschiktheid en de beroepskwalificaties van de kandidaat, maar ook met de noodzaak van een passende vertegen- woordiging van de onderdanen van alle lidstaten en van de officiële talen van de Europese Unie. Europol voert een beleid van gelijke kansen.
2. De Europol-functionaris kan slechts worden aange- steld overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 1, en voorzover hij:
a) onderdaan is van een der lidstaten van de Europese Unie en zijn rechten als staatsburger bezit;
b) heeft voldaan aan de verplichtingen welke voor hem voortvloeien uit de wettelijke voorschriften inzake de militaire dienstplicht;
c) in zedelijk opzicht de waarborgen biedt welke voor de uitoefening van zijn taken vereist zijn;
d) voldoet aan de voor de uitoefening van zijn taken gestelde eisen van lichamelijke geschiktheid;
e) blijk geeft van een grondige kennis van een van de officiële talen van de Europese Unie en van een voldoende kennis van een andere officiële taal van de Europese Unie, voorzover dit voor de door hem te verrichten werkzaamheden noodzakelijk is.
3. Een kandidaat voor een functie bij Europol kan, voordat hij in die functie kan worden aangesteld, aan een voorafgaande nationale goedkeuringsprocedure worden onderworpen, om na te gaan of zijn indienstneming voldoet aan de nationale bepalingen inzake detachering, bijzonder verlof of tijdelijke overplaatsing. De betrokken lidstaat stelt de nadere regels van deze procedure vast.
4. Voor de aanstelling van de Europol-functionaris worden de in aanhangsel 2 vastgestelde selectieprocedures gevolgd.
Artikel 25
Alvorens tot aanstelling wordt overgegaan en bij verlen- ging van de arbeidsovereenkomst van de Europol-functio- naris, dient deze zich te onderwerpen aan een medisch onderzoek door een raadgevend arts die door Europol wordt aangewezen, opdat Europol kan vaststellen of de functionaris aan de in artikel 24, lid 2, onder d), gestelde voorwaarden voldoet dan wel blijft voldoen.
Indien het in de eerste alinea bedoelde medische onder- zoek heeft geleid tot een negatief medisch advies, kan de kandidaat, binnen 20 dagen nadat Europol hem daarvan in kennis heeft gesteld, verzoeken om zijn geval voor een definitief besluit te onderwerpen aan het oordeel van de invaliditeitscommissie. De raadgevend arts die het eerste negatieve advies heeft uitgebracht, wordt door de invali- diteitscommissie gehoord. De kandidaat kan het advies van een door hemzelf gekozen arts voorleggen aan de invaliditeitscommissie.
Artikel 26
De Europol-functionaris kan worden verplicht een proef- tijd van ten hoogste zes maanden te volbrengen. Een proeftijd mag niet worden verlangd wanneer een arbeids- overeenkomst wordt verlengd conform artikel 6.
Wanneer de Europol-functionaris tijdens zijn proeftijd wegens ziekte of ongeval gedurende ten minste één maand verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten, kan de directeur de proeftijd met een overeenkomstige periode verlengen.
Uiterlijk een maand vóór het verstrijken van de proeftijd wordt ten aanzien van de Europol-functionaris een beoordeling opgesteld betreffende zijn geschiktheid voor het vervullen van de hem uit hoofde van zijn functie opgedragen taken, alsmede betreffende zijn prestaties en zijn gedrag in de dienst. Deze beoordeling wordt ter kennis gebracht van de betrokkene, die het recht heeft hierover schriftelijk opmerkingen te maken. De Europol- functionaris die zich niet voldoende geschikt heeft getoond om zijn functie te blijven vervullen, wordt ont- slagen.
In geval van duidelijke ongeschiktheid van de Europol- functionaris, kan er op elk moment van de proeftijd een beoordeling worden opgesteld. Deze beoordeling wordt ter kennis gebracht van de betrokkene, die het recht heeft hierover schriftelijk opmerkingen te maken. Op grond van deze beoordeling kan de directeur besluiten de Euro- pol-functionaris vóór het verstrijken van de proeftijd met een opzeggingstermijn van een maand te ontslaan; daarbij mag de diensttijd de normale duur van de proeftijd niet overschrijden.
De Europol-functionaris op proef die wordt ontslagen, ontvangst een vergoeding, gelijk aan een derde van zijn basissalaris vermeningvuldigd met het aantal maanden werkelijk verrichte dienst.
Artikel 27
De Europol-functionaris wordt bij zijn aanstelling inge- deeld in de laagste salaristrap van de salarisschaal voor zijn functie. De directeur kan echter, teneinde rekening te houden met de toestand op de arbeidsmarkt voor de betrokken functie of met de opleiding en bijzondere beroepservaring van de voor de functie geslaagde kandi- daat, besluiten de geslaagde kandidaat in te delen in ten hoogste de vijfde salaristrap van de passende salaris- schaal. In dat geval mag de toepassing van artikel 29 niet resulteren in een salaris dat hoger is dan de vijfde salaristrap tijdens de eerste arbeidsovereenkomst.
Wanneer de arbeidsovereenkomst van de functionaris wordt verlengd en hij wordt ingedeeld in dezelfde salaris- schaal als die welke hij krachtens de vorige arbeidsover- eenkomst had, behoudt hij ten minste de salaristrap die hij in het kader van de eerste arbeidsovereenkomst had verkregen. Wanneer de functionaris in een hogere salaris- schaal wordt ingedeeld, wordt hij in de eerstvolgende salaristrap van die salarisschaal ingedeeld.
Artikel 28
Van iedere functionaris, met uitzondering van de direc- teur en de adjunct-directeuren, wordt ten minste eenmaal per jaar een periodiek beoordelingsrapport opgesteld inzake diens bekwaamheid, prestaties en gedrag in de dienst.
Deze beoordeling wordt ter kennis van de functionaris gebracht. Deze heeft het recht hieraan alle opmerkingen toe te voegen die hij dienstig acht.
Artikel 29
De directeur kan op de grondslag van een beoordeling waarin rekening wordt gehouden met de prestaties van de betrokken functionaris, ten hoogste twee salaristrappen om de twee jaar toekennen. De opleidingstaken uit hoofde van de in artikel 21 genoemde bij- en nascholing worden bij deze beoordeling in aanmerking genomen. De nadere regels voor de beoordelingsprocedure worden door de raad van bestuur vastgesteld ingevolge een voor- stel van de directeur, dat na raadpleging van het perso- neelscomité is ingediend.
Indien een functionaris wegens inefficiëntie geen salaris- verhoging heeft gekregen, kan hij zes maanden na het betreffende besluit om een herziening verzoeken.
HOOFDSTUK 4
ARBEIDSVOORWAARDEN
Artikel 30
De functionaris in actieve dienst staat te allen tijde ter beschikking van Europol.
De normale arbeidsduur bedraagt evenwel 40 uur per week, overeenkomstig een door de directeur vastgesteld rooster. Binnen deze grens kan de directeur, na raadple- ging van het personeelscomité, passende roosters vaststel- len voor bepaalde groepen functionarissen die met bijzon- dere taken zijn belast.
Bovendien kan de functionaris, indien het dienstbelang of de normen op het gebied van de bedrijfsveiligheid zulks vereisen, verplicht worden zich buiten de normale arbeidsduur op het werk of thuis ter beschikking van Europol te houden. Europol bepaalt de wijze van toepas- sing van deze alinea na raadpleging van het personeelsco- mité.
Artikel 31
Wanneer daartoe een met redenen omkleed verzoek wordt ingediend, verleent de directeur de functionaris toestemming om deeltijds te werken. Deze toestemming wordt geweigerd, indien de directeur van oordeel is dat het inwilligen van het verzoek om deeltijds te werken, nadelig zou zijn voor de belangen van Europol.
De functionaris die toestemming heeft verkregen om deeltijds te werken, moet elke maand, overeenkomstig de
door de directeur vastgestelde bepalingen, arbeid verrich- ten gedurende het overeengekomen gedeelte van de nor- male arbeidsduur.
Artikel 32
De in artikel 31 bedoelde toestemming wordt op verzoek van de functionaris verleend voor een periode van ten hoogste één jaar. De toestemming kan evenwel onder dezelfde voorwaarden worden verlengd. Hiertoe dient de betrokken functionaris, ten minste één maand vóór het verstrijken van de periode waarvoor toestemming is ver- leend, een verzoek in.
Wanneer de omstandigheden welke de toestemming rechtvaardigen, ophouden te bestaan, kan de directeur deze toestemming vóór het einde van de periode waar- voor zij was verleend, intrekken met een kennisgevings- termijn van één maand.
Op verzoek van de betrokken functionaris kan de direc- teur eveneens de toestemming intrekken.
Gedurende de periode waarvoor de functionaris toestem- ming heeft verkregen om deeltijds te werken, heeft hij recht op het overeenkomstige percentage van zijn bezoldi- ging. Hij blijft echter 100 % van de kindertoelage en van de schooltoelage ontvangen. De bijdragen voor het stelsel van ziekteverzekering en voor de pensioenregeling wor- den berekend op de grondslag van het gehele basissala- ris.
Het jaarlijks verlof van de functionaris die toestemming heeft verkregen om deeltijds te werken wordt, voor de duur van deze werkregeling, met het overeenkomstige gedeelte verminderd. Gedeelten van af te trekken dagen worden verwaarloosd.
Artikel 33
De functionaris kan slechts in dringende gevallen of bij buitengewone toevloed van werk worden verplicht tot het verrichten van overwerk; machtiging tot het doen verrich- ten van arbeid gedurende de nacht of op zon- en feestda- gen kan slechts worden verleend volgens de door de directeur vastgestelde procedure. Het totale aantal van een functionaris verlangde overuren mag in geen geval meer dan 150 per periode van zes maanden bedragen. Van dit aantal mag worden afgeweken bij besluit van de directeur, na raadpleging van het personeelscomité, afhankelijk van de vraag of beloning dan wel compense- rend verlof wordt gegeven.
De door de functionaris verrichte overuren geven, over- eenkomstig de bepalingen van aanhangsel 3, recht op compenserend verlof of, indien het belang van de dienst niet toestaat vrije tijd te verlenen in de twee maanden
volgende op die waarin de overuren werden verricht, op beloning.
Artikel 34
De functionaris die in het kader van een continudienst of ploegendienst waartoe Europol heeft besloten omdat het dienstbelang of de normen op het gebied der bedrijfsvei- ligheid zulks vereisen en ten aanzien waarvan Europol van oordeel is dat deze geregeld en ononderbroken moet worden uitgevoerd, regelmatig nachtarbeid of arbeid op zaterdagen, zon- en feestdagen moet verrichten, kan in aanmerking komen voor bijzondere toeslagen.
Op voorstel van de directeur, ingediend na raadpleging van het personeelscomité, stelt de raad van bestuur de categorieën van functionarissen die daarvoor in aanmer- king komen, de voorwaarden voor toekenning en de hoogte van deze toeslagen vast.
De normale arbeidsduur van de functionaris die continue dienst of ploegendienst verricht, mag niet meer bedragen dan de totale normale arbeidsduur op jaarbasis.
Artikel 35
De functionaris die zich, ingevolge een uit hoofde van het dienstbelang of de normen op het gebied van de bedrijfs- veiligheid genomen besluit van de directeur, regelmatig buiten de normale arbeidsduur op het werk of thuis ter beschikking van Europol moet houden, komt in aanmer- king voor bijzondere compensatie.
Op voorstel van de directeur, ingediend na raadpleging van het personeelscomité, stelt de raad van bestuur de categorieën van functionarissen die daarvoor in aanmer- king komen, de voorwaarden voor toekenning en de hoogte van deze compensatie vast.
Artikel 36
De functionaris heeft per kalenderjaar recht op een vakantieverlof van 30 werkdagen.
Behalve deze vakantie kan hem op zijn verzoek bij wijze van uitzondering een buitengewoon verlof worden ver- leend. Het verlenen van zulk een verlof geschiedt overeen- komstig de bepalingen van aanhangsel 4.
Artikel 37
Ongeacht het recht op de in artikel 36 vermelde verloven, hebben zwangere vrouwen, na overlegging van een medisch attest, recht op moederschapsverlof, dat niet eerder ingaat dan zes weken vóór de datum die op het attest als vermoedelijke dag van de bevalling is aangege- ven en tien weken na de dag van de bevalling eindigt; dit verlof bedraagt evenwel ten minste 16 weken, ongeacht de datum waarop het ingaat.
Het moederschapsverlof omvat een verplicht verlof van ten minste twee weken voor en na de datum van beval- ling.
Zwangere vrouwen hebben het recht om, zonder salaris- derving, vrijaf te nemen om prenatale onderzoeken te ondergaan indien dergelijke onderzoeken onder de werk- tijd moeten plaatsvinden.
Artikel 38
1. De functionaris die aantoont ten gevolge van ziekte of ongeval verhinderd te zijn zijn werkzaamheden te verrichten, komt van rechtswege in aanmerking voor ziekteverlof. Het ziekteverlof bedraagt niet meer dan drie maanden of de duur van de reeds door de functionaris volbrachte diensttijd wanneer deze langer is. Dit verlof kan niet na het einde van de arbeidsovereenkomst wor- den voortgezet.
De betrokkene deelt Europol zo spoedig mogelijk mee dat hij niet in staat is zijn werkzaamheden te verrichten en geeft hierbij de plaats aan waar hij zich bevindt. Hij kan daarna verplicht worden een door Europol georganiseerd medisch onderzoek te ondergaan.
Wanneer het totale ziekteverlof van de functionaris over een periode van drie jaar meer dan twaalf maanden bedraagt, kan de directeur het geval aan de invaliditeits- commissie voorleggen.
2. De functionaris kan ambtshalve met verlof worden gezonden, indien uit een onderzoek door een door Euro- pol aangewezen arts blijkt dat zulks in verband met zijn gezondheidstoestand vereist is of dat te zijnen huize een besmettelijke ziekte heerst.
3. Na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termij- nen ontvangt de functionaris wiens arbeidsovereenkomst niet wordt beëindigd ondanks het feit dat hij zijn werk- zaamheden nog niet kan hervatten, onbezoldigd ziekte- verlof.
De functionaris die een beroepsziekte heeft opgedaan of wie bij de uitoefening van zijn functie een ongeval is overkomen, blijft echter gedurende de gehele periode van zijn arbeidsongeschiktheid zijn volledige bezoldiging ont- vangen zolang hij niet in het genot van het in artikel 65 bedoelde invaliditeitspensioen is gesteld.
Artikel 39
Behoudens bij ziekte of ongeval mag de functionaris, zonder hiertoe van tevoren door zijn rechtstreekse supe- rieur te zijn gemachtigd, niet afwezig zijn. Onverminderd de eventuele toepassing van tuchtrechtelijke bepalingen, wordt iedere onregelmatige afwezigheid die naar behoren is vastgesteld, op het vakantieverlof in mindering gebracht.
Artikel 40
De lijst van feestdagen wordt door de raad van bestuur vastgesteld ingevolge een voorstel van de directeur, dat na raadpleging van het personeelscomité is ingediend.
Artikel 41
Bij wijze van uitzondering kan aan de Europol-functiona- ris op diens verzoek onbezoldigd verlof om dwingende redenen van persoonlijke aard worden verleend. De direc- teur bepaalt de duur van dit verlof, dat een vierde van de duur van de reeds volbrachte diensttijd niet mag over- schrijden en in geen geval langer mag duren dan:
— drie maanden wanneer de functionaris minder dan vier jaar anciënniteit heeft,
— zes maanden in de andere gevallen.
Tijdens de duur van het onbetaald verlof van de Europol- functionaris wordt de dekking van de uit ziekte en ongevallen voortvloeiende kosten als bedoeld in arti- kel 56 geschorst.
Indien de Europol-functionaris echter aantoont niet te kunnen worden gedekt door een andere openbare verze- kering tegen de in artikel 56 bedoelde risico’s, kan hij op zijn verzoek, in te dienen uiterlijk in de maand volgende op het begin van het onbezoldigd verlof, de dekking als bedoeld in het vorengenoemde artikel blijven genieten, op voorwaarde dat hij tijdens de duur van zijn verlof de helft van de benodigde bijdragen ter dekking van de in arti- kel 56 bedoelde risico’s voor zijn rekening neemt; de bijdragen worden berekend op de grondslag van het laatste basissalaris van de functionaris.
Voorts kan de Europol-functionaris die aantoont geen pensioenrechten via een andere pensioenregeling te kun- nen verkrijgen, op zijn verzoek tijdens de duur van het onbezoldigd verlof verdere pensioenrechten blijven ver- werven, op voorwaarde dat hij een bijdrage betaalt gelijk aan driemaal het in artikel 78 bedoelde percentage; de bijdragen worden berekend op de grondslag van het basissalaris van de functionaris, overeenkomende met zijn salarisschaal en salaristrap.
Artikel 42
De Europol-functionaris die in een militair verband is opgenomen teneinde zijn wettelijke eerste oefening of vervangende dienst te vervullen, of die voor herhalingsoe- feningen dan wel om andere redenen weer onder de wapenen is geroepen, wordt geplaatst in de stand „verlof wegens militaire dienst”; indien de Europol-functionaris voor bepaalde tijd in dienst is genomen, kan dit verlof in geen geval de looptijd van de arbeidsovereenkomst over- schrijden.
De Europol-functionaris die in een militair verband is opgenomen teneinde zijn wettelijke eerste oefening of vervangende dienst te vervullen, ontvangt geen bezoldi-
ging meer. Hij behoudt de rechten met betrekking tot ouderdomspensioen, mits hij na de vervulling van zijn militaire plichten of van de vervangende dienst over het betreffende tijdvak alsnog zijn bijdragen ingevolge de pensioenregeling betaalt.
De Europol-functionaris die voor herhalingsoefeningen of om andere redenen weer onder de wapenen is geroepen; blijft gedurende het betreffende tijdvak zijn bezoldiging genieten; hierop wordt echter de bezoldiging die hij als militair ontvangt, in mindering gebracht.
HOOFDSTUK 5
BEZOLDIGING EN VERGOEDING VAN KOSTEN
Artikel 43
De bezoldiging van de Europol-functionaris omvat een basissalaris, gezinstoelagen en toelagen van andere aard. De bezoldiging wordt uitgedrukt en uitbetaald in de valuta van het land waar de functionaris zijn standplaats heeft.
Artikel 44
De raad van bestuur stelt jaarlijks een onderzoek in naar het bezoldigingspeil van de functionarissen van Europol. Bij dit onderzoek gaat de raad van bestuur na of het ten gevolge van wijzigingen van de kosten van levensonder- houd in Den Haag geboden is de bezoldigingen aan te passen. Eventuele wijzigingen in de salarissen van het overheidspersoneel in de lidstaten en de behoefte tot aanwerving van personeel bij Europol worden in het bijzonder in aanmerking genomen.
Op basis van het jaarlijkse onderzoek van het bezoldi- gingspeil kunnen de basissalarissen en toelagen worden aangepast. De Raad neemt een besluit met eenparigheid van stemmen, volgens de procedure van titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie, op basis van het voorstel van de raad van bestuur.
Artikel 45
Voor iedere salarisschaal en salaristrap wordt het maan- delijkse basissalaris overeenkomstig onderstaande tabel vastgesteld in Nederlandse gulden.
Salaris- schaal | Salaristrap | ||||||||||
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | |
1 | 24 500 | ||||||||||
2 | 22 000 | ||||||||||
3 | 15 100 | 15 490 | 15 880 | 16 300 | 16 720 | 17 160 | 17 598 | 18 060 | 18 525 | 19 015 | 19 500 |
4 | 13 150 | 13 500 | 13 845 | 14 210 | 14 575 | 14 960 | 15 340 | 15 745 | 16 150 | 16 575 | 17 000 |
5 | 10 835 | 11 120 | 11 400 | 11 700 | 12 000 | 12 320 | 12 635 | 12 970 | 13 300 | 13 650 | 14 000 |
6 | 9 285 | 9 530 | 9 775 | 10 035 | 10 290 | 10 560 | 10 830 | 11 115 | 11 400 | 11 700 | 12 000 |
7 | 7 740 | 7 945 | 8 145 | 8 360 | 8 575 | 8 800 | 9 025 | 9 265 | 9 500 | 9 750 | 10 000 |
8 | 6 580 | 6 755 | 6 925 | 7 110 | 7 290 | 7 480 | 7 670 | 7 875 | 8 075 | 8 290 | 8 500 |
9 | 5 800 | 5 955 | 6 110 | 6 270 | 6 430 | 6 600 | 6 770 | 6 950 | 7 125 | 7 315 | 7 500 |
10 | 5 030 | 5 165 | 5 295 | 5 435 | 5 570 | 5 720 | 5 870 | 6 025 | 6 175 | 6 340 | 6 500 |
11 | 4 875 | 5 005 | 5 130 | 5 265 | 5 400 | 5 545 | 5 685 | 5 835 | 5 985 | 6 145 | 6 300 |
12 | 3 870 | 3 975 | 4 075 | 4 180 | 4 285 | 4 400 | 4 515 | 4 635 | 4 750 | 4 875 | 5 000 |
13 | 3 325 | 3 415 | 3 500 | 3 595 | 3 685 | 3 785 | 3 880 | 3 985 | 4 085 | 4 195 | 4 300 |
Artikel 46
1. De gezinstoelagen omvatten:
a) de kostwinnerstoelage;
b) de kindertoelage;
c) de toelage voor schoolgaande kinderen.
2. De functionaris die de in dit artikel bedoelde gezins- toelagen geniet, is verplicht opgave te doen van soortge-
lijke toelagen uit andere bron; deze komen in mindering op die welke uit hoofde van aanhangsel 5, artikelen 1, 2 en 3, worden uitbetaald.
3. De kindertoelage kan bij een bijzonder met redenen omkleed besluit van de directeur worden verdubbeld op grond van medische bewijsstukken waaruit blijkt dat het desbetreffende kind voor de functionaris zware lasten met zich brengt, omdat het geestelijk of lichamelijk gehandi- capt is.
4. Indien voornoemde gezinstoelagen krachtens aan- hangsel 5, artikelen 1, 2 en 3, aan een andere persoon dan de functionaris worden uitgekeerd, gelden de leden 2 en 3 van dit artikel voor de hierboven bedoelde per- soon.
Artikel 47
De ontheemdingstoelage is een overeenkomstig aanhang- sel 5 per categorie van functies vastgestelde vaste toelage waarop de functionaris recht heeft voor de duur van zijn arbeidsovereenkomst(en) voor bepaalde tijd. Na afloop van dit tijdvak wordt deze toelage jaarlijks met 10 % van de aanvankelijke toelage verminderd.
Artikel 48
Bij overlijden van de functionaris ontvangen de overle- vende echtgenoot of de kinderen te zijnen laste de totale bezoldiging van de overledene tot en met de derde maand na de maand van overlijden.
Bovengenoemd tijdvak wordt verlengd tot twaalf maan- den indien de functionaris overleden is ten gevolge van één van de in artikel 65, lid 1, tweede alinea, genoemde daden.
Bij overlijden van een pensioengerechtigde is het boven- staande van toepassing ten aanzien van het pensioen van de overledene.
Artikel 49
De gezinstoelagen, de ontheemdingstoelage en andere vaste vergoedingen zijn in aanhangsel 5 vastgesteld.
Artikel 50
Onverminderd de artikelen 51 tot en met 54 en overeen- komstig het bepaalde in aanhangsel 5 heeft de functiona- ris recht op vergoeding van de redelijke kosten door hem gemaakt bij indiensttreding, overplaatsing of beëindiging van de dienst, alsmede van de redelijke kosten welke hij in of ter gelegenheid van de uitoefening van zijn werk- zaamheden heeft gemaakt.
Artikel 51
De Europol-functionaris heeft overeenkomstig het be- paalde in aanhangsel 5 recht op vergoeding van zijn verhuiskosten. Deze vergoeding wordt ook toegekend wanneer de arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd beëindigd wordt, behoudens wanneer deze beëindiging voortvloeit uit voor een Europol-functionaris onbetame- lijk geacht gedrag.
Artikel 52
Er wordt een huisvestigingsvergoeding toegekend over- eenkomstig het bepaalde in aanhangsel 5.
Artikel 53
Redelijke kosten gemaakt door een functionaris bij zijn indiensttreding bij Europol worden vergoed overeenkom- stig het bepaalde in aanhangsel 5.
Artikel 54
Reiskosten van de standplaats naar de plaats van her- komst worden vergoed overeenkomstig het bepaalde in aanhangsel 5.
Artikel 55
1. Op de 15e van elke maand wordt de bezoldiging voor de lopende maand aan de functionaris uitbetaald. Het bedrag van deze bezoldiging wordt naar boven afgerond in gehele eenheden van de betrokken valuta.
2. Indien niet de gehele maandbezoldiging verschul- digd is, wordt deze in dertigsten verdeeld en:
a) indien het werkelijke aantal te betalen dagen 15 of minder bedraagt, is het aantal verschuldigde dertig- sten gelijk aan het werkelijk aantal te betalen dagen;
b) indien het werkelijke aantal te betalen dagen meer dan 15 bedraagt, is het aantal verschuldigde dertig- sten gelijk aan het verschil tussen 30 en het werkelijke aantal niet te betalen dagen.
3. Wanneer het recht op gezinstoelagen en op de ontheemdingstoelage ontstaat na de datum van indienst- treding van de functionaris, geniet hij deze vanaf de eerste dag van de maand waarin het recht is ontstaan. Wanneer het recht op deze toelagen eindigt, blijft hij in het genot ervan tot het einde van de maand waarin dit recht eindigt.
HOOFDSTUK 8
SOCIALE ZEKERHEID
Afdeling A
Ziekte- em ongevallenverzekering
Artikel 56
1. Volgens een regeling die wordt vastgesteld door de raad van bestuur, ingevolge een voorstel van de directeur, ingediend na raadpleging van het personeelscomité, zijn de kosten in geval van ziekte van de functionaris, zijn echtgenoot, wanneer deze niet onder toepassing van enige andere wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling presta- ties van dezelfde aard of dezelfde hoogte kan verkrijgen, zijn kinderen en andere personen die in de zin van aanhangsel 5, artikel 2, te zijnen laste komen, tot ten hoogste 80 % gedekt. Dit percentage wordt verhoogd tot
85 voor de volgende prestaties: consulten en visites,
operaties, ziektenhuisopneming, geneesmiddelen, radiolo- gisch onderzoek, analyses, laboratoriumonderzoek en prothesen op doktersvoorschrift met uitzondering van tandprothesen. Het percentage wordt verhoogd tot 100 in geval van tuberculose, kinderverlamming, kanker, gees- tesziekte en andere ziekten die naar oordeel van de directeur even ernstig zijn, alsmede voor preventief onder- zoek en in geval van bevallingen. De vergoedingen tegen 100 % gelden echter niet in geval van beroepsziekten of ongevallen die geleid hebben tot toepassing van arti- kel 57.
Een derde deel van de voor deze dekking noodzakelijke bijdrage komt ten laste van de functionaris; dit deel mag ten hoogste 2 % van zijn basissalaris bedragen.
2. De functionaris die zijn dienst definitief beëindigt, kan, wanneer hij aantoont dat hij zich niet bij een andere openbare ziektekostenverzekering kan verzekeren, uiter- lijk in de maand volgende op de beëindiging van zijn dienst, verzoeken dat de in lid 1 bedoelde ziektekosten- dekking gedurende een periode van maximaal zes maan- den na beëindiging van de dienst op hem van toepassing blijft. De in het vorige lid bedoelde bijdrage wordt berekend op de grondslag van het laatste basissalaris van de functionaris; deze bijdrage komt voor de helft te zijnen laste.
Bij besluit van de directeur, genomen na advies van een door Europol aangewezen arts, zijn de termijn van één maand voor de indiening van het verzoek en de in de vorige alinea bedoelde beperking tot zes maanden niet van toepassing op de functionaris die aan een ernstige of langdurige ziekte lijdt, die bij hem reeds vóór de beëindi- ging van zijn dienst bestond en waarvan de instelling vóór het verstrijken van de in de vorige alinea bedoelde periode van zes maanden in kennis is gesteld, zulks op voorwaarde dat hij zich aan een door Europol georgani- seerd medisch onderzoek onderwerpt.
3. De uit de echt gescheiden echtgenoot van een func- tionaris, het kind dat niet langer ten laste van de functio- naris is en de persoon die niet langer gelijkgesteld wordt met een kind ten laste in de zin van de bepalingen van aanhangsel 5, artikel 2, kunnen, wanneer zij aantonen dat zij geen vergoedingen van een andere openbare ziektekos- tenverzekering kunnen krijgen, gedurende een periode van maximaal een jaar aanspraak op de in lid 1 bedoelde ziektekostendekking blijven maken als verzekerden uit hoofde van de aangeslotene door wie zij voor deze vergoedingen in aanmerking kwamen; deze ziektekosten- dekking geeft geen aanleiding tot het innen van een bijdrage. Bovenbedoelde periode loopt vanaf de datum waarop de echtscheiding definitief is geworden of de dag waarop het kind of de met een kind ten laste gelijkge- stelde persoon niet langer ten laste van de functionaris was.
4. Op de functionaris die tot de leeftijd van 62 jaar in dienst van Europol is gebleven of die invaliditeitspensioen geniet, zijn na beëindiging van de dienst de bepalingen van lid 1 van toepassing. De bijdrage wordt op de grondslag van het pensioen berekend.
Op degene die een overlevingspensioen ontvangt ten gevolge van het overlijden van een functionaris in actieve dienst, van een functionaris die tot de leeftijd van 62 jaar in dienst van Europol is gebleven, of van een functionaris die invaliditeitspensioen geniet, zijn deze bepalingen even- eens van toepassing. De bijdrage wordt op de grondslag van het pensioen berekend.
5. Mits de ziektekosten niet door een andere openbare ziektekostenverzekering kunnen worden gedekt, is lid 1 ook van toepassing.
a) op de gewezen functionaris die ouderdomspensioen geniet en die de dienst van Europol heeft verlaten vóór het bereiken van de leeftijd van 62 jaar;
b) op degene die een overlevingspensioen ontvangt ten gevolge van het overlijden van een gewezen functiona- ris die de dienst van Europol heeft verlaten vóór het bereiken van de leeftijd van 62 jaar.
De in lid 1 bedoelde bijdrage wordt berekend op de grondslag van het pensioen van de gewezen functionaris en komt voor de helft ten laste van de rechthebbende. Op degene die een wezenpensioen ontvangt, is lid 1 evenwel slechts van toepassing wanneer hij daarom verzoekt. De bijdrage wordt op de grondslag van het wezenpensioen berekend.
6. Indien het bedrag van de niet terugbetaalde kosten over een periode van twaalf maanden de helft van het maandelijkse basissalaris van de functionaris of van het uitgekeerde pensioen te boven gaat, kent de directeur op de grondslag van de in lid 1 bedoelde regeling een bijzondere vergoeding toe, waarbij rekening wordt gehou- den met de gezinsomstandigheden van de betrokkene.
7. De rechthebbende is verplicht opgave te doen van de vergoedingen die hij heeft ontvangen of waarop hij aanspraak kan maken krachtens een andere bij wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen voorgeschreven ziekte- kostenverzekering, voor zichzelf of voor een van de uit zijnen hoofde verzekerde personen.
Indien het totale bedrag van de vergoedingen die hij zou kunnen ontvangen, de in lid 1 bedoelde vergoedingen te boven gaat, wordt het verschil in mindering gebracht op het krachtens lid 1 te vergoeden bedrag, behalve in het geval van vergoedingen uit hoofde van een particuliere aanvullende ziektekostenverzekering ter dekking van het gedeelte van de kosten dat niet wordt vergoed door het stelsel van ziektekostenverzekering van Europol.
Artikel 57
1. Volgens een door de raad van bestuur na advies van het personeelscomité vastgestelde regeling is de functiona- ris met ingang van de dag van zijn indiensttreding verze- kerd tegen uit beroepsziekten en ongevallen voort- vloeiende risico’s. Voor de dekking van het risico van ongevallen buiten de dienst is hij verplicht ten hoogste
0,1 % van zijn basissalaris bij te dragen. In deze regeling wordt bepaald welke risico’s niet zijn gedekt.
2. De gewaarborgde uitkeringen zijn de navolgende:
a) bij overlijden:
uitkering aan de hierna te noemen personen van een kapitaal gelijk aan vijfmaal het jaarlijkse basissalaris van de betrokkene, berekend op de grondslag van het maandelijkse salaris toegekend over de twaalf maan- den voorafgaand aan het ongeval:
— aan de echtgenoot en de kinderen van de overle- den functionaris, overeenkomstig de bepalingen van het erfrecht dat op de functionaris van toepas- sing is; het aan de echtgenoot uit te keren bedrag kan evenwel niet minder zijn dan 25 % van het kapitaal;
— bij gebreke van personen van de hierboven genoemde categorie, aan de andere nakomelingen, overeenkomstig de bepalingen van het erfrecht dat op de functionaris van toepassing is;
— bij gebreke van personen van de hierboven genoemde twee categorieën, aan de bloedverwan- ten in opgaande lijn, overeenkomstig de bepalin- gen van het erfrecht dat op de functionaris van toepassing is;
— bij gebreke van personen van de hierboven genoemde drie categorieën, aan Europol;
b) bij blijvende algehele invaliditeit:
uitkering aan de betrokkene van een kapitaal gelijk aan achtmaal zijn jaarlijkse basissalaris berekend op de grondslag van zijn maandelijkse salaris, toegekend over de twaalf maanden voorafgaand aan het onge- val.
c) bij blijvende gedeeltelijke invaliditeit:
uitkering aan de betrokkene van een deel van het onder b) bepaalde bedrag, berekend op de grondslag van de schaal, vastgesteld bij de in lid 1 bedoelde regeling.
Samenloop van de hierboven vastgestelde uitkeringen met die krachtens de pensioenregeling is mogelijk.
3. Bovendien zijn overeenkomstig de in lid 1 bedoelde regeling gedekt de kosten van geneeskundige hulp, geneesmiddelen, verblijf in een ziekenhuis, operatief ingrijpen, prothesen, röntgenonderzoek, massage, ortho- pedie, klinische behandeling en vervoer, alsmede alle soortgelijke kosten die noodzakelijkerwijs gemaakt zijn als gevolg van het ongeval of van de beroepsziekte.
Tot deze uitkering wordt evenwel slechts overgegaan voorzover de vergoedingen die de functionaris ontvangt krachtens artikel 56, bovengenoemde kosten niet dek- ken.
Artikel 58
De artikelen 56 en 57 zijn van toepassing gedurende de periode van tewerkstelling, gedurende het ziekteverlof en
gedurende het onbezoldigd verlof bedoeld in de artike- len 38 en 41 onder de daarin vastgestelde voorwaarden.
Artikel 56 is van toepassing op de Europol-functionaris die een invaliditeitspensioen geniet, op de gerechtigden van overlevingspensioen en op de functionaris die een ouderdomspensioen geniet.
Wijst evenwel het in artikel 25 bedoelde medische onder- zoek uit dat de functionaris aan een ziekte of een gebrek lijdt, dan kan de directeur besluiten dat de uit deze ziekte of dit gebrek voortvloeiende kosten van de in artikel 56 bedoelde terugbetaling van kosten worden uitgesloten.
Artikel 59
1. De gewezen Europol-functionaris die na beëindiging van zijn dienst bij Europol werkloos is en:
— geen ouderdoms- of invaliditeitspensioen van Europol ontvangt,
— wiens beëindiging van de dienst niet het gevolg is van een ontslag op verzoek of een opzegging van de arbeidsovereenkomst om redenen van tuchtrechtelijke aard of tijdens de proeftijd,
— ten minste zes maanden in dienst is geweest,
— en woonachtig is in een lidstaat van de Eurpese Unie,
ontvangt op de onderstaande voorwaarden een maande- lijkse werkloosheidsuitkering.
Indien hij krachtens een nationale verzekering aanspraak heeft op een werkloosheidsuitkering, is hij gehouden hiervan opgave te doen aan Europol. In dat geval wordt het bedrag van die uitkering in mindering gebracht op de krachtens lid 3 verleende uitkering.
2. Om voor deze werkloosheidsuitkering in aanmer- king te komen, dient de gewezen Europol-functionaris:
a) op eigen verzoek als werkzoekende te worden inge- schreven bij de bureaus voor arbeidsbemiddeling in de lidstaat waar hij zich vestigt;
b) te voldoen aan de verplichtingen die door de wetge- ving van die lidstaat zijn voorgeschreven voor perso- nen die op grond van deze wetgeving werkloosheids- uitkering genieten;
c) maandelijks een verklaring van de bevoegde nationale dienst toe te zenden aan Europol, waarin wordt aangegeven of hij al dan niet aan de onder a) en b) vastgestelde verplichtingen heeft voldaan.
Ook wanneer niet aan de onder b) bedoelde nationale verplichtingen wordt voldaan, mag de uitkering door Europol worden verleend of gehandhaafd in geval van ziekte, ongeval, moederschap, invaliditeit of een als daar- mee overeenkomend erkende situatie of indien de bevoegde nationale autoriteit ontheffing van de verplich- tingen verleent.
De raad van bestuur stelt de bepalingen vast die noodza- kelijk zijn voor toepassing van dit artikel.
3. De werkloosheidsuitkering wordt vastgesteld op de grondslag van het basissalaris dat de gewezen Europol- functionaris bij de beëindiging van zijn dienst heeft bereikt. Deze werkloosheidsuitkering wordt vastgesteld op:
— 60 % van het basissalaris gedurende een eerste periode van twaalf maanden.
— 45 % van het basissalaris van de 13e tot en met de 18e maand;
— 30 % van het basissalaris van de 19e tot en met de 24e maand.
De aldus vastgestelde bedragen mogen niet minder dan 1 650 NLG en niet meer dan 3 300 NLG bedragen.
Naar bovengenoemd minimum en maximum kan jaarlijks door de raad van bestuur een onderzoek worden xxxx- xxxxx.
4. De werkloosheidsuitkering wordt aan de gewezen Europol-functionaris uitbetaald voor een periode van ten hoogste 24 maanden, die ingaat op de dag waarop de dienst wordt beëindigd. Indien de gewezen Europol- functionaris in de loop van deze periode evenwel niet langer aan de in leden 1 en 2 gestelde voorwaarden voldoet, wordt de uitbetaling van de uitkering onderbro- ken. De uitkering wordt opnieuw uitbetaald indien de gewezen Europol-functionaris vóór het verstrijken van deze periode opnieuw aan bedoelde voorwaarden vol- doet, zonder het recht op een nationale werkloosheidsuit- kering te hebben verworven.
5. De gewezen Europol-functionaris die voor de werk- loosheidsuitkering in aanmerking komt, heeft recht op de gezinstoelagen als bedoeld in artikel 46. De kostwinners- toelage wordt berekend aan de hand van de werkloos- heidsuitkering onder de voorwaarden van aanhangsel 5, artikel 1.
De betrokkene moet opgave doen van soortgelijke toela- gen die elders, hetzij aan hemzelf hetzij aan zijn echtge- noot, worden uitbetaald; deze toelagen worden in minde- ring gebracht op die welke krachtens het onderhavige artikel moeten worden uitbetaald.
De gewezen Europol-functionaris die in aanmerking komt voor de werkloosheidsuitkering, heeft, onder de voor- waarden als bepaald in artikel 56, recht op dekking van ziekterisico’s, zonder bijdrage te zijnen laste.
6. Elke Europol-functionaris draagt voor een derde bij aan de financiering van de werkloosheidsverzekering.
Deze bijdrage wordt vastgesteld op 0,4 % van het basissa- laris van de betrokkene. Deze bijdrage wordt maandelijks ingehouden op het salaris van de betrokkene en, ver- hoogd met de resterende twee derden die ten laste van Europol komen, in een speciaal werkloosheidsfonds gestort.
Europol betaalt zijn bijdrage aan dit fonds iedere maand, uiterlijk acht dagen na de uitbetaling van de bezoldigin- gen.
7. Op de werkloosheidsuitkering die aan de werkloos blijvende gewezen Europol-functionaris wordt uitbetaald, zijn dezelfde voorwaarden en wijze van belastingheffing van toepassing als die welke gelden voor de bezoldiging van het personeel van Europol.
8. De terzake van werkgelegenheid en werkloosheid bevoegde nationale diensten zorgen, in het kader van hun nationale wetgeving, samen met Europol voor een doel- treffende samenwerking om dit artikel naar behoren toe te passen.
9. De bijzonderheden voor de toepassing van dit arti- kel worden door de raad van bestuur neergelegd in een regeling, ingevolge een door de directeur na raadpleging van het personeelscomité ingediend voorstel, onvermin- derd het bepaalde in lid 2, laatste alinea.
Artikel 60
1. Bij geboorte van een kind van een functionaris wordt een toelage ten bedrage van 440 NLG uitgekeerd aan de persoon die daadwerkelijk voor dit kind zorg draagt.
Dezelfde toelage wordt uitgekeerd aan de functionaris die een kind adopteert dat ten hoogste vijf jaar oud is, en te zijnen laste komt in de zin van aanhangsel 5, artikel 2.
2. Deze toelage wordt ook uitgekeerd bij het einde van een zwangerschap van ten minste 28 weken, mits een medisch attest tot staving wordt overgelegd.
3. Degene die een geboortetoelage ontvangt, is ver- plicht opgave te doen van uit andere bron voor hetzelfde kind ontvangen soortgelijke toelagen; deze komen in mindering op de hierboven vermelde toelage. Is zowel de vader als de moeder functionaris van Europol, dan wordt de toelage slechts eenmaal uitbetaald.
Artikel 61
Bij overlijden van een functionaris, zijn echtgenoot, zijn kinderen ten laste of andere personen, welke te zijnen laste zijn in de zin van aanhangsel 5, artikel 2, en die met hem samenwonen, worden de kosten van het vervoer van het stoffelijk overschot van de standplaats naar de plaats van herkomst van de functionaris door Europol ver- goed.
Ingeval de functionaris overlijdt tijdens een dienstreis, vergoedt Europol evenwel de kosten van het vervoer van het stoffelijk overschot van de plaats van overlijden naar de plaats van herkomst van de functionaris.
Artikel 62
De directeur kan een schenking, een lening of een voor- schot toekennen aan een functionaris, een gewezen func- tionaris of aan de rechtverkrijgenden van een overleden functionaris die in zeer benarde omstandigheden verkeren ten gevolge van een ernstige of langdurige ziekte of indien de functionaris niet in staat is arbeid te verrichten als gevolg van een ongeval, hem tijdens de dienst overkomen, en indien hij aantoont voor die ziekte of dat ongeval niet onder een ander stelsel van sociale zekerheid te vallen.
Afdeling B
Verzekering bij invaliditeit en overlijden
Artikel 63
De Europol-functionaris is volgens onderstaande bepalin- gen verzekerd terzake van overlijden en van invaliditeit, ontstaan gedurende zijn dienstverband.
De in deze afdeling vastgestelde uitkeringen en rechten worden opgeschort wanneer de functionaris krachtens de bepalingen van dit statuut tijdelijk niet in het genot is van de bezoldiging die hij uit hoofde van zijn dienstverband ontvangt.
Artikel 64
Wijst het medische onderzoek dat aan de indienstneming van de functionaris voorafgaat, uit dat hij aan een ziekte of een gebrek lijdt, dan kan de directeur besluiten hem, wat de gevolgen of de nasleep van deze ziekte of dit gebrek betreft, niet eerder in het genot te stellen van de terzake van invaliditeit of overlijden geldende rechten dan vier jaar na zijn indiensttreding bij Europol.
De functionaris kan tegen dit besluit in beroep gaan bij de invaliditeitscommissie, die wordt ingesteld krachtens aanhangsel 7.
Artikel 65
1. De functionaris die volledig invalide wordt, zodat hij zijn dienst bij Europol moet beëindigen, heeft recht op een invaliditeitspensioen waarvan het bedrag als volgt wordt vastgesteld.
Indien de invaliditeit het gevolg is van een ongeval tijdens of in verband met zijn dienst, van een beroepsziekte of van een daad van zelfopoffering in het algemeen belang
of ten gevolge van het feit dat hij zijn leven heeft gewaagd om een mensenleven te redden, bedraagt het invaliditeitspensioen 90 % van het laatste basissalaris van de functionaris.
Indien de invaliditeit aan een andere oorzaak te wijten is, bedraagt het percentage van het invaliditeitspensioen, berekend op de grondslag van het laatste basissalaris van de functionaris, 2 % voor elk jaar tussen de datum van indiensttreding van de functionaris en de datum waarop hij de leeftijd van 62 jaar bereikt; dit percentage wordt verhoogd met 2 % voor ieder pensioenjaar dat hem wordt toegerekend krachtens aanhangsel 6, artikel 9, leden 2 en 3, zonder dat het totaal meer mag bedragen dan 70 % van zijn laatste basissalaris.
Het invaliditeitspensioen kan niet minder bedragen dan 120 % van het minimum voor levensonderhoud als vast- gesteld in aanhangsel 6, artikel 5.
Indien de invaliditeit opzettelijk is veroorzaakt door de functionaris, kan de directeur besluiten dat hij slechts de in artikel 77 bedoelde uitkering ontvangt.
Degene die recht heeft op invaliditeitspensioen, heeft onder de in aanhangsel 6 vermelde voorwaarden ook recht op de in dit statuut bedoelde gezinstoelagen; de kostwinnerstoelage wordt berekend op de grondslag van het pensioen van de rechthebbende.
2. Invaliditeit wordt vastgesteld door de invaliditeits- commissie.
3. Het recht op invaliditeitspensioen gaat in op de dag na die waarop de dienst van de functionaris bij Europol is beëindigd overeenkomstig de artikelen 94 en 95.
4. Europol kan te allen tijde het bewijs verlangen dat de rechthebbende van het invaliditeitspensioen nog vol- doet aan de voor de uitbetaling van dit pensioen vereiste voorwaarden. Indien de invaliditeitscommissie vaststelt dat aan deze voorwaarden niet meer voldaan wordt, eindigt het recht op pensioen.
Indien de functionaris, na de vaststelling van de invalidi- teitscommissie dat aan de voorwaarden voor de uitbeta- ling van het pensioen niet langer voldaan wordt, niet meer in dienst wordt teruggenomen door de directeur, ontvangt hij naar keuze:
— hetzij de uitkering bij vertrek als bedoeld in arti- kel 77, berekend op de grondslag van de werkelijk volbrachte diensttijd,
— hetzij, voorzover hij ten minste 50 jaar oud is, een ouderdomspensioen overeenkomstig afdeling C van dit hoofdstuk.
De periode gedurende welke hij invaliditeitspensioen genoot, wordt voor de berekening van zijn ouderdoms- pensioen zonder navordering van bijdragen in aanmer- king genomen.
5. Indien de functionaris uit hoofde van een nationale regeling recht heeft op een invaliditeitspensioen of een winstgevende bezigheid als beroep uitoefent, is hij ver- plicht hiervan opgave te doen aan Europol. In dergelijke gevallen wordt het bedrag van die uitkeringen of van zijn salaris voor de bezigheden, na inhouding van enige belas- ting erover, in mindering gebracht op het overeenkomstig dit artikel uitbetaalde invaliditeitspensioen.
Artikel 66
De rechtverkrijgenden van een overleden functionaris, zoals deze worden omschreven in aanhangsel 6, hoofd- stuk 4, hebben recht op overlevingspensioen overeenkom- stig de bepalingen van de artikelen 67 tot en met 70.
Bij overlijden van een gewezen functionaris die een invali- diteitspensioen of een ouderdomspensioen genoot, als- mede bij overlijden van een gewezen functionaris die zijn dienst vóór het bereiken van de leeftijd van 62 jaar had beëindigd en had verzocht om uitstel van de toekenning van het genot van ouderdomspensioen tot de eerste dag van de kalendermaand volgend op die waarin hij de leeftijd van 62 jaar zou hebben bereikt, hebben de rechtverkrijgenden van de overleden functionaris zoals die in aanhangsel 6, hoofdstuk 4, zijn omschreven, onder de in dat aanhangsel vastgestelde voorwaarden recht op overlevingspensioen.
Op de echtgenoot en de personen die worden aangemerkt als ten laste komend van een Europol-functionaris, van een gewezen Europol-functionaris die een invaliditeits- of ouderdomspensioen geniet, of van een gewezen Europol- functionaris die zijn dienst vóór de leeftijd van 62 jaar had beëindigd en verzocht had in het genot te worden gesteld van een tot de eerste dag van de kalendermaand, volgend op die waarin hij de leeftijd van 62 jaar zou hebben bereikt, uitgesteld ouderdomspensioen, zijn de bepalingen van aanhangsel 6, hoofdstukken 5 en 6, van overeenkomstige toepassing, wanneer de verblijfplaats van die functionaris of gewezen functionaris sedert meer dan één jaar onbekend is.
Artikel 67
Het recht op overlevingspensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de functionaris overlijdt of eventueel op de eerste dag van de maand volgend op de periode waarin, met overeenkomstige toepassing van artikel 48, aan de echtgenoot, de wezen of de personen ten laste van de overleden functionaris diens bezoldiging wordt doorbetaald.
Artikel 68
De weduwe van een functionaris die in actieve dienst van Europol overlijdt, geniet weduwenpensioen overeenkom- stig aanhangsel 6, artikel 15. Dit pensioen bedraagt 60 % van het ouderdomspensioen dat aan de functionaris zou zijn uitbetaald, indien hij, ongeacht zijn diensttijd of leeftijd, op het tijdstip van zijn overlijden daarop aan- spraak had kunnen maken.
Dit bedrag beloopt 80 % indien de functionaris is overle- den ten gevolge van één van de in artikel 65, lid 1, tweede alinea, bedoelde daden.
Het overlevingspensioen kan niet minder bedragen dan het bestaansminimum of dan 35 % van het laatste basis- salaris van de functionaris.
Dit bedrag beloopt minimaal 42 % van het laatste basis- salaris van de functionaris indien deze is overleden ten gevolge van een van de in artikel 65, lid 1, tweede alinea, bedoelde omstandigheden.
Degene die uit hoofde van een nationale regeling een weduwenpensioen geniet, is verplicht hiervan opgave te doen aan Europol. In dat geval wordt het bedrag van die uitkeringen in mindering gebracht op het overeenkomstig dit artikel uitbetaalde weduwenpensioen.
Artikel 69
Indien een functionaris of degene die recht heeft op ouderdoms- of invaliditeitspensioen, overleden is zonder een echtgenoot na te laten die recht heeft op overlevings- pensioen, hebben de kinderen die als te zijnen laste worden aangemerkt, recht op wezenpensioen overeen- komstig aanhangsel 6, artikel 20.
Hetzelfde recht hebben kinderen die aan dezelfde voor- waarde voldoen, bij overlijden of hertrouwen van een echtgenoot die recht op overlevingspensioen heeft.
Indien de functionaris of degene die recht op ouderdoms- of invalditeitspensioen heeft, overleden is, zonder dat voldaan wordt aan de in de eerste alinea bedoelde voorwaarde, hebben de kinderen die als te zijnen laste worden aangemerkt, recht op wezenpensioen onder de voorwaarden, vastgesteld in aanhangsel 6, artikel 20; het pensioen bedraagt evenwel de helft van het overeenkom- stig laatstgenoemd artikel berekende bedrag.
Bij overlijden van een gewezen Europol-functionaris die zijn dienst vóór het bereiken van de leeftijd van 62 jaar had beëindigd en verzocht had in het genot te worden gesteld van een tot de eerste dag van de kalendermaand, volgend op die waarin hij de leeftijd van 62 jaar zou hebben bereikt, uitgesteld ouderdomspensioen, hebben de kinderen die als te zijnen laste worden aangemerkt, recht op wezenpensioen overeenkomstig de in de vorige alinea’s vervatte bepalingen.
Indien de echtgenoot, die geen functionaris van Europol is, van een Europol-functionaris of van een gewezen Europol-functionaris die een ouderdoms- of invaliditeits- pensioen genoot, overleden is, hebben de kinderen die in de zin van aanhangsel 5, artikel 2, ten laste van de overlevende echtgenoot komen, recht op een wezenpen- sioen vastgesteld overeenkomstig de eerste alinea.
Overeenkomstig aanhangsel 5, artikel 3, hebben wezen recht op de schooltoelage.
Artikel 70
In geval van echtscheiding of van het naast elkaar bestaan van verscheidene categorieën van nabestaanden die aan- spraak kunnen maken op overlevingspensioen, wordt dit pensioen verdeeld volgens de betreffende bepalingen van aanhangsel 6, hoofdstuk 4.
Artikel 71
1. Ongeacht alle andere bepalingen en met name die betreffende de minimumbedragen voor de rechthebben- den op een overlevingspensioen, mag het totale bedrag van het overlevingspensioen, vermeerderd met de gezins- toelagen en verminderd met de belasting en de andere verplichte inhoudingen, waarop de weduwe en de andere rechthebbenden aanspraak kunnen maken, niet meer bedragen dan:
a) in geval van overlijden van een functionaris in dienst van Europol, het bedrag van de bezoldiging die de betrokkene in dezelfde salarisschaal en salaristrap zou hebben ontvangen indien hij in leven was gebleven, vermeerderd met de gezinstoelagen die hem in dat geval zouden zijn uitgekeerd, verminderd met de belasting en de andere verplichte inhoudingen;
b) voor de periode na de datum waarop de onder a) bedoelde functionaris de leeftijd van 62 jaar zou hebben bereikt, het bedrag van het ouderdomspen- sioen waarop de betrokkene, indien hij in leven was gebleven, vanaf deze datum recht zou hebben gehad in dezelfde salarisschaal en salaristrap welke hij bij zijn overlijden had bereikt, xxxxxxxxxxx met de gezinstoelagen die de betrokkene zou hebben ontvan- gen, verminderd met de belasting en de andere ver- plichte inhoudingen;
c) in geval van overlijden van een gewezen functionaris die recht had op een ouderdoms- of invaliditeitspen- sioen, het bedrag van het pensioen waarop de betrok- kene, indien hij in leven was gebleven, recht zou hebben gehad, vermeerderd en verminderd overeen- komstig het bepaalde onder b);
d) in geval van overlijden van een gewezen functionaris die zijn dienst vóór de leeftijd van 62 jaar had beëindigd en verzocht had in het genot te worden gesteld van een tot de eerste dag van de kalender- maand, volgend op die waarin hij de leeftijd van 62 jaar zou hebben bereikt, uitgesteld ouderdomspen- sioen, het bedrag van het ouderdomspensioen waarop de betrokkene, indien hij in leven was gebleven, op de leeftijd van 62 jaar recht zou hebben gehad, vermeer- derd en verminderd overeenkomstig het bepaalde onder b).
2. Voor de toepassing van lid 1 blijven eventuele aanpassingscoëfficiënten op de verschillende bedragen buiten beschouwing.
3. De maximumbedragen als bepaald in lid 1, onder a) tot en met d), worden onder de rechthebbenden van het
overlevingspensioen verdeeld naar evenredigheid van de rechten die zij ongeacht het bepaalde in lid 1 zouden hebben gehad.
Afdeling C
Ouderdomspensioen en uitkering bij vertrek
Artikel 72
Bij het beëindigen van zijn dienst heeft de functionaris die ten minste tien dienstjaren heeft vervuld, recht op ouder- domspensioen. Ongeacht zijn diensttijd heeft hij echter recht op dit pensioen wanneer hij ouder is dan 62 jaar.
Het maximale ouderdomspensioen bedraagt 70 % van het laatste basissalaris, dat behoort bij de laatste functie waarin de functionaris ten minste een jaar werkzaam is geweest. Het wordt toegekend aan de functionaris die volgens de berekening van aanhangsel 6, artikel 3, 35 pensioenjaren heeft. Indien het aantal pensioenjaren min- der dan 35 beloopt, wordt het bovengenoemde maximale pensioen naar evenredigheid verminderd.
Het ouderdomspensioen per dienstjaar kan niet minder dan 4 % van het minimum voor levensonderhoud bedra- gen.
Het recht op ouderdomspensioen wordt op de leeftijd van 62 jaar verkregen.
Artikel 73
De weduwe van een gewezen functionaris als bedoeld in aanhangsel 6, artikel 16, 17 of 18, heeft, op de in die artikelen vastgestelde wijze, recht op een overlevingspen- sioen.
Dit bedrag beloopt 80 % indien de functionaris is overle- den ten gevolge van één van de in artikel 65, lid 1, tweede alinea, bedoelde daden.
Het overlevingspensioen kan in deze gevallen niet minder bedragen dan het bestaansminimum of dan 35 % van het laatste basissalaris van de functionaris.
Dit bedrag beloopt minimaal 42 % van het laatste basis- salaris van de gewezen functionaris, indien deze is overle- den ten gevolge van één van de in artikel 65, lid 1, tweede alinea, bedoelde omstandigheden.
Artikel 74
Het bepaalde in de artikelen 68 en 73 is mutatis mutan- dis van toepassing op de weduwnaar van een functionaris of gewezen functionaris.
Artikel 75
Degene die recht heeft op ouderdomspensioen, verkregen op de leeftijd van 62 jaar of daarna, op invaliditeitspen- sioen of op overlevingspensioen, heeft onder de in aan- hangsel 5 vermelde voorwaarden recht op de in artikel 46 bedoelde gezinstoelagen; de kostwinnerstoelage wordt berekend op de grondslag van het pensioen van de rechthebbende.
Het bedrag van de kindertoelage waarop degene die een overlevingspensioen geniet, recht heeft, is echter gelijk aan het dubbele van het bedrag van de in artikel 46, lid 1, onder b), vermelde toelage.
Artikel 76
Wanneer de functionaris recht heeft op een ouderdoms- pensioen, worden zijn rechten op pensioen verminderd naar evenredigheid van het bedrag van de betalingen die ingevolge artikel 79 zijn gedaan.
Artikel 77
De functionaris die de leeftijd van 62 jaar nog niet heeft bereikt en wiens dienst anders dan door overlijden of wegens invaliditeit eindigt zonder dat hij aanspraak kan maken op ouderdomspensioen of op toepassing van aan- hangsel 6, artikel 9, heeft bij zijn vertrek recht op een uitkering bij vertrek, die volgens het bepaalde in aan- hangsel 6, artikel 10, wordt berekend.
Deze uitkering wordt verminderd met de betalingen die ingevolge artikel 79 zijn gedaan.
Afdeling D
Financiering van de invalditeits- en overlijdensverzekering, alsmede van de pensioenregeling
Artikel 78
1. De uitkeringen krachtens de in de afdelingen B en C vastgestelde socialezekerheidsregeling komen ten laste van het in aanhangsel 7, artikel 37, bedoelde pensioenfonds van Europol.
2. De functionarissen dragen voor een derde bij in de financiering van deze socialezekerheidsregeling. Deze bij- drage wordt vastgesteld op 8,25 % van het basissalaris. Zij wordt maandelijks op het salaris van de functionaris ingehouden.
3. Over ieder ontvangen salaris wordt een bijdrage betaald ten bate van de pensioenregeling.
4. Correct ingehouden bijdragen kunnen niet worden teruggevorderd. Verkeerdelijk ingehouden bijdragen ge-
ven geen recht op pensioen; deze worden zonder vergoe- ding van interest op verzoek van de belanghebbende of zijn rechtverkrijgenden terugbetaald.
Artikel 79
Volgens de regels die worden bepaald door de raad van bestuur, ingevolge een door de directeur na raadpleging van het personeelscomité ingediend voorstel, kan de func- tionaris Europol verzoeken de betalingen te doen die hij moet verrichten voor de totstandkoming of handhaving van zijn pensioenrechten in zijn land van herkomst.
Deze betalingen bedragen niet meer dan 16,5 % van zijn basissalaris en komen ten laste van de begroting van Europol.
Afdeling E
Vaststelling van rechten
Artikel 80
De berekening van het ouderdoms-, invaliditeits-, overle- vings- of voorlopig pensioen geschiedt door Europol. Gelijktijdig met het besluit waarbij het pensioen wordt toegekend, wordt aan de functionaris of aan zijn recht- verkrijgenden, alsmede aan de instelling die belast is met de uitbetaling, een gespecificeerde berekening overgelegd.
Een ouderdoms- of een invaliditeitspensioen kan niet samengaan met een salaris ten laste van Europol of met de uitkering bedoeld in artikel 59.
Artikel 81
In geval van vergissingen of verzuimen van welke aard ook kunnen de pensioenen te allen tijde worden herbere- kend.
Pensioenen kunnen worden gewijzigd of ingetrokken indien toekenning in strijd was met de voorschriften van dit statuut of van aanhangsel 6.
Artikel 82
De rechtverkrijgenden van een overleden functionaris of gewezen functionaris die recht heeft op ouderdomspen- sioen of invaliditeitspensioen, die niet binnen een jaar na diens overlijden vaststelling van hun pensioenrechten ver-
xxxxxx, verliezen deze rechten behoudens deugdelijk bewijs van overmacht.
Artikel 83
De gewezen functionaris en zijn rechtverkrijgenden, aan wie op grond van deze pensioenregeling uitkeringen wor- den toegekend, zijn gehouden de schriftelijke bewijsstuk- ken die kunnen worden verlangd, over te leggen en Europol van alle feiten in kennis te stellen waardoor hun recht op uitkering zou kunnen worden gewijzigd.
Artikel 84
De functionaris wiens recht op pensioen ingevolge dit statuut voorgoed geheel of gedeeltelijk is ingetrokken, kan aanspraak maken op terugbetaling van de door hem betaalde pensioenbijdragen, in de verhouding van zijn pensioenverlaging.
Afdeling F
Betaling van uitkeringen
Artikel 85
De uitkeringen op grond van deze socialezekerheidsrege- ling worden aan het einde van iedere maand betaald. De uitkeringen worden namens Europol verricht door de instelling die Europol daartoe heeft aangewezen; geen enkele andere instelling mag, onder welke benaming dan ook, uit eigen middelen enigerlei uitkering op grond van deze socialezekerheidsregeling verrichten. Artikel 71 is van overeenkomstige toepassing.
De uitkeringen worden naar keuze van de belanghebben- den verricht in de valuta van hun land van herkomst, van het land waar zij verblijfplaats hebben of in Nederlandse gulden; een eenmaal gedane keuze geldt voor ten minste twee jaar.
Afdeling G
Subrogatie van Europol
Artikel 86
1. Wanneer het overlijden, een ongeval of een ziekte van een Europol-functionaris aan een derde is te wijten, treedt Europol, voorzover er voor hem uit de schadebren- gende gebeurtenis op grond van dit statuut verplichtingen voortvloeien, van rechtswege in alle rechten en rechtsvor- deringen van de betrokkene of zijn rechtverkrijgenden ten aanzien van de aansprakelijke derde.
2. De in lid 1 bedoelde subrogatie is onder meer van toepassing in de volgende gevallen:
— de bezoldiging die overeenkomstig artikel 38 aan de functionaris gedurende zijn tijdelijke arbeidsonge- schiktheid is uitbetaald,
— de betalingen die overeenkomstig artikel 48 zijn ver- richt als gevolg van het overlijden van een functiona- ris of gepensioneerd functionaris,
— de uitkeringen en vergoedingen uit hoofde van de artikelen 56 en 57 en van de bijbehorende uitvoe- ringsbepalingen, betreffende de ziektekosten- en onge- vallenverzekering,
— de vergoeding van de kosten van het vervoer van het stoffelijk overschot als bedoeld in artikel 61,
— de uitbetaling van extra gezinstoelagen uit hoofde van artikel 46, lid 3, en aanhangsel 5, artikel 2, lid 3, wegens een ernstige ziekte, gebrek of handicap van een kind ten laste,
— de uitbetaling van invaliditeitspensioenen op grond van een ongeval of ziekte waardoor het de functiona- ris blijvend niet mogelijk is zijn werkzaamheden te verrichten,
— de uitbetaling van overlevingspensioenen als gevolg van het overlijden van een functionaris of gewezen functionaris of het overlijden van de echtgenoot van een functionaris of gepensioneerd functionaris, die zelf geen functionaris van Europol is,
— de uitbetaling van wezenpensioenen zonder xxxxxxxx- xxxx van enige leeftijdsgrens ten behoeve van het kind van een functionaris of gewezen functionaris na diens overlijden wanneer dit kind ernstig ziek is of een gebrek of handicap heeft, waardoor het niet in zijn behoeften kan voorzien.
3. De subrogatie van Europol strekt zich evenwel niet uit tot de rechten op schadeloosstelling uit hoofde van strikt persoonlijke schade, zoals schadeloosstelling wegens immateriële schade en smartengeld, alsmede dat deel van de schade wegens esthetisch verlies en gederfde levens- vreugde dat het bedrag van de eventuele vergoeding uit hoofde van artikel 57 te boven gaat.
4. Het bepaalde in de leden 1, 2 en 3 kan geen beletsel vormen voor het instellen van een rechtstreekse vordering van de kant van Europol.
HOOFDSTUK 7
TE VEEL EN TE WEINIG BETAALDE BEDRAGEN
Artikel 87
Indien binnen vijf jaar na de uitbetaling van een ingevolge dit statuut betaald bedrag ontdekt wordt dat het te hoog was, wordt het teveel uitbetaalde gedeelte teruggevorderd van de betrokken persoon. Indien binnen vijf jaar na de uitbetaling ontdekt wordt dat een bedrag ontoereikend was, ontvangt de betrokken persoon het ontbrekende gedeelte alsnog.
HOOFDSTUK 8
TUCHTREGELING
Artikel 88
1. De functionaris die, opzettelijk of uit nalatigheid, de hem door dit statuut of de Europol-overeenkomst opge- legde verplichtingen niet nakomt, stelt zich aan een tuchtmaatregel bloot.
2. De tuchtmaatregelen zijn:
a) schriftelijke waarschuwing;
b) berisping;
c) plaatsing in een lagere salaristrap (maximaal vijf salaristrappen lager) van de relevante salarisschaal voor ten hoogste zes maanden, of verlaging van het maandelijks basissalaris met ten hoogste 25 % binnen dezelfde tijdsgrenzen;
d) terugzetting van de functionaris in de salarisschaal die onmiddellijk voorafgaat aan die waarin hij zich bevindt op het tijdstip waarop de tuchtmaatregel wordt genomen;
e) tuchrechtelijk ontslag, al dan niet met vermindering of intrekking van het recht op ouderdomspensioen; deze maatregel kan echter geen gevolgen hebben voor de rechtverkrijgenden van de functionaris;
f) beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de func- tionaris die is aangeworven bij de bevoegde autoritei- ten bedoeld in artikel 2, lid 4, van de Europol- overeenkomst (met de aanbeveling om tuchtmaatrege- len te nemen).
3. Bij de toepassing van de tuchtregeling wordt naar behoren rekening gehouden met de ernst van de niet- naleving van de verplichtingen, alsmede met de omstan- digheden waarmee deze gepaard gaat, met inbegrip van opzet, mogelijke verstoring van de normale operaties van Europol, schade toegebracht aan Europol zelf, zijn tucht- rechtelijke beginselen of zijn hiërarchie, en recidivisme van de betrokken functionaris.
4. Eén fout kan slechts tot één tuchtmaatregel leiden.
5. De tuchtmaatregelen worden toegepast onvermin- derd de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de functio- naris ingevolge de niet-naleving van zijn verplichtingen.
6. De functionaris die een andere functionaris ertoe overhaalt zijn verplichtingen niet na te leven, en de superieur van de functionaris die de niet-naleving bewust heeft gedoogd, stellen zich aan dezelfde tuchtmaatregelen bloot als de betrokken functionaris.
Artikel 89
Bij Europol wordt een tuchtraad opgericht die de taken vervult die in dit statuut worden omschreven. Xxxxxxxxx- xxxx en werkwijze van de tuchtraad worden vastgesteld in aanhangsel 7.
De directeur kan de functionaris eigener beweging of op voorstel van diens rechtstreekse superieur, zonder raad- pleging van de tuchtraad een schriftelijke waarschuwing of een berisping geven. De functionaris moet hierover schriftelijk worden geïnformeerd en van tevoren worden gehoord.
De overige tuchtmaatregelen worden door de directeur genomen na voltooiing van de tuchtprocedure vastgesteld in aanhangsel 7. De directeur leidt deze procedure eigener beweging of op voorstel van de rechtstreekse superieur van de functionaris in, nadat de betrokkene is gehoord.
Artikel 90
Indien de directeur de functionaris grove schuld ten laste legt, bestaande in een verzuim van zijn officiële plichten of in een inbreuk op het gemene recht, kan de functiona- ris onmiddellijk door de directeur worden geschorst. Dit besluit wordt de functionaris schriftelijk ter kennis gebracht. Een inbreuk op de in artikel 10 vastgelegde zwijg- en geheimhoudingsplicht wordt beschouwd als een geval van grove schuld.
In het besluit tot schorsing van de functionaris wordt bepaald of hij gedurende de tijd van zijn schorsing zijn bezoldiging behoudt, dan wel of een gedeelte ervan wordt ingehouden; de inhouding bedraagt de helft van het basissalaris van de functionaris.
De positie van de geschorste functionaris dient definitief te worden geregeld binnen zes maanden na de dag waarop het schorsingsbesluit van kracht werd. Wanneer na zes maanden geen besluit is genomen, ontvangt de betrokkene opnieuw zijn volledige bezoldiging.
Indien hetzij jegens de betrokkene geen tuchtmaatregel is genomen, hetzij hem slechts een schriftelijke waarschu- wing, een berisping of een plaatsing in een lagere salaris- trap van zijn salarisschaal of een salarisverlaging overeen- komstig artikel 88, lid 2, onder c), is gegeven, dan wel indien na het verstrijken van de termijn bedoeld in de vorige alinea geen uitspraak over zijn geval is gedaan, heeft hij alsnog recht op ontvangst van de op zijn bezoldiging ingehouden bedragen.
Indien echter tegen de functionaris naar aanleiding van dezelfde feiten een strafrechtelijke vervolging is ingesteld, wordt zijn positie eerst definitief geregeld nadat de rech- terlijke beslissing onherroepelijk is geworden.
Artikel 91
De functionaris tegen wie een andere tuchtmaatregel dan ontslag of beëindiging van de arbeidsovereenkomst is genomen, kan elk jaar, doch ten vroegste een jaar nadat de maatregel is genomen, verzoeken dat alle aanwijzingen betreffende de op hem toegepaste tuchtmaatregel uit de stukken van zijn persoonsdossier worden verwijderd.
De directeur beslist, na advies van de tuchtraad indien deze bij de tuchtprocedure is ingeschakeld, of aan dit verzoek moet worden voldaan; in dat geval moet de betrokkene inzage worden verleend van het persoonsdos- sier in de nieuwe samenstelling.
Indien tegen een functionaris die is aangeworven bij een bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 2, lid 4, van de Europol-overeenkomst, een tuchtmaatregel als bedoeld in artikel 88, lid 2, onder d), e) of f), wordt genomen, moet de directeur de bevoegde autoriteit daarvan in kennis stellen. Indien een andere tuchtmaatregel is genomen, beslist de directeur of de bevoegde autoriteit al dan niet in kennis wordt gesteld.
De vorige alinea is mutatis mutandis van toepassing wanneer overeenkomstig dit artikel alle aanwijzingen betreffende de tuchtmaatregel uit de stukken van het persoonsdossier van de functionaris zijn verwijderd.
HOOFDSTUK 9
VERZOEKEN EN BEROEP
Artikel 92
1. Iedere in dit statuut bedoelde persoon kan bij de directeur een verzoek indienen om jegens hem een besluit te nemen. De directeur brengt zijn met redenen omkleed besluit binnen vier maanden, te rekenen vanaf de dag van indiening van dit verzoek, ter kennis van de betrokkene. Is bij het verstrijken van deze termijn een antwoord op het verzoek uitgebleven, dan geldt dit als een stilzwijgend besluit tot afwijzing, waartegen een klacht in de zin van de volgende leden kan worden ingediend.
2. Iedere in dit statuut bedoelde persoon kan bij de directeur een klacht indienen tegen een besluit waardoor hij zich bezwaard acht, hetzij omdat de directeur een besluit heeft genomen, dan wel omdat hij geen, bij het statuut verplichte maatregel heeft genomen. De klacht moet binnen een termijn van drie maanden worden ingediend. Deze termijn gaat in:
— op de dag van bekendmaking van het besluit, indien het een maatregel van algemene aard betreft;
— op de dag waarop het besluit ter kennis wordt gebracht van degene tot wie het gericht is en in elk geval uiterlijk op de dag waarop betrokkene ervan
kennis krijgt indien het een maatregel van individuele aard betreft; indien evenwel door een besluit van individuele aard een andere persoon dan degene tot wie het gericht is, zich bezwaard kan gevoelen, gaat de termijn voor deze persoon in op de dag waarop hij van dit besluit kennis krijgt en in elk geval uiterlijk op de dag van bekendmaking ervan;
— op de dag waarop de antwoordtermijn verstrijkt, indien de klacht betrekking heeft op een stilzwijgend besluit tot afwijzing van een krachtens lid 1 ingediend verzoek.
De directeur brengt zijn met redenen omkleed besluit binnen vier maanden, te rekenen vanaf de dag van indiening van de klacht, ter kennis van de betrokkene. Is bij het verstrijken van deze termijn een antwoord op de klacht uitgebleven, dan geldt dit als een stilzwijgend besluit tot afwijzing, waartegen beroep in de zin van artikel 93 kan worden ingesteld.
3. Verzoeken en klachten van functionarissen moeten langs de hiërarchische weg worden ingediend, behalve wanneer zij de rechtstreekse superieur van de functionaris betreffen; in dat geval kunnen zij rechtstreeks bij diens eersthogere superieur worden ingediend.
Artikel 93
1. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeen- schappen is bevoegd uitspraak te doen in elk geschil tussen Europol en een van de in dit statuut bedoelde personen, dat betrekking heeft op de wettigheid van een besluit waardoor deze persoon zich bezwaard acht in de zin van artikel 92, lid 2. Bij geschillen van geldelijke aard heeft het Hof van Justitie volledige rechtsmacht.
2. Een beroep op het Hof van Justitie is slechts ont- vankelijk:
— indien men zich van tevoren tot de directeur heeft gewend met een klacht in de zin van artikel 92, lid 2, en binnen de aldaar gestelde termijn, en
— indien op deze klacht een uitdrukkelijk of stilzwijgend besluit tot afwijzing is genomen.
3. Het in lid 2 bedoelde beroep moet binnen een termijn van drie maanden worden ingesteld. Deze termijn gaat in:
— op de dag van kennisgeving van het naar aanleiding van de klacht genomen besluit;
— op de dag waarop de antwoordtermijn verstrijkt, indien het beroep betrekking heeft op een stilzwijgend besluit tot afwijzing van een krachtens artikel 92, lid 2, ingediende klacht; wanneer echter een uitdruk- kelijk besluit tot afwijzing van een klacht is genomen na het stilzwijgende besluit tot afwijzing, doch binnen de termijn voor het instellen van beroep, dan gaat laatstgenoemde termijn hierdoor opnieuw in.
4. In afwijking van lid 2 kan de betrokkene zich echter, na bij de directeur een klacht als bedoeld in artikel 92, lid 2, te hebben ingediend, onmiddellijk tot het Hof van Justitie wenden, mits bij dit beroep een verzoek wordt gevoegd tot opschorting van de tenuitvoerlegging van het betwiste besluit of tot het nemen van voorlopige maatregelen. In dit geval wordt de procedure ten princi- pale voor het Hof van Justitie opgeschort totdat een uitdrukkelijk of stilzwijgend besluit tot afwijzing van de klacht wordt genomen.
5. Het in dit artikel bedoelde beroep wordt onderzocht en beoordeeld volgens de bepalingen van het door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen opge- stelde reglement voor de procesvoering.
HOOFDSTUK 10
BEËINDIGING VAN DE DIENST
Artikel 94
Behalve door overlijden eindigt de dienst van de Europol- functionaris:
1. bij arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd:
a) op het tijdstip, in de arbeidsovereenkomst bepaald;
b) na afloop van de in de arbeidsovereenkomst vast- gestelde opzeggingstermijn, indien zij een beding bevat dat aan de functionaris of aan Europol de bevoegdheid geeft de overeenkomst op te zeggen voordat de geldigheidsduur verstreken is. Deze opzeggingstermijn mag niet meer dan drie maan- den en niet minder dan één maand bedragen. Voor Europol-functionarissen van wie de arbeids- overeenkomst is verlengd, mag de opzeggingster- mijn niet minder dan één maand per dienstjaar bedragen, met een minimum van één maand en een maximum van zes maanden.
c) aan het einde van de maand waarin de functiona- ris de leeftijd van 65 jaar bereikt.
Bij opzegging van de arbeidsovereenkomst door Euro- pol heeft de functionaris recht op een vergoeding gelijk aan een derde van zijn basissalaris over het tijdvak tussen de datum waarop zijn dienst eindigt en die waarop de geldigheidsduur van zijn arbeidsover- eenkomst verstrijkt;
2. bij arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd:
a) na afloop van de in de arbeidsovereenkomst vast- gestelde opzeggingstermijn; deze mag niet minder bedragen dan één maand per volbracht dienstjaar, met een minimum van drie maanden en een
maximum van tien maanden. De opzeggingster- mijn mag evenwel niet ingaan tijdens een moeder- schapsverlof, of tijdens een ziekteverlof voorzover dit niet langer dan drie maanden duurt. Voorts wordt die termijn gedurende deze verloven binnen bovengenoemde grens geschorst;
b) aan het einde van de maand waarin de functiona- ris de leeftijd van 65 jaar bereikt.
Artikel 95
Zowel de arbeidsovereenkomst voor bepaalde als die voor onbepaalde tijd kan door Europol zonder opzeg- gingstermijn worden beëindigd:
a) gedurende of na het verstrijken van de proeftijd, overeenkomstig artikel 26;
b) wanneer de functionaris ophoudt te voldoen aan de in artikel 24, lid 2, onder a) en d), gestelde voorwaar- den. Wanneer hij echter ophoudt te voldoen aan de in artikel 24, lid 2, onder d), gestelde voorwaarden kan slechts overeenkomstig artikel 65 worden opgezegd;
c) indien de functionaris zijn werkzaamheden niet kan hervatten na afloop van het in artikel 38 bedoelde ziekteverlof. Hij ontvangt in dat geval een vergoeding gelijk aan twee dagen basissalaris, vermeerderd met de gezinstoelagen, per volbrachte dienstmaand.
Artikel 96
1. Na voltooiing van de tuchtprocedure van aanhang- sel 7, kan de arbeidsovereenkomst zonder opzeggingster- mijn worden beëindigd om redenen van tuchtrechtelijke aard, indien de functionaris opzettelijk of uit nalatigheid ernstig tekortschiet in zijn verplichtingen. Het met rede- nen omkleed besluit wordt genomen door de directeur, nadat de functionaris in staat is gesteld zich te verdedi- gen.
Voordat de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, kan de functionaris worden geschorst overeenkomstig het bepaalde in artikel 90.
2. In geval van beëindiging van de overeenkomst krachtens lid 1 kan de directeur besluiten:
a) de in artikel 77 genoemde uitkering te beperken tot terugbetaling van de in artikel 78 bedoelde bijdrage, verhoogd met de samengestelde interest berekend op de grondslag van de in aanhangsel 6, artikel 10, genoemde rente;
b) de in aanhangsel 5, artikel 8, lid 2, bedoelde verhuis- kosten geheel of gedeeltelijk niet te vergoeden;
c) het recht op de in artikel 94, lid 1, genoemde vergoeding geheel of gedeeltelijk te ontnemen.
Artikel 97
1. De arbeidsovereenkomst van de functionaris wordt door Europol zonder opzeggingstermijn beëindigd, zodra de directeur vaststelt:
a) dat de functionaris bij zijn aanstelling met opzet onjuiste inlichtingen heeft verstrekt omtrent zijn beroepsbekwaamheden of de in artikel 24, lid 2, gestelde voorwaarden, en
b) dat deze onjuiste inlichtingen doorslaggevend zijn geweest voor zijn aanstelling.
2. In dat geval wordt de arbeidsovereenkomst van de functionaris door de directeur beëindigd, nadat de func- tionaris gehoord is en na voltooiing van de tuchtproce- dure van aanhangsel 7.
Voordat de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, kan de functionaris worden geschorst overeenkomstig het bepaalde in artikel 90.
Artikel 96, lid 2, is van toepassing.
TITEL III
PLAATSELIJKE FUNCTIONARISSEN
Artikel 98
Onder voorbehoud van de bepalingen van deze titel worden de arbeidsvoorwaarden van plaatselijke functio- narissen, inzonderheid terzake van:
a) aanstelling en ontslag,
b) verloven,
c) bezoldiging,
door Europol vastgesteld aan de hand van de voorschrif- ten en gebruiken ter plaatse waar de plaatselijk functio- naris zijn werkzaamheden moet verrichten.
De plaatselijk functionaris is gebonden door de in de artikelen 31 en 32 van de Europol-overeenkomst en in alle daarop gebaseerde regelingen vastgelegde zwijg- en geheimhoudingsplicht.
Artikel 99
Inzake de sociale zekerheid is Europol verantwoordelijk voor het werkgeversaandeel van de socialezekerheidsbij- dragen ingevolge de in Nederland geldende voorschrif- ten.
Artikel 100
1. Geschillen tussen Europol en de plaatselijk functio- naris die in een lidstaat werkzaam is, zijn onderworpen aan het gerecht dat bevoegd is ingevolge de wetten ter plaatse waar hij zijn werkzaamheden verricht.
2. Geschillen tussen Europol en de plaatselijk functio- naris die in een derde land werkzaam is, zijn onderwor- pen aan een arbitrageorgaan onder de voorwaarden welke zijn neergelegd in het in zijn arbeidsovereenkomst opgenomen arbitragebeding.
TITEL IV
OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 101
1. Functionarissen die overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Gemeenschappelijk Optreden 95/73/JBZ (PB L 62 van 20.3.1995, blz. 1) in functie zijn bij de Europol- Drugseenheid (EDE), en die zich bevredigend van hun taken hebben gekweten zoals vastgesteld in een schrifte- lijke beoordeling van de EDE-leiding, krijgen van de directeur van Europol een nieuwe arbeidsovereenkomst overeenkomstig dit statuut aangeboden, en zulks uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van dit statuut.
2. Deze arbeidsovereenkomst is een aanvankelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van één tot vier jaar als Europol-functionaris, overeenkomstig artikel 6,
of een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd als plaatselijk functionaris, overeenkomstig artikel 98.
3. In het kader van de in lid 5 genoemde overgangsre- geling wordt de duur van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd overeenkomstig de door de betrokken lid- staat geuite voorkeur ingekort door de directeur.
4. Bij de functieomschrijving in de aangeboden arbeidsovereenkomst wordt rekening gehouden met de taken en werkzaamheden die de functionaris tijdens zijn dienstverband met de EDE heeft uitgevoerd, alsmede met zijn kwalificaties en ervaring voor de functie waarvoor de arbeidsovereenkomst wordt aangeboden. De arbeidsover- eenkomst wordt uiterlijk zes maanden na inwerkingtre- ding van dit statuut van kracht.
5. Bij het aanbieden van de bovengenoemde arbeids- overeenkomsten handelt de directeur overeenkomstig een overgangsregeling, die hij van tevoren ter goedkeuring voorlegt aan de raad van bestuur. In de regeling moet rekening worden gehouden met de in artikel 6 bedoelde rotatie, de noodzakelijke continuïteit van de organisatie in het kader van de nieuwe begroting, het aantal dienstja- ren bij de EDE, de belangen van de lidstaten en de mate waarin deze op passende wijze in Europol vertegenwoor- digd zijn, de belangen van het gastland en de belangen van de betrokken personen. In de overgangsregeling wordt elke functie afzonderlijk in overweging genomen.
6. Het dienstverband van de functionaris die een aan- bod weigert of wiens werkzaamheid tijdens de EDE- periode niet als bevredigend wordt aangemerkt, wordt geacht opgehouden te zijn op de datum van de weigering of op de datum waarop de functionaris het bericht
ontvangt dat hem geen arbeidsovereenkomst zal worden aangeboden.
Artikel 102
Het in artikel 45 gegeven salarisrooster wordt overeen- komstig artikel 44 onderzocht bij de inwerkingtreding van dit statuut.
Artikel 103
Aan functionarissen die door de lidstaten bij de EDE zijn gedetacheerd, met uitzondering van de verbindingsofficie- ren, kan conform artikel 101 een arbeidsovereenkomst worden aangeboden mits de detacheerde autoriteiten daarin toestemmen.
TITEL V
INWERKINGTREDING
Artikel 104
Dit statuut treedt in werking op 1 januari 1999.
Gedaan te Brussel, 3 december 1998.
Voor de Raad De Voorzitter
X. XXXXXXX
AANHANGSEL 1
Europol-functies
1. Onder voorbehoud van nummer 3 zijn de volgende functies Europol-functies: Directeur
Adjunct-directeuren
Assistent-directeuren Inlichtingen
Informatie-uitwisseling Operationele ondersteuning Technologie
Personeel, opleiding en sociale zaken (menselijke hulpbronnen) Xxxxxx, financiën en veiligheid
Strategische planning
Hoofd van Ontwikkeling inlichtingen voor de EU-lidstaten Ontwikkeling inlichtingen voor de LMOE-landen Ontwikkeling inlichtingen voor de rest van de wereld Analyse
Verbinding met andere dan EU-instanties Ondersteuning onderzoek
Operationele ondersteuning
Research en ontwikkeling (criminaliteit en technieken) IT-diensten
Aangelegenheden titel II overeenkomst Technische ondersteuning Ondersteuning directoraat
Externe en mediabetrekkingen Opleiding
Veiligheid
Documentatie (met inbegrip van Onderzoek publieke bronnen) Personeel
Hoofd van Juridische dienst en dienst Gegevensbescherming Sociale diensten
Financiën Algemene diensten
Eerste officieren Inlichtingen (gespecialiseerde gebieden) Strategische analyse
Operationele analyse Ondersteuning onderzoek Operationele ondersteuning Research en ontwikkeling Gegevensbeveiliging
Beleid en werkwijze aangelegenheden titel II Rendementsanalyse
Pers en public relations
Personeel: functionaris belast met de aanstelling
Eerste officieren Documentatie (Onderzoek publieke bronnen) IT-computerbewerkingen
IT-ontwikkeling
IT-toepassingsondersteuning Ondersteuning directoraat
Business planning en activiteitstoezicht Gegevensbescherming
Juridisch adviseur Bezoeken en conferenties Interne communicatie
Personeel: — administratie salarissen en toelagen
— interne opleiding
Financiën Algemene diensten (Veiligheid) (1)
Tweede officieren Inlichtingen (gespecialiseerde gebieden) Strategische analyse
Operationele analyse Ondersteuning onderzoek Operationele ondersteuning Research en ontwikkeling Gegevensbeveiliging Rendementsanalyse
Pers en public relations
Tweede officieren Documentatie (Onderzoek publieke bronnen) IT-computerbewerkingen
IT-ontwikkeling
IT-toepassingsondersteuning Aangelegenheden titel II Ondersteuning directoraat
Business planning en activiteitstoezicht Bezoeken en conferenties
Interne communicatie Personeel
Interne opleiding Financiën Algemene diensten (Veiligheid) (1)
Directoraatsassistenten Assistent van de directeur
Assistent van de adjunct-directeuren
Assistenten Analyse-assistenten
Assistenten Assistenten van de assistent-directeuren Directoraatsondersteuningsassistenten Administratieve assistenten (alle relevante afdelingen) Assistenten algemene diensten *
Technische assistenten*
(1) Het veiligheidspersoneel wordt volgens de plaatselijke voorwaarden doorbetaald zolang deze categorie hoofdzakelijk door de Nederlandse regering betaald wordt. Om een en ander aan te geven staan deze functies tussen haken.
Xxxxx xxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxxxxx chauffeurs* Chauffeurs* (Veiligheidsbeambten) (1)* Bedieningsvaklieden * Geschoold personeel *
2. De vet gedrukte functies kunnen uitsluitend worden bezet door personeelsleden die bij de bevoegde nationale autoriteiten aangeworven zijn overeenkomstig de artikelen 2 en 6 van het statuut. Als bevoegde nationale autoriteiten worden aangemerkt alle in de lidstaten bestaande overheidsinstanties die krachtens het nationale recht bevoegd zijn op het gebied van het voorkomen en bestrijden van strafbare feiten. De betrokken lidstaat deelt Europol mee of hij een kandidaat voor een vet gedrukte Europol-functie al dan niet beschouwt als in dienst zijnde van een van zijn bevoegde nationale autoriteiten.
3. Overeenkomstig artikel 28, lid 1, punt 15, van de Europol-overeenkomst werkt de raad van bestuur mee aan de opstelling van de begroting, inclusief een lijst van het aantal formatieplaatsen. In dat verband stelt hij de Raad voor in welke mate de in dit aanhangsel genoemde functies bezet of gecombineerd kunnen worden. De Raad stelt overeenkomstig artikel 35 van de Europol-overeenkomst de begroting van de organisatie vast.
4. Indien de raad van bestuur bij de opstelling van de lijst van formatieplaatsen en de begroting besluit dat een specifieke functie die in een vet gedrukte categorie is opgenomen, voor open aanstelling in aanmerking dient te komen, kan de functie worden bezet ingevolge een algemeen vergelijkend onderzoek. In dergelijke gevallen kan uitsluitend een arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur worden aangeboden, die conform artikel 6 van het statuut eenmaal verlengd kan worden.
5. Met een sterretje * aangegeven functies worden beschouwd als functies die bezet moeten worden door plaatselijke functionarissen in de zin van artikel 3 van het statuut. Xxxxxxx besluit de Raad, ingevolge een op initiatief van de directeur van Europol door de raad van bestuur ingediend voorstel, binnen twee jaar na de inwerkingtreding van de Europol-overeenkomst of deze functies al dan niet aangemerkt blijven als functies die door plaatselijke functionarissen moeten worden bezet.
6. De volgende schalen, als vastgesteld in artikel 45 van het statuut, worden aan de in nummer 1 vermelde functies verbonden:
Schaal Functie
1 Directeur
2 Adjunct-directeur
3 Assistent-directeur
4 en 5 Afdelingshoofd
5 tot 7 Eerste officier
6 tot 10 Directoraatsassistent
7 tot 10 Tweede officier, assistent
11 tot 13 Chauffeur, bedieningsvakman, geschoolde werknemer, veiligheids- beambte.
(1) Het veiligheidspersoneel wordt volgens de plaatselijke voorwaarden doorbetaald zolang deze categorie hoofdzakelijk door de Nederlandse regering betaald wordt. Om een en ander aan te geven staan deze functies tussen haken.
AANHANGSEL 2
Selectieprocedures
Artikel 1
De selectie voor een Europol-functie geschiedt op de grondslag van de persoonlijke geschiktheid en de beroepsbekwaamheid. Een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen is belangrijk, evenzeer als een deelname in gepaste mate van onderdanen van alle lidstaten en van alle officiële talen van de Europese Unie.
Europol voert een beleid van gelijke kansen voor het gehele personeel, zonder onderscheid ten aanzien van ras, geloof of enige andere niet terzake doende omstandigheid.
De aanstelling voor Europol-functies geschiedt overeenkomstig hoofdstuk 3 van het statuut en de volgende bepalingen.
Artikel 2
1. De directeur van Europol stelt een sollicitatiecommissie in. Deze dient de directeur van raad inzake de geschiktheid van de kandidaten en rangschikt de kandidaten naar verdienste.
2. De samenstelling van de sollicitatiecommissie verschilt naar gelang van de categorie van de te bezetten functie.
3. Voor de functie van assistent-directeur bestaat de sollicitatiecommissie uit de directeur of zijn afgevaardigde, die voorzitter is, een adjunct-directeur en een bevoegd functionaris van de personeelsafdeling. Voorts kunnen drie lidstaten, inclusief het voorzitterschap, desgewenst een vertegenwoordiger aanstellen die zitting heeft in de sollicitatiecommissie.
4. Voor de functies in de schalen 4, 5 en 6 en de functies van eerste officier in schaal 7 van artikel 45 en aanhangsel 1 van het statuut bestaat de sollicitatiecommissie uit een adjunct-directeur of zijn afgevaardigde, die voorzitter is, een bevoegd functionaris van de personeelsafdeling en het hoofd van de betrokken afdeling. Voorts kunnen twee lidstaten, inclusief het voorzitterschap, desgewenst een vertegenwoordiger aanstellen die zitting heeft in de sollicitatiecommissie.
5. Elk voorzitterschap bepaalt bij de aanvang van het semester bij loting welke andere lidstaten tijdens het voorzitterschap in de sollicitatiecommissie vertegenwoordigd kunnen zijn overeenkomstig de leden 3 en 4.
6. Voor de functies in de schalen 7 (exclusief de functies van eerste officier) tot en met 13 van artikel 45 en aanhangsel 1 van het statuut bestaat de sollicitatiecommissie uit een adjunct-directeur of zijn afgevaar- digde, die voorzitter is, het hoofd van de personeelsafdeling en het hoofd van de betrokken afdeling. Voorts mag het voorzitterschap desgewenst een vertegenwoordiger aanstellen die zitting heeft in de sollicitatiecom- missie.
7. De sollicitatiecommissie beslist of de directeur, in geval van een specifieke vacature, ten behoeve van de sollicitatiecommisie een externe deskundige moet aanstellen om technische vraagstukken te behandelen.
8. Indien een lid van de sollicitatiecommissie met een van de kandidaten voor een Europol-functie een persoonlijke band blijkt te hebben, neemt dit lid niet deel aan de selectie. In dat geval stelt de sollicitatiecommissie aan de directeur voor wie hem vervangt.
9. Bij staking van stemmen in de sollicitatiecommissie is de stem van de voorzitter beslissend.
10. Het personeelscomité wordt geïnformeerd over alle vacatures en selectieprocedures.
11. De personeelsafdeling verzorgt het secretariaat van de sollicitatiecommissie alsmede de andere administratieve taken die uit de selectieprocedures voortvloeien.
Artikel 3
1. Voor elke te bezetten functie stelt Europol een aankondiging op waarin de aard van de functie, inclusief de bezoldiging, de taakstelling en de vereiste kwalificaties, vaardigheden en ervaring uitvoerig worden beschreven.
In de aankondiging wordt specifiek vermeld dat de gegadigden hun sollicitatie schriftelijk moeten indienen, vergezeld van een curriculum vitae.
De aankondiging bevat tevens informatie over het veiligheidsonderzoek waaraan de geslaagde kandidaat onderworpen zal worden ter uitvoering van de op basis van artikel 31 van de Europol-overeenkomst vastgestelde regeling ter bescherming van geheime informatie.
2. Een vacature bij Europol wordt in alle lidstaten aangekondigd.
Europol stelt de nationale Europol-eenheden in kennis van alle vacatures voor Europol-functies. De nationale eenheden stellen de relevante instanties in hun lidstaat in kennis van de vacature. De bevoegde nationale autoriteiten dragen er zorg voor dat de vacature ter kennis wordt gebracht van de betrokken diensten en alle betrokken personeelsleden.
In geval van een vacature voor een functie die ook mag worden bezet door een persoon die niet is aangeworven bij de bevoegde nationale autoriteiten als bedoeld in artikel 2, lid 4, van de Europol- overeenkomst, kondigt Europol de vacature ook rechtstreeks aan via het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen alsook via die media waardoor in alle lidstaten een zo groot mogelijk publiek wordt bereikt.
3. Voor alle vacatures worden zowel interne als externe sollicitaties in beschouwing genomen.
Artikel 4
De gegadigden wordt verzocht hun sollicitaties in te dienen bij Europol binnen 60 dagen na de datum waarop de officiële aankondiging bekend is gemaakt. Europol zendt de gegadigden een ontvangstbewijs toe.
Artikel 5
Op de grondslag van de kwalificatie, de ervaring, het gezochte profiel en via preselectie als bedoeld in artikel 24 van het statuut maakt de sollicitatiecommissie een eerste selectie uit de ontvangen sollicitaties.
In de in artikel 2, lid 6 genoemde gevallen kan de sollicitatiecommissie beslissen om de eerste selectie over te laten aan een of meer van haar leden.
Voor elke functie kunnen, indien mogelijk, ten minste vijf en ten hoogste 20 gegadigden worden geselecteerd; hun wordt verzocht een schriftelijke of enige andere proef in verband met de specifieke functie af te leggen. De sollicitatiecommissie neemt een besluit over de specifieke behoeften.
Artikel 6
De directeur van Europol bereidt, in overleg met de sollicitatiecommissie, de proef/proeven voor, teneinde de specifieke kwalificaties en deskundigheid van de gegadigden voor de betrokken functie te beoordelen. De afgelegde proeven worden — op basis van anonimiteit — gecorrigeerd door de sollicitatiecommissie.
Artikel 7
De sollicitatiecommissie voert een gesprek met alle gegadigden die voor de proef/proeven geslaagd zijn. Deze gesprekken kunnen ook gebruikt worden ter beoordeling van de kennis die de gegadigde bezit van de officiële talen van de Europese Unie, met inachtneming van artikel 30, lid 2, van de Europol-overeenkomst en artikel 24 van het statuut.
De vragen die aan de gegadigde gesteld worden, mogen op generlei wijze verband houden met het beroep van de familieleden van de gegadigde of met zijn maatschappelijke achtergrond.
Artikel 8
De proeven en gesprekken worden gehouden in Den Haag. De reiskosten en enigerlei verblijf- en hotelkosten worden vergoed aan de gegadigden overeenkomstig de in aahangsel 5 van het statuut vastgestelde regels.
Artikel 9
Na voltooiing van de gesprekken stelt de sollicitatiecommissie een lijst op van de geslaagde kandidaten in de volgorde van hun verdienste; deze lijst wordt zo spoedig mogelijk toegezonden aan de directeur.
Indien de sollicitatiecommissie tot het besluit komt dat geen van de gegadigden geschikt is voor de functie, brengt zij dat ter kennis van de directeur, die zo spoedig mogelijk in een nieuwe aankondiging voor de functie voorziet.
Artikel 10
De directeur neemt zo spoedig mogelijk na ontvangst van het advies van de sollicitatiecommissie een besluit. Hij stelt de leden van de sollicitatiecommissie in kennis van zijn besluit.
De directeur stelt de gegadigden in kennis van het resultaat van de procedure.
AANHANGSEL 3
Nadere bepalingen betreffende compenserend verlof en beloning voor overwerk
Artikel 1
Binnen de in artikel 33 van het statuut gestelde grenzen geeft overwerk, verricht door functionarissen van de schalen 11 tot en met 13 van artikel 45 van het statuut, recht op compensatie of beloning volgens onderstaande regels:
a) ieder uur overwerk geeft recht op compensatie in de vorm van anderhalf uur vrije tijd; een overuur, verricht tussen 22.00 en 7.00 uur of op een zon- of feestdag, wordt echter met twee uur vrije tijd gecompenseerd; bij de toekenning van vrije tijd wordt rekening gehouden met het belang van de dienst en met de wensen van de betrokkene;
b) indien het belang van de dienst dit compenserende verlof niet mogelijk maakt vóór het einde van de twee maanden volgende op die waarin het overwerk is verricht, verleent de directeur machtiging tot beloning van de niet-gecompenseerde overuren ten belope van 0,578 % van het maandelijkse basissalaris voor elk overuur, met inachtneming van het bepaalde onder a);
c) slechts overwerk gedurende meer dan 30 minuten wordt als overuur gecompenseerd of beloond.
Artikel 2
De reistijd naar en van de plaats van bestemming van een dienstreis wordt niet beschouwd als overwerk in de zin van dit aanhangsel. Arbeidsuren verricht op de plaats van bestemming boven het normale aantal, kunnen bij besluit van de directeur worden gecompenseerd of, in voorkomend geval, beloond.
AANHANGSEL 4
Nadere bepalingen betreffende verlof
INHOUD
Artikel
AFDELING 1: Vakantieverlof 1 t/m 5
AFDELING 2: Buitengewoon verlof . ..... ..... ..... ..... ..... ..... ..... ..... ..... ..... 6
AFDELING 3: Reisdagen . ..... ..... ..... ..... ..... ..... ..... ..... ..... ..... ..... .... 7
AFDELING 1
Vakantieverlof
Artikel 1
In het jaar van indiensttreding en in dat van de beëindiging van de dienst heeft de functionaris recht op een verlof van tweeënhalve werkdag per volle dienstmaand; voor een deel van een maand heeft hij recht op een verlof van twee werkdagen indien dat deel langer is dan 15 dagen, en op één werkdag indien het 15 dagen of minder bedraagt.
Artikel 2
Het vakantieverlof kan in zijn geheel of in delen worden opgenomen, al naar gelang de wens van de functionaris en met inachtneming van het belang van de dienst. Het moet echter ten minste een tijdvak van twee achtereenvolgende weken omvatten. Aan functionarissen die in dienst treden, kan eerst verlof worden verleend nadat zij ten minste drie maanden in dienst zijn; in bijzondere gevallen die naar behoren met redenen omkleed zijn, kan de directeur het verlof reeds eerder verlenen.
Artikel 3
Indien een functionaris tijdens zijn vakantieverlof ziek wordt en deze ziekte hem zou hebben belet zijn werkzaamheden te verrichten zo hij niet met verlof was geweest, wordt het vakantieverlof verlengd met de periode van zijn arbeidsongeschiktheid, mits een medisch attest wordt overgelegd.
Artikel 4
Indien de functionaris zijn vakantieverlof anders dan om redenen van dienstbelang vóór het einde van het kalenderjaar niet volledig heeft opgenomen, kan hij ten hoogste twaalf verlofdagen naar het volgende jaar doen overboeken. Deze verlofdagen moeten tijdens het volgende jaar worden opgenomen.
Artikel 5
Wordt om redenen van dienstbelang de functionaris van vakantieverlof teruggeroepen of een verleend verlof ingetrokken, dan ontvangt hij, mits passende bewijsstukken worden overgelegd, vergoeding van de hierdoor ontstane kosten en worden hem opnieuw reisdagen toegekend.
AFDELING 2
Buitengewoon verlof
Artikel 6
1. Behalve vakantieverlof kan aan de functionaris, op zijn verzoek, buitengewoon verlof worden verleend. Onderstaande gevallen geven in het bijzonder recht op dit verlof binnen de daarbij aangegeven grenzen:
a) huwelijk van de functionaris: vijf dagen;
b) verhuizing van de functionaris: ten hoogste twee dagen;
c) geboorte of huwelijk van een kind: twee dagen;
d) overlijden van de echtgenoot: vijf dagen;
e) overlijden van een kind: vijf dagen;
f) overlijden van de vader of de moeder, respectievelijk de vader of de moeder van de echtgenoot: drie dagen;
g) ernstige ziekte van de echtgenoot: ten hoogste drie dagen;
h) ernstige ziekte van een kind: ten hoogste twee dagen.
2. In de gevallen vermeld in lid 1, onder d) tot en met h), kan de directeur het buitengewoon verlof verlengen tot ten hoogste tien dagen.
AFDELING 3
Reisdagen
Artikel 7
1. Het in afdeling 1 bedoelde vakantieverlof wordt verlengd met ten hoogste vier reisdagen voor de reis heen en terug, op basis van de gebruikelijke tijd om rechtstreeks per spoorweg of, indien zulks onmogelijk is, per vliegtuig van de plaats van bestemming naar de standplaats te reizen indien de afstand tussen beide plaatsen meer dan 350 km per spoorweg bedraagt. Voor het vakantieverlof wordt als plaats van bestemming in de zin van dit artikel de plaats van herkomst overeenkomstig aanhangsel 5, artikel 6, lid 3, beschouwd.
2. In geval van buitengewoon verlof als bedoeld in afdeling 2 worden, naar gelang van de behoeften, de eventuele reisdagen bij bijzonder besluit van de directeur vastgesteld.
AANHANGSEL 5
Nadere bepalingen betreffende bezoldiging en vergoeding van kosten
INHOUD
Artikel
AFDELING 1: Gezinstoelagen 1 t/m 3
AFDELING 2: Ontheemdingstoelage . ..... ..... ..... ..... ..... ..... ..... ..... ..... .... 4
AFDELING 3: Vergoeding van kosten
A. Huisvestingsvergoeding . ..... ..... ..... ..... ..... ..... ..... ..... .... 5
B. Reiskosten 6 t/m 7
C. Verhuiskosten . ..... ..... ..... ..... ..... ..... ..... ..... ..... ..... . 8
D. Kosten van dienstreizen 9 t/m 14
E. Vaste kostenvergoeding . ..... ..... ..... ..... ..... ..... ..... ..... ... 15
AFDELING 1
Gezinstoelagen
Artikel 1
1. De kostwinnerstoelage wordt vastgesteld op 5 % van het basissalaris van de functionaris, doch mag niet groter zijn dan 5 % van het bedrag dat in de laatste salaristrap van schaal 6 van artikel 45 van het statuut genoemd wordt.
2. De volgende functionarissen hebben recht op de kostwinnerstoelage:
a) de gehuwde functionaris;
b) de functionaris die een of meer te zijnen laste komende kinderen in de zin van artikel 2, leden 2 en 3, heeft;
c) krachtens een bijzonder en met redenen omkleed besluit van de directeur, genomen op grond van bewijsstukken, de functionaris die, hoewel hij niet voldoet aan de onder a) en b) gestelde voorwaarden, in feite gezinslasten draagt.
3. De functionaris die recht heeft op de kostwinnerstoelage en wiens echtgenoot een winstgevende bezigheid als beroep uitoefent die een beroepsinkomen oplevert van meer dan het jaarlijkse basissalaris van een functionaris in de derde trap van salarisschaal 13, geniet deze toelage niet, behoudens bijzonder besluit van de directeur. Het genot van de toelage wordt evenwel in elk geval gehandhaafd indien de echtgenoten een of meer te hunnen laste komende kinderen hebben.
4. Indien krachtens bovenstaande bepalingen een functionaris en zijn echtgenoot die in dienst van Europol zijn, beiden recht hebben op de kostwinnerstoelage, wordt deze slechts uitgekeerd aan de echtgenoot met het hoogste basissalaris.
5. Wanneer de functionaris uitsluitend uit hoofde van lid 2, onder b), recht heeft op de kostwinnerstoe- lage en al zijn kinderen die in de zin van artikel 2, leden 2 en 3, te zijnen laste zijn, op grond van wettelijke bepalingen dan wel een uitspraak van de rechter of van de bevoegde administratieve autoriteit aan een andere persoon zijn toevertrouwd, wordt de kostwinnerstoelage aan deze persoon uitgekeerd voor rekening van en namens de functionaris. Voor de meerderjarige kinderen ten laste wordt zulks geacht het geval te zijn wanneer zij gewoonlijk bij de andere ouder wonen.
Wanneer de kinderen van de functionaris evenwel aan meer personen zijn toevertrouwd, wordt de kostwinnerstoelage over deze personen verdeeld, en wel naar verhouding van het aantal kinderen dat ieder van hen verzorgt.
Wanneer de persoon aan wie de kostwinnerstoelage van een functionaris op grond van de bovenstaande bepalingen moet worden uitgekeerd, zelf recht op deze toelage heeft, doordat hij functionaris of ander personeelslid is, wordt hem slechts de hoogste kostwinnerstoelage uitgekeerd.
Artikel 2
1. De functionaris geniet onder de in leden 2 en 3 vermelde voorwaarden voor ieder kind te zijnen laste een maandelijkse toelage van 460 NLG.
2. Als te zijnen laste komend kind wordt aangemerkt: een wettig, onwettig of geadopteerd kind van de functionaris of van diens echtgenoot, dat daadwerkelijk door hem wordt onderhouden.
Dit geldt ook voor een kind waarvoor een adoptieaanvraag is ingediend en waarvoor de adoptieprocedure aanhangig is gemaakt.
3. De toelage wordt toegekend:
a) ambtshalve, voor een kind dat de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt;
b) op een met redenen omkleed verzoek van de functionaris, voor een kind tussen 18 en 21 jaar, dat een school- of beroepsopleiding ontvangt.
4. In uitzonderlijke gevallen kan een persoon ten aanzien van wie de functionaris een wettelijke onderhoudsplicht heeft welke hem zware lasten oplegt, bij bijzonder, met redenen omkleed besluit van de directeur, genomen op grond van bewijsstukken, met een te zijnen laste komend kind worden gelijkge- steld.
5. De toelage wordt doorbetaald zonder inachtneming van enige leeftijdsgrens, indien het kind gebrekkig is of aan een ernstige ziekte lijdt waardoor het niet in zijn behoeften kan voorzien, en wel zolang die ziekte of dat gebrek duurt.
6. Voor een ten laste komend kind in de zin van dit artikel kan slechts één enkele kindertoelage worden genoten.
7. Wanneer het kind dat ten laste is in de zin van de leden 2 en 3, op grond van wettelijke bepalingen dan wel een uitspraak van de rechter of van de bevoegde administratieve autoriteit aan een andere persoon is toevertrouwd, wordt de toelage aan deze persoon uitgekeerd voor rekening van en namens de functionaris.
Artikel 3
1. De functionaris die in aanmerking komt voor de ontheemdingstoelage geniet voor ieder in de zin van artikel 2, lid 2, te zijnen laste komend kind dat regelmatig volledig dagonderwijs volgt bij een onderwijsin- stelling voor lager of secundair onderwijs, een schooltoelage ten belope van 75 % van de werkelijk door hem gedragen schoolkosten, voor werkelijk gedragen schoolkosten die niet meer dan 20 000 NLG per jaar bedragen.
De schooltoelage bedraagt voor alle functionarissen 4 500 NLG per jaar indien het kind regelmatig volledig dagonderwijs volgt bij een onderwijsinstelling voor tertiair onderwijs.
Het recht op de toelage gaat in op de eerste dag van de maand waarin het kind voor het eerst een instelling voor lager onderwijs gaat bezoeken, en eindigt aan het eind van de maand waarin het de leeftijd van 21 jaar bereikt.
2. Het in lid 1 bedoelde maximum bedraagt 27 000 NLG per jaar ingeval het kind gebrekkig is en bijzonder onderricht of onderwijs behoeft om het gebrek te boven te komen of om zich voor te bereiden op integratie in de samenleving. In dergelijke gevallen is de in lid 1, tweede alinea, bedoelde beperking van de schooltoelage niet van toepassing.
3. Indien het kind een onderwijsinstelling bezoekt die ten minste 50 km van Den Haag verwijderd is, wordt het kostgeld ook opgenomen in de conform dit artikel toegestane kosten, tot ten hoogste het in de leden 1 en 2 genoemde totaalbedrag.
4. Wanneer het kind waarvoor recht op de schooltoelage bestaat, op grond van wettelijke bepalingen dan wel een uitspraak van de rechter of van de bevoegde administratieve autoriteit aan een andere persoon is
toevertrouwd, wordt de schooltoelage aan deze persoon uitgekeerd voor rekening van en namens de functionaris. In dat geval wordt de afstand van 50 km als bedoeld in lid 3, berekend vanaf de woonplaats van de persoon aan wie het kind is toevertrouwd.
5. Dit artikel wordt herzien indien in Den Haag een Europese School wordt geopend.
AFDELING 2
Ontheemdingstoelage
Artikel 4
1. Overeenkomstig artikel 47 van het statuut wordt maandelijks een ontheemdingstoelage toegekend conform de volgende regels:
a) voor functionarissen in de schalen 1, 2 en 3, een bedrag van 2 000 NLG;
b) voor functionarissen in de schalen 4, 5 en 6, een bedrag van 1 500 NLG;
c) voor functionarissen in de schalen 7, 8 en 9, een bedrag van 1 000 NLG;
d) voor functionarissen in de schalen 10, 11, 12 en 13, een bedrag van 800 NLG.
2. De ontheemdingstoelage wordt toegekend aan
a) de functionaris:
— die niet de nationaliteit bezit van de staat op het grondgebied waarvan zijn standplaats gelegen is en die deze ook nooit heeft bezeten, en
— die gedurende een periode van vijf jaar, eindigend zes maanden vóór zijn indiensttreding, niet regelmatig woonachtig is geweest of zijn voornaamste beroepsbezigheden heeft uitgeoefend op het grondgebied in Europa van bedoelde staat. Buiten beschouwing blijven hierbij omstandigheden die voortvloeien uit diensten, verricht voor een andere staat of een internationale organisaties of voor de Europol-Drugseenheid;
b) de functionaris die de nationaliteit van de staat op het grondgebied waarvan zijn standplaats gelegen is, bezit of heeft bezeten, maar die gedurende een periode van tien jaar, eindigend op het ogenblik van zijn indiensttreding, regelmatig woonachtig is geweest buiten het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie, en wel om een andere reden dan het uitoefenen van een functie in dienst van een staat of van een internationale organisatie.
3. Voor de toepassing van de leden 1 en 2 wordt de functionaris die door huwelijk automatisch en zonder mogelijkheid tot verwerping de nationaliteit heeft verkregen van de staat op het grondgebied waarvan zijn standplaats gelegen is, gelijkgesteld met de functionaris als bedoeld in lid 2, onder a), eerste streepje.
AFDELING 3
Vergoeding van kosten
A. Huisvestingsvergoeding
Artikel 5
De functionaris met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die een ontheemdingstoelage geniet, heeft, zo hij in aanmerking komt voor de kostwinnerstoelage, recht op een huisvestingsvergoeding wanneer de werkelijk door hem gedragen huurkosten meer dan 25 % of, zo hij niet voor de kostwinnerstoelage in aanmerking komt, meer dan 30 % van het nettomaandsalaris bedragen.
De huisvestingsvergoeding bedraagt tijdens de eerste twee jaar van de arbeidsovereenkomst 80 % van het gedeelte van de werkelijk gedragen huurkosten dat de bovenbedoelde bedragen overschrijdt, in het derde jaar 70 % van die kosten, in het vierde jaar 60 % en in het vijfde en zesde jaar 40 %. Voor deze berekening worden werkelijk gedragen huurkosten die de redelijke maximumhuurkosten overschrijden, buiten beschou- wing gelaten.
De redelijke maximumhuurkosten bedragen 3 000 NLG voor een alleenstaand functionaris, 4 000 NLG voor een functionaris die zijn woning deelt met zijn echtgenoot en/of ten hoogste twee in de zin van artikel 2, lid 2, te zijnen laste komende kinderen, en 5 000 NLG voor een personeelslid dat zijn woning deelt met zijn echtgenoot en/of ten minste drie in de zin van artikel 2, lid 2, te zijnen laste komende kinderen.
Bij de aanvraag van de huisvestingsvergoeding informeert de functionaris Europol over zijn feitelijke woonomstandigheden, met inbegrip van informatie over het al dan niet delen van de woning met zijn echtgenoot en/of kinderen. Bij ontstentenis van die informatie worden de redelijke maximumhuurkosten vastgesteld op het voor de alleenstaande functionaris toepasselijke bedrag.
De huisvestingsvergoeding bedraagt in geen geval meer dan 40 % van de werkelijk gedragen huurkosten of van de redelijke maximumhuurkosten; de minst hoge vergoeding is toepasselijk.
B. Reiskosten
Artikel 6
1. De functionaris heeft recht op vergoeding van zijn reiskosten, voor zichzelf, zijn echtgenoot en de personen te zijnen laste, die daadwerkelijk met hem samenwonen:
a) bij zijn indiensttreding, en wel van de plaats van aanstelling naar de standplaats;
b) bij beëindiging van de dienst in de zin van de artikelen 94 tot en met 97 van het statuut, van de standplaats naar de plaats van herkomst zoals deze hieronder in lid 3 wordt omschreven;
c) bij overplaatsing die een verandering van standplaats met zich brengt.
Bij overlijden van de functionaris hebben zijn weduwe, weduwnaar en de personen te haren/zijnen laste naar dezelfde maatstaven recht op vergoeding van de reiskosten.
De reiskosten omvatten tevens de kosten van plaatsbespreking, van vervoer van bagage en, in voorkomend geval, van noodzakelijke hotelkosten.
2. De reiskosten worden op de navolgende grondslagen vergoed:
— de kortste en goedkoopste gebruikelijke reisroute per spoor, tussen de standplaats en de plaats van aanstelling of de plaats van herkomst;
— tarief eerste klasse voor functionarissen van de schalen 1 tot en met 6 van artikel 45 van het statuut; tarief tweede klasse voor de overige functionarissen. Voor een reis over een afstand heen en terug van 800 km of meer is echter ook voor functionarissen van de andere schalen het tarief eerste klasse van toepassing;
— indien de reis een nachttraject omvat van ten minste zes uren, tussen 22.00 en 7.00 uur, slaaprijtuig tot een bedrag gelijk aan het tarief toeristenklasse of ligrijtuig, na overlegging van het biljet.
Wanneer de in de eerste alinea, eerste streepje, bedoelde reisroute langer is dan 500 km en in de gevallen waarin de gebruikelijke reisroute een traject over zee omvat, heeft de betrokkene na overlegging van de plaatsbewijzen recht op vergoeding van de reiskosten per vliegtuig in de goedkoopste klasse.
Indien gebruik wordt gemaakt van een ander vervoermiddel dan het hierboven vermelde, worden de reiskosten vergoed op de grondslag van het spoorwegtarief in de klasse waarin mag worden gereisd, met uitzondering van kosten voor het gebruik van een slaaprijting. Indien de berekening niet op deze grondslag kan geschieden, wordt de vergoeding bij bijzonder besluit van de directeur vastgesteld.
3. De plaats van herkomst van de functionaris wordt bij zijn indiensttreding vastgesteld; hierbij wordt rekening gehouden met de plaats van aanstelling of met de plaats die het centrum van zijn belangen vormt. Deze vaststelling kan later, gedurende de tijd waarin de functionaris in dienst is, en ter gelegenheid van zijn vertrek, bij bijzonder besluit van de directeur worden herzien. Zolang de functionaris in dienst is, kan dit besluit echter slechts bij uitzondering worden genomen na overlegging van bewijsstukken die zijn verzoek deugdelijk staven.
Artikel 7
1. De functionaris heeft voor zichzelf en, indien hij recht heeft op de kostwinnerstoelage, voor zijn echtgenoten en de personen te zijnen laste in de zin van artikel 2, eenmaal per kalenderjaar recht op een bedrag gelijk aan de werkelijk door hem gedragen reiskosten van zijn standplaats naar de plaats van herkomst in de zin van artikel 6, lid 3, indien de afstand per spoorweg tussen de standplaats en de plaats van herkomst meer dan 350 km bedraagt.
Wanneer beide echtgenoten functionaris van Europol zijn, heeft elk van hen recht op reiskostenvergoeding voor hemzelf en voor de personen die te hunnen laste komen volgens bovenstaande bepalingen; voor elke ten laste komende persoon wordt slechts eenmaal betaald. Voor de te hunnen laste komende kinderen wordt de vergoeding overeenkomstig het verzoek van de echtgenoten vastgesteld op basis van de plaats van herkomst van een van beide echtgenoten.
2. De vergoeding geschiedt na overlegging van het plaatsbewijs c.q. de plaatsbewijzen op de grondslag van het spoorwegtarief voor een retourbiljet eerste klasse voor functionarissen van de schalen 1 tot tot en met 6 en van retourbiljet tweede klasse voor de overige functionarissen. Voor een reis over een afstand heen en terug van 800 km of meer geschiedt de uitbetaling echter ook voor functionarissen van de overige schalen op de grondslag van het tarief eerste klasse. Indien de berekening niet op deze grondslagen kan geschieden, worden de uitbetalingsvoorwaarden bij bijzonder besluit van de directeur vastgesteld.
Wanneer de afstand per spoorweg tussen de standplaats en de plaats van herkomst meer dan 500 km bedraagt en in de gevallen waarin de gebruikelijke reisroute een traject over zee omvat, heeft de betrokkene na overlegging van de plaatsbewijzen recht op vergoeding van de reiskosten per vliegtuig tegen het goedkoopste tarief.
3. Wanneer de functionaris voor de in dit artikel omschreven doeleinden gebruik maakt van zijn particuliere wagen, ontvangt hij een vergoeding van 0,40 NLG per afgelegde kilometer, doch nooit meer dan het bedrag van de kosten die hij gemaakt had indien hij gebruik had gemaakt van openbare vervoermidde- len.
4. Bovenstaande bepalingen zijn van toepassing op de functionaris wiens standplaats en plaats van herkomst op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Unie zijn gelegen. De functionaris wiens plaats van herkomst en/of standplaats buiten het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie zijn gelegen, heeft, voor zichzelf en, indien hij recht heeft op de kostwinnerstoelage, voor zijn echtgenoot en de personen te zijnen laste in de zin van artikel 2, eenmaal per kalenderjaar en na overlegging van bewijsstukken recht op vergoeding van de daadwerkelijke reiskosten naar zijn plaats van herkomst of, tot het bedrag van deze kosten, op vergoeding van de reiskosten naar een andere plaats.
Wanneer evenwel de echtgenoot en de in artikel 2, lid 2, bedoelde personen niet met de functionaris in de standplaats samenwonen, hebben zij eenmaal per kalenderjaar en na overlegging van bewijsstukken recht op vergoeding van de reiskosten van de plaats van herkomst naar de standplaats of, tot het bedrag van deze kosten, op vergoeding van de daadwerkelijke reiskosten naar een andere plaats.
C. Verhuiskosten
Artikel 8
1. Aan de functionaris die verplicht is van woonplaats te veranderen teneinde de bepalingen van artikel 16 van het statuut na te komen, en die geen vergoeding van dezelfde kosten uit andere bron mocht genieten, worden de kosten van verhuizing van zijn persoonlijke inboedel, met inbegrip van verzekerings- kosten ter dekking van eenvoudig risico (breuk, diefstal, brand) vergoed. Deze vergoeding wordt verleend tot het bedrag van een van tevoren goedgekeurde prijsopgave. Ten minste twee prijsopgaven moeten aan de bevoegde diensten van Europol worden voorgelegd. Indien deze diensten van mening zijn, dat de voorgelegde prijsopgaven een redelijk bedrag te boven gaan, kunnen zij een andere verhuisonderneming aanwijzen. De vergoeding waarop de functionaris recht heeft, kan alsdan worden beperkt tot het bedrag van de prijsopgave van deze laatste verhuisonderneming.
2. Bij beëindiging van de dienst of bij overlijden van de functionaris worden de verhuiskosten van de standplaats naar de plaats van herkomst volgens dezelfde regels vergoed.
Indien de overleden functionaris geen echtgenoot had, worden deze kosten aan zijn rechtverkrijgenden vergoed.
3. De verhuizing moet binnen één jaar na het verstrijken van de proeftijd geschieden. Bij beëindiging van de dienst moet de verhuizing plaatsvinden binnen de termijn van drie jaar.
Na het verstrijken van deze termijnen gemaakte verhuiskosten kunnen slechts in uitzonderingsgevallen en krachtens bijzonder besluit van de directeur worden vergoed.
D. Kosten van dienstreizen
Artikel 9
1. De functionaris die krachtens een machtiging op dienstreis is, heeft overeenkomstig onderstaande bepalingen recht op vergoeding van vervoerskosten en verblijfskosten en op een dagvergoeding.
2. Bij de machtiging wordt onder meer de vermoedelijke duur van de dienstreis bepaald op grond waarvan het voorschot op de dagvergoeding en de vervoerskosten, dat de functionaris kan opnemen, wordt berekend. Behoudens bijzonder besluit wordt geen voorschot gegeven indien de vermoedelijke duur van de dienstreis niet meer dan 24 uur bedraagt en deze reis plaatsvindt in een land waar de valuta van de standplaats van de functionaris gangbaar is.
Artikel 10
1. De vervoerskosten voor functionarissen op dienstreis omvatten de prijs van het spoorbiljet eerste klasse langs de kortste route.
De vervoerskosten omvatten voorts:
— vervoer naar en van het station, de haven of de luchthaven, zowel op de heen- als op de terugreis;
— kosten van plaatsbespreking en van vervoer van de noodzakelijke bagage;
— toeslagen voor het gebruik van een slaaprijtuig (worden vergoed na overlegging van het toeslagbewijs) indien de reis een nachttraject omvat van ten minste zes uren, tussen 22.00 en 7.00 uur:
— in een afdeling „single” of, bij ontbreken hiervan, „special” voor de directeur alsmede de adjunct- of assistent-directeuren;
— in de afdeling „double” voor de overige functionarisen;
— indien de te nemen trein geen slaaprijtuigafdeling bevat, voorgeschreven voor de functionarissen, wordt het tarief vergoed van de eersthogere beschikbare afdeling.
2. De functionarissen kunnen worden gemachtigd per vliegtuig te reizen, tegen het goedkoopste tarief. In dat geval vindt de vergoeding plaats na overlegging van de plaatsbewijzen in businessklasse voor de functionarissen van de schalen 1 tot en met 4 en in economyklasse voor de overige functionarissen.
Krachtens besluit van de directeur kunnen aan functionarissen die een functionaris van de schalen 1 tot en met 4 op een bepaalde dienstreis vergezellen, voor deze dienstreis en na overlegging van de plaatsbewijzen de reiskosten worden vergoed in de klasse waarin door de betrokkene is gereisd.
Onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in een door de raad van bestuur getroffen regeling, kunnen aan functionarissen die in bijzonder vermoeiende omstandigheden moeten reizen, bij besluit van de directeur, op vertoon van de plaatsbewijzen, de reiskosten voor de klasse waarin zij hebben gereisd, worden vergoed.
3. Bij bootreizen wordt de klasse voor ieder afzonderlijk geval door de directeur bepaald.
4. Aan functionarissen kan worden toegestaan voor een bepaalde dienstreis van hun particuliere auto gebruik te maken, mits hierdoor de duur van de dienstreis niet aanzienlijk wordt verlengd.
De vervoerskosten worden dan vergoed op de grondslag van lid 1.
De directeur kan evenwel besluiten, aan de functionaris die geregeld onder bijzondere omstandigheden dienstreizen maakt, in plaats van vergoeding van treinkosten een kilometervergoeding toe te kennen, indien
het gebruikmaken van openbare vervoermiddelen en vergoeding van vervoerskosten op de gewone grondslag duidelijke nadelen inhoudt.
De functionaris die toestemming heeft ontvangen, van zijn particuliere auto gebruik te maken, blijft ten volle aansprakelijk voor schade tengevolge van ongevallen toegebracht aan zijn auto, of voor de schade veroorzaakt aan derden; hij dient in het bezit te zijn van een verzekeringspolis, op grond waarvan zijn wettelijke aansprakelijkheid is gedekt tot een bedrag dat door de directeur als toereikend wordt beschouwd.
5. De kosten van gehuurde vervoermiddelen of taxi’s worden volledig vergoed indien zij in het belang van de dienstreis van een naar behoren gemachtigde Europol-functionaris noodzakelijk zijn.
Artikel 11
Elke van derden ontvangen vergoeding voor de in deze afdeling bedoelde kosten wordt in mindering gebracht op de vergoeding waarop de betrokken functionaris recht heeft. Ingeval de communautaire vergoedingsregeling van de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor reis- en verblijfkosten van toepassing is op de betrokken functionaris, heeft hij geen recht op vergoeding op basis van het statuut.
Artikel 12
Indien een functionaris kan aantonen dat hij tijdens een dienstreis kosten heeft gemaakt als gevolg van ziekte of een ongeval en hij verplicht is die kosten zelf te dragen, kan hem tot dekking van die kosten een bepaalde vergoeding worden toegekend.
Indien een functionaris kan aantonen dat hij kosten heeft gemaakt ingevolge verlies of diefstal van of schade aan bagage die hij nodig had tijdens een dienstreis, kan hem een bepaalde vergoeding worden toegekend, tot ten hoogste het door de directeur vastgestelde relevante maximumbedrag.
Artikel 13
1. Verblijfkosten worden vergoed overeenkomstig de door de Raad van bestuur vastgestelde regels.
Voor vergoeding komen niet in aanmerking de verblijfkosten die verband houden met:
a) een dienstreis van minder dan vier uur;
b) elk gedeelte van een dienstreis van minder dan vier uur, wanneer dat gedeelte plaatsvindt in Nederland en onmiddellijk aan een reis per vliegtuig of schip voorafgaat of erop volgt.
2. Aan de functionaris die recht heeft op vergoeding van de kosten voor overnachting, worden de kosten die hij daartoe maakt, vergoed.
3. Maaltijden worden niet vergoed wanneer de betrokken functionaris tijdens zijn dienstreis de gelegen- heid had om (tegen vergoeding of gratis) aangeboden maaltijden te nuttigen, tenzij hij kan aantonen dat hij daarvan geen gebruik heeft kunnen maken.
4. De directeur kan het bedrag van de vergoeding verlagen ten aanzien van het in lid 1 bedoelde bedrag indien hij dat gerechtvaardigd acht in het licht van de aard van de activiteiten of de omstandigheden van de reis van de betrokken functionaris en indien die functionaris verplicht is talrijke dienstreizen te maken.
5. De directeur kan een functionaris, boven de in dit artikel bepaalde vergoeding, het recht op gehele of gedeeltelijke vergoeding toekennen indien deze vergoedingsbepalingen ingevolge uitzonderlijke omstandighe- den niet volstaan om te voorzien in de verblijfkosten van die functionaris en indien hij alle nodige stukken kan overleggen.
Artikel 14
De raad van bestuur stelt de nadere regels vast voor de uit te betalen dagvergoeding en verblijfkosten.
E. Vaste kostenvergoeding
Artikel 15
1. Aan de directeur en de adjunct-directeuren die uit hoofde van hun taak uitgaven voor representatie- doeleinden moeten doen, kan de raad van bestuur een forfaitaire toelage toekennen waarvan hij het bedrag relateert aan de werkelijke kosten.
2. Voor functionarissen die op grond van bijzondere opdrachten incidenteel genoodzaakt zijn tot uitgaven voor representatiedoeleinden in het belang van de dienst, wordt het bedrag van de voor representatiedoeleinden te vergoeden uitgaven vastgesteld door de directeur, op basis van passende bewijsstukken.
AANHANGSEL 6
Nadere uitwerking van de pensioenregeling
INHOUD
Artikel
HOOFDSTUK 1: Algemene bepalingen . ..... ..... ..... ..... ..... ..... ..... ..... ..... . 1
HOOFDSTUK 2: Ouderdomspensioen en uitkering bij vertrek:
Afdeling 1: Ouderdomspensioen 2 t/m 9
Afdeling 2: Uitkering bij vertrek . ..... ..... ..... ..... ..... ..... ..... . 10
HOOFDSTUK 3: Invaliditeitspensioen 11 t/m 14
HOOFDSTUK 4: Overlevingspensioen 15 t/m 27
HOOFDSTUK 5: Voorlopige pensioenen 28 t/m 31
HOOFDSTUK 6: Toelagen voor ten laste komende kinderen 32 en 33
HOOFDSTUK 7: Bijdragen en betaling van uitkeringen 34 t/m 37
HOOFDSTUK 1
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
1. Wijst het medisch onderzoek dat aan de indiensttreding van een functionaris voorafgaat, uit dat hij aan een ziekte of een gebrek lijdt, dan kan de directeur besluiten hem, wat de gevolgen of de nasleep van deze ziekte of dit gebrek betreft, niet eerder in het genot te stellen van de terzake van invaliditeit of overlijden geldende rechten dan vier jaar na zijn indiensttreding bij Europol.
2. De functionaris die zich in de stand „verlof wegens militaire dienst” bevindt, zoals omschreven in artikel 42 van het statuut, verliest, voorzover het de rechtstreekse gevolgen betreft van ongevallen of ziekten die uit de aldus omschreven militaire dienst voortvloeien, de rechten die terzake van invaliditeit of overlijden gelden. Bovenstaande bepalingen tasten niet de rechten aan op een pensioen dat kan worden omgezet in een overlevingspensioen, welke de functionaris had verkregen op de dag waarop zijn verlof wegens de aldus omschreven militaire dienst inging.
3. Wanneer in dit aanhangsel sprake is van een weduwe of een uit de echt gescheiden vrouw, geldt het bepaalde gelijkelijk voor een weduwnaar of een uit de echt gescheiden man.
HOOFDSTUK 2
OUDERDOMSPENSIOEN EN UITKERING BIJ VERTREK
Afdeling 1
Ouderdomspensioen
Artikel 2
Het ouderdomspensioen wordt berekend op de grondslag van het totale aantal door de functionaris verkregen pensioenjaren. Ieder dienstjaar, berekend overeenkomstig artikel 3, geeft recht op één pensioen- jaar en iedere volle maand op een twaalfde van een pensioenjaar.
Voor het bepalen van het recht op ouderdomspensioen kunnen ten hoogste 35 pensioenjaren in aanmerking komen.
Artikel 3
Voor de berekening van het aantal pensioenjaren in de zin van artikel 2 komen in aanmerking:
a) de diensttijd, vervuld in de hoedanigheid van functionaris van Europol, overeenkomstig het statuut,
b) de periode van xxxxxx om redenen van persoonlijke aard overeenkomstig artikel 41 van het statuut, voorzover de functionaris over deze periode de vastgestelde bijdragen heeft gestort.
Artikel 4
De functionaris die, na een voorgaande periode van actieve dienst bij Europol als functionaris, zijn dienst bij Europol hervat, verkrijgt nieuwe rechten op pensioen. Hij kan verzoeken dat voor de berekening van zijn pensioenrechten de totale duur van zijn dienst als functionaris waarvoor bijdragen zijn betaald, in aanmerking wordt genomen, mits hij de uitkering die hij uit hoofde van artikel 10 van dit aanhangsel of van artikel 77 van het statuut of de bedragen die hij als ouderdomspensioen mocht hebben ontvangen, terugstort, verhoogd met de samengestelde interest op de grondslag van een rente van 3,5 % per jaar.
Indien hij die recht heeft op ouderdomspensioen, de in de eerste alinea bedoelde terugbetaling niet verricht, wordt het kapitaal dat de actuariële tegenwaarde van zijn ouderdomspensioen vertegenwoordigt op de datum waarop de uitkering van dit pensioen is gestaakt, verhoogd met de samengestelde interest berekend op de grondslag van een rente van 3,5 % per jaar, omgezet in een uitgesteld ouderdomspensioen dat hem zal worden uitbetaald vanaf het tijdstip van beëindiging van de dienst.
Indien de functionaris bij beëindiging van zijn dienst recht heeft op de uitkering bij vertrek, wordt deze uitkering verminderd met het bedrag van de betalingen die zijn gedaan ingevolge artikel 79 van het statuut, verhoogd met de samengestelde interesten op de grondslag van een rente van 3,5 % per jaar; wanneer de betrokkene recht heeft op een ouderdomspensioen worden zijn rechten op pensioen verminderd naar evenredigheid van het bedrag van de betalingen die ingevolge dit artikel zijn gedaan.
Artikel 5
Als minimum voor levensonderhoud dat bij de berekening van de pensioenuitkeringen in aanmerking komt, geldt het brutobasissalaris van schaal 13, eerste salaristrap, voorzover de betrokkene geen pensioenrechten uit andere bronnen geniet.
Artikel 6
Als actuariële tegenwaarde van het ouderdomspensioen geldt de kapitaalwaarde van de aan de functionaris toekomende uitkering, berekend op de grondslag van de laatste door de begrotingsautoriteiten van de Europese Gemeenschappen krachtens artikel 35 vastgestelde sterftetafels en tegen een rente van 3,5 % per jaar.
Artikel 7
De functionaris die de dienst vóór de leeftijd van 62 jaar beëindigt, kan verzoeken in het genot te worden gesteld van:
— een tot de eerste dag van de kalendermaand, volgend op de maand waarin hij de leeftijd van 62 jaar bereikt, uitgesteld ouderdomspensioen, of
— een onmiddellijk ingaand ouderdomspensioen mits hij ten minste de leeftijd van 52 jaar heeft bereikt. In dit geval wordt het ouderdomspensioen verlaagd naar gelang van zijn leeftijd op het ogenblik waarop hij in het genot van dit pensioen wordt gesteld, en wel volgens onderstaande tabel:
Verhouding tussen vervroegd ouderdomspensioen en pensioen op 62-jarige leeftijd
Leeftijd waarop het vervroegde pensioen ingaat | Coëfficiënt |
52 | 0,50678 |
53 | 0,53834 |
54 | 0,57266 |
55 | 0,61009 |
56 | 0,65582 |
57 | 0,69582 |
58 | 0,74508 |
59 | 0,79936 |
60 | 0,85937 |
61 | 0,92593 |
Artikel 8
Het ouderdomspensioen gaat in op de eerste dag van de kalendermaand volgend op de maand waarin dit pensioen aan de functionaris ambtshalve of op zijn verzoek is toegekend; tot de dag waarop voor hem het pensioen ingaat, ontvangt hij zijn bezoldiging.
Artikel 9
1. De functionaris die de dienst bij Europol beëindigt om:
— in dienst te treden van een overheidsorgaan of een nationale of internationale organisatie die met Europol een overeenkomst terzake heeft gesloten,
— in loondienst of als zelfstandige te gaan werken, op grond waarvan hij pensioenrechten verwerft volgens een stelsel waarvan de beheersorganen met Europol een overeenkomst terzake hebben gesloten.
heeft het recht de actuariële tegenwaarde van zijn rechten op ouderdomspensioen bij Europol te doen overschrijven naar het pensioenfonds van dat overheidsorgaan of die organisatie of naar het fonds waarbij de functionaris uit hoofde van zijn werkzaamheden in loondienst of als zelfstandige rechten op ouderdoms- pensioen verwerft.
2. De functionaris die in dienst van Europol treedt na:
— de dienst bij een overheidsorgaan of bij een nationale of internationale organisatie te hebben beëindigd, of
— in loondienst of als zelfstandige te hebben gewerkt,
kan bij zijn aanstelling hetzij de actuariële tegenwaarde van, hetzij de afkoopsom voor de rechten op ouderdomspensioen die hij uit hoofde van bovengenoemde activiteiten heeft verworven, aan het in artikel 37 bedoelde Europol-fonds doen betalen.
In dat geval bepaalt Europol met inachtneming van de salarisschaal waarin de functionaris is aangesteld, het aantal pensioenjaren dat Europol volgens zijn eigen regeling toerekent uit hoofde van de vroegere diensttijd op basis van het bedrag van de actuariële tegenwaarde of van de afkoopsom.
3. Lid 2 is eveneens van toepassing op de functionaris die herplaatst wordt na afloop van een verlof om redenen van persoonlijke aard als bedoeld in artikel 41 van het statuut.
Afdeling 2
Uitkering bij vertrek
Artikel 10
De functionaris die de leeftijd van 62 jaar nog niet heeft bereikt en wiens dienst anders dan door overlijden of wegens invaliditeit eindigt zonder dat hij aanspraak kan maken op ouderdomspensioen of op toepassing van artikel 9, lid 1, heeft bij zijn vertrek recht op:
a) het totaal van de op zijn basissalaris ingehouden pensioenbijdragen, verhoogd met de samengestelde interest berekend op de grondslag van een rente van 3,5 % per jaar;
b) indien zijn arbeidsovereenkomst niet is beëindigd om tuchtrechtelijke redenen als bepaald in artikel 88 van het statuut, een uitkering bij vertrek evenredig aan de werkelijk volbrachte diensttijd berekend op basis van een maand van het laatste aan inhouding onderworpen basissalaris per dienstjaar. Indien artikel 9, lid 2, wordt toegepast, wordt als werkelijke diensttijd eveneens aangemerkt de vroegere diensttijd, op basis van het aantal pensioenjaren dat Europol heeft toegerekend overeenkomstig artikel 9, lid 2, tweede alinea;
c) het totale overeenkomstig artikel 9, lid 2, aan het in artikel 37 bedoelde Europol-fonds betaalde bedrag, verhoogd met de samengestelde interest berekend op de grondslag van een rente van 3,5 % per jaar.
HOOFDSTUK 3
INVALIDITEITSPENSIOEN
Artikel 11
Onverminderd het in artikel 1, lid 1, bepaalde heeft de functionaris die de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt, indien hij tijdens de periode gedurende welke hij recht op pensioen verkreeg, door de invaliditeits- commissie als blijvend invalide wordt aangemerkt, en deze invaliditeit als volledig wordt beschouwd, waardoor het hem niet mogelijk is werkzaamheden te verrichten die met een functie in zijn salarisschaal overeenkomen, zodat hij de dienst bij Europol moet onderbreken, gedurende de tijd van zijn arbeidsonge- schiktheid recht op het in artikel 65 van het statuut bedoelde invaliditeitspensioen.
Een invaliditeitspensioen kan niet samengaan met een ouderdomspensioen.
Artikel 12
Het recht op invaliditeitspensioen ontstaat op de eerste dag van de kalendermaand na de pensionering overeenkomstig artikel 65 van het statuut.
Wanneer de gewezen functionaris de voor dit pensioen vereiste voorwaarden niet meer vervult, moet hij bij de eerste vacature worden herplaatst in een tot zijn categorie behorende functie die met zijn salarisschaal overeenkomt, mits hij de daarvoor vereiste geschiktheid bezit. Indien hij de hem aangeboden functie weigert, behoudt hij onder dezelfde voorwaarden het recht om, bij de tweede vacature, te worden herplaatst in een tot zijn categorie behorende functie die met zijn salarisschaal overeenkomt; indien hij ten tweede male weigert, kan hij ambtshalve worden ontslagen.
In geval van overlijden van de gewezen functionaris die een invaliditeitspensioen geniet, eindigt het recht op dit pensioen aan het einde van de kalendermaand waarin de gewezen functionaris is overleden.
Artikel 13
Zolang de gewezen functionaris die invaliditeitspensioen geniet, de leeftijd van 62 jaar niet heeft bereikt, kan Europol hem op gezette tijden doen onderzoeken teneinde zich te vergewissen of hij nog voldoet aan de voor dit pensioen vereiste voorwaarden.
Bij invaliditeit van de functionaris met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan de detacherende nationale autoriteit op de datum waarop de overeenkomst afgelopen zou zijn, ook een nationaal medisch onderzoek doen uitvoeren om te bepalen of de functionaris geschikt is om opnieuw in dienst te treden van die nationale autoriteit.
Indien de functionaris die recht heeft op een invaliditeitspensioen van Europol, uit hoofde van een afzonderlijke nationale regeling voor werknemers een invaliditeitspensioen geniet of een inkomen uit beroepsactiviteiten heeft, wordt het invaliditeitspensioen van Europol verlaagd zodat het totaal van het ontvangen netto-inkomen niet meer bedraagt dan de uit hoofde van artikel 65, lid 1, van het statuut toegestane maximumuitkeringen.
Artikel 14
Wanneer de gewezen functionaris die invaliditeitspensioen geniet, bij Europol wordt herplaatst, wordt voor de berekening van zijn ouderdomspensioen de periode gedurende welke hij invaliditeitspensioen genoot, in aanmerking genomen, zonder navordering van bijdragen.
HOOFDSTUK 4
OVERLEVINGSPENSIOEN
Artikel 15
De weduwe van een functionaris die overleden is in actieve dienst bij Europol of tijdens een verlof om redenen van persoonlijke aard overeenkomstig het statuut, verkrijgt, indien zij op het tijdstip van zijn overlijden ten minste één jaar met hem gehuwd is geweest en behoudens het bij artikel 1, lid 1, en artikel 21 bepaalde, een weduwenpensioen ten bedrage van 60 % van het ouderdomspensioen dat aan de functionaris zou zijn uitbetaald, indien hij, ongeacht zijn diensttijd of leeftijd, op het tijdstip van zijn overlijden daarop aanspraak had kunnen maken.
De voorwaarde betreffende de duur van het huwelijk geldt niet indien uit het huwelijk of uit een vorig huwelijk van de functionaris één of meer kinderen zijn geboren, voorzover de weduwe in de behoeften van deze kinderen voorziet of heeft voorzien, of indien het overlijden van de functionaris te wijten is aan een gebrek of ziekte, opgedaan ter gelegenheid van het verrichten van zijn werkzaamheden, dan wel aan een ongeval.
Artikel 16
De weduwe van een gewezen functionaris die ouderdomspensioen genoot, heeft, indien zij ten minste gedurende één jaar met hem gehuwd was op het tijdstip waarop hij de dienst bij Europol heeft beëindigd, en behoudens het in artikel 21 bepaalde, recht op een weduwenpensioen ten bedrage van 60 % van het ouderdomspensioen dat haar echtgenoot op de dag van zijn overlijden genoot. Het minimum van het weduwenpensioen bedraagt 35 % van het laatste basissalaris; het bedrag van het weduwenpensioen kan evenwel in geen geval hoger zijn dan het bedrag van het ouderdomspensioen dat haar echtgenoot op de dag van zijn overlijden genoot.
De voorwaarde betreffende de duur van het huwelijk geldt niet indien uit een huwelijk, door de functionaris gesloten vóór beëindiging van de dienst, één of meer kinderen zijn geboren, voorzover de weduwe in de behoeften van deze kinderen voorziet of heeft voorzien.
Artikel 17
De weduwe van een gewezen functionaris die de dienst voor het bereiken van de leeftijd van 62 jaar beëindigd heeft en verzocht heeft om uitstel van de toekenning van het genot van ouderdomspensioen tot de eerste dag van de kalendermaand volgend op die waarin hij de leeftijd van 62 jaar bereikt, heeft, indien zij ten minste gedurende één jaar met hem gehuwd was op het tijdstip waarop hij de dienst bij Europol heeft beëindigd, en behoudens het in artikel 21 bepaalde, recht op een weduwenpensioen ten bedrage van 60 % van het ouderdomspensioen waarop haar echtgenoot op de leeftijd van 62 jaar recht zou hebben gehad. Het minimum van het weduwenpensioen bedraagt 35 % van het laatste basissalaris; het bedrag van het weduwenpensioen kan evenwel in geen geval hoger zijn dan het bedrag van het ouderdomspensioen waarop de gewezen functionaris op de leeftijd van 62 jaar recht zou hebben gehad.
De voorwaarde betreffende de duur van het huwelijk geldt niet indien uit een huwelijk, door de gewezen functionaris gesloten vóór beëindiging van de dienst, één of meer kinderen zijn geboren, voorzover de weduwe in de behoeften van deze kinderen voorziet of heeft voorzien.
Artikel 18
De weduwe van een gewezen functionaris die recht had op invaliditeitspensioen, heeft, indien zij met hem gehuwd was op het tijdstip waarop het recht op dit pensioen ontstaan is en behoudens het bij artikel 21
bepaalde, recht op een weduwenpensioen ten bedrage van 60 % van het invaliditeitspensioen dat haar echtgenoot op de dag van zijn overlijden genoot, of zou hebben genoten indien cumulatie mogelijk was geweest.
Indien de weduwe uit hoofde van een andere regeling een pensioen geniet, wordt het overlevingspensioen van Europol verminderd zodat het totale pensioen van de weduwe niet meer bedraagt dan het volgens dit artikel toegestane maximum.
Het minimum van het weduwenpensioen bedraagt 35 % van het laatste basissalaris; het bedrag van het weduwenpensioen kan evenwel in geen geval hoger zijn dan het bedrag van het invaliditeitspensioen waarop haar echtgenoot op de dag van zijn overlijden recht had.
Artikel 19
De in de artikelen 15, 16 en 17 genoemde voorwaarde betreffende het tijdstip van het huwelijk geldt niet indien het huwelijk ten minste vijf jaar heeft geduurd, zelfs niet wanneer het is aangegaan na beëindiging van de dienst.
Artikel 20
1. Het in artikel 69, eerste, tweede en derde alinea, van het statuut genoemde wezenpensioen bedraagt voor de eerste wees 8/10e van het overlevingspensioen waarop de weduwe van de functionaris of gewezen functionaris die recht heeft op ouderdomspensioen of invaliditeitspensioen, recht zou hebben gehad; hierbij blijft de aftrek ingevolge artikel 23 van dit aanhangsel buiten beschouwing.
Het wezenpensioen mag, behoudens het bepaalde in artikel 21 van dit aanhangsel, niet minder bedragen dan het minimum voor levensonderhoud.
2. Het aldus vastgestelde pensioen wordt vanaf het tweede kind voor ieder ten laste komend kind verhoogd met een bedrag gelijk aan tweemaal de kindertoelage.
Onder de voorwaarden van aanhangsel 5, artikel 3, hebben wezen recht op de schooltoelage.
3. Het aldus verkregen totaal van pensioen en toelagen wordt gelijkelijk onder de rechthebbende wezen verdeeld.
Artikel 21
Indien een functionaris zowel een weduwe als wezen uit een vorig huwelijk of andere rechthebbenden nalaat, wordt het totale pensioen berekend als dat van een weduwe te wier laste deze personen komen, en verdeeld over de verschillende groepen belanghebbenden in de verhouding waarin de pensioenen aan deze verschillende groepen, afzonderlijk beschouwd, zouden zijn toegekend.
Indien de functionaris wezen uit verschillende huwelijken nalaat, wordt het totale pensioen berekend als dat van wezen uit hetzelfde huwelijk en verdeeld over de verschillende groepen belanghebbenden in de verhouding waarin de pensioenen aan deze verschillende groepen, afzonderlijk beschouwd, zouden zijn toegekend.
Voor de berekening van deze verdeling worden kinderen uit een vorig huwelijk van een der echtgenoten die ten laste zijn in de zin van aanhangsel 5, artikel 2, geacht te behoren tot de groep kinderen die uit het huwelijk met de functionaris of gewezen functionaris die recht heeft op ouderdomspensioen of invaliditeits- pensioen zijn geboren.
In het in de tweede alinea vermelde geval worden bloedverwanten in opgaande lijn, die worden aangemerkt als ten laste komend overeenkomstig de bepalingen van aanhangsel 5, artikel 2, gelijkgesteld met ten laste komende kinderen en bij de berekening van de verdeling geacht te behoren tot de groep der nakomelin- gen.
Artikel 22
Het recht op overlevingspensioen ontstaat op de eerste dag van de kalendermaand volgend op die waarin de functionaris of gewezen functionaris die recht heeft op ouderdomspensioen of invaliditeitspensioen,
overlijdt. Geeft het overlijden van de functionaris of van degene die een pensioen ontving echter aanleiding tot de in artikel 48 van het statuut genoemde betaling, dan ontstaat het recht op de eerste dag van de vierde maand na die van overlijden.
Het recht op overlevingspensioen eindigt aan het einde van de kalendermaand waarin de pensioengerech- tigde overlijdt of waarin hij ophoudt aan de voorwaarden voor toekenning van dit pensioen te voldoen.
Artikel 23
Indien het leeftijdsverschil tussen de overleden functionaris of gewezen functionaris die recht heeft op ouderdomspensioen of invaliditeitspensioen en zijn echtgenoot, na aftrek van de duur van het huwelijk, meer dan tien jaar bedraagt, wordt het overlevingspensioen, vastgesteld overeenkomstig de voorgaande bepalingen, per vol jaar verschil verminderd met:
— 1 % voor de jaren, gelegen tussen het 10e en het 20e jaar;
— 2 % voor de jaren, gerekend van het 20e tot aan het 25e jaar;
— 3 % voor de jaren, gerekend van het 25e tot aan het 30e jaar;
— 4 % voor de jaren, gerekend van het 30e tot aan het 35e jaar;
— 5 % voor de jaren, gerekend van het 35e jaar af.
Artikel 24
Bij hertrouwen verliest de weduwe het recht op overlevingspensioen. Zij ontvangt een bedrag ineens van tweemaal haar jaarlijkse overlevingspensioen, tenzij artikel 69, tweede alinea, van het statuut van toepassing is.
Artikel 25
De uit de echt gescheiden vrouw van een functionaris of gewezen functionaris heeft recht op het overlevingspensioen overeenkomstig dit hoofdstuk, mits zij bij het overlijden van haar vroegere echtgenoot aantoont voor eigen rekening ten laste van deze laatste recht te hebben op een alimentatie welke was vastgesteld bij rechterlijke uitspraak of door overeenkomst tussen de gewezen echtgenoten.
Het overlevingspensioen mag evenwel niet meer bedragen dan de op het ogenblik van het overlijden van de vroegere echtgenoot uitgekeerde alimentatie.
De gescheiden vrouw verliest haar recht op overlevingspensioen indien zij vóór het overlijden van haar vroegere echtgenoot is hertrouwd. Hertrouwt zij na zijn overlijden, dan is artikel 24 op haar van toepassing.
Artikel 26
Wanneer er meer dan één gescheiden vrouw met recht op overlevingspensioen is of één of meer gescheiden vrouwen en een weduwe met recht op overlevingspensioen, wordt dit pensioen verdeeld in de verhouding van de duur van de huwelijken. De voorwaarden van artikel 25, tweede en derde alinea, zijn van toepassing.
Ziet een der rechthebbenden van deze pensioenrechten af of komt zij te overlijden, dan wordt haar deel bij dat van de anderen gevoegd, tenzij het recht op pensioen krachtens artikel 69, tweede alinea, van het statuut in een wezenpensioen wordt omgezet.
De aftrek wegens leeftijdsverschil ingevolge artikel 23 wordt afzonderlijk toegepast op de beide volgens het onderhavige artikel vastgestelde pensioenen.
Artikel 27
Indien de uit de echt gescheiden vrouw ingevolge artikel 82 van het statuut haar recht op pensioen heeft verloren, wordt het volledige pensioen aan de weduwe toegekend, tenzij artikel 69, tweede alinea, van het statuut van toepassing is.
HOOFDSTUK 5
VOORLOPIGE PENSIOENEN
Artikel 28
De echtgenoot of de personen die worden aangemerkt als ten laste komend van een functionaris die in actieve dienst bij Europol is of aan wie verlof om redenen van persoonlijke aard is verleend overeenkomstig het statuut en wiens verblijfplaats sedert meer dan een jaar onbekend is, kunnen voorlopig in het genot worden gesteld van het overlevingspensioen dat hun op grond van dit aanhangsel zou toekomen.
Artikel 29
De echtgenoot of de personen die worden aangemerkt als ten laste komend van een gewezen functionaris die ouderdoms- of invaliditeitspensioen genoot, kunnen, wanneer diens verblijfplaats sedert meer dan een jaar onbekend is, voorlopig in het genot worden gesteld van het overlevingspensioen dat hun op grond van dit aanhangsel zou toekomen.
Artikel 30
Artikel 29 is mede van toepassing op personen die worden aangemerkt als ten laste komend van een persoon die overlevingspensioen geniet of daarop recht heeft, en wiens verblijfplaats sedert meer dan een jaar onbekend is.
Artikel 31
De voorlopige pensioenen ingevolge de artikelen 28, 29 en 30 worden omgezet in definitieve pensioenen, wanneer officieel is vastgesteld dat de functionaris, de gewezen functionaris of een persoon die recht heeft op overlevingspensioen is overleden of wanneer het vonnis waarbij hij afwezig werd verklaard, in kracht van gewijsde is gegaan.
HOOFDSTUK 6
TOELAGEN VOOR TEN LASTE KOMENDE KINDEREN
Artikel 32
Artikel 75, tweede alinea, van het statuut is mede van toepassing op hen die een voorlopig pensioen genieten.
Artikel 75 van het statuut is niet van toepassing op kinderen die meer dan 300 dagen na het overlijden van de functionaris of gewezen functionaris die recht heeft op ouderdomspensioen of invaliditeitspensioen, zijn geboren.
Artikel 33
Toekenning van een ouderdoms-, invaliditeits-, overlevings- of voorlopig pensioen geeft geen recht op de ontheemdingstoelage en evenmin op de huisvestingsvergoeding en schooltoelage. Nochtans blijven de overlevenden en de invalide functionaris recht hebben op de huisvestingsvergoeding en de schooltoelage, zij het niet langer dan het tijdvak waarin zij op dergelijke toelagen recht zouden hebben gehad indien de functionaris in actieve dienst was gebleven.
HOOFDSTUK 7
BIJDRAGEN EN BETALING VAN UITKERINGEN
Artikel 34
De functionaris met verlof om redenen van persoonlijke aard die nieuwe pensioenrechten blijft verwerven onder de voorwaarden vastgesteld in artikel 41 van het statuut, zet de betaling van de in artikel 78 van het statuut bedoelde bijdrage voort op de grondslag van het salaris dat aan zijn salarisschaal en salaristrap is verbonden.
Alle uitkeringen waarop deze functionaris of zijn rechtverkrijgenden krachtens deze pensioenregeling recht kunnen hebben, worden op de grondslag van dit salaris berekend.
Artikel 35
1. De sterfte- en invaliditeitstafels, alsmede de normen voor de vermoedelijke salarisontwikkeling, welke dienen te worden gebruikt voor het berekenen der in het statuut en in dit aanhangsel bedoelde actuariële waarden, worden door de begrotingsautoriteiten van Europol vastgesteld, na raadpleging van één of meer erkende actuarissen, de directeur en het personeelscomité.
2. Vijf jaar na de inwerkingtreding van het statuut vindt een nieuwe evaluatie van deze pensioenregeling plaats op basis van de bovengenoemde actuariële evaluaties, die een herwaardering van de in de artikelen 4, 6 en 10 genoemde rentevoeten omvatten, en van besluiten van andere internationale instellingen, met name de Europese Unie.
3. De geldigheid van dit aanhangsel eindigt één jaar na het in lid 2 genoemde tijdvak en wordt vóór die datum hiernieuwd.
Artikel 36
Bedragen die een functionaris of gewezen functionaris die recht heeft op ouderdomspensioen of invaliditeits- pensioen, nog aan Europol verschuldigd is op het tijdstip waarop de belanghebbende recht heeft op een uitkering op grond van deze pensioenregeling, worden in mindering gebracht op het bedrag van de uitkeringen aan de functionaris of aan zijn rechtverkrijgenden. Deze inhouding kan over verschillende maanden worden gespreid.
Artikel 37
1. Er wordt een onafhankelijk voorlopig pensioenfonds ingesteld met als enig doel de financiering en de uitvoering van de betalingen uit hoofde van deze pensioenregeling. De werknemersbijdrage (8,25 %) en de werkgeversbijdrage (16,5 %) worden maandelijks in het fonds gestort. De in het fonds beschikbare middelen mogen tijdelijk noch definitief worden aangewend voor andere doeleinden dan belegging ter financiering en uitvoering van de betalingen uit hoofde van deze pensioenregeling.
2. Het fonds wordt extern geleid.
3. De Raad stelt de regels voor het fonds vast.
AANHANGSEL 7
Samenstelling en werkwijze van het personeelscomité, de invaliditeitscommissie en de tuchtraad
AFDELING 1
Personeelscomité
Artikel 1
Er wordt een personeelscomité ingesteld, dat de collectieve belangen van het Europol-personeel vertegen- woordigt in zijn betrekkingen met de directeur van Europol.
De regels omtrent de verkiezing voor het personeelscomité worden vastgesteld door de algemene vergadering van de functionarissen van Europol. De verkiezingen zijn geheim.
De verkiezing voor het personeelscomité is slechts geldig indien de helft van de stemgerechtigden daaraan heeft deelgenomen. Indien het quorum evenwel niet wordt bereikt, kan een volgende algemene vergadering geldig stemmen bij meerderheid van de aanwezigen.
Het personeelscomité bestaat uit ten hoogste zeven leden en eventueel plaatsvervangende leden, wier ambtstermijn twee jaar duurt. Europol kan evenwel besluiten een kortere ambtstermijn vast te stellen; deze mag echter niet korter zijn dan één jaar. Alle functionarissen van Europol zijn stemgerechtigd en verkiesbaar. Het comité verkiest een voorzitter.
Het personeelscomité dient zodanig te zijn samengesteld dat alle functionarissen daarin zijn vertegenwoor- digd. De directeur neemt de nodige maatregelen teneinde passende samenwerking tussen het personeelscomi- té en vertegenwoordigers van de plaatselijke functionarissen te waarborgen.
De taken der leden van het personeelscomité worden beschouwd als onderdeel van hun normale dienst voor Europol. De betrokkenen mogen van de uitoefening van hun taken geen enkel nadeel ondervinden.
Rekening houdend met de reële werklast van diens taak kan aan de voorzitter van het personeelscomité eventueel een gedeeltelijke vrijstelling van dienst worden toegestaan door de directeur.
Artikel 2
Het personeelscomité wordt op verzoek van de directeur of op eigen initiatief bijeengeroepen.
De bijeenkomst van het personeelscomité is slechts geldig indien de meerderheid van de leden, of, bij hun afwezigheid, plaatsvervangende leden aanwezig zijn.
Het advies van het personeelscomité wordt binnen vijf dagen nadat het is vastgesteld, schriftelijk ter kennis gebracht van de directeur.
Ieder lid van het personeelscomité kan eisen dat zijn standpunt in het advies wordt weergegeven. Europol stelt passende ruimten ter beschikking van het personeelscomité.
AFDELING 2
Invaliditeitscommissie
Artikel 3
De invaliditeitscommissie bestaat uit drie artsen, van wie:
— de eerste door Europol,
— de tweede door de betrokken functionaris,
— en de derde in onderlinge overeenstemming door de eerste twee artsen, wordt aangewezen.
Indien de betrokken functionaris in gebreke blijft, wordt door de president van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen ambtshalve een arts benoemd.
Indien geen overeenstemming aangaande de aanwijzing van de derde arts wordt bereikt binnen een termijn van twee maanden na de aanwijzing van de tweede arts, wordt de derde arts ambtshalve door de president van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen benoemd op initiatief van een der partijen.
Artikel 4
De kosten die de werkzaamheden van de invaliditeitscommissie met zich meebrengen, komen voor rekening van Europol.
Indien de arts, aangewezen door de betrokkene, niet in diens standplaats woonachtig is, komt het extra honorarium dat door die aanwijzing wordt veroorzaakt, voor rekening van de betrokkene, met uitzondering van de vervoerskosten eerste klasse, welke door Europol worden vergoed.
Artikel 5
De functionaris kan aan de invaliditeitscommissie rapporten of attesten van zijn behandelend geneesheer of van andere door hem geraadpleegde artsen voorleggen.
De conclusies van de commissie worden aan de directeur en de betrokkene meegedeeld. De werkzaamheden van de commissie worden niet openbaar gemaakt.
AFDELING 3
Tuchtraad
Artikel 6
De tuchtraad bestaat uit een voorzitter en vier leden. De raad wordt bijgestaan door een secretaris.
Artikel 7
1. De directeur wijst elk jaar de voorzitter van de tuchtraad aan. Deze functie is onverenigbaar met die van lid van het personeelscomité.
Voorts stelt de directeur een lijst van leden voor de raad op.
Terzelfder tijd legt het personeelscomité een soortgelijke lijst aan de directeur voor.
2. Binnen vijf dagen na het overleggen van het rapport dat het besluit vormt tot het inleiden van de tuchtprocedure of van de in artikel 18 van het statuut bedoelde procedure, wijst de voorzitter van de tuchtraad, in tegenwoordigheid van de betrokkene, bij loting op deze lijsten de vier leden van de raad aan, en wel twee per lijst.
De leden van de tuchtraad dienen in ten minste dezelfde schaal te zijn ingedeeld als de functionaris wiens geval aan de raad wordt voorgelegd. Indien mogelijk is één lid ingedeeld in dezelfde schaal als de betrokken functionaris.
De voorzitter deelt ieder lid de samenstelling van de raad mede.
3. Binnen vijf dagen na de samenstelling van de tuchtraad kan de beschuldigde functionaris een van de leden van de raad, met uitzondering van de voorzitter, wraken.
Binnen dezelfde termijn kunnen de leden van de tuchtraad geldige redenen tot verschoning aanvoeren. De voorzitter van de tuchtraad gaat zo nodig opnieuw tot loting over ter aanvulling van de raad.
Artikel 8
De leden van de tuchtraad oefenen hun mandaat uit in volkomen onafhankelijkheid. De werkzaamheden van de raad worden niet openbaar gemaakt.
AFDELING 4
Tuchtprocedure
Artikel 9
Aan de tuchtraad wordt een rapport van de directeur ter behandeling voorgelegd, waarin de ten laste gelegde feiten en zo nodig de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgehad, duidelijk zijn omschreven.
Dit rapport wordt voorgelegd aan de voorzitter van de tuchtraad, die het ter kennis van de leden van deze raad en van de betrokken functionaris brengt.
Artikel 10
Zodra het rapport ter kennis van de functionaris is gebracht, heeft deze het recht om inzage te verkrijgen van zijn volledige persoonsdossier en om van alle terzake dienende stukken kopieën te maken.
Artikel 11
Tijdens de eerste zitting van de tuchtraad wijst de voorzitter één der leden als rapporteur voor de gehele zaak aan.
Artikel 12
Na de dag van kennisneming van het rapport waardoor de tuchtprocedure wordt ingeleid, heeft de functio- naris ten minste 15 dagen de tijd om zijn verdediging voor te bereiden.
Wanneer de functionaris voor de tuchtraad verschijnt, kan hij de raad zijn schriftelijke of mondelinge opmerkingen voorleggen, getuigen oproepen en zich door een verdediger van zijn keuze doen bijstaan
Artikel 13
Ook Europol heeft het recht getuigen op te roepen.
Artikel 14
Indien de tuchtraad zich onvoldoende voorgelicht acht aangaande de ten laste gelegde feiten of de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgehad, kan de raad een onderzoek op tegenspraak gelasten.
Dit onderzoek wordt door de rapporteur verricht. Ten behoeve van het onderzoek kan de raad overlegging verlangen van alle stukken die op de zaak betrekking hebben.
Artikel 15
Na kennisneming van de hem voorgelegde bescheiden en zo nodig rekening houdend met de schriftelijke of mondelinge verklaringen van de functionaris en van de getuigen alsook met de resultaten van het eventuele onderzoek, brengt de tuchtraad met meerderheid van stemmen een met redenen omkleed advies uit over de tuchtmaatregel die naar zijn oordeel naar aanleiding van de ten laste gelegde feiten moet worden genomen; binnen een maand na de dag waarop de zaak bij de tuchtraad aanhangig werd gemaakt, zendt de raad dit advies aan de directeur en aan de betrokken functionaris. Deze termijn wordt tot drie maanden verlengd indien de raad een onderzoek heeft doen instellen.
In geval van strafrechtelijke vervolging van de functionaris kan de raad besluiten zijn advies op te schorten totdat de rechterlijke beslissing is gegeven.
De directeur neemt binnen één maand zijn besluit, na de betrokken functionaris te hebben gehoord.
Artikel 16
De voorzitter van de tuchtraad heeft geen stemrecht, behalve in procedurekwesties of bij staking der stemmen.
Hij draagt zorg voor de uitvoering der besluiten van de raad en stelt ieder lid in kennis van alle inlichtingen en documenten die op de zaak betrekking hebben.
Artikel 17
De secretaris stelt notulen op van de zittingen van de tuchtraad.
De getuigen ondertekenen de notulen waarin hun verklaringen zijn opgetekend.
Het in artikel 15 bedoelde met redenen omkleed advies wordt door alle leden van de tuchtraad ondertekend.
Artikel 18
Indien de tuchtprocedure leidt tot een der maatregelen, genoemd in artikel 88, lid 2, onder c) tot en met f), van het statuut, komen de tijdens de procedure op initiatief van de functionaris ontstane kosten, met name het honorarium van een verdediger, te zijnen laste.
Artikel 19
De directeur kan de tuchtprocedure eigener beweging of op verzoek van de betrokken functionaris heropenen op grond van nieuwe feiten, gestaafd met deugdelijke bewijsstukken.
AANHANGSEL 8
Belastingen
Artikel 1
De belasting op de door Europol aan zijn personeelsleden betaalde salarissen, lonen en emolumenten, welke is ingesteld bij artikel 10 van het protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van Europol, wordt vastgesteld volgens de bepalingen van dit aanhangsel en geïnd volgens de daarin omschreven wijze.
Artikel 2
Aan de belasting zijn onderworpen:
a) personen die vallen onder artikel 10, lid 2, van het protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten, met uitzondering van plaatselijke functionarissen;
b) personen die de vergoeding genieten welke in artikel 77 van het statuut is bedoeld voor het geval van beëindiging van de dienst;
c) de personen die de werkloosheidsuitkering genieten bedoeld in artikel 59 van het statuut.
Artikel 3
1. De belasting is maandelijks verschuldigd over de salarissen, lonen en emolumenten van welke aard ook, die door Europol aan de belastingplichtige worden betaald.
2. Van de belastbare grondslag zijn echter uitgesloten uitkeringen en vergoedingen, al dan niet in de vorm van forfaitaire bedragen, toegekend als compensatie van bij de uitoefening van officiële taken gemaakte kosten.
3. De hierna genoemde gezinsuitkeringen en -toelagen en uitkeringen en toelagen van sociale aard worden van de belastbare grondslag afgetrokken:
a) de kostwinnerstoelage;
b) de toelage voor ten laste komende kinderen;
c) de schooltoelage;
d) de geboortetoelage;
e) de huisvestingsvergoeding;
f) de bijstand van sociale aard;
g) de vergoedingen in geval van beroepsziekte of ongeval;
h) het als gezinstoelage aan te merken gedeelte van uitkeringen van welke aard ook.
4. Van het volgens vorenstaande bepalingen berekende bedrag wordt 10 % afgetrokken voor kosten van verwerving en persoonlijke verplichtingen.
Bovendien wordt voor elk ten laste van de belastingplichtige komend kind, alsmede voor elke met een ten laste komend kind gelijkgestelde persoon in de zin van aanhangsel 5, artikel 2, lid 4, een bedrag afgetrokken, gelijk aan tweemaal de kindertoelage.
5. De op de bezoldiging van de belastingplichtige ingehouden bijdragen voor pensioenen en sociale voorzieningen worden van de belastbare grondslag afgetrokken.
Artikel 4
De belasting wordt over het door toepassing van artikel 3 verkregen belastbare bedrag, waarvan de eerste 183 NLG buiten beschouwing blijven, naar het volgende tarief berekend:
8 % over het gedeelte tussen 184 NLG en 3 241 NLG
10 % over het gedeelte tussen 3 242 NLG en 4 464 NLG
12,50 % over het gedeelte tussen 4 465 NLG en 5 116 NLG
15 % over het gedeelte tussen 5 117 NLG en 5 810 NLG
17,50 % over het gedeelte tussen 5 811 NLG en 6 462 NLG
20 % over het gedeelte tussen 6 463 NLG en 7 094 NLG
22,50 % over het gedeelte tussen 7 095 NLG en 7 746 NLG
25 % over het gedeelte tussen 7 747 NLG en 8 378 NLG
27,50 % over het gedeelte tussen 8 379 NLG en 9 030 NLG
30 % over het gedeelte tussen 9 031 NLG en 9 662 NLG
32,50 % over het gedeelte tussen 9 663 NLG en 10 314 NLG
35 % over het gedeelte tussen 10 315 NLG en 10 947 NLG
40 % over het gedeelte tussen 10 948 NLG en 11 599 NLG
45 % over het gedeelte boven 11 599.
Artikel 5
1. In afwijking van de artikelen 3 en 4 wordt:
a) de beloning van overwerk belast naar het tarief dat in de maand, voorafgaand aan die van de betaling, van toepassing was op het hoogste gedeelte van het belastbare bedrag van de bezoldiging van de functionarissen;
en worden:
b) uitkeringen wegens beëindiging van dienst, na aftrek van de in artikel 3, lid 4, genoemde bedragen, belast naar een tarief, gelijk aan twee derde van de bij uitbetaling van het laatste salaris bestaande verhouding tussen:
— het bedrag der verschuldigde belasting en
— de belastbare grondslag als omschreven in artikel 3.
2. Toepassing van dit aanhangsel kan er niet toe leiden dat de door Europol uitbetaalde salarissen, lonen en emolumenten van welke aard ook worden verminderd tot een bedrag beneden het in aanhangsel 6, artikel 5, vastgestelde minimum voor levensonderhoud.
Artikel 6
Heeft de belastbare uitkering betrekking op een periode van minder dan één maand, dan wordt het tarief toegepast dat voor de overeenkomstige maandelijkse uitkering geldt.
Heeft de belastbare uitkering betrekking op een periode van meer dan één maand, dan wordt de belasting berekend als ware deze uitkering gelijkelijk verdeeld over de maanden waarop zij betrekking heeft.
Uitkeringen van achterstallige bedragen, die geen betrekking hebben op de maand waarin zij geschieden, worden belast alsof zij op het normale tijdstip waren geschied.
Artikel 7
De belasting wordt geheven door inhouding bij de bron. Het bedrag wordt naar beneden op gehele eenheden afgerond.
Artikel 8
De opbrengst van de belasting wordt in de begroting van Europol onder de ontvangsten opgenomen.
Artikel 9
De Raad stelt, op voorstel van de raad van bestuur, alle dienstige bepalingen vast inzake de toepassing van dit aanhangsel.