Arrest
Hof van Cassatie van België
Arrest
Nr. S.20.0038.N
VLAAMSE DIENST VOOR ARBEIDSBEMIDDELING EN BEROEPSOP-
LEIDING, met zetel te 0000 Xxxxxxx, Keizerslaan 11, ingeschreven bij de KBO onder nummer 0887.010.362,
eiser,
vertegenwoordigd door xx. Xxxxx xxx Xxxxxxxxxx, advocaat bij het Hof van Cassa- tie, met kantoor te 0000 Xxxx, Xxxx Xxxxxxxxxxxxxx 0, waar de eiser woonplaats kiest,
tegen
B. H., verweerster.
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het arbeidshof te Gent, afdeling Gent, van 6 maart 2020.
Raadsheer Xxxxxxx Xxxxxxx heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Xxxxx Xxxxxxxxxxxx heeft geconcludeerd.
II. CASSATIEMIDDEL
De eiser voert in zijn verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.
III. BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling
Eerste onderdeel
1. Krachtens artikel 58/1, eerste lid, Werkloosheidsbesluit leggen de artike- len 58/2 tot 58/12 het normatief kader vast dat van toepassing is op de controle van de actieve beschikbaarheid van de volledig werkloze door de gewestinstelling die, krachtens artikel 6, § 1, IX, 5°, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, bevoegd is om die controle uit te oefenen.
Krachtens artikel 58/8, eerste lid, Werkloosheidsbesluit evalueert de bevoegde ge- westinstelling periodiek de actieve beschikbaarheid van de volledig werkloze tij- dens de volledige duur van de werkloosheid en ten minste een keer per jaar, volgens de modaliteiten die zij bepaalt, en zorgt er daarbij voor dat de rechten van de ver- dediging worden nageleefd.
2. De activering en de opvolging van het zoekgedrag naar werk van de volledig werkloze wordt geregeld bij de artikelen 111/1 tot 111/23 van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemidde- ling en de beroepsopleiding (hierna Besluit Vlaamse regeling arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding).
Krachtens artikel 111/6, § 1, eerste lid, Besluit Vlaamse regeling arbeidsbemidde- ling en beroepsopleiding wordt de verplicht ingeschreven werkzoekende door de eiser uitgenodigd voor een opvolgingsgesprek om na te gaan of hij zich voldoende heeft geïntegreerd op de arbeidsmarkt.
Krachtens artikel 111/9, eerste lid, Besluit Vlaamse regeling arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding maken de bemiddelaar en de verplicht ingeschreven werkzoe- kende, als de bemiddelaar tijdens het opvolgingsgesprek, vermeld in artikel 111/6, vaststelt dat de verplicht ingeschreven werkzoekende onvoldoende inspanningen heeft geleverd om zich te integreren op de arbeidsmarkt, tijdens het opvolgingsge- sprek in onderling overleg een afsprakenblad op, rekening houdend met de persoon- lijke situatie en competenties van de verplicht ingeschreven werkzoekende en de criteria van de passende dienstbetrekking.
Krachtens artikel 111/10, eerste en tweede zin, Besluit Vlaamse regeling arbeids- bemiddeling en beroepsopleiding, vindt op het tijdstip dat afgesproken is in het af- sprakenblad, vermeld in artikel 111/9, opnieuw een opvolgingsgesprek plaats. Tij- dens dat opvolgingsgesprek beoordeelt de bemiddelaar de naleving door de ver- plicht ingeschreven werkzoekende van de afspraken die zijn opgenomen in het af- sprakenblad en de inspanningen die hij heeft geleverd om zich te integreren op de arbeidsmarkt.
Artikel 111/12 Besluit Vlaamse regeling arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding bepaalt:
“Als de bemiddelaar vaststelt dat de verplicht ingeschreven werkzoekende de af- spraken die hij in het afsprakenblad, vermeld in artikel 111/9, is aangegaan, niet heeft nageleefd, en onvoldoende inspanningen heeft geleverd om zich te integreren op de arbeidsmarkt, brengt hij de verplicht ingeschreven werkzoekende op de hoogte van die beoordeling tijdens het opvolgingsgesprek.
Tijdens hetzelfde opvolgingsgesprek bepaalt de bemiddelaar de afspraken die wor- den opgenomen op een ultiem afsprakenblad, rekening houdend met de persoonlijke situatie en competenties van de verplicht ingeschreven werkzoekende en de criteria van de passende dienstbetrekking. De verplicht ingeschreven werkzoekende ver- bindt zich ertoe de afspraken uit te voeren tijdens de volgende maand.
Het ultieme afsprakenblad wordt opgesteld in twee exemplaren, gedateerd en on- dertekend door de bemiddelaar en de verplicht ingeschreven werkzoekende. Een exemplaar wordt aan de verplicht ingeschreven werkzoekende overhandigd. Door de ondertekening verbindt de verplicht ingeschreven werkzoekende zich tot de uit- voering van de afspraken tijdens de afgesproken periode. Dit ultieme afsprakenblad
wordt beschouwd als een formele verwittiging in het kader van de controle op de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt van de verplicht ingeschreven werkzoe- kende.”
Artikel 111/15 Besluit Vlaamse regeling arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding bepaalt:
“Als de bemiddelaar vaststelt dat de verplicht ingeschreven werkzoekende de af- spraken die hij in het ultieme afsprakenblad is aangegaan, niet heeft nageleefd, brengt hij de verplicht ingeschreven werkzoekende, uiterlijk veertien dagen na het opvolgingsgesprek, op de hoogte van die negatieve beoordeling en bezorgt hij zijn dossier aan de controledienst.”
Artikel 111/16, eerste lid, Besluit Vlaamse regeling arbeidsbemiddeling en beroeps- opleiding bepaalt:
“Met behoud van de toepassing van artikel 111/6, 111/13 en 111/15 bezorgt de bemiddelaar een dossier aan de controledienst als:
1° de verplicht ingeschreven werkzoekende weigert een trajectovereenkomst, af- sprakenblad of ultiem afsprakenblad te ondertekenen als hem dat ter ondertekening wordt voorgelegd;
(…)
4° door toedoen van de verplicht ingeschreven werkzoekende een begeleidingsplan, competentieversterking of opleidingscontract mislukt of wordt stopgezet.”
Artikel 111/22, § 1, Besluit Vlaamse regeling arbeidsbemiddeling en beroepsoplei- ding bepaalt:
“De controledienst beslist over de schorsing, vermindering of uitsluiting van het recht op werkloosheids- of inschakelingsuitkeringen. De controledienst kan ook een verwittiging geven.”
3. Artikel 58/9 Werkloosheidsbesluit bepaalt:
Ҥ 1 De volledig werkloze van wie de actieve beschikbaarheid negatief wordt ge- evalueerd door de bevoegde gewestinstelling wordt gesanctioneerd met een verwit- tiging indien het gaat om de eerste negatieve evaluatie.
In afwijking van het eerste lid, wanneer hem reeds een formele schriftelijke verwit- tiging in het kader van de actieve beschikbaarheid werd betekend tijdens de bege- leiding, zal de volledig werkloze wiens actieve beschikbaarheid negatief wordt ge- evalueerd:
1° gedurende een periode van ten minste 4 weken en maximum 10 weken, de ver- minderde werkloosheidsuitkering genieten bedoeld in artikel 130bis, indien hij de hoedanigheid van werknemer met gezinslast heeft in de zin van artikel 110, § 1, of van alleenwonende werknemer in de zin van artikel 110, § 2;
2° gedurende een periode van ten minste 4 weken en maximum 10 weken uitgeslo- ten worden van het recht op uitkeringen, indien hij de hoedanigheid heeft van sa- menwonende werknemer in de zin van artikel 110, § 3, of indien hij inschakelings- uitkeringen geniet.
§ 2 Na een tweede negatieve evaluatie van zijn actieve beschikbaarheid zal de volledig werkloze:
1° gedurende een periode van 13 weken de verminderde werkloosheidsuitkering genieten bedoeld in artikel 130bis, indien hij de hoedanigheid van werknemer met gezinslast heeft in de zin van artikel 110, § 1, of van alleenwonende werknemer in de zin van artikel 110, § 2;
2° gedurende een periode van 13 weken uitgesloten worden van het recht op uitke- ringen, indien hij de hoedanigheid heeft van samenwonende werknemer in de zin van artikel 110, § 3, of indien hij inschakelingsuitkeringen geniet.
§ 3 Na een derde negatieve evaluatie van zijn actieve beschikbaarheid zal de vol- ledig werkloze:
1° gedurende een periode van 6 maanden, berekend van datum tot datum, de ver- minderde werkloosheidsuitkering genieten bedoeld in artikel 130bis en na afloop van de voormelde periode uitgesloten worden van het recht op werkloosheidsuitke- ringen, indien hij de hoedanigheid van werknemer met gezinslast heeft in de zin van artikel 110, § 1, of van alleenwonende werknemer in de zin van artikel 110, § 2;
2° uitgesloten worden van het recht op uitkeringen, indien hij de hoedanigheid heeft van samenwonende werknemer in de zin van artikel 110, § 3, of indien hij inschakelingsuitkeringen geniet. (…)”
4. Uit de samenhang van deze wetsbepalingen volgt dat artikel 58/9, § 1, Werk- loosheidsbesluit enkel betrekking heeft op het gevolg dat kan worden gegeven aan een eerste negatieve evaluatie van een volledig werkloze.
Met de in artikel 58/9, § 1, tweede lid, Werkloosheidsbesluit bedoelde formele schriftelijke verwittiging wordt niet de in het eerste lid bedoelde verwittiging be- oogd, maar wel elke formele verwittiging die aan de werkloze wordt gegeven in het kader van de controle op zijn of haar actieve beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt, zoals onder meer wordt gegeven door middel van het ultieme afsprakenblad dat overeenkomstig artikel 111/12 Besluit Vlaamse regeling arbeidsbemiddeling en be- roepsopleiding wordt opgesteld door de aangestelde bemiddelaar.
5. Het arrest dat aanneemt dat met de in artikel 58/9, § 1, tweede lid, Werkloos- heidsbesluit bedoelde formele schriftelijke verwittiging de in het eerste lid bedoelde verwittiging wordt beoogd en oordeelt dat de administratieve beslissing van 11 sep- tember 2017 onwettig is genomen omdat geen verwittiging voorligt zoals bedoeld in artikel 58/9, § 1, eerste lid, Werkloosheidsbesluit, zonder na te gaan of, noch vast te stellen dat aan de verweerster tijdens de begeleiding geen formele schriftelijke verwittiging werd gegeven door de arbeidsbemiddelaar, verantwoordt zijn beslis- sing niet naar recht.
Het onderdeel is in zoverre gegrond.
6. Krachtens artikel 58/9, § 2, Werkloosheidsbesluit zal de volledig werkloze na een tweede negatieve evaluatie van zijn actieve beschikbaarheid:
1° gedurende een periode van 13 weken de verminderde werkloosheidsuitkering genieten bedoeld in artikel 130bis, indien hij de hoedanigheid van werknemer met gezinslast heeft in de zin van artikel 110, § 1, of van alleenwonende werknemer in de zin van artikel 110, § 2;
2° gedurende een periode van 13 weken uitgesloten worden van het recht op uit- keringen, indien hij de hoedanigheid heeft van samenwonende werknemer in de zin van artikel 110, § 3, of indien hij inschakelingsuitkeringen geniet.
7. Uit deze wetsbepaling volgt dat om de erin bedoelde sanctie op te leggen, naast de vaststelling dat de volledig werkloze het voorwerp is geweest van een eer- dere negatieve evaluatie, niet vereist is dat hem reeds een sanctie werd opgelegd zoals bedoeld bij artikel 58/9, § 1, tweede lid, Werkloosheidsbesluit.
Het arrest dat anders oordeelt en op grond van die onjuiste rechtsopvatting de admi- nistratieve beslissing van 16 november 2017 nietig verklaart is niet naar recht verant- woord.
In zoverre is het onderdeel eveneens gegrond.
Kosten
8. Overeenkomstig artikel 1017, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek dient de eiser te worden veroordeeld tot de kosten.
Dictum
Het Hof,
Vernietigt het bestreden arrest.
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernie- tigde arrest.
Veroordeelt de eiser tot de kosten.
Verwijst de zaak naar het arbeidshof te Antwerpen.
Bepaalt de kosten voor de eiser op 617,36 euro en op de som van 20 euro ten gunste van het Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand.
Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, derde kamer, samenge- steld uit sectievoorzitter Xxxxxxxxx Xxxxxx, als voorzitter, de sectievoorzitters Xxxx Xxxxxxxx en Xxxxxxxx Xxxxxxx, en de raadsheren Xxxxxxx Xxxxxxx en Eric de For- manoir, en in openbare rechtszitting van 12 april 2021 uitgesproken door sectie- voorzitter Xxxxxxxxx Xxxxxx, in aanwezigheid van advocaat-generaal Xxxxx Xxxxxx- xxxxxx, met bijstand van griffier Xxxxxx Xxxxxx Xxxxx.
X. Xxxxxx Xxxxx | E. de Formanoir | X. Xxxxxxx |
M. Delange | X. Xxxxxxxx | Chr. Storck |
29371/W/2
VOORZIENING IN CASSATIE
5 Aan het Hof van Cassatie van België
geeft te kennen:
de VLAAMSE DIENST VOOR ARBEIDSBEMIDDELING EN BEROEPSOPLEIDING, met
10 zetel te 0000 Xxxxxxx, aan de Keizerslaan 11, en met het ondernemingsnummer 0887.010.362,
eiser tot cassatie,
vertegenwoordigd door de ondergetekende, Xxxxx xxx Xxxxxxxxxx, advo- caat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 0000 Xxxx, aan de Drie Ko-
15 ningenstraat 3, waar de eiser keuze van woonplaats doet,
wat volgt.
De eiser, voornoemd, verklaart hierbij zich in cassatie te voorzien tegen het hier-
20 onder nader omschreven arrest en cassatieberoep aan te tekenen tegen de hier- onder xxxxx aangewezen partij.
I. BESTREDEN UITSPRAAK EN PARTIJ WAARTEGEN CASSATIEBEROEP WORDT
25 AANGETEKEND
Dit cassatieberoep is gericht tegen het arrest dat op 6 maart 2020 door de vijfde kamer van het arbeidshof te Gent, afdeling Gent, op tegenspraak werd gewezen in de zaak inge- schreven op de algemene rol onder het nummer 2019/AG/17, van de eiser, als appellant,
30 tegen:
mevrouw B. H.,
toen geïntimeerde,
thans verweerster in cassatie,
35
en tegen die verwerende partij.
Deze voorziening in cassatie is gesteund op het volgende middel.
40 II. FEITEN EN RETROACTA VAN DE PROCEDURE
1. De verweerster genoot als volledig uitkeringsgerechtigde werkloze werkloosheidsuit- keringen sinds 12 december 2012.
45 In het kader van de begeleiding van de verweerster werd door de eiser beroep gedaan op een externe organisatie. De begeleiding kende het volgende parcours:
- op 18 november 2016 werd tussen een bemiddelaar van de eiser, mevrouw C. B., en de verweerster een trajectbepaling gesloten, dat door de laatstgenoemde “onder voorbe- houd” ondertekend werd,
50 - op 5 december 2016 sloot de verweerster een trajectovereenkomst met mevrouw E. R., trajectbegeleidster bij Randstad Belgium,
- op 27 februari 2017 besloot E. R. het dossier van de verweerster terug over te maken aan de xxxxx met het oog op een opvolgingsgesprek, aangezien zij van oordeel was dat de verweerster niet wilde meewerken aan de trajectbegeleiding,
55 - op 9 maart 2017 vond een opvolgingsgesprek plaats bij C. B.,
- na dat opvolgingsgesprek werd aan de verweerster een nieuwe trajectbegeleider toe- gewezen, met name mevrouw E. T.,
- op 19 mei 2017 werd door E. T. een nieuwe trajectbegeleidingsovereenkomst opgesteld, welke de verweerster diezelfde dag weigerde te ondertekenen en ook nadien niet te-
60 rugbezorgde,
- aangezien zij van oordeel was dat de verweerster nog steeds niet wilde meewerken aan de trajectbegeleiding, besloot E. T. op 1 juni 2017 haar dossier terug over te maken aan de eiser zodat opnieuw een opvolgingsgesprek zou kunnen plaatsvinden,
- op 15 juni 2017 besliste mevrouw X. X. X. X., bemiddelaar bij de eiser, het dossier over
65 te maken aan de dienst belast met de controle van de beschikbaarheid van de verplicht ingeschreven werkzoekende en het in voorkomend geval bepalen van een bijhorende sanctie,
- in een brief van 12 juli 2017 deelde de verweerster de redenen mee op grond waarvan zij niet akkoord ging met het overmaken van haar dossier aan die controledienst,
70 - op 28 augustus 2017 vond een gesprek plaats tussen de verweerster, bijgestaan door een afgevaardigde van haar vakbond, en iemand van het controleteam West van de ei- ser,
- op 11 september 2017 besliste de controledienst West van de eiser dat de verweerster voor een periode van 9 weken slechts recht heeft op verminderde werkloosheidsuitke-
75 ringen,
- op 22 september 2017 had een gesprek plaats tussen de verweerster en een bemidde- laar van de eiser, C. B.,
- in een brief van 22 september 2017 gaf de verweerster de redenen aan waarom zij meende de voorgestelde trajectovereenkomst niet te moeten ondertekenen,
80
- na het gesprek van 22 september 2017 besloot C. B. het dossier van de verweerster opnieuw over te maken aan de controledienst van de eiser,
- op 6 november 2017 vond opnieuw een gesprek plaats tussen de verweerster, bijge-
85 staan door een afgevaardigde van haar vakbond, en iemand van het controleteam West van de eiser,
- op 16 november 2017 besliste de controledienst West van de eiser dat de verweerster voor een periode van 13 weken slechts recht had op verminderde werkloosheidsuitke- ringen.
90
2. Zowel tegen de beslissing van 11 september 2017 als tegen de beslissing van 16 novem- ber 2017 diende de vereerster beroep in bij de arbeidsrechtbank Gent, afdeling Gent.
In een tussenvonnis van 4 juli 2018 werden de beide zaken samengevoegd. De arbeids-
95 rechtbank verklaarde de vorderingen ontvankelijk en heropende de debatten.
100
105
In een eindvonnis van 19 december 2018 verklaarde de arbeidsrechtbank de vorderingen gegrond. De arbeidsrechtbank vernietigde de bestreden beslissingen van 11 september 2017 en 16 november 2017 en veroordeelde de eiser het dossier over te maken aan de RVA opdat hij het nodige zou kunnen doen ter betaling van de achterstallige werkloos- heidsuitkeringen voor zover is voldaan aan de toelaatbaarheids- en toekenningsvoor- waarden. De arbeidsrechtbank veroordeelde de eiser tot betaling van de kosten van de procedure.
3. Xxxxx het vonnis van 19 december 2018 tekende de eiser hoger beroep aan.
110
115
In een arrest van 6 maart 2020 verklaart het arbeidshof te Gent het hoger beroep ontvan- kelijk maar ongegrond. Het arbeidshof bevestigt het vonnis en veroordeelt de eiser tot betaling van de kosten van de procedure in graad van beroep.
Tegen dat arrest voert de eiser het volgende middel tot cassatie aan.
III. MIDDELEN
Enig middel
Middel
120
Geschonden wettelijke bepalingen
- de artikelen 19 en 580, 2°, van het Gerechtelijk Wetboek
- artikel 7, § 11, eerste en tweede lid, van de besluitwet van 28 december 1944
125 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders
- de artikelen 58, § 1, 58/1, eerste lid, 58/4, § 1, 58/5, eerste en derde lid, 58/6, derde lid, 58/7, § 1 en § 2, en 58/9, § 1 en § 2, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering
130
135
- de artikelen 111/3, 111/4, 111/6, § 1, 111/7, 111/9, 111/10, 111/12, 111/13, 111/15, 111/16 en 111/22, § 1, van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroeps- opleiding
Aangevochten beslissing
In de bestreden beslissing verklaart het arbeidshof het hoger beroep ontvankelijk maar ongegrond. Het arbeidshof bevestigt het vonnis van de arbeidsrechtbank van 19 decem- ber 2018 en veroordeelt de eiser tot betaling van de kosten van het procedure in graad
140 van beroep.
Het arbeidshof neemt die beslissingen op grond van alle vaststellingen en motie- ven waarop zij steunen en die hier beschouwd worden integraal te zijn herno- men en in het bijzonder de volgende:
145
"6.2. CONCREET
6.2.1. Op 11 september 2017 besliste [de eiser] dus om de werkloos- heidsuitkeringen van [de verweerster] bij wijze van administratieve sanctie
150 op basis van artikel 58/9, §1, 2de lid, 1° van het Werkloosheidsbesluit gedu- rende 9 weken te verminderen tot het bedrag van het leefloon. [Xx xxxxx] legde deze sanctie op omdat [de verweerster] onvoldoende actief en posi- tief zou meewerken aan trajectbegeleiding door de nv Randstad Belgium.
155
160
Een vermindering van de werkloosheidsuitkering tot het bedrag van het leefloon gedurende een periode van minimum 4 en maximum 10 weken is overeenkomstig artikel 58/9, §1, 2de lid, 1° van het Werkloosheidsbesluit mogelijk wanneer de medewerking van de werkloze aan zijn trajectbegelei- ding als negatief kan worden beoordeeld en hij voor zijn gebrekkige mede- werking reeds eerder een formele verwittiging heeft gekregen.
[De verweerster] kon dus op 11 september 2017 pas gesanctioneerd met een vermindering van het bedrag van haar werkloosheidsuitkeringen indien zij reeds eerder een formele verwittiging kreeg voor haar gebrekkige mede-
165 werking aan haar trajectbegeleiding. De sanctie voorzien in artikel 58/9, §1, 2de lid, 1° van het Werkloosheidsbesluit, nl. een vermindering van het be- drag van de werkloosheidsuitkering gedurende minimum 4 en maximum 10 weken, impliceert dus een eerdere negatieve evaluatie van de medewerking aan de trajectbegeleiding met een formele verwittiging.
170
175
180
De eerdere formele verwittiging die vereist is opdat de sanctie van artikel 58/9, §1, 2de lid, 1° van het Werkloosheidsbesluit zou kunnen opgelegd wor- den, betreft de verwittiging bepaald in artikel 58/9, §1, 1ste lid, van het Werkloosheidsbesluit, nl. de verwittiging die de volledig werkloze kan krij- gen wanneer zijn medewerking aan zijn trajectbegeleiding voor het eerst negatief wordt beoordeeld.
Deze formele verwittiging bedoeld in artikel 58/9, §1, 1ste lid en 2de lid van het Werkloosheidsbesluit betreft een administratieve sanctie die enkel kan opgelegd worden door de daartoe bevoegde instantie, nl. de controledienst van [de eiser]. De verwittiging bedoeld in artikel 58/9, §1, 1ste lid en 2de lid van het Werkloosheidsbesluit kan dus niet opgelegd worden door een VDAB-bemiddelaar of een trajectbegeleider van een externe partner van [de eiser].
185
190
195
200
205
210
215
Artikel 111/16 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 be- paalt immers dat wanneer de VDAB-bemiddelaar vaststelt dat de verplicht ingeschreven werkzoekende weigert een trajectovereenkomst, afspraken- blad of ultiem afsprakenblad te ondertekenen als hem dat ter onderteke- ning wordt voorgelegd, hij het dossier van de werkloze aan de controle- dienst van [de eiser] overmaakt. Overeenkomstig artikel 111/18 e.v. van het Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 hoort de controle- dienst van [de eiser] vervolgens de werkloze. Overeenkomstig artikel 111/22, §1 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 beslist de controledienst vervolgens over de schorsing, vermindering of uitsluiting van het recht op werkloosheids- of inschakelingsuitkeringen. De controle- dienst kan ook een verwittiging geven.
De verwittiging bedoeld in artikel 58/9, §1, 1ste lid van het Werkloosheids- besluit betreft de verwittiging die de controledienst van [de eiser] overeen- komstig artikel 111/22, §1 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 kan geven.
Het is dus op de eerste plaats aan de VDAB-bemiddelaar om overeenkomst artikel 58/6 e.v. van het Werkloosheidsbesluit en artikel 111/6 e.v. van het Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 de medewerking van de werkloze aan zijn trajectbegeleiding te beoordelen en om, indien hij meent dat de medewerking van de werkloze aan zijn trajectbegeleiding te wensen overlaat en dus als negatief kan beoordeeld worden, het dossier overeen- komst artikel 111/16 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 over te maken aan de controledienst van [de eiser]. Wanneer deze controledienst na de werkloze te hebben gehoord ook van oordeel is dat de werkloze onvoldoende actief en positief meewerkt aan zijn trajectbegelei- ding en deze werkloze voor het eerst deze negatieve beoordeling krijgt, dan kan de controledienst deze werkloze overeenkomstig artikel 111/22, §1 van
het Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 en artikel 58/9, §1, 1ste lid van het Werkloosheidsbesluit een verwittiging opleggen.
220
225
230
235
Een eerste conclusie is dan ook dat [de verweerster] voor haar beweerde gebrekkige medewerking aan haar trajectbegeleiding pas overeenkomstig artikel 58/9, §1, 2de lid van het Werkloosheidsbesluit kon worden gesanctio- neerd met een vermindering van het bedrag van haar werkloosheidsuitke- ringen gedurende een periode van minimum 4 en maximum 10 weken als zij reeds eerder door de controledienst van [de eiser] overeenkomst artikel 58/9, §1, 1ste lid van het Werkloosheidsbesluit en artikel 111/22, §1 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 een verwittiging kreeg voor haar gebrekkige medewerking aan haar trajectbegeleiding.
Wanneer de controledienst van [de eiser] op 11 september 2017 besliste om de werkloosheidsuitkeringen van [de verweerster] bij wijze van admi- nistratie sanctie op basis van artikel 58/9, §1, 2de lid, 1° van het Werkloos- heidsbesluit gedurende 9 weken te verminderen tot het bedrag van het leefloon, had zij evenwel van de controledienst van [de eiser] nog geen for- mele verwittiging gekregen voor haar beweerde gebrekkige medewerking aan de begeleiding in haar zoektocht naar werk.
240
245
Aangezien de controledienst van [de eiser] op 11 september 2017 nog niet eerder een verwittiging had gegeven aan [de verweerster], kon de controle- dienst van [de eiser] op dat moment nog geen toepassing maken van arti- kel 58/9, §1, 2de lid van het Werkloosheidsbesluit en het bedrag van haar werkloosheidsuitkeringen gedurende 9 weken herleiden tot het bedrag van het leefloon. De controledienst van [de eiser] had [de verweerster] eerst een formele verwittiging moeten geven.
De controledienst had op 11 september 2017 hoogstens overeenkomstig ar- tikel 58/9, §1, 1ste lid van het Werkloosheidsbesluit aan [de verweerster] een verwittiging kunnen geven.
250
De administratieve sanctie die de controledienst van [de eiser] op 11 sep- tember 2017 aan [de verweerster] oplegde, nl. de vermindering van het be- drag van haar werkloosheidsuitkeringen gedurende 9 weken, is dus onwet- tig en werd terecht door de eerste rechter vernietigd.
255
6.2.2. Op 16 november 2017 besliste [de eiser] vervolgens om de werk- loosheidsuitkeringen van [de verweerster] bij wijze van administratieve sanctie op basis van artikel 58/9, §2, 1° van het Werkloosheidsbesluit gedu- rende 13 weken te verminderen tot het bedrag van het leefloon. [De eiser]
260 legde deze sanctie op omdat [de verweerster] nog steeds onvoldoende ac- tief en positief zou meewerken aan haar trajectbegeleiding door de nv Randstad Belgium en zij reeds eerder bij wijze van administratieve sanctie een vermindering van het bedrag van haar werkloosheidsuitkeringen op- liep.
265
Een vermindering van de werkloosheidsuitkering tot het bedrag van het leefloon gedurende een periode van 13 weken is overeenkomstig artikel 58/9, §2, 1° van het Werkloosheidsbesluit pas mogelijk wanneer de mede- werking van de werkloze aan zijn trajectbegeleiding voor de tweede maal
270 als negatief kan worden beoordeeld. Opdat de sanctie van artikel 58/9, §2, 1° van het Werkloosheidsbesluit zou kunnen worden opgelegd is vereist dat de werkloze nog steeds gebrekkig meewerkt aan de begeleiding van zijn zoektocht naar werk en hij reeds eerder voor deze gebrekkige medewerking
275
280
285
290
295
overeenkomst artikel 58/9, §1, 2de lid van het Werkloosheidsbesluit een ver- mindering van het bedrag van zijn werkloosheidsuitkeringen heeft gekre- gen.
[De verweerster] kon dus op 16 november 2017 pas gesanctioneerd […] worden met een vermindering van het bedrag van haar werkloosheidsuitke- ringen gedurende 13 weken indien zij reeds eerder overeenkomstig artikel 58/9, §1, 2de lid van het Werkloosheidsbesluit een vermindering van het be- drag van haar werkloosheidsuitkeringen gedurende minimum 4 en maxi- mum 10 weken had opgelopen.
Zoals hierboven werd uiteengezet was de administratieve sanctie die de controledienst van [de eiser] op 11 september 2017 aan [de verweerster] oplegde, nl. de vermindering van het bedrag van haar werkloosheidsuitke- ringen gedurende 9 weken, onwettig.
Wanneer de controledienst van [de eiser] op 16 november 2017 besliste om de werkloosheidsuitkeringen van [de verweerster] bij wijze van administra- tieve sanctie op basis van artikel 58/9, §2, 1° van het Werkloosheidsbesluit gedurende 13 weken te verminderen tot het bedrag van het leefloon, was [de verweerster] dus nog niet eerder gesanctioneerd met een geldige ver- mindering van het bedrag van haar werkloosheidsuitkeringen.
Nu [de verweerster] op 16 november 2017 bij wijze van administratieve sanctie nog geen geldige vermindering van het bedrag van haar werkloos- heidsuitkeringen gedurende minimum 4 en maximum 8 weken had opgelo-
300 pen, kon zij op 16 november 2017 voor haar beweerde gebrekkige mede- werking aan haar trajectbegeleiding nog geen vermindering gedurende 13 weken van het bedrag van haar werkloosheidsuitkeringen krijgen.
Ook de administratieve sanctie van 16 november 2017 is onwettig en werd
305 dus terecht door de eerste rechter vernietigd.
310
315
320
325
330
6.2.3. In ondergeschikte orde, indien het arbeidshof net zoals de eerste rechter zou oordelen dat er vóór 11 september 2017 nog geen formele ver- wittiging werd gegeven aan [de verweerster], vraagt [de eiser] dat het ar- beidshof de beslissing van 11 september 2017 zou omvormen tot een for- mele verwittiging in de zin van artikel 58/9, §1, 1ste lid van het Werkloos- heidsbesluit en zou oordelen dat deze omvorming geen invloed heeft op de sanctiemaat van de tweede beslissing van 16 november 2017.
6.2.3.1. De arbeidsgerechten kunnen een beslissing van de controledienst van [de eiser] met volledige rechtsmacht beoordelen. Dit betekent dat de arbeidsgerechten zich kunnen uitspreken niet alleen over de wettigheid van de opgelegde sanctie maar ook over de omvang van de sanctie. Wanneer de wetgever aan de administratie de bevoegdheid geeft om de omvang van de administratieve sanctie te moduleren (door het geven van een geheel of gedeeltelijk uitstel) of de sanctie te beperken tot een waarschuwing oefent de rechter hier een volledige controlebevoegdheid op uit.
Deze controlebevoegdheid met volledige rechtsmacht impliceert evenwel niet dat wanneer het arbeidsgerecht de door de controledienst van [de ei- ser] opgelegde sanctie nietig verklaart, dit arbeidsgerecht zich in de plaats van [de eiser] kan stellen en een nieuwe administratieve sanctie kan opleg- gen. De volledige controlebevoegdheid van de rechter beperkt zich tot de controle op de wettigheid en de hoogte van de sanctie. Wanneer een ar- beidsgerecht een administratieve sanctie nietig verklaart omdat de admi- nistratie een sanctie oplegde op een verkeerde wettelijke basis en dus een verkeerde toepassing maakte van de wet, komt het dit arbeidsgerecht niet toe om verder te gaan dan het verzoek tot nietigverklaring dat bij hem aan- hangig werd gemaakt, en om een administratieve sanctie op te leggen op
335
340
345
350
355
360
365
een andere basis dan deze van de bestreden beslissing. Wanneer de rechter een beslissing van de controledienst van [de eiser] waarbij de betwiste ad- ministratieve sanctie aan de werkloze wordt opgelegd, tenietdoet omdat de controledienst bij het opleggen van de sanctie zich baseerde op de ver- keerde xxxxxxxxxxxxxx, put deze rechter zijn rechtsmacht volledig uit, en kan hij niet in de plaats van de controledienst aan de werkloze een nieuwe sanctie opleggen ter vervanging van de sanctie die hij tenietdoet.
De arbeidsrechtbank vernietigde terecht zowel de beslissing van 11 septem- ber 2017 als de beslissing van 16 november 2017 omdat de controledienst van [de eiser] bij beide beslissingen een verkeerde toepassing maakte van het Werkloosheidsbesluit:
- bij de beslissing van 11 september 2017 maakte de controledienst verkeerdelijk toepassing van artikel 58/9, §1, 2de lid van het Werk- loosheidsbesluit en had de controledienst van [de eiser] hoogstens toepassing kunnen maken van artikel 58/9, §1, 1ste lid van het Werk- loosheidsbesluit;
- bij de beslissing van 16 november 2017 maakte de controledienst ver- keerdelijk toepassing van artikel 58/9, §2 van het Werkloosheidsbe- sluit en had de controledienst van [de eiser] hoogstens toepassing kunnen maken van artikel 58/9, §1, 2de lid van het Werkloosheidsbe- sluit.
Nu de nietigverklaring van de bestreden beslissingen het gevolg is van het feit dat de controledienst van [de eiser] bij het opleggen van de administra- tieve sanctie een verkeerde toepassing heeft gemaakt van de toepasselijke wetsbepalingen, kan noch de arbeidsrechtbank noch het arbeidshof zich in de plaats stellen van de controledienst van [de eiser] en [de verweerster] administratief sanctioneren wegens het niet behoorlijk meewerken aan haar trajectbegeleiding op basis van de juiste wettelijke bepalingen.”
(p. 17 tot p. 21, tweede alinea, van het bestreden arrest).
Grieven
370 Eerste onderdeel
375
380
385
1.1. Op grond van artikel 58, § 1, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, hieronder afgekort als Werk- loosheidsbesluit, moet, om uitkeringen te genieten, de volledig werkloze actief zoeken naar werk en als werkzoekende ingeschreven zijn en blijven. Het bewijs van die inschrijving moet worden geleverd door de werkloze. De volledig werk- loze voldoet aan de verplichting om actief naar werk te zoeken als hij kan aanto- nen dat hij, tijdens de volledige duur van zijn werkloosheid:
1° actief en positief deelneemt en meewerkt aan de acties op het vlak van bege- leiding, opleiding, beroepservaring of inschakeling die hem worden voorge- steld door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, in het bijzonder in het kader van het individueel actieplan dat is overeengekomen met de tewerkstellingsconsulent van de voormelde gewestelijke dienst,
2° zelf actief naar werk zoekt door regelmatig zelf gevarieerde acties te onderne- men.
De artikelen 58/2 tot 58/12 leggen het normatief kader vast dat van toepassing is op de controle van de actieve beschikbaarheid van de volledig werkloze door de gewestinstelling die, krachtens artikel 6, § 1, IX, 5°, tweede lid, van de bijzondere
390 wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, bevoegd is om die con- trole uit te oefenen, zo luidt artikel 58/1, eerste lid, van het Werkloosheidsbe- sluit.
395
400
Krachtens artikel 58/4, § 1, van het Werkloosheidsbesluit informeert de be- voegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling de volledig werkloze om- trent zijn rechten en plichten betreffende zijn inschrijving als werkzoekende en omtrent de procedure voor de controle van de actieve beschikbaarheid die zal worden toegepast tijdens de duur van zijn werkloosheid.
De bevoegde gewestinstelling evalueert periodiek de actieve beschikbaarheid van de volledig werkloze tijdens de volledige duur van de werkloosheid en ten minste een keer per jaar, volgens de modaliteiten die zij bepaalt, en zorgt er daarbij voor dat de rechten van de verdediging worden nageleefd, zo bepaalt ar- tikel 58/5, eerste lid, van het Werkloosheidsbesluit.
405
Op grond van artikel 58/5, derde lid, van het Werkloosheidsbesluit kan de werk- loze, bij een evaluatiegesprek dat aanleiding kan geven tot de toepassing van ar- tikel 58/9, zich laten bijstaan door een advocaat of door een afgevaardigde van een werknemersorganisatie die een erkende uitbetalingsinstelling heeft opge-
410 richt.
Krachtens artikel 58/6, derde lid, van het Werkloosheidsbesluit evalueert de be- voegde gewestinstelling tijdens de evaluatie:
415
420
1° de uitvoering door de betrokken werkloze van het individueel actieplan dat werd afgesloten met de tewerkstellingsconsulent van de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, de graad van verwezenlijking van de acties voorzien in het actieplan en de naleving van de toegestane termijnen voor de realisatie van de acties;
2° de persoonlijke stappen om naar werk te zoeken die de werkloze zelfstandig heeft ondernomen tijdens de geëvalueerde periode, evenwel met uitzonde- ring van de periode tijdens dewelke hij vrijgesteld was van de verplichting om zelf actief naar werk te zoeken, in toepassing van artikel 58, § 1, derde lid;
3° de eventuele arbeids- of opleidingsperiodes van de werkloze tijdens de geëva- lueerde periode;
425
430
435
440
4° de eventuele andere acties die de werkloze onderneemt met het oog op zijn herinschakeling op de arbeidsmarkt.
Na elke evaluatie van de actieve beschikbaarheid van de werkloze, wordt door de bevoegde gewestinstelling een positieve of negatieve evaluatiebeslissing, naargelang het geval, genomen en wordt die beslissing, meegedeeld aan de be- trokken werkloze, waarbij de rechten van de verdediging worden nageleefd, zo bepaalt artikel 58/7, § 1, van het Werkloosheidsbesluit. In geval van een nega- tieve evaluatie moet de beslissing genomen door de bevoegde gewestinstelling, op straffe van nietigheid, gemotiveerd worden in feite en in rechte. De bevoegde gewestinstelling betekent de negatieve evaluatiebeslissing schriftelijk aan de be- trokken werkloze. Op straffe van nietigheid moet de schriftelijke betekening de motivering vermelden van de beslissing alsook de sanctie die moet worden toe- gepast in toepassing van artikel 58/9 en de mogelijkheden om beroep aan te te- kenen tegen die beslissing. De negatieve evaluatiebeslissing en de sanctie die moet worden toegepast worden aan de Rijksdienst meegedeeld door de be- voegde gewestinstelling, zo luidt artikel 58/7, § 2, van het Werkloosheidsbesluit.
Artikel 58/9, § 1 tot en met § 3, van het Werkloosheidsbesluit luidt:
445
“§ 1 De volledig werkloze van wie de actieve beschikbaarheid negatief wordt geëvalueerd door de bevoegde gewestinstelling wordt gesanctio- neerd met een verwittiging indien het gaat om de eerste negatieve evalua- tie.
450
455
460
465
470
475
In afwijking van het eerste lid, wanneer hem reeds een formele schriftelijke verwittiging in het kader van de actieve beschikbaarheid werd betekend tij- dens de begeleiding, zal de volledig werkloze wiens actieve beschikbaarheid negatief wordt geëvalueerd:
1° gedurende een periode van ten minste 4 weken en maximum 10 weken, de verminderde werkloosheidsuitkering genieten bedoeld in artikel 130bis, indien hij de hoedanigheid van werknemer met gezinslast heeft in de zin van artikel 110, § 1, of van alleenwonende werknemer in de zin van artikel 110, § 2;
2° gedurende een periode van ten minste 4 weken en maximum 10 weken uitgesloten worden van het recht op uitkeringen, indien hij de hoedanig- heid heeft van samenwonende werknemer in de zin van artikel 110, § 3, of indien hij inschakelingsuitkeringen geniet.
§ 2. Na een tweede negatieve evaluatie van zijn actieve beschikbaarheid zal de volledig werkloze:
1° gedurende een periode van 13 weken de verminderde werkloosheidsuit- kering genieten bedoeld in artikel 130bis, indien hij de hoedanigheid van werknemer met gezinslast heeft in de zin van artikel 110, § 1, of van al- leenwonende werknemer in de zin van artikel 110, § 2;
2° gedurende een periode van 13 weken uitgesloten worden van het recht op uitkeringen, indien hij de hoedanigheid heeft van samenwonende werknemer in de zin van artikel 110, § 3 of indien hij inschakelingsuitkerin- gen geniet.
§ 3. Na een derde negatieve evaluatie van zijn actieve beschikbaarheid zal de volledig werkloze:
1° gedurende een periode van 6 maanden, berekend van datum tot datum, de verminderde werkloosheidsuitkering genieten bedoeld in artikel 130bis en na afloop van de voormelde periode uitgesloten worden van het recht op werkloosheidsuitkeringen, indien hij de hoedanigheid van werknemer
met gezinslast heeft in de zin van artikel 110, § 1 of van alleenwonende
480 werknemer in de zin van artikel 110, § 2;
2° uitgesloten worden van het recht op uitkeringen, indien hij de hoedanig- heid heeft van samenwonende werknemer in de zin van artikel 110, § 3 of indien hij inschakelingsuitkeringen geniet.”
485 1.2. Titel III/1 van het van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding, handelt over de activering en beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt. Op grond van artikel 111/3 van dat besluit volgt de bemiddelaar het werkzoekgedrag op van de verplicht ingeschreven werkzoekende.
490
Krachtens artikel 111/4 van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 wordt de verplicht ingeschreven werkzoekende bij de inschrijving als werkzoe- kende op de hoogte gebracht:
495
500
1° dat hij zich moet integreren op de arbeidsmarkt, enerzijds door actief een be- trekking te zoeken tijdens zijn werkloosheid, en anderzijds door mee te wer- ken aan de acties en afspraken die hem door de VDAB worden voorgesteld;
2° dat hij kan worden uitgenodigd voor een opvolgingsgesprek, waarop hij ver- plicht aanwezig moet zijn;
3° van de mogelijke gevolgen van de beoordeling van zijn werkzoekgedrag; 4° van zijn rechten en plichten.
Luidens artikel 111/6, § 1, van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009, wordt de verplicht ingeschreven werkzoekende door de VDAB uitgenodigd voor een opvolgingsgesprek om na te gaan of hij zich voldoende heeft geïnte-
505 greerd op de arbeidsmarkt, enerzijds door elke overeengekomen actie en af- spraak uit te voeren, anderzijds door voldoende inspanningen te leveren om ac-
tief een betrekking te zoeken. Tijdens het opvolgingsgesprek beoordeelt de be- middelaar overeenkomstig artikel 111/7 van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 het werkzoekgedrag van de verplicht ingeschreven werkloze.
510
515
520
525
Artikel 111/9 van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 bepaalt dat, als de bemiddelaar tijdens het opvolgingsgesprek, vermeld in artikel 111/6, vaststelt dat de verplicht ingeschreven werkzoekende onvoldoende inspannin- gen heeft geleverd om zich te integreren op de arbeidsmarkt, de bemiddelaar en de verplicht ingeschreven werkzoekende tijdens het opvolgingsgesprek in onder- ling overleg een afsprakenblad opmaken, rekening houdend met de persoonlijke situatie en competenties van de verplicht ingeschreven werkzoekende en de cri- teria van de passende dienstbetrekking. Het afsprakenblad wordt opgesteld in twee exemplaren, gedateerd en ondertekend door de bemiddelaar en de ver- plicht ingeschreven werkzoekende. Een exemplaar wordt aan de verplicht inge- schreven werkzoekende overhandigd. Door de ondertekening verbindt de ver- plicht ingeschreven werkzoekende zich ertoe de afspraken uit te voeren tijdens de afgesproken periode. De bemiddelaar brengt de verplicht ingeschreven werk- zoekende tevens op de hoogte van de beoordeling van zijn inspanningen om zich te integreren op de arbeidsmarkt uiterlijk veertien dagen na het gesprek.
530
535
Op het tijdstip dat afgesproken is in het afsprakenblad, vermeld in artikel 111/9, vindt opnieuw een opvolgingsgesprek plaats. Tijdens dat opvolgingsgesprek be- oordeelt de bemiddelaar de naleving door de verplicht ingeschreven werkzoe- kende van de afspraken die zijn opgenomen in het afsprakenblad en de inspan- ningen die hij heeft geleverd om zich te integreren op de arbeidsmarkt. De ver- plicht ingeschreven werkzoekende moet aanwezig zijn op het opvolgingsgesprek, aldus artikel 111/10 van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009.
540
545
550
555
Artikel 111/12 van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 bepaalt dat, als de bemiddelaar vaststelt dat de verplicht ingeschreven werkzoekende de afspraken die hij in het afsprakenblad, vermeld in artikel 111/9, is aangegaan, niet heeft nageleefd, en onvoldoende inspanningen heeft geleverd om zich te in- tegreren op de arbeidsmarkt, hij de verplicht ingeschreven werkzoekende op de hoogte brengt van die beoordeling tijdens het opvolgingsgesprek. Tijdens het- zelfde opvolgingsgesprek bepaalt de bemiddelaar de afspraken die worden opge- nomen op een ultiem afsprakenblad, rekening houdend met de persoonlijke situ- atie en competenties van de verplicht ingeschreven werkzoekende en de criteria van de passende dienstbetrekking. De verplicht ingeschreven werkzoekende ver- bindt zich ertoe de afspraken uit te voeren tijdens de volgende maand. Het ul- tieme afsprakenblad wordt opgesteld in twee exemplaren, gedateerd en onder- tekend door de bemiddelaar en de verplicht ingeschreven werkzoekende. Een exemplaar wordt aan de verplicht ingeschreven werkzoekende overhandigd.
Door de ondertekening verbindt de verplicht ingeschreven werkzoekende zich tot de uitvoering van de afspraken tijdens de afgesproken periode. Dit ultieme afsprakenblad wordt beschouwd als een formele verwittiging in het kader van de controle op de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt van de verplicht ingeschre- ven werkzoekende.
560
565
Op het tijdstip dat afgesproken is in het ultieme afsprakenblad, vermeld in artikel 111/12, vindt een nieuw opvolgingsgesprek plaats. Tijdens dat opvolgingsgesprek beoordeelt de bemiddelaar de naleving door de verplicht ingeschreven werkzoe- kende van de afspraken die zijn opgenomen in het ultieme afsprakenblad. Als de verplicht ingeschreven werkzoekende niet ingaat op de uitnodiging voor het op- volgingsgesprek, wordt zijn dossier bezorgd aan de controledienst, zo bepaalt ar- tikel 111/13 van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009.
Als de bemiddelaar vaststelt dat de verplicht ingeschreven werkzoekende de af- spraken die hij in het ultieme afsprakenblad is aangegaan, niet heeft nageleefd, brengt hij op grond van artikel 111/15 van het besluit van de Vlaamse regering
van 5 juni 2009 de verplicht ingeschreven werkzoekende, uiterlijk veertien dagen na het opvolgingsgesprek, op de hoogte van die negatieve beoordeling en be-
570 zorgt hij zijn dossier aan de controledienst.
575
580
585
590
595
1.3. Luidens artikel 111/16, eerste lid, 1°, van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 en met behoud van de toepassing van artikel 111/6, 111/13 en 111/15, bezorgt de bemiddelaar een dossier aan de controledienst onder meer wanneer de verplicht ingeschreven werkzoekende weigert een trajectovereen- komst, afsprakenblad of ultiem afsprakenblad te ondertekenen als hem dat ter ondertekening wordt voorgelegd.
Op grond van artikel 111/22, § 1, van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009 beslist de controledienst over de schorsing, vermindering of uitsluiting van het recht op werkloosheids- of inschakelingsuitkeringen. De controledienst kan ook een verwittiging geven.
2. Het arbeidshof beslist dat de administratieve sanctie die de controledienst van de eiser op 11 september 2017 aan de verweerster oplegde, nl. de vermindering van het bedrag van haar werkloosheidsuitkeringen gedurende 9 weken, onwettig is en derhalve vernietigd moet worden. Het arbeidshof beslist daartoe in essentie op de gronden dat (p. 17, derde alinea, tot p. 19, eerste alinea, van het bestre- den arrest):
- een vermindering van de werkloosheidsuitkering tot het bedrag van het leef- loon gedurende een periode van minimum 4 en maximum 10 weken overeen- komstig artikel 58/9, § 1, 2de lid, 1°, van het Werkloosheidsbesluit mogelijk is wanneer de medewerking van de werkloze aan zijn trajectbegeleiding als nega- tief kan worden beoordeeld en hij voor zijn gebrekkige medewerking reeds eer- der een formele verwittiging heeft gekregen,
- de verweerster dus op 11 september 2017 pas kon gesanctioneerd worden met een vermindering van het bedrag van haar werkloosheidsuitkeringen indien zij
600
605
610
615
620
625
reeds eerder een formele verwittiging kreeg voor haar gebrekkige medewer- king aan haar trajectbegeleiding; dat de sanctie voorzien in artikel 58/9, § 1, 2de lid, 1°, van het Werkloosheidsbesluit, dus een eerdere negatieve evaluatie van de medewerking aan de trajectbegeleiding met een formele verwittiging impli- ceert,
- de eerdere formele verwittiging die vereist is opdat de sanctie van artikel 58/9,
§ 1, 2de lid, 1°, van het Werkloosheidsbesluit zou kunnen opgelegd worden, de verwittiging bepaald in artikel 58/9, § 1, 1ste lid, van het Werkloosheidsbesluit, betreft, nl. de verwittiging die de volledig werkloze kan krijgen wanneer zijn medewerking aan zijn trajectbegeleiding voor het eerst negatief wordt beoor- deeld,
- deze formele verwittiging bedoeld in artikel 58/9, § 1, 1ste lid en 2de lid, van het Werkloosheidsbesluit een administratieve sanctie betreft die enkel kan opge- legd worden door de daartoe bevoegde instantie, nl. de controledienst van de eiser; dat de verwittiging bedoeld in artikel 58/9, § 1, 1ste lid en 2de lid, van het Werkloosheidsbesluit niet kan opgelegd worden door een VDAB-bemiddelaar of een trajectbegeleider van een externe partner van de eiser,
- artikel 111/16 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 immers bepaalt dat wanneer de VDAB-bemiddelaar vaststelt dat de verplicht ingeschre- ven werkzoekende weigert een trajectovereenkomst, afsprakenblad of ultiem afsprakenblad te ondertekenen als hem dat ter ondertekening wordt voorge- legd, hij het dossier van de werkloze aan de controledienst van de eiser over- maakt; dat overeenkomstig artikel 111/18 e.v. van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 de controledienst van de eiser vervolgens de werkloze hoort; dat overeenkomstig artikel 111/22, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 de controledienst vervolgens over de schorsing, ver- mindering of uitsluiting van het recht op werkloosheids- of inschakelingsuitke- ring beslist; dat de controledienst ook een verwittiging kan geven,
- de verwittiging bedoeld in artikel 58/9, § 1, 1ste lid, van het Werkloosheidsbe- sluit de verwittiging betreft die de controledienst van de eiser overeenkomstig
artikel 111/22, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 kan geven,
630
635
640
645
650
655
- het dus op de eerste plaats aan de VDAB-bemiddelaar is om overeenkomstig artikel 58/6 e.v. van het Werkloosheidsbesluit en artikel 111/6 e.v. van het be- sluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 de medewerking van de werkloze aan zijn trajectbegeleiding te beoordelen en om, indien hij meent dat de mede- werking van de werkloze aan zijn trajectbegeleiding te wensen overlaat en dus als negatief kan beoordeeld worden, het dossier overeenkomst artikel 111/16 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 over te maken aan de controledienst van de eiser; dat wanneer deze controledienst na de werkloze te hebben gehoord ook van oordeel is dat de werkloze onvoldoende actief en po- sitief meewerkt aan zijn trajectbegeleiding en deze werkloze voor het eerst deze negatieve beoordeling krijgt, de controledienst deze werkloze overeen- komstig artikel 111/22, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 en artikel 58/9, § 1, 1ste lid, van het Werkloosheidsbesluit dan een verwit- tiging kan opleggen,
- een eerste conclusie dan ook is dat de verweerster voor haar beweerde gebrek- kige medewerking aan haar trajectbegeleiding pas overeenkomstig artikel 58/9,
§ 1, 2de lid, van het Werkloosheidsbesluit kon worden gesanctioneerd met een vermindering van het bedrag van haar werkloosheidsuitkeringen gedurende een periode van minimum 4 en maximum 10 weken als zij reeds eerder door de controledienst van de eiser overeenkomst artikel 58/9, § 1, 1ste lid, van het Werkloosheidsbesluit en artikel 111/22, § 1, van het besluit van de Vlaamse Re- gering van 5 juni 2009 een verwittiging kreeg voor haar gebrekkige medewer- king aan haar trajectbegeleiding,
- wanneer de controledienst van de eiser op 11 september 2017 besliste om de werkloosheidsuitkeringen van de verweerster bij wijze van administratie sanc- tie op basis van artikel 58/9, § 1, 2de lid, 1°, van het Werkloosheidsbesluit gedu- rende 9 weken te verminderen tot het bedrag van het leefloon, zij evenwel van de controledienst van de eiser nog geen formele verwittiging had gekregen
voor haar beweerde gebrekkige medewerking aan de begeleiding in haar zoek- tocht naar werk,
660
665
- aangezien de controledienst van de eiser op 11 september 2017 nog niet eer- der een verwittiging had gegeven aan de verweerster, de controledienst van de eiser op dat moment nog geen toepassing kon maken van artikel 58/9, § 1, 2de lid, van het Werkloosheidsbesluit en het bedrag van haar werkloosheidsuitke- ringen niet gedurende 9 weken kon herleiden tot het bedrag van het leefloon; dat de controledienst van de eiser de verweerster eerst een formele verwitti- ging had moeten geven,
- de controledienst op 11 september 2017 hoogstens overeenkomstig artikel 58/9, § 1, 1ste lid, van het Werkloosheidsbesluit aan de verweerster een verwit- tiging had kunnen geven.
670
675
680
685
Het arbeidshof beslist aldus tot de onwettigheid van de administratieve santie van 11 september 2017 gegeven met toepassing van artikel 58/9, § 1, tweede lid, van het Werkloosheidsbesluit in essentie op de grond dat de opgelegde sanctie maar kan worden opgelegd wanneer er al een eerdere negatieve evaluatie van de werkzoekende is geweest door de controledienst van de eiser en de werkzoe- kende daarvoor een formele schriftelijke verwittiging kreeg, waarbij het oordeelt dat die verwittiging de verwittiging bedoeld in artikel 58/9, § 1, 1ste lid, van het Werkloosheidsbesluit betreft, nl. de verwittging die de werkloze vanwege de controledienst, overeenkomstig artikel 111/22, § 1, van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009, kan krijgen wanneer zijn medewerking aan de trajectbegeleiding voor het eerst negatief wordt beoordeeld.
Door aldus te oordelen miskent het arbeidshof artikel 58/9, § 1, inzonderheid 2de lid, van het Werkloosheidsbesluit waaruit volgt dat de afwijking voorzien in het tweede lid evenzeer betrekking heeft op een eerste negatieve evaluatie door de controledienst van de eiser en geen voorafgaande eerste negatieve evaluatie door die controledienst vereist.
Door aldus te oordelen miskent het arbeidshof inzonderheid artikel 58/9, § 1, 1ste
690 en 2de lid, van het Werkloosheidsbesluit aangezien het, door te oordelen dat de in het tweede lid bedoelde formele schriftelijke verwittiging de verwittiging is als bedoeld in artikel 58/9, § 1, eerste lid, en enkel door de controledienst van de ei- ser kan worden gegeven, een voorwaarde toevoegt aan die wettelijke bepa- lingen die zij niet bevat.
695
700
705
710
715
Door aldus te oordelen miskent het arbeidshof de artikelen 58, § 1, 58/1, eerste lid, 58/4, § 1, 58/5, eerste en derde lid, 58/6, derde lid, 58/7, § 1 en § 2, en 58/9,
§ 1, 1ste en 2de lid, van het Werkloosheidsbesluit en 111/3, 111/4, 111/6, 111/7, 111/9, 111/10, 111/12, 111/13, 111/15, 111/16 en 111/22, § 1, van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009, aangezien daaruit volgt dat de formele schriftelijke verwittiging als bedoeld in artikel 58/9, § 1, tweede lid, van het Werkloosheidsbesluit, niet de verwittiging is als bedoeld in artikel 58/9, § 1, eer- ste lid, en enkel door de controledienst van de eiser kan worden gegeven, min- stens daartoe niet beperkt is, maar ook een formele schriftelijke verwittiging ge- geven door de bemiddelaar van de eiser in het kader van de opvolging van het werkzoekgedrag van de volledig werkloze kan zijn.
Door op de voornoemde gronden en zonder verder te hebben nagegaan of en vastgesteld dat tijdens de begeleiding geen formele schriftelijke verwittiging in het kader van de actieve beschikbaarheid werd betekend aan de vereerster te beslissen tot de onwettigheid van de administratieve sanctie van 11 september 2017, miskent het arbeidshof de artikelen 58, § 1, 58/1, eerste lid, 58/4, § 1, 58/5, eerste en derde lid, 58/6, derde lid, 58/7, § 1 en § 2, en 58/9, § 1, 1ste en 2de lid, van het Werkloosheidsbesluit en 111/3, 111/4, 111/6, 111/7, 111/9, 111/10, 111/12, 111/13, 111/15, 111/16 en 111/22, § 1, van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009.
720
725
730
735
740
745
3. Het arbeidshof beslist dat ook de administratieve sanctie van 16 november 2017, waarbij met toepassing van artikel 58/9, § 2, van het Werkloosheidsbesluit de werkloosheidsuitkeringen van de verweerster gedurende een periode van 13 weken werden verminderd tot het bedrag van het leefloon, onwettig is en moet worden vernietigd. Het arbeidshof beslist dat in essentie op de gronden dat (p. 19, vierde alinea, tot p. 20, bovenaan, van het bestreden arrest):
- een vermindering van de werkloosheidsuitkering tot het bedrag van het leef- loon gedurende een periode van 13 weken overeenkomstig artikel 58/9, § 2, 1°, van het Werkloosheidsbesluit pas mogelijk is wanneer de medewerking van de werkloze aan zijn trajectbegeleiding voor de tweede maal als negatief kan wor- den beoordeeld; dat opdat de sanctie van artikel 58/9, § 2, 1°, van het Werk- loosheidsbesluit zou kunnen worden opgelegd, vereist is dat de werkloze nog steeds gebrekkig meewerkt aan de begeleiding van zijn zoektocht naar werk en hij reeds eerder voor deze gebrekkige medewerking overeenkomst artikel 58/9,
§ 1, 2de lid, van het Werkloosheidsbesluit een vermindering van het bedrag van zijn werkloosheidsuitkeringen heeft gekregen,
- de verweerster dus op 16 november 2017 pas gesanctioneerd kon worden met een vermindering van het bedrag van haar werkloosheidsuitkeringen gedu- rende 13 weken indien zij reeds eerder overeenkomstig artikel 58/9, § 1, 2de lid, van het Werkloosheidsbesluit een vermindering van het bedrag van haar werk- loosheidsuitkeringen gedurende minimum 4 en maximum 10 weken had opge- lopen,
- de administratieve sanctie die de controledienst van de eiser op 11 september 2017 aan de verweerster oplegde, nl. de vermindering van het bedrag van haar werkloosheidsuitkeringen gedurende 9 weken, onwettig was,
- wanneer de controledienst van de eiser op 16 november 2017 besliste om de werkloosheidsuitkeringen van de verweerster bij wijze van administratieve sanctie op basis van artikel 58/9, § 2, 1°, van het Werkloosheidsbesluit gedu-
rende 13 weken te verminderen tot het bedrag van het leefloon, de verweer- ster dus nog niet eerder was gesanctioneerd met een geldige vermindering van
750 het bedrag van haar werkloosheidsuitkeringen,
755
760
765
770
775
- nu de verweerster op 16 november 2017 bij wijze van administratieve sanctie nog geen geldige vermindering van het bedrag van haar werkloosheidsuitkerin- gen gedurende minimum 4 en maximum 10 weken had opgelopen, zij op 16 no- vember 2017 voor haar beweerde gebrekkige medewerking aan haar trajectbe- geleiding nog geen vermindering gedurende 13 weken van het bedrag van haar werkloosheidsuitkeringen kon krijgen.
Het arbeidshof maakt aldus het opleggen van de sanctie bedoeld in artikel 58/9,
§ 2, van het Werkloosheidsbesluit niet louter afhankelijk van een eerdere nega- tieve evaluatie, maar van een eerdere vermindering overeenkomstig artikel 58/9,
§ 1, tweede lid, van het Werkloosheidsbesluit van het bedrag van de werkloos- heidsuitkeringen gedurende minimum 4 weken en maximum 10 weken, waar- door het een voorwaarde toevoegt aan het eerstgenoemde artikel.
Door op de voornoemde gronden te oordelen dat de administratieve sanctie van 16 november 2017 onwettig is, miskent het arbeidshof dan ook artikel 58/9, § 2, van het Werkloosheidsbesluit.
Conclusie
De beslissingen van het arbeidshof dat de administratieve sancties van 11 sep- tember 2017 en van 16 november 2017 onwettig zijn, zijn niet naar recht verant- woord (schending van de artikelen 58, § 1, 58/1, eerste lid, 58/4, § 1, 58/5, eer- ste en derde lid, 58/6, derde lid, 58/7, § 1 en § 2, en 58/9, § 1, 1ste en 2de lid, en § 2, van het Werkloosheidsbesluit en 111/3, 111/4, 111/6, 111/7, 111/9, 111/10, 111/12, 111/13, 111/15, 111/16 en 111/22, § 1, van het besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 2009.).
Tweede onderdeel
780
785
790
795
800
805
1. Op grond van artikel 58, § 1, van het Werkloosheidsbesluit moet, om uitkerin- gen te genieten, de volledig werkloze actief zoeken naar werk en als werkzoe- kende ingeschreven zijn en blijven. Het bewijs van die inschrijving moet worden geleverd door de werkloze. De volledig werkloze voldoet aan de verplichting om actief naar werk te zoeken als hij kan aantonen dat hij, tijdens de volledige duur van zijn werkloosheid:
1° actief en positief deelneemt en meewerkt aan de acties op het vlak van bege- leiding, opleiding, beroepservaring of inschakeling die hem worden voorge- steld door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, in het bijzonder in het kader van het individueel actieplan dat is overeengekomen met de tewerkstellingsconsulent van de voormelde gewestelijke dienst,
2° zelf actief naar werk zoekt door regelmatig zelf gevarieerde acties te onderne- men.
Op grond van artikel 58/9, § 1, eerste lid, van het Werkloosheidsbesluit wordt de volledig werkloze van wie de actieve beschikbaarheid negatief wordt geëvalu- eerd door de bevoegde gewestinstelling gesanctioneerd met een verwittiging in- dien het gaat om de eerste negatieve evaluatie. Wanneer hem reeds een formele schriftelijke verwittiging in het kader van de actieve beschikbaarheid werd bete- kend tijdens de begeleiding, zal de volledig werkloze wiens actieve beschikbaar- heid negatief wordt geëvalueerd met toepassing van artikel 58/9, § 1, tweede lid, van het Werkloosheidsbesluit:
1° gedurende een periode van ten minste 4 weken en maximum 10 weken, de verminderde werkloosheidsuitkering genieten bedoeld in artikel 130bis, in- dien hij de hoedanigheid van werknemer met gezinslast heeft in de zin van ar- tikel 110, § 1, of van alleenwonende werknemer in de zin van artikel 110, § 2;
2° gedurende een periode van ten minste 4 weken en maximum 10 weken uitge- sloten worden van het recht op uitkeringen, indien hij de hoedanigheid heeft van samenwonende werknemer in de zin van artikel 110, § 3, of indien hij in-
810 schakelingsuitkeringen geniet.
Op grond van artikel 58/9, § 2, van het Werkloosheidsbesluit zal de volledig werkloze na een tweede negatieve evaluatie van zijn actieve beschikbaarheid:
815
820
1° gedurende een periode van 13 weken de verminderde werkloosheidsuitkering genieten bedoeld in artikel 130bis, indien hij de hoedanigheid van werknemer met gezinslast heeft in de zin van artikel 110, § 1, of van alleenwonende werk- nemer in de zin van artikel 110, § 2;
2° gedurende een periode van 13 weken uitgesloten worden van het recht op uitkeringen, indien hij de hoedanigheid heeft van samenwonende werknemer in de zin van artikel 110, § 3, of indien hij inschakelingsuitkeringen geniet.
825
830
835
Wanneer de bevoegde gewestinstelling met toepassing van artikel 58/9, § 1 of § 2, van het Werkloosheidsbesluit de werkloosheidsuitkeringen van een volledig werkloze vermindert of hem ervan uitsluit en de volledig werkloze die admini- stratieve sanctie betwist, dan ontstaat tussen de bevoegde gewestinstelling en die werkloze een betwisting over het recht op uitkeringen gedurende het tijdvak van vermindering of uitsluiting.
Op grond van artikel 7, § 11, van de besluitwet van 28 december 1944 betref- fende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, behoren geschillen over rechten, ontstaan uit de werkloosheidsregeling, tot de bevoegdheid van de ar- beidsrechtbank.
Krachtens artikel 580, 2°, van het Gerechtelijk Wetboek, neemt de arbeidsrecht- bank kennis van geschillen betreffende de rechten en verplichtingen van werkne- mers, die voortvloeien uit de wetten en verordeningen inzake werkloosheid.
De rechter doet over die geschillen uitspraak door op de hem regelmatig voorge- legde feiten de rechtsregels toe te passen op grond waarvan hij de vordering zal
840 aannemen dan wel verwerpen. De arbeidsrechtbank oefent een toezicht met volle rechtsmacht uit. Alles wat tot de bevoegdheid van de bevoegde gewestin- stelling behoort is, mits hij het recht van verdediging eerbiedigt en noch het voorwerp noch de grond van de vordering wijzigt, onderworpen aan het toezicht van de arbeidsrechtbank.
845
850
855
860
865
De rechter die kennisneemt van een geschil betreffende het recht op werkloos- heidsuitkeringen, kan de werkloze in het recht op werkloosheidsuitkeringen her- stellen op voorwaarde dat hij de verordenende bepalingen inzake werkloosheid naleeft. Het staat aan de arbeidsrechtbank, in geval van vernietiging van een ad- ministratieve sanctie, uitspraak te doen over het recht van de werkloze op uitke- ringen door na te gaan of de werkloze voldoet aan de voorwaarden voor dat recht.
Wanneer de arbeidsrechter een administatrieve sanctie bestaande in een ver- mindering van het recht op werkloosheidsuitkeringen gedurende een periode van 9 weken vernietigt op de grond dat de toepassing die werd gemaakt van arti- kel 58/9, § 1, tweede lid, van het Werkloosheidsbesluit onwettig is wegens het ontbreken van een eerdere formele schriftelijke verwittiging, maar zonder te oordelen of vast te stellen dat ten onrechte tot een eerste negatieve evaluatie werd beslist, dan kan de arbeidsrechter zich niet beperken tot de vernietigig maar moet hij uitspraak doen conform artikel 58/9, § 1, van het Werkloosheids- besluit en de volledige werkloze sanctioneren met een verwittiging.
2. Het arbeidshof oordeelt dat aangezien de nietigverklaring van de bestreden beslissingen van 11 september 2017 en 16 november 2017 het gevolg is van het feit dat de controledienst van de eiser bij het opleggen van de administratieve
870
875
880
sanctie een verkeerde toepassing heeft gemaakt van de toepasselijke wetsbepa- lingen, noch de arbeidsrechtbank, noch het arbeidshof zich in de plaats kan stel- len van de controledienst van de eiser en de verweerster derhalve niet kunnen sanctioneren wegens het niet-behoorlijk meewerken aan haar trajectbegeleiding op basis van de juiste wettelijke bepalingen (p. 21, tweede alinea, van het bestre- den arrest). Het arbeidshof beslist dat op de gronden dat:
- de arbeidsgerechten een beslissing van de controledienst van de eiser met vol- ledige rechtsmacht kunnen beoordelen; dat dit betekent dat de arbeidsgerech- ten zich kunnen uitspreken niet alleen over de wettigheid van de opgelegde sanctie maar ook over de omvang van de sanctie; dat wanneer de wetgever aan de administratie de bevoegdheid geeft om de omvang van de administratieve sanctie te moduleren (door het geven van een geheel of gedeeltelijk uitstel) of de sanctie te beperken tot een waarschuwing de rechter hier een volledige con- trolebevoegdheid op uitoefent,
885
890
895
- deze controlebevoegdheid met volledige rechtsmacht evenwel niet impliceert dat wanneer het arbeidsgerecht de door de controledienst van de eiser opge- legde sanctie nietig verklaart, dit arbeidsgerecht zich in de plaats van de eiser kan stellen en een nieuwe administratieve sanctie kan opleggen; dat de volle- dige controlebevoegdheid van de rechter zich beperkt tot de controle op de wettigheid en de hoogte van de sanctie,
- wanneer een arbeidsgerecht een administratieve sanctie nietig verklaart omdat de administratie een sanctie oplegde op een verkeerde wettelijke basis en dus een verkeerde toepassing maakte van de wet, het dit arbeidsgerecht niet toe- komt om verder te gaan dan het verzoek tot nietigverklaring dat bij hem aan- hangig werd gemaakt, en om een administratieve sanctie op te leggen op een andere basis dan deze van de bestreden beslissing,
- wanneer de rechter een beslissing van de controledienst van de eiser waarbij de betwiste administratieve sanctie aan de werkloze wordt opgelegd, teniet- doet omdat de controledienst bij het opleggen van de sanctie zich baseerde op de verkeerde wetsbepalingen, deze rechter zijn rechtsmacht volledig uitput, en
hij niet in de plaats van de controledienst aan de werkloze een nieuwe sanctie kan opleggen ter vervanging van de sanctie die hij tenietdoet,
900
905
910
- de arbeidsrechtbank terecht zowel de beslissing van 11 september 2017 als de beslissing van 16 november 2017 vernietigde omdat de controledienst van de eiser bij beide beslissingen een verkeerde toepassing maakte van het Werkloos- heidsbesluit:
- bij de beslissing van 11 september 2017 maakte de controledienst verkeerde- lijk toepassing van artikel 58/9, § 1, 2de lid, van het Werkloosheidsbesluit en had de controledienst van de eiser hoogstens toepassing kunnen maken van artikel 58/9, § 1, 1ste lid, van het Werkloosheidsbesluit;
- bij de beslissing van 16 november 2017 maakte de controledienst verkeerde- lijk toepassing van artikel 58/9, § 2, van het Werkloosheidsbesluit en had de controledienst van de eiser hoogstens toepassing kunnen maken van artikel 58/9, § 1, 2de lid, van het Werkloosheidsbesluit.
915
920
3. Het arbeidshof miskent de artikelen 580, 2°, van het Gerechtelijk Wetboek, 7,
§ 11, van de besluitwet van 28 december 1944 en 58, § 1, en 58/9 van het Werk- loosheidsbesluit door te oordelen dat het, na nietigverkaring van de bestreden beslissing van 11 september 2017 wegens een verkeerde toepassing van de wet, zich niet in de plaats kan stellen van de eiser en desgevallend geen nieuwe sanc- tie in de plaats kan stellen van die welke hij tenietdoet, aangezien het arbeidshof zodoende nalaat te onderzoeken of de werkloze met naleving van de verorde- nende bepalingen inzake werkloosheid recht heeft op werkloosheidsuitkeringen.
Het arbeidshof miskent bovendien artikel 19 van het Gerechtelijk Wetboek waar het oordeelt dat wanneer de rechter een beslissing van de controledienst van de
925
930
935
940
eiser waarbij een administratieve sanctie aan een werkloze wordt opgelegd te- nietdoet omdat de controledienst bij het opleggen van de sanctie zich baseerde op de verkeerde wetsbepaling, de rechter zijn rechtsmacht volledig uitput.
Door op de voornoemde gronden de door de eiser in ondergeschikte orde ge- stelde vordering, waarbij de eiser het arbeidshof verzocht, indien het zou oorde- len dat er vóór 11 september 2017 nog geen formele verwittiging werd gegeven aan de verweerster, de beslissing van 11 september 2017 om te vormen tot een formele verwittiging in de zin van artikel 58/9, § 1, 1ste lid, van het Werkloos- heidsbesluit en te oordelen dat die omvorming geen invloed heeft op de sanctie- maat van de tweede beslissing van 16 november 2017, als ongegrond af te wij- zen, verantwoordt het arbeidshof zijn beslissing niet naar recht (schending van de artikelen 19 en 580, 2°, van het Gerechtelijk Wetboek, 7, § 11, van de besluit- wet van 28 december 1944 en 58, § 1, en 58/9 van het Werkloosheidsbesluit).
Conclusie
De beslissing van het arbeidshof dat het hoger beroep van de eiser ongegrond is, is niet naar recht verantwoord (schending van de artikelen 19 en 580, 2°, van het Gerechtelijk Wetboek, 7, § 11, van de besluitwet van 28 december 1944 en 58, § 1, en 58/9 van het Werkloosheidsbesluit).
945
950
955
960
OM DEZE REDENEN
Concludeert de eiser dat het uw Hof behage
- de bestreden beslissing te vernietigen,
- de zaak en de partijen te verwijzen naar een ander arbeidshof,
- uitspraak te doen over de kosten als naar recht.
Gent, 8 juni 2020
965
Voor de eiser,
970 Xxxxx xxx Xxxxxxxxxx,
advocaat bij het Hof van Cassatie.